DECEMBER 2014 54 e JAARGANG - NR.12 JANUARI 2015 55 e JAARGANG - NR.1
Energieakkoord
Combinatiebanen
Due diligence
Ed Nijpels twijfelt niet aan voortgang
Beter twee kleine banen dan geen werk
Richtlijn helpt bedrijven IMVO structuur te geven
SER magazine
Saskia Klosse, jurist en kroonlid:
‘Meer participatie vraagt innovatie’
FOTO Christiaan Krouwels SERmagazine is een maandelijkse uitgave met nieuws en informatie over de SociaalEconomische Raad en de Stichting van de Arbeid. Met dit blad wil de SER de
Denkkracht
overlegeconomie en de sociale dialoog bevorderen. Een jaarabonnement is gratis. Opgave jaarabonnementen en adreswijzigingen via
[email protected] Redactie Liesbeth Breeveld (hoofdredactie), Mariek de Valk, Berber Bijma en Corien Lambregtse (eindredactie) T (0)70 3499 648 F (0)70 3832 535 E
[email protected] Aan dit nummer werkten mee Ton Bennink, Robbert Coenmans, Felix de Fijter, Dirk Hol, Pieter-Paul Jansen, Dorine van Kesteren, Christiaan Krouwels, Jeroen Poortvliet, Elke van Riel, Arjan Visser, Yvonne Zonderop Redactieraad Michaela Drahos, Eric Knopper, Tyche Riemens Ontwerp 2D3D Opmaak
Het spel van onderhandelen kent vele vormen. De afgelopen jaren heb ik die in vele variaties zien passeren. Ook bij de SER speelt onderhandelen een cruciale rol. Met bewondering heb ik in mijn eerste maanden gezien hoe hier in huis bruggen worden geslagen en verbindingen worden gelegd tussen verschillende partijen en uiteenlopende belangen. De kracht van Nederland is dat we goed zijn in samenwerken; ons traditionele polderen. Tegelijkertijd zie je dat mensen tegenwoordig steeds meer het heft in eigen handen nemen. Een instituut als de SER moet tussen die twee schijnbaar tegengestelde uitersten door laveren. Het accent in het onderhandelen zal mede daardoor verschuiven. Kijkend naar onze samenleving is onderhandelen niet meer louter een spel om verschillen te slechten. De focus komt meer en meer te liggen op de vraag: waar willen we met z’n allen uitkomen? Met het antwoord op die vraag kunnen wij heel helder de ambitie van Nederland vaststellen. Niet wat ons scheidt, maar juist datgene wat ons bindt, staat dan centraal. De aard van de onderhandelingen en de uitkomsten worden daardoor wezenlijk anders. Dat zullen we ook binnen de SER gaan merken. Naast ons reguliere advieswerk wil ik de komende periode nieuwe wegen verkennen om de SER sterker te verbinden met de behoeften van onze samenleving. Dat doen we bijvoorbeeld al met de SER-dialogen, maar onze denkkracht kan nog breder en ook sneller worden ingezet. We willen immers bereiken dat beleid niet stolt, maar steeds verder kan uitrollen.
Riccardo van der Does, Michel Velgersdijk Productie SER huisdrukkerij Internet www.ser.nl
2
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
Mariëtte Hamer Voorzitter Sociaal-Economische Raad
7 10
4
14 20 Energieakkoord werkt 4
Due diligence 17
Er is soms reuring over het Energieakkoord, maar volgens Ed Nijpels, voorzitter Borgingscommissie, ligt de uitvoering helemaal op koers. ‘De doelen zijn binnen bereik.’
Bedrijven die over de grens willen ondernemen met oog voor mens en milieu, kunnen aan de slag met de praktijkrichtlijn voor due diligence. Damen Shipyards nam alvast de proef op de som.
Multi-jobben 7
Transparantie over voedsel 20
Steeds meer mensen combineren twee banen. Soms uit noodzaak, soms vrijwillig. De SER verdiept zich in het onderwerp vanwege een mogelijke adviesaanvraag van het kabinet.
Over vijftien jaar is de weg die voedsel aflegt naar ons bord, een stuk transparanter, voorspelt Joszi Smeets (Youth Food Movement). Deel 11 in de serie Verrekijkers.
Meer participatie 10 Een arbeidsmarkt met plek voor iedereen vraagt een innovatieve, onconventionele aanpak. Kroonlid Saskia Klosse pleit voor meer creativiteit en sociaal ondernemerschap, ook binnen de overheid.
Verder in dit nummer
Pensioendebat 14
13 Zeepkist: Robbert Coenmans, Zinnig onderwijs
Voor de derde en laatste keer kwamen deskundigen en geïnteresseerden samen bij de SER om mee te praten over de toekomst van het pensioenstelsel. Eenduidige oplossingen zijn er echter niet.
19 Column: Yvonne Zonderop, Vloeibare wereld 22 SER Kort
SERmagazine
3
Ed Nijpels, voorzitter Borgingscommissie Energieakkoord
‘Alleen de doelen tel Al lijkt het Energieakkoord soms onder druk te staan, achter de schermen wordt stug doorgewerkt. Volgens Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie, liggen de doelen binnen handbereik. ‘Er is geen enkele reden om te denken dat het akkoord in de vertraging is gekomen.’ TEKST Corien Lambregtse FOTO Jeroen Poortvliet
4
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
Never a dull moment rond het Energieakkoord. De laatste maanden was het flink raak met de ophef over de uitkomsten van de Nationale Energieverkenning, Kamerdebatten over de fiscale bijtelling van leaseauto’s en in het hele land debatten over wind op zee en wind op land. Steeds weer rijst de vraag of de doelen voor het Energieakkoord wel worden gehaald. En altijd is er wel weer iemand die de gemaakte keuzes ter discussie stelt. Maar Ed Nijpels, voorzitter van de Borgingscommissie, houdt stug vol. Met net zoveel overtuiging als waarmee hij in oktober 2013 aan de klus begon. En dat geldt ook voor de partners die het Energieakkoord in de zomer van 2013 tekenden. Volgens de Nationale Energieverkenning (NEV) die in oktober uitkwam, worden de doelstellingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing nog niet gehaald. Maar Nijpels is daar niet verrast over. ‘De verkenning is
interview
dat wel zegt of schrijft, die is bezig met framing. Die praat ons ellende aan. Daar doe ik niet aan mee.’ ‘Het Energieakkoord bestaat uit 159 acties. Daarvan zijn er 129 gestart en aan die andere dertig wordt gewerkt. Daarom zegt de NEV ook expliciet dat het op dit moment niet nodig is om extra maatregelen te nemen. We moeten eerst meer duidelijkheid hebben over wat de afgesproken acties gaan opleveren. De komende maanden gaan we met de planbureaus om tafel om te kijken wat er nodig is om de acties hard te maken en door te kunnen rekenen. En op basis daarvan stellen de partners van het Energieakkoord de agenda voor 2015 vast. Als het nodig is, kunnen we de acties bijsturen of intensiveren.’
