Werkje in verband met Onderwijs en Maatschappij (GPB B1) – Docent: Kristel (Tie) Roefs
Sensibilisering van wetenschappen bij jongeren door
Lieven De Cremer
Voorstelling op dinsdag 16-12-2008
Inhoudsopgave: I) Inleiding...................................................................................................................................1 II) Economische belang van de chemische sector voor België...................................................1 III) Wetenschappelijke kennis bij jongvolwassen....................................................................... 1 IV) Maatregelen die de Vlaamse overheid neemt ter stimulering van de wetenschap-pelijke vakken in het secundair onderwijs.............................................................................................. 4 IV.1) Beleidsnota van Frank Vandenbroucke..........................................................................4 IV.2) Actieplan Wetenschapscommunicatie............................................................................ 5 IV.2.1) Omschrijving van het Actieplan Wetenschapscommunicatie.................................5 IV.2.1.1) Het TOS21-project........................................................................................... 6 IV.2.1.2) Het project “De wereld aan je voeten!”........................................................... 7 IV.2.1.3) Roger Van Overstraeten Society...................................................................... 7 IV.2.1.4) De associaties (universiteiten en hogescholen)................................................8 IV.2.1.5) Jeugdverenigingen Natuur en Wetenschap VZW en Jeugd, Cultuur en Wetenschap VZW......................................................................................................................9 IV.2.1.6) Internationale Instituten voor Fysica en Chemie.............................................9 IV.2.2) Het Wetenschapsinformatienetwerk (WIN)............................................................ 9 V) Besluit.................................................................................................................................. 10 VI) Bronnen.............................................................................................................................. 10
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
Sensibilisering van wetenschappen bij jongeren I) Inleiding In haar verklaring van Lissabon in 2000 stelt de Europese Unie dat ze een competitieve, op kennis gebaseerde economie wil uitbouwen, met het onderwijsbeleid als een van de peilers daarvan. Deze kenniseconomie versterkt het belang van een goed onderwijs- en vormingsbeleid. De maatschappij wordt steeds complexer en stelt bovendien altijd maar meer hogere eisen. Het opbouwen van een goede wetenschappelijke vorming bij jongeren maakt hierbij onderdeel uit van deze op kennis gebaseerde economie. Door wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen verruimt de reikwijdte en verhoogt het ritme van de kennisontwikkeling. Ze krijgt hierdoor een groeiende impact op economische en algemeen maatschappelijke ontwikkelingen. Vandaar dat het van primordiaal belang is om jongeren te prikkelen en te stimuleren om een wetenschappelijke carrière uit te bouwen. In dit werk “Sensibilisering van wetenschappen bij jongeren” wil ik nagaan hoe het gesteld is met de wetenschappelijke kennis bij leerlingen uit het secundair onderwijs, welke hun attitude is tegenover wetenschappen in het algemeen en welke specifieke beleidsmaatregelen onze Vlaamse overheid neemt inzake de popularisering van de vakken wetenschappen. II) Economische belang van de chemische sector voor België Wetenschappen is nogal een ruim begrip. Vermits ik een chemische achtergrond heb, was het voor mij extra interessant om eens kort na te gaan wat het economisch belang van de chemische sector – als onderdeel van de ruimere wetenschappelijke sector – voor België is. Chemie is overal aanwezig in onze samenleving: in voeding, verzorging- en onderhouds producten, geneesmiddelen, constructiemiddelen, energievoorziening, enz. De chemische sector is één van de grootste industriële sectoren in België. Het economisch belang van deze sector is aanzienlijk wat betreft haar aandeel in de tewerkstelling en de