SER magazine JULI/AUGUSTUS 2013 - 53 e JAARGANG - NR.7/8
Liever aandacht dan regels Laurien Koster over arbeidsdiscriminatie
Hulde aan de vakman SER-advies over ambachtseconomie
Kroonlid Louise Gunning
‘Laat gezondheidszorg zinnig en zuinig zijn’
FOTO Christiaan Krouwels SERmagazine is een maandelijkse uitgave met nieuws en informatie over de SociaalEconomische Raad en de Stichting van de Arbeid. Met dit blad wil de SER de
Handmade in Holland
overlegeconomie en de sociale dialoog bevorderen. Een jaarabonnement is gratis. Opgave jaarabonnementen en adreswijzigingen via
[email protected] Redactie Jolanda Maas (hoofdredactie), Mariek de Valk, Berber Bijma en Corien Lambregtse (eindredactie) T (0)70 3499 648 F (0)70 3832 535 E
[email protected] Aan dit nummer werkten mee Ton Bennink, Jan-Willem van den Braak, Felix de Fijter, Dirk Hol, Hollandse Hoogte, Pieter-Paul Jansen, Dorine van Kesteren, Christiaan Krouwels, Loek Kusiak, Esther van Rijswijk, Arjan Visser, Michèle de Waard Redactieraad Michaela Drahos, Tyche Riemens, Ivo Thomassen Ontwerp 2D3D Opmaak Robby Gajadien Productie SER huisdrukkerij Internet www.ser.nl
2
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
Klompenmakers, hoefsmeden en glasblazers. Die komen bij veel mensen in beeld als ze aan ambachten denken, vaak in combinatie met braderieën en jaarmarkten. Ambachten zouden iets van vroeger zijn. Maar niets is minder waar. Ambachten zijn springlevend en spelen een wezenlijke rol in de innovatieketen. Denk aan gamebouwers en aan opticiens en tandtechnici die werken met de nieuwste technologieën. Ze zitten met 800.000 werkenden en een jaaromzet van 110 miljard euro tot in de haarvaten van onze economie. Ik ben daarom blij met het advies dat de SER hierover heeft uitgebracht. In elke sector is sprake van ambachtelijk werk, achter elk voorwerp staat wel een ambachtsman. Wat zijn ogen zien, kunnen zijn handen maken. Helaas zien veel jongeren het belang van een ambachtelijk beroep niet en kiezen ze voor een algemeen vormende opleiding. Nog te veel wordt het technisch onderwijs gezien als tweederangsonderwijs, voor kinderen die niet goed kunnen leren. Er dreigt dan ook een enorm tekort te ontstaan aan vakmensen. Tot 2021 is er een vervangingsvraag van 229.000 mensen geraamd. De aanbevelingen van de SER gaan over het verbeteren van het imago van het ambacht en het vergroten van de instroom in het beroepsonderwijs. De SER stelt voor om kinderen op de basisschool een capaciteitentoets af te laten leggen, naast de Citotoets. Wat het imago betreft kunnen we veel leren van Duitsland, waar een systeem van meester-gezel bestaat. De meeste ambachtsmensen zijn eenpitters of werken in een bedrijf met hooguit drie medewerkers. Ondernemerschap is daarom een belangrijk aspect, waaraan in de opleidingen veel meer aandacht moet worden besteed. De aanbevelingen van de SER kunnen een effectieve prikkel geven aan een cruciaal onderdeel van onze economie, in een fase waarin duidelijk behoefte is aan een positief perspectief. Wiebe Draijer Voorzitter Sociaal-Economische Raad
10 18
7 4 14
14
Discriminatie op de werkvloer 4 Concentratie in de haven 18 Er wordt nog steeds gediscrimineerd op de werkvloer. Het kabinet wil van de SER weten hoe dat anders kan. Volgens Laurien Koster, voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens, zijn er genoeg regels. Waar het nu op aankomt, is publieke aandacht.
Modern integreren 7 Het kabinet heeft een adviesaanvraag aangekondigd over arbeidsmigratie. De komst van steeds meer buitenlandse werknemers vraagt om ‘modern integratiebeleid’, zegt prof. Godfried Engbersen.
Werken bij het Havenbedrijf Rotterdam vraagt opperste alertheid en concentratie. Hoe houd je dat vol als het werknemersbestand vergrijst? SER-voorzitter Wiebe Draijer bracht een werkbezoek.
Beter en goedkoper 20 Vraag ouderen en chronisch zieken waar ze behoefte aan hebben, in plaats van hun zonder meer hulpmiddelen aan te bieden. Dat kan de gemeente flink wat geld besparen, zegt de Huizense wethouder Janny Bakker. Gemeenten aan zet, deel 5.
Redelijke discussies 10 Louise Gunning, nieuw kroonlid, verheugt zich op de ‘redelijke discussies’ in de SER. Haar liefde ligt bij publieke gezondheid, die van zoveel meer factoren afhangt dan alleen zorg. Daarom moet zorg zinnig en zuinig zijn.
Vakmanschap 14 De ambachtseconomie moet hoog op de politieke agenda komen, want er dreigt een flink tekort aan vaklieden. De SER pleit onder meer voor vroege erkenning van praktisch talent en een beter imago van het ambacht.
Verder in dit nummer 9 Zeepkist: Jan-Willem van den Braak, Keerpunt 2013? 19 Column: Esther van Rijswijk, Ongrijpbare innovatie 22 SER Kort
SERmagazine
3
Laurien Koster, College van de Rechten van de Mens
‘Liever aandacht dan Discriminatie zorgt er nog altijd voor dat niet iedereen gelijke toegang heeft tot de arbeidsmarkt. Het kabinet wil van de SER weten wat nodig is om die discriminatie te bestrijden. Wetgeving is er genoeg, vindt Laurien Koster, voorzitter van het College van de Rechten van de Mens. Zij ziet meer in publieke aandacht voor het onderwerp. TEKST Loek Kusiak FOTO Christiaan Krouwels
4
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
Te oud, vrouw, gedeeltelijk arbeidsongeschikt of de ‘verkeerde’ huidskleur. Nog altijd worden in Nederland mensen op de arbeidsmarkt geweigerd vanwege een handicap, hun geslacht, leeftijd of etnische afkomst. ‘Vaak is er niet eens sprake van boze opzet, maar zijn het stereotypen, vooroordelen en onwetendheid over wetgeving waardoor bepaalde groepen minder kans hebben op een baan’, zegt Laurien Koster, voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens, opgericht in 2012 en opvolger van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Neem zwangerschapsdiscriminatie: nog steeds een hardnekkig probleem, blijkt uit onderzoek van het college in 2012. Koster: ‘Van de werkende moeders heeft 45 procent een ervaring met discriminatie vanwege zwangerschap. Dat zijn jaarlijks ruim 65.000 vrouwen. Contracten worden niet verlengd als de zwangerschap bekend wordt, of de functie van de betrokken vrouw wordt definitief aan iemand anders gegund.’ De dag na een tv-uitzending over het onderzoek stond er meteen een werkgever op de stoep. Koster: ‘Hij had die
discriminatie
45%
van de werkende moeders heeft ervaring met discriminatie wegens zwangerschap
regels’ ochtend bij de koffie gehoord dat iedereen in het bedrijf ontevreden was over de regelingen rond zwangerschap en wilde daarmee aan de slag. Ook Kamerleden stelden vragen over het onderwerp en intussen merk ik dat ook werkgevers vinden dat zwangerschapdiscriminatie niet meer kan.’ Oordelen Het College voor de Rechten van de Mens ziet door middel van onderzoek en voorlichting toe op de mensenrechten in Nederland. In individuele gevallen beoordeelt het college of er sprake is van discriminatie: op het werk, in het onderwijs, of als consument. In 2012 ontving het college 634 verzoeken om een oordeel, waarvan 48 procent betrekking had op discriminatie rond toegang de arbeidsmarkt. De adviezen van het college zijn niet bindend, maar leiden zeven op de tien keer wel tot verandering van beleid. Ongelijke beloning tussen mannen en vrouwen is een andere veel voorkomende bron van klachten. Volgens Koster bestaat in Nederland een loonkloof van
gemiddeld 20 à 25 procent in het nadeel van vrouwen. Onderzoek door het college naar beloning in ziekenhuizen heeft aangetoond dat vrouwen in functies van gelijke waarde 6 tot 8 procent minder verdienen dan hun mannelijke collega’s. ‘Vrouwen zijn twee keer zo vaak als mannen het slachtoffer van een verkeerde weging van hun ervaring en functieniveau. En vaak weten ze dat niet eens.’ Te oud Discriminatie op grond van leeftijd is volgens Koster van alle tijden, maar wordt in het licht van de economische crisis en de huidige hoge werkloosheid extra manifest. ‘Vanaf 45 jaar ben je kwetsbaar als je werkloos bent. Boven de vijftig jaar hakt het er nog dieper in. Ook hier overheersen vooroordelen als: oud is minder productief, weinig flexibel en vaker ziek. Ook jongeren worden stevig gediscrimineerd in de toegang tot de arbeidsmarkt. →
Wie is Laurien Koster? Mr. Laurien Koster (1950) was voorzitter van de Commissie Gelijke Behandeling en is sinds oktober 2012 voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens. Zij behartigt het belang van mensenrechten in Nederland ook internationaal. Koster was advocaat, rechter en vicepresident van de rechtbank in Haarlem en bestuursvoorzitter van de rechtbank in Alkmaar. Koster adviseert ook de masteropleiding mensenrechten aan de Universiteit Leiden.
