Nota Gemeentelijk Armoedebeleid 2011 Gemeenten Nuth, Simpelveld en Voerendaal
Inhoudsopgave
Hoofdstuk Titel
Pagina
0 1 2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.2 3.3 4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.3.a 4.1.3.b
2 3
4.1.3.c 4.1.3.d 4.1.3.e 4.1.3.f 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3 4.4 5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.2.a 5.3.2.b 5.3.2.c 6
Inhoudsopgave Inleiding/leeswijzer/samenvatting Wettelijk kader Wet werk en bijstand (Wwb) Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Wet gemeentelijke schuldhulpverlening Relatie met aanpalende beleidsterreinen Visie Definitie armoede Doel armoedebestrijding Bepaling doelgroep Instrumenten Instrumenten ter bestrijding van armoede, aangeboden door Kompas Programma Arbeidsparticipatie Programma Inkomen Programma Zorg Bijzondere bijstand Categoriale regeling voor chronisch Zieken, Gehandicapten en Ouderen (CZGO) Extra-geldregeling Langdurigheidstoeslag Collectieve aanvullende en basis zorgverzekering Financieel adviseur Schuldhulpverlening Rol AMW Rol Kompas Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Particuliere initiatieven Het bereiken van de doelgroep Onderzoek naar de doelgroep Conferentie armoedebeleid Aanpak Kompas Dekkend netwerk maatschappelijke organisaties Bereikbaarheid en klantgerichtheid Kompas Foldermateriaal en website Publicaties Informatiebijeenkomsten Implementatie en evaluatie
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Lijst van afkortingen Onderzoeksrapport Research voor Beleid Verslag conferentie armoedebeleid 23 juni 2010
5 5 6 7 8 8 8 11 11 11 11 11 12 12 12 12 12 12 14 14 15 15 17 19 20 20 21 21 22 22 23
Hoofdstuk 1 Inleiding/leeswijzer/samenvatting Deze nota Gemeentelijk Armoedebeleid 2011 is tot stand gekomen in samenwerking tussen de gemeenten Voerendaal, Simpelveld en Nuth. Een groot deel van de instrumenten die wij inzetten ter bestrijding van armoede, wordt uitgevoerd door de intergemeentelijke sociale dienst Kompas van deze gemeenten. Vandaar dat de drie “Kompasgemeenten” besloten hebben om - voor zover dat vanwege de “couleur locale” mogelijk is - te kiezen voor een gezamenlijk armoedebeleid. In deze nota leest u dat het leeuwendeel van de instrumenten ter bestrijding van armoede niet nieuw is. Sociale Zaken/Kompas verstrekt al vele jaren uitkeringen, biedt mogelijkheden aan ter bevordering van arbeidsparticipatie, en binnen het programma zorg kennen we al jaren een aantal regelingen die veelal bekend zijn onder de naam “minimabeleid”, zoals bijzondere bijstand, extra-geldregeling en langdurigheidstoeslag. Ook kwijtschelding van gemeentelijke belastingen kennen wij al vele jaren. En hoewel er (nog) geen verplichting rust bij de gemeenten, bieden wij ook hulp bij schuldhulpverlening. Uiteraard wordt aan dit beleid uitvoering gegeven op basis van bestuurlijke besluiten, zoals verordeningen, beleidsplannen en raadsbesluiten. Voor de gemeenten Simpelveld en Voerendaal geldt echter dat deze activiteiten niet eerder in één beleidsnota waren beschreven. Dat maakte de onderlinge samenhang minder inzichtelijk, evenals de partners die daarbij betrokken zijn; hun taken, verantwoordelijkheden en onderlinge afstemming. Door deze in onderhavige nota onder te brengen, wordt daarin samenhang aangebracht. Gemeente Nuth daarentegen heeft sedert 2006 een nota Sociale Zorg. Voor Nuth betekent dit dus een bijstelling van het beleid. Deze nota beperkt zich echter niet tot het beschrijven en in samenhang brengen van bestaand beleid. Ook vindt er een aantal bijstellingen plaats. Hieronder treft u een leeswijzer/samenvatting aan, waarin wij in het kort ingaan op de bijstellingen. Leeswijzer/samenvatting 1.In hoofdstuk 2 geven we de wettelijke kaders aan; de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (in ontwikkeling) en de relatie met aanpalende beleidsterreinen. 2.In hoofdstuk 3 geven wij onze visie weer met betrekking tot armoede(beleid); wat verstaan we onder armoede? Hoe bepalen we de doelgroep? En wat is het doel van armoedebestrijding? Ten aanzien van het bepalen van de doelgroep vindt er in deze nota een bijstelling plaats ten opzichte van het beleid zoals dat tot nu toe gevoerd werd. Vóór vaststelling van deze nota konden alleen personen met een inkomen tot 120% gebruik maken van een aantal aangeboden instrumenten. Dit beleid wordt bijgesteld in die zin dat ook personen met een inkomen hóger dan 120% van de norm onder die regelingen vallen, mits er sprake is van aflossing van schulden ingevolge een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject, het besteedbaar inkomen daardoor lager wordt dan 120% van de norm én de klant bereid is medewerking te verlenen aan een oplossing van zijn situatie. 3.In hoofdstuk 4 lichten wij toe welke instrumenten wij inzetten ter bestrijding van armoede; de programma’s Arbeidsparticipatie, Inkomen en Zorg (onder Zorg vallen o.a. de bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag, extra-geldregeling, e.d.) zoals die uitgevoerd worden door Kompas, schuldhulpverlening en kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Ook geven wij in dit hoofdstuk aan hoe wij omgaan met particuliere initiatieven. Vóór vaststelling van deze nota meldde een klant met schuldenproblematiek zich bij het algemeen maatschappelijk werk (AMW), die samen met de klant de situatie en oplossingsrichtingen bekeek. Verwijzing naar de Kredietbank Limburg behoorde daartoe tot de mogelijkheden. In deze nota kiezen we ervoor om Kompas een nadrukkelijke regierol te geven. Daarbij blijft het een feit dat AMW de poortwachtersfunctie behoudt. Wij zijn namelijk van mening dat de situatie van de klant integraal moet worden bekeken; niet alleen het financiële probleem trachten op te lossen, maar ook kijken wat de onderliggende oorzaken zouden kunnen zijn, bijv. echtscheidingsproblematiek, verslaving, of budgetteringsproblemen. Dat zijn situaties waarin AMW een rol in zou kunnen spelen. Maar tegelijkertijd kan Kompas bezien welke mogelijkheden zíj heeft (bijv. een participatietraject). Met deze nieuwe werkwijze wordt de integraliteit en onderlinge afstemming geborgd. Overi-
14/03/YYYY
3
gens is deze integrale benadering en samenwerking sowieso onze doelstelling, maar als de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt ingevoerd, dan worden we daar feitlelijk ook toe “gedwongen”. Ten aanzien van particuliere initiatieven zoals Voedsel- en Kledingbanken stellen wij ons op het standpunt dat wij die niet subsidiëren, omdat het geen gemeentelijke taak is om particuliere initiatieven te ondersteunen, omdat het beleid van die initiatieven kan indruisen tegen ons eigen beleid, omdat een integrale benadering door ons dan niet mogelijk is en omdat we daarmee een precedenten zouden scheppen. 4.In hoofdstuk 5 gaan we in op het bereiken van de doelgroep. Begin 2010 heeft bureau Research voor Beleid in opdracht van Kompas c.q. de gemeenten onderzoek gedaan naar het bereiken van de doelgroep. Heel kort samengevat bleek daaruit dat de instrumenten die wij aanbieden aansluiten op de vraag/behoefte, maar dat we lang niet iedereen bereiken. Vervolgens heeft er op 23 juni 2010 een conferentie plaatsgevonden voor raads-, RTG/commissie- en collegeleden van de drie Kompasgemeenten, waarin deze conclusies en de aanbevelingen werden besproken. De uitkomsten uit die conferentie vormden belangrijke input voor deze nota. Teneinde de doelgroep beter te bereiken dient Kompas een aantal activiteiten te initiëren c.q. aan te scherpen. Zo dient zij een bestand aan te maken van alle mogelijke verwijzers (“sociale kaart”) en deze regelmatig te voorzien van actuele informatie (persoonlijk/”warm”contact, korte lijnen), dient zij frequent te publiceren en informatiebijeenkomsten te organiseren. Ook dient de telefonisch bereikbaarheid nadrukkelijk verruimd te worden en dient zij - indien gewenst/noodzakelijk - de klant thuis te bezoeken. 5.In hoofdstuk 6 is het uitvoeringsprogramma beschreven, waarin o.a. bovenstaande activiteiten zijn opgenomen. 6.Tenslotte treft u een aantal bijlagen aan. Bijlage 1 is de lijst van afkortingen, bijlage 2 treft u het volledige onderzoeksrapport aan van Research voor Beleid en als bijlage 3 treft u het verslag aan van de conferentie van 23 juni 2010. In het proces voorafgaande aan de vaststelling van deze nota hebben de gemeenteraden van de Kompasgemeenten de uitgangspunten vastgesteld zoals die in de nota opgenomen dienen te worden, voor zover dit gewijzigd beleid betreft. In Nuth en Simpelveld heeft deze besluitvorming plaatsgevonden in de maand december 2010, in Voerendaal in februari 2011. Concreet betekent dit dat de beleidswijzigingen zoals opgenomen in deze nota, conform eerder genomen besluit van de gemeenteraden zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat de gemeenteraad van Nuth ten opzichte van de andere twee gemeenten, in december 2010 een afwijkend besluit heeft genomen ten aanzien van de subsidiëring van de voedsel- en kledingbank. In het raadsvoorstel behorende bij deze nota, gaat Nuth daar nader op in.
