[ BEHEER ]
teerd worden, en die de configuratie van de muur wijzigen, en daardoor variaties in de routes mogelijk maken. Anderzijds bestaan er, zoals hoger reeds vermeld, zéér vele creatieve spel- en trainingsvormen, zodat zelfs op een ‘saaie’ of ‘verouderde’ klimmuur op een boeiende wijze aan initiatie en/of training kan gedaan worden. Voorwaarde is dan wel dat hiertoe de juiste mensen worden aangetrokken of dat de eigen mensen worden bijgeschoold.
WAT KAN DE VLAAMSE BERGSPORT- EN SPELEOLOGIEFEDERATIE VOOR U DOEN? De VBSF biedt de gemeentes haar expertise aan om u te helpen met: • Advies (bv. bij het concipiëren en/of uitwerken van klimmuren, of het herwaarderen van bestaande). • Opleidingen van gemeentepersoneel, inzake veiligheidstechnieken, initiatiemethodes, trainingen, enz… • Het bevorderen van samenwerking tussen lokale bergsportclubs en de gemeentelijke klimmuur.
Het
ABC van PPS
Een algemene situering van het concept
Pu u b l i e k - Prr i va t e Saamenwerking Het concept Publiek-Private Samenwerking of PPS heeft ook bij de realisatie van sportinfrastructuren, zoals zwembaden en sporthallen zijn ingang gevonden. Een voorbeeld is het onlangs geopende zwembad De Dommelslag in Overpelt, zijnde het eerste zwembad in Vlaanderen gerealiseerd via PPS. Daarnaast kennen we de Sportopoliscentra in Jette (UZ V.U.B.) en Diepenbeek (KHLim) en de lopende projecten, zoals de Philipssite in Leuven (figuur 1), het zwembadproject BraschaatSchoten. Ook bij de uitwerking van het idee van de Olympische Spelen 2016 zal PPS zeker aan bod komen. Het PPS-verhaal bij ISB startte op het ISB-Congres 2001 met de voorstelling van het zwembadproject van de pioniersgemeenten Overpelt-Neerpelt. Nu anno 2003 zijn er o.a. op decretaal vlak een aantal ontwikkelingen en rijzen ongetwijfeld ook bij vele andere gemeentebesturen vragen over de mogelijkheden, voorwaarden en succesfactoren van PPS …
Onze bedoeling is het om door die samenwerking enerzijds het sportaanbod via de gemeentelijke sportdiensten te ondersteunen, en anderzijds de aanwezige sportinfrastructuur zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
1. PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKING (PPS) De bergsportclubs van onze federatie én de Vlaamse gemeentes kunnen er alleen maar wel bij varen! De Vlaamse Bergsport- en Speleologiefederatie Contactpersoon : Koen Hauchecorne, sporttechnisch coördinator D. Herreynslaan 155 2610 WILRIJK 03/830 35 60, fax : 03/830 36 24
[email protected] www.vbsf.be Koen Hauchecorne sporttechnisch coördinator VBSF Trefwoord(en): sporttakken, muurklimmen, veiligheid, federaties
27
Sportplaza Leuven op de Philipssite
1.1 DEFINITIE EN KENMERKEN Standaard wordt de volgende werkdefinitie (Kenniscentrum PPS) gehanteerd: “PPS is een samenwerkingsverband, waarin de publieke en private sector, met behoud van hun eigen identiteit en verantwoordelijkheid, gezamenlijk een project realiseren om een meerwaarde te realiseren, en dit op basis van een heldere taak- en risicoverdeling.” Naast deze werkdefinitie loont het de moeite om de definitie uit het decreet van 19 juli 2003 betreffende de publiek-private samenwerking (B.S. 19 september 2003) te vermelden. Met dit decreet heeft de Vlaamse Regering het concept PPS duidelijk gedefiniëerd, een reglementair kader gecreëerd en de mogelijkheid ontwikkeld om zakelijke rechten te heffen op openbare domeingoederen. In dit decreet wordt PPS als volgt omschreven: “projecten die door publiek- en privaatrechterlijke partijen, gezamenlijk en in een samenwerkingsverband, worden gerealiseerd om een meerwaarde voor die partijen tot stand te brengen.“
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2003 • nr. 178
28
[ BEHEER ]