SERmagazine
5
Door meer plekken voor vrouwen te reserveren, sluit je mannen met gelijke capaciteiten uit; dat is ook discriminatie
Gebrek aan ervaring is één ding, maar door minimumlooneisen is een vakkenvuller van zeventien jaar ook al te duur. Niet-westerse migrantenjongeren komen er het slechtst af. Ze zijn gemiddeld minder hoog opgeleid en hun tijdelijke banen worden het eerst geschrapt.’ Uitbuiting aanpakken Antidiscriminatieregels en wetgeving op het gebied van gelijke behandeling heeft Nederland genoeg, vindt Koster, al zou het helpen als de Arbeidsinspectie ‘een tandje extra bijzet’ en het Openbaar Ministerie vaker tot vervolging zou overgaan. ‘Slechtheid, uitbuiting van werknemers, uitzendbureaus die niet willen bemiddelen voor kandidaten met exotische namen, dat moet je altijd hard aanpakken’, stelt Koster. ‘Maar fundamenteler om dagelijkse discriminatie op de werkvloer aan te pakken, is publieke aandacht en aandacht binnen bedrijven en organisaties voor stereotyperingen en vooroordelen. Een SER-advies kan de discussie bij sociale
SER-advies over discriminatie Het kabinet wil van de SER weten wat er nodig is om discriminatie op de arbeidsmarkt te bestrijden. Niet elke groep heeft dezelfde kansen op de arbeidsmarkt, blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het kabinet licht er vier groepen uit: niet-westerse migranten, homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en transgenders. Ook moeten sociale partners aanbevelingen doen voor het opheffen van onterechte beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen en een betere doorstroming van vrouwen naar topposities. Het kabinet vraagt ook of andere organisaties zoals het College voor de Rechten van de Mens en de overheid kunnen helpen om discriminatie op de arbeidsmarkt te voorkomen. Het SER-advies moet eind dit jaar klaar zijn.
6
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
partners op gang brengen, waarbij wij als college onze expertiserol willen inzetten.’ Werkgevers en bonden, stelt Koster, kijken vooral collectief – via de cao bijvoorbeeld – naar zaken als gelijke kansen en beloning. ‘Maar zodra het om een probleem rond een individu gaat, wordt het lastig. Veel leidinggevenden leren van alles over kosten en leiderschap, maar niets over mensenrechteneducatie.’ Training Het college komt binnenkort met de resultaten van een onderzoek naar de invloed van stereotypering bij de toegang tot werk. De resultaten worden gebruikt bij een training voor personeelsfunctionarissen en andere professionals op het gebied van werving en selectie. Koster: ‘Bedrijven hebben vaak goede systemen om risico’s te beheersen en ziekteverzuim te verminderen. Waarom kun je dan ook niet een aantrekkelijke werkgever zijn door je personeelsbeleid en beloningsproces zo in te richten dat je niet in de valkuil van je eigen vooroordelen trapt? Zoiets begint door de dialoog aan te gaan met de HR-afdeling en de ondernemingsraad, met gesprekken op afdelingen en met de arbodienst. Ik ben overtuigd van de verbeteringen die dit oplevert, want vooroordelen en stereotyperingen zijn niets anders dan onbewuste mechanismen om je leven of je bedrijf, overzichtelijk en geordend te houden. Het werkt overigens twee kanten uit, want in sectoren met veel vrouwen komen mannen niet binnen.’ Koster pleit voor een genuanceerde benadering als het gaat om acties om meer vrouwen in topposities te krijgen. ‘Door meer plekken voor vrouwen te reserveren, sluit je mannen met gelijke capaciteiten uit. Dat is ook discriminatie. Alles begint echt met aandacht voor kernwaarden, opleiding en kansen op doorstroming. Talent moet je uit de breedst mogelijke vijver vissen, mannen én vrouwen.’ Of we ooit een arbeidsmarkt zullen krijgen met écht gelijke toegang voor iedereen? Koster: ‘Er is al veel bereikt rond emancipatie en gelijke kansen. Nederland groeit naar verandering. Maar het gaat met stapjes en het is volhouden.’ n
SER adviseert over toestroom buitenlandse werknemers
‘Debat arbeidsmigratie vaak te zwart-wit’ Het aantal arbeidsmigranten in Nederland is sinds 2004 verdrievoudigd, tot 350.000. Dat stelt overheden, maar ook organisaties van werkgevers en werknemers voor moeilijke vragen. Het kabinet heeft hierover een adviesaanvraag aangekondigd. TEKST Felix de Fijter FOTO Hollandse Hoogte
Het gaat Godfried Engbersen wat ver om arbeidsmigratie een veelkoppig monster te noemen, ‘maar een verschijning met veel gezichten is het zeker’. Hij is hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit, houdt zich veelvuldig met de thematiek bezig en werkte ook mee aan het rapport In betere banen dat de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) een halfjaar geleden uitbracht over arbeidsmigratie. ‘Nederland heeft simpelweg buitenlandse werknemers nodig. Om vacatures te vervullen waarvoor in Nederland geen vakbekwaam personeel te vinden is, zoals in de zorg en de techniek’, zegt Engbersen. ‘Of voor werk waarvoor Nederlandse arbeidskrachten de neus ophalen. In de kassen van de tuinbouwers in het Westland bijvoorbeeld, of aan de lopende band in de visverwerking. Daar hebben ze liever een ijverige
Pool dan een ongemotiveerde Hollander.’ Die ijverige Polen zijn er. Sinds de uitbreiding van de EU in 2004 en de openstelling van de arbeidmarkt in 2007 kwamen ze in groten getale naar Nederland. Roemenen en Bulgaren idem dito, al hebben zij tot mei 2014 nog een werkvergunning nodig. Door het economisch getij in Zuid-Europa komen er ook Grieken, Italianen en Spanjaarden bij, zij het vooralsnog in mindere mate. Tegenover de vraag naar arbeidsmigranten staat echter de toenemende werkloosheid onder de Nederlandse beroepsbevolking. En waar arbeidsmigranten tegen een lager inkomen werk verrichten dat ook door werkloze Nederlanders kan worden verricht, dreigt verdringing. Het debat daarover wordt bijvoorbeeld gevoerd in de transportsector waar almaar meer Poolse chauffeurs worden geteld. →
SERmagazine
7
In Polen en bepaalde delen van Roemenië trekt de economie aan; dat zal leiden tot terugkeer Integratie Behalve een economisch vraagstuk, is arbeidsmigratie ook een sociologische kwestie. ‘Het is een integratievraagstuk geworden’, zegt Engbersen. ‘De migratie leidt tot sociale problemen op lokaal niveau. In Nederland geldt dat met name in Den Haag en Rotterdam-Zuid.’ De belangrijkste oorzaak is het feit dat de stroom van arbeidsmigranten vele malen groter is dan wie dan ook voor mogelijk had gehouden. ‘Dat leidt tot huisvestingsproblemen, overlast en bij werkloosheid soms tot dakloosheid. Bovendien spreekt een groot deel van de arbeidsmigranten onze taal niet.’ Een complicerende factor is volgens Engbersen de sociale afkomst van de migranten. ‘Er zijn laaggeschoolde, middelbaar geschoolde
en highly skilled arbeidsmigranten. Met name die laatste groep zien we graag komen.’ Daarnaast is er ook een onderscheid in de mate waarin ze zich al dan niet blijvend in Nederland willen vestigen. Op die complexiteit hebben overheden volgens Engbersen op dit moment nog geen antwoord. ‘De situatie vraagt om modern integratiebeleid, dat enerzijds overkoepelend is, maar waaraan op lokaal niveau ook een mouw te passen valt. De arbeidsmigranten uit de EU houd je niet tegen, dus dan moet je je afvragen hoe je de migratie kunt faciliteren. En dan kom je al gauw op lokaal niveau uit. Moet je nu wel of geen Polenhotel bouwen? Wat doe je in de winter, als die seizoensmigranten weer vertrekken? En hoe zorg je ervoor dat ze een beetje Nederlands gaan spreken?’
