Sector- en competentiefoto A D M I N I S T R AT I E V E E N C O M M E R C I Ë L E B E R O E P E N
COLOFON VOOR MEER INFORMATIE:
Stad Antwerpen Werk en Economie Projectleider sectorale netwerken Grote Markt 1 2000 Antwerpen
[email protected] Er is een digitale versie van deze publicatie beschikbaar. Contactpersoon:
[email protected] REDACTIE
Marie Schoeters, Werk en Economie, stad Antwerpen Marie Van Looveren, WES vzw GRAFISCHE VORMGEVING
WES vzw, Magelaan cvba DRUK
Nevelland Graphics cvba Verantwoordelijke uitgever: Dirk Diels, Grote Markt 1, 2000 Antwerpen Wettelijk depotnummer: D/2009/0306/177
[1]
Inhoud Inleiding
3
Hoofdstuk 1 Vraagzijde 1 Bedrijven en vestigingen 1.1 Bedrijven 1.2 Vestigingen 2 Werknemers 2.1 Aantal werknemers 2.2 Kenmerken van de werknemers 2.3 IBO-contracten 3 Beroepen 3.1 Omschrijving van de knelpunten 3.2 Indeling naar oorzaak 4 Vacatures
9 9 9 16 20 20 20 22 23 23 23 26
Hoofdstuk 2 Aanbodzijde 1 Arbeidsmarktindicatoren 1.1 Activiteitsgraad 1.2 Werkzaamheidsgraad 1.3 Werkloosheidsgraad 2 Werkzoekende populatie 3 Onderwijspopulatie 3.1 Secundair onderwijs 3.2 Hoger onderwijs 4 Demografische indicatoren
28 28 28 29 30 33 36 36 38 43
Hoofdstuk 3 Opleidingsaanbod 1 Leerplichtonderwijs (voltijds-deeltijds) 2 Hoger onderwijs 3 Volwassenenonderwijs 4 Werkzoekendenopleidingen
46 46 47 47 48
Hoofdstuk 4 Tendenzen 1 Beleid: Europees-federaal-Vlaams-lokaal-sectoraal 2 Competentiebeleid 3 Activering 4 Opleidingsaanbod 5 Diversiteit 6 Maatwerk bedrijven
50 50 52 54 55 56 57
[2]
Hoofdstuk 5 Marktbevraging 1 Algemene en sectorgebonden resultaten van de marktbevraging 2 Beroepsgebonden resultaten van de marktbevraging 2.1 Administratie en dienstverlening 2.1.1 Algemeen bediende 2.1.2 Bediende onthaal en communicatie 2.1.3 Bediende personeelszaken 2.1.4 Boekhouder 2.1.5 Directiesecretaresse 2.2 Commerciële beroepen inclusief verkoop 2.2.1 Commercieel bediende binnendienst 2.2.2 Medewerker callcenter 2.2.3 Vertegenwoordiger 2.2.4 Winkelbediende 2.2.5 Winkelmanager 2.3 Technische beroepen 2.3.1 Technisch tekenaar 2.4 Logistieke bedienden 2.4.1 Bediende expeditie 2.4.2 Dispatcher transportplanner 2.4.3 Douanedeclarant 2.4.4 Manifestbediende 2.4.5 Operationeel bediende scheepsagentuur 2.5 Conclusies HOOFDSTUK 6 SWOT 1 De SWOT-techniek 2 SWOT-elementen 2.1 Sterkten 2.2 Zwakten 2.3 Opportuniteiten 2.4 Bedreigingen 3 Aandachtspunten en aanbevelingen op basis van de SWOT-analyse 3.1 Bestaande dialoog binnen sectorale netwerken verder uitbouwen 3.2 Opleidingsinspanningen van bedrijven verder versterken zodat vacatures beter ingevuld geraken 3.3 Bestaande instrumenten om de afstemming tussen vraag en aanbod te optimaliseren, worden niet altijd voldoende benut 3.4 Toename van de globale tewerkstelling in de tertiaire sector, maar tegelijkertijd blijven er heel wat knelpuntberoepen 4 Ten geleide
59 59 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 87 88 88 90 91 91 92 92 93 94 95 96
[3]
Inleiding 1
Situering van de sector- en competentiefoto
De Antwerpse arbeidsmarkt bevat heel wat mogelijkheden door het aanbod van een brede waaier aan jobs in verschillende sectoren. Tegelijkertijd stellen we vast dat een aantal knelpunten een optimale afstemming tussen vraag en aanbod in de weg staat. Om de afstemming te optimaliseren, sloten de stad Antwerpen en de VDAB in 2008 een samenwerkingsakkoord waarin beide partijen een duidelijke rol kregen. De VDAB werd regisseur van het arbeidsmarktbeleid terwijl de stad Antwerpen verantwoordelijk werd voor het lokale werkgelegenheids- en onderwijsbeleid. Vanuit deze complementaire rollen besloten de stad Antwerpen en de VDAB in een gedeelde regie sectorale netwerken uit te bouwen voor de grote economische sectoren in Antwerpen: tertiair, bouw, logistiek, industrie, horeca en creatieve industrie. Door onderwijs-, arbeidsmarkt- en sectorale partners samen te brengen, kan men de lokale knelpunten sectoraal en integraal benaderen. De doelstelling van deze netwerken bestaat erin gedragen actieplannen te realiseren voor de Antwerpse regio zowel op korte als op lange termijn. De actieplannen zullen gefundeerd worden door betrouwbare cijfers rond werkgelegenheid en onderwijs. De realisatie van de plannen dient te resulteren in een betere afstemming tussen het onderwijs, het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt. Een gerichte sectorale aanpak veronderstelt een degelijke kennis van de lokale arbeidsmarkt. Per sectoraal netwerk wordt daarom werk gemaakt van een onderbouwde vraag- en aanbodanalyse. Deze sector- en competentiefoto is het resultaat van een dergelijke analyse voor de tertiaire sector, die in samenwerking met sectorale partners en onder begeleiding van het onderzoeksbureau WES tot stand kwam.
2
Afbakening
De tertiaire sector wordt afgebakend op basis van paritaire comités (pc’s) waarbij gekeken wordt welke bediende pc’s de meeste werknemers vertegenwoordigen in de Antwerpse regio. Dit resulteerde in vijf belangrijke subsectoren die het voorwerp uitmaken van deze sectorfoto: het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden (ANPCB218), de bedienden van de chemische (pc 207), de logistieke (pc 226) en de metaalsector (pc 209) en bedienden tewerkgesteld in de distributiesector gegroepeerd onder meerdere pc’s (pc 201, 202, 202.1, 311 en 312). Bedienden op interimbasis worden niet apart in dit onderzoek opgenomen.
[4]
Om de Antwerpse situatie in kaart te brengen, wordt geopteerd voor een analyse op arrondissementsniveau (zie kaartje). De lokale werkgelegenheid is immers geen zuiver stedelijke aangelegenheid. Voor sommige data wordt - in het geval van opvallende verschillen - evenwel een onderscheid gemaakt tussen de stad Antwerpen en de rand.
Essen
Wuustwezel
Kalmthout
Stabroek
Brecht
Kapellen Brasschaat
Malle
Schoten
Antwerpen
Schilde
Zoersel
Wijnegem Zwijndrecht Zandhoven
Wommelgem Borsbeek Mortsel
Ranst
Boechout
Edegem Hove
Hemiksem
Aartselaar
Schelle
Kontich
Lint
Niel Boom
3
Rumst
Arrondissement Antwerpen
Methodiek
De sector- en competentiefoto bestaat uit twee grote luiken: een kwantitatieve staalkaart enerzijds en een kwalitatieve competentieanalyse anderzijds. Beide kwamen volgens een andere methodiek tot stand. Voor de opmaak van de staalkaart werden bestaande data verzameld en verwerkt (zie hoofdstukken 1 tot en met 4). Om de sectorfoto uit te bouwen tot een instrument waarop sectorale netwerken een actieplan kunnen ontwikkelen, was het noodzakelijk om naast de vraag-/aanbodanalyse ook de gevraagde competenties in kaart te brengen. Daarom werd een marktbevraging uitgevoerd bij een representatieve steekproef van bedrijven om te peilen naar de algemene en beroepsspecifieke competenties waar de sector nood aan heeft (zie hoofdstuk 5).
[5]
Op basis van de resultaten uit de twee deelluiken werden aan de hand van een SWOT-workshop aanbevelingen en aandachtspunten geformuleerd (zie hoofdstuk 6) die input kunnen geven aan het sectorale actieplan. Daarbij worden de sterkten en de zwakten gedefinieerd als interne, beheersbare elementen. Opportuniteiten en bedreigingen zijn externe elementen die vanuit het sectorale netwerk niet of slechts onrechtstreeks beïnvloedbaar zijn. Tijdens de opbouw van het hele onderzoek werden contacten onderhouden met verschillende stakeholders binnen de tertiaire sector. Van meet af aan werd gekozen voor een interactieve aanpak waarin sectoren, arbeidsmarkt- en onderwijspartners betrokken werden. Het aanleveren van data, het mee vormgeven van de marktbevraging en de deelname aan de SWOT-workshop door de partners betekenden een aanzienlijke meerwaarde voor dit onderzoek. Een woord van dank is hier dan ook op zijn plaats, in het bijzonder aan de betrokken vormingsfondsen (Logos, Vibam en Cevora) en sectorfederaties (Fedis en Essenscia) die een sleutelrol speelden in de voorbereiding en de uitvoering van de marktbevraging.
4
Inhoud
Per hoofdstuk overlopen we de inhoud en de voornaamste conclusies. Hoofdstuk 1 brengt de vraagzijde in kaart aan de hand van volgende indicatoren: aantal bedrijven, vestigingen, werknemers, beroepen en vacatures. We stellen vast dat de tertiaire sector de voorbije jaren een groei kende, zowel wat het aantal bedrijven als het aantal vestigingen betreft. Ook het aantal werknemers evolueerde positief wat erop wijst dat de sector tot en met 2007 voor een stabiele werkgelegenheid zorgde. Deze trend kent mogelijk een afvlakking of ombuiging ten gevolge van de economische recessie zoals ook de meer recente data op Vlaams niveau aangeven. Uit de marktbevraging (hoofdstuk 5) blijkt evenwel - met uitzondering van de logistieke sector - dat het aantal aanwervingen het voorbije jaar niet sterk daalde. De analyse van de knelpuntberoepen geeft aan dat de sector kampt met een aantal structurele knelpunten die verscheidene oorzaken kennen. We onderscheiden hier zowel kwantitatieve als kwalitatieve oorzaken, alsook jobs waar minder gunstige omstandigheden de oorzaak zijn van een gebrek aan valabele kandidaten. De voornaamste tertiaire knelpuntberoepen in Antwerpen verschillen niet sterk van de Vlaamse situatie.
