PROGRAMMA WOENSDAG 10 SEPTEMBER, 20:00 UUR OPENINGSCONCERT GAUDEAMUS MUZIEKWEEK 2014 IN SAMENWERKING MET TIVOLIVREDENBURG SERIE FONKELNIEUW ASKO|SCHÖNBERG SILBERSEE
Signature (2003, 11’00) com poser Sampo Haapamäki (FI 1979) winnaar Gaudeamus Prijs 2004 voor 14 musici Absurde Apparate
(2013, 12’00) com poser Benjamin Scheuer (DE 1987) genomineerd voor de Gaudeamus Prijs 2014 voor groot ensemble
Vioolconcert
(2014, 12’00) w ereldprem ière com poser Ørjan Matre (NO 1979) Deel I Deel II
Pauze Nealíka
(2010, 12’00) com poser Francisco Castillo Trigueros (MX 1983) genomineerd voor de Gaudeamus Prijs 2014 voor piccolo, fluit, altfluit, cello, slagwerk en piano I. Presto energico e luminoso II. Leggiero III. Presto nervoso e fragile IV. Vivace spiritoso
Cantatrix Sopranica
(2004-05, 12’00) com poser Unsuk Chin (KR 1961) winnaar Gaudeamus Prijs 1985 voor 2 sopranen, countertenor en ensemble I. Warming up-Tuning II. Singing, Sing it! III. Cis n’est pas Ces IV. Boule de Neige V. Con tutti i Fantasmi VI. Yue Guang - Clair de Lune VII. Echo - Shadow – Canon VIII: EtüdedütE - Immense Voix
Christian Karlsen, dirigent Peter Herresthal, viool Natasha Young, sopraan Eleonore Lemaire, sopraan James Hall, countertenor
De concerten van de Gaudeamus Muziekweek worden opgenomen door de Concertzender en VPRO Vrije Geluiden. Een selectie zal worden uitgezonden. Voor meer informatie kijk op www.vpro.nl/vrijegeluiden en www.concertzender.nl.
W innaars, genom ineerden, een w ereldprem ière en het M exicaanse Noorderlicht… Asko|Schönberg opent de Gaudeamus Muziekweek met Signature. Op de kop af tien jaar geleden won de Fin Sampo Haapamäki met dit briljante werk voor kamerorkest de Gaudeamus Muziekweek 2004. Zangers van Silbersee versterken de troepen in Cantatrix Sopranica, een even hilarisch als meesterlijk werk van Unsuk Chin. Zij won in 1985 de Gaudeamus Prijs. Vijf componisten zijn genomineerd voor deze editie. Met twee van hen kunt u hier alvast kennismaken: Benjamin Scheuer en Francisco Castillo Trigueros. ‘Absurde apparate combineert talrijke klanken en kleuren die ik de laatste jaren heb ontdekt’, zegt Scheuer. Het werk mondt uit in een hoornsolo, ‘absolutely insane’, zo luid en vuil als mogelijk. Hoefgetrappel begeleidt de hartenkreet. De Mexicaan Trigueros zag kleurrijke kunst van Huichol-indianen en vent in Nealíka zijn preoccupatie met timbres en texturen uit. De première van een nieuw Vioolconcert van het Noorse talent Ørjan Matre maakt dit openingsconcert van de Gaudeamus Muziekweek compleet. Zowel Haapamäki als Matre omarmen graag het hoge coloriet. Het cliché van dat typisch Scandinavische Noorderlicht lijkt daarmee te worden bevestigd, tot de Mexicaan Trigueros u de oren wast met minstens zo ijle klanken. Microtonen en ruisklanken zijn volledig ingeburgerd. Pioniers als Alois Hába en Harry Partch, met zijn eigenzinnig toonsysteem, moesten er nog voor knokken. Maar dit jaar floreerde Partch in het Holland Festival en vanavond komt er hier geen partituur voorbij zonder kwarttonen, secuur afgemeten glissando’s en ‘air sounds’. Haapam äki, de kw arttoonvirtuoos Op 10 september 2004 veerde het publiek uit de stoelen tijdens de Gaudeamus Muziekweek. Ons Radio Kamerorkest, nog alive and kicking, had onder de baton van Etienne Siebens laten horen hoe overrompelend virtuoos Haapamäki zijn handtekening zette in Signature. De jury liet de Fin glansrijk winnen. Als een dompteur stuurt hij een rank kamerorkest met een minimum aan zweepslagen soepel over hoge hindernissen. Signature was een opdracht van het Klankspuren