Nederland ziet hooggeschoolde arbeidsmigranten graag komen
8
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
arbeidsmigratie
Arbeidsmigratie in cijfers Bijna 80 procent van de arbeidsmigranten komt uit een van de EU-lidstaten, met name uit Polen, Duitsland, Bulgarije en Roemenië. Eén op de tien arbeidsmigranten komt uit Azië. Het aantal migranten uit Polen, Roemenië en Bulgarije is tussen 2005 en 2012 significant toegenomen, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het aantal Polen nam van ruim 6500 toe tot bijna 19.000, het aantal Bulgaren vertienvoudigde van 416 tot een kleine 5000 en kwamen er in 2005 nog 559 Roemenen naar Nederland, in 2011 telde het CBS er bijna 2500. Opmerkelijk is dat het aantal bij alle drie de nationaliteiten vorig jaar terugliep met een aantal honderden. ‘Het lijkt erop dat de arbeidsmigratie uit de Oost-Europese landen over z’n hoogtepunt heen is’, zegt Han Nicolaas van het CBS. Verreweg de meeste migranten zijn arbeidsmigranten. Dat geldt niet voor migranten uit Griekenland, Italië, Portugal en Spanje. Ook de migratie uit die landen nam de afgelopen zeven jaar toe, maar de crisisperikelen in Zuid-Europa dreven de migratiecijfers het afgelopen jaren ineens flink op. Telde het CBS in 2009 gezamenlijk bijna 13.500 Griekse, Italiaanse, Portugese en Spaanse migranten, vorig jaar waren dat er ruim 18.000.
Volgens Engbersen wordt de landelijke, politieke discussie te zwart-wit gevoerd. ‘De één zegt: pas op, ze blijven. De ander zegt: nee hoor, ze gaan weer terug. In de jaren zeventig hebben we te lang gedacht dat de Marokkanen en de Turken wel zouden vertrekken. Nu denken we voortdurend dat de nieuwe arbeidsmigranten zullen blijven. Dat ‘gastarbeiderssyndroom’ moeten we bestrijden door het debat te voeren op basis van cijfers, en niet op basis van politieke sentimenten.’ Open Europa Een zwart-wit-discussie past wat Engbersen betreft niet bij ‘de realiteit van een open Europa’, die voor heel wat dynamiek zorgt. ‘Zie bijvoorbeeld de economische ontwikkeling in de Baltische staten, waar het steeds beter gaat. En ook in Polen en bepaalde delen van Roemenië trekt de economie aan. Dat zal leiden tot terugkeer.’ Hoewel de ontwikkelingen zich moeilijk laten voorspellen, ziet hij de nieuwe arbeidsmigratie op de lange termijn voor Europa goed uitpakken. ‘We zullen over twintig jaar vast geen essay tegenkomen over het Europese drama. Net zoals de arbeidsmigratie vanuit Midden-Europa rond 1900 van groot belang is geweest voor de ontwikkeling van de Verenigde Staten, zullen we concluderen dat de nieuwe golf van arbeidsmigranten nodig is geweest voor de verdere economische en sociale integratie in Europa.’ n
zeepkist
Keerpunt 2013? Bijna 34 jaar was ik betrokken bij het SER-commissiewerk en twintig jaar raadslid. In mijn laatste Raadsvergadering in juni 2008 betoogde ik dat er een derde fase voor de SER was aangebroken. Tot 1992 ging het om een vooral nationale context, waarin de SER vaak een vooraanstaande rol speelde, daarna brak een Europese hoogtijfase aan en sinds 2008 ging het om de onomkeerbare globaliseringsfase. Die laatste liet ik eindigen in 2013, vooral wegens grote onzekerheid over het voortbestaan van de overlegeconomie, die al sinds 2004 in crisis zat. Ontslagrecht, AOW, pensioen, het kon alsmaar niet worden opgelost. Nu ligt er dan toch een Sociaal Akkoord. Of dit akkoord beklijft, moet echter nog blijken. De vakbeweging is nog niet uit de crisis van afkalvende representativiteit onder vooral jongeren en van activistisch-populistische sentimenten en het kabinet heeft ook zo zijn eigen problemen. Ik geloof dat de SER zijn kracht niet langer primair moet zoeken in de overwegend nationale vraagstukken rondom de factor arbeid. De laatste grote adviezen op dat terrein waren van 2002-2005 (WAO, WW). De grote stelselvraagstukken zijn nu grotendeels achter de rug. Bij de voortdurende aanpassingsvragen, die snel om een oplossing vragen, zijn Stichting van de Arbeid en kabinet beter geëquipeerd. De SER kan zich beter (verder) ontwikkelen tot een raad die zich vooral bezighoudt met wereldwijde vraagstukken. De sinds 2008 uitgebrachte adviezen weerspiegelen dat ook al met onderwerpen als duurzaamheid, corporate governance, mvo, ontwikkelingssamenwerking, vergrijzing en zorg en Europa. Zo kan de SER helpen het ‘wereldbewustzijn’ te versterken: het bewustzijn dat we een wereldwijd afhankelijke eenheid vormen. Paradoxaal genoeg kan dat ook weer helpen de nationale vraagstukken op te lossen. Ik wens de SER daarmee veel geluk. Jan-Willem van den Braak was tot maart 2013 werkzaam voor VNO-NCW, onder meer als directeur Sociale Zaken, directeur kantoor Brussel en hoofd Stafgroep levensbeschouwing & ondernemen
FOTO Christiaan Krouwels
We zullen over twintig jaar geen essay tegenkomen over het Europese drama
SERmagazine
9
TEKST Michèle de Waard FOTO Christiaan Krouwels
Kroonlid Louise Gunning
‘De zorg moet zinnig en zuinig’ 10
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
interview
Gezondheidszorg is de rode draad in de loopbaan van Louise Gunning. Maar dat betekent niet dat ze zich in haar nieuwe rol als kroonlid tot één onderwerp wil beperken. ‘Veel onderwerpen die in de SER aan bod komen, hebben raakvlakken met volksgezondheid.’ Aan de vooravond van een advies over de toekomstige betaalbaarheid van de gezondheidszorg pleit ze voor ‘zinnige en zuinige’ zorg. Op haar tiende wist Louise Gunning al dat ze arts wilde worden. Haar grootvader was huisarts. Dokter leek haar een prachtig beroep, spannend ook en belangrijk. Haar eerste baan kreeg ze in Washington, in een ziekenhuis in de binnenstad. Door de behandeling van veel arme zwarte patiënten, raakte ze geboeid door publieke gezondheid. Ze merkte dat gezondheid maar in beperkte mate wordt bepaald door de zorg. Andere maatschappelijke factoren zijn zeker zo invloedrijk, zoals werkomstandigheden, sociale achtergrond en voeding. ‘Dat boeit me aan de SER’, zegt Gunning (61). ‘Een aantal belangrijke randvoorwaarden voor een goede volksgezondheid zijn onderdeel van vrijwel alle discussies binnen de SER. We hebben nog steeds grote sociaal-economische verschillen tussen groepen mensen. Integratie van groepen met verschillende etnische herkomst hoort daar ook bij, net als vergrijzing en fysieke omgevingsfactoren. Al deze onderwerpen die in de SER aan bod komen, hebben raakvlakken met volksgezondheid.’