len’ gebaseerd op de rapportages tot 1 mei van dit jaar. Alles wat er na 1 mei is gebeurd, is dus niet in de NEV opgenomen. Er waren veel maatregelen die nog niet gekwantificeerd konden worden. Het goede nieuws is dat we volgens de NEV met de wel doorgerekende maatregelen toch al 12,4 procent duurzame energie gaan halen in 2020. Zeker: het doel is 14 procent duurzame energie, we zijn er nog niet. Er is misschien nog een gat van 1,6 procent. Maar we hebben zes jaar de tijd om dat in te vullen.’ Framing Nijpels heeft er alle vertrouwen in. ‘Als je nuchter naar de cijfers kijkt, dan weet je dat we het ons niet kunnen veroorloven om ook maar iets te laten liggen. De bestaande afspraken moeten scherp worden uitgevoerd. Maar er is geen enkele reden om te denken dat het Energieakkoord in een vertraging is gekomen. En wie
Zichtbare De belangrijkste boodschap uit de NEV is in Nijpels’ ogen tweeledig: de energietransitie is voor het eerst echt zichtbaar en er is ook voor eerst een breuk te zien tussen de groei van de economie en de groei van energieverbruik. ‘De energiemix in ons land verandert fors, de klimaatdoelen worden behaald, het energieverbruik neemt de komende jaren af en de energierekening van de consument is gemiddeld gedaald. Dat zijn geweldige resultaten.’ Hij begrijpt wel dat het Energieakkoord steeds weer in de aandacht staat. ‘Dit akkoord is iets bijzonders. Groeperingen die vroeger niet met elkaar op straat gezien wilden worden, hebben ineens samen een akkoord gesloten. Het akkoord is op een heleboel punten helder, maar er moeten nog een paar witte vlekken worden ingevuld, en daar zijn we hard mee bezig. Een voorbeeld zijn de criteria voor de bijstook van biomassa in energiecentrales. De meeste mensen liggen daar niet wakker van, maar voor de milieubeweging is dat een buitengewoon essentieel punt. Daar zijn we dus nog over in onderhandeling, maar daar komen we zeker uit.’ Het intrekken van de vergunningen voor een groot aantal windparken op zee door minister Kamp dit najaar beschouwt hij niet als dieptepunt. ‘Het was pijnlijk voor alle betrokken partijen, maar als je 3 miljard kunt uitsparen door de windparken op drie plaatsen te concentreren, in plaats van wijd te verspreiden, dan begrijp ik dat. In deze tijd waarin we iedere euro moeten omdraaien, kun je van een minister niet verwachten dat hij 3 miljard verspilt. Voor ons als Borgingscommissie is het enige dat telt dat de doelstellingen van het Energieakkoord worden →
SERmagazine
5
Mensen die tegen windmolens zijn, zijn vaak dezelfde mensen die ook niet geloven in klimaatverandering bereikt. Uiteraard moet dat op een zo verantwoord mogelijke manier gebeuren.’ Over wind op land wordt in verschillende provincies ook nog zwaar gediscussieerd. De provincies hebben tot 1 januari de tijd gekregen om met eigen voorstellen te komen. ‘Het is prima dat provincies er intensief mee bezig zijn, als de afspraken maar overeind blijven staan. Als zij niet op tijd met een voorstel komen, dan neemt de minister de beslissing. Na 1 januari zal duidelijk worden waar de windparken op land precies komen.’ Participatieplan Uit alle onderzoeken blijkt dat 70 tot 80 procent van de Nederlanders voor duurzame energie is. Ook voor windenergie, zolang de windmolens maar niet in de eigen achtertuin komen. ‘Daarom hebben we in het Energieakkoord de afspraak gemaakt dat bewoners worden betrokken bij de plaatsing van windmolens. Zo komt het ook in de wet. De initiatiefnemers voor een windmolenpark moeten met de bewoners in de omgeving om tafel gaan zitten en tot een plan komen zodat mensen niet alleen nadelen, maar ook voordelen van die windmolens hebben. Windmolens horen overigens al heel lang bij Nederland. In de negentiende eeuw stonden er ook al 10.000. De windmolens die uit die tijd zijn overgebleven, behoren nu tot het industrieel erfgoed.’ Hij heeft niets met mensen die tegen windmolens zijn. ‘Dat zijn vaak dezelfde mensen die principieel ook niet geloven in klimaatverandering. Of het zijn mensen die vinden dat we moeten wachten tot zonne-energie Ed Nijpels: ‘We gaan de wereld van de fossiele brandstoffen achter ons laten’
6
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
alles oplost. Maar we kunnen het ons domweg niet veroorloven om nog tien, vijftien jaar op die technologie te wachten. We hebben een mix van hernieuwbare energiebronnen nodig om in 2050 het doel te behalen: 80 tot 95 procent CO2-reductie.’ ‘Windenergie zou te duur zijn? Wie dat zegt, vergeet de kosten die de klimaatverandering met zich meebrengt. De prijs voor de uitstoot van een ton CO2 is nu 6 euro in het Europese emissiehandelssysteem, maar zouden we de werkelijke kosten berekenen, dan komen we op een prijs van 60 à 70 euro per ton. Als we die prijs zouden invoeren, zou windenergie ineens tot de goedkoopste vormen van energie behoren.’ Oplossingen Er zijn nog veel problemen op te lossen. Dat beseft Nijpels heel goed. ‘De opslag van duurzame energie bijvoorbeeld. Waar slaan we de energie op die wordt opgewekt op een moment dat die niet nodig is? Daar moet technologie voor worden gevonden. Ook hebben we slimme netwerken, smart grids, nodig om de energie die door huishoudens wordt opgewekt met elkaar te verbinden. Ook daar moet technologie voor worden gevonden, maar dat gaat zeker gebeuren.’ ‘De koers is namelijk onomkeerbaar. Een van de grootste energiebedrijven in Europa, EON, heeft onlangs aangekondigd dat het zich helemaal gaat richten op duurzame energie. Zeker, daar zitten de subsidies. Maar zo’n bedrijf is zich er ook zeer van bewust dat we de wereld van de fossiele brandstoffen achter ons gaan laten.’ n
Nederland telt steeds meer multi-jobbers
Combinatiebanen, kansen en knelpunten Veolia en PostNL hebben – als experiment – vijf werknemers gezamenlijk in dienst
Het aantal werknemers dat twee of meer banen combineert, is in tien jaar met zo’n 100.000 toegenomen. Welke gevolgen heeft dat? De SER verdiept zich erin met het oog op een mogelijke adviesaanvraag van het kabinet. TEKST Felix de Fijter FOTO Veolia, Dirk Hol
Pauline Crone is makelaar in Amsterdam. En verpleegkundige. Toen het economisch allemaal wat minder liep en de makelaardij het zwaar te verduren kreeg, zag ze zich genoodzaakt er een tweede baan bij te nemen. ‘Daar ben ik ook echt blij mee. De afwisseling is erg plezierig en het werk dat ik als verpleegkundige kan doen, geeft veel kracht en voldoening’. Maar het is ook wel erg zwaar, geeft ze toe. ‘Gisteren draaide ik een avonddienst en vanochtend stond om 9 uur weer mijn eerste bezichtiging gepland.’ Pauline Crone is geen uitzondering. 467.000 Nederlandse arbeidskrachten hebben een combinatiebaan, ook wel een stapelbaan genoemd. Dat is een kleine 8 procent van de beroepsbevolking. Dit percentage ligt hoger dan in Amerika en veel andere Europese landen. En het ligt in Nederland bovendien 2,2 procent hoger dan
tien jaar geleden. Het kabinet onderzoekt momenteel of hiervoor gericht beleid nodig is.
De afwisseling is erg plezierig maar ook zwaar Noodzaak Twee op de drie multi-jobbers combineren banen bij meerdere werkgevers. Een derde van hen combineert een kleinere baan met zelfstandig ondernemerschap. En in die laatste groep zit de grootste toename. Zelfstandigen – met name in de zakelijke dienstverlening, het openbaar bestuur en overheidsdiensten – kozen, al dan niet onder druk van economische tegenwind, voor een tweede job. Bij degenen die twee banen bij meer- →
SERmagazine
7
multi-jobben
dere werkgevers combineren, was de toename het grootst in de horeca, verhuur, zakelijke dienstverlening en de gezondheidszorg. TNO heeft kwalitatief onderzoek gedaan naar de motivatie om voor een tweede baan te kiezen. Uit een enquête kwam naar voren dat 21 procent zich gedwongen ziet om er een baan bij te nemen, simpelweg om rond te komen. Een kleine 30 procent geeft aan dat de extra inkomsten de doorslaggevende factor zijn. Voor een kwart gaat het om de afwisseling die een tweede baan biedt, zo’n 15 procent vindt een extra job goed voor z’n algemene ontwikkeling. Een kleine 10 procent ten slotte brengt werkzekerheid als argument naar voren. Verschillen De complexiteit van het dossier zit ’m in die diversiteit aan argumenten. Voor de één is een combinatiebaan noodzaak, voor de ander een mooie uitdaging. En de problemen die het ene deel ervaart,
bijvoorbeeld bij het combineren van werk en privé, neemt het andere deel juist op de koop toe, zo blijkt ook uit het TNO-onderzoek. Die laatste groep ziet een tweede baan als verrijking en waardeert de dynamiek van de diverse werkzaamheden.