Festival 2003 voor het NYYD Ensemble. In 2003 was Haapamäki al opgevallen als finalist van het Koningin Elisabeth Concours in Brussel. De ‘kwarttoonvirtuoos’ noemen collega’s hem in Finland. Inderdaad wordt regelmatig exact een kwarttoon hoger of lager van de musici verwacht. Andere toevoegingen zijn de hoogste, of de laagst denkbare noot op je instrument. De vijf strijkers laat Haapamäki soms de stokdruk geleidelijk opvoeren of intomen. Zo glad mogelijk verlopende glissando’s zijn leep ingezet ter accentuering van hoogtepunten die aanvoelen als de toppen van een achtbaan. Boventoonglissando’s in de trombone. Dubbelgreepglissando’s in de strijkers, glijden over de pianosnaren, je kunt het zo gek niet bedenken. Was dit stijlmiddel
ooit het handelsmerk van Penderecki, hier valt vooral de enorme winst in subtiliteit en dosering op. Terugblikkend was dit zwierige werk de ‘springplank’ voor Haapamäki’s orkestrale oeuvre. Na de Gaudeamus Muziekprijs (Amsterdam 2004) volgden de ICSM-CASH Prijs voor jonge componisten (Zagreb 2005) en de Teosto Prijs (Helsinki 2006). In opdracht van Gaudeamus componeerde hij Design voor kamerorkest (2005) en Velinikka, voor kwarttoonaccordeon en ensemble (2008). Het laatste werk is opgedragen aan Veli Kujala, de accordeonist die hier in deze zaal tijdens het slotconcert soleert in Soira van Veli-Matti Puumala, bij wie Sampo Haapamäki in 2005 afstudeerde. Absurde Apparate In de Gaudeamus Muziekweek van 2012 vertelde Benjamin Scheuer vlak voor de Nederlandse première van zijn Fratzen hoe dat stuk ontstaan was. Voor er een noot op papier stond, had hij al een sessie met regisseur georganiseerd. Eerst eens even brainstormen: dít zijn de dramatis personae, een klarinettist, een pianist, wat kunnen we daarmee? Het is typerend voor Scheuers aanpak. Zijn liefde voor theater heeft vorig jaar tot een opera-opdracht geleid voor het Aldeburgh Festival. Musici krijgen van hem extra speeltuig, gekke dingen vaak. De pianist kreeg in Fratzen een knijpapparaat, de klarinettist een voetpedaal. Zijn grande família van ‘absurde’ geluidsbronnen, speeltuig en objecten is intussen aanzienlijk uitgedijd. ‘Al mijn favorieten komen hier samen’, zegt hij enthousiast over Absurde Apparate. Een voorgebakken tapeloop van zo’n anderhalve minuut onttroont af en toe de dirigent. Een van de slagwerkers start het cassettedeck, terwijl de partituur oproept tot revolutie: ‘Crazily, follow and imitate tape’. John Cage kneep eind jaren vijftig al in een badeendje in zijn Water Walk. Scheuer maakt furore met rubberen varkentjes. ‘Ik houd zo van het geluid dat ze maken, die klank raakt me.’ Vier voert hij er hier op in verschillende kleuren. Een ironische plaagstoot naar de Duitse eetcultuur? Hij schiet in de lach. ‘Nee, nee, nee, helemaal niet! Het is géén commentaar op voedsel!’ Zo brengt Scheuer het ongedwongen plezier terug in de nieuwe muziek. Fietsbel, misthoorn, gekke fluitjes, eiersnijder (op megafoon getaped), het zit allemaal in Absurde Apparate. Toypiano, mondsirene en rommelpot vergezellen de pianist, die prepared piano speelt. Musici blazen op flessen. Een recept voor totale anarchie? Allerminst. Klank en partituur verraden een hechte ordening op materiaal: ‘wooden’, ‘metal’, ‘glass’. Onderscheid maken tussen metaal, huid, hout, de oude rot Xenakis deed het ook al in zijn slagwerkstukken. Verder is er een strikte eenheid van fluiten, zuigen, zuchten of grommen. Een machine van Tingueley, met musici als raderen, even bevrijdend anarchistisch als subtiel, tot op de kwarttoon geregisseerd.