handelsbalans. Dit blijkt uit cijfers van essenscia, de federatie van de chemische industrie en life sciences (vroegere Fedichem): De chemische sector is een sterk groeiende sector: gemiddeld gezien was er gedurende de laatste 10 jaar een groei van 3,5%. De sector is heel sterk export gericht zoals blijkt uit een persbericht van 2 december laatsleden: 80% van de productie is voor export gericht. Op 5 jaar steeg de uitvoer van de chemische industrie, kunststoffen en life sciences in Vlaanderen met maar liefst 40% naar 47,5 miljard euro. Met een kwart van de totale Vlaamse export zijn de bedrijven uit de chemie, kunststoffen en life sciences de grootste exporteur. De sector trekt ook de helft van alle buitenlandse directe investeringen aan en wint jaar na jaar aan belang. De Chemische sector vertegenwoordigt meer dan 670 sites met een turnover van 54 miljard euro in 2007. Ze stelt direct ongeveer 100.000 mensen tewerk en indirect nog eens bijkomend 150.000. Het is tevens een sector die heel sterk gediversifieerd en gespecialiseerd is in Vlaanderen. III) Wetenschappelijke kennis bij jongvolwassen Het PISA-project (Program for International Student Assessment) is een grootschalige, driejaarlijkse internationale studie, die de kennis en vaardigheden van 15-jarigen test. Ze wordt gecoördineerd door de onderwijsministeries van de deelnemende landen, overkoepeld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). In het PISA-onderzoek brengen de OESO en de Europese Unie (EU) de maatschappelijk verwachte competenties inzake lezen, wiskunde en wetenschappen in kaart via zogenoemde geletterdheidschalen. PISA is complementair aan andere studies zoals TIMSS (Trends in
1
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
International Mathematics and Science Study) en IALS/ALL (International Adult Literacy Survey en Adult Literacy and Life Skills Survey. In elke cyclus worden steeds dezelfde drie cognitieve domeinen onderzocht: leesvaardigheid, wiskundige geletterdheid en wetenschappelijke geletterdheid. PISA test de leerlingen in hun scholen. De 15-jarigen worden geselecteerd ongeacht de klas of het leerjaar waarin ze les volgen. In elke PISA-cyclus ligt de nadruk op één van deze drie domeinen en worden de andere in een mindere mate bevraagd. De cognitieve bevraging van PISA overschrijdt het loutere kennisniveau. Men kijkt vooral in welke mate de leerlingen hetgeen ze leerden kunnen toepassen in realiteitsgebonden contexten. Meer concreet: men onderzoekt in welke mate leerlingen begrippen en vaardigheden in verschillende situaties kunnen toepassen. Sedert de start van het PISA-project in 2000, zijn er reeds drie cycli geweest: PISA 2000, PISA 2003 en PISA 2006. Een vergelijking tussen deze drie edities is in Tabel 1 weergegeven. Tabel 1: Beknopt overzicht van de voorbije PISA-edities Deelnemende landen Deelnemende leerlingen wereldwijd Deelnemende leerlingen Vlaanderen Hoofddomein
PISA 2000 32 265.000
PISA 2003 41 276.000
PISA 2006 57 400.000
3890 (124 scholen)
>5000 (162 scholen)
5124 (162 scholen)
Leesvaardigheid
Wiskundige geletterdheid
Wetenschappelijke geletterdheid
In vergelijking met de vorige cycli is er vooral een sterke stijging merkbaar van het aantal deelnemende Latijns-Amerikaanse en Centraal- en Oost-Europese landen. Het PISA-onderzoek wordt dus door steeds meer landen en werelddelen gebruikt bij de evaluatie van hun onderwijssysteem. Een overzicht van de deelnemende landen aan de laatste editie van het PISA onderzoek - editie 2006 - is in Figuur 1 voorgesteld.
• OESO-landen: 30 • Partnerlanden (niet-OESO-landen): 27
Figuur 1: Deelnemende landen aan PISA 2006 (totaal 57 landen)
2
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