14/03/YYYY
4
Hoofdstuk 2 Wettelijk kader Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies: inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, (psychische) gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving. In de landelijke aanpak van armoede is de afgelopen jaren duidelijk waarneembaar dat de regie in het bestrijden van armoede meer en meer verschuift van het rijk naar de gemeente. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten door de korte(re) afstand tot de burger bij uitstek in staat zijn problemen bij individuele burgers te signaleren en hierop met op deze problematiek toegesneden armoedebeleid te reageren. Gemeenten hebben daarom toenemende verantwoordelijkheden en mogelijkheden voor het ontwikkelen en voeren van een eigen gemeentelijk armoedebeleid. Met de invoering van de Wet werk en bijstand, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de in ontwikkeling zijnde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening hebben gemeenten hiervoor een aantal belangrijke instrumenten in handen gekregen. 2.1 Wet werk en bijstand (Wwb) Het belangrijkste kader voor het armoedebeleid is de Wet werk en bijstand (Wwb). Via deze is de mogelijkheid tot het verstrekken van bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag geregeld. In aanvulling daarop kunnen gemeenten zelf initiatieven ontwikkelen op het gebied van inkomensondersteuning en participatiebevordering.
Gemeentelijk maatwerk In de Wwb is vastgelegd dat gemeenten geen algemeen, generiek inkomensbeleid mogen voeren. Dit is voorbehouden aan het rijk. Jaarlijks wordt centraal de hoogte van het sociaal minimum vastgesteld. Deze norm geldt voor alle burgers van Nederland. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat deze uitkeringsnorm niet volledig toereikend is om bepaalde noodzakelijke uitgaven te doen. Op dat moment kan de gemeente een rol gaan spelen. Wanneer een persoon voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening (zoals huurtoeslag of studiefinanciering), kan de gemeente besluiten om bijzondere bijstand te verstrekken. Hierbij levert de gemeente maatwerk: zij moet vaststellen of de uitgaven noodzakelijk zijn en of ze daadwerkelijk gemaakt zijn. Gemeenten mogen een burger, in aanvulling op het inkomensbeleid, aldus alleen na individuele toetsing financieel ondersteunen. De enige uitzondering hierop vormen categoriale regelingen voor chronisch zieken, gehandicapten, ouderen en (sinds 1 januari 2009) gezinnen met kinderen voor zover het voorzieningen in natura gericht op participatie betreft.
Beleidsvrijheid Gemeenten hebben aldus de plicht huishoudens in een armoedesituatie te ondersteunen. Daarbij krijgen zij, passend bij het decentrale karakter van het armoedebeleid, de nodige beleidsvrijheid die, afhankelijk van politieke keuzes, kan worden ingevuld. De toezichthoudende en controlerende rol ligt hierbij primair bij de gemeenteraad. Gemeenten stellen veelal beleidsregels op voor de uitvoering van het minimabeleid. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de beoordeling van de persoonlijke omstandigheden en de kosten die kunnen worden vergoed tot op bepaalde hoogte wordt gestandaardiseerd. Dit bevordert de rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en de doelmatigheid van de uitvoering. 2.2 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Het lokale beleid rondom het bestrijden van armoede is de laatste jaren steeds meer gericht op het doorbreken van de afhankelijkheid en het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid. Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 is dit proces in een stroomversnelling geraakt en dragen gemeenten vanuit hun kerntaken bewuster bij aan de zelfredzaamheid en participatie van burgers, ook waar het gaat om inwoners met een minimuminkomen. De Wmo is in die zin kaderstellend aan het gemeentelijk armoedebeleid. 2.3 Wetsvoorstel Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
14/03/YYYY
5
Op dit moment ligt er een voorstel voor een nieuwe wet, welke de gemeentelijke schulpverlening wettelijk moet gaan inkaderen. Op 21 januari jl. is het wetsvoorstel ter behandeling naar de Tweede kamer gestuurd. De VNG heeft overigens wel kritiek op het voorstel. Zij ondersteunt de uitgangspunten van de wet, maar vreest zij dat gemeenten onvoldoende instrumenten en geld krijgen. Op dit moment is niet zeker of de wet er inderdaad komt (en zo ja, in welke vorm dan precies). Dat de gemeentelijke schuldhulpverlening wettelijke kaders krijgt, is echter zeer aannemelijk. Om die reden hebben we er dan ook voor gekozen de inhoud van het wetsvoorstel in deze nota op te nemen. De kern van het wetsvoorstel, die waarschijnlijk wel overeind zal blijven, is dat de regierol en de zorgplicht voor de schuldhulpverlening formeel bij de gemeenten wordt ondergebracht. De belangrijkste punten uit het wetsvoorstel zijn: -Regierol en zorgplicht voor gemeente De gedachte hierachter is dat gemeenten bij uitstek in staat zijn om de schuldhulpverlening integraal op te pakken vanwege hun expertise op aanpalende terreinen als werk en inkomen, maatschappelijke ondersteuning, etc.. Daartoe moeten gemeenten beleidsplannen opstellen (voor max. 4 jaar) en laten vaststellen door de gemeenteraad. Net als ten aanzien van armoedebestrijding, gunt het rijk ook hier gemeenten beleidsvrijheid (geen opgelegde uniformiteit). Het college van B&W is verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid en legt hierover jaarlijks verantwoording af aan de raad. De raad krijgt aldus de wettelijke taak toe te zien op de kwaliteit van de schuldhulpverlening -Integrale schuldhulpverlening op maat Het wetsvoorstel stelt dat de schuldhulpverlening een integraal karakter moet hebben. Er moet dus niet alleen aandacht zijn voor het oplossen van de financiële problemen, maar ook voor eventuele omstandigheden die hiermee in verband kunnen staan (zoals bv. psychosociale factoren, relatie-, verslavings- en/of gezondheidsproblemen). Ook moet sprake zijn van maatwerk, d.w.z. toegesneden op de individuele schuldenaar (individueel plan). Activiteiten gericht op preventie (voorlichting, vroegsignalering, bestrijding niet-gebruik minimaregelingen, budgetbegeleiding e.d.) zijn onderdeel van integrale schuldhulpverlening. Dit geldt ook voor nazorg, om te voorkomen dat er opnieuw problematische schulden ontstaan. Het door de raad vast te stellen beleidsplan moet dus ook op deze preventie en nazorg ingaan. -Brede toegankelijkheid Uit onderzoek blijkt dat het voor de effectiviteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening slecht is als bepaalde groepen worden uitgesloten. Op basis hiervan, en omdat problematische schulden belemmerend zijn voor (volwaardige) participatie, stelt het wetsvoorstel dat de gemeentelijke schuldhulpverlening breed toegankelijk moet zijn voor alle natuurlijke personen van wie redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet (verder) in staat (zullen) zijn hun schulden te betalen. Groepen mogen dus niet op voorhand worden uitgesloten (bv. o.b.v. inkomen). Zelfstandigen met een nog functionerende onderneming hebben echter géén toegang. Het rijk acht het gewenst dat het college beleidsregels vaststelt, waarin wordt vastgelegd op basis van welke individuele omstandigheden een natuurlijke persoon de toegang tot de schuldhulpverlening wordt ontzegd. Het gaat ook hier enkel om een afweging in individuele gevallen. Het wetsvoorstel stelt dat er niet van rechtswege een recht op schuldhulpverlening ontstaat. Dit ontstaat pas nadat het college de beslissing heeft genomen tot een aanbod ofwel tot het weigeren van schuldhulpverlening. Deze beslissing is een besluit in de zin van de Awb en is dus ontvankelijk voor bezwaar en beroep. -Wacht- en doorlooptijden Het wetsvoorstel stelt dat de wachttijd tussen de aanvraag voor schuldhulpverlening en het vaststellen van de hulpvraag maximaal 4 weken mag zijn. In het geval van ‘bedreigende’ schulden (schulden die bv. betrekking hebben op energie- of waterkosten of de huur van een woning) geldt echter een wachttijd van maximaal 3 dagen. De doorlooptijd na de wachttijd is niet aan een maximale duur gebonden. Afhankelijk van de situatie van de hulpvrager kan de doorlooptijd namelijk van geval tot geval zeer verschillen. -Rechten en plichten
14/03/YYYY
6
Van de schuldenaar mag worden verwacht dat deze zich volledig inzet voor het slagen van het traject. Daarvoor is het nodig dat de verplichtingen, die horen bij een traject, vastliggen en dat de cliënt ook gehouden is deze verplichtingen na te komen. De gemeente kan sancties opleggen indien de cliënt niet (meer) meewerkt aan schuldhulpverlening en als gevolg daarvan de re-integratie belemmert. De gemeente kan aan de andere kant ook personen, die de verplichtingen verbonden aan het schuldhulptraject goed nakomen, belonen in de vorm van positieve prikkels. 2.4 Relatie met aanpalende beleidsterreinen De meest kwetsbare burgers zijn personen met een cumulatie van armoederisico’s, zoals een combinatie van een slechte arbeidsmarktpositie, problematische schulden, een laag opleidingsniveau, dakloosheid, en gezondheidsproblemen. Uitsluitend financiële ondersteuning is voor de meest kwetsbare burgers niet genoeg. Het spreekt dus voor zich dat het gemeentelijk armoedebeleid een relatie heeft met andere taken van de gemeente. Voorbeelden van aanpalende beleidsterreinen zijn: -Wmo en gezondheidsbeleid -Reïntegratie, sociale activering en vrijwilligerswerk -Voorkomen van voortijdige schooluitval -Inburgering -Maatschappelijke opvang en verslavingszorg -Jeugdbeleid -Volwasseneneducatie.