De verschillende invalshoeken van werkgevers, van werknemersorganisaties en van kroonleden zorgen ervoor dat je verschillende belangen kunt inschatten en een zorgvuldige afweging kunt maken waarbij feiten een rol spelen, maar ook achterbannen van organisaties.’
U leidde jarenlang het ziekenhuis AMC in Amsterdam, daarna de Gezondheidsraad. Jeuken uw vingers om over de zorg te adviseren? ‘Nee, zo kom ik niet bij de SER binnen. Mijn onderzoeksterrein – sociale geneeskunde – dwingt me ook om naar terreinen te kijken buiten de zorg. Daar liggen heel belangrijke randvoorwaarden voor een goede volksgezondheid. Vanuit die optiek is de SER voor mij een beetje een speeltuin. De raad biedt de mogelijkheid om me verder te verdiepen in al die verschillende onderwerpen en de volksgezondheid vanuit andere perspectieven te bekijken. Dat vind ik interessant. In mijn vakgebied public health zijn bijvoorbeeld de verbetering van arbeidsomstandigheden en veiligheidsvoorschriften in de bouw ontzettend belangrijk geweest voor de gezondheidssituatie van Nederlanders.
Een aantal sociale hervormingen – pensioenen, verkorting van de WW, ontslagrecht – verloopt moeizaam. Wat verdient prioriteit? ‘De sociale zekerheid – en laten we die heel breed als publieke taken definiëren – is echt wel aan revisie toe. Dat moet je niet als een failliet van die sociale voorzieningen betitelen. Het zijn noodzakelijke aanpassingen omdat de samenleving sterk is veranderd. De demografie speelt daarbij een belangrijke rol. Oplossingen die in de jaren vijftig voor de hand liggend waren, zijn in 2015 niet meer vanzelfsprekend. Bijvoorbeeld de omgang met de generatie van de babyboomers, die direct na de oorlog is geboren. Het doel van regelingen wordt soms uit het oog verloren. Kijk naar de positie van alleenstaande vrouwen boven 65 jaar: in de jaren zestig was de financiële →
Achterbannen kunnen ook vertragend werken. ‘Als ook de SER er niet uitkomt, is dat illustratief voor het feit dat een probleem niet gemakkelijk is op te lossen. Ik ben altijd weer aangenaam verrast hoe redelijk Nederlanders zijn.’ In welk opzicht? ‘Ik vind dat Nederlanders meer dan enig ander volk over moeilijke onderwerpen heel zorgvuldig met elkaar kunnen praten. Instituties als de SER spelen daar een rol in, maar ook ons vermogen om zakelijk naar moeilijke morele dilemma’s te kijken. Je beseft dat pas als je dergelijke discussies in andere landen hebt meegemaakt. Dan merk je wat een voordeel het is dat we die traditie hebben.
SERmagazine
11
Ik ben altijd weer aangenaam verrast hoe redelijk Nederlanders zijn
positie van weduwes soms heel moeilijk. Dat is veranderd. Bestrijding van armoede van alleenstaande vrouwen hoeft nu niet meer het primaire doel van bepaalde regelingen te zijn. Maar dat je een vangnet moet hebben voor groepen in de samenleving die door het ijs dreigen te zakken, verandert niet. Alleen de doelgroep van bepaalde regelingen verandert, mede omdat successen zijn bereikt.’ Welke successen? ‘Er zijn bijvoorbeeld groepen die vroeger geëmancipeerd moesten worden en die dat nu vanzelfsprekend zijn. Neem de migranten die in de jaren zestig, zeventig vanuit een achterstandspositie naar Nederland zijn gekomen. De eerste generatie kinderen die hier is geboren en in het schoolsysteem de weg moest vinden, zie je enorm snel emanciperen.
Enkele jaren geleden leek het woord solidariteit te hebben afgedaan, maar we hebben er geen alternatief voor gevonden Veranderingen in de samenleving dwingen je ertoe sociale voorzieningen regelmatig tegen het licht te houden en je af te vragen: waarom deden we het ook alweer, gaat het nog steeds om dezelfde groepen of moeten we de regeling aanpassen? Voor de zorg geldt dat ook. Er zijn enorme successen bereikt. We moeten goed uitkijken dat de verwachtingen en de manier waarop we voorzieningen vormgeven, aansluiten bij de veranderde omstandigheden.’
12
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
U doelt op aanpassing van de ouderenzorg? ‘Het is heel verstandig van het kabinet om de langdurige zorg tegen het licht te houden. Mensen zijn het begrip van verzekeren wel eens kwijt. Verzekeren doe je eigenlijk alleen als iets zeldzaam is en heel veel geld kost. Ooit was de AWBZ bedoeld voor onverzekerbare risico’s. Ik vind het nog altijd een belangrijk teken van beschaving, dat je goed omgaat met mensen die worden geboren met een aandoening of een beperking waardoor ze hun leven lang zorg nodig hebben. Of mensen met een chronische aandoening die niet te verhelpen is, denk aan chronisch psychiatrische patiënten. Daar hoort een volksverzekering bij. Maar bij langdurige ouderenzorg kun je je afvragen óf die moet worden verzekerd. Bij het debat over financiering helpt het enorm om een onderscheid te maken tussen ouderen die zorg nodig hebben omdat ze ouder worden, en ouderen die zorg nodig hebben omdat ze ziek zijn.’ U heeft jaren in Amerika gewoond en gewerkt. Zijn elementen uit het Amerikaanse zorgstelsel interessant voor Nederland? ‘Ik vind het Nederlandse systeem ver verheven boven wat de Amerikanen hebben. Wij kennen algemene toegankelijkheid van de zorg, niemand blijft langs de kant staan. Dat vind ik heel belangrijk. We zijn daarmee ook aanzienlijk goedkoper dan het Amerikaanse stelsel. In Amerika is het moeilijk zinnig en zuinig te blijven, zoals prof. Arend Jan Dunning dat eens typeerde. Dat past eerder bij de Nederlandse aard: zinnige zorg leveren en zuinig zijn. Het onnodige niet doen. Ik heb wel het gevoel dat we dat principe de afgelopen tijd hebben losgelaten. Als je mensen aanmoedigt mondige patiënten te worden, moet je niet verbaasd zijn dat ze ook eisend worden. Ook als het niet zinnig is. En als je dokters met stukloon betaalt, moet je niet verbaasd zijn dat er meer volume wordt gedraaid en de indicatiestelling misschien ruimer wordt dan voorheen.
Je kunt je afvragen of langdurige ouderenzorg moet worden verzekerd
Ik vind zinnig en zuinig nog steeds een heel goed uitgangspunt, al vinden mensen dat niet altijd leuk. De meeste Amerikanen die in Nederland wonen, vinden het maar niets dat ze geen antibiotica krijgen zodra ze keelpijn hebben.’ Burgers moeten qua zorg en pensioen naast de premiebetaling steeds meer zelf bekostigen. ‘Verdelingskwesties zijn heel belangrijke keuzes. Door de onevenwichtige ontwikkeling van generaties is vaak veel aandacht naar de babyboomgeneratie gegaan. De solidariteit tussen generaties is niet altijd even zwaar meegewogen. Daarover moet je serieus nadenken, want verdelingen leveren altijd winnaars en verliezers op. Enkele jaren geleden leek het woord solidariteit te hebben afgedaan, maar we hebben er geen alternatief voor gevonden. Solidariteit betekent iets rechtzetten, gelijke kansen bieden. Dat willen we nog steeds. Als
Wie is Louise Gunning? Louise Gunning is sinds vorig jaar bestuursvoorzitter van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Gunning gaf jarenlang (2001-2010) leiding aan het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam en was decaan van de Faculteit der Geneeskunde van de UvA. Daarna werkte ze bijna twee jaar als voorzitter van de Gezondheidsraad. Gunning is geboren in Amsterdam, studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en Public Health aan de Johns Hopkins School of Public Health in Baltimore. Ze was vanaf 1991 tot 2010 hoogleraar Sociale Geneeskunde aan de UvA. In 1995 werd Gunning benoemd tot lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, waar ze werkte aan een advies dat verregaande aanbevelingen deed voor de stelselwijziging in de zorg.
interview
mensen een rechtvaardige maatschappij zouden mogen inrichten met een veil of ignorance – een sluier van onwetendheid over hun eigen positie, zoals de filosoof John Rawls heeft beschreven – blijken ze rekening met elkaar te houden. Ik heb dat eens in een discussie op de zorg toegepast: richt de zorg in met de gedachte dat een van jullie een gehandicapt kind krijgt, maar je weet niet wie. Dan komen risico’s heel dichtbij. Je ziet dat mensen dan heel verstandige keuzes maken.’