PISA 2006 toont aan dat Vlaanderen inzake wiskundige geletterdheid bij 15-jarigen nog steeds uitstekend scoort, alhoewel het wel door drie Aziatische landen en Finland bijgebeend wordt. Ook wat leesvaardigheid betreft, scoren onze Vlaamse leerlingen zeer goed en behoren ze tot de subtop. Deze laatste editie van het PISA-project is extra interessant omdat de klemtoon van het onderzoek bij de wetenschappelijke geletterdheid lag. Dit maakt een internationale vergelijking inzake dit onderwerp mogelijk en geeft een indictie weer hoe Vlaamse leerlingen op dit domein internationaal gepositioneerd dienen te worden. In de internationale rangschikking bekleedt Finland de absolute koppositie. Vlaanderen behoort met een gemiddelde prestatie voor wetenschappelijke geletterdheid van 529 punten tot de groep landen die nog steeds zeer hoge resultaten behaalt. De leerlingen uit deze groep van landen presteren gemiddeld significant boven het OESO-gemiddelde en scoren gemiddeld tussen 522 en 534 punten. Alleen Finland en HongKong-China presteren significant beter dan de groep van 10 landen waarin Vlaanderen zich bevindt. Een vergelijking met de gemiddelde wetenschappenprestaties van onze directe buurlanden levert dezelfde vaststelling op als in PISA 2003: enkel de 15-jarigen in Nederland presteren op hetzelfde niveau als de Vlaamse leerlingen. Leerlingen in Duitsland, Luxemburg en Frankrijk presteren allemaal significant lager. Opmerkelijk is het regionaal verschil in prestatie: Vlaanderen (529 punten) scoort significant beter in vergelijking met leerlingen uit de Franstalige gemeenschap (486 punten) en leerlingen uit de Duitstalige gemeenschap (516 punten). Hierdoor zit België in de middenmoot met een gemiddelde van 510 punten. Om de wetenschappelijke geletterdheid te testen, kregen alle leerlingen een reeks vragen voorgeschoteld. Vlaamse leerlingen blijken vooral goed te zijn in het gebruiken, interpreteren en uitleggen van wetenschappelijke bewijzen. In de studie werd gepeild naar twee soorten kennis en vaardigheden. In een eerste categorie werd de “wetenschappelijke kennis” getest waarin nagegaan werd of 15-jarigen wetenschappelijke theorieën begrijpen. Vlaamse leerlingen blijken vooral sterk te zijn in het oplossen van moeilijke vragen die verband houden met fysica en chemie. Hun globale score voor wetenschappelijke kennis bedraagt gemiddeld 523 punten. De tweede categorie ging over “kennis over de wetenschap” waarin getoetst werd of leerlingen de resultaten van wetenschappelijk onderzoek begrijpen en of ze wetenschappelijke inzichten in nieuwe situaties kunnen gebruiken. Vlaamse leerlingen behalen hiervoor een score van 535 punten. Dat is iets hoger dan hun score op de eerste kennisschaal. Een bijkomend belangrijk aspect van PISA 2006 is het onderzoek naar de attitude van 15jarige leerlingen ten opzichte van wetenschappen. Uit deze bevraging blijkt dat Vlaamse leerlingen zich over het algemeen positief uitlaten tegenover de wetenschap en wetenschappelijk onderzoek. Een meerderheid van de leerlingen vindt dat ze goed op wetenschappelijke testvragen kunnen antwoorden, maar een minderheid klasseert wetenschappelijke schoolvakken als “gemakkelijk”. In vergelijking met een gemiddeld OESO land zijn Vlaamse leerlingen echter minder gemotiveerd om wetenschappen te leren en een absolute minderheid denkt dat ze zich later effectief met wetenschappen zullen bezighouden. Verder volgt uit deze enquête dat onze Vlaamse leerlingen sterk te vinden zijn voor beleidsmaatregelen die het behoud van het milieu ondersteunen en zijn ze eerder pessimistisch ingesteld op de vraag of milieuproblemen de volgende 20 jaar zullen afnemen. Verder worden in PISA 2006 enkele belangrijke verschillen tussen leerlingen(groepen) in detail belicht waaronder geslacht, thuistaal, geboorteland en sociaal-economische status. De vorige PISA-cycli toonden reeds aan dat de sociaal-economische status (SES) van leerlingen in Vlaanderen een grote invloed heeft op hun prestaties. Ook in PISA 2006 behoort Vlaanderen tot de groep landen die een hoog gemiddeld prestatieniveau combineert met een sterke impact van de SES op prestaties. Zowel geboorteland als thuistaal hebben ook een belangrijke invloed op de score van een leerling. In het algemeen kan gesteld worden dat in
3
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