[6]
In hoofdstuk 2 wordt de aanbodzijde weergegeven door dieper in te gaan op de algemene arbeidsmarktindicatoren, de kenmerken van de werkzoekende populatie, de onderwijspopulatie en de demografische indicatoren. We stellen vast dat de activiteitsgraad in Antwerpen lager ligt in vergelijking met Vlaanderen. Vanaf 2005 zien we dat de stad Antwerpen en de rand anders evolueren. Dit onderscheid stelt zich nog scherper bij de werkzaamheidsgraad die voor de stad beduidend lager ligt in vergelijking met de rand en Vlaanderen. Aan de hand van de werkloosheidsgraad gaan we na in welke mate de economische crisis effect heeft op de arbeidsmarkt. We stellen vast dat deze zowel in Vlaanderen als in Antwerpen vanaf het derde kwartaal 2008 toeneemt. De stijging is echter sterker in de stad Antwerpen dan in de rand, waar niet alle gemeenten in dezelfde mate getroffen worden. Ook de samenstelling van de werkzoekende populatie wijzigt ten gevolge van de economische recessie. Toch zien we dat herkomst en scholingsgraad erg bepalend blijven voor de Antwerpse situatie. Vervolgens bekijken we de onderwijspopulatie in Antwerpen. In het Hoger Onderwijs zien we dat het aantal studenten in het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde de voorbije jaren stabiel bleef maar de uitgereikte diploma’s continu daalden. De studiegebieden sociaal-agogisch werk en industriële wetenschappen zitten in de lift, zowel wat studentenaantallen als uitgereikte diploma’s betreft. In het secundair onderwijs (TSO en BSO) tellen we voor het studiegebied handel ruim 4.000 jongeren in de derde graad. Onder hen kiezen heel wat leerlingen voor een zevende jaar of voor het Hoger Onderwijs (in het geval van TSO-studenten). Anderen komen rechtstreeks op de arbeidsmarkt terecht. Ook demografische ontwikkelingen bepalen mee hoe de aanbodzijde de komende jaren zal evolueren. Het aantal en het aandeel van de groep 60-plussers neemt steeds toe. Hen langer aan het werk houden is dan ook voor deze sector een aandachtspunt. De jongeren uit de babyboomgeneratie (van begin jaren ‘90) stromen de komende jaren in op de arbeidsmarkt die momenteel reeds onder druk staat. Ook hier schuilt een belangrijke uitdaging, temeer omdat we ook de voorbije jaren opnieuw een babyboom kenden in Antwerpen. Hoofdstuk 3 geeft een globaal overzicht van het tertiaire opleidingsaanbod van de voornaamste spelers in het arrondissement Antwerpen. Het betreft hier onder meer: leerplichtonderwijs (secundair), hoger onderwijs, volwassenenonderwijs en beroepsopleidingen voor werkzoekenden.
[7]
Daaruit kunnen we besluiten dat er een ruim opleidingsaanbod is en er voor de werkzoekendentrajecten onder meer wordt ingezet op opleidingen die leiden naar tertiaire knelpuntberoepen. In hoofdstuk 4 overlopen we enkele trends in het huidige arbeidsmarktbeleid op Europees, federaal, Vlaams en lokaal niveau. Daarbij stellen we vast dat er op deze verschillende niveaus sterke accenten liggen op het competentiebeleid, de sectorale aanpak, diversiteit en meer afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. We gaan na in welke mate deze prioriteiten ook lokaal in de tertiaire sector vertaald worden. In de afstemming tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt liggen opportuniteiten in de ontwikkelingen van het Hoger Beroepsonderwijs en Secundair-na-Secundair, waar reeds voorbereidend werk is geleverd. Ook het gebruik van IBO-contracten en diversiteitsplannen bieden kansen voor de tertiaire sector, waar deze beleidsinstrumenten nog niet optimaal worden aangewend. Activering en aandacht voor kansengroepen worden reeds opgenomen en blijven belangrijk gezien de samenstelling van de Antwerpse werkzoekende populatie en de huidige economische situatie. In het vijfde hoofdstuk behandelen we de competentieanalyse waar zowel algemene als beroepsspecifieke competenties door bedrijven worden geëvalueerd. We stellen vast dat de tevredenheid over de competenties vrij laag ligt voor alle types van competenties en doorheen alle deelsectoren. Uit de knelpunten die bedrijven ervaren bij startende bedienden leren we dat te weinig beroepsspecifieke competenties, zwakke kennis van het Frans, onvoldoende flexibiliteit en onrealistische loonsverwachtingen het lijstje domineren. De voornaamste te verbeteren algemene competenties zijn dan ook: kennis van het Frans, flexibiliteit en klantgerichtheid. Voor de beroepsspecifieke competenties verwachten bedrijven vooral verbetering op het vlak van: commerciële gesprekken kunnen voeren, communicatie in vreemde talen, algemene en administratieve opvolging van klanten. Per beroep wordt dieper ingegaan op deze competentieanalyses. Dit hoofdstuk geeft ook zicht op het rekruteringsgedrag binnen de sector. We stellen onder meer vast dat bedrijven beperkt rekruteren uit het BSO en het DBSO. Daarnaast leren we dat bedrijven heel wat initiatieven nemen om de competenties van kandidaten te versterken zodat ze toch inzetbaar worden voor openstaande vacatures. In hoofdstuk 6 ten slotte worden elementen uit de vorige hoofdstukken opgenomen en verwerkt tot een SWOT-analyse waaruit aanbevelingen worden geformuleerd.
[8]
Eerst en vooral wordt het belang van de bestaande dialoog binnen de sectorale netwerken onderstreept. Deze draagt immers bij tot een betere onderlinge afstemming waardoor we kunnen inspelen op opportuniteiten die onder meer het Hoger Beroepsonderwijs en de hervormingen van het secundair onderwijs bieden. Daarnaast kunnen via dit overleg ook een aantal zwakten gerichter worden aangepakt. De consensus om in te zetten op een betere studie- en beroepskeuze is hierbij niet onbelangrijk en het wegwerken van de mismatch tussen verwachte competenties en die waar startende bedienden over beschikken, kan via deze dialoog doelgerichter aangepakt worden. Daarom is het belangrijk deze sterkte verder uit te bouwen. Een tweede aanbeveling wijst op het belang om opleidingsinspanningen van bedrijven te versterken en te ondersteunen. Dit creëert immers kansen om niet enkel het diploma, maar ook elders verworven competenties te valoriseren. Hiermee komen meer doelgroepen in aanmerking die momenteel nog niet of onvoldoende over de gevraagde competenties beschikken. Een derde aanbeveling benadrukt het belang om bestaande instrumenten voor een betere afstemming tussen vraag en aanbod optimaal in te zetten. Hierbij denken we onder meer aan het gebruik van IBO-contracten en aan diversiteitsplannen die binnen de onderzochte sector eerder beperkt worden aangewend. Beide zijn nochtans waardevolle instrumenten om adequaat te kunnen reageren op enkele opportuniteiten en bedreigingen zoals de toenemende diversiteit in de Antwerpse bevolking en de kwetsbare positie van kansengroepen. De vierde en laatste aanbeveling haalt de globale groei van de tewerkstelling in de sector aan als belangrijke sterkte die op zijn minst bestendigd moet worden. Een sterke tertiaire sector biedt mogelijkheden om in te spelen op de demografische groei die voorspeld wordt voor de regio. Het wegwerken van een aantal knelpuntberoepen is hierbij een belangrijke hefboom en vraagt om acties die zich zowel op de kwalitatieve als op de kwantitatieve mismatch richten.
5
Tot slot
Eerder dan een eindpunt te zijn, beschouwen we deze conclusies als een uitgangspunt om sectorale acties mee vorm te geven. De sector- en competentiefoto wil hiervoor een degelijke basis geven en zal vooral waarde krijgen naarmate zij ook vertaald wordt in concrete acties die de tertiaire sector ten goede komen. Om het dynamische karakter van dit document te onderstrepen, zullen we de data op geregelde tijdstippen actualiseren.
[9]
Hoofdstuk 1 Vraagzijde 1
Bedrijven en vestigingen
1.1 Bedrijven In dit eerste hoofdstuk geven we een overzicht van de belangrijkste aspecten aangaande de bedrijven en de vestigingen. Allereerst bekijken we het aantal bedrijven per deelsector in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen. Vervolgens gaan we dieper in op het aantal vestigingen in het arrondissement Antwerpen, enerzijds, en op het aantal vestigingen in de stad Antwerpen en in de rand van Antwerpen1, anderzijds. Voor het aantal bedrijven en vestigingen zijn op arrondissementeel niveau momenteel cijfers beschikbaar tot en met 2007. Voor gegevens omtrent het aantal bedrijven op Vlaams niveau beschikken we over cijfers tot en met het jaar 2008. Tabel 1 geeft een overzicht van het aandeel van bedrijven in de tertiaire sector in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen, opgesplitst per deelsector voor de periode 2004-2007. In 2007 telden het arrondissement Antwerpen en Vlaanderen respectievelijk 11.614 bedrijven en 56.895 bedrijven (zie tabel 1). De sector ANPCB is in beide gebieden nadrukkelijk aanwezig. Iets meer dan 60% van de bedrijven in de tertiaire sector behoort tot deze subsector (zie figuur 1). Ook de distributiesector telt heel wat bedrijven. Deze sector is in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen goed voor een aandeel van respectievelijk 21,7% en 26,4% in de tertiaire sector. Tabel 1 Aantal bedrijven in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen voor de periode 2004-2008, opgesplitst naar deelsector ( in %)
ANPCB218 (a) Chemie Distributie(b) Logistiek Metaal Totaal Absoluut aantal (tertiaire sector)
Vlaanderen
Arrondissement Antwerpen
2008 Vlaanderen
Arrondissement Antwerpen
2007 Vlaanderen
Arrondissement Antwerpen
2006 Vlaanderen
Arrondissement Antwerpen
2005 Vlaanderen
Arrondissement Antwerpen
2004
61,6 3,4 22,4 9,1 3,5 100,0
59,5 3,3 27,2 5,0 4,9 100,0
61,9 3,4 22,2 9,1 3,6 100,0
60,0 3,3 26,9 4,9 4,9 100,0
62,4 3,3 21,7 9,1 3,5 100,0
60,6 3,3 26,4 4,9 4,9 100,0
62,5 3,3 21,7 9,2 3,3 100,0
61,2 3,2 25,9 4,9 4,9 100,0
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
61,2 3,2 25,7 4,9 5,0 100,0
11.386
54.885
11.427
55.089
11.536
55.976
11.614
56.895
n.b.
56.417
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). n.b.= niet beschikbaar (a) ANPCB = Algemeen Nationaal Paritair Comité voor Bedienden. (b) In de RSZ gegevens zijn geen zelfstandigen opgenomen. 1
De stad Antwerpen definiëren we als de stad en haar districten (Berchem, Berendrecht-Zandvliet-Lillo, Borgerhout, Ekeren, Hoboken, Merksem, Wilrijk). De rand zijn de overige gemeenten die deel uitmaken van het arrondissement Antwerpen.