Liever twee kleine banen dan helemaal geen werk Economisch bezien zijn er voordelen aan multi-jobben. Liever twee kleine banen dan helemaal geen werk, zeggen bijvoorbeeld gemeenten en het UWV. Bovendien wordt er kennis van de ene naar de andere werkgever of branche overgebracht. Het combineren van banen kan ook de teloorgang van menselijk
Verpleegkundige en makelaar: een zware, maar ook verrijkende combinatie
kapitaal voorkomen. De flexibiliteit van multi-jobbers is voor werkgevers bovendien prettig om vraagfluctuaties op te vangen. Onderwijs Jorrit Blaas is iemand die de voordelen van muti-jobben in zijn werk ervaart. Drie dagen in de week werkt hij bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de andere twee dagen staat hij voor de klas. ‘Ik zie de vertaling van het beleid dat op het ministerie gemaakt wordt elke week terug in de klas. Die synergie helpt me in beide banen mijn werk beter te doen.’ Belemmeringen zijn er ook. ‘De werkdruk is hoog en beide werkgevers vragen loyaliteit. Tegelijkertijd zijn zowel het ministerie als de school positief over mijn combibaan.’ Voor de groep die de tweede baan uit pure noodzaak moet aannemen, is de situatie het lastigst. Een burger heeft recht op arbeid, maar ook recht op een gezonde, persoonlijke levenssfeer. Zou een inkomen uit één baan eigenlijk niet genoeg moeten zijn? Tonny Bakker kan erover meepraten. Hij is postbezorger en drukker. Voorheen was hij ook nog als schoonmaker actief in de avonduren. ‘De hypotheekkosten waren voor ons anders niet op te brengen.’ Maar nu hij z’n drukkerij met een webshop heeft uitgebreid, is de combinatie met het post bezorgen afdoende. ‘Ik kan ’s avonds weer rustig eten met m’n vrouw. Dat zat er lange tijd niet in.’ Chauffeur/postbezorger Vraag is of de kwestie van de combinatiebanen alleen de werknemers aangaat, of ook iets is waar werkgevers over kunnen nadenken. Kan het
8
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
zeepkist
van de multijobbers heeft een tweede baan uit financiële noodzaak bedrijfsleven helpen om een gezonde combinatie van banen mogelijk te maken? Vervoerder Veolia en PostNL gaan daar op kleine schaal mee experimenteren. Nu er steeds minder post wordt verstuurd, werken postbodes steeds minder fulltime. Het idee ontstond om postbodes na het bezorgen van de post als buschauffeur in te schakelen. Heel eenvoudig is dat niet. De bus moet altijd op tijd vertrekken, maar de postzak is niet altijd even vol en dus doet de postbode niet altijd even lang over z’n ronde. Bovendien bezorgen postbode/ buschauffeurs de roosterplanners hoofdbrekens. Toch nemen beide bedrijven de proef op de som; vijf multi-jobbers zijn met hun combinatiebaan begonnen. De SER en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hielden op 26 november een expertmeeting in het SER-gebouw om het onderwerp ‘combinatiebanen’ gezamenlijk te verkennen. In dit artikel komen enkele van de aanwezigen aan het woord. Het kabinet overweegt over dit thema een adviesaanvraag aan de SER te doen. Op ser.nl staan de filmpjes over de drie multi-jobbers die in dit artikel aan het woord komen (zie onder Congressen) n
Minister Lodewijk Asscher heeft in oktober aangegeven over welke thema’s de SER in 2015 adviesaanvragen kan verwachten. Ik kon mijn geluk niet op toen bleek dat samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven een van die thema’s is. Een volledige aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt zullen we nooit voor elkaar krijgen. Het onderwijs zal de innovatie in het bedrijfsleven nooit kunnen bijbenen. Maar goed opgeleide werknemers zijn in eenieders belang, niet in het minst van de werknemers zelf. Volledige aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is dan ook een nobel doel om na te streven. De minister richt zich in zijn omschrijving met name op het mbo, de meest vakspecifieke opleidingsrichting. Dat is begrijpelijk. Nergens is de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt zo concreet als in het mbo: een verkeerde studiekeuze is desastreus, een slimme studiekeuze staat vrijwel gelijk aan een baangarantie. Toch zou het jammer zijn als de adviesaanvraag zich zou beperken tot het mbo. Een steeds grotere groep Nederlanders is immers hoger opgeleid. En ook in het hoger onderwijs laat de aansluiting met de arbeidsmarkt te wensen over. De vele hbo-opleidingen zijn lang niet allemaal even zinnig. Niet de baankans maar het aantal te werven studenten lijkt doorslaggevend voor het opleidingsaanbod. In het universitair onderwijs speelt een misschien nog wel fundamentelere vraag: al sinds de middeleeuwen worden studenten aan universiteiten opgeleid voor het beroep van wetenschapper, terwijl onderzoeksvaardigheden nauwelijks relevant zijn voor de arbeidsmarktpraktijk. In hoeverre sluiten universitaire opleidingen nog aan bij de behoefte van het bedrijfsleven en van de studenten zelf? In de discussies over het ‘bij de tijd brengen’ van het onderwijs, ook in SER-verband, zou ik deze vraag maar wat graag willen inbrengen. FOTO Christiaan Krouwels
21%
Zinnig onderwijs
Robbert Coenmans Voorzitter FNV Jong
SERmagazine
9
TEKST Dorine van Kesteren FOTO Christiaan Krouwels
SER-kroonlid Saskia Klosse wil werkbare oplossingen
‘Laten we meer experimenteren’ 10
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
coverstory
De belangrijkste sociaal-economische thema’s van dit moment zijn het uitblijven van de inclusieve arbeidsmarkt en de nog steeds groeiende flexibele schil. Saskia Klosse, hoogleraar sociaal recht en sinds augustus SER-kroonlid, pleit voor een betere balans tussen sociale en economische belangen.
Zoals veel wetenschappers heeft Saskia Klosse een bedachtzame betoogtrant. Naast de ene kant is er ook altijd een andere. Dat betekent niet dat ze vanuit de ivoren toren van de universiteit doorwrochte, maar praktisch onuitvoerbare adviezen de wereld in stuurt. ‘Als wetenschapper wil ik oplossingen aandragen die wérken. Hetzelfde verwacht ik overigens ook van de SER. Daarom ben ik groot pleitbezorger van pilotprojecten. We moeten niet bang zijn om met onze voorstellen te experimenteren in de praktijk. Natuurlijk kan het misgaan of anders uitpakken dan gedacht, maar uiteindelijk wordt de besluitvorming zo alleen maar effectiever.’ Klosse is verbonden aan de Universiteit Maastricht, een internationaal georiënteerde universiteit. In haar werk is de Europese dimensie van het sociaal recht dan ook duidelijk aanwezig. ‘Sociaal beleid is een nationale bevoegdheid van de lidstaten, maar er is steeds meer Europese druk op het gebied van armoedebestrijding, werkgelegenheid en sociale inclusie. Alle lidstaten krijgen afzonderlijke aanbevelingen en streefdoelen opgelegd. Bijvoorbeeld: zorg dat het werkgelegenheidsniveau – het deel van de beroepsbevolking dat een baan heeft – in 2020 75 procent bedraagt en streef er daarbij naar dat zo veel mogelijk mensen participeren, ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Een lidstaat kan dan vervolgens zelf bepalen hoe hij dat doel denkt te behalen. Als dat niet lukt, volgen er geen sancties, maar komt in openbare rapporten te staan dat een bepaald land uit de Europese pas loopt. Een soort blaming and shaming dus.’
Forse uitdagingen Nederland doet het redelijk goed in deze ranglijsten, maar dat neemt niet weg dat ons land voor forse uitdagingen staat, met name als het gaat om werk voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. ‘De inclusieve arbeidsmarkt is een belangrijk streven op Europees en nationaal niveau, maar nog lang niet in zicht. Door de groeiende kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is er in de Nederlandse samenleving een structurele tweedeling ontstaan tussen mensen die wel en mensen die geen deel uitmaken van het arbeidsproces. Alle lidstaten worstelen met het probleem dat het lastig is om te investeren in sociale activatie als →
Wie is Saskia Klosse? Saskia Klosse (1957) studeerde rechten aan de Universiteit van Utrecht. Daar begon zij in 1985 als wetenschappelijk assistent, verdedigde zij in 1990 haar proefschrift en was zij universitair (hoofd)docent. Sinds 2000 is zij werkzaam bij de Universiteit Maastricht, aanvankelijk als bijzonder hoogleraar in het recht van de sociale zekerheid en nu als hoogleraar sociaal recht. Haar voornaamste onderzoeksgebied ligt op het snijvlak tussen het arbeids- en het socialezekerheidsrecht. Klosse neemt deel aan diverse Europese onderzoeksprojecten en mulitidisciplinaire netwerken en aan verschillende redactie- en adviesraden.