Vlaanderen “autochtone” leerlingen steeds significant veel beter scoren dan “allochtone” leerlingen (eerste- en tweede-generatieleerlingen) voor wat betreft wetenschappelijke geletterdheid. PISA 2006 bevestigd de eerder vastgestelde verschillen tussen jongens en meisjes. Hoewel Vlaamse jongens en meisjes even goed presteren voor wetenschappen in het algemeen, komen er op een aantal aspecten wel degelijk genderverschillen naar boven: Vlaamse meisjes zijn beter in het aanduiden van wetenschappelijke onderwerpen en in onderwerpen die peilen naar het begrijpen van de wetenschappen zelf. Vlaamse jongens daarentegen presteren significant beter op het wetenschappelijk verklaren van fenomenen en op onderwerpen die peilen naar het begrijpen van wetenschappelijke ideeën en concepten. IV) Maatregelen die de Vlaamse overheid neemt ter stimulering van de wetenschappelijke vakken in het secundair onderwijs IV.1) Beleidsnota van Frank Vandenbroucke Om te kijken of onze Vlaamse overheid iets onderneemt ter popularisering van de wetenschappelijke vakken aan leerlingen uit het secundair onderwijs, is het interessant om vooraf eens in de beleidsnota van de bevoegde minister van onderwijs Frank Vandenbroucke te gaan kijken of er hierover iets beschreven staat. De titel van deze beleidsnota, “Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen”, verwijst naar het – in die tijd – recent gepubliceerde PISA-onderzoek van 2003. Omtrent de hierboven beschreven probleemstelling staat het volgende in de beleidsnota van Vandenbroucke genoteerd: “Het is een van de door de EU uitgezette indicatoren, op weg naar de Lissabondoelstellingen: er moeten meer diploma’s worden uitgereikt in wetenschappen en technologie. In het hoger onderwijs kan je ermee uitpakken technologie te studeren. Dan kijkt men naar je op. In het secundair onderwijs is dat echt niet zo. Technische en technologische vakken en richtingen worden veeleer als minder beschouwd dan de andere. Als Vlaanderen zijn welvaart en welzijn wil bestendigen, dan zullen wetenschap en technologie in de toekomst een meer centrale plaats moeten hebben in de maatschappij en in het onderwijs. Technologie moet deel uitmaken van de algemene vorming van alle jongeren, omdat een minimum aan technologische kennis en vaardigheden nodig is om te kunnen functioneren in de maatschappij van morgen. Daarom moeten leerlingen al van in het basisonderwijs op een aantrekkelijke manier kunnen kennismaken met technologie. We moeten ook méér ruimte bieden aan technologie in alle onderwijsvormen van het SO. In het studiegebied ASO worden techniek en technologie nu onderbelicht, hoewel ze niet meer uit onze leefwereld zijn weg te denken. Alleen al de dagelijkse gebruiksvoorwerpen van jongeren, gsm, mp3, cd-rom confronteren hen daarmee. Er zijn dus zeker aanknopingspunten om hen voor techniek en technologie te interesseren en de waardering voor die domeinen te verhogen. Technologie kan niet worden beperkt tot één vak, technologische opvoeding. Het dringt door in tal van vakken. Vakoverschrijdende samenwerking en projectwerk kunnen hier dus aangewezen zijn. Ook bewustmaking van het belang van wetenschap, techniek en technologie bij ouders, leerkrachten en leerlingen moet hier een belangrijke strategie worden.” Het weze duidelijk dat onze huidige bevoegde minister van onderwijs en vorming bij zijn aanstelling in 2004 heel duidelijk de vakken wetenschappen en technologie in het secundair onderwijs meer onder de aandacht wou brengen. In zijn beleidsnota streeft Frank Vandenbroucke ernaar om de Lissabondoelstellingen na te komen en onderstreept hij het belang van wetenschappelijke en technologische vakken in het secundair onderwijs.
4
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
IV.2) Actieplan Wetenschapscommunicatie IV.2.1) Omschrijving van het Actieplan Wetenschapscommunicatie Het actieplan Wetenschapscommunicatie is een initiatief van de Vlaamse overheid (departement EWI) dat jaarlijks wordt opgesteld en omvat alle activiteiten en initiatieven die te maken hebben met interactie tussen de onderzoekers en/of wetenschapscommunicatoren met de maatschappij. Wetenschapscommunicatie is op een (inter)actieve manier over wetenschap informeren en dialogeren door middel van verschillende strategieën aangepast aan specifieke doelgroepen met als uiteindelijk doel interesse wekken, kennis vergroten, opinie vormen, attitude en/of gedrag veranderen. Het onderwerp van de communicatie is wetenschap, waarbij technologie gezien kan worden als (de resultaten van) toegepaste wetenschap. Alle wetenschappelijke domeinen (alfa, beta, gamma) en alle soorten onderzoek (fundamenteel onderzoek, strategisch basisonderzoek, toegepast onderzoek) komen hierbij aan bod. De belangrijkste doelgroepen van het actieplan zijn kinderen en jongeren van 2,5 tot 18 jaar, het grote publiek (studenten, publiek met voorkennis, algemeen publiek, senioren), en scholen en leerkrachten. De belangrijkste actoren zijn de structurele partners binnen het actieplan, de onderzoekers, bedrijven, media, wetenschappelijke instellingen, musea en verenigingen. Met het actieplan Wetenschapscommunicatie beoogt de Vlaamse overheid volgende doelstellingen te realiseren: • • • • •