14/03/YYYY
7
Hoofdstuk 3 Visie In dit hoofdstuk geven we op de eerste plaats aan wat wij verstaan onder armoede. Daarna geven wij aan waarom wij armoede willen bestrijden en tenslotte is hier omschreven op wie ons armoedebeleid van toepassing is. 3.1 Definitie armoede In het algemeen lijken de meest voorkomende opvattingen ten aanzien van wat armoede behelst zich te centreren rondom een ‘enge’ en een meer ‘ruime’ definitie. Volgens de ‘enge’ definitie is iemand arm wanneer hij of zij te weinig geld heeft om een minimaal pakket van noodzakelijke goederen te betalen. Het gaat hierbij om eerste levensbehoeften als voedsel, kleding, huisvesting en persoonlijke verzorging. Armoede heeft dan primair betrekking op een gebrek aan financiële middelen. Volgens de meer ruime definitie heeft armoede betrekking op een situatie waarin men daarnaast niet de (financiële) ruimte heeft om mee te doen in de samenleving. Er is dan niet voldoende geld voor zaken als recreatie en sociale participatie. Armoede uit zich hierbij niet alleen in een tekort aan financiële middelen, maar tevens in sociale uitsluiting. In de literatuur wordt armoede veelal gedefinieerd volgens de ruime definitie. Over armoede wordt gesproken wanneer de materiële, sociale en culturele middelen van mensen zo beperkt zijn, dat zij uitgesloten zijn van de minimaal aanvaardbare levenspatronen die gelden in de samenleving waar zij deel van uitmaken. Armoede is volgens deze definitie veel breder dan een tekort aan financiële middelen alleen. Het is een veelzijdig en complex probleem: naast de financiële dimensie, heeft armoede effect op sociale participatie, opleiding, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en de (kwaliteit van) leefomgeving. In de ernst van de armoedesituatie is het toekomstperspectief van het getroffen huishouden een belangrijk onderscheidend kenmerk. Wanneer er niet of nauwelijks uitzicht is op een verandering van de (leef)situatie, zijn de gevolgen van armoede vaak groot. 3.2 Doel armoedebestrijding Hierboven (onder 3.1) stellen wij ons op het standpunt dat het verkeren in een armoedesituatie het meedoen in de samenleving beperkt. Betrokkene heeft dan te weinig mogelijkheden om op een adequate wijze te participeren. Wij zijn echter van mening dat eenieder in staat moet worden gesteld om zoveel als mogelijk deel te nemen aan het maatschappelijk leven, te participeren in de maatschappij. Middels ons armoedebeleid willen wij daarom een aantal instrumenten inzetten om de obstakels die de participatie in de weg staan, zoveel als mogelijk te beperken. Met ons armoedebeleid treffen wij maatregelen tot het handhaven van de minimaal noodzakelijke koopkracht van minima. Het gaat daarbij om een samenstel van instrumenten die moeten zorgen dat ook degene die langdurig van een minimum inkomen moeten rondkomen in staat blijft om te participeren in de samenleving. In hoofdstuk 4 benoemen wij deze instrumenten en in hoofdstuk 5 leggen wij uit hoe wij deze trachten aan te bieden aan de doelgroep. 3.3 Bepaling doelgroep Gemeenten hebben beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de doelgroep van hun armoedebeleid. Voor de bepaling van de doelgroep kijken wij niet primair naar de gevolgen van de beperkte financiële situatie, maar naar de financiële situatie op zichzelf. Armoede definiëren wij daarom in termen van inkomen. Hierbij wordt uitgegaan van een lage inkomensgrens die is afgeleid van het bijstandsniveau. In ons armoedebeleid houden wij voor een aantal regelingen een bovengrens van 120% van de WWB-norm aan. Iedereen die onder deze grens valt, wordt aangemerkt als “arm” en komt daarom in aanmerking voor ondersteuning op grond van het in deze nota beschreven armoedebeleid. Voor schuldhulpverlening, langdurigheidstoeslag, collectieve zorgverzekeringen en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen gelden andere regels, omdat hier wettelijke regelingen van toepassing zijn en de gemeente daarin dus weinig tot geen beleidsvrijheid heeft.
14/03/YYYY
8
In onderstaand overzicht geven wij per instrument (die verder beschreven worden in hoofdstuk 4) aan hoe de doelgroep is gedefinieerd, met daarbij een korte toelichting. Nr. 1 2 3 4
Instrument Bijzondere bijstand CZGO Extra-geldregeling Financieel adviseur
Doelgroep
5 6
Collectieve zorgverzekering Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
7
Langdurigheidstoeslag
Iedereen met een inkomen tot 100% van de WWB-norm, gedurende tenminste 3 jaar
8
Schuldhulpverlening
Iedereen, tenzij ....
Iedereen met een inkomen tot 120% van de WWB-norm
Iedereen met een inkomen tot 100% van de WWB-norm
Toelichting: Instrumenten 1 t/m 4: dit is gemeentelijk beleid. Ten aanzien van deze instrumenten heeft de gemeente dus beleidsvrijheid. De grens van maximaal 120% van de geldende WWB-norm is dus door ons zelf bepaald. Ten aanzien van deze grens geldt een uitzondering: Personen die goed meewerken aan hun schuldhulpverleningstraject moeten toegang hebben tot deze instrumenten, ook wanneer het inkomen hoger ligt dan deze norm. Dit onder de voorwaarden dat het netto inkomen van de klant, verminderd met de maandelijkse aflossing van de schuld, lager is dan 120% van de geldende WWB-norm, én de klant bereid is medewerking te verlenen aan een oplossing van zijn situatie (zie verder onder 4.2 Schuldhulpverlening). Instrument 5: de collectieve zorgverzekering is eveneens gemeentelijk beleid. Hiervoor geldt echter dat het inkomen maximaal 100% van de WWB-norm bedraagt. Instrument 6; kwijtschelding gemeentelijke belastingen De doelgroep is bepaald in de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Het is voor gemeenten niet mogelijk van deze centrale regeling af te wijken. De regeling bepaalt o.a. dat iedereen met een inkomen tot 95% van de geldende bijstandsnorm tot de doelgroep behoort. Wel mogen gemeenten deze grens oprekken tot 100% van de bijstandsnorm. De Kompasgemeenten hebben dit laatste doorgevoerd. Ten aanzien van de doelgroepbepaling kwijtschelding gemeentelijke belastingen heeft de gemeente dus beperkte beleidsvrijheid (alleen oprekken van de grens tot 100%). Instrument 7, langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag is gemeentelijk beleid. Hiervoor geldt echter dat het inkomen maximaal 100% van de WWB-norm bedraagt, gedurende tenminste drie jaren. Instrument 8; schuldhulpverlening Het voorstel voor de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening stelt dat de gemeentelijke schuldhulpverlening breed toegankelijk moet zijn voor alle natuurlijke personen van wie redelijkerwijs is te voorzien dat zij niet (verder) in staat (zullen) zijn hun schulden te betalen. Groepen mogen niet op voorhand worden uitgesloten (bv. o.b.v. inkomen). Zelfstandigen met een nog functionerende onderneming hebben echter géén toegang. Het wetsvoorstel is aldus duidelijk. Wanneer de wet inderdaad in werking treedt, heeft de gemeente nog slechts een zeer beperkte beleidsvrijheid op dit punt. Wij zullen de gemeentelijke schuldhulpverlening dan in principe open moeten stellen voor iedereen (m.u.v. zelfstandigen met een nog functionerende onderneming).
14/03/YYYY
9
Maar wat als de wet onverhoopt toch niet in werking treedt óf wanneer de inhoud van het voorstel op dit punt zou worden aangepast (wat overigens niet waarschijnlijk is)? Tot nu toe hebben wij de toegang tot de gemeentelijke schulphulpverlening steeds laten afhangen van een tweetal criteria: de hoogte van het inkomen en de verwijtbaarheid (de inschatting of de persoon al dan niet door eigen toedoen in de schulden is geraakt, bv. door het doen van exorbitante uitgaven). Deze laatste beoordeling blijkt echter in de praktijk lastig. Dat iemand met een laag inkomen niet zomaar in een spiksplinternieuwe Ferrari kan rijden en voortdurend dure kleding en elektronica kan kopen, ligt voor de hand. Maar wat als deze persoon blijkt te leiden aan een koopverslaving op grond van een psychisch trauma uit het verleden. Is er dan nog steeds sprake van “eigen schuld, dikke bult”? Een ander voorbeeld: iemand verliest plotseling zijn goed betaalde baan vanwege een bedrijfsovername. Hij vindt na een lange tijd zoeken weer een nieuwe baan, helaas wel met een veel lager loon. In de tussentijd heeft hij echter al een forse schuld opgebouwd, omdat hij zijn dure huis aan de straatstenen niet kwijt komt. En zo zijn er nog vele voorbeelden te bedenken. De ervaring leert ons dat de redenen waarom mensen in de schulden raken heden ten dage veelal complex zijn. De voorbeelden hierboven zijn daarvan slechts enkele voorbeelden. Dit betekent enerzijds dat de beoordeling van de verwijtbaarheid ook door professionals, zoals een maatschappelijk werker, steeds moeilijker is te maken. En anderzijds betekent dit ook dat je groepen mensen, bv. op basis van inkomen, niet zomaar op voorhand kunt uitsluiten. Op basis van het bovenstaande kunnen we concluderen dat we de criteria uit het verleden (inkomen en verwijtbaarheid) sowieso zullen moeten loslaten. Dit betekent echter niet dat de toegang tot de gemeentelijke schuldhulpverlening in de toekomst geheel ongelimiteerd zal zijn. Het wetsvoorstel stelt immers dat op individuele basis (maatwerk) wél iemand uitgezonderd kan worden. Dit kan door middel van het opstellen van beleidsregels. We zullen dan ook in beleidsregels vastleggen in welke gevallen de toegang zal worden geweigerd. Een voorbeeld hiervan kan zijn dat iemand zijn levensstandaard niet wil aanpassen en daardoor telkens weer in een schuldhulpverleningstraject komt (zie eerder onder 2.3 Wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening).