[ 10 ]
Figuur 1 Structuur van de deelsectoren in de tertiaire sector volgens het aantal bedrijven in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen, 2006 (in %)1 100
3,5 9,1
4,9 4,9
21,7
26,4
3,3
3,3
62,4
60,6
Arrondissement Antwerpen
Vlaanderen
80
60
Metaal Logistiek Distributie Chemie ANPCB218
40
20
0
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Wat betreft het aandeel van de verschillende deelsectoren in het arrondissement Antwerpen binnen Vlaanderen, op basis van het aantal bedrijven, blijkt dat het arrondissement Antwerpen een sterke vertegenwoordiging kent van de logistieke sector (rond 38%) (zie figuur 2). De tertiaire sector in het geheel in Antwerpen vestigt een vijfde van het totale aantal bedrijven in Vlaanderen. Tussen 2004 en 2007 is het aandeel van de verschillende sectoren binnen Vlaanderen stabiel gebleven. Figuur 2 Aandeel van het arrondissement Antwerpen binnen Vlaanderen per deelsector voor de periode 2004-2007 (in %) 40 2007 35 2006 30
2005 2004
25 20 15 10 5 0 ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Tertiaire sector
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). 1
We hanteren hier 2006 om vergelijking met figuur 10 te maken; structuur van de deelsectoren volgens het aantal vestigingen.
[ 11 ]
We bekijken nu achtereenvolgens de evolutie van het aantal bedrijven binnen de verschillende sectoren in de periode 2004-2007. Als we de stand van zaken in 2007 vergelijken met de situatie van 2004, dan stellen we vast dat het aantal bedrijven in de deelsector ANPCB218 in het arrondissement Antwerpen is toegenomen met 3,5% (zie tabel 2 en figuur 3). In Vlaanderen groeit ANPCB218 in diezelfde periode met 6,6%. Tabel 2 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector ANPCB218 in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 2004
2005
2006
2007
2008
Groei 2004-2007 (in %)
Antwerpen
7.019
7.070
7.197
7.262
n.b.
3,5
Vlaanderen
32.651
33.027
33.927
34.803
34.515
6,6
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). n.b.= niet beschikbaar
Figuur 3 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector ANPCB218 in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 107 Vlaanderen
106
Arrondissement Antwerpen 105 104 103 102 101 100 99 2004
2005
2006
2007
2008
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Voor het arrondissement Antwerpen zien we een kleine inkrimping van de chemische nijverheid met 0,3% die kan worden toegeschreven aan interne herstuctureringen (zie tabel 3 en figuur 4). Het aantal bedrijven in Vlaanderen kent tussen 2004 en 2007 een licht positieve groei, namelijk 0,6%.
[ 12 ]
Tabel 3 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector chemie in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 2004
2005
2006
2007
2008
Groei 2004-2007 (in %)
Antwerpen
383
383
378
382
n.b.
-0,3
Vlaanderen
1.819
1.795
1.822
1.829
1.809
0,6
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). n.b.= niet beschikbaar
Figuur 4 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector chemie in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 104 Vlaanderen
103
Arrondissement Antwerpen 102 101 100 99 98 97 96 2004
2005
2006
2007
2008
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Uit tabel 4 en figuur 5 blijkt dat het aantal bedrijven in de distributiesector afneemt in zowel het arrondissement Antwerpen als in Vlaanderen. We merken op dat de inkrimping in het arrondissement Antwerpen iets kleiner is dan in Vlaanderen, met name 1,4% tegenover 1,6%. Tabel 4 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector distributie in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 2004
2005
2006
2007
2008
Groei 2004 - 2007 (in %)
Antwerpen
2.552
2.532
2.501
2.517
n.b.
-1,4
Vlaanderen
14.942
14.833
14.760
14.710
14.507
-1,6
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). n.b.= niet beschikbaar
[ 13 ]
Figuur 5 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector distributie in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen
104 Vlaanderen
103
Arrondissement Antwerpen 102 101 100 99 98 97 96 2004
2005
2006
2007
2008
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
De cijfers in tabel 5 geven aan dat de logistieke sector in Vlaanderen in de periode 2004-2007 een kleine groei kende van het aantal bedrijven (1,1%), terwijl we voor het arrondissement Antwerpen een groei van 3,3% opmeten (zie figuur 6). Tabel 5 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector logistiek in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 2004
2005
2006
2007
2008
Groei 2004-2007 (in %)
Antwerpen
1.037
1.035
1.052
1.071
n.b.
3,3
Vlaanderen
2.758
2.719
2.729
2.789
2.791
1,1
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). n.b.= niet beschikbaar.
[ 14 ]
Figuur 6 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector logistiek in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 104 Vlaanderen
103
Arrondissement Antwerpen 102 101 100 99 98 97 96 2004
2005
2006
2007
2008
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Tabel 6 en figuur 7 illustreren de positieve tendens van het aantal bedrijven in de metaalsector in zowel het arrondissement Antwerpen als in Vlaanderen, respectievelijk 2,3% en 1,8%. Tabel 6 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector metaal in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 2004
2005
2006
2007
2008
Groei 2004-2007 (in %)
Antwerpen
395
407
408
404
n.b.
2,3
Vlaanderen
2.715
2.715
2.738
2.764
2.795
1,8
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). n.b.= niet beschikbaar
[ 15 ]
Figuur 7 Groei van het aantal bedrijven in de deelsector metaal in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 106 Vlaanderen
105
Arrondissement Antwerpen 104 103 102 101 100 99 98 2004
2005
2006
2007
2008
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Tabel 7 en figuur 8 geven de cijfers en de evolutie van het totale aantal bedrijven van de tertiaire sector weer. De groei is iets kleiner in Antwerpen (2,2%) dan in Vlaanderen (3,7%) in de periode 2004-2007. Tabel 7 Tertiaire sector 2004
2005
2006
2007
2008
Groei 2004-2007 (in %)
Antwerpen
11.336
11.427
11.536
11.636
n.b.
2,2
Vlaanderen
54.885
55.089
55.976
56.895
56.417
3,7
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). n.b.= niet beschikbaar
[ 16 ]
Figuur 8 Groei van het aantal bedrijven in de tertiaire sector in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen 106 105 104 103 102 101 100 99 98
Vlaanderen Arrondissement Antwerpen
2004
2005
2006
2007
2008
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Voor 2008 zien we in Vlaanderen een daling van het aantal bedrijven bij een aantal deelsectoren: ANPCB218, chemie en distributie. De logistieke en de metaalsector houden stand maar het globale beeld van de tertiaire sector wijst toch op een daling van het aantal bedrijven in 2008. Voor het arrondissement Antwerpen kennen we momenteel geen cijfers voor 2008, maar ook hier moeten we rekening houden met de gevolgen van de economische recessie vanaf de tweede helft van dat jaar.
1.2 Vestigingen In wat volgt, bespreken we de evolutie van het aantal vestigingen in het arrondissement Antwerpen opgesplitst naar deelsector en grootte van de vestiging. Daarna bekijken we de geografische spreiding van het aantal vestigingen binnen het arrondissement Antwerpen. We vergelijken de stad met de rand. Bij de verdeling van de grootte van de vestigingen wordt onderstaande opdeling gehanteerd: g
micro: 1-9 werknemers;
g
klein: 10-49 werknemers;
g
middelgroot: 50-199 werknemers;
g
groot: meer dan 200 werknemers.
Tabel 8 laat zien dat de tertiaire sector hoofdzakelijk uit micro- en kleine ondernemingen bestaat. De middelgrote en grote ondernemingen maken nog geen 4% uit van het totaal. Verschillende sectoren leveren wel een verschillend beeld op. De distributiesector is die met het grootste aantal micro-ondernemingen. Metaal en logistiek hebben het minste aantal micro-ondernemingen. De metaal- en de chemiesector hebben de meeste grote ondernemingen in het arrondissement Antwerpen, namelijk rond 4%.
[ 17 ]
Tabel 8 Aantal vestigingen in het arrondissement Antwerpen voor de periode 2004-2006, opgesplitst naar deelsector en grootte van de vestiging (in %) ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Totaal (tertiaire sector)
Micro
78,3
68,5
87,6
59,8
41,1
77,3
Klein
18,2
21,3
11,8
32,7
44,1
18,9
Middelgroot
3,0
6,3
0,5
6,6
11,0
3,1
Groot
0,5
3,8
0,0
0,8
3,8
0,6
2004 Totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Absoluut aantal
7.177
394
2.835
1.066
399
11.871
Micro
78,4
68,3
87,3
59,5
41,0
77,2
Klein
18,0
21,6
12,0
32,1
43,9
24,4
Middelgroot
3,1
5,8
0,6
7,2
10,9
17,1
Groot
0,5
4,3
0,0
1,1
4,1
22,0
2005 Totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Absoluut aantal
7.229
394
2.827
1.063
412
11.925
Micro
78,0
66,6
88,1
60,4
41,3
77,2
Klein
18,3
23,5
11,4
32,0
43,5
18,9
Middelgroot
3,2
6,0
0,4
6,4
11,0
3,2
2006
2007
Groot
0,5
3,9
0,0
1,1
4,2
0,7
Totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Absoluut aantal
7.285
383
2.788
1.072
409
11.937
Absoluut aantal
7.442
393
2.817
1.105
405
12.165
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Figuur 9 Verdeling van het aantal vestigingen naar grootte per sector (in %) 100
80
0,5 3,2
3,9
0,4
1,1
6,0
11,4
6,4
18,3 23,5
4,2 11,0
0,7 3,2
Groot
18,9
Middelgroot
32,0
Klein Micro
43,5
60 88,1
77,2
40 78,0
66,6
60,4 41,3
20
0 ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Tertiaire sector
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 18 ]
Het arrondissement Antwerpen huisvest in totaal 11.917 vestigingen van bedrijven binnen de tertiaire sector. Het aandeel van de verschillende vestigingen binnen het totaal is sterk vergelijkbaar met het aandeel van het aantal bedrijven (zie figuur 1) zoals figuur 10 aangeeft. Figuur 10 Structuur van de deelsectoren in de tertiaire sector volgens het aantal vestigingen in het arrondissement Antwerpen, 2006 (in %)
100
3,4 9,0
80
23,4
Metaal Logistiek Distributie Chemie
60
3,2
ANPCB218
40 61,0
20
0 Tertiaire sector BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Als we de geografische spreiding van vestigingen van de tertiaire sector binnen het arrondissement Antwerpen bekijken, dan krijgen we voor de totale tertiaire sector een vrij evenwichtige verdeling van vestigingen tussen de rand en de stad, zoals duidelijk wordt weergegeven in figuur 11. Voor de verschillende deelsectoren zien we ook min of meer een gelijke verdeling van het totale aantal vestigingen over de stad Antwerpen en de rand van Antwerpen, behalve voor de logistieke sector. Daar stellen we vast dat 78% van de vestigingen in de stad gevestigd is tegenover slechts 22% in de rand.