Deze definities steunen op een 5-tal kenmerken: • PPS wordt omschreven in functie van projecten. PPS in het kader van beleidsvoorbereiding of algemene taakstellingen wordt in het toepassingsgebied van het decreet uitgesloten. De projecten leiden tot een langdurige samenwerking. Hier situeert zich ook het hoofdverschil met uitbesteding. Waarbij uitbesteding zich beperkt tot een korte termijn-samenwerking is PPS gericht op een lange termijn. • PPS vereist samenwerking. We onderscheiden twee vormen van samenwerking, waarop later verder zal op worden ingegaan: participatieve PPS, met de oprichting van een gemeenschappelijke rechtspersoon of de contractuele PPS, waarbij contracten, zoals een concessies van openbare werken of diensten worden afgesloten tussen de partners. De samenwerking is echter steeds gebaseerd op duidelijke en vastgelegde afspraken. Belangrijk is ook dat de overheid een regiefunctie behoudt. Hier situeert zich dan ook het verschil met privatisering, waarbij de overheid enkel marktregulerend kan optreden, maar niet meer kan regisseren. De samenwerking kan verschillende vormen aannemen en kan gaan van het louter ontwerpen en creëren (design & build) van infrastructuur (bouwen van een zwembad) tot het uitvoeren van publieke diensten (uitbaten van een zwembad voor inwoners, clubs en scholen). De tijd dat de inbreng van de privé zich beperkte tot de uitbating van de cafetaria lijkt definitief voorbij. Het onderscheid tussen de verschillende vormen situeert zich in de taak- en risicoverdeling. Tot slot is het zeer belangrijk te vermelden dat PPS geen rechtsvorm op zich is, maar visie of samenwerkingsverband dat gebruik maakt van bestaande rechtsvormen of contractuele mogelijkheden en een bestaand juridisch kader. PPS is daarom maatwerk … • PPS gaat over een samenwerking tussen minstens 1 publieke en 1 private partij. De privaatrechterlijke partij wordt in het decreet negatief omschreven als zijnde alle personen die geen publiekrechterlijke partij zijn. De publiek rechterlijke partijen zijn vooreerst de federale overheid, de gewesten en gemeenschappen en de lokale besturen (steden en gemeenten). Maar ook personen die onder rechtstreekse of onrechtstreekse invloed staan van een van deze overheden kunnen de publiek rechterlijke partij vormen: autonome gemeentebedrijven, intercommunales, v.z.w.’s van de Vlaamse Gemeenschap of gemeenten, … We vermelden ook dat het decreet een onderscheid maakt tussen Vlaamse (Vlaamse overheid, IVA’s of EVA’s, …) en lokale (gemeenten, provincies, …) PPS-projecten. Zo dienen Vlaamse projecten formeel erkend te worden door de Vlaamse regering na advies van het Kenniscentrum. Voor lokale projecten is er geen centrale toetsing aan de PPS-criteria of erkenning voorzien of nodig, doch zegt het decreet dat de lokale besturen zich zelf moeten uitspreken over het PPS-gehalte van projecten, mogelijk na betrokkenheid van het Kenniscentrum. • PPS-projecten zijn gezamenlijke projecten met een
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2003 • nr. 178
inbreng van beide partijen en die zodoende de klassieke opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie overstijgen. Hoewel de overheid verantwoordelijk blijft voor de keuze van de private partner en het regisseren van de publieke diensten op resultaatsgerichte wijze moeten beide partijen hun eigen doelstellingen kunnen behouden. Er moet bovendien gebruik gemaakt worden van de expertise van beide partijen en op basis daarvan moeten ook de risico’s verdeeld worden. Het risico mag geenszins op de overheidspartner worden afgeschoven. • PPS-projecten moeten een meerwaarde realiseren. De meerwaarde kan betrekking hebben op verschillende aspecten. Ten eerste kan dit een financiële meerwaarde zijn (‘meer voor minder’). Vervolgens kan er ook een operationele meerwaarde zijn: snelheid van realisatie, een optimalisering van de verhouding kwaliteit/kosten of de aanwending van de ingezette middelen. Ten derde is er de maatschappelijke meerwaarde, doordat een maatschappelijk doel sneller of beter (innovatie, know-how, …) wordt verkregen. Interessant is ook dat met jaren de ‘scoop’ van PPSprojecten zowel op het vlak van tijd (langdurigere projecten) als op het vlak van ruimte (meer functies en taken) verruimd wordt.