De meeste Amerikanen die in Nederland wonen, vinden het maar niets dat ze geen antibiotica krijgen zodra ze keelpijn hebben U zegt: verzeker de grootste risico’s en bouw daarnaast meer eigen verantwoordelijkheid in, passend bij de flexmaatschappij. ‘Alleen al de ingrijpende veranderingen op de arbeidsmarkt met al die zzp’ers dwingt ons om anders naar regelingen te kijken, voor werkloosheid, voor het pensioen. We werken langer, we leven langer. Flexibilisering is dé manier waarop je werken op latere leeftijd leuk kunt houden. Het is ook aantrekkelijk dat keuzes die je op je 25ste hebt gemaakt, niet je hele leven hoeven te gelden, dat je als 50-plusser aan een tweede loopbaan kunt beginnen. Ik snap de angst voor risico’s wel. Daarom ook moet de sociale zekerheid worden aangepast. Maar flexibiliteit hoort bij de snelle veranderingen in de economie en in de samenleving. Daar kunnen we veel voordeel van hebben.’ n
SERmagazine
13
Mirjam van Praag over advies ambachtseconomie
Maak excellentie zicht Op de Meesteropleiding Coupeur in Amsterdam krijgen leerlingen vakmanschap bijgebracht
Hoe kan technisch en ambachtelijk werk aantrekkelijk worden voor jongeren? Die vraag staat centraal in het SER-advies Handmade in Holland. Eén ding is zeker: de ambachtseconomie moet hoog op de politieke agenda. Kroonlid Mirjam van Praag, voorzitter van de commissie Toekomst Ambachtseconomie, licht het advies toe. TEKST Dorine van Kesteren FOTO Hollandse Hoogte; Dirk Hol
14
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
De rode draad in het advies over de ambachtseconomie is onmiskenbaar. Alleen als we vakwerk serieus nemen en erkennen als ruggengraat van de economie, kunnen we het oplopende tekort aan vakmensen opvangen. Het probleem is dat door de vergrijzing steeds meer mensen het ambacht verlaten, terwijl steeds minder jongeren kiezen voor een (specialistische) vakopleiding. Onderzoeksbureau EIM verwacht tot 2021 een vervangingsvraag van 229.000 dakdekkers, audiologen, tandtechnici en andere ambachtslieden. En dat is een urgent probleem, benadrukt kroonlid Mirjam van Praag. Het advies kwam onder haar leiding tot stand. ‘Met 285.000 bedrijven, circa 774.000 werkenden en een jaaromzet van 110 miljard euro is het ambacht een onmisbaar onderdeel van de Nederlandse economie. Daarnaast zijn de ambachten belangrijk voor de lokale economieën en spelen ze een wezenlijke rol in de innovatieketen. Er is ons dus veel aan gelegen deze sectoren toekomstbestendig te maken.’
ambacht
Studiedag ‘Vakman/-vrouw gevraagd’
baar
De tweejaarlijkse studiedag van de SER van Vlaanderen (SERV) en de Nederlandse SER staat dit jaar in het teken van de ambachten, onder de noemer ‘Vakman/-vrouw gevraagd. Van knelpuntberoep naar werkzekerheid’. Met deze dag willen de SERV en SER als buren van elkaar leren door kennis en inzichten uit te wisselen. De dag, die op 7 november plaatsvindt in het SER-gebouw in Den Haag, begint met enkele reflecties op de ambachtseconomie van vandaag en morgen, onder meer van kroonlid Mirjam van Praag. In de middag zijn er drie parallelsessies. De eerste sessie draait om de vraag hoe vakmanschap en techniek een positieve keuze kunnen worden en hoe de match tussen opleiding en werk bij allochtone jongeren kan worden verbeterd. Het thema van de tweede sessie is hoe werkplekleren de interesse voor techniek bij jongens en meisjes kan bevorderen. De derde sessie gaat over de mogelijkheden om arbeidskrachten op een later moment in hun loopbaan te laten instromen in het (technisch) vakmanschap. De dag eindigt met een gezamenlijke Nederlands/ Vlaamse kijk op de aanpak van de knelpunten.
Een belangrijke sleutel ligt volgens het advies bij het erkennen van vakmanschap als meesterschap. ‘Het ambacht heeft een imagoprobleem onder jongeren en hun ouders. Vakwerk wordt als inferieur gezien en überhaupt niet als serieuze carrièreoptie voor mensen die cognitief veel in huis hebben. Een beroepsopleiding geldt dus vaak als laatste optie, als er echt niets anders meer mogelijk is. Maar door de toenemende toepassing van kennis en techniek is het uitoefenen van een ambacht juist uitdagend. Het is werk met hoofd en handen, waarmee vaak een prima inkomen te verdienen is. Daarom zeggen wij: creëer een juist beeld van het ambacht. Het helpt bijvoorbeeld om in een ambachtelijke branche een meestertitel in te voeren. Zo’n titel staat voor excellentie en geeft status. Meesters kunnen vervolgens ook weer als rolmodel of ambassadeur fungeren.’
werk, in loondienst of als ondernemer, en ga je dit bedrag verdienen. Daarvoor is actuele, objectieve en gemakkelijk toegankelijke arbeidsmarktinformatie nodig, onder andere over het aantal vacatures en toekomstige tekorten en overschotten. Volgens ons ligt hier een rol voor de overheid. Het UWV maakt op dit moment wel sectorale arbeidsmarktanalyses, maar niet op structurele basis. Ons advies is dan ook dat daar financiering voor komt.’
Is het mogelijk om de beeldvorming te verbeteren? ‘Het is belangrijk om aan leerlingen te laten zien: als je naar deze vakopleiding gaat, heb je zoveel procent kans op
Capaciteitentoets Het beroepsonderwijs is de grootste leverancier van vakmensen. Om de instroom in dit type onderwijs te →
Ambachten spelen een wezenlijke rol in de innovatieketen
SERmagazine
15
Kernpunten uit het advies Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vroeg de SER eind vorig jaar om advies over de toekomst van het ambacht. Enkele aanbevelingen uit het advies Handmade in Holland: vakmanschap en ondernemerschap in de ambachtseconomie, dat is vastgesteld in de raadsvergadering van 21 juni: • Beschouw de ontwikkelingen in het ambacht niet alleen als reden tot zorg, maar ook als een kans, vooral in het licht van de oplopende (jeugd)werkloosheid in ons land. De ambachtseconomie biedt perspectief op werk aan jongeren, werkzoekenden en zij-instromers.
• Erken en herken praktisch talent vroegtijdig door middel van een capaciteitententoets op de basisschool. • Geef betere voorlichting op (basis)scholen over de inhoud en beroepsperspectieven van de ambachtelijke beroepen. • Creëer een juist beeld van de ambachten: maak excellentie zichtbaar door de meestertitel in te voeren, succesvolle voorbeelden in de branche over het voetlicht te brengen en inzicht te geven in de arbeidsmarktperspectieven.
vergroten, wil de SER dat het talent van leerlingen voor handwerk eerder wordt herkend en ook wordt erkend. Daarom moet de huidige Citotoets in het basisonderwijs onderdeel worden van een zogeheten Capaciteitentoets, die ook de praktische vaardigheden van de leerlingen meet. ‘Daarmee kan dit talent expliciet worden meegewogen bij de keuze voor vervolgonderwijs. Als talent
De komende jaren zijn verscheidene nieuwe tandtechnici nodig
16
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
• Bied overheidssteun voor het behoud van kleinschalige vakopleidingen en doorlopende leerlijnen tussen vmbo, mbo en hbo. • Zorg dat zzp’ers als leerbedrijf kunnen optreden zonder dat zij een arbeidsovereenkomst met de leerling hoeven aangaan, en dat zij in aanmerking komen voor de nieuwe stimuleringsregeling die per 2014 van kracht wordt. • Besteed meer aandacht aan ondernemerschap in de vakopleidingen en geef betere ondersteuning aan bestaande ondernemers, bijvoorbeeld op de nieuwe ondernemerspleinen.
wordt erkend, gaan kinderen er ook harder aan werken. Voor wat wordt gemeten, doen mensen hun best. En voor wat niet wordt gemeten doorgaans niet. Wij verwachten dat dit ook effect heeft op de inzet van leerkrachten.’