[ 19 ]
Figuur 11 Geografische verdeling van het aantal vestigingen in het arrondissement, stad versus rand van Antwerpen, per deelsector, 2006 (in %)
100 Rand Antwerpen 22,2 80
44,4
Stad Antwerpen
46,6
50,4
43,3
49,6
60
77,8
40 55,6 53,4
49,6
20
56,7
50,4
0 ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Tertiaire sector
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Tabel 9 geeft vervolgens de verdeling weer van het aantal vestigingen in de stad en in de rand naar de grootte van de vestigingen. 50 grote vestigingen bevinden zich in de stad, 31 grote vestigingen bevinden zich in de rand. Deze laatsten situeren zich in de sectoren ANPCB218, metaal en chemie. Tabel 9 Aantal vestigingen in de stad Antwerpen en in de rand van Antwerpen, opgesplitst naar deelsector en grootte van de vestiging, in 2006 (in %) ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Totaal (tertiaire sector)
Micro
80,1
73,2
90,3
59,8
39,0
78,4
Klein
16,2
17,4
9,3
32,0
44,4
17,5
Middelgroot
3,1
5,8
0,5
7,0
11,2
3,3
Stad Antwerpen Groot
0,5
3,7
0,0
1,2
5,4
0,7
Totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Absoluut aantal
4.040
190
1.489
834
205
6.758
Micro
75,3
60,1
85,4
62,6
43,1
75,4
Klein
21,0
29,5
14,0
31,9
42,6
20,9
Middelgroot
3,3
6,2
0,5
4,6
11,4
3,1
Groot
0,4
4,1
0,1
0,8
3,0
0,6
Totaal
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
Absoluut aantal
3.227
193
1.299
238
202
5.159
Rand Antwerpen
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 20 ]
2
Werknemers
2.1 Aantal werknemers Tabel 10 geeft een overzicht van het aantal werknemers en van de evolutie van het aantal werknemers in de tertiaire sector tussen 2004 en 2007. Globaal gezien stellen we een stijging vast van het aantal arbeidsplaatsen met 7%. Deze globale stijging is voornamelijk toe te schrijven aan de logistieke sector en ANPCB218 die het aantal arbeidsplaatsen met respectievelijk 11,8% en 9,8% zagen stijgen. De chemische sector is de enige sector die zijn aantal arbeidsplaatsen zag afnemen met 5%. Tabel 10 Aantal werknemers en evolutie per deelsector volgens het aantal arbeidsplaatsen in het arrondissement Antwerpen, 2004-2007 ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Tertiaire sector
2004
46.050
11.774
19.968
13.439
8.241
99.472
2005
47.161
11.746
19.967
14.481
8.258
101.613
2006
48.939
11.633
20.335
14.679
8.485
104.071
2007
50.548
11.165
21.104
15.025
8.654
106.496
9,8
-5,2
5,7
11,8
5,0
7,1
Evolutie (in %)
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
2.2 Kenmerken van de werknemers Tabel 11 geeft een overzicht van de verdeling van het aantal werknemers naar geslacht, naar aard van de tewerkstelling (VT: voltijds of DT: deeltijds) en naar de leeftijd van de werknemers. Chemie en metaal zijn eerder mannelijke sectoren en de distributie is eerder vrouwelijk. De distributie telt bovendien een groot aantal deeltijdse werknemers en heeft veel jongere werknemers in dienst.
[ 21 ]
Tabel 11 Aantal werknemers en kenmerken per deelsector volgens het aantal arbeidsplaatsen in het arrondissement Antwerpen, 2004-2007
2004
ANPCB218
2005
Logistiek
Metaal
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal mannen
26.750
58,1
8.744
74,3
4.633
23,2
7.529
56,0
6.342
77,0
Aantal vrouwen
19.300
41,9
3.030
25,7
15.335
76,8
5.910
44,0
1.899
23,0
Aantal VT arbeidsplaatsen
36.125
78,4
10.104
85,8
8.312
41,6
11.738
87,3
7.364
89,4
Aantal DT arbeidsplaatsen
9.925
21,6
1.670
14,2
11.656
58,4
1.952
14,5
877
10,6
18-24 jaar
3.835
8,3
445
3,8
4.754
23,8
1.210
9,0
271
3,3
25-44 jaar
30.264
65,7
6.590
56,0
10.330
51,7
8.535
63,5
5.000
60,7
45-64 jaar
11.678
25,4
4.724
40,1
4.040
20,2
3.644
27,1
2.955
35,9
273
0,6
15
0,1
844
4,2
50
0,4
15
0,2
Totaal
46.050
Aantal mannen
27.270
57,8
8.726
74,3
4.395
22,0
8.118
56,1
6.333
76,7
Aantal vrouwen
19.891
42,2
3.020
25,7
15.572
78,0
6.363
43,9
1.925
23,3
Aantal VT arbeidsplaatsen
36.621
77,7
10.063
85,7
8.263
41,4
12.335
85,2
7.400
89,6
Aantal DT arbeidsplaatsen
11.774
19.968
13.439
8.241
10.540
22,3
1.683
14,3
11.704
58,6
2.146
14,8
858
10,4
18-24 jaar
4.036
8,6
379
3,2
4.832
24,2
1.216
8,4
271
3,3
25-44 jaar
30.740
65,2
6.535
55,6
10.224
51,2
8.990
62,1
4.919
59,6
45-64 jaar
12.083
25,6
4.822
41,1
4.194
21,0
4.223
29,2
3.057
37,0
302
0,6
10
0,1
717
3,6
52
0,4
11
0,1
Andere (-18 en 65+)
2006
Distributie
%
Andere (-18 en 65+)
Totaal
47.161
Aantal mannen
28.426
58,1
8.596
73,9
4.534
22,3
8.159
55,6
6.540
77,1
Aantal vrouwen
20.513
41,9
3.037
26,1
15.801
77,7
6.520
44,4
1.945
22,9
Aantal VT arbeidsplaatsen
38.225
78,1
9.893
85,0
8.431
41,5
12.432
84,7
7.579
89,3
Aantal DT arbeidsplaatsen
10.712
21,9
1.740
15,0
11.902
58,5
2.247
15,3
906
10,7
18-24 jaar
4.025
8,2
384
3,3
4.777
23,5
1.184
8,1
298
3,5
25-44 jaar
31.823
65,0
6.368
54,7
10.188
50,1
9.042
61,6
4.879
57,5
45-64 jaar
12.782
26,1
4.864
41,8
4.709
23,2
4.388
29,9
3.291
38,8
307
0,6
17
0,1
659
3,2
65
0,4
17
0,2
Andere (-18 en 65+)
2007
Chemie
Aantal
11.746
19.967
11.633
14.481
20.333
8.258
Totaal
48.937
14.679
8.485
Aantal mannen
29.294
58,1
8.244
73,8
4.790
22,7
8.254
54,9
6.603
76,3
Aantal vrouwen
21.254
42,1
2.921
26,2
16.314
77,3
6.771
45,1
2.051
23,7
Aantal VT arbeidsplaatsen
40.043
79,4
9.499
85,1
8.943
42,4
12.608
83,9
7.699
89,0
Aantal DT arbeidsplaatsen
10.404
20,6
1.666
14,9
12.157
57,6
2.417
16,1
955
11,0
18-24 jaar
3.862
7,7
377
3,4
4.835
22,9
1.166
7,8
328
3,8
25-44 jaar
32.577
64,6
6.000
53,7
10.364
49,1
9.100
60,6
4.923
56,9
45-64 jaar
13.714
27,2
4.767
42,7
5.233
24,8
4.688
31,2
3.384
39,1
295
0,6
21
0,2
672
3,2
Andere (-18 en 65+) Totaal
50.448
11.165
21.104
71
0,5
19
0,2
15.025
100,0
8.654
100,0
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 22 ]
2.3 IBO-contracten In deze paragraaf worden de IBO-contracten per deelsector geanalyseerd. IBO is de afkorting van Individuele Beroepsopleiding in de Onderneming. Het is een arbeidsovereenkomst van maximaal zes maanden waarbij de werkgever enkel de productiviteitskost, de verzekering en de verplaatsingsonkosten betaalt voor de in dienst genomen kandidaat. Er wordt een opleidingsplan samen met de VDAB uitgewerkt en na de IBO-periode is de werkgever verplicht de werknemer in dienst te nemen met een contract van onbepaalde duur. Dit kan niet vroeger opgezegd worden dan de duur van het IBO-contract. De IBO-maatregel vond zijn oorsprong meer dan 20 jaar geleden. Sinds 2003 werden zij per paritair comité geregistreerd. We moeten hierbij rekening houden met mogelijke onnauwkeurigheden in de administratieve registratie van de IBO-contracten. Voor het ANPCB218 stellen we een constante toename vast van het aantal IBO-contracten (zie tabel 12). Zij nemen bovendien sinds 2004 meer dan de helft tot bijna 2 op 3 van de IBO-contracten voor hun rekening. De chemische sector kent geen toename, terwijl de logistieke en de metaalsector wel groeien maar de toename is niet constant. In de distributiesector stellen we een daling van het aantal IBO-contracten vast. Tabel 12 IBO-contracten voor het arrondissement Antwerpen voor de periode 2003-2008, in absolute aantallen en in % binnen de tertiaire sector Sector
ANPCB218 Chemie Distributie Logistiek Metaal Totaal tertiaire sector
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
197
39,9
352
65,3
357
62,2
346
56,8
389
63,3
428
64,5
1
0,2
3
0,6
5
0,9
5
0,8
5
0,8
4
0,6
271
54,9
140
26,0
148
25,8
186
30,5
178
28,9
151
22,7
20
4,0
41
7,6
61
10,6
64
10,5
39
6,3
67
10,1
5
1,0
3
0,6
3
0,5
8
1,3
4
0,7
14
2,1
494
100,0
539
100,0
574
100,0
609
100,0
615
100,0
664
100,0
BRON: RSZ, dienst Statistiek, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 23 ]
3
Beroepen
In dit derde deel besteden we aandacht aan de knelpuntberoepen. Vooraleer we een globaal overzicht geven welke beroepen moeilijk invulbaar zijn en wat de oorzaken zijn, geven we een korte omschrijving van wat een knelpuntvacature precies is.
3.1 Omschrijving van de knelpunten Knelpuntvacatures zijn moeilijk vervulbare vacatures waarbij: g
het aantal jobs groter is dan vier (voor de regio);
g
het vervullingspercentage - verhouding tussen het totale aantal vervulde werkaanbiedingen en het totale aantal afgehandelde werkaanbiedingen - van het beroep kleiner is dan deze van de totale vaste circuits (84,8% in Vlaanderen);
g
de mediaan van de vervullingstijd - de periode die verloopt tussen het bekendmaken van de vacature en de plaatsing van de kandidaat - van het beroep groter is dan de mediaan van de vervullingstijd voor de vaste circuits (>43 dagen in Vlaanderen) of als de mediaan van de looptijd - de periode die verloopt tussen het bekendmaken van de vacature en de plaatsing van de kandidaat of het moment dat de vacature geannuleerd wordt - van het beroep groter is dan de mediaan van de looptijd voor de vaste circuits (>48 dagen in Vlaanderen).
De lijst van potentiële knelpuntberoepen op basis van deze criteria wordt vervolgens jaarlijks voorgelegd aan een werkgroep van arbeidsmarktspecialisten die hieruit de knelpuntberoepen selecteren. Nadien worden ook de sectormanagers van de VDAB en een aantal sectororganisaties geraadpleegd om additionele informatie te bekomen. Voor het bepalen van de regionale lijsten wordt de Vlaamse lijst voorgelegd in de regio.