Het belang van wetenschap in onze samenleving onderstrepen bij het grote publiek Kennis en ontwikkeling inzake wetenschap en techniek ter beschikking stellen Bij jongeren interesse wekken voor wetenschap en techniek Wetenschappelijke ontwikkelingen voldoende en objectief belichten Instroom van jongeren in wetenschappelijke en technologische richtingen verhogen
Eén van de punten waar het actieplan 2008 de focus wil leggen is het faciliteren van de instroming van de activiteiten binnen het actieplan naar het onderwijsveld. Onder het motto “Wetenschap maakt knap” worden alle activiteiten uit het actieplan bekend gemaakt. Hierbij spelen ook enerzijds de website van het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) (www.ewi-vlaanderen.be) en anderzijds het wetenschapsinformatienetwerk (WIN) (www.wetenschapsinformatienetwerk.be) een belangrijke rol, alsook de communicatiekanalen van de actoren van het actieplan zelf. De huidige activiteiten van de structurele partners aan het actieplan benaderen verschillende doelgroepen zoals in Tabel 2 geïllustreerd wordt. Tabel 2: Structurele partners/doelgroepen aan actieplan Wetenschapscommunicatie 2008
Figuur overgenomen van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI)
5
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
In wat volgt zullen enkele van deze belangrijke initiatieven die de Vlaamse Overheid genomen heeft in het kader van het actieplan wetenschapscommunicatie nader besproken worden: IV.2.1.1) Het TOS21-project Een belangrijke partner binnen het actieplan Wetenschapscommunicatie is de interactie me t het departement Onderwijs en Vorming (OV). De samenwerking met de Vlaamse minister van Onderwijs – die al in 2000 structureel werd uitgebouwd – werd in het project “Techniek op school voor de 21ste eeuw” (TOS21) geconsolideerd. Het TOS21-project werkt een leerlijn uit voor technologie op school, van in de kleuterklas tot aan het einde van het leerplichten onderwijs. Het legt zich eveneens toe op de verspreiding van wetenschapsinformatie binnen de onderwijswereld. TOS21 werd in september 2004 door de beide beleidsdomeinen EWI en OV opgestart en in augustus 2008 afgerond en was een net-overstijgend en niveau-overschrijdend project met als leiddraad de volgende belangrijke doelstellingen: 1. Degelijke inhoudelijke basis voorzien voor wetenschap, techniek en technologische innovatie waarmee de onderwijspartners deze vakken pedagogisch-didactisch en wetenschappelijk verantwoord kunnen aanpakken 2. Opstellen van een referentiekader voor techniek en wetenschap (op school) dat gehanteerd kan worden voor de curriculumontwikkeling voor het vak Technologische Opvoeding (als onderdeel van de eindtermen) 3. Uitwerken van een referentiekader dat gehanteerd kan worden voor de validering, screening en ontwikkeling van projecten die betrekking hebben op de popularisering van wetenschap, techniek en technologische innovatie Motivering TOS21-project door minister Frank Vandenbroucke (OV): “Sensibilisering over wetenschap en techniek op jonge leeftijd speelt een grote rol in het studiekeuzeproces. Zelfs van in de kleuterklas kan je kinderen warm maken voor wetenschap door hen op een speelse en aanschouwelijke manier, aan de hand van eenvoudige proeven, een antwoord te geven op de vele 'waarom'-vragen die ze stellen. Op die wijze wordt hun nieuwsgierigheid verder aangemoedigd.” Motivering TOS21-project door minister Patricia Ceysens (EWI): “De krapte op de arbeidsmarkt aan ingenieurs, wetenschappers en technici neemt alsmaar toe. Jongeren sensibiliseren voor wetenschap en techniek en hen aanmoedigen om creatief en innoverend te zijn, gepaard met vallen en opstaan, is iets waar je niet vroeg genoeg kunt aan beginnen. De instroom van het secundair naar het hoger onderwijs voor wetenschappelijke studiegebieden is nog veel te laag. Meer dan de helft van de jongeren die