Het moet duidelijk zijn voor ouders en kinderen dat je ook ‘hoog’ kunt komen als je voor het beroepsonderwijs kiest Daarnaast moeten scholen vanaf het basisonderwijs hun leerlingen laten kennismaken met de ambachtelijke beroepen. De afnemende belangstelling voor het ambacht valt namelijk ook te verklaren door de geringe bekendheid ervan. De scholen kunnen hierbij gebruikmaken van bestaande initiatieven, bijvoorbeeld TechniekTalent.nu voor de technieksector en de stage- en beroepskeuzevoorlichting van de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs-Bedrijfsleven (SBB). ‘Scholen moet zich ook richten op de ouders, die immers een grote invloed hebben op de beroepskeuze van hun kinderen. Ze kunnen bijvoorbeeld thema-ouderavonden organiseren over de goede beroepsperspectieven in het ambacht. Op deze manier kun je ook de misvatting wegnemen dat het vooral om laaggeschoolde arbeid gaat.’
774.000
ambacht
mensen werken in de ambachtseconomie
Doorgaande leerlijn De SER pleit voor betere doorstroommogelijkheden in de onderwijskolom vmbo, mbo en hbo. Die aansluiting moet vlekkeloos zijn, aldus Van Praag. ‘Dit vergt goede samenwerking tussen de verschillende onderwijsinstellingen. Terecht is er veel aandacht voor de aansluiting tussen vmbo en mbo, maar het is van belang de leerlijn door te trekken naar het hbo en de associate degree, de verkorte hbo-studie. Het moet duidelijk zijn voor ouders en kinderen dat je ook ‘hoog’ kunt komen als je voor het beroepsonderwijs kiest.’ De ambachtseconomie kent een relatief groot aantal zzp’ers. Hun mogelijkheden om op te treden als leerbedrijf moeten ruimer worden, vindt de SER. Dat is nodig om te zorgen voor voldoende leerbedrijven. ‘Zzp’ers moeten gebruik kunnen maken van de financiële stimulering van leerwerkplaatsen door de overheid. Daarvoor geldt vanaf 1 januari 2014 een nieuwe subsidieregeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Probleem voor zzp’ers is dat zij hiervoor nu alleen in aanmerking komen als ze een arbeidsovereenkomst met de leerling afsluiten.’ Waarom moeten leerlingen in het beroepsonderwijs ook les in ondernemen krijgen? ‘De ambachtssector bestaat voor 70 procent uit zzp’ers. De rest zijn vaak kleine bedrijven, met ook weer een ondernemer aan het hoofd. Mensen die voor het vakwerk kiezen, kiezen dus eigenlijk ook automatisch voor het ondernemerschap. Maar het beroepsonderwijs besteedt hier nu te weinig aandacht aan. Hierbij gaat het niet alleen om administratieve en commerciële vaardigheden, maar ook om soft skills als creativiteit en doorzettingsvermogen. Gelukkig biedt de nieuwe kwalificatiestructuur in het mbo, die vanaf augustus 2014 geldt, in principe ruimte voor het aanbieden van nieuwe programma’s. Ons advies is om deze ruimte deels te gebruiken voor de ontwikkeling van ondernemende vaardigheden.’ Het advies pleit voor betere ondersteuning van bestaande ambachtelijke ondernemers. Wat houdt dat in? ‘De gehele ambachtseconomie is gebaat bij versterking van het ondernemerschap. Op lokaal niveau hebben gemeenten de taak om ondernemers te ondersteunen.
Ambachtelijk gebak bij de vaststelling van het advies; links Mirjam van Praag
Wij verwachten ook veel van de ondernemerspleinen die vanaf 1 januari 2014 operationeel zijn. Daar moeten ondernemers (digitaal) terechtkunnen met vragen over wet- en regelgeving, bedrijfsopvolging en internationaal zakendoen. Er moet ook nadrukkelijk aandacht zijn voor de specifieke doelgroepen in de ambachtseconomie, met een focus op starters.’ Het Hoofdbedrijfschap Ambachten verdwijnt eind dit jaar, maar financiert gedeeltelijk de opleidingen van onder andere schoenmakers, edelsmeden en rietdekkers. Hoe gaat dat straks? ‘Het is van belang dat kleinschalige opleidingen voor een specialistisch beroep met een reëel arbeidsmarktperspectief in stand blijven. De SER onderschrijft het recente advies van de stichting SBB met daartoe strekkende voorstellen. De overheid moet voor een dekkende bekostiging zorgen.’ En de belangenbehartiging en het onderzoek naar de ambachtseconomie? ‘Wij constateren dat bij diverse branches behoefte bestaat aan afstemming, coördinatie en beschikbaarheid van kennis en informatie. Een private coördinatiestructuur die een aantal beleidsmatig relevante activiteiten centraal coördineert, is daarvoor aan te bevelen. Geen versnippering dus. De overheid zou de betrokken organisaties bij de realisatie van zo’n structuur moeten ondersteunen.’ n
SERmagazine
17
SER-voorzitter op werkbezoek bij Havenbedrijf Rotterdam
Werken in de haven vraagt concentratie SER-voorzitter Wiebe Draijer (midden) in gesprek met onder meer Richard van Schoonderwalt (tweede van rechts)
Werken bij het Havenbedrijf Rotterdam vraagt alertheid en concentratie. Met gemiddeld steeds ouder personeel en een hogere pensioenleeftijd, doet het bedrijf er alles aan om werknemers fit en productief de eindstreep te laten halen. SERvoorzitter Wiebe Draijer bracht een werkbezoek. TEKST Berber Bijma FOTO Dirk Hol
18
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
Het Havenbedrijf Rotterdam is een bedrijf met indrukwekkende getallen: 1200 werknemers, een omzet van 550 miljoen euro, actief in een gebied van 10.000 hectare met 430 miljoen ton goederenoverslag per jaar. De divisie Havenmeester van het Havenbedrijf zorgt ervoor dat alle scheepverkeer veilig en snel de juiste bestemming bereikt. Een verantwoordelijke taak die opperste concentratie en alertheid vraagt. HR-directeur Jean Nijsten: ‘Verkeersleiders kijken een groot deel van de tijd naar een scherm waarop meestal niets bijzonders gebeurt, maar áls er een afwijkende situatie is, moeten ze meteen ingrijpen.’ De leeftijd van de verkeersleiders en de andere werknemers van de divisie Havenmeester is relatief hoog, terwijl uit onderzoek blijkt dat alertheid met de leeftijd afneemt. De vergrijzing van het personeelsbestand vraagt dus om actie. ‘Vroeger waren
prepensioen, vut en functioneel leeftijdsontslag normaal. Tegenwoordig word je er fiscaal voor beboet’, zegt Richard van Schoonderwalt, adviseur arbeidszaken bij het Havenbedrijf. ‘Alles moet er nu dus op gericht zijn dat mensen werkend op een goede manier hun pensioenleeftijd halen.’ Mindset Het Havenbedrijf wil daarom inzetten op een tweesporenbeleid: aanpassing van de organisatie van het bedrijf en het bevorderen van een andere mindset bij medewerkers. Een voorbeeld van het eerste is meer afwisseling in de werkzaamheden van verkeersleiders, zodat zij alerter blijven. Daarnaast zijn er technologische mogelijkheden om afwijkingen in het scheepvaartverkeer automatisch te signaleren. Dit helpt verkeersleiders om hun functie langer te blijven uitoefenen. Ook wil het Havenbedrijf gaan experi-
column
Loopbaanontwikkeling Waar het personeelsbeleid bij de divisie Havenmeester vooral is gericht op duurzame inzetbaarheid, ligt de focus voor de werknemers op kantoor meer bij loopbaanontwikkeling, zegt Van Schoonderwalt. ‘De gemiddelde diensttijd bij de divisie Havenmeester is negentien jaar, voor het kantoorpersoneel – veel ingenieurs – is dat de helft. Voor alle functies geldt dat we oog moeten hebben voor strategische personeelsplanning: hoe zorgen we voor goede doorstroming en afstemming van in- en uitstroom in de organisatie? Aan dit soort vragen besteden we, ook met het oog op toekomstige krapte op de arbeidsmarkt, veel aandacht.’ n
Wiebe Draijer legde de afgelopen maanden werkbezoeken af om bedrijven en organisaties van nabij te leren kennen. Dit is het laatste deel van een serie portretten in het SERmagazine van de bedrijven en instellingen die hij bezocht.