3.2 Indeling naar oorzaak In het jaarlijkse rapport van de VDAB over de knelpuntberoepen wordt een indeling gemaakt naar drie mogelijke oorzaken1 : kwantitatief, kwalitatief en werkomstandigheden. Tabel 13 laat zien dat douanedeclarant, boekhouder, accountant, auditor interne controle en technisch tekenaars de knelpuntberoepen zijn waarvan de oorzaak in de eerste plaats kwantitatief is. Dit betekent dat er te weinig uitstroom uit bepaalde studierichtingen is, dat het beroep niet meer wordt aangeleerd, dat er een tekort aan arbeidskrachten heerst voor dit beroep of dat de deeltijds werkenden niet beschikbaar zijn voor een voltijdse job. Oplossingen voor dit soort knelpuntberoepen situeren zich op drie niveaus. 1
Deze worden onderzocht op Vlaams niveau. We gaan ervan uit dat deze in grote lijnen ook regionaal toepasbaar zijn.
[ 24 ]
Voor hooggeschoolde profielen vraagt dit meer toeleiding van leerlingen naar studierichtingen vereist voor deze beroepen. Voor de middengeschoolde profielen moet er geinvesteerd worden in omscholing en bijscholing van werkzoekenden met een technische basis en meer toeleiding van leerlingen naar het technisch onderwijs. Het tekort aan laaggeschoolde arbeidskrachten voor dergelijke knelpuntberoepen (niet van toepassing voor de tertiaire sector) kan opgelost worden door beroepsopleidingen voor werkzoekenden uit de kansengroepen. Voor volgende beroepen stellen we in de eerste plaats een kwalitatieve oorzaak vast: managementassistant, technisch-administratief bediende, dispatcher-transportplanner, bediende planning en logistiek, expeditiebediende transport, filiaalassistent, bediende kostprijsberekening en informaticus. Het probleem dat zich hier stelt, is niet het tekort aan werkzoekenden als dusdanig maar een tekort aan vakbekwame werkzoekenden of een tekort aan mensen met ervaring of bijkomende specifieke kennis, bijvoorbeeld van bepaalde technieken of bepaalde competenties. Remediëring situeert zich dan meer in bijscholing en competentieversterking op en naast de werkvloer, zijnde het aanleren van bepaalde technieken of vaardigheden, zoals bijvoorbeeld commerciële vaardigheden. Van een derde groep knelpuntberoepen situeert de oorzaak zich eerder in de werkomstandigheden: lage lonen, ongezond of zwaar werk, veel stress, ongunstige tijdsregeling (weekend-, avond- en deeltjids werk of gesplitste diensten) of statuut van zelfstandige zorgen voor een mindere aantrekking van potentiële kandidaten. Het betreft hier onder meer volgende beroepen: callcenteroperator, televerkoper, filiaalhouder, vertegenwoordiger en hotelreceptionist dag/nacht. Remediëring vanuit de overheid is moeilijk. Sommige van deze jobs bieden opportuniteiten voor werkzoekenden uit de kansengroepen die bereid zijn toegevingen te doen en/of ondersteund worden door de overheid die jobobstakels wegwerkt (zoals kinderopvang en mobiliteitsproblemen). Tabel 13 geeft een overzicht van de regionale tertiaire knelpuntberoepen van 2004 tot en met 20081. De voornaamste conclusies omtrent de knelpuntberoepen vatten we nog even samen. Voor volgende beroepen stellen we structurele knelpunten vast (onafgebroken sinds 2004 in de regionale lijst voorkomend): technisch tekenaars, boekhouders, accountants, bedienden kostprijsberekening, informatici, filiaalhouders, vertegenwoordigers, callcenteroperators en logistieke bedienden zoals hulpexpediteur, dispatcher-transportplanner, expeditiebediende transport. De verschillende informaticaprofielen worden verder besproken in de vraag- en aanbodanalyse van het sectorale netwerk Industrie. De oorzaken van deze structurele knelpunten zijn verschillend en vragen dus ook om een andere remediëring. 1
Doorheen de jaren hebben sommige beroepen een naamswijziging ondergaan. Om een vergelijking over de jaren heen mogelijk te maken, werd daarom soms afgeweken van de termen in de oorspronkelijke regionale lijsten.
[ 25 ]
Ongunstige arbeidsomstandigheden
Kwalitatief
Kwantitatief
2008
2007
2006
2005
2004
Oorzaak knelpuntkarakter 2008
Tabel 13 Overzicht knelpuntberoepen en oorzaken in het arrondissement Antwerpen, 2004-2008
Administratieve/commerciële bedienden Managementassistant
1
Technisch-administratief bediende
1
Klantendienstmedewerker Bediende reisbureau Bedienden onthaal en communicatie Callcentermedewerker Hotelreceptionist-dag/nacht Bedienden transport, logistiek, internationale handel Bediende planning en logistiek Expediteur Hulpexpediteur Uitvoerend expeditiebediende Waterklerk Dispatcher-transportplanner Douanedeclarant Manifestbediende Expeditiebediende transport Bedienden verkoop
2 1
1
Televerkoper Filiaalassistent/eerste verkoper/rayonverantwoordelijke Filiaalhouder Vertegenwoordiger Consulent Boekhouders
1 2
2 3
1
2
1
Boekhouder Accountant Fiscaal adviseur Bediende kostprijsberekening Auditor (interne controle) Hoofdboekhouder Informatici
1 1
2 2
1
1 2
Projectleider EDP-manager Databeheerder Netwerkbeheerder Systeembeheerder Analist Netwerkspecialist Programmeur Support
2
1
2 2 2 2 2 2 2
1 1 1 1 1 1 1
1 1 1 1
2 2 2 2
1 1
2 2
PC-technieker Computeroperator Technisch tekenaars Bouwkundig tekenaar Tekenaar mechanica Tekenaar piping Tekenaar elektriciteit+A26 Betontekenaar Tekenaar metaalconstructies Tekenaar elektronica Tekenaar
1 1
BRON: VDAB Studiedienst, analyse vacatures, knelpuntberoepen (2004-2008), bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
1 2 1 1
[ 26 ]
Op basis van de vastgelegde criteria voor de afbakening van knelpuntberoepen, komen verkoopsvacatures niet in de Antwerpse knelpuntvacaturelijst voor. Het vervullingspercentage ligt immers hoger dan het vastgelegde minimum, maar het grote aantal openstaande vacatures wijst toch op een mismatch tussen vraag en aanbod. Ook het verloop van werknemers in bepaalde beroepen wordt in deze definiëring niet in rekening gebracht.
4
Vacatures
In dit laatste luik bespreken we de ontvangen vacatures. De VDAB registreert de ontvangen vacatures per beroepsgroep. In figuur 12 wordt de evolutie weergegeven van het aantal vacatures in de administratieve en commerciële beroepsgroepen per maand voor 2008 en 2009. Per beroepsgroep onderscheiden we meerdere beroepen. Het totale aantal ontvangen vacatures (NEC zonder interim) kent in 2008 een hoogtepunt rond de maanden september en oktober om daarna naar een dieptepunt te zakken in december. Ook in 2009 zien we dieptepunten tijdens de maanden mei, juli en augustus. Voor september zien we dan opnieuw een stijging tot 3.149 vacatures. Het aandeel ontvangen vacatures (NEC zonder interim) voor administratieve en commerciële beroepen schommelt steeds rond 40% van alle ontvangen vacatures. Dit piekt tot 48% tijdens de laatste maanden van 2008 en in het begin van 2009. Daarna zwakt het af met een dieptepunt in juni 2009 van 36% om nadien opnieuw tot 42% op te klimmen. Figuur 12 Ontvangen vacatures voor het arrondissement Antwerpen, 2008 -2009 TOTAAL alle ontvangen vacatures TOTAAL ontvangen vacatures administratieve/commerciële beroepen 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 8,9
2.500
13,9
2.000 1.500 1.000 500
BRON: ARVASTAT, VDAB, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
sep/09
jul/09
aug/09
jun/09
apr/09
mei/09
mrt/09
jan/09
feb/09
dec/08
nov/08
okt/08
sep/08
jul/08
aug/08
jun/08
apr/08
mei/08
mrt/08
jan/08
feb/08
0
[ 27 ]
De top 10 van de ontvangen knelpuntvacatures in het normale economische circuit (NEC) zonder interimopdrachten in het arrondissement Antwerpen is zeer vergelijkbaar met deze van Vlaanderen (zie tabellen 14 en 15). De beroepen ‘vertegenwoordiger’ en ‘boekhouder’ zijn zowel in het arrondissement Antwerpen als in Vlaanderen de voornaamste knelpuntberoepen. Tabel 14 De top 10 van ontvangen vacatures voor het arrondissement Antwerpen, 2004-2008 2004(a)
2005(a)
2006
2007
2008
Vertegenwoordiger
Knelpunt
Knelpunt
806
696
712
Boekhouder
Knelpunt
Knelpunt
213
262
488
Televerkoper
Knelpunt
Geen knelpunt
349
317
403
Toepassingsprogrammeur - informatica
Knelpunt
Geen knelpunt
346
305
355
Bediende planning en logistiek
Knelpunt
Geen knelpunt
172
238
326
Filiaalhouder of handelszaakbeheerder
Knelpunt
Geen knelpunt
234
335
297
Callcentermedewerker
Knelpunt
Knelpunt
357
394
271
Consulent
Geen knelpunt
Geen knelpunt
172
n.b.
251
Technisch-administratief bediende
Knelpunt
Knelpunt
139
162
250
Supportinformaticus
Knelpunt
Geen knelpunt
204
189
249
BRON: VDAB, analyse vacatures, knelpuntberoepen (2004-2008), bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). (a) Het regionale overzicht van de knelpuntberoepen voor de jaren 2004 en 2005 geeft enkel de afgehandelde vacatures weer en niet de ontvangen vacatures zoals voor de andere jaartallen. Wel wordt voor de jaren 2004 en 2005 weergegeven of het beroep voor dat betreffende jaar een knelpuntberoep was of niet.