14/03/YYYY
1
Hoofdstuk 4 Instrumenten In dit hoofdstuk gaan wij in op de instrumenten die wij aanbieden ter bestrijding van armoede. In paragraaf 4.1 gaan wij in op de instrumenten die wij met onze eigen beleidsvrijheid via Kompas aanbieden. In respectievelijk paragraaf 4.2 (schuldhulpverlening) en 4.3 (kwijtschelding gemeentelijke belastingen) gaan wij in op de instrumenten waarbij wij gebonden zijn aan wettelijke regelingen. Tenslotte achten wij het ook van belang om aan te geven hoe wij omgaan met instrumenten die door derden (veelal particulier initiatief) worden geboden. Dat doen wij in paragraaf 4.4. 4.1 Instrumenten ter bestrijding van armoede, aangeboden via Kompas (minimabeleid) Aan Kompas is de uitvoering gedelegeerd van de aan de gemeenten opgedragen wetten die uitkeringen aan burgers en maatschappelijke participatie dwingend regelen. Op grond van de Gemeenschappelijke Regeling moet Kompas jaarlijks een beleidsplan maken dat vóór 1 april in het voorafgaand jaar voor besluitvorming moet worden aangeleverd aan de gemeenteraden van de Kompasgemeenten. Hiertoe behoort ook het minimabeleid, welke instrumenten bevat ter bestrijding van armoede. Het strategisch en tactisch beleid wordt vastgesteld door de gemeenten en het uitvoeringsbeleid is gemandateerd aan het bestuur van Kompas. Vanwege samenhangende uitgangspunten zijn de opgedragen taken van Kompas in het beleidsplan geclusterd in de beleidsprogramma’s Arbeidsparticipatie, Inkomen en Zorg. Het beleidsplan van Kompas wordt geacht onderdeel uit te maken van deze beleidsnota. Hieronder een aantal hoofdlijnen, waarin met name bij het Programma Zorg het minimabeleid is benoemd.
4.1.1 Programma Arbeidsparticipatie Programma Arbeidsparticipatie heeft als doel het, in samenwerking met andere instellingen, aanbieden van werkgelegenheid aan werkzoekende inwoners en hen ondersteunen bij het vinden van werk. Hiermee wordt een vergroting van de arbeidsparticipatie beoogd voor de inwoners van Nuth, Simpelveld en Voerendaal. Maatregelen voor nieuwkomers en oudkomers worden getroffen om hun participatie en redzaamheid in de samenleving te bevorderen. Educatie is een van de basiselementen bij het vergroten van (arbeids)participatie. Concreet valt hier o.a. te denken aan regelingen voor startende ondernemers, arbeidssubsidies, werken met uitkering, werkstages en zorg- en activeringstrajecten. 4.1.2 Programma Inkomen Met dit programma wordt ernaar gestreefd om een inkomensvoorziening te garanderen voor burgers die niet door eigen inzet geheel of gedeeltelijk in de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen voorzien. Hiermee worden waarborgen gegeven voor financiële zekerheid en kunnen problematische schuldsituaties worden voorkomen. Binnen dit programma gaat het feitelijk om het verstrekken van uitkeringen op grond van diverse regelingen (WWB, WIJ, IOAW, IOAZ, Bbz) alsmede de daaraan gerelateerde tussentijdse heronderzoeken, fraudeonderzoeken en terugvordering en verhaal. 4.1.3 Programma Zorg Binnen programma Zorg wordt maatregelen getroffen tot het handhaven van de minimaal noodzakelijke koopkracht van minima. Het gaat daarbij om een samenstel van maatregelen die er voor moeten zorgen dat ook degene die langdurig van een minimum inkomen moeten rondkomen in staat blijven om te participeren in de samenleving. Door deze maatregelen moeten de gevolgen van problematische schulden worden verminderd, de zelfstandigheid in de eigen woon- en leefomgeving worden bevorderd en de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg voor minima worden verbeterd. In dit kader worden de volgende instrumenten aangeboden: 4.1.3.a Bijzondere bijstand; Een voorziening voor mensen met een inkomen rond bijstandsniveau. Als zij in bijzondere omstandigheden noodzakelijke kosten moeten maken die zij zelf niet kunnen betalen, kan de gemeente bijzondere bijstand verlenen. De gemeente kan bijvoorbeeld een bril, babyuitzet, woninginrichting of eigen bijdragen ingevolge de AWBZ en WMO vergoeden.
14/03/YYYY
1
4.1.3.b Categoriale regeling voor chronisch Zieken, Gehandicapten en Ouderen (CZGO); Deze financiële bijdrage is voor genoemde doelgroep bedoeld als tegemoetkoming in de verborgen kosten die te maken hebben met een chronische ziekte, handicap of het ouder worden. Het gaat hier om kosten die moeilijk aantoonbaar zijn, maar die het leven van alledag voor deze personen duurder maken. Voorbeelden: extra kosten van energieverbruik, waskosten, kledingslijtage, medicijnen. 4.1.3.c Extra-geldregeling; Met deze regeling worden kosten voor deelname aan sociaal culturele activiteiten vergoed, bijvoorbeeld contributies aan verenigingen. De kosten dienen te worden aangetoond. 4.1.3.d Langdurigheidstoeslag; Burgers die méér dan drie jaar een minimum inkomen hebben, kunnen jaarlijks in aanmerking komen voor een eenmalige toeslag op hun inkomen. 4.1.3.e Collectieve aanvullende en basis zorgverzekering; Op Zuid-Limburgse schaal hebben 19 gemeenten met zorgverzekeraars collectieve zorgverzekeringen afgesloten die meer korting geeft op de basis- en aanvullende verzekering samen en/of een betere dekking geeft voor kosten van minima. 4.1.3.f Financieel adviseur; Minima die een beroep doen op de financieel adviseur worden door deskundigen ondersteund bij hun belastingaangifte, bij aanvragen om financiële ondersteuning en andere maatregelen voor minima. 4.2 Schuldhulpverlening De Kompasgemeenten hebben de uitvoering van de schuldhulpverleningstrajecten uitbesteed aan de Kredietbank Limburg, het openbaar lichaam van de Gemeenschappelijke Regeling voor Schuldhulpverlening en Sociale Kredietverlening in Limburg. De Kompasgemeenten maken geen deel uit van de GR, maar kopen op basis van een dienstverleningsovereenkomst jaarlijks producten in bij de Kredietbank. In de gemeentelijke schuldhulpverlening fungeert het algemeen maatschappelijk werk (AMW) als poortwachter. Personen die in aanmerking willen komen voor gemeentelijke schuldhulpverlening melden zich bij het maatschappelijk werk. De poortwachtersrol van het maatschappelijk werk zorgt ervoor dat ook de eventuele andere problemen in kaart worden gebracht en voor zover mogelijk worden opgelost. Het AMW blijft de cliënt dan ook gedurende het gehele schuldhulpverleningstraject verplicht begeleiden. Ook zorgt de betrokkenheid van het AMW ervoor dat personen pas worden doorgeleid naar het feitelijke financiële traject bij de Kredietbank, als zij hiervoor voldoende gemotiveerd en toegerust zijn. Tussentijds afhaken (en daarmee ook verspilling van gemeenschapsgeld) wordt hiermee voor een belangrijk deel voorkomen. Deze constructie heeft een aantal jaar goed gefunctioneerd. Echter op dit moment zijn wij van mening dat aanpassingen wenselijk en noodzakelijk zijn. Deze mening is in hoge mate gebaseerd op de gedachte van integraal werken, anderzijds lopen we hiermee ook vooruit op de eisen die de nieuwe wet straks aan ons stelt (zou de wet inderdaad in de huidige vorm in werking treden). De kern van het wetsvoorstel is immers dat de gemeente formeel de regierol en de zorgplicht voor de schuldhulpverlening krijgt toegewezen en dat zij daartoe een beleidsplan moet opstellen en laten vaststellen door de raad. Het ligt voor de hand deze taken toe te bedelen aan Kompas. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn: -Schuldhulpverlening is onderdeel van het armoedebeleid van de gemeente. De beleidsvoorbereiding en uitvoering van het minimabeleid is grotendeels neergelegd bij Kompas. Op basis van de gewenste (en straks mogelijk wettelijk verplichte) integrale aanpak van problematische schulden en de samenhang met de werkterreinen van Kompas ligt het voor de hand om ook de regierol ten aanzien van de schuldhulpverlening bij Kompas neer te leggen. In het beleidsplan van Kompas zou dan ook het beleid ten aanzien van schuldhulpverlening moeten worden vastgelegd. Dit beleidsplan wordt jaarlijks door Kompas opgesteld en ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad. Vervolgens zou ook de benodigde verantwoordingsinformatie moeten worden meegenomen in de gebruikelijke verantwoordings-