SERmagazine
11
Geen enkel ander Europees land snijdt zo rigoureus in de sociale werkvoorziening als Nederland
tegelijkertijd ook moet worden voldaan aan de 3 procent begrotingsnorm. Maar het valt me op dat geen enkel ander Europees land zo rigoureus snijdt in de sociale werkvoorziening als Nederland. Evenmin schuiven andere regeringen het dossier zo integraal door naar het bedrijfsleven. Voorheen stond de Nederlandse overheid garant voor 100.000 sociale werkvoorzieningsplaatsen. Het is natuurlijk niet toevallig dat precies dat getal nu aan de bedrijfskant staat.’ U bent dus niet enthousiast over de Participatiewet. ‘Het vertrekpunt van de wet – zo veel mogelijk mensen een kans geven om via arbeid een zinvolle bijdrage te leveren aan de maatschappij – is goed. Maar we moeten ons wel realiseren dat de doelgroep van de Participatiewet niet zomaar inpasbaar is in het arbeidsproces. Het kost werkgevers veel extra geld om deze mensen echt te laten meedoen: zij moeten de arbeidsorganisatie, takenpakketten en werkplekken aanpassen, de mensen begeleiden… En de loonkostensubsidie dekt lang niet alle kosten, bijvoorbeeld niet die van begeleiding op de werkplek. Het zal erop neerkomen dat werkgevers de kosten tegen elkaar afwegen. En als het duurder is om mensen duurzaam te integreren in hun onderneming dan om de boete van 5000 euro per niet-bezette arbeidsplaats te betalen, is er een reële kans dat ze gewoon de boete betalen.’ Hoe moet het dan wel? ‘We moeten opnieuw kijken naar de verantwoordelijkheidsverdeling. Een deel van de Nederlanders heeft niet de juiste kwalificaties en competenties om deel te nemen aan het arbeidsproces. Het begint met te erkennen dat dit een maatschappelijk probleem is en een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid – in casu de gemeenten die de Participatiewet uitvoeren – en het bedrijfsleven. Zij moeten dus samen een oplossing vinden.’ Over die oplossing heeft u vast wel ideeën. ‘Gemeenten moeten eerst heel goed in kaart brengen wat mensen wel en niet kunnen. Zij moeten de loonwaarde,
12
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
productiviteit en competenties van mensen vaststellen en vervolgens een gericht doelgroepenbeleid voeren. Een deel van de mensen zal voldoende bagage hebben om gewoon mee te draaien op de arbeidsmarkt. Dan is het aan de gemeente om bruggen te slaan tussen lokale en regionale werkgevers en de doelgroep. Gemeenten moeten letterlijk bij bedrijven aan tafel gaan zitten en hun actief instrumenten aanbieden als de no-riskpolis – een voorziening voor loondoorbetaling bij ziekte – proefplaatsing, jobcoaching en loonkostensubsidie. Zo kunnen zij zo goed mogelijk gebruikmaken van de opkomst van sociale ondernemingen, die zich ten doel stellen een bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen.’ Wat gebeurt er met mensen die niet terechtkunnen in het reguliere bedrijfsleven? ‘Gemeenten moeten voor deze groep hun verantwoordelijkheid nemen en optreden als employer of last resort. Dat betekent dat zij deze mensen in dienst nemen en de lonen betalen uit de uitkeringsgelden die op deze manier vrijvallen. De gemeente kan een deel van deze groep via detacheringsconstructies proberen onder te brengen bij reguliere werkgevers. Detachering ontlast werkgevers, omdat de werkgeversrisico’s bij de gemeente liggen en deze ook moet zorgen voor de begeleiding. Aan de andere kant genereert dit inkomsten voor de gemeenten, omdat de werkgevers een fee betalen voor de productiviteit van de gedetacheerde werknemer.’ En de laatste groep? ‘Voor deze mensen moet de gemeente als werkgever geschikte werkplekken zoeken. Dat kan bijvoorbeeld door werk dat nu met behoud van uitkering wordt gedaan, om te zetten in een dienstverband op minimumloonniveau. Dit is niet hetzelfde als de sociale werkvoorziening, die door het Rijk wordt gefinancierd en wordt afgesloten voor nieuwe gevallen. Kortom: een vorm van sociaal ondernemerschap binnen de overheid.’
coverstory
Sociale en economische belangen moeten in evenwicht zijn om tot duurzame oplossingen te komen
De overheid als employer of last resort, is dat haalbaar in een tijd dat de overheid alleen maar moet afslanken? ‘Ik realiseer me dat het moeilijk is, maar als Nederland echt een inclusieve arbeidsmarkt wil waaraan ook mensen met een beperking duurzaam kunnen deelnemen, moeten we nadenken over innovatieve, onconventionele oplossingen. Daar zie ik ook een mooie rol voor de SER. Laten we bijvoorbeeld inspiratietafels organiseren voor werkgevers, werknemers, gemeenten, het UWV en SW-bedrijven om de gedachte van de gemeente als employer of last resort te onderzoeken en een aantal pilotprojecten op te zetten.’ U maakt zich ook zorgen over de alsmaar groeiende flexibele schil op de arbeidsmarkt. ‘Die groter wordende schil leidt tot verschraling, onder meer omdat werkgevers meestal niet investeren in opleiding en doorgroeimogelijkheden van flexibele arbeidskrachten. Bij het zoeken naar een oplossing wordt doorgaans te weinig gekeken naar de achterliggende oorzaak, namelijk dat werkgevers zich door de toenemende concurrentie en globaliseringsdruk steeds meer gedwongen voelen om de arbeid zo goedkoop mogelijk te organiseren. Flexwerk is een manier om daarin te voorzien. De oplossing ligt dus niet in een betere rechtsbescherming van flexwerkers, want dan stijgen de arbeidskosten en doorbreek je dat principe niet. Het is beter om serieus te kijken naar de plannen die onlangs zijn gelanceerd om de belasting op arbeid te verlagen.’ Er zijn ook mensen die uit overtuiging zzp’er worden. ‘Er is niets mis met eigen initiatief, maar er zitten negatieve kanten aan. Een deel van de zzp’ers heeft geen pensioen en geen arbeidsongeschiktheidsverzekering en verdient niet het minimumloon, omdat ze hun diensten tegen een te laag tarief aanbieden om concurrerend te blijven. En dan zijn er ook nog de ‘gedwongen’ zelfstandigen: mensen die op het punt staan ontslagen te worden, maar bij de werkgever kunnen terugkeren als ze hun diensten aanbieden als zzp’er. Daarnaast speelt de vraag of het toenemende
aantal zzp’ers het draagvlak voor de sociale zekerheid niet ondermijnt. Zzp’ers dragen immers geen premies af. Als dat op grote schaal gebeurt, moeten we goed nadenken over de vraag hoe we het sociale stelsel in stand kunnen houden. Misschien moeten we het wel gaan financieren via de inkomstenbelasting – en niet meer via premies.’