Sportopolis Jette
1.2 OVERHEIDSOPDRACHTEN EN ALTERNATIEVE FINANCIERINGSVORMEN Het PPS-begrip dient onderscheiden te worden van traditionele overheidsopdrachten. Bij een traditionele overheidsopdracht gaat het namelijk over een project dat op autonome wijze door de overheid wordt uitgewerkt en voor uitvoering aan een derde wordt toevertrouwd. Bij een overheidsopdracht ontbreekt ook enige vorm van gezamenlijke inbreng, risicoverdeling of gelijklopende doelstellingen. Dit sluit echter niet uit dat de overheidsopdrachtenreglementering voor heel wat PPS-projecten van toepassing zal zijn. De procedures zullen dan zo aangewend moeten worden dat de PPS-doelstellingen nagestreefd kunnen worden. Hoewel in het Vlaams Regeerakkoord van 1999 PPS werd voorgesteld als een alternatief financieringsmid-
[ BEHEER ]
del, waarbij weinig of geen overheidsgeld dient geïnvesteerd te worden en waarbij voorbijgegaan zou kunnen worden aan de wetgeving op de overheidsopdrachten, is er met de oprichting van het Kenniscentrum en het ontwikkelen van een decreet een ruimere benadering van het concept PPS gekomen: PPS-projecten moeten een samenwerking zijn tussen privé en overheid om projecten te realiseren met zowel een commerciëel rendement als ook een maatschappelijke meerwaarde. Belangrijk is ook dat projecten zich ook situeren in andere sectoren (onderwijs, cultuur, stadsontwikkeling, huisvestiging, …) dan de initiëel bedoelde bouwsector. Wat betreft de ‘alternatieve financiering’ sluit PPS zulke financiering niet uit, het is zelfs vaak een belangrijke component bij PPS. Doch waar bij een alternatieve financiering in hoofde van de overheid het louter gaat over een financiële operatie is er bij PPS steeds een project dat gezamenlijk wordt uitgevoerd en voorbereid, een meerwaarde heeft en waarbij er risicoverdeling is. Alternatieve financieringswijzen zijn het overdragen van gronden, gebouwen of rechten aan private partners (vervreemding van overheidsactiva) of de ‘effectisering van overheidsgronden’. In deze laatste vorm worden gronden of onroerende goederen niet definitief overgedragen, maar worden ze als onderpand gebruikt voor financiers die overheid middelen ter beschikking stelt. De meeste bekende vorm hiervan is de ‘sale and lease’ back, waarbij de overheid een deel van zijn activa verkoopt. Tegelijk wordt dit goed via een leasecontract weer aan de overheid ter beschikking gesteld voor een bepaalde (jaarlijkse) vergoeding. Op het einde van de overeenkomst wordt het goed terug eigendom van de overheid. Een bijzondere variant hiervan is bijvoorbeeld de ‘cross border lease’.
een erkende PPS en evenmin dienen de publiciteitsvereisten (kennisgeving aan omwonenden) te worden nageleefd. 1.4 KRITISCHE SUCCESFACTOREN Tot slot vermelden we een aantal kritische succesfactoren. Allereerst dient er een politieke en maatschappelijke betrokkenheid en gedragenheid te zijn. PPS mag geen verborgen privatisering zijn en er is nood aan een ruimer debat dan het louter technische of financiële. Hierbij komen we op het belang van de maatschappelijke meerwaarde, die onderdeel moet zijn van een bredere kerntakenanalyse. Belangrijk is ook dat PPS ‘not the only game in town’ is en men de vergelijking moet maken met andere mogelijkheden. Tot slot dient men bij een goede betrokkenheid en gedragenheid o.a. ook bewust te zijn van de toekomstige financiële implicaties. Ten tweede is PPS een netwerkvorm en dient PPS ook als een netwerk gemanaged te worden. Een derde belangrijke factor is ‘vertrouwen’, waarvoor er een institutionele basis dient te zijn, maar die ook afhangt van organisatie en persoonlijke aspecten. Tot slot zijn er de voorwaarden op intern organisatorisch vlak. De overheid dient te regisseren en het netwerk te managen. Dit vergt soepelheid en snelheid binnen het bestuur, contractmanagement, resultaatsgericht (output) werken, duidelijke taakverdeling naar de politiek en natuurlijke een politieke openheid. Natuurlijk dient er ook voldoende kennis aanwezig te zijn op juridisch en financieel-budgettair vlak, risicomanagement en stakeholdersmanagement.