W ereldprem ière van Ø rjan M atres Vioolconcert Ørjan Matre veroorzaakte nog tijdens zijn studie reuring in het Noorse muziekleven met Vier miniaturen voor orkest (2005). Alles trekt hij daarin uit de kast, van diepe tuba tot schrille hoogtes, flatterzungen en stuiterstokken. Jazzy, filmmuziek, evocatieve kleuren, verende Sacre-ritmes in een kwetterend aura van 21ste-eeuwse klankkleuren, het vierluik verscheen op CD bij Aurora (ACD 5048) in 2007. Matre had intussen de leeftijd bereikt waarop Stravinsky doorbrak met zijn Vuurvogel voor ‘verkwistend groot’ orkest. Geboren in Bergen, stad van Grieg, studeerde hij aan het conservatorium van Oslo, waar Matre vorig seizoen Composer in residence was bij het Filharmonisch Orkest. Peter Herresthal, de solist van vanavond, vroeg hem een nieuw Vioolconcert te componeren. Het lukte Matre met steun van de Noorse Komponistenes Vederlagsfond. ‘Het is een heel lyrisch werk geworden’, mailt Herresthal. De hoge regionen worden tot in de stratosfeer verkend, ‘heel virtuoos’, schrijft hij met understatement. ’s Avonds valt er een pdf in de mailbox: strijkers as usual, bij het reguliere hout ook contrabasklarinet én contrafagot. Twee slagwerkers vormen een drieeenheid met de pianist. Openingsmaten: snaredrums soepel beroerd met kwasten, secundes op vibrafoon én piano (hoog). Beide slagwerkers raspen de guiro, de piano raspt met plastic over de witte toetsen (‘guiro-glissando’) en weet daarmee het basregister te sparen… tot pagina 16. Strijkers wisselen geïntoneerde noten af met vervreemdende toonloze arpeggio’s door hun snaren af te dempen. De contrabas speelt col legno, percussief. Koperblazers jongleren met dempers op hoorn, trompet en tenortrombone. Het deel eindigt harmonisch verzadigd, dubbelgrepen bij de solist, gestemde gongs (fis-g-cis), vibrafoonarpeggio’s, unisono blazers, strijkerstremoli. Matre : ‘Het tweede deel is aanzienlijk sneller dan het eerste en toch bijna te beschouwen als herlezing van het eerste, waarbij precies hetzelfde materiaal wordt gepresenteerd in een volkomen andere omgeving en puls.’ De kwastende snaredrums blijven, de secundes blijven liggen in deel twee. De solist is er direct bij, van telgang schakelt het concert naar draf. Vanavond is de wereldpremière van de ‘Sinfonietta-versie’ met ensemble. In het ‘Konserthus’ van Oslo volgt 19 september de vuurdoop van de versie met orkest door het Oslo Philharmonic Orchestra onder leiding van Ilan Volkov in het kader van het Ultima Festival. ‘Een uitgebreidere versie’, geeft Matre aan, ‘Niet alleen in instrumentatie, de orkestversie is ook langer dan de sinfonietta-versie.’ Een tweede uitvoering staat op de rol in Stavanger, op 16 april 2015 door het Stavanger Symphony Orchestra onder leiding van Rolf Gupta en Herresthal.