Gemeenten moeten optreden als ‘employer of last resort’ Hoe belangrijk is het overlegmodel voor Nederland? ‘De sociaal-economische uitdagingen waar Nederland voor staat, vragen om oplossingen die door de sociale partners worden gedragen. Het is goed dat de SER de laatste jaren de deuren heeft opengezet en zo veel mogelijk stakeholders laat meedenken. Het beeld dat Mariëtte Hamer daaraan heeft toegevoegd, is ook belangrijk: beleid is een rollende bal en de SER moet zorgen dat hij op het speelveld mee blijft doen. Nadat we een advies hebben uitgebracht, moeten we het proces dus blijven volgen: hoe wordt het advies opgepakt, wordt het misschien verkeerd opgepakt, wat zijn de neveneffecten? Soms kan het nodig zijn om daarop weer te reageren met korte notities.’ Hoe ziet u uw eigen rol in de SER? ‘Mijn twee commissies, Europa en sociaal ondernemerschap, liggen in het hart van mijn expertise. Ik zal in ieder geval mijn kennis inbrengen en daarbij zeker ook het langetermijnperspectief bewaken. Het huidige beleid en de huidige wet- en regelgeving worden vaak bepaald door de korte termijn, waarbij overwegingen van kostenbeheersing, efficiency en bezuinigingen de overhand hebben. De sociale belangen worden ondergeschikt gemaakt aan de economische, terwijl een goed evenwicht tussen die twee juist noodzakelijk is om tot duurzame oplossingen te komen.’ n
SERmagazine
13
Laatste dialoogbijeenkomst voor SER-advies pensioenen
Pensioenen: voer voor blijvende discussie Het dialoogtraject in het kader van de voorbereiding van het SER-advies over pensioenen is vrijwel afgerond. In november werd de laatste dialoogbijeenkomst gehouden om de SERcommissie van ideeën te voorzien. Simpele oplossingen zijn er niet, want alles hangt met alles samen. TEKST Berber Bijma FOTO Dirk Hol
14
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
In de derde dialoogbijeenkomst, begin november, ging het over belangrijke dilemma’s en vragen rond het pensioenstelsel. De SER-commissie Toekomst Pensioenstelsel wil zo concreet mogelijke antwoorden en suggesties horen van de honderd mensen die voor de bijeenkomst zijn uitgenodigd. Moeten oud en jong op dezelfde manier pensioen blijven opbouwen? Moeten zzp’ers daar ook toe verplicht worden? Hoeveel en welke solidariteit willen we, en hoeveel keuzevrijheid? En mogen de opbouw en uitkering van het pensioen in verband worden gebracht met de kosten voor wonen en zorg? Sommige deelnemers zijn flink ingevoerd in het onderwerp, bijvoorbeeld vanuit een functie bij een werknemers- of werkgeversorganisatie, pensioenfonds, overheid of wetenschappelijke instelling; anderen zijn geïnteresseerde belanghebbenden. De deelnemers gaan in tien dialoogtafels met elkaar in gesprek.
pensioen
loop van zijn arbeidzame leven een pensioenfonds verlaat, bijvoorbeeld vanwege een nieuwe baan in een andere bedrijfstak of vanwege de switch naar een zzp-bestaan. Dan wordt de relatief hoge premie die hij als jongere inlegde, niet meer gecompenseerd met een relatief lage premie later in de loopbaan. Dat de doorsneesystematiek belangrijke nadelen heeft, vindt iedereen aan tafel. ‘Maar die worden overdreven, waardoor dit een onnodig obstakel in de discussie wordt’, stelt Bernard van Praag, emeritus hoogleraar economie. Hij krijgt bijval, al vinden sommigen dat hij het probleem niet té zeer moet bagatelliseren. Alle mogelijke oplossingen hebben haken en ogen, zo blijkt in het gesprek. Tot een eensgezinde oplossing komt het aan deze tafel dan ook niet. Verplichting Bij de tweede vraag is die eensgezindheid er opvallend snel wél: moet iedereen, dus ook een zzp’er, verplicht pensioen opbouwen? Ja, vinden de gesprekspartners – onder wie overigens geen zzp’ers. ‘Daarin moet de overheid paternalistisch zijn’, vindt Van Praag. ‘Als je wacht tot mensen belangstelling voor hun pensioen krijgen, ben je te laat.’ Maarten Hendriks, adviseur inkomen en pensioenen bij seniorenorganisatie ANBO, is ook voor verplicht pen→
Aan tafel 1 zijn de deskundigen in de meerderheid, evenals de mensen van boven de vijftig. Tafelvoorzitter en lid van de SER-Commissie Klaartje de Boer, tevens vertegenwoordiger van de Vakcentrale voor Professionals, en Jan Ruijtenberg van FNV Jong zijn de enige jongere gesprekspartners aan deze tafel. De eerste vraag die ter tafel komt, is: moeten oud en jong op dezelfde manier pensioen opbouwen zoals ze nu doen? De zogeheten doorsneesystematiek van het huidige stelsel blijkt een hardnekkig punt van discussie. Het houdt in dat alle deelnemers binnen een fonds dezelfde premie betalen en dat iedereen dezelfde pensioenopbouw heeft. Dit leidt ertoe dat jongeren verhoudingsgewijs veel premie inleggen voor hun pensioenopbouw: ze betalen dezelfde (doorsnee)premie als ouderen, terwijl hun inleg langer kan renderen. Dat systeem is prima als iemand altijd bij één fonds blijft, maar werkt ongunstig uit als iemand in de
Advies toekomst pensioenstelsel Staatssecretaris Jetta Klijnsma heeft de SER dit voorjaar gevraagd om een advies uit te brengen over de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel. Dat stelsel staat wereldwijd hoog aangeschreven, maar dreigt onbetaalbaar te worden en is niet genoeg toegerust voor de veranderende arbeidsmarkt. Het SER-advies is een belangrijk onderdeel van de bredere maatschappelijke dialoog die Klijnsma heeft geïnitieerd over het pensioenstelsel. Ze wil van de SER onder meer weten welke verhouding tussen keuzevrijheid en collectiviteit gewenst is, hoe solidariteit het beste kan worden vormgegeven en wat de voor- en nadelen zijn van een integrale benadering van pensioen, zorg en eigen woning.
SERmagazine
15
sioensparen, maar pleit wel voor de mogelijkheid van een tijdelijke vrijstelling. ‘Een beginnende zzp’er zou bijvoorbeeld de eerste vijf jaar uitstel moeten kunnen krijgen van pensioenopbouw.’ Jan Ruijtenberg van FNV Jong ziet de mogelijkheid voor een tijdelijke vrijstelling voor zzp’ers in ieder geval als een belangrijke voorwaarde, mocht er een verplichting tot pensioenopbouw komen. ‘Sommige zzp’ers kiezen heel bewust voor risico. Die vrijheid moeten ze hebben.’ Aart van den Brink, bestuurder van diverse pensioenfondsen voor CNV Vakmensen, vindt dat argument echter niet zo sterk. ‘Werknemers in vaste dienst geven hun geld ook liever uit aan andere dingen. Waarom zou je hen dan wel moeten verplichten, en zzp’ers niet?’ Vertrouwen Daarna komt de derde vraag op tafel: hoe collectief of individueel moet het pensioenstelsel zijn? Het huidige stelsel is in sterke mate collectief: alle premies van één fonds komen in één pot, waaruit de deelnemers na hun pensioen een uitkering krijgen. Er zijn ook mogelijkheden voor een meer individueel stelsel waarbij ieder z’n eigen potje opbouwt en uitgekeerd krijgt. Dat laatste is transparanter en zou – zo zeggen voorstanders – het vertrouwen in het pensioenstelsel een flinke boost geven. Kan wel zijn, zeggen zowel Hendriks (ANBO) als pensioenbestuurder Van den Brink, maar de uitvoeringskosten van zo’n individueel systeem zijn gigantisch. En dat drukt uiteraard op de hoogte van de uitkeringen. Bovendien is deze vraag niet los te beantwoorden van de vraag over de doorsneesystematiek. Veranderingen in die systematiek hebben gevolgen voor bijvoorbeeld de collectiviteit en de transparantie van het stelsel. KPN-werknemer Godwin van Dijk vindt het hoog tijd dat werknemers de vrijheid krijgen om zelf een pensioenfonds te kiezen. ‘Dan ben je in ieder geval van die verplichte koppeling af met een bepaalde werkgever of branche. Dat is nu een groot probleem.’ Hoogleraar Van Praag is dat met hem eens. ‘Een beetje concurrentie tussen fondsen is prima. Dan kunnen mensen stemmen met de voeten.’ Hendriks (ANBO) vraagt zich af of werkenden zich er wel zo diepgaand in interesseren. ‘Van de keuzevrijheid die het huidige stelsel biedt, wordt nauwelijks gebruik gemaakt.’ Zorg en woning De vierde vraag luidt in hoeverre de opbouw en uitkering van pensioenen in verband mogen worden
16
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
SER-dialoogbijeenkomsten De bijeenkomst op 4 november was de derde en laatste dialoogbijeenkomst ter voorbereiding op het SERadvies over de toekomst van het pensioenstelsel. De bijeenkomsten werden bezocht door zowel pensioendeskundigen als geïnteresseerde belanghebbenden. In de eerste twee bijeenkomsten werd geïnventariseerd met welke vragen de SER-commissie zich zou moeten bezighouden en wat individuele werkenden belangrijk vinden voor hun pensioenregeling. Ook via internet konden mensen een bijdrage leveren aan de dialoog. In totaal leverden zo’n tweehonderd mensen van buiten de SER input voor het advies. Foto- en tekstverslagen van de drie bijeenkomsten zijn te vinden op www.ser.nl, kijk onder Congressen.