14/03/YYYY
1
documenten (kwartaalrapportages, jaardocumenten, begroting) van Kompas. Daarmee is de cyclus rondom de toezichthoudende rol van de raad geregeld. -Met het neerleggen van de regierol voor gemeentelijke schuldhulpverlening Kompas wordt vanzelfsprekend ook het gemeentelijk budget voor schuldhulpverlening aan Kompas overgedragen en toegevoegd aan het budget voor armoedebeleid. Daarmee worden de beschikbare gelden meer flexibel inzetbaar en wordt het mogelijk om, indien gewenst of noodzakelijk, tussen de verschillende budgetten te schuiven. Ook wordt het mogelijk SHV-gelden in te zetten op andere gebieden. Dit laatste is zeker denkbaar waar het om preventieve maatregelen gaat (maatregelen die voorkomen dat iemand in de problematische schulden terechtkomt). Indien het wetsvoorstel daadwerkelijk tot wet wordt verheven en de inhoud niet op belangrijke onderdelen wordt gewijzigd, wordt het neerleggen van de regierol bij Kompas nog meer evident. Redenen hiervoor zijn: -Het wetsvoorstel stelt dat een recht op schuldhulpverlening pas ontstaat nadat er een besluit (in de zin van de Awb) is genomen tot een aanbod ofwel het weigeren van schuldhulpverlening. Dergelijke formele besluiten (en dus beschikkingen) kennen de Kompasgemeenten nu niet. Het algemeen maatschappelijk werk is daartoe ook niet gemachtigd. Kompas is, als verlengd lokaal bestuur, daarvoor wel toegerust. Dit geldt ook voor de afhandeling van eventuele beroep- en bezwaarkwesties. -In het wetsvoorstel staat dat van de schuldenaar mag worden verwacht dat deze zich volledig inzet voor het slagen van het traject en dat de gemeente sancties kan opleggen indien de cliënt niet (meer) meewerkt aan schuldhulpverlening en als gevolg daarvan de re-integratie belemmert. Aan de andere kant kan de gemeente personen, die de verplichtingen verbonden aan het schuldhulptraject goed nakomen, ook belonen in de vorm van positieve prikkels. Het opleggen van sancties en het toekennen van prikkels is in de huidige constructie moeilijk omdat het maatschappelijk werk niet over de instrumenten beschikt om dit te kunnen doen. Wanneer Kompas, namens de Kompasgemeenten, de regie gaat voeren over de schuldhulpverlening, wordt dit wel mogelijk. Kompas dient, om willekeur en rechtsongelijkheid te voorkomen, het sanctie- en beloningsbeleid in beleidsregels vast te leggen. In ieder geval zijn wij van mening dat personen die goed meewerken aan hun schuldhulpverleningstraject toegang moeten hebben tot de minimaregelingen, ook wanneer het inkomen hoger ligt dan de voor de betreffende regeling geldende norm (veelal 120% van de WWB-norm). Als gevolg van de aflossing van schulden zal het feitelijk besteedbaar inkomen immers lager zijn dan de voor de regeling geldende bovengrens. Toelating tot de minimaregelingen wordt in de memorie van toelichting op de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ook genoemd als voorbeeld van een veelgebruikte positieve prikkel. De consulent van Kompas dient in ieder individueel geval te beoordelen: 1.of het netto inkomen van de klant, verminderd met de maandelijkse aflossing van de schuld, lager is dan 120% van de geldende WWB-norm; 2.of de klant bereid is medewerking te verlenen aan een oplossing van zijn situatie. Worden deze vragen positief beantwoord, dan is het armoedebeleid zoals beschreven in deze nota eveneens van toepassing. Hierboven hebben wij gemotiveerd waarom wij de regierol (met bijbehorende taken) bij Kompas leggen. Wellicht is het voor de beeldvorming nog van belang om aan te geven welke alternatieven ook nog overwogen zijn en waarom deze minder geschikt zijn dan Kompas: •De regierol bij AMW; niet raadzaam, omdat AMW geen besluiten ingevolge de Awb kan afgeven, geen mogelijkheden heeft tot sanctioneren en belonen en in mindere mate een integrale afweging kan maken ten aanzien van mogelijke andere in te zetten instrumenten (zoals bv. bijzondere bijstand); •De regierol bij de Kredietbank Limburg; hiervoor gelden dezelfde tegenargumenten als genoemd bij het AMW, alsmede het feit dat deze instelling direct belang heeft bij het verlenen van trajecten;
14/03/YYYY
1
•De regierol binnen de eigen ambtelijke organisatie; de gemeenten hebben eenvoudigweg niet de capaciteit daartoe. Bovendien wordt de werkwijze daarmee nog steeds niet integraal. Immers een groot deel van het armoedebeleid wordt uitgevoerd door Kompas.
4.2.1 Rol AMW Zoals eerder aangegeven, zijn we voornemens om de regierol ten aanzien van de schuldhulpverlening neer te leggen bij Kompas. Dit betekent echter zeker niet dat daarmee het algemeen maatschappelijk werk geen rol meer zal gaan vervullen in de gemeentelijke schuldhulpverlening. Integendeel: de rol van het maatschappelijk werk blijft nagenoeg onveranderd. Ook in de nieuwe constructie zal AMW de poortwachtersfunctie blijven vervullen en zorg dragen voor de psychosociale begeleiding van de cliënt gedurende het SHV-traject. Dit heeft de volgende voordelen: -De aanmelding voor een schuldhulpverleningstraject blijft binnenkomen bij het maatschappelijk werk. Dit komt de laagdrempeligheid van de gemeentelijke schuldhulpverlening ten goede. -De betrokkenheid van het AMW (verplichte AMW-begeleiding tijdens het SHV-traject) zorgt ervoor dat ook de eventuele andere problemen in kaart worden gebracht en voor zover mogelijk worden opgelost. Daarmee is de met de nieuwe wet verplichte integrale aanpak gewaarborgd. -Voordat een cliënt wordt doorgeleid naar het feitelijke financiële traject bij de Kredietbank, werkt AMW aan de motivering en toerusting voor een SHV-traject. Pas wanneer de cliënt hiervoor voldoende gemotiveerd en toegerust is, vindt de verwijzing naar de Kredietbank plaats. Tussentijds afhaken (en daarmee ook verspilling van gemeenschapsgeld) wordt hiermee voor een belangrijk deel voorkomen. 4.2.2 Rol Kompas Om haar regierol te kunnen invullen, dient Kompas, zoals eerder al aangegeven, in haar jaarlijkse beleidsplan (vast te stellen door de raad) ook het beleid ten aanzien van schuldhulpverlening (inclusief preventie en nazorg) op te nemen. Vanzelfsprekend betekent dit ook dat Kompas aspecten rondom schuldhulpverlening ook in haar verantwoordingsinformatie moet gaan meenemen. De gemeentelijke schuldhulpverlening is in principe toegankelijk voor alle natuurlijke personen. Met de nieuwe wet is het niet meer mogelijk om groepen bv. op basis van inkomen op voorhand uit te sluiten. Zoals in het wettelijk kader al aangegeven acht het rijk het gewenst dat de gemeente beleidsregels vaststelt, waarin wordt vastgelegd op basis van welke individuele omstandigheden een natuurlijke persoon de toegang tot de schuldhulpverlening wordt ontzegd. Wij zijn van mening dat Kompas hiertoe een voorstel kan doen. Dit geldt ons inziens ook ten aanzien van de eerder genoemde beleidsregels met betrekking tot het sanctie- en beloningsbeleid. Verder dient Kompas, om adequaat haar regierol in te vullen, afspraken te maken met de partner op dit terrein, het AMW. Kompas dient met betrekking tot de uitvoering, in overleg met de gemeente en met AMW, concrete werkafspraken te maken met het AMW. Vanzelfsprekend dienen deze op basis van voortschrijdende inzichten daar waar nodig te worden bijgesteld. Onderdeel van de werkafspraken met het AMW moeten in ieder geval zijn: periodiek (casus)overleg tussen Kompas en het AMW, afspraken over de te volgen procedure en werkwijze en afspraken over de beschikbare budgetten. In lijn met de regiefunctie van Kompas dient Kompas ook de in de nieuwe wet verplicht gestelde beschikkingen te gaan uitgeven. In bijvoorbeeld een casusoverleg bespreken AMW en de Kompas-consulent de strekking van de af te geven beschikking. Naast overleg met het AMW dient Kompas ook met de Kredietbank nadere afspraken te maken over de te volgen procedures, werkwijze en de beschikbare budgetten. Hierbij hoort vanzelfsprekend ook het onderhandelen over en het afsluiten van de jaarlijkse dienstverleningsovereenkomst tussen de Kredietbank en de gemeente.