Trigueros en de tovenaarstaal van de Huichol-indianen Francisco Castillo Trigueros, geboren Mexicaan, is geworteld in het muziekleven van Chicago als componist, musicus en programmeur van computermuziek. De Huichol-indianen leven in het westen van Mexico in de Sierra Madre, verdeeld over de staten Jalisco, Nayarit, Durnago en Zacatecas. Ze houden er hun eigen religieuze rituelen op na, waarbij ze zich laten bedwelmen door de sappen van de peyotecactus (peyote is een synoniem van mescal). Ze spreken een Uto-Azteekse taal die ze ‘Wirrá’itari’ noemen (tovenaar). Hun kleurrijke, quasi-symmetrische kunst noemen ze ‘Nealíka’. Geometrische figuren hebben zowel de aandacht van Trigueros in Nealíka als in Sur les Débris voor basfluit en elektronica, dat op 12 september wordt uitgevoerd. Nealíka is een vierluik voor kamermuzikale setting: fluit(en), cello, percussie en piano. De fluitist krijgt ook toonloze noten, ‘Soffio’, schaduwtonen waarin toonhoogte schuil gaat achter ademruis, tremolo’s van verschillende vingerzettingen voor dezelfde toonhoogte en multiphonics. De cellist drumt soms op de toets met de linkerhand, in afwisseling met flageoletten of streken. Kleur is de parameter waar het openingsdeel zich op richt: klanken uit het toetsen- en percussiepeloton worden benadrukt en vervormd door fluit en cello. Heldere hoogten, verkend met piccolo, celloflageoletten en hoog slagwerk en frisse plonzen in de discant van de piano schuiven telkens in versnelling naar een markeringspunt. Op een generale pauze volgt de omslag naar donkere slagklanken met een hese roep in het lage register van de piccolo als een indianenfluit. ‘Brutale’ zet Trigueros erboven in de partituur. Een miauwende cello markeert de kalme afsluiting. Deel twee opent met een Flatterzunge op altfluit. Een liedvorm waarin elke sectie geordend is op toonhoogte en ritme. Variatie in articulatie leidt tot opmerkelijke grote klankverschillen. De furioso climax mondt uit in de uitklank van de gong. Plokkende woodblocks markeren het vederlichte derde deel, een intermezzo met nerveuze texturen en kristalheldere tonen. Gerinkel van sledebellen en een kleine gestes in cello en (gewone) fluit starten de finale. De piano dient zich weer aan met stuiternootjes in een presto dat ornamenten uit het eerste deel tot een volslagen nieuw lichtvoetig gegeven transformeert. Unsuk Chin - Cantatrix Sopranica De Koreaanse Unsuk Chin werd tot winnaar gekozen in de Gaudeamus Muziekweek van 1985. Slechts drie cellisten had ze nodig om de jury plat te krijgen met Spectra. Het werk is niet uitgegeven. In de brochure van haar uitgever Boosey & Hawkes herinnert alleen een première in De IJsbreker van Jan Wolff van haar tapestuk Gradus ad Infinitum op 6 september 1989 nog aan die tijd. Lichtpunten in haar jeugd in het armlastige Zuid-Korea van de jaren zestig waren de piano die haar vader kocht en de muziekkamer vol grammofoonplaten op de middelbare school, waar ze tot diep in de nacht muziek zat te luisteren.
Een brief aan György Ligeti in Hamburg opende de weg naar het westen. Hij maande haar zichzelf te vinden en geen kopie van Darmstadt-componisten te worden. Dit lukt Chin glansrijk in Akrostichon-Wortspiel op eigen teksten. De onvoltooide versie ging op 2 september 1991 in première in Paradiso, met Monique Krüs en het Nieuw Ensemble onder leiding van David Porcelijn. George Benjamin toonde vervolgens interesse, waarop de zeer succesvolle première van de volledige versie (1993, Londen) de deuren openden van Boosey & Hawkes, sindsdien de uitgever van Chin. In dezelfde Queen Elisabeth Hall ging op 19 mei 2005 Cantatrix Sopranica in première (London Sinfonietta en solisten, wederom onder leiding van George Benjamin). De titel doet denken aan La Cantatrice Chauve uit het absurdistische toneelstuk van Ionesco, of de bard Assurancétourix uit Asterix (een variatie op ‘Assurance tous risques’: allriskverzekering). Hij is echter afgeleid van een fakeonderzoek van de