gebracht met kosten voor wonen en zorg. ‘Het is een sympathieke gedachte om life events aan elkaar te koppelen, maar aan de uitvoering van zo’n personal financial planning zitten vooralsnog te veel haken en ogen’, zegt Hendriks (ANBO). Pensioenbestuurder Van den Brink: ‘Een relatief kleine groep heeft extreem hoge zorgkosten. Die zet je aan de kant als ze hun pensioengeld daarvoor moeten inzetten.’ Ook anderen vinden dat het pensioengeld gereserveerd moet blijven voor levensonderhoud tijdens de oude dag. KPN-werknemer Van Dijk: ‘Pensioen is in feite niets anders dan het verhogen van de financiële weerbaarheid als je stopt met werken. Misschien komen er in de toekomst heel andere manieren van werken en moeten er misschien ook andere manieren komen om die weerbaarheid te verhogen. Wát de SERCommissie ook aan oplossingen voorstelt, de oplossing moet altijd gekoppeld zijn aan veranderingen in de arbeidsmarkt.’ En juist omdat die veranderingen altijd doorgaan, hoopt SER-voorzitter Mariëtte Hamer over twintig jaar door een toekomstige opvolg(st)er te worden uitgenodigd voor een volgende pensioendiscussie, zegt ze in haar slotwoord. ‘Deze discussie stopt niet. Ons advies vormt belangrijke input voor het kabinet. Er komt hopelijk een nieuw stelsel, maar ook daarna zal de discussie in beweging blijven. En daar waar beweging is, hopen wij als SER zo nu en dan een duwtje te geven.’ n
NEN brengt praktijklijn due diligence uit
Spoorboekje voor mensenrechten en milieu Damen Shipyards gebruikt de praktijklijn voor due diligence onder andere voor zijn vestiging in Vietnam
Internationaal opererende bedrijven die risico’s voor mens en milieu systematisch willen beheersen, kunnen aan de slag met de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR). De richtlijn voor due diligence is door drie bedrijven getest en verschijnt binnenkort. TEKST Elke van Riel FOTO Damen Shipyards, Shutterstock
Zaken doen over de grens brengt risico’s met zich mee. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld – direct of indirect – betrokken raken bij kinderarbeid, onveilige werksituaties of vervuiling van het lokale milieu. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is het belangrijk dat bedrijven dit soort risico’s zorgvuldig in kaart brengen om ze te voorkomen of op te lossen. Due diligence heet dat, oftewel MVO-risicomanagement. Om bedrijven hierbij te ondersteunen, verschijnt binnenkort de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR). Deze is opgesteld door NEN, het Nederlands Normalisatie Instituut, in opdracht van de SER-commissie voor internationaal MVO, met steun van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De NPR vertaalt de OESO-richtlijnen en de Guiding Principles on Business and Human Rights van de
Verenigde Naties naar de praktijk van bestaande risicomanagementsystemen. ‘Doel is bedrijven te helpen om risico’s in kaart te brengen, prioriteiten te bepalen en te laten zien welke concrete stappen nodig zijn om te voldoen aan de VN- en ILO-normen voor people, planet en profit – mensenrechten, milieu en eerlijk zakendoen’, vertelt Dick Hortensius, senior consultant managementsystemen bij NEN. Grote bedrijven werken al met risicomanagementsystemen, bijvoorbeeld gebaseerd op ISO-normen. Due diligence moet daarin worden verweven. Het gaat met name om bekende normen als ISO 14001 voor milieumanagement, ISO 26000, een internationale richtlijn voor MVO, en ISO 31000, een internationale norm voor risicomanagement. ‘Als je echt wilt dat bedrijven due diligence opnemen in hun bedrijfsvoering, moet je ervoor zorgen dat het wordt verankerd in de normale →
SERmagazine
17
IMVO
gang van zaken,’ benadrukt Hortensius. Flexibel Een van de drie bedrijven die de NPR in de testfase hebben uitgeprobeerd, is Damen Shipyards. Dit Nederlandse scheepsbouwbedrijf, hoofdkantoor in Gorinchem, heeft wereldwijd ruim veertig werven in onder meer Roemenië, Vietnam, China, ZuidAfrika, Cuba en Canada. ‘Damen is een familiebedrijf, niet beursgenoteerd, zonder druk van externe shareholders. Dat betekent dat mensen bij ons centraal staan,’ vertelt Laure Jacquier, manager Health, Safety and Environment. ‘We praatten altijd al veel met de lokale bevolking en hadden al veel geregeld op het vlak van welzijn, veiligheid en milieu om onze mensen te beschermen. Maar we hadden niet echt één structuur om eventuele risico’s goed in kaart te brengen. Voor ons kwam de NPR daarom op een geschikt moment.’ De kledingindustrie werkt aan een MVO-convenant
Het grote voordeel van de richtlijn vindt Jacquier dat deze een duidelijke systematiek biedt, maar wel flexibel is en daardoor ook goed lokaal inzetbaar. ‘Doordat de NPR is gebaseerd op concrete risico’s en niet op regels van bovenaf, kunnen we op elke werf de risico’s in kaart brengen.’ Dat kost de nodige tijd en is ook niet heel eenvoudig, heeft ze gemerkt, maar ze vindt de praktijkrichtlijn wel gebruiksvriendelijk en ze kon er goed mee uit de voeten. Ook dankzij handige praktijkvoorbeelden. Volgens Jacquier kost implementatie van due diligence veel tijd. ‘Het is een heel proces om de bewustwording van mensen op lokaal niveau te bevorderen. Zo is duurzaamheid in China veel minder een hot topic dan bij ons. En in Vietnam zullen mensen eventuele problemen met mensenrechten of andere praktische zaken niet snel melden, want dat past daar niet in de cultuur.’