Ongrijpbare innovatie Innovatie is de belangrijkste drijver van welvaart, de koningskracht van de economie. Zeker, we groeiden de afgelopen eeuw ook door vrouwen toe te laten tot de arbeidsmarkt en, bijvoorbeeld, door schuldcreatie. Maar dat zijn eenmalige meevallers of groeimethodes waarbij we onszelf voor de gek hielden. Innovatie is echt: zonder de uitvinding van de stoommachine, elektriciteit en computers en internet, waren we vandaag de dag een stuk minder rijk geweest. Gaat innovatie ons opnieuw redden, zo vraag ik me na vijf jaar crisis af. Kunnen we ook deze eeuw rekenen op technologische doorbraken die onze productiviteit verhogen en meer banen, winst, belastinginkomsten en koopkracht genereren? Of is de ongrijpbare kracht die innovatie drijft, uitgewoed? Wie in het innovatiedebat duikt, ziet optimisten en pessimisten tegenover elkaar. De eerste groep zet zijn kaarten op big data als belofte voor de toekomst of op technologische doorbraken als het maken van vlees zonder dat er een dier aan te pas komt. De pessimisten zien vooral tegenvallers, zoals de steeds geringere stijging van de levensverwachting in de Verenigde Staten en van de snelheid waarmee we reizen. En volgens de Amerikaanse econoom Robert Gordon leidt de doordenderende ICT-revolutie vooral tot extra inkomsten voor de games- en entertainmentindustrie, maar niet tot een hogere productiviteit. Tja. Misschien moeten we het deze eeuw niet hebben van (nog) ouder en sneller worden, maar van vleeszonder-moeder en big data. Of juist iets heel anders, want wat morgen wordt uitgevonden, kennen we vandaag niet. Voor overheden een lastig terrein. Subsidies zijn een schot in het donker. Geld uittrekken voor onderzoek en ontwikkeling? Altijd goed, maar het biedt geen garanties. En dat geldt ook voor het wegkappen van bureaucratie en regelgeving. De ware kracht achter groei en innovatie is ongrijpbaar. Esther van Rijswijk Journalist, presentator en econoom
SERmagazine
FOTO Christiaan Krouwels
menteren met flexibel roosteren in volcontinudiensten. Tegelijk moet er de komende jaren een omslag in de hoofden van de medewerkers plaatsvinden, zegt Van Schoonderwalt. ‘Je kunt niet meer verwachten dat je veertig jaar dezelfde functie houdt.’ Nijsten: ‘We zetten in op een duale carrièrelijn van medewerkers. Dat betekent dat je mensen ervan bewustmaakt en erop voorbereidt dat ze voor meer dan één functie geschikt moeten zijn. We nemen, onder meer met scholing, alvast een voorschot op de functie die iemand bij wijze van spreken morgen gaat vervullen. Die perceptie bijstellen is best een lastige klus.’
19
Wethouder Janny Bakker (Huizen) pleit voor vraaggestuurd werken
Menselijke maat zorgt voor besparing op zorg Tante Bet bracht bij gebrek aan een verpleeghuisplaats in Huizen de laatste jaren van haar leven elders door. Doodongelukkig. Dat opende de ogen van de Huizense wethouder Janny Bakker. ‘Tante Bet mag nooit meer buiten Huizen, heb ik me toen voorgenomen.’ TEKST Ton Bennink FOTO Dirk Hol
20
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
Wethouder Janny Bakker is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). ‘Tante Bet’ is voor haar het symbool geworden van de menselijke maat. ‘Het is toch te gek dat wij hier geen verpleeghuisplaatsen hadden, terwijl er in een dorp van 15.000 inwoners verderop drie verpleeghuizen zijn? Ik heb toen gezegd dat we hulpbehoevende inwoners desnoods in een hotel zouden verplegen. Bluf natuurlijk, want dat konden we niet betalen, maar toch. De verpleeghuisplaatsen zijn er wel gekomen.’ In 2015 gaat de AWBZ-zorg voor zeshonderd chronisch zieken en gehandicapten in Huizen over naar de Wmo en komt dus voor rekening van de gemeenten. Die moeten het wel met 25 tot 40 procent minder budget doen. Dat kan misschien best, maar om er zeker van te zijn, moet de gemeente de zorgbehoefte
wel eerst grondig inventariseren, meent Bakker. ‘Dat er wordt bezuinigd, snap ik best. Want ons zorgaanbod is te uitgebreid. En de ervaring leert dat als er zorgaanbod is, het ook wordt afgenomen. Vandaar dat we eerst in kaart brengen wat de behoefte van de mensen is.’ Behoefte peilen De gemeente Huizen betaalt daarom uit eigen zak een pilot waarin Wmo-consulenten alle AWBZ-cliënten afgaan om maar eens gewoon te vragen wat ze nodig hebben. Dat gebeurt in samenwerking met het zorgkantoor, dat eerst moet vragen of de verzekerden toestemming geven voor een bezoek. Bakker: ‘We willen graag weten wat de behoefte is aan zorg, maar ook aan werk en misschien wel aan opvoedondersteuning. Het grote voordeel van de decentralisaties is dat wij voor alle drie beleidsterreinen ver-
decentralisatie
antwoordelijk worden. En dus komt de Wmo-consulent van onze dienst Maatschappelijke Zaken op bezoek. Met de handen onder de billen: wij gaan niets invullen voor de cliënt.’
Mensen zitten soms niet te wachten op een scootmobiel, maar op sociale contacten Het kan best zijn dat er geld wordt bespaard, zo leert de beleidswijziging die Huizen in 2009 al inzette, met een meer vraaggestuurde in plaats van aanbodgerichte uitvoering van de Wmo. Dat leverde 40 procent minder aanvragen voor hulpmiddelen en begeleiding op en daarmee een besparing van 2,4 miljoen euro. ‘We hebben geen aanvraagformulieren meer voor een rolstoel, scootmobiel of stoellift, maar wel aanvraagformulieren voor een gesprek over sociale contacten, financiën of een dagbesteding. En dan blijkt dat iemand soms helemaal niet zit te wachten op een scootmobiel, maar op sociale contacten omdat hij niet meer naar het buurthuis om de hoek kan. Dan is een maatje ook goed. Ons belangrijkste product is het verminderen van onzekerheid, die bijvoorbeeld voortkomt uit eenzaamheid. Een duur hulpmiddel blijkt vaak helemaal niet nodig.’
Vetpercentage Bakker verwacht niet dat op de dure AWBZ-zorg ook meteen 40 procent kan worden bespaard. ‘Er zat best veel vet in die lichtere Wmo-zorg. Ik betwijfel of dat vetpercentage bij de AWBZ net zo hoog is. Dat is natuurlijk veel zwaardere en duurdere zorg, die niet zomaar kan worden afgeschaft of vervangen, al zijn er wel mogelijkheden. Waarom sluiten we onze dementerende ouderen op? Met een GPS-systeem kun je ze prima volgen. Iemand met beginnende dementie kijkt op straat echt nog wel uit. Maar we moeten wel terug naar een maatschappij waarin we van elkaar weten wat onze beperkingen zijn. Nu is 15 procent van onze bevolking boven de 65; in 2040 is dat al een kwart.’ Pragmatische oplossingen zijn te veel veronachtzaamd, meent Bakker. De overgang van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd biedt volgens haar nieuwe mogelijkheden. ‘Als je een aanbod doet via organisaties, zoals voorheen, maken die per definitie het geld op dat beschikbaar is. Aanbod schept immers gebruik. Mantelzorgondersteuning is een taak van de gemeente. Maar zit de mantelzorger te wachten op een
etentje met andere mantelzorgers? Heeft die niet liever een oppas voor zijn kinderen zodat hij zelf een keer uit eten kan? Dat moet je die mantelzorger dus vragen. En iemand met dementie kan best een rolstoeler helpen. De een heeft de kracht, de ander weet hoe weer thuis te komen.’