Pools-Joodse dichter in Parijs Georges Perec (1936-1982). The Soprano Project De Iaculatione Tomatonis (in cantatricem), gepubliceerd in 1974. Eind jaren zestig vormde Perec met Italo Calvino, Marcel Duchamp en Raymond, de werkplaats voor literatuur met potentie ‘OuLiPo’, wat associaties wekt met Chinese dichters in Duitse vertaling die hip waren in Gustav Mahlers tijd. In quasi-academische taal beschrijft Perec een experiment met ‘107 gezonde dames-sopranen’ van het Conservatoire National de Musique, ‘wegende’ 94 tot 124 kg, waarbij tomaten van het type ‘rungisia vulgaris’ met een ‘automatische tomaatwerper’ op de diva’s in wording zijn afgevuurd. Gevolg: hyperventilatie, hikken, gillen, schreeuwen en andere hysterische reacties. Naar een neurologische verklaring voor deze ‘réaction yellante chez la Chantatrice’ wordt tot in de thalamus van de hersenen aan toe gezocht. ‘Hoe meer tomaten je naar sopranen werpt, hoe meer ze gaan gillen’, luidt de conclusie van een door Perec aangehaalde eerdere bevinding van collega-onderzoekers ‘Unsofort & Tchetera’. Het is de humor waarmee een dichter wist te overleven wiens vader sneuvelde in 1940 waarna zijn joodse moeder werd omgebracht in 1943. Ligeti heeft Unsuk Chin zijn liefde voor absurdisme en ironie goed ingepeperd. Ligeti’s enige opera, Le Grand Macabre, wemelt van de kwinkslagen en sneers naar de operapraktijk, gerealiseerd door pastiches en citaten. Chins eerste opera Alice in Wonderland ging in 2007 in première. Eerder richtte ze in Cantatrix Sopranica haar pijlen op de kapsones van zangers, zowel op als naast het podium en in de kleedkamer. ‘Hun trucjes en neurotische tics’, legt ze uit. De warming up passeert in deel I: middenrif, lostrillen van de lippen, resonansoefeningen. Dan ‘geht’s los’ in een anarchistisch speels zingen (II). Dramatisch hoogtepunt vormt de belcanto-pastiche Con tutti i Fantasmi met tokkelbegeleiding. De afsluitende etude (VIII) is rijk aan prachtige plop- en klokklankjes en prallers op de ‘rrrr’. De helft van de teksten heeft ze zelf gemaakt. In deel II naar een idee van Gertrude Stein. In deel V naar een gedicht uit de laat negentiende-eeuwse cyclus
Phantasus waarin de Berlijnse dichter Arno Holz al vooruitliep op de twintigsteeeuwse avant-garde. Cis n’est pas Ces (III) bleek als woordgrap hilarisch genoeg hoogst verwarrend voor de musici. Chin koppelt hier juichkreten aan virtuoos slangachtig ensemblespel. Deel VI, Yue Guang, naar een tekst uit de Tang-dynastie (zevende tot tiende eeuw), biedt nasale etnische trillers, glijtonen en slagwerkklankjes die de sfeer oproepen van Chinese traditionele muziek. Etnisch is ook deel VII, met een geestige variant op folkloristisch ‘roep-van-de-berg’-repertoire (met dito antwoord van een geitenhoederskoor). Het heeft iets van de spot van Tijl Uilenspiegel, protagonist van het symfonisch gedicht van Richard Strauss. Narrige humor, met een vilein zwart randje soms, beklemtoont Chin. Huib Ramaer Liedteksten Een fragment uit de tekst van deel III uit Cantatrix Sopranica: ‘cisississis n’est pas ces sessesses ci cis ce cis ci cis ce ces cis ce ces es es es es es es es es ci cis ce ces cis ce ces es es ci cis ce ces cis ce ci cis ce sse ssis sse tses cis n’est pas cis ce ces ssi sse sses tses n’est pas ci cis ce sses ci ce cis n’est pas cis ce ces ssi ssis tses ci cis n’est pas tsis tsi ssis ssis sses n’est pas tses ssi ssi sses n’est pas ce ci cis ce cis ces n’est pas n’est/ces/pas yap tses n’est pas bup tsis n’est pas cis ce ces ce cis ce ces ces/ses ce ces ces/cis es ce ces ses cis ce ces ses ce cis’ (Unsuk Chin) Met dit soort tekst kan Chin veel beter uit de voeten dan met gezwollen dichtregels in oude stijl, zwanger van emoties. Dada-gerelateerde klankpoëzie staat dichter bij muziek, legt ze uit. Neem ook Boule de Neige van ‘OuLiPo’dichter Harry Mathews (deel IV). Volgens de dichters van ‘Ouvroir de littérature Potentielle’ spreek je van een ‘sneeuwbal’ als er vanuit een ‘proto-semantische cel’ een tekst groeit die onderweg als een kameleon steeds wisselende associaties oproept. In feite een muzikaal proces, waarbinnen het ‘muzikale materiaal uitwaaiert in de tijd’, stelt Unsuk Chin. Hieronder een voorbeeld van zo’n ‘snowball poem’ van Harry Mathews, waarin elke regel een enkel woord is. Geboren in 1930 ontmoette hij Perec in 1970, waarop hij werd opgenomen in de gelederen van OuLiPo. De inhoud van Matthews tekst ondersteunt de vorm en andersom:
I am the text which begins sparely, assuming magnitude constantly, perceptibly proportional, incorporating unquestionable incrementations. (Harry Mathews)
Asko|Schönberg Jana M achalett, fluit/piccolo/altfluit M arieke Schut, hobo/althobo Hans Colbers, klarinet/es-klarinet David Kw eksilber, klarinet/contrabasklarinet Rem ko Edelaar, fagot/contrafagot Jan Harshagen, hoorn Frank Braafhart, trompet Toon van Ulsen, trombone Gerard Bouw huis, piano/klavecimbel Em iel Janssen, synthesizer Godelieve Schram a, harp Paul van Utrecht, gitaar Joey M arijs, slagwerk Sjoerd Nijenhuis, slagwerk Joseph Puglia, viool Jan Erik van Regteren Altena, viool Bernadette Verhagen, altviool Charles W att, cello Pieter Sm ithuijsen, contrabass
Christian Karlsen werd in 1985 in Stockholm geboren, en begon op 4-jarige leeftijd met zijn vioolstudie. Op 13-jarige leeftijd begon hij lessen te volgen bij de befaamde Finse dirigent Jorma Panula, die hem stimuleerde door te gaan dirigeren. Een jaar later stond Christian voor het eerst voor een orkest samengesteld uit leden van het Koninlijk Philharmonisch Orkest van Stockholm. Van 2001-2004 dirigeerde hij regelmatig het Södra Latin Youth Orchestra. Andere engagementen uit zijn begintijd waren o.a. het openingsconcert van het Stockholm New Music in 2003 en Mozarts Requiem tijdens het Stockholm Muziekfestival. Christian Karlsen volgde lessen bij John Carewe in Londen, en nam deel aan de internationale Masterclasses van Hartmut Haenchen en Jorma Panula. Hij voltooide zijn studie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Jac van Steen en behaalde zijn Masters Diploma. Daarnaast nam hij ook deel aan de Ligeti Academy waar hij hedendaagse muziek bestudeerde onder leiding van Reinbert de Leeuw en Oliver Knussen. Hij heeft inmiddels met verschillende orkesten gewerkt zoals het Residentie Orkest, het Radio Kamerorkest, het Gelders Orkest, het Noord-Nederlands Orkest, Brabants Orkest, het Orquestra National do Porto en Amsterdam Sinfonietta. Hij assisteerde Esa Pekka Salonen bij het Philharmonia Orchestra in London, Neeme Järvi, Reinbert de Leeuw en Jac van Steen bij de Opera in Dortmund, de Nationale Reisopera, het Residentie Orkest en de BBC National Orchestra of Wales. Christian Karlsen is een fervent pleitbezorger voor de hedendaagse muziek, en heeft reeds talloze wereldpremières gedirigeerd en gewerkt met componisten als Karlheinz Stockhausen en Sofia Gubaidoelina, en samengewerkt met ensembles als Asko|Schönberg, Nieuw Ensemble, Theo Loevendie’s Ziggurat Ensemble. In mei 2009 dirigeerde hij Gruppen van Stockhausen, samen met Reinbert de Leeuw en Baldur Brönnimann in het Casa da Musica in Porto. Hij is medeoprichter en muzikaal leider van het New European Ensemble, waarmee hij reeds talloze concerten heeft gegeven en opnames gemaakt heeft. Peter Herresthal Peter Herresthal staat bekend als een briljante en inspirerende/geïnspireerde vertolker van hedendaagse vioolmuziek. Hij heeft werk uitgevoerd en/of opgenomen van componisten als Per Nørgård, Arne Nordheim, Henri Dutilleux, Thomas Adès, Olav Anton Thommessen, Henrik Hellstenius en Jon Øivind Ness en trad op met talloze orkesten/ensembles, waaronder het Weense Radio Symfonieorkest, de filharmonische orkesten van Oslo, Stockholm en Bergen, het Remix Ensemble, het Tapiola Chamber Orchestra, de symfonieorkesten van Melbourne, Stavanger, Trondheim, Navarra en Helsingborg, de Oslo Sinfonietta, het Orkest van de Noorse Radio en het Bit20 Ensemble.