We willen niet dat de lokale bevolking gevaar loopt als onze bussen of trucks door de dorpen rijden Het scheepsbouwbedrijf nam, mede naar aanleiding van de NPR, een aantal concrete maatregelen, zoals een intensieve chauffeurstraining. ‘Omdat de wegen in Vietnam gevaarlijk zijn, hebben we een bussysteem opgezet om werknemers op te halen. We willen natuurlijk niet dat de lokale bevolking gevaar loopt als onze bussen of onze trucks met groot materiaal door de dorpen rijden. Daarom hebben we besloten om een strenge leveranciersselectie op te zetten en te eisen dat alle chauffeurs de training Damen defensive driving volgen.’ Spoorboekje De NPR is een lijvig document, tachtig pagina’s, maar bedrijven moeten zich niet laten afschrikken door die omvang, vindt Hortensius. ‘Het is niet nodig de tekst integraal te lezen. In de inleiding is een zo helder mogelijk spoorboekje opgenomen dat bedrijven verwijst naar voor hen relevante informatie.’ De projectgroep wil de richtlijn gaan promoten; mogelijk komt er een website waar bedrijven hun best practices kunnen delen of kunnen bekijken of ze goed bezig zijn. Naar aanleiding van de testfase en
18
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
column
Due diligence moet verankerd worden in de normale gang van zaken van een bedrijf Daarnaast zijn er ook andere instrumenten beschikbaar, zoals de MVO-risicochecker van MVO Nederland en het stappenplan MVO-risicomanagement (kijk op ser.nl, onder thema’s, IMVO). De SER bevordert daarnaast ook het afsluiten van MVO-convenanten door sectoren met de overheid en maatschappelijke organisaties. Daar wordt momenteel bijvoorbeeld aan gewerkt in de kledingindustrie. n
Vloeibare wereld Een beetje auto bevat tegenwoordig vijftig boordcomputers, zo begrijp ik. Losweg knutselen onder de motorkap is er niet meer bij. Jammer voor jongeren op het vmbo die dromen van een toekomst als automonteur, maar pas op het mbo krijgen ze de benodigde kennis. Dit voorbeeld toont hoe technologie ingrijpt op ons onderwijs. Digitale bedrijfsprocessen vergen andere scholing. Simpel werk wordt overbodig. De werkelijkheid verandert sneller dan menig curriculum kan bijbenen. Daarom is de Nationale Onderwijsdialoog van staatssecretaris Dekker zo’n goed plan. Leerkrachten of politici kunnen niet meer alleen bepalen wat we de jeugd en onszelf moeten leren. De tijd van rust in de klas is voorbij. In een vloeibare wereld moeten we ons telkens opnieuw aanpassen. Dat betekent niet dat alles anders moet worden, integendeel! In China of Singapore zijn ze stikjaloers op de creativiteit en inventiviteit die voor ons vanzelf spreken. Ondernemer Roland van der Vorst, die tijdelijk in Singapore woonde, vertelde mij voor de Groene Amsterdammer hoe zijn zoon tijdens een saaie zwemles eigengereid op de kant klom. Dat mocht niet van de juf. Maar juist initiatief nemen en risico’s leren inschatten op jonge leeftijd bevorderen de creativiteit. Wij leren onze kinderen fietsen en laten ze op het goede moment los, dat is een grote verworvenheid. Van der Vorst had nog een tweede les voor de staatssecretaris. Te veel competitie in de klas remt kinderen af om samen te werken, maar samenwerking is het toverwoord voor toekomstige waardencreatie. Empathie is onmisbaar voor economie en samenleving. Ons onderwijs doet dat beter dan in Azië. Hopelijk beperkt de Onderwijsdialoog zich dus niet tot het vakkenpakket van de toekomst. Laten we beseffen welke humane kwaliteiten ons onderscheiden van de robot en laten we die kwaliteiten versterken. FOTO Christiaan Krouwels
een openbare commentaarronde is de NPR op enkele punten aangepast. Volgens Hortensius komt er over een jaar of twee, als meer bedrijven ermee hebben gewerkt, wellicht nog een verbeterde NPR 2.0. Omdat Nederland voor zover bekend het eerste land is met een dergelijke praktijkrichtlijn, kan hij zich voorstellen dat andere landen die overnemen. ‘Dat zou mooi zijn. We hebben de NPR Engelstalig gemaakt, zodat bedrijven de inhoud gemakkelijker kunnen bespreken met hun internationale partners in de keten.’ De NPR is vooral gericht op grote bedrijven, maar ook mkb’ers, brancheorganisaties en overheden kunnen ermee aan de slag. De toegevoegde waarde van de NPR zit vooral in de integratie in bestaande managementsystemen.
Yvonne Zonderop Journalist, gespreksleider, auteur en blogger op www.onsdigitaleleven.nl
SERmagazine
19
Joszi Smeets, directeur Youth Food Movement
‘De weg van voedsel wordt weer zichtbaar’ Haar organisatie zal in 2030 aan eigen succes ten onder zijn gegaan, verwacht Joszi Smeets, directeur van de Youth Food Movement. Tegen die tijd is iedereen zich bewust van de weg die voedsel aflegt en is eten vooral weer een sociale gebeurtenis. TEKST Ton Bennink FOTO Dirk Hol
20
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
Als kind leerde ze al dat de maaltijd belangrijk is. ‘Een sociale gebeurtenis. Ik wist niet anders dan dat je bewust moet zijn van wat je eet en waar het vandaan komt. Van de groene slager om de hoek dus. Daarna heb ik het ook anders meegemaakt.’ Joszi Smeets staat in de Duurzame Jonge 100, een lijst van jongeren die actief bijdragen aan een duurzamere wereld. Ze is sinds 1 oktober directeur van de Youth Food Movement (YFM). Na de middelbare school belandde ze via een uitwisselingsprogramma in een achterstandswijk van Auckland, NieuwZeeland. Het Maori-gezin waarin ze verbleef, deed haar inzien dat het anders moet en kan met voedsel in de wereld. ‘Veel witbrood, veel vlees en veel vet eten. Dat was het menu. Waar het voedsel vandaan kwam, interesseerde ze niet. Bizar hoe weinig geld ze voor voedsel hadden.
Dan heb je dus andere zorgen. Ik was maar lastig aan tafel met de vragen die ik stelde.’ Slow food Na dat jaar down under studeerde ze sociale wetenschappen in Amsterdam, werkte ze bij filmhuis Studio/K en kwam ze via haar werk in aanraking met het Food Film Festival. Daar leerde ze de Youth Food Movement kennen. ‘YFM komt voort uit de Slow Food beweging. Deze beweging ontstond al in 1986 uit protest nadat McDonalds tegenover de Spaanse Trappen in Rome een vestiging had geopend. We waren de eerste jongerenbeweging op het gebied van voedsel. Inmiddels zijn we onderdeel van het internationale Slow Food Youth Network.’ Het motto van YFM is: Good, clean and fair food. ‘Wij willen voedselvraagstukken anders oplossen dan de stereotiepe wat drammerige
verrekijkers
‘macrobiologische’ generatie voor ons. Wij geloven heel sterk in netwerken en samen aan oplossingen werken. Het proces van samen leren en bewust worden, daar gaat het om. Vandaar dat we de YFM Academie organiseren. Daarin doen allerlei mensen met verschillende achtergronden kennis op over voedsel: van de lobbyist van de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) tot de Urker visser of de kippenboer die CO2-neutraal plofkippen houdt, en van de doorsnee consument tot de felle tegenstander van
Belangstelling voor lokaal voedsel groeit bio-industrie.’ Heftig De academie selecteert uit honderd aanmeldingen ieder jaar 25 jongeren (tot 35 jaar) die een halfjaar lang leren van experts over de gehele voedselketen. Ze gaan met elkaar de hort op en gaan de dialoog met elkaar aan. Zo ontstaat een netwerk van jongeren, die vaak op leidinggevende posities in de voedselketen terechtkomen. Inmiddels telt het netwerk 125 jongeren. Smeets: ‘Dat stemt hoopvol voor 2030. Het proces zelf is misschien nog wel belangrijker dan wat de deelnemers precies leren. Niemand is tegen good, clean and fair food. Alleen de weg ernaartoe, daarover verschillen de meningen. Zo bezochten we laatst een gangbare varkenshouderij. Het stonk daar
Verrekijkers Waar verdienen we in 2030 ons brood mee? Wat zijn dan onze problemen? Wat is dan opgelost? In de serie Verrekijkers kijken deskundigen naar de toekomst. Deel 11: Joszi Smeets, directeur Youth Food Movement.
enorm naar ammoniak. We kregen een college over opschaling in de veehouderij en daarna een workshop worstmaken. Dat is voor veel leden een heftige combi. Eet je de worst op of niet? En dan zit daar dus een vertegenwoordiger van de vleesverwerkende industrie naast iemand van een dierenwelzijnsorganisatie aan tafel. De discussies kunnen soms hoog oplopen, maar beiden weten donders goed dat het anders moet.’ De YFM Academie leidt soms tot mooie samenwerkingsprojecten. Zo vonden een designer en een Urker visser elkaar. De visser gaat nu met een webcam het water op en is van minuut tot minuut te volgen. Hij blogt iedere dag over zijn vangst. ‘Hij móét wel naar andere wegen zoeken vanwege die goedkope vis uit Azië. Het zal nog een hele klus worden om de consument ervan te overtuigen dat je beter wat meer kunt betalen voor vis die van dichtbij komt en niet uitsterft. Maar ik ben hoopvol dat het lukt.’ Reclame Over vijftien jaar is suiker misschien wel verboden en lachen we om oude reclames voor cola, denkt Smeets. ‘Dan kunnen we nauwelijks meer geloven dat reclame voor cola ooit was toegestaan. We hebben veel te weinig kennis over de herkomst van ons voedsel. En we betalen te weinig aan de producent. De boer krijgt
nationaal en internationaal veel te weinig voor zijn product. Bovendien moeten grondstoffen een te lange reis afleggen. In 2030 eten we dus geen tilapia uit Azië meer, maar duurzaam gevangen vis uit onze eigen viswateren.’ De voortekenen zijn volgens haar hoopvol. ‘De belangstelling voor lokaal voedsel groeit en er is steeds meer aandacht voor verspilling. Kijk naar evenementen als het Food Film Festival en Het Eetcafé waarin boeren en burgers elkaar ontmoeten.’