2. CONTRACTUELE OF PARTICIPATIEVE PPS 1.3 PPS EN DOMEINRECHT: OPENBAAR DOMEIN EN PRIVAAT DOMEIN Het probleem dat zich stelt is dat openbare domeingoederen bestemd zijn tot het gebruik van allen en dat er geen zakelijke rechten op kunnen gevestigd worden. Het PPS-decreet heeft hier een algemene versoepeling ingevoerd die het toch mogelijk maakt voor de Vlaamse en lokale overheden om zakelijke rechten te vestigen op openbare domeingoederen. Dit laatste kan mits aan twee voorwaarden voldaan wordt: een bijzondere en omstandige motivering en de rechten mogen niet onverenigbaar zijn met de bestemming van de domeingoederen. Belangrijk is dat deze versoepeling enkel geldt wanneer het gaat om een PPS-project als dusdanig gekwalificeerd door de Vlaamse Regering of de lokale overheid. Voor lokale PPS-projecten zal deze versoepeling ook terugkomen in de wetgeving voor gemeenten (voorontwerp gemeentedecreet). Het PPS-decreet versoepelt ook de voorwaarden voor het vervreemden en vestigen van zakelijke rechten op onroerende private domeingoederen van de Vlaamse Gemeenschap en het Gewest. Zo is een goedkeuring van de Vlaamse Regering niet vereist wanneer het gaat om
Zoals hoger vermeld is PPS geen rechtspersoon op zich, maar is het een visie of werkwijze die gebruik maakt van bestaande rechtsvormen of contractuele mogelijkheden. Afhankelijk van de omstandigheden (wie is eigenaar van wat ?, wie brengt wat in ?) en van de concrete behoeften (voor overheid, privé of gemengd) kan men kiezen voor de contractuele weg of voor de oprichting van een gemeenschappelijke rechtspersoon. Afhankelijk van de concrete invulling kan de samenwerking een hoger of lager PPS-gehalte hebben. 2.1 CONTRACTUELE VORMEN VAN PPS Wanneer PPS wordt uitgewerkt via de contractuele weg dan kan er een onderscheid gemaakt worden tussen contracten die vallen binnen de wetgeving overheidsopdrachten en contracten die niet zijn onderworpen aan de overheidsopdrachtenwetgeving. Een opdracht wordt als volgt gekwalificeerd als overheidsopdracht: • Overeenkomst onder bezwarende titel • Gesloten met een aannemer, leverancier of dienstverrichter
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2003 • nr. 178
29
30
[ BEHEER ]
• Met het oog op het (laten) uitvoeren van werken, leveringen of diensten Enkele toetsstenen om uit te maken of het om een overheidsopdracht gaat: • Wat is de finaliteit? • Wie draagt het risico? • Wie is de gebruikelijke opdrachtgever? • Controle op uitvoering en geboden garanties? Wanneer op deze vragen het zwaartepunt bij de overheid ligt spreken we over een overheidsopdracht, wanneer dit ligt bij de privé-partners is er geen overheidsopdracht. Wanneer het een gemengd project is, wat bij PPS in se het geval is, dient het belang te worden afgewogen. 2.1.1 PPS-contracten als overheidsopdracht De minst verregaande vorm van PPS-projectontwikkeling is de klassieke overheidsopdracht. De keuze van de gunningswijze van de overheidsopdracht is bepalend voor het PPS-gehalte. Volgende drie vormen, geordend van een laag (geen) tot een hoog (hoger) PPS-gehalte worden toegelicht: • Openbare aanbesteding: de overheid legt alle karakteristieken vast en bekommert zich enkel voor het bekomen van de goedkoopste offerte. • Offerte aanvraag: als de overheid wenst te kiezen uit diverse projecten en ook rekening houdt met andere criteria dan de prijs. • Onderhandelingsprocedure: in het kader van PPS kan gebruik van de onderhandelingsprocedure (met naleving van de bekendmakingsregels) verantwoord worden wanneer de aarde van de dienst zodanig is dat de specificaties van de opdracht niet met voldoende nauwkeurigheid kunnen worden bepaald of wanneer de aard van de opdracht of omstandigheden verhinderen op voorhand een globale prijs vast te stellen. Los van deze drie gunningswijzen zijn er nog een