zouden kunnen kiezen voor een wetenschappelijke studierichting of ingenieursopleiding doen dit niet.” Het TOS21-project ontwikkelde de afgelopen 4 jaar een conceptueel kader voor techniekonderwijs en doorlopende leerlijnen voor het leren van techniek vanaf de kleuterschool tot het einde van het secundair onderwijs. Beide zijn bouwstenen voor eindtermen, leerplannen en uiteindelijk voor de leermiddelen die leraren inzetten. Voor alle kinderen en jongeren is een zekere technische geletterdheid immers cruciaal. Op het einde van het TOS21-project kan gesteld worden dat de vooropgestelde doelstellingen met succes gerealiseerd werden, zodat in een volgende fase volop gewerkt kan worden aan nieuwe
6
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
eindtermen waaraan jongeren in het secundair onderwijs moeten voldoen inzake wetenschap en techniek. Minister Ceysens heeft in 2008 9,1 miljoen Euro vrijgemaakt voor wetenschapspopularisering en zal deze strategie verder zetten in 2009. Met een aantal actoren en sensibiliseringsacties wordt de schoolgaande jeugd warm gemaakt voor wetenschap en techniek. Hierbij wordt systematisch aandacht besteed aan het benaderen van steeds jongere leeftijden. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat jongeren in hun vrije tijd, naast het grote aanbod aan sportkampen, ook kunnen kiezen voor wetenschapskampen of technieklessen. Nu zijn die in zeer beperkte mate aanwezig. Begeleiding is ook onontbeerlijk, zowel voor leerkrachten en pedagogische begeleidingsdiensten als voor de edutainers (educatief entertainers) van wetenschappelijke organisaties en verenigingen. Dit is een voorwaarde voor het succes van de implementatie van het TOS21-kader. Tot de invoering van de nieuwe eindtermen in 2010 zal in een aantal nog uit te kiezen scholen verder gewerkt worden aan implementatiestrategieën, met het oog op verbreding vanaf september 2010. Ook dat wordt een samenwerkingsverband tussen de beide ministers. IV.2.1.2) Het project “De wereld aan je voeten!” De Vlaamse regering heeft op 11 juli 2006 het sociaal-economisch plan “Vlaanderen in Actie” (ViA) voorgesteld. De ambitie bestaat erin om Vlaanderen tegen 2020 op een duurzame manier tot het keurkorps van Europese regio’s te laten behoren. In die optiek werd het project “De wereld aan je voeten!” gelanceerd. De missie van het project “De wereld aan je voeten!” is de instroom van jongeren voor een wetenschappelijke of technologische opleiding verhogen en het (internationaal) ondernemerschap bij jongeren stimuleren. Het doel van deze actie is jongeren van de derde graad ASO en TSO te motiveren om bij hun studiekeuze voor het hoger onderwijs te kiezen voor opleidingen die aanzetten tot beroepen in wetenschappen en technologie en tot internationaal ondernemerschap. Het is een sensibiliseringsactie voor ondernemen, wetenschap, technologie en innovatie in een geglobaliseerde wereld. “De wereld aan je voeten!” bestaat uit 4 deelprojecten, die de leerlingen kunnen helpen bewust hun studiekeuze te maken. Een deelproject kan voor de jongeren een oogopener zijn naar de groeiende globalisering, wil hen in contact brengen met enthousiaste mannen en vrouwen uit het bedrijfsleven die gekozen hebben voor wetenschap en technologie of ondernemen, laat hen via een webquest ervaringen opdoen en helpt hen analyseren welke competenties ze nodig hebben. Het initiatief van dit project wordt financieel ondersteund door het beleidsdomein Onderwijs en Vorming alsook het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Vorming. De scholen plannen hierbij zelf wanneer de onderdelen best in hun agenda passen en kunnen beroep doen op de projectcoördinator voor logistieke en organisatorische hulp. Er is een financiële tussenkomst voorzien voor scholen die besluiten om deel te nemen aan het project. De projectcoördinator verzorgt deze financiële tussenkomst. Deelname aan het project is volledig gratis en scholen die in 1 schooljaar aan de 4 deelaspecten deelnemen ontvangen 1.000 € om eventuele gemaakte kosten te dekken. 31 scholen tekenden dit schooljaar al in voor één of meerdere deelprojecten. De ministers Patricia Ceysens (EWI) en Frank Vandenbroucke (OV) investeren samen 1.128.000 € in het project “De wereld aan je voeten!” dat over drie schooljaren loopt.