Tabel 15 De top 10 van ontvangen vacatures voor Vlaanderen, 2004-2008
Vertegenwoordiger Boekhouder
2004
2005
2006
2007
2008
3.870
4.362
4.585
7.201
5.417
851
978
1.556
2.605
2.421
1.259
1.704
2.628
2.332
2.342
Toepassingsprogrammeur - informatica
703
1.393
1.845
2.061
1.978
Supportinformaticus
542
804
915
1.696
1.910
Filiaalhouder of handelszaakbeheerder
772
1.650
2.186
2.388
1.803
Callcentermedewerker
Technisch-administratief bediende
393
566
1.307
1.882
1.443
Bediende planning en logistiek
554
820
1.105
1.544
1.403
Televerkoper
387
841
1.118
974
1.005
Filiaalassistent - eerste verkoper - rayonverantwoordelijke
467
741
1.243
1.116
860
BRON: VDAB, analyse vacatures, knelpuntberoepen (2004-2008), bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 28 ]
Hoofdstuk 2 Aanbodzijde 1
Arbeidsmarktindicatoren
1.1 Activiteitsgraad In figuur 13 wordt de evolutie van de activiteitsgraad vergeleken tussen de stad Antwerpen, de rand van Antwerpen en Vlaanderen. De activiteitsgraad is de mate waarin de bevolking op beroepsactieve leeftijd (18-64 jaar) actief is (hetzij als werkende, hetzij als werkzoekende) op de arbeidsmarkt. In vergelijking met 2003 is de activiteitsgraad in Vlaanderen met één procentpunt gestegen. De activiteitsgraad in de rand van Antwerpen is zelfs met bijna 2% gestegen. Voor de stad Antwerpen tekenen we een zeer lichte daling op ten opzichte van 2003. De activiteitsgraad van de rand nadert deze van Vlaanderen. De activiteitsgraad van de stad Antwerpen ligt daarentegen ruim onder de Vlaamse activiteitsgraad. Figuur 13 Evolutie van de activiteitsgraad (18-64 jaar) voor de periode 2003-2007 (in %)
80 Vlaanderen Rand Antwerpen 75 72,9 71,3 70
70,9
73,8 72,1 70,9
74,4 72,8 72,4
74,1 72,9 71,6
73,9
Stad Antwerpen
73,2 70,7
65
60 2003
2004
2005
2006
2007
BRON: Vlaamse arbeidsrekening op basis van RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (bewerking Steunpunt WSE/departement WSE), bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 29 ]
1.2 Werkzaamheidsgraad Figuur 14 geeft een overzicht van de werkzaamheidsgraad tussen 2003 en 2007 in de bestudeerde gebieden. De werkzaamheidsgraad is het aantal werkenden ten opzichte van de bevolking op beroepsactieve leeftijd. In vergelijking met 2003 is de werkzaamheidsgraad (bijna) continu toegenomen. De werkzaamheidsgraad in Vlaanderen en in de rand van Antwerpen ligt beduidend hoger dan in de stad Antwerpen, respectievelijk 69,2% en 69,7% ten opzichte van 61,6%. De werkzaamheidsgraad in de rand van Antwerpen ligt zelfs iets hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Figuur 14 Evolutie van de werkzaamheidsgraad (18-64 jaar) voor de periode 2003-2007 (in %) 75 Vlaanderen
70 67,4
67,9
67,3
67,7
60,3
60,6
68,3
68,7
68,2
68,4
60,9
60,8
2005
2006
69,7 69,2
Rand Antwerpen Stad Antwerpen
65
60
61,6
55
50 2003
2004
2007
BRON: Vlaamse arbeidsrekening op basis van RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (bewerking Steunpunt WSE/departement WSE), bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 30 ]
1.3 Werkloosheidsgraad De volgende indicator van de aanbodzijde die we bekijken, is de evolutie van de werkloosheidsgraad voor de stad Antwerpen, de rand van Antwerpen en Vlaanderen. De werkloosheidsgraad is het aantal niet-werkende werkzoekenden ten opzichte van de beroepsbevolking. De beroepsbevolking omvat de personen die actief zijn op de arbeidsmarkt, hetzij als werkende, hetzij als niet-werkende werkzoekende. De werkloosheidsgraad op jaarbasis gaat in dalende lijn vanaf 2006 en dit zowel voor Vlaanderen als voor de rand van en de stad Antwerpen (zie figuur 15). Voor Vlaanderen daalt de werkloosheidsgraad tot 6%. In de rand van Antwerpen daalt de werkloosheidsgraad zelfs tot onder 5%. De werkloosheidsgraad in de stad Antwerpen ligt aanzienlijk hoger. Figuur 15 Evolutie van de werkloosheidsgraad (18-64 jaar) voor de periode 2003-2007 ( in %) 20 Vlaanderen
14,9
15
15,8
16,0
Rand Antwerpen 15,1
Stad Antwerpen 12,8
10 7,5 5,5
8,0
8,3
6,1
6,2
7,6 5,7
5
6,3 4,8
0 2003
2004
2005
2006
2007
BRON: Vlaamse arbeidsrekening op basis van RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (bewerking Steunpunt WSE/departement WSE), bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
In figuur 16 kan de werkloosheidsgraad van alle kwartalen in 2008 en 2009 afgelezen worden.
[ 31 ]
Figuur 16 Evolutie werkloosheidsgraad voor Vlaanderen, voor het arrondissement Antwerpen en voor de stad Antwerpen, alle kwartalen van 2008 en 2009 (in %) 16 13,9
14 12
11,8
11,4
12,0
6
7,9
7,6
5,7
5,5
mrt/08
jun/08
8,2 6,1
15,2
Vlaanderen Arrondissement Antwerpen
12,6
Stad Antwerpen
10 8
14,4
8,5 6,2
9,3
9,6
6,7
6,8
mrt/09
jun/09
10,3
7,4
4 2 0 sep/08
dec/08
sep/09
BRON: VDAB Studiedienst, ARVASTAT, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Tot en met het tweede kwartaal van 2008 daalt de werkloosheidsgraad in de stad Antwerpen, in het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen. In september 2008 zien we een duidelijke toename van de werkloosheidsgraad, die zich in maart en september 2009 nogmaals herhaalt. De gevolgen van de crisis laten zich zowel in de stad Antwerpen als in de rand van Antwerpen en in Vlaanderen op hetzelfde ogenblik duidelijk voelen. De werkloosheidsgraad in Vlaanderen stijgt minder snel dan in het arrondissement Antwerpen en in de stad Antwerpen. Kijken we naar de verschillende gemeenten die deel uitmaken van het arrondissement Antwerpen, dan stellen we vast dat de stad Antwerpen en Boom de twee gemeenten zijn met de hoogste werkloosheidsgraad. De stad Antwerpen spant hier echter de betreurenswaardige kroon. Andere gemeenten kennen dan weer een lage werkloosheidsgraad (ongeveer 5%), zoals Aartselaar, Kalmthout, Lint, Ranst, Rumst en Wuustwezel. Alle gemeenten van het arrondissement kennen sinds het begin van de crisis een toename van de werkloosheidsgraad. Voor een aantal is deze toename evenwel beperkt (Aartselaar +0,5% en Kalmthout +0,2% sinds september 2008). Figuur 17 geeft de werkloosheidsgraad voor alle kwartalen in 2008 en 2009 op gemeentelijk niveau weer.
Mortsel
Lint
Kontich
Kapellen
Kalmthout
Hove
Hemiksem
Essen
Edegem
Brecht
Brasschaat
Borsbeek
Boom
Boechout
Antwerpen
Aartselaar
BRON: VDAB Studiedienst, ARVASTAT, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
0
2
4
6
8
10
12
14
16
mrt/08
jun/08
sep/08
dec/08
mrt/09
sep/09
Zoersel
Figuur 17 Evolutie werkloosheidsgraad per kwartaal in 2008 en 2009 op gemeentelijk niveau (in %)
[ 32 ]
Malle Zwijndrecht
Zandhoven
Wuustwezel Wommelgem Wijnegem Stabroek
Schoten
Schilde
Schelle
Rumst
Ranst Niel
[ 33 ]
2
Werkzoekende populatie
Dit punt geeft een toelichting omtrent de kenmerken en de herkomst van de niet-werkende werkzoekende populatie in de stad Antwerpen, het arrondissement Antwerpen en in Vlaanderen. In tabel 16 maken we de opsplitsing naar geslacht, leeftijd, studieniveau, werkloosheidsduur, nationaliteit, origine en arbeidsgehandicapten voor enkele geselecteerde kwartalen in 2008 en 2009 (maart en september). Het aandeel mannen onder de niet-werkende werkzoekenden was in Vlaanderen in het verleden steeds kleiner dan dat van vrouwen. Sinds het vierde kwartaal van 2008 is daar verandering in gekomen. Het aandeel mannen in de niet-werkende werkzoekende populatie was reeds groter dan dat van vrouwen in het arrondissement Antwerpen en in de stad Antwerpen. De crisis maakt het aandeel mannen nog groter. Reden voor de sterkere stijging van de werkloosheid bij de mannen is dat zij vaker tewerkgesteld zijn in conjunctuurgevoelige sectoren. Vrouwen werken vaker in minder conjunctuurgevoelige sectoren en ook het succes van de dienstencheques speelt in hun voordeel. Kijken we naar de leeftijdsverdeling dan stellen we een toename van het aandeel jongeren vast. Reden hiervoor is de uitzendarbeid die drastisch afneemt bij laagconjunctuur. Jongeren zijn net diegenen die vaker via uitzendarbeid tewerkgesteld zijn. Bovendien zijn jongeren ook de eersten om te gaan en hebben ze korte opzegtermijnen in geval van ontslagen. Het aandeel ouderen neemt af en het aandeel 25-50-jarigen blijft nagenoeg onveranderd. Naar studieniveau stellen we een lichte daling vast van het aandeel kortgeschoolden. Andere studieniveaus zijn dus ook slachtoffer van de crisis. Samen met de toename van het aantal niet-werkende werkzoekenden zien we ook dat het aandeel personen die minder dan 1 jaar werkloos zijn duidelijk toeneemt. Verder stellen we ook vast dat na een lichte stijging van het aandeel allochtonen onder de werkzoekenden, dit aandeel in september 2009 terug afneemt. Dit betekent echter niet dat er ten opzichte van juni 2009 minder allochtone werkzoekenden zijn, integendeel. Het betekent echter dat de toename van het aantal autochtone werkzoekenden tijdens het derde kwartaal van 2009 sterker was dan dat van allochtone werkzoekenden.