In 2030 eten we geen tilapia uit Azië meer Volgend jaar start de YFM met een project voor de jeugd. ‘Zeg maar de energiedrankgeneratie. We kunnen niet vroeg genoeg starten.’ Want eten is plezier, een sociale gebeurtenis en cultureel bepaald – dat kreeg Smeets al met de paplepel ingegoten en daar blijft ze mee bezig. ‘Maar ik hoop en verwacht dat de Youth Food Movement in 2030 niet meer nodig is en dus niet meer bestaat omdat iedereen dan doordrongen is van het belang van good, clean and fair food.’ n SERmagazine
21
FOTO Christiaan Krouwels
SER kort
Aanbevelingen over OR en geheimhouding
FOTO Shutterstock
OR-leden krijgen soms informatie van de bestuurder die ze niet mogen delen met hun collega’s. Daar kunnen goede redenen voor zijn, bijvoorbeeld als het een bedrijfsgeheim betreft. Maar geheimhouding kan het contact met de achterban belemmeren. Daarom heeft de SER-commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) aanbevelingen opgesteld voor bestuurders en OR-leden over het omgaan met de geheimhoudingsplicht. De CBM vindt dat bestuurders terughoudend gebruik moeten maken van de geheimhoudingsplicht. Zij moeten de redenen goed uitleggen, het onderwerp helder afbakenen en een duidelijke termijn stellen. ‘Angst voor onrust’ is niet voldoende reden voor geheimhouding, zeker niet als de gevolgen voor de werknemers aanzienlijk zijn. De CBM vindt dat de geheimhoudingsverplichting de OR in de periode direct voorafgaande aan het geven van advies of instemming, niet mag hinderen in zijn raadpleging van de achterban over onderwerpen die voor die achterban van wezenlijk belang zijn. n
i 22
DECEMBER 2014 - NR.12 - JANUARI 2015 - NR.1
Zie www.ser.nl, onder Publicaties
In memoriam Ivo Thomassen SER-medewerker Ivo Thomassen (44) is op 20 oktober na een kort ziekbed overleden. Hij werkte sinds 2006 bij de SER als senior beleidsmedewerker bij de Directie Bestuurszaken. Zijn werkzaamheden lagen vooral op het bestuurlijke terrein van de SER, waaronder de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en de provinciale SER’en. Zo stelde hij samen met alle betrokken partijen een Code Goed Bestuur op voor de producten bedrijfschappen. Later, toen het kabinet het besluit had genomen de schappen op te heffen, stelde hij samen met collega’s een ‘Leidraad afbouw of opheffing product- en bedrijfschappen’ op, waarin staat waar de schappen zich aan moeten houden. Ook schreef hij het Toezichtverslag, waarin de SER verantwoording aflegt als toezichthouder op de schappen. Ivo Thomassen was daarnaast ook lid van de Redactieraad van het SERmagazine. n
i
Zie www.ser.nl, onder Actueel
ADVIES 14/04 | April 2014
FOTO Dirk Hol
FOTO Dirk Hol
FOTO Shutterstock
IMVO-convenanten
SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD
Kabinet omarmt SER licht rapport advies over mkb-financiering IMVO-convenanten toe aan Kamer
Kamer bespreekt ‘Betere zorg voor werkenden’
Het kabinet neemt het SER-advies IMVO-convenanten over dat in april dit jaar verscheen. Dat blijkt uit een brief van minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en minister Kamp (Economische Zaken) aan de Tweede Kamer. Het kabinet onderschrijft de kernelementen van effectieve IMVOconvenanten die de SER noemt. Die elementen zijn onder meer: een gedegen due diligence-proces (IMVO-risicomanagement), een helder bestuur (governance), een betekenisvolle dialoog met de stakeholders en duidelijke afspraken over monitoring, communicatie en geschillenbeslechting. Het kabinet streeft ernaar dat in 2016 de eerste tien IMVOconvenanten zijn afgesloten. De SER-commissie voor IMVO zal de voortgang van de convenanten in 2016 evalueren. Ook gaat de SER de uitwisseling en het leren tussen sectoren bevorderen. Dat gebeurt in samenwerking met andere partijen. n
De Kamercommissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 6 november met een SER-delegatie het advies Betere zorg voor werkenden besproken. De delegatie bestond uit SER-voorzitter Mariëtte Hamer, kroonlid Louise Gunning (links op de foto), Rik van Steenbergen (FNV) en Mario van Mierlo (VNO-NCW en MKB-Nederland). De delegatie beantwoordde vragen van de Kamerleden, onder meer over de lage status van de bedrijfsarts, de financiering van de arbeidsgerelateerde zorg, het verschil in kennis tussen de huisarts en de bedrijfsarts en de registratie van beroepsziekten. Hamer benadrukte dat het advies moet worden gezien als een tussenstap. Werkgevers, werknemers en kroonleden hebben een gezamenlijke visie gegeven op de toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg. Hamer hoopt dat deze visie wordt gedeeld door de Tweede Kamer, die nu het estafettestokje heeft gekregen. n
i
Zie www.ser.nl, onder Actueel
SER-voorzitter Mariëtte Hamer heeft op 18 november samen met Guusje Dolsma (VNO-NCW/MKB-Nederland) en Chris Driessen (FNV) een toelichting gegeven op het rapport Verbreding en versterking financiering mkb aan de Kamercommissies van Economische Zaken en Financiën. De Kamerleden stelden vragen over de informatievoorziening, de machtpositie van de vier grote banken in Nederland, de vraag of er een permanent overheidsinstrument nodig is voor de kredietverlening van het mkb en de verschillen met andere landen. Hamer lichtte toe dat de binnenlandse vraag naar goederen en diensten in Nederland veel harder is geraakt dan in Duitsland; voor veel kleine ondernemers komt daarbij dat ook de waarde van het onderpand is afgenomen door de daling van de huizenprijzen. Ook wees ze op marktfalen voor het allerkleinste mkb: banken maken voor die groep relatief hoge (onderzoeks)kosten. Voor het allerkleinste mkb moeten er daarom permanente voorzieningen vanuit de overheid zijn, aldus Hamer. n
i
Zie www.ser.nl, onder Actueel
i
Zie www.ser.nl, onder Actueel
SERmagazine
23
Wat zou u doen als u één dag de premier was van Nederland?
TEKST Arjan Visser FOTO Dirk Hol
Wat zou u met spoed willen veranderen? Mail ons:
[email protected]
One day only WIE? Karin Mulder (47) WAT? Ondernemer, www.verbouwingsmakelaar.nl
‘Als ik één dag premier was van dit land, zou ik iedereen die binnen mijn regering iets met het energiebeleid te maken heeft, in een vliegtuig naar IJsland zetten zodat ze daar de elektriciteitscentrales kunnen gaan bekijken die er sinds jaar en dag aardwarmte omzetten in stroom en warm water. Die centrales zijn bovenop vulkanen gebouwd, maar aangezien die eens per vierduizend jaar – en ook niet zomaar – actief worden, is er geen direct gevaar voor de centrales of de mensen die er werken. Simpel gezegd: ze prikken in de grond, richting aardwarmte. Door dat proces komt stoom vrij die naar boven wordt gedreven, waardoor in de centrales de turbines gaan draaien en stroom kan worden opgewekt. De stoom zorgt ook meteen voor het warme water.
In Duitsland en Frankrijk zijn óók vulkanen; daar kan op een zelfde manier energie worden opgewekt die wij vervolgens kunnen importeren. Schoon, veilig en goedkoop. Stel je voor: geen aardbevingen meer in Groningen, geen discussies over boringen op de Waddenzee en over het winnen van schaliegas hoeven we het ook niet meer te hebben. Als we daarnaast de energiemarkt openstellen voor nieuwe toetreders en de vaste lasten – van de nutsbedrijven die nu als enigen winst kunnen maken – komen te vervallen, gaan we er als burgers van dit land in alle opzichten een heel stuk op vooruit. Voor mijn plan zijn maanden, misschien wel jaren nodig, maar ik hoop toch dat op die ene werkdag de eerste stap kan worden gezet.’