IV.2.1.3) Roger Van Overstraeten Society
7
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
De Roger Van Overstraeten Society (RVO-Society) werd opgericht ter nagedachtenis van Baron Roger Van Overstraeten, de oprichter en eerste CEO van IMEC, onderzoekscentrum voor nano-elektronica en –technologie. Door deze nalatenschap, behoudt de RVO-Society een sterke band met IMEC en werken ze voor veel projecten met hen samen. De RVO-Society wil jongeren voor technologie en wetenschappen stimuleren. Met de steun van partners en overheid, met de medewerking van studenten, docenten en begeleiders probeert deze organisatie het beste uit het jonge Vlaamse talent te halen. Voor de jongeren zelf, maar ook voor de welvaart en het welzijn in het algemeen. De RVO-Society is begin 2001 van start gegaan en haar missie kan in volgende 4 punten samengevat worden: • • • •
Iedereen met de mogelijkheden van wetenschap en technologie kunnen ontdekken en waarderen. Dit is nodig om volwaardig te kunnen participeren in een maatschappij die steeds meer op kennis gebaseerd is Elke jongere moet moderne wetenschap kunnen ontdekken en moet persoonlijke interesses kunnen ontwikkelen. Belangstelling voor wetenschap bij jongeren verhoogt hun creativiteit als volwassene en hun kansen in de maatschappij Elke leraar moet moderne wetenschap en technologie in zijn klas kunnen introduceren. Leerkrachten maken moeilijke thema’s vatbaar voor de jeugd. Zij zijn strategische partners van de RVO-Society. Hun geestdrift voor technologie is dus uiterst belangrijk Professionals in alle bedrijven en organisaties moeten de vooruitgang van wetenschappen en technologie kunnen opvolgen. Om hen te informeren zijn er directe communicatielijnen met de onderzoekers aan universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen nodig
De RVO-society houdt zich met verschillende projecten bezig. Hun paradepaardje is momenteel Chip! Chip! Chip! Hoera!, maar verder werken ze ook aan andere projecten zoals Wardje en Oortjes Gespitst, Sluit de Stroomkring, JobsAT, WorldWebWonder en CERA Award. In 2006 werd een vierjarige overeenkomst met de RVO-Society afgesloten in het kader van het actieplan Wetenschapscommunicatie. In 2008 werd via een addendum aan de overeen komst de subsidie verhoogd, zodat de RVO-Society met zijn activiteiten meer impact kan creëren naar scholen, leerkrachten en leerlingen toe, alsook naar de pedagogische begeleidingsdiensten en professionele nascholingsorganisaties. IV.2.1.4) De associaties (universiteiten en hogescholen) De Vlaamse universiteiten en hogescholen beschikken over heel wat expertise op het vlak van wetenschapscommunicatie. Ze verankeren deze expertise in een expertisecel. Deze expertisecellen staan in voor de coördinatie van alle activiteiten op het vlak van wetenschaps communicatie. Met de hogescholen werd hierover in 2005 een overeenkomst afgesloten tot 31 december 2007. In 2006 werd een éénjarige overeenkomst afgesloten met de universiteiten om hen in staat te stellen een structureel ingebedde expertisecel voor de popularisering van wetenschap, techniek en technologische innovatie verder uit te bouwen. Deze overeenkomst werd verlengd tot 31 december 2007. Tot hun activiteiten behoorden onder andere de deelname aan de Vlaamse Wetenschapsweek en het Wetenschapsfeest, het ontwerpen en uitvoeren van succesvolle populariseringsprojecten, en de oprichting en uitbouw van de Wetenschapswinkels. Om te vermijden dat de middelen versnipperd zouden worden over 6 expertisecellen binnen de universiteiten en 22 expertisecellen binnen de hogescholen, werd vanaf 1 januari 2008 een vierjarige overeenkomst afgesloten met de 5 associaties. Het financieringsmodel bestaat uit 8
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
een vaste basisfinanciering en een performantiegedreven variabel gedeelte. Bij het definiëren van de performantie-indicatoren werd de nodige aandacht besteed aan samenwerking met de actoren binnen het actieplan, het onderwijs, de bedrijfswereld en de media. Het is dan aan de associaties zelf om zich te organiseren, de voorziene middelen optimaal te gebruiken en de nodige focus te leggen in de activiteiten op het gebied van wetenschapscommunicatie zodat voldoende visibiliteit en impact gegenereerd wordt. IV.2.1.5) Jeugdverenigingen Natuur en Wetenschap VZW en Jeugd, Cultuur en Weten schap VZW Beide jeugdverenigingen hebben onder meer als missie educatief verantwoorde wetenschapspopulariserende vrijetijdsactiviteiten te organiseren voor jongeren. Een deel van hun programma is eveneens geschikt om in klas- of schoolverband uitgevoerd te worden. Beide verenigingen bieden een brede waaier van activiteiten aan, zoals workshops, meerdaagse kampen, en dagactiviteiten. De activiteiten vinden over heel Vlaanderen en ook in het buitenland plaats. De driejarige overeenkomst met deze twee verenigingen liep op 31 december 2007 af en werd vervolgens geëvalueerd. Op basis van het gunstige evaluatierapport werd een nieuwe overeenkomst