[ 34 ]
Tabel 16 Kenmerken niet-werkende werkzoekenden naar nationaliteit, scholingsgraad en werkloosheidsduur, in maart en september 2008 en 2009
Totaal
161.914
34.038
24.104
Mannen
47,5
51,2
53,6
Vrouwen
52,5
48,8
46,4
<25 jaar
17,9
18,1
18,0
25-50 jaar
54,2
57,8
61,6
>= 50 jaar
27,9
24,1
20,4
Kortgeschoold Middengeschoold Hooggeschoold <1 jaar 1-2 jaar >= 2 jaar Niet-EU Allochtoon
54,1 32,3 13,6 55,1 13,7 31,3 8,9 21,0 17 174.330 47,9 52,1 23,9 50,2 25,9 50,7 32,5 16,7 59,5 13,6 27,0 8,1 20,3 16,6 191.563 52,3 47,7 20,5 54,4 25,1 53,4 33,4 13,2 61,1 14,6 24,3 8,8 22,1 16,0 214.126 52,0 48,0 25,1 51,5 23,4 48,9 33,4 17,7 62,0 15,4 22,5 8,0 20,8 14,4
53,6 32,8 13,6 55,3 14,9 29,7 17,5 36,2 11 35.711 51,3 48,7 22,8 53,9 23,3 51,5 32,8 15,7 59,2 15,0 25,8 15,8 35,0 10,2 40.294 55,4 44,6 19,9 57,5 22,6 53,1 33,2 13,7 60,5 16,4 23,1 17,0 36,9 9,7 45.002 54,9 45,1 23,7 55,1 21,2 49,8 33,5 16,7 60,6 17,6 21,9 15,4 34,9 9,0
56,4 31,2 12,4 54,7 15,7 29,5 22,6 46,6 10 24.716 53,6 46,4 21,4 58,5 20,1 55,1 31,3 13,6 57,7 16,3 26,0 20,7 45,9 9,7 28.480 57,5 42,5 19,8 61,1 19,1 55,6 32,0 12,4 59,7 17,3 23,0 21,9 47,4 9,0 31.184 56,8 43,2 22,3 59,3 18,4 53,6 32,1 14,2 59,0 18,7 22,2 20,1 45,7 8,7
Maart 2008
Studieniveau (%)
Nationaliteit (%) Origine (%) Arbeidsgehandicapten (%) Aantal niet-werkende werkzoekenden Geslacht (%) Leeftijd (%) September 2008
Stad Antwerpen
Geslacht (%)
Werkloosheidsduur (%)
Studieniveau (%)
Werkloosheidsduur (%)
Nationaliteit (%) Origine (%) Arbeidsgehandicapten (%) Aantal niet-werkende werkzoekenden Geslacht (%) Leeftijd (%)
Maart 2009
Arrondissement Antwerpen
Aantal niet-werkende werkzoekenden
Leeftijd (%)
Studieniveau (%)
Werkloosheidsduur (%)
Nationaliteit (%) Origine (%) Arbeidsgehandicapten (%) Aantal niet-werkende werkzoekenden Geslacht (%) Leeftijd (%) September 2009
Vlaanderen
Studieniveau (%)
Werkloosheidsduur (%)
Nationaliteit (%) Origine (%) Arbeidsgehandicapten (%)
Totaal Mannen Vrouwen <25 jaar 25-50 jaar >= 50 jaar Kortgeschoold Middengeschoold Hooggeschoold <1 jaar 1-2 jaar >= 2 jaar Niet-EU Allochtoon Totaal Mannen Vrouwen <25 jaar 25-50 jaar >= 50 jaar Kortgeschoold Middengeschoold Hooggeschoold <1 jaar 1-2 jaar >= 2 jaar Niet-EU Allochtoon Totaal Mannen Vrouwen <25 jaar 25-50 jaar >= 50 jaar Kortgeschoold Middengeschoold Hooggeschoold <1 jaar 1-2 jaar >= 2 jaar Niet-EU Allochtoon
BRON: VDAB Studiedienst, ARVASTAT, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 35 ]
Tabel 17 geeft enkele kenmerken weer (studieniveau en werkloosheidsduur) over de verschillende herkomsten van de niet-werkende werkzoekenden. Doorheen de verschillende kwartalen stellen we vast dat niet-werkende werkzoekenden van Maghrebijnse en Turkse afkomst vaker kortgeschoold zijn en opvallend minder hooggeschoold dan andere groepen. Ook hoger geschoolden zijn slachtoffer van de crisis. Het aandeel hooggeschoolden in de niet-werkende werkzoekendenpopulatie stijgt voor alle groepen. Kijken we naar de werkloosheidsduur, dan stellen we vast dat de toename van het aandeel personen die minder dan 1 jaar werkloos is het meest opvallend is bij de groep EU-27 en EVA1. Tabel 17 Kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden naar herkomst
Werkloosheidsduur (%)
Maart 2009
September 2008
Aantal niet-werkende werkzoekenden
Studieniveau (%)
Werkloosheidsduur (%)
Andere niet-EU
EU-27 + EVA
Maghreb en Turken
Andere niet-EU
EU-27 + EVA
Maghreb en Turken
Andere niet-EU
Studieniveau (%)
Stad Antwerpen
Maghreb en Turken
Maart 2008
Aantal niet-werkende werkzoekenden
Arrondissement Antwerpen
EU-27 + EVA
Vlaanderen
Totaal
127.959
18.119
15.836
21.710
6.407
5.921
12.864
6.020
5.220
Kortgeschoold
53,6
64,0
47,3
50,3
66,9
51,6
52,8
67,2
52,8
Middengeschoold
32,3
31,3
33,1
33,9
29,5
32,1
31,7
29,3
32,2
Hooggeschoold
14,1
4,7
19,6
15,8
3,6
16,2
15,5
3,5
15,0
<1 jaar
53,3
59,3
64,7
53,6
55,3
61,8
52,1
55,0
60,9
1-2 jaar
12,9
16,3
16,5
13,4
18,0
17,3
13,9
18,1
17,5
>= 2 jaar
33,8
24,3
18,8
33,0
26,7
20,9
34,0
27,0
21,5
Totaal
138.891
19.446
15.993
23.206
6.719
5.786
13.369
6.316
5.031
Kortgeschoold
49,5
62,1
47,4
47,6
64,8
51,6
51,3
65,0
53,0
Middengeschoold
32,5
32,4
32,9
33,6
30,8
32,0
31,4
30,7
31,8
Hooggeschoold
17,9
5,5
19,7
18,8
4,4
16,4
17,3
4,2
15,2
<1 jaar
58,6
61,4
64,4
59,3
58,0
60,4
57,2
56,8
60,0
1-2 jaar
12,6
17,3
17,8
12,7
18,9
19,8
13,4
19,4
20,0
>= 2 jaar
28,8
21,3
17,8
28,0
23,1
19,8
29,4
23,8
20,1
Aantal niet-werkende werkzoekenden
Totaal
149.290
23.358
18.915
25.434
7.969
6.891
14.984
7.464
6.032
Kortgeschoold
52,8
62,4
46,7
50,3
64,5
50,1
52,7
64,7
51,6
Studieniveau (%)
Middengeschoold
33,4
32,7
34,3
33,7
31,5
33,4
31,7
31,4
33,2
Hooggeschoold
13,8
5,0
18,9
16,0
4,0
16,5
15,5
3,8
15,2
Werkloosheidsduur (%)
<1 jaar
60,0
64,1
66,5
59,6
61,0
63,1
58,3
60,8
61,9
1-2 jaar
13,7
17,4
18,0
14,9
18,7
19,7
15,5
18,6
20,2
>= 2 jaar
26,3
18,4
15,5
25,5
20,3
17,2
26,2
20,6
17,9
BRON: VDAB Studiedienst, ARVASTAT, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). 1
EVA is de Europese Vrijhandelsassociatie, een samenwerkingsverband tussen de landen Ijsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.
[ 36 ]
3
Onderwijspopulatie
3.1 Secundair onderwijs Op het vlak van aanbod vanuit het secundair onderwijs hebben we een selectie gemaakt van opleidingen die kunnen leiden tot een rechtstreekse job binnen de gekozen sector of onrechtstreeks kunnen zorgen voor een logische doorstroom naar het hoger onderwijs. We wijzen er hier wel op dat jongeren niet altijd voor een logische doorstroom kiezen. Op basis van de studentenpopulatie binnen het studiegebied handel is het zeker niet evident om te gaan voorspellen hoe de beschikbaarheid van arbeidskrachten over enkele jaren zal zijn. Bovendien stroomt vanuit het technisch secundair onderwijs (TSO) ongeveer 60% van de jongeren door naar het hoger onderwijs, de anderen stromen waarschijnlijk rechtstreeks door naar de arbeidsmarkt (zie ook VDAB ontcijfert nr. 17). We geven de cijfers hier weer ter indicatie van de hoeveelheid studenten die mogelijks binnen enkele jaren doorstromen naar gelijkaardige opleidingen in het hoger onderwijs of die beschikbaar worden op de arbeidsmarkt. In het secundair onderwijs kunnen leerlingen vanaf het tweede jaar een opleiding kiezen. In het eerste jaar volgen ze een eerste leerjaar A of een eerste leerjaar B. In de tweede en de derde graad kiezen ze uit één van de vier onderwijsvormen van het gewoon voltijds secundair onderwijs: algemeen secundair onderwijs (ASO), beroepssecundair onderwijs (BSO), kunstsecundair onderwijs (KSO) of technisch secundair onderwijs (TSO). We bekijken achtereenvolgens de studentenpopulatie binnen enkele TSO- en BSO-studiegebieden die een doorstroom naar administratieve, commerciële en technische beroepen mogelijk maken. Binnen het TSO bekijken we het studiegebied handel. Tabel 18 geeft een overzicht van de studentenpopulatie in het schooljaar 2008-2009. In totaal volgden 5.641 jongeren een opleiding in dit studiegebied in het arrondissement Antwerpen. Deze zijn verdeeld over verschillende jaren. We zien in de derde graad van het studiegebied handel 2.561 jongeren studeren. Nog 57 leerlingen volgen een 7de specialisatiejaar in het TSO. Hier mogen we echter niet vergeten dat ongeveer 60% van de laatstejaars doorstroomt naar het hoger onderwijs.
[ 37 ]
Tabel 18 Aantal leerlingen in het TSO per geselecteerde opleiding in het arrondissement Antwerpen in het schooljaar 2008-2009 1e graad, 2e leerjaar
2e graad
3e graad
3e graad, 7e jaar
Administratie vrije beroepen
Totaal
5
Boekhouden-informatica
5
464
464
Commercieel webverkeer
5
Handel
859
1.732
Handel-talen
5
1.243
3.834
432
432
Immobiliënbeheer
8
Informaticabeheer
8
381
381
Internationaal transport en goederenverzending
19
19
KMO-administratie
12
12
Medico-sociale administratie
8
Secretariaat-talen
8
473
Totaal
859
2.164
473
2.561
57
5.641
BRON: Agentschap voor Onderwijsdiensten (Agodi), afdeling Scholen Secundair Onderwijs en DKO, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
In het BSO-studiegebied handel volgen in totaal 4.400 jongeren les (zie tabel 19). 527 onder hen volgen een opleiding in het zevende jaar waarna ze een diploma secundair onderwijs behalen en in de meeste gevallen doorstromen naar de arbeidsmarkt. Ongeveer één op de vijf jongeren die een zevende jaar hebben gedaan, stromen door naar het hoger onderwijs. De andere 80% van de jongeren uit het zevende jaar kan worden beschouwd als beschikbaar voor de arbeidsmarkt na het einde van het schooljaar. Tabel 19 Aantal leerlingen in het BSO per geselecteerde opleiding in het arrondissement Antwerpen in het schooljaar 2008-2009 1e graad, 2e leerjaar Kantoor en verkoop
2e graad
3e graad
1.341
1202
3e graad, 7e jaar
Totaal
804
Kantoor Kantooradministratie en gegevensbeheer Logistiek Verkoop
243
2.543 391
391
30
30
283
526
Verkoop en vertegenwoordiging
28
28
Winkelbeheer en etalage
78
78
527
4.400
Totaal
804
1.584
1.485
BRON: Agentschap voor Onderwijsdiensten (Agodi), afdeling Scholen Secundair Onderwijs en DKO, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 38 ]
3.2 Hoger onderwijs Het hoger onderwijs geeft een beter beeld van het aantal jongeren dat een opleiding volgt die mogelijks aansluit bij een job binnen de geselecteerde domeinen. Zeker de professionele bacheloropleidingen zijn, zoals de naam zelf zegt, gericht op een latere beroepsuitoefening. Een academische opleiding is breder van opzet, geeft minder rechtstreeks toegang tot (een) bepaalde (groep van) functies maar geeft toch ook een algemene indicatie van de richting die men mogelijks later zal uitgaan. Onderstaande tabellen bevatten een overzicht van de studentenaantallen binnen de geselecteerde studiegebieden. De interpretatie van deze tabellen is niet altijd eenvoudig. Door het weergeven van een tijdslijn sinds 2004-2005 brengen we ook de zogenaamde BAMA1-hervorming mee in kaart. Door de overgang van het ene systeem naar het andere, die gestart is in het academiejaar 2004-2005, worden in de voorliggende tabellen de beide systemen weergegeven. Momenteel is het enkel zinvol om de grote lijnen van de studentenaantallen te interpreteren. Tabel 20 geeft een overzicht van de totale studentenpopulatie binnen het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde. Hier worden zowel bacheloropleidingen van drie jaar als academische opleidingen van vier jaar aangeboden (handelswetenschappen). Over de vier academiejaren schommelt het aantal studenten dat binnen dit studiegebied een opleiding volgt in het arrondissement rond de 6.000. Het is daarmee een redelijk stabiel aantal.