4.3 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
14/03/YYYY
1
Wanneer men ten gevolge van een minimum inkomen niet in staat is de aanslagen gemeentelijke belastingen te betalen, kan men kwijtschelding daarvoor aanvragen. Inwoners van de gemeente Nuth doen dat bij de afdeling gemeentelijke belastingen van de gemeente, inwoners van de gemeenten Simpelveld en Voerendaal kunnen daarvoor terecht bij de Gemeenschappelijke Belasting- en Registratiedienst (GBRD) Parkstad Limburg. De regels voor het beoordelen of iemand al dan niet in aanmerking komt voor kwijtschelding zijn vastgelegd in de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Het is voor gemeenten niet mogelijk van deze centrale regeling af te wijken. De enige mogelijkheid die gemeenten hebben om meer mensen in aanmerking te laten komen voor kwijtschelding, is het maximaal verruimen van de normen voor de kosten. De regeling bepaalt namelijk dat kwijtschelding kan worden aangevraagd wanneer het inkomen lager of gelijk is aan 95% van de geldende bijstandsnorm. Concreet betekent dit dat het inkomen dus eigenlijk nog 5% lager moet zijn dan de bijstandsnorm. De Kompasgemeenten hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze norm maximaal te verruimen; iedereen met een inkomen van 100% van de bijstandsnorm (of lager) kan in aanmerking komen voor kwijtschelding. Kwijtschelding kan worden aangevraagd voor afvalstoffenheffing en rioolrechten/rioolheffing voor het gebruik van een woning. Voor de overige belastingen wordt geen kwijtschelding verleend. Kwijtschelding wordt niet verleend wanneer aanvrager: •eigenaar is van een woning of ander vermogen heeft - bijv. spaarsaldi - dat een bepaalde waarde te boven gaat; •een auto heeft die een bepaalde waarde te boven gaat en aanvrager geen verklaring heeft dat deze auto noodzakelijk is wegens werk of ziekte/invaliditeit; •een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent. 4.4 Particuliere initiatieven Wij verlenen geen subsidie aan de Voedselbank, de Kledingbank en andere particuliere initiatieven. Dit om de volgende redenen: Geen gemeentelijk taak tot instandhouding particulier initiatief Het is geen gemeentelijke taak om particuliere initiatieven te ondersteunen c.q. in stand te houden. Wij stellen ons op het standpunt dat wij als lokale overheid een bepaalde verantwoordelijkheid hebben, maar dat particuliere initiatieven een eigen verantwoordelijkheid zijn aangegaan en deze dus ook zullen moeten dragen. Kan indruisen tegen gemeentelijk beleid In voorkomende gevallen krijgt een klant een maatregel (strafkorting op zijn uitkering) omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden die aan het verkrijgen c.q. behouden van de uitkering verbonden zijn, bijvoorbeeld actieve medewerking verlenen aan het verkrijgen van arbeid (meewerken aan re-integratietraject, sollicitatieverplichting, e.d.). Het subsidiëren van voedsel zou afbreuk doen aan de doelstelling van de opgelegde maatregel. Intergrale benadering is niet mogelijk Wij zetten alleen instrumenten ter bestrijding van armoede in, als wij daar zelf sturing mee kunnen geven. Met het inzetten van een instrument willen wij namelijk o.a. inzicht krijgen in de onderliggende problematiek van de financiële situatie om vervolgens de klant daarmee proberen te helpen (De integrale benadering zoals eerder genoemd onder 4.2. Schuldhulpverlening). Zouden wij particuliere initiatieven ondersteunen, dan zullen wij de klant veelal niet zelf zien; deze zal zich rechtstreeks wenden tot die initiatiefnemer. Een integrale benadering is dan vaak niet mogelijk, waardoor er - hoe belangrijk het initiatief op zich ook is - feitelijk sprake is van “brandjes blussen”.
14/03/YYYY
1
Risico van precedentwerking. De voedsel- en kledingbanken hebben de afgelopen jaren nadrukkelijk in de (politieke) belangstelling gestaan, maar zij zijn niet de enige particuliere initiatieven in het segment. •Zo zamelt bijvoorbeeld Stichting Rimo ook tweedehands kleding in en verkoopt deze tegen zeer lage prijzen aan mensen met lage inkomens; •Sinds kort bestaat er een nieuwe (tweede) kledingbank in onze regio nl. de Stichting Kledingbank Zuid te Hoensbroek; •Het Leger des Heils vangt dak- en thuislozen op (nachtopvang) en verstrekt voedsel in de vorm van een warme maaltijd; •En zo zijn er nog veel meer initiatieven te bedenken van kerken of ander particulier initiatief (charitatieve instellingen). Uiteraard voorzien deze initiatieven in een behoefte en dragen zij daardoor bij aan de bestrijding van armoede. Wij zijn ons ervan bewust dat al deze particuliere initiatieven zich met hart en ziel inzetten voor de armsten onder ons die dit het hardst nodig hebben. Hoezeer wij deze initiatieven ook een warm hart toedragen, wij kunnen dat daarom niet uitdrukken in financiële ondersteuning. Zouden wij dat in één of twee gevallen wel doen, dan zal dat precedentwerking hebben voor alle andere initiatieven.
14/03/YYYY
1
Hoofdstuk 5 Het bereiken van de doelgroep Minima die door bijzondere omstandigheden niet kunnen rondkomen van hun basisinkomen krijgen met de in hoofdstuk 4.1 genoemde instrumenten extra ondersteuning via Kompas. Dit beleid is vastgelegd in beleidsregels die worden gepubliceerd, zodat iedereen daarvan kennis kan nemen. Minima worden door Kompas via mailings nominatief benaderd met informatie. Voor deze mailings is door middel van bestandskoppelingen een nominatievenlijst opgesteld. Desondanks maken veel minima geen gebruik van de mogelijkheden die er voor hen zijn. In opdracht van de Kompasgemeenten heeft Kompas onderzoek daarnaar laten verrichten. In paragraaf 5.1 gaan wij daar nader op in. De resultaten uit dat onderzoek zijn in een conferentie besproken met RTG-/ commissie-, raads- en collegeleden van de Kompasgemeenten, hetgeen u leest in paragraaf 5.2. Deze conferentie heeft input geleverd voor een aantal acties die Kompas ter hand dient te nemen om de instrumenten van het armoedebeleid meer/beter “aan de man te brengen”. Meer hierover in dit paragraaf onder 5.3. 5.1 Onderzoek naar doelgroep en bereik Een probleem waarvoor veel gemeenten zich gesteld zien, betreft het niet-gebruik van de beschikbare voorzieningen. De doelgroep van het armoedebeleid is niet altijd goed in beeld en het blijkt lastig de volledige doelgroep met het armoedebeleid te bereiken. Ook Kompas ziet zich geconfronteerd met deze vraagstukken. Om de effectiviteit van het beleid te optimaliseren, bestond de behoefte de doelgroep goed in beeld te krijgen en het gebruik van beschikbare voorzieningen in kaart te brengen. Mede op verzoek van de Kompasgemeenten, heeft Kompas daarom Research voor Beleid gevraagd om dit te onderzoeken. Research voor Beleid geeft in haar onderzoeksrapportage “De doelgroep in beeld - Naar een breed gebruikt armoedebeleid in de Kompasgemeenten” antwoord op de vraag wat de kenmerken van de doelgroep zijn en wat hun redenen zijn voor (niet-)gebruik. Op basis hiervan heeft Research voor Beleid aanbevelingen gedaan die tot een breder gebruikt armoedebeleid moeten leiden. Het volledige onderzoeksrapport is als bijlage 4 aan deze nota toegevoegd. Hieronder treft u de hoofdlijnen uit de onderzoeksrapportage aan. Uit de cijfers blijkt dat in de Kompasgemeenten het aantal huishoudens met een laag inkomen lager ligt dan het Limburgs gemiddelde. Verder blijkt het aantal huishoudens met een laag inkomen in Voerendaal door de tijd heen wat lager te liggen dan in Nuth en Simpelveld. Huishoudens met een laag inkomen in de Kompasgemeenten: 2001 2003 Nuth
2004
2005
10,00%
7,00%
8,00%
7,00%
Simpelveld
9,00%
7,00%
8,00%
8,00%
Voerendaal
8,00%
5,00%
6,00%
6,00%
11,00%
10,00%
10,00%
11,00%
Limburg Bron: CBS Statline4
14/03/YYYY
1
Onderstaande tabel geeft de belangrijkste inkomstenbron weer van huishoudens behorende tot de doelgroep in de Kompasgemeenten. Belangrijkste bron van inkomsten: Uitkering
43,00%
Inkomen uit arbeid
12,00%
AOW
36,00%
Pensioen Bron: Bevolkingsenquête Research voor Beleid
1,00%