Ik betwijfel of er veel vet in de AWBZ zit Discussie kantelen Met gezond verstand, een persoonsvolgend budget, een luisterend oor en een praktische aanpak die de traditionele schotten tussen zorg, werk en jeugdzorg weghaalt, is veel te bereiken, aldus Bakker. ‘Maar die absolute bezuinigingsdoelstelling mag geen vertrekpunt zijn. Die discussie moet gekanteld. We moeten een basaal niveau handhaven. Daarvoor moet wel voldoende budget zijn, anders gaat het ten koste van andere gemeentetaken.’ n
Gemeenten aan zet Gemeenten krijgen er de komende jaren belangrijke taken bij op het gebied van werk, zorg en jeugd. Hoe bereiden ze zich daarop voor? Kijken ze vooral naar kansen of meer naar risico’s? In een rondje Nederland geven gemeenten een blik achter de schermen. Deel 5: Wethouder Janny Bakker over hoe de gemeente Huizen 2,4 miljoen euro bespaarde.
SERmagazine
21
SER kort
FOTO Dirk Hol
Minister Ploumen overlegt met Commissie IMVO
Adviesaanvraag over toekomstige arbeidsmarkt
Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking was op 10 juni bij de SER voor een periodiek overleg met de Commissie Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Voorzitter van deze commissie is SER-voorzitter Wiebe Draijer. Er werd van gedachten gewisseld over onder meer de rol van de overheid, bedrijven en sociale partners. Minister Ploumen benadrukte het belang van sociale dialoog. Zij zei de SER ook in de toekomst graag te willen blijven betrekken bij het beleid, omdat ze een breed draagvlak wil bereiken. n
Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de SER advies gevraagd over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijksoverheid, UWV, gemeenten en sociale partners op de arbeidsmarkt. Deze moeten zorgvuldig op elkaar afgestemd worden, zodat er een structurele ‘vanwerk-naar-werk’-aanpak komt, gericht op het voorkomen van werkloosheid. De adviesaanvraag vloeit voort uit het sociaal akkoord. Het kabinet wil ook advies over de financiering van de WW. Werkgevers en werknemers willen ieder de helft betalen, maar dat mag niet nadelig uitpakken voor de koopkracht van mensen en het EMU-saldo mag niet verslechteren. Het EMU-saldo is het totaal aan inkomsten min de uitgaven van de Rijksoverheid, sociale fondsen en lokale overheden. De minister vraagt de SER het advies uiterlijk mei 2014 uit te brengen en hierin de inbreng van het Verbond Sectorwerkgevers Overheid en de Vereniging Nederlandse Gemeenten mee te nemen. n
Zie voor meer info www.ser.nl
22
JULI/AUGUSTUS 2013 - NR.7/8
FOTO Dirk Hol
FOTO Shutterstock
FOTO SER
Tunesische delegatie op bezoek
Advies gevraagd Wiersma en over eis voor Muilwijk willen handtekeningen OR ‘generatieraad’
Directeuren van vijf Tunesische ministeries brachten op 4 juni een bezoek aan de SER. Zij wilden informatie over de Nederlandse overlegeconomie. Zij waren drie dagen in Nederland in het kader van de Taskforce Tunesië, waarvan Nederland covoorzitter is. De taskforce is in het leven geroepen om Tunesië na de Arabische Lente te ondersteunen bij bestuurlijke hervormingen. Het vijftal bezocht naast de SER ook organisaties op het gebied van mensenrechten, van sociale partners en van de Europese Unie. De Tunesiërs gebruiken het bezoek aan Nederland om meer te weten te komen over de rechtsstaat, mensenrechten, decentralisatie en digitalisering van de overheid. Ook willen zij onderzoeken op welke terreinen verdere samenwerking tussen Nederland en Tunesië interessant kan zijn. Voor Nederland is dit een goede gelegenheid om de relatie met Tunesië te verstevigen. Mogelijk ontstaan naar aanleiding van dit bezoek enkele samenwerkingsprojecten tussen Tunesië en Nederland. n
Minister Asscher van SZW heeft de Commissie Bevordering Medezeggenschap van de SER gevraagd te adviseren over de eis dat nietvakbondsleden handtekeningen van collega’s moeten verzamelen als zij zich kandidaat willen stellen voor de ondernemingsraad. Het gaat om handtekeningen van minstens een derde van de niet-georganiseerde werknemers, met een maximum van dertig handtekeningen. Aanleiding voor de adviesaanvraag is het amendement-Van Weyenberg dat de Tweede Kamer heeft aangenomen, waarin staat dat deze eis moet komen te vervallen. De Kamer wil daarmee een drempel voor kandidaatstelling wegnemen. Minister Asscher vraagt de commissie mee te denken over een werkzame regeling. n
De SER nam in juni afscheid van de voorzitters van de twee jongerenvakbonden: Dennis Wiersma van FNV Jong en IJmert Muilwijk van CNV Jongeren. Wiebe Draijer sprak ze gezamenlijk toe, omdat ze veel samen hebben gedaan en op elkaar lijken. Allebei zijn ze politiek actief en allebei zijn ze doeners. Zo zetten ze het afgelopen jaar samen een grote campagne op om jongeren te interesseren en op te leiden voor het bestuurswerk in de vakbonden. Bij de SER hebben ze er samen voor gezorgd dat het project Benutting Arbeidspotentieel Migrantenjongeren van de grond kwam. Draijer zei te verwachten nog veel van ze te zullen horen. Wiersma en Muilwijk bleken dat zeker van plan te zijn, want ter plekke kwamen ze al met het idee om een Raad van Generaties op te richten, die beleidsvoorstellen toetst op de gevolgen voor de verschillende generaties. n
SERmagazine
23
Wat zou u doen als u één dag de premier was van Nederland?
TEKST Corien Lambregtse FOTO Dirk Hol
Wat zou u met spoed willen veranderen? Mail ons:
[email protected]
One day only WIE? Hantsje Andela (54) WAT? Boer in Bartlehiem (80 koeien)
‘Als ik één dag premier was van dit land, zou ik die dag benutten om de kloof tussen boer en burger kleiner te maken. Ik zou met boeren, consumenten, natuurbeschermers en levensmiddelenfabrikanten om tafel gaan zitten om meer begrip voor elkaar te krijgen. Neem de boeren: in de afgelopen vijftig jaar is de melkprijs niet gestegen, maar de kosten wel. Als in 2015 de quotering wordt opgeheven, is het logisch dat boeren de kans grijpen om meer melk te gaan produceren om meer te gaan verdienen. Dus zie je nu overal grotere stallen verschijnen. Terwijl we straks niet weten waar we met de mest heen moeten. Laten we het er met elkaar over hebben welke prijs melk mag hebben. Consumenten zouden er iets voor over moeten hebben dat de boeren 80 procent van het mooie
Nederlandse landschap onderhouden. Boeren zijn graag bereid om een stuk productieland in te leveren voor natuur. We willen best 200.000 hectare kruidenrijk grasland creëren waar flora en fauna van profiteren. We móéten wel, als we willen dat er over twintig jaar nog weidevogels in Nederland zijn. Maar laten we dan ook overgaan op actief faunabeheer. Er zijn nu te veel buizerds, vossen en andere roofdieren, waardoor jonge weidevogels nauwelijks een kans hebben om te overleven. Het zou de eerste maatregel zijn die ik als premier zou nemen: de beschermde status van roofvogels en vossen opheffen en de jacht openen. We moeten de balans terugbrengen, in de natuur én in de productie. En daarmee dichten we vast ook de kloof tussen boeren en burgers.