afgesloten voor een periode van vier jaar. Hierbij zal aandacht besteed worden aan de samenwerking tussen de twee verenigingen. IV.2.1.6) Internationale Instituten voor Fysica en Chemie De internationale Instituten voor Fysica en Chemie (of Internationaal Solvay Instituut) werd in 1912 door Ernest Solvay in Brussel opgericht om meer inzicht te verkrijgen in de chemie en de fysica. Dit werd vooral geprobeerd te bereiken door verschillende conferenties over chemie en fysica te houden. Het Solvay Instituut steunt de wetenschap door toelagen te verlenen aan Belgische wetenschappers, beurzen te geven aan bijzondere studenten, grote toelagen te verlenen aan buitengewone Belgische of buitenlandse wetenschappers, maar de belangrijkste bijdrage is de organisatie van de beroemde Solvay-conferenties. In totaal zijn er tot op heden 23 bijeenkomsten geweest over fysica en 21 over chemie. Er worden ook tal van activiteiten georganiseerd zoals workshops, publieke lezingen en colloquia. De Internationale Instituten voor Fysica en Chemie engageren zich om jaarlijks de Solvay Jongeren Conferentie in te richten in aanwezigheid van een Nobelprijswinnaar en andere vooraanstaande onderzoekers en andere actuele voordrachten door topwetenschappers voor jongeren en studenten. Op die manier tracht men de interesse van jongeren voor wetenschappen te wekken en hen te sensibiliseren om aan wetenschap te doen. IV.2.2) Het Wetenschapsinformatienetwerk (WIN) Het wetenschapsinformatienetwerk (WIN) is een elektronisch platform waarop de partners uit het actieplan Wetenschapscommunicatie en alle andere geïnteresseerden hun activiteiten op het vlak van wetenschapspopularisering bekend kunnen maken en hierover onderling ervaringen en expertise kunnen uitwisselen. Het platform dat in 2007 volledig vernieuwd werd, zal het mogelijk maken om activiteiten meer en beter op elkaar af te stemmen en nieuwe samenwerkingsverbanden te doen ontstaan. In 2008 werd een ontwerp van aanpak uitgewerkt door het departement EWI voor de uitbreiding van het WIN waarbij de informatie die het WIN bevat vertaald werd naar een portaalsite voor leerkrachten, jongeren en het grote publiek. Hierbij werd maximaal rekening gehouden met aanbeveling 33 “Portaalsite voor
9
Onderwijs en Maatschappij
Lieven De Cremer
communicatie over wetenschap, technologie en innovatie” van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB). V) Besluit Wil Vlaanderen een competitieve, op kennis gebaseerde economie verder uitbouwen, dan doet ze er goed aan om in de toekomst fors te blijven investeren in de wetenschappelijke en technologische opleiding van jongeren. Zij zijn immers de toekomst van onze maatschappij en het is heel belangrijk om deze doelgroep blijvend te sensibiliseren en te interesseren voor wetenschap. Internationale studies hebben uitgewezen dat onze Vlaamse leerlingen nog steeds bijzonder goed scoren voor wat betreft wetenschappen, maar het is heel belangrijk om waakzaam te blijven. Zo is het verontrustend dat Vlaamse leerlingen minder gemotiveerd zijn om een wetenschappelijke richting aan te vatten in vergelijking met een gemiddeld OESOland. In dat opzicht is het heel positief dat onze Vlaamse overheid allerlei initiatieven neemt om jongeren wetenschappelijk te prikkelen en hen stimuleren om een wetenschappelijke richting aan te vatten. Dat doet ze in haar actieplan Wetenschapscommunicatie, welke een prachtvoorbeeld is van een beleidsoverschrijdend initiatief tussen de departementen onderwijs en wetenschappen. In het kader van dit actieplan werden door de Vlaamse overheid verschillende projecten opgestart en/of gesubsidieerd waarvan TOS21, “De wereld aan je voeten!”, Roger Van Overstraeten Society, projecten van de associaties van universiteiten en hogescholen, projecten van jeugdverenigingen en de Solvay Jongeren Conferentie slechts enkele voorbeelden zijn. De Vlaamse overheid wil via het Wetenschapsinformatienetwerk met haar actieplan 2008 succesvolle initiatieven uit de vorige actieplannen verder zetten en ze beter op elkaar afstemmen. Daarnaast wil het actieplan ruimte en middelen vrijmaken voor nieuwe ideeën en activiteiten en op die manier blijven bijdragen aan een breder maatschappelijk draagvlak voor wetenschappen, techniek en technologische innovatie in Vlaanderen. VI) Bronnen Voor het realiseren van dit werk werd voornamelijk gebruik gemaakt van het internet. Zo werden beleidsnota, persberichten, toespraken, informatie etc. van de hieronder opgesomde websites geconsulteerd: • http://www.ond.vlaanderen.be (Departement Onderwijs en Vorming; OV) • http://www.ewi-vlaanderen.be (Departement Economie, Wetenschap en Innovatie; EWI) • http://www.vrwb.be (Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid; VRWB) • http://www.wetenschapsinformatienetwerk.be (Wetenschapsinformatienetwerk; WIN) • http://www.vlaandereninactie.be (Vlaanderen in Actie; ViA) • http://www.essenscia.be (Belgische federatie van de chemische industrie en van life sciences VZW – vroegere Fedichem)
10