Uit de tabel blijkt dat het grootste deel van de huishoudens in een armoedesituatie in de Kompasgemeenten afhankelijk is van een werkloosheids en/of arbeidsongeschiktheidsuitkering of een AOW-uitkering als belangrijkste inkomstenbron. Huishoudens met inkomsten uit arbeid zijn minder sterk in de doelgroep vertegenwoordigd. Kenmerkend is verder dat deze laatste groep moeilijker in beeld te krijgen is voor maatschappelijke organisaties. Uit het onderzoek blijkt verder dat 49% van de doelgroep geen gebruik maakt van de mogelijkheden die wij in het kader van ons armoedebeleid aanbieden, 51% maakt wel gebruik daarvan. Het gaat in dit onderzoek om de instrumenten die worden aangeboden door Kompas, zie paragraaf 4.1. De mensen die er geen gebruik van maken, doen dat niet om de volgende redenen: •Kennis: men weet niet van het bestaan van regelingen; •Gepercipieerd recht: “ik zal er toch wel niet voor in aanmerking komen”. Vaak gaat men ten onrechte uit van bepaalde veronderstellingen, bijvoorbeeld bij toekenningcriteria zoals inkomen; •Subjectieve behoefte: “ik heb het niet nodig, ik kan nog rondkomen”. Vaak wordt dit afgezet tegen de baten (datgene waarop men aanspraak kan maken) die ertegenover staan. Naarmate de baten groter worden, zal de subjectieve behoefte toenemen; •Psychische en sociale gevolgen: door gebruik te maken van de regeling voelt men zich ook arm. Het gevoel te hebben afhankelijk te zijn en het gevoel te hebben de hand op te houden, zijn belangrijke psychische gevolgen. Bij sociale gevolgen valt te denken aan het gevoel door de omgeving erop aangekeken te worden, of zich anders voelen als niemand anders in de omgeving ook gebruik maakt van de regelingen; •Transactiekosten: “wat kost het mij om de voorziening te krijgen?”. De klant maakt een kosten/batenanalyse. De kosten hebben dan betrekking op zaken als de complexiteit en tijdsduur van de aanvraagprocedure, de complexiteit van aanvraagformulieren, persoonlijke en gevoelige informatie moeten delen, en de ervaringen met de uitkerende instantie. Research voor Beleid constateert dat het niet-gebruik van de regelingen niet ligt aan het aanbod. Er is een breed spectrum van financiële, materiële en niet- materiële hulp beschikbaar binnen Kompas. De doelgroep heeft aangeven nauwelijks behoefte te hebben aan andere voorzieningen. Zij vinden de gemeentelijke regelingen redelijk aantrekkelijk. De sleutel tot de oplossing van het niet-gebruik moet dan ook niet gezocht worden in het aanbod, maar in de wijze van aanbieden. Samen met de maatschappelijke organisaties moeten we proberen de doelgroep te vinden (signalering) en vervolgens bepalen hoe wij ons aanbod aan de man kunnen brengen. Research voor Beleid doet daartoe een drietal aanbevelingen:
1.Samenwerking en signalering: De doelgroep lokaliseren en signaleren van armoede. Kompas kan dat niet alleen. Er dient een dekkend netwerk van samenwerkingspartners gerealiseerd te worden, dat een zo groot mogelijk
14/03/YYYY
1
deel van de doelgroep in beeld heeft en armoede in een vroeg stadium kan signaleren. Samenwerking tussen Kompas en maatschappelijke organisaties is hiervoor essentieel. 2.Informatievoorziening: De doelgroep gericht van informatie voorzien over de mogelijkheden die het armoedebeleid hen biedt. Leg de nadruk op het feit dat het armoedebeleid bedoeld is voor álle burgers met een laag inkomen en dat gebruikmaking van de regelingen geaccepteerd en normaal is (subjectieve behoefte vergroten en het verminderen van de angst voor sociale gevolgen). 3.Proces en ondersteuning: Het proces van aanvraag en toekenning dient dusdanig te zijn ingericht dat knelpunten op het gebied van kennis, sociale gevolgen en administratieve lasten tot een minimum worden gereduceerd. 5.2 Conferentie armoedebeleid Op 23 juni 2010 heeft er een conferentie over armoedebeleid plaatsgevonden voor RTG-/commissie-, raads- en collegeleden van de gemeenten Simpelveld, Voerendaal en Nuth. Daarin is het hierboven genoemde onderzoek gepresenteerd en is aan de hand van een aantal stellingen gediscussieerd over de vraag hoe de aanbevelingen uit het onderzoek praktisch vormgegeven zouden kunnen worden. Het verslag van deze conferentie is als bijlage 5 toegevoegd aan deze nota. De aanwezigen concludeerden het volgende: 1.De gemeente moet zich proactief opstellen en moet de doelgroep, voor zover bekend, actief benaderen. De gemeente moet ook proberen maatschappelijk draagvlak te creëren voor het gebruik van de regelingen (schaamte tegengaan). 2.Vooral de professionele maar ook de niet-professionele organisaties moeten vanwege hun signaleringsfunctie betrokken worden bij het armoedebeleid. Een signaal uit het maatschappelijk middenveld moet vervolgens door Kompas worden opgepakt, door de persoon thuis te bezoeken. 3.Vouchers en andere systemen waarbij nauwelijks tot geen sprake is van klantencontact hebben geen draagvlak. 4.Er dient een redelijke verhouding te bestaan tussen de kosten van inspanning en het verwachte resultaat. 5.De tot nu toe gehanteerde inkomensgrens van 120% blijft weliswaar het uitgangspunt, maar in gevallen waarin het inkomen hoger is dan deze grens en sprake is van schulden zou een andere norm ontwikkeld kunnen worden, bijvoorbeeld een norm op basis van het besteedbaar inkomen. Daarbij dient bijzondere aandacht uit te gaan naar de oorzaak van schulden en de bereidbaarheid van de klant om aan een structurele oplossing medewerking te verlenen. 6.De Voedselbank en Kledingbank voorzien in een behoefte en dragen bij aan de bestrijding van armoede. Ten aanzien van de vraag of op grond daarvan deze instellingen door de gemeenten gesubsidieerd dienen te worden, zijn de meningen verdeeld. Bovenstaande conclusies uit de conferentie vormen de uitgangspunten voor het in deze beleidsnota beschreven beleid. In paragraaf 3.3 zijn wij bij de bepaling van de doelgroep reeds ingegaan op de onder punt 5 genoemde inkomensgrens. Ons beleid met betrekking tot de onder punt 6 genoemde Voedsel- en Kledingbank hebben wij weergegeven in paragraaf 4.4, betreffende de instrumenten. De hierboven onder punt 1 t/m 4 genoemde conclusies uit de conferentie hebben betrekking op de wijze hoe wij de instrumenten (beter c.q. méér) “aan de man kunnen brengen”. In de volgende paragraaf gaan wij in op de (aanvullende) aanpak die Kompas dient te hanteren voor de inzet van de middelen armoedebeleid
14/03/YYYY
1
5.3 Intensivering activerende aanpak Kompas Zoals hiervoor beschreven is in de raadsconferentie o.a. geconcludeerd dat de gemeente (lees: Kompas) zich proactief zou moeten opstellen, de doelgroep meer actief zou moeten benaderen en daartoe het maatschappelijk middenveld zo goed mogelijk zou moeten benutten. Dit laatste wordt bevestigd door Research en Beleid, welke in haar aanbevelingen zegt dat samenwerking tussen Kompas en de maatschappelijke organisaties essentieel is voor een goed bereik van de doelgroep. Daarnaast geeft Research en Beleid in haar aanbevelingen aan dat de informatievoorziening, het proces en de ondersteuning naar de burgers toe beter kunnen. Op basis van deze conclusies zijn wij voornemens een 2-jarige pilot te starten met het oog op intensivering van de activerende aanpak van Kompas. Aan het eind van de pilot zal evaluatie aantonen of deze intensivering effect heeft gehad en of continuering van de aanpak wenselijk is. De pilot bestaat uit twee gedeeltes: het opbouwen en onderhouden van een netwerk met de maatschappelijke organisaties (zie verder onder 5.3.1) en het vergroten van de bereikbaarheid en de klantgerichtheid van Kompas (zie verder onder 5.3.2).
5.3.1 Dekkend netwerk maatschappelijke organisaties Uiteraard heeft Kompas inzicht in de minima die “in de eigen kaartenbak voorkomen”. Het bereiken van deze doelgroep zal dan ook geen probleem zijn. Gaat het om minima die niet bij Kompas bekend zijn, is dat een stuk moeilijker. Denk bijvoorbeeld aan ouderen met alleen een AOW-uitkering, arbeidsongeschikten met een WIA- of Wajonguitkering, werklozen met een WW-uitkering, mensen met een arbeidsinkomen tot 120% van de WWB-norm enzovoorts. Vaak zijn deze burgers wel bekend bij andere professionele organisaties zoals uitkerende instanties (bijvoorbeeld het UWV en de SVB), Kredietbank Limburg, Radar, Mondriaan, Rimo, MEE, ouderenwerkers, seniorenvoorlichters, Licom en D’r Sjtiel, en de scholen. Ook zijn deze burgers vaak bekend bij niet-professionele organisaties, waarbij wij doelen op verenigingen (iemand kan de contributie niet meer betalen), parochies en zorgorganisaties zoals Zonnebloem, vrijwillige thuiszorg, en ziekendiensten. Deze professionele- en niet professionele organisaties pikken vaak als eerste een signaal op. Mits zij goed geïnformeerd zijn, kunnen zij betrokkene wijzen op de mogelijkheden die er zijn en hem/haar naar het juiste loket doorverwijzen. Mits betrokkene daarmee nadrukkelijk instemt (!!) kan de organisatie ook zelf het signaal doorgeleiden naar Kompas. In de in hoofdstuk 5.2 genoemde conferentie is ook de gedachte geopperd om de verenigingen een bepaald budget uit ons armoedebeleid te verstrekken, welke zij dan kunnen inzetten voor hun leden. Op grond van de volgende overwegingen kiezen wij niet hiervoor: 1.Om juridische redenen mogen wij geen middelen inzetten zonder dat daarover verantwoording wordt afgelegd. Dit betekent dat de verenigingen de uitgaven achteraf aan ons zouden moeten verantwoorden. Ook zou dan achteraf teveel of te weinig verstrekt budget verrekend moeten worden; 2.Eventueel verantwoorden kan alleen als daarvoor kaders worden aangegeven. Wij zouden dus de verenigingen moeten aangeven in welke gevallen zij wel of niet een tegemoetkoming uit dit budget zouden mogen doen; 3.Om te toetsen of een verzoek past binnen die kaders, zullen bestuurders van verenigingen moeten ingaan op de privésituaties van hun leden. Buiten de vraag of de verenigingen dat zouden willen, zijn wij van mening dat wij dat niet van hen mogen verwachten; 4.Ook zou een verenigingsbestuur “nee” moeten verkopen als een situatie/verzoek niet past binnen de kaders. Gezien de relatie die de verenigingen hebben met hun leden vinden wij dat wij hen niet in die positie moeten brengen; 5.Áls we deze rol bij de instellingen/verenigingen zouden leggen, dan wordt wellicht een klein aspect van het financiële probleem opgelost (bijv. de contributie kan weer betaald worden) maar er is dan geen aandacht voor het totale financiële probleem en mogelijke andere oorzaken/problematieken die daarmee verband houden. Er is dan dus sprake van “brandjes blussen”; 6.Áls we deze rol bij de instellingen/verenigingen zouden leggen, dan worden daarmee alleen de klanten geholpen die lid zijn van een vereniging.