aantal andere middelen mogelijk om het aanbesteden flexibeler te laten verlopen: marktverkenning, functionele specificaties en kaderovereenkomsten. Bij marktverkenning gaat de overheid eerst kijken wat de markt biedt, dit zonder een dergelijk advies zou kunnen leiden tot uitschakeling van de mededinging. Wanneer men werkt op basis van functionele specificaties gaat men in plaats van de opdracht de behoefte duidelijk omschrijven en aantal kwaliteitseisen stellen. Tot slot is het ook mogelijk een beroep te doen op kaderovereenkomsten, waarbij verschillende aanbestedingen op elkaar aansluiten en gekaderd worden binnen één geheel. Een specifieke vorm binnen de wetgeving op de overheidsopdrachten is de promotieovereenkomst. Het hoofdkenmerk van de promotieovereenkomst bestaat er in dat eenzelfde rechtspersoon de verantwoordelijkheid draagt voor zowel de uitvoering van de opdracht als de prefinanciering ervan. De betaling door de opdrachtgever gebeurt slechts vanaf de ingebruikname via huurkoop of
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2003 • nr. 178
onroerende leasing. Deze mogelijkheid is er slechts voor werken en leveringen; én diensten indien deze laatste accessoir zijn ten aanzien van de werken of leveringen. Hoewel dit op een eerste gezicht lijkt op een alternatieve financiering kan de promotieovereenkomst een hoog PPS-gehalte vertonen. De concessie van openbare werken is een andere samenwerkingsvorm binnen de overheidsopdrachtenwetgeving. Bij deze samenwerkingsvorm wordt de privé-partner ook betrokken bij de uitbating achteraf. De tegenprestatie van de overheid bestaat erin dat zij de privé-partner het recht verleent om (een gedeelte van) het werk, dat voldoet aan de normen van de publiekrechterlijke persoon en bestemd is voor openbare dienstverlening, te exploiteren gedurende een bepaalde termijn. Dit geeft de concessiehouder de mogelijkheid om geld te vorderen van de gebruiker van het werk. Het project kan worden gerealiseerd op grond van overheid dewelke deze ter beschikking stelt via een erfpacht of opstalrecht. Op het einde van de concessie kunnen de opgerichte werken terug eigendom worden van de overheid. Een concessie voor openbare werken sluit ook de betaling van een prijs vanwege de aanbestedende overheid niet uit, bijvoorbeeld om de economische prijs sociaal aanvaardbaar te maken. Essentieel is echter, dat de concessiehouder wordt vergoed door de gebruiker (en niet door de concessieverlener) en dat hij de exploitatierisico’s draagt. Het zwembad De Dommelslag in Overpelt werd via een concessie van openbare werken gerealiseerd. 2.1.2 PPS-contracten buiten de overheidsopdrachtenwetgeving Via de overdracht van zakelijke rechten op onroerende overheidsgoederen kunnen PPS-projecten gerealiseerd worden. Hierbij kan gedacht worden aan de verkoop, erfpacht of het opstalrecht. De overheidsopdrachten wetgeving is niet van toepassing voor zover: • De overheid geen specifieke voorwaarden oplegt wat betreft de wijze waarop de private partner gebruik maakt van dit recht. • Aan de overheid mag geen verplichting tot huur of inkoop opgelegd worden. Een voorbeeld hiervan zijn domeinconcessies. De overheid geeft in zulk geval tijdelijk en mits betaling de toelating om voor een welbepaald doel het openbaar domein te gebruiken. Een voorbeeld hiervan is de toelating aan een horeca-uitbater om op de openbare weg een terras te plaatsen. Een andere mogelijkheid in dit kader is de concessie van openbare dienst. Net zoals voor domeinconcessies is hiervoor geen wettelijke regeling. Omwille van een vaak ‘creatieve’ hantering van deze rechtsfiguur voor de omzeiling van de overheidsopdrachtenwetgeving heeft de Europese Commissie deze rechtsfiguur duidelijker afgebakend en werd het op dezelfde wijze gedefiniëerd als een concessie voor openbare werken “waarbij de aanbestedende dienst het verrichten van een tot zijn bevoegdheid behorende