1
Het vroegere systeem van HOKT (hoger onderwijs korte type), HOLT (hoger onderwijs lange type) en universitair onderwijs werd gradueel vervangen door een systeem van bachelors en masters. In de tabellen verwijst de groep een cyclus naar de opleidingen in het HOKT en opleidingen met een eerste en een tweede cyclus naar het HOLT.
[ 39 ]
Tabel 20 Aantal studenten in het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde in Antwerpen, per opleiding, academiejaar 2004-2005 tot 2007-2008 2004-2005 Bedrijfsbeheer Communicatiebeheer Een cyclus
1.331
612
461
195
Hotelbeheer
127
71
Secretariaatsbeheer
339
145
Toegepaste informatica Bedrijfsmanagement
Professioneel gerichte bachelor
2005-2006
2006-2007
2007-2008
338
129
1.082
1.913
2.550
2.529
Office management
379
644
851
891
Toegepaste informatica
272
443
544
609
Communicatiemanagement
299
448
574
590
Hotelmanagement
200
273
320
320
Journalistiek
182
257
329
336
Basisopleiding eerste cyclus
Handelswetenschappen
261
143
4
Basisopleiding tweede cyclus
Handelswetenschappen
352
364
260
Academisch gerichte bachelor
Handelswetenschappen
239
366
479
Master
Handelswetenschappen
Totaal
509 158
5.862
6.003
5.911
5.942
BRON: Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
De studentenaantallen in het studiegebied industriële wetenschappen en technieken (tabel 21) gaan over de vier academiejaren in stijgende lijn. Daar waar in het academiejaar 2004-2005 nog 2.653 studenten een opleiding binnen dit studiegebied volgden, is dit aantal in 2007-2008 gestegen tot 2.967, een stijging van bijna 12%.
[ 40 ]
129
66
51
107
148
156
143
239
345
364
87
151
194
227
210
373
455
495
47
22
Chemie
145
49
Elektromechanica
287
126
87
46
Bouw Elektriciteit Grafische bedrijven Mechanica Audiovisuele technieken: fotografie Autotechnologie Chemie Elektromechanica
Professioneel gerichte bachelor
2007-2008
Een cyclus
2006-2007
Audiovisuele techniek
2005-2006
2004-2005
Tabel 21 Aantal studenten in het studiegebied industriële wetenschappen in Antwerpen, per geselecteerde opleiding, academiejaar 2004-2005 tot 2007-2008
119
66
52
29
Elektronica-ICT
64
94
86
92
Grafische en digitale media
54
86
121
118
139
190
61
121
160
199
6
Multimedia en communicatietechnologie Vastgoed Milieuzorg Basisopleiding eerste cyclus
Basisopleiding tweede cyclus
Academisch gerichte bachelor
Master
8
7
Industriële wetenschappen
307
55
4
Bouwkunde
101
94
55
Chemie
105
88
51
Elektromechanica
137
158
95
Elektronica
113
117
51
Industriële wetenschappen: bouwkunde
98
158
206
219
Industriële wetenschappen: chemie
22
87
149
172
Industriële wetenschappen: elektromechanica
66
169
287
285
Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
72
154
247
188
Industriële wetenschappen
88
Industriële wetenschappen: biochemie
12
Industriële wetenschappen: bouwkunde
48
Industriële wetenschappen: chemie
35
Industriële wetenschappen: elektromechanica
92
Industriële wetenschappen: elektronica-ICT Totaal
75 2.653
2.662
2.799
2.967
BRON: Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Ook binnen het studiegebied sociaal-agogisch werk is er een aanzienlijke stijging van 28% vast te stellen in de vier academiejaren die worden weergegeven in tabel 22.
[ 41 ]
Tabel 22 Aantal studenten in het studiegebied sociaal-agogisch werk in Antwerpen, per geselecteerde opleiding, academiejaar 2004-2005 tot 2007-2008
Basisopleiding één cyclus
Professioneel gerichte bachelor
2004-2005
2005-2006
Orthopedagogie
355
177
Sociaal werk
875
435
2006-2007
2007-2008
Sociaal werk
362
700
1.000
995
Orthopedagogie
466
738
1.000
1.145
Toegepaste psychologie Totaal
420
696
942
1.053
2.478
2.746
2.942
3.193
BRON: Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
In het studiegebied economische en toegepaste economische wetenschappen die aan de universiteit wordt ingericht, zijn de studentenaantallen zo goed als stabiel over de periode 2004-2005 tot het academiejaar 2007-2008 (tabel 23). De studentenaantallen schommelen rond 1.500 per academiejaar. Tabel 23 Aantal studenten in het studiegebied economische en toegepaste economische wetenschappen in Antwerpen, per opleiding, academiejaar 2004-2005 tot 2007-2008 2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
263
422
604
676
TEW: economisch beleid
28
31
40
44
TEW: handelsingenieur
106
202
295
360
34
68
100
104
Handelsingenieur
146
21
Toegepaste economische wetenschappen
216
20
Handelsingenieur
347
346
TEW: bedrijfskunde
Academisch gerichte bachelor TEW: handelsingenieur in de beleidsinformatica Eerste cyclus
Tweede cyclus
Handelsingenieur in de beleidsinformatica Toegepaste economische wetenschappen
239
33
24
17
337
323
188
Handelsingenieur Basisopleiding
121
Handelsingenieur in de beleidsinformatica Toegepaste economische wetenschappen
6 23
Cultuurmanagement
51
Economic policy
8
Management en communicatie Master
1
TEW: bedrijfskunde
108
TEW: economisch beleid
7
TEW: handelsingenieur
59
TEW: handelsingenieur in de beleidsinformatica Totaal
17 1.510
1.457
1.483
1.585
BRON: Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 42 ]
Vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt is het niet alleen belangrijk om inzicht te hebben in hoeveel studenten er verspreid zitten binnen een studiegebied maar ook hoe het gesteld is met het aantal jongeren die afstuderen. Het zijn immers voor een groot deel deze jongeren die doorstromen naar de arbeidsmarkt. Figuur 18 geeft per geselecteerd studiegebied de evolutie weer van het aantal diploma’s dat jaarlijks wordt uitgereikt. Het aantal bachelordiploma’s in het studiegebied handelswetenschappen en bedrijfskunde kent een continue daling en het aantal diploma’s binnen het studiegebied sociaal-agogisch werk kent een continue stijging. Andere studiegebieden hebben een uitstroom met toe- en afnames maar globaal gezien een eerder positieve trend. Figuur 18 Evolutie uitstroom in verschillende studiegebieden sinds 2003-2004 Sociaal-agogisch werk (100=472)
Industriële wetenschappen en technologie (twee cycli/MA) (100=268)
Industriële wetenschappen en technologie (één cyclus/PBA) (100=272)
Handelswetenschappen en bedrijfskunde (twee cycli/MA) (100=166)
Handelswetenschappen en bedrijfskunde (één cyclus/PBA) (100=1.170)
Economische en toegepaste economische wetenschappen (100=294)
160 150 140 130 120 9
110
9
100 90 80 70 60 2003-2004
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
BRON: Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 43 ]
4
Demografische indicatoren
In dit hoofdstuk bespreken we enkele demografische aspecten van het arrondissement Antwerpen. We besteden aandacht aan de evolutie van het aantal geboorten en de bevolkingsvooruitzichten. Wat het aantal geboorten betreft, was 2001 een ‘dieptepunt’ met 10.010 geboorten in het arrondissement Antwerpen (zie figuur 19). Sindsdien worden er elk jaar steeds meer kinderen geboren. In 2007 waren er 11.580 geboorten. Hiermee ligt het aantal geboorten zelfs hoger dan het aantal geboorten in 1990. Figuur 19 Aantal geboortes in het arrondissement Antwerpen in de periode 1990-2007 12.000 Aantal geboortes 11.500
11.000
8,9
10.500
3,9
10.000
9.500
9.000 1990
1995
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
BRON: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
De ‘babyboom’ van begin jaren 90 stroomt momenteel massaal door naar het hoger onderwijs. Binnen drie à vier jaar zullen de eerste van deze babyboomers doorstromen naar de arbeidsmarkt. Hun leeftijdsgenoten die niet verder studeren, komen vandaag terecht op een arbeidsmarkt die onder druk staat. Op basis van figuur 19 kunnen we stellen dat het secundair onderwijs de nieuwe ‘babyboom’, die zich voordoet vanaf 2002, tussen 2014 en 2019 op de schoolbanken mag verwachten. Tussen 2020 en 2025 zullen de instellingen van het hoger onderwijs een nieuwe ‘boom’ kennen. Vanaf 2020 beginnen de kinderen die de laatste jaren in het arrondissement Antwerpen geboren zijn ook door te stromen naar de arbeidsmarkt.
[ 44 ]
Figuur 20 geeft de vooruitzichten weer voor de bevolkingsaantallen over alle leeftijden heen voor het arrondissement Antwerpen. Er is sprake van een constante groei tussen 2007 en 2060. In 2013 zou de kaap van 1.000.000 inwoners in het arrondissement Antwerpen overschreden worden. Hoewel het aantal inwoners na 2013 zal blijven stijgen, vertraagt het stijgingsritme waarmee dit zal gebeuren. Figuur 20 Bevolkingsvooruitzichten 2007-2060
1.150.000 Aantal inwoners 1.125.000 1.100.000 1.075.000 1.050.000 8,9
1.025.000
13,9
1.000.000 975.000 950.000 925.000 900.000 2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
2050
2055
2060
Bron: 2000-2006: waarnemingen, ADSEI; 2007-2060: bevolkingsvooruitzichten 2007-2060, FPB-ADSEIF, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). Copyright: Federaal Planbureau; FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.
Figuur 21 geeft de bevolkingsvooruitzichten weer voor het arrondissement Antwerpen tot in 2060. De prognoses geven weer dat het aantal jongeren (- 20 jaar) tot 2028 zal toenemen. Daarna zal hun aantal tot 2045 lichtjes afnemen om daarna terug aan te groeien (aantallen niet opgenomen in de figuur). Wat hun aandeel in de totale bevolking betreft, blijft dit tot 2028 tamelijk constant. Daarna neemt het aandeel jongeren in de totale bevolking af. Vanaf 2045 blijft het aandeel jongeren opnieuw tamelijk stabiel in de tijd. Wat de vooruitzichten voor de groep 20-60 jaar betreft, stellen we vast dat hun aantal stijgt tot 2019. Daarna daalt hun aantal en dit tot 2033. Voor de periode 2034-2053 volgen lichte stijgingen en dalingen van hun absolute aantal zich op. Vanaf 2054 is er opnieuw sprake van een sterkere toename in aantallen (aantallen niet opgenomen in de figuur).
[ 45 ]
Ondanks fluctuaties in de absolute aantallen voor de groep 20