14/03/YYYY
2
Kortom: de instellingen zijn voor wat betreft het armoedebeleid onze partners als het gaat om signalering, informatieverstrekking en verwijzing. Een verdergaande rol willen wij niet bij deze instellingen leggen. Vanwege deze signaleringsfunctie zijn de organisaties een zeer belangrijke schakel in de keten van armoedebestrijding. Hier ligt dan ook een kans voor Kompas om hiermee het bereik en gebruik van de mogelijkheden te verbreden. Daartoe 1.stelt Kompas een sociale kaart samen van de professionele- en niet professionele organisaties. Bij de professionele organisaties gaat het dan om de organisaties binnen de kompasgemeenten en Parkstad Limburg. Voor de niet-professionele organisaties is dat beperkt tot de organisaties binnen de Kompasgemeenten. 2.vormt Kompas een netwerk met deze organisaties, dat door Kompas regelmatig gevoed wordt met actuele informatie over de mogelijkheden/regelingen (o.a. door het toezenden van foldermateriaal, het uitwisselen van contactgegevens, e.d.. Zie 5.3.2 en verder). Met het opbouwen vormen van een netwerk bedoelen we uitdrukkelijk niet dat Kompas een “papieren” sociale kaart maakt en deze vervolgens voedt met voornamelijk schriftelijke informatie of in grote gezamenlijke bijeenkomsten. Het opbouwen en onderhouden van een netwerk met maatschappelijke organisaties zal naar alle waarschijnlijk alleen een meerwaarde opleveren als Kompas hierin outreachend te werk gaat (korte lijnen, “warm” en persoonlijk contact). Het is van belang om daadwerkelijk commitment te realiseren bij de organisaties, deze grotendeels persoonlijk te bezoeken en van duidelijke informatie te voorzien. Dit betekent dan ook dat het opbouwen van een netwerk een extra inspanning zal vereisen aan het begin van de pilot.
5.3.2 Bereikbaarheid en klantgerichtheid Kompas Voor het goed bedienen van de doelgroep en voor het adequaat kunnen inspelen op de signalen van eventuele verwijzers (uit het netwerk van organisaties) is het noodzakelijk dat de telefonische bereikbaarheid van Kompas voor de doelgroep en voor eventuele verwijzers aanzienlijk groter wordt. Wanneer vervolgens telefonisch signalen c.q. vragen binnenkomen, maakt de consulent een eerste analyse van de vraagstelling en een afspraak met de betreffende klant. Deze klant wordt, indien gewenst, thuis (of op een andere locatie) bezocht door de consulent, alwaar de vraag/probleemstelling wordt besproken. De drempel om het fysieke loket van Kompas te bezoeken wordt daarmee weggenomen. Natuurlijk moet het wel mogelijk blijven om, indien gewenst, Kompas te bezoeken. Het kan namelijk ook zo zijn dat cliënten het juist niet op prijs stellen dat een medewerker van Kompas hen in de thuissituatie bezoekt. In het gesprek wordt de klant vervolgens geïnformeerd over de mogelijkheden en voorwaarden, zal eventuele verwijzing plaatsvinden en worden eventuele aanvraagformulieren voor zover mogelijk gezamenlijk ingevuld. Deze werkwijze is in principe bedoeld voor vragen op het gebied van armoedebeleid. Gaat het om een aanvraag van een reguliere uitkering of een vervolg daarop (bestaande klanten), blijft de gebruikelijke werkwijze van Kompas ongewijzigd van toepassing. 5.3.2.a Foldermateriaal en website Kompas heeft een pakket aan foldermateriaal waarin de mogelijkheden, voorwaarden en procedures staan beschreven. In dit foldermateriaal staat ook algemene informatie, zoals openingstijden Kompas, telefoonnummers en verwijzing naar de website. Kompas houdt de inhoud van het foldermateriaal actueel. Frequent (minimaal één maal per jaar, en in geval van wijzigingen) stuurt Kompas deze informatie naar haar netwerk (zie 5.3.1) opdat de signalerende organisaties altijd zijn voorzien van actuele informatie. De website van Kompas is eveneens voorzien van deze actuele informatie. De websites van de gemeenten hebben een opvallende link naar de website van Kompas. 5.3.2.b Publicaties
14/03/YYYY
2
Kompas wordt structureel in de colofon van gemeentelijk infobulletins vermeld met openingstijden en bereikbaarheid (o.a. telefonische bereikbaarheid, website, ....).
5.3.2.c Informatiebijeenkomsten Per Kompasgemeente organiseert Kompas jaarlijks één informatiebijeenkomst. Deze is voor iedere burger van de betreffende gemeente toegankelijk. De uitnodiging daarvoor wordt gepubliceerd en de organisaties binnen het netwerk krijgen een uitnodiging toegezonden. De informatiebijeenkomsten zijn met name bedoeld om verwijzers (organisaties en verenigingen binnen het netwerk) te informeren over mogelijkheden betreffende armoedebeleid en andere uitkeringsregelingen.
14/03/YYYY
2
Hoofdstuk 6 Implementatie en evaluatie De implementatie van het nieuwe gemeentelijk armoedebeleid wordt bewaakt door de bestaande Beleidsgroep Kompas, gevormd door de betreffende beleidsambtenaren van de gemeenten Nuth, Simpelveld en Voerendaal alsmede van Kompas. Taak van deze groep is de implementatie van de nota te coördineren en te begeleiden. Kompas rapporteert in de bestaande kwartaalrapportages over de voortgang en eventueel geconstateerde knelpunten en hierop ondernomen acties. Begin 2013 draagt de beleidsgroep in samenwerking met het AMW zorg voor een integrale evaluatie, waarbij gerapporteerd wordt over de stand van zaken, bereikte resultaten en zo nodig voorstellen worden gedaan voor bijstelling van het geformuleerde beleid. Hieronder een schematisch overzicht van de in deze nota opgenomen activiteiten (op hoofdlijnen).
Uitvoeringsprogramma Hfd nota 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2.1 4.2.2 4.2 4.3 5.3.1
activiteit
Wie
Start
Tot
Kompas Kompas Kompas AMW Kompas KBL Gem/GBRD Kompas
2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 Sept. 2011
permanent permanent permanent permanent permanent permanent permanent Sept. 2013
Kompas
Sept. 2011
Sept. 2013
6
Uitvoering “programma Arbeidsparticipatie” Uitvoering “programma Inkomen” Uitvoering “programma Zorg” Schuldhulpverlening; poortwachter + begeleiding Schuldhulpverlening; regierol Schuldhulpverlening; uitvoering (o.a. trajecten) Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Netwerk maatsch. organisaties opbouwen en bijhouden Foldermateriaal en website actualiseren, toezending aan maatsch. organisaties en informatiebijeenkomsten Implementatie, uitvoering en voortgang bewaken
2011
permanent
6 6
Rapporteren in kwartaalrapportages Evaluatie
Beleidsgroep Kompas Kompas Beleidsgroep Kompas en AMW
2011 Jan. 2013
permanent Sept 2013
5.3.2
Gearceerde activiteiten hebben een afwijkende looptijd, omdat het hier een pilot betreft voor twee jaren, zoals in de inleiding van 5.3 is aangegeven.
14/03/YYYY
2
Bijlage 1: Lijst van afkortingen AMW : Awb : AWBZ : Bbz : CZGO : GBRD : GR : IOAW : IOAZ : Rimo : RTG : SHV : SVB : UWV : Wajong : WIA : WIJ : Wmo : WW : Wwb :
Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene wet bestuursrecht Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bijstandsbesluit zelfstandigen Categoriale regeling voor chronisch Zieken, Gehandicapten en Ouderen Gemeentelijke Belasting- en Registratie Dienst Gemeenschappelijke Regeling Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen Regionale instelling voor maatschappelijke opvang Ronde tafel gesprek Schuldhulpverlening Sociale Verzekerings Bank Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Wet Investeren in Jongeren Wet maatschappelijke ondersteuning Werkloosheids Wet Wet werk en bijstand
14/03/YYYY
2
Bijlage 2: Onderzoeksrapport Research voor Beleid
Bijlage 3: Verslag conferentie armoedebeleid 23 juni 2010
14/03/YYYY