[ BEHEER ]
dienst ten behoeve van het publiek aan een andere instantie overdracht en deze laatste aanvaardt deze activiteit op zich te nemen tegenover het recht op exploitatie van de dienst of tegenover dit recht en tegen betaling.” Het verschil met een opdracht voor diensten situeert zich ook op hetzelfde vlak als het onderscheid tussen een opdracht en concessie van werken. Het onderscheid tussen een concessie voor werken en diensten kan enerzijds bepaald worden door de waarde van de werken en de diensten in een project. Als de waarde van de werken het grootst is spreken we over een concessie voor werken. Anderzijds moet er gekeken worden naar het primaire object. Wanneer het contract in hoofdzaak betrekking heeft op de bouw van een werk spreken we over een concessie voor openbare werken. Dit bediscussieerbare onderscheid is natuurlijk niet zonder belang daar concessies voor openbare werken onderworpen zijn aan een aantal bepalingen en concessie voor diensten hieraan niet onderworpen zijn. 2.2 PARTICIPATIEVE PPS OF DE OPRICHTING VAN EEN RECHTSPERSOON Naast de mogelijkheid om via een contractuele overeenkomst een PPS-project te realiseren kan men ook opteren om, meer verregaand, een rechtspersoon op te richten, waarin overheid en privé samen in participeren. Die rechtspersoon zal vervolgens zelf activiteiten kunnen ontwikkelen en bijdragen tot de realisatie van gelijklopende doelstellingen van overheid en privé. De voordelen zijn de gezamenlijke beslissingsmogelijkheid, grotere herkenbaarheid t.o.v. derden, doordat er 1 aanspreekpunt is en het mogelijke fiscale aspect. Er kan gebruik gemaakt worden van verschillende technieken: publiekrechterlijke, privaatrechterlijke en hybride. De hybride vormen zijn mengvormen waarbij elke constructie zijn eigen private of publieke accenten zal hebben. Er dient echter rekening gehouden te worden met de wetgeving op overheidsopdrachten en het gelijkheidsbeginsel bij de selectie van de private partner of het gunnen van opdrachten door of aan de gemeenschappelijke rechtspersoon. Uitgaande van het beginsel van de ‘tweewegenleer’ heeft de overheid de keuze om bij de behartiging van de openbare belangen te kiezen voor publiek of privaatrechterlijke constructies. We vermelden dat in deze tekst enkel aandacht zal geschonken worden aan de participatie van lokale besturen en niet aan die van Vlaamse overheden. 2.2.1 Publiekrechterlijke weg Dit houdt in dat de overheid overgaat tot de oprichting van een openbare instelling of rechtspersoon. Er dient echter rekening gehouden te worden met een aantal beperkingen, die voor lokale besturen in de praktijk leiden tot een volledige uitsluiting van deelname van private partners en zodanig een PPS via de publiekrechterlijke weg niet mogelijk is voor lokale besturen. Zo is er namelijk een de vereiste van een wetkrachtige
grondslag. Gemeenten komt echter geen wet- of decreetgevende bevoegdheid toe, zodat zij slechts rechtspersonen kunnen oprichten voor zover er daartoe een regeling is uitgewerkt door de wet-of decreetmaker. Momenteel zouden de mogelijkheden zich kunnen voor doen via het decreet op de intergemeentelijke samenwerking of de bepalingen inzake autonome gemeentebedrijven. Doch in het decreet op de intergemeentelijke samenwerking van 6 juli 2003 is er een verbod op de deelname van de privé in de nieuwe intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Voor bestaande verbanden werd een uittredingsregeling uitgewerkt. Ook de reglementering inzake autonome gemeentebedrijven laat participatie van een private partner niet toe. Bovendien is in het ontwerp van het gemeentedecreet deze mogelijkheid niet aanwezig. Meer info over het gemeentedecreet kan men vinden op www.vvsg.be . 2.2.2 Privaatrechterlijke weg Via deze mogelijkheid doet de overheid beroep op privaatrechterlijke technieken (vennootschappen of verenigingen zoals een N.V., C.V.B.A., V.Z.W., enz…) om samen met een privé-partner een PPS-constructie op te zetten. Allereerst dient er echter ook hier een decretale, wettelijke of ordonnatiële basis voor te zijn. Op grond van de rechtspraak valt het te verdedigen dat éénhoofdige (1 gemeente) gemeentelijke participaties volgens de privaatrechtlijke weg mogelijk blijven. Door gemeenten wordt in de praktijk herhaaldelijk gebruik gemaakt van het privaatrecht om rechtspersonen op te richten. Vooral de oprichting van V.Z.W.’s zijn legio. Momenteel bestaan er bovendien 2 reglementering die het mogelijk maken voor gemeenten om zich rechtstreeks of onrechtstreeks via privaatrechtelijke structuren zich te verenigen met andere gemeenten of met derden: intergemeentelijke samenwerking en autonome gemeentebedrijven. Ten eerste kunnen intergemeentelijke verenigingen volgens het decreet op de intergemeentelijke samenwerking participeren in publiek- en privaatrechterlijke rechtspersonen (die zelf geen intergemeentelijke samenwerking mogen zijn). Belangrijke voorwaarde is wel dat het maatschappelijk doel van deze rechtspersonen overeenstemt met de eigen doelstellingen. Ten tweede is het voor autonome gemeentebedrijven mogelijk om te participeren in publiek- of privaatrechterlijke personen. Het maatschappelijk doel van deze personen moet overeenstemmen met het doel van het gemeentebedrijf en het moet voorkomen op een door de Koning opgestelde lijst, die in de praktijk erg ruim kan geïnterpreteerd worden. In principe dient het gemeentebedrijf ook de meerderheid van de stemmen en het voorzitterschap te hebben, doch het PPS-decreet heeft deze meerderheidsregel uitgesloten. Tot slot vermelden we dat het ontwerp van gemeentedecreet, indien dit ongewijzigd zal worden aangenomen, de gemeenten op dubbele wijze machtigt om privaatrechterlijke personen op te richten of erin te participeren. Om te beginnen kunnen zij ‘gemeentelijke extern
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2003 • nr. 177
31
[ BEHEER ]
32
verzelfstandigde agentschappen in privaatrechterlijke vorm’ oprichten (vennootschappen of verenigingen) om bepaalde taken van gemeentelijk belang uit te voeren. Deze agentschappen zijn onderworpen aan een aantal voorwaarden. Bovendien is het ook mogelijk om als gemeente deel te nemen in een V.Z.W. die niet met gemeentelijke taken wordt belast. Bovendien mag er in deze V.Z.W.’s geen overdracht zijn van personeel of infrastructuur. 2.2.3 Aandachtspunten bij een participatieve PPS Het gebruik van het privaatrecht impliceert dat er geen gebruik kan gemaakt worden van publiekrechtelijke toezichtsmechanismen (administratief toezicht). In PPS-constructies kan er wel een aangepaste vorm van overheidscontrole worden uitgewerkt. Zo kunnen bijvoorbeeld erkennings- of subsidievoorwaarden kunnen vastgelegd worden. Uitgesloten is ook om essentiële overheidsfuncties over te dragen aan privaatrechterlijke PPS-constructies. In de praktijk bleek het organiseren van muzikale activiteiten, beheer van culturele infrastructuur of zelf de exploitatie van een ziekenhuis tot de mogelijkheden te behoren. Bovendien is het evident dat men geen afbreuk mag doen aan de algemene rechtsbeginselen en de rechten van derden. In principe is de wetgeving op overheidsopdrachten niet van toepassing bij de selectie van een private partner in een privaatrechterlijke PPS-vennootschap, omdat het niet gaat om een prestatie inzake werken, levering of diensten. Op grond van het gelijkheids- en het transparantiebeginsel gebeurt de selectie best op basis van objectieve en relevante criteria. Tot slot is het belangrijk aandacht te schenken aan het gunnen van opdrachten aan en door een PPS-rechtspersoon door overheid opgericht of waaraan zij participeert. In principe geldt de overheidsopdrachtenwetgeving wanneer de overheid een opdracht gunt aan zulk een rechtspersoon. Ze is uitzonderlijk niet van toepassing als de overheid toezicht uitoefent op de PPS-rechtspersoon zoals op de eigen diensten en als de meerderheid van de werkzaamheden wordt verricht voor de overheid. Wanneer de PPS-rechtpersoon opereert in een concurrentiële markt is de overheidswetgeving wel van toepassing. Wanneer een opdracht gegund wordt door de PPS-rechtspersoon dient te toepassing van de overheidsopdrachtenwetgeving geval per geval bekeken te worden aan de hand van de klassieke criteria, namelijk wanneer het gaat om doelstellingen van algemeen belang en wanneer er een determinerende overheidsbeïnvloeding bestaat via financiering, toezicht, … Beeldvoering Vlaams Kenniscentrum PPS
3. BESLUIT Als besluit kan gezegd worden dat het positief is dat Publiek-Private Samenwerking momenteel een veel besproken mogelijkheid is bij overheden, ook op het vlak van sportinfrastructuren en sportieve dienstverlening aan de inwoners. Dit zal de dialoog met de private sector, en de efficiëntie en effectiviteit van het sportbeleid hopelijk ten goede komen. Belangrijk is ook dat PPS geen nieuwe constructie of rechtspersoon is, doch dat PPSprojecten maken gebruik van bestaande mogelijkheden. Tot slot maakt deze tekst duidelijk dat PPS maatwerk vereist en dat elk project apart moet bekeken worden. In 2004 zal ISB in zijn werking diepgaande aandacht schenken aan Publiek-Private Samenwerking in de sportsector. In samenwerking met Vlaams Kenniscentrum voor PPS zal de lokale sportsector ondersteund worden op het vlak van PPS en de realisatie van sportinfrastructuren. Concreet zal er tijdens het ISB-Congres op 17 en 18 maart een werkgroep gewijd worden aan dit thema. Bovendien zal er in het voorjaar en najaar een studiedag worden georganiseerd over de wettelijke, fiscale, personeels, conceptuele aspecten van een PPS-project. REFERENTIES: • D’Hooghe D, 1997, De gunning van overheidscontracten en overheidsopdrachten, Brugge: Die Keure, 694 p. • D’Hooghe D; Vandendriessche F, 2003, Publiek-Private Samenwerking, Brugge: Die Keure, 251p. • D’Hooghe D, 2003, Recente ontwikkelingen inzake de bestuursrechterlijke aspecten van PPS, (Instituut voor de Overheid; Studiedag Publiek Private Samenwerking; Leuven; 16 oktober 2003). • Van Garsse S, 2003, De concessie van openbare dienst: oud en nieuw instrument voor PPS ?, (Instituut voor de Overheid; Studiedag Publiek-Private Samenwerking; Leuven; 16 oktober 2003). • Van Hyfte B, 2003, Publiek-Private Samenwerking: algemene schets naar Belgisch Recht, 17 p., (Brussel). • Verhoest K, 2003, De meerwaarde van PPS voor openbare besturen, (Instituut voor de Overheid; Studiedag Publiek-Private Samenwerking; Leuven; 16 oktober 2003). • Ten Haaf D, 2001, Publiek-Private Samenwerking: nieuwe investeringsmogelijkheden voor gemeentelijke sportaccommodaties, Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 162: 58-65.
ONLINE: www.vlaanderen.be/pps: Vlaams Kenniscentrum PPS www.minfin.nl/pps: Nederlands Kenniscentrum PPS www.sportrecht.be: Website over sportrecht van Advocatenkantoor Vanden Eynde & Partners (www.vdepartners.be ) www.stibbe.be: Website Advocatenkantoor Stibbe www.leuven.be: Website Stad Leuven met een voorstelling van het Sportplazaproject in de rubriek sport. www.spinonline.be: SPort Informatie Netwerk – online: raadpleeg oude artikels uit het Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer in full-text.
David Nassen stafmedewerker ISB Trefwoord(en): sportinfrastructuren, management, overheid, beheer, zwembaden, concessie. Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2003 • nr. 178