Herresthal verzorgde de Oostenrijkse, Noorse, Spaanse en Australische premières van het vioolconcert Concentric Paths van Thomas Adès. Hij speelde o.a. tijdens het Bergen Festival (waar hij momenteel de leiding heeft over een jaarlijkse serie), het Risor kamermuziekfestival en MAGMA2002 in Berlijn. Zijn cd Nørgård (2012) werd genomineerd voor een Engelse Gramophone Award. Hij doceert aan de Oslo Academy en als gast aan het Royal College of Music in Londen. Hij speelt op een instrument dat G.B. Guadagnini in 1753 bouwde in Milaan. Asko|Schönberg, toonaangevend ensemble voor nieuwe muziek, voert muziek van de twintigste en 21ste-eeuw uit. Deze muziek is niet alleen van grote, gevestigde namen als Andriessen, Goebaidoelina, Kurtág, Ligeti en Stockhausen, maar ook van jongere componisten als Van der Aa, Padding, Roukens, Widmann en Zuidam. Speciale aandacht is er voor langjarige relaties en samenwerking met grote, betekenisvolle componisten, voor onbekend en gloednieuw werk van hoge kwaliteit. Concerten vinden plaats in series in TivoliVredenburg, Muziekgebouw aan ’t IJ en het Concertgebouw, in gastoptredens in het Holland Festival, De Nederlandse Opera en in co-producties met de Veenfabriek, Slagwerk Den Haag en Vocaallab. Het ensemble treedt op in een keur aan concertzalen en festival in binnen- en buitenland. Naast dirigent Reinbert de Leeuw werkt het ensemble met vaste gastdirigent Etienne Siebens. Dit alles met een gedreven groep veelzijdige musici en solisten uit binnen- en buitenland. Ook het jongere publiek wordt niet vergeten: er zijn educatieve projecten voor diverse leeftijden. Asko|Schönberg is ensemble in residence bij Muziekgebouw aan ’t IJ. www.askoschoenberg.nl. Silbersee (ex vocaallab) maakt lijfelijke opera. Met een groep veelzijdige performers schept het zintuiglijk en muzikaal theater dat betovert, schokt, opzweept of verstilt. Theatermaker, zanger en dirigent Romain Bischoff zet artistieke samenwerkingen op touw tussen componisten, choreografen, zangers, acteurs en andere kunstenaars, van het klassieke domein tot urban culture. Daarmee is Silbersee de plek waar kunststromen uit alle windrichtingen kunnen samenvloeien, om vervaarlijke wervelingen op te wekken, om hevige deining teweeg te brengen, en om uiteindelijk alles te vermengen tot een zilveren kunstvorm. Silbersee onderzoekt en ontwikkelt actuele vormen van opera. Dat genre hoeft geen bastion van traditie te zijn, maar kan bestaan als een zinnenprikkelende en grensverleggende theatervorm van het heden. Naast de projecten die Silbersee zelf initieert, gaat het coproducties aan met organisaties die verwantschap voelen met Silbersee’s artistieke visie of die een beroep doen op de ontwikkelde expertise. Silbersee bespeelt een wijd spectrum van internationale podia, van schouwburgen tot kerken en van Oerol tot het Holland
4 3 2 1
Festival. Het openingsconcert van de Gaudeam us M uziekw eek is tevens het openingsconcert van de serie Fonkelnieuw van TivoliV redenburg. Het volgende concert in deze serie is op zondag 21 septem ber: Q uatuor Danel, klarinettist Jörg W idm an en hoornist Bruno Schneider, m et m uziek van W olfgang Rihm en Jörg W idm ann. Natuurlijk is er veel m eer nieuw e m uziek in TivoliVredenburg. Neem de handzam e folder m ee (o.a. bij de inform atiebalie in de centrale hal) m et daarin een overzicht van concerten m et nieuw e, actuele of eigentijdse m uziek tot aan decem ber.
Na de Gaudeam us M uziekw eek nog m eer nieuw e m uziek! 23 novem ber GAUDEAM US M UZIEKDAG in sam enw erking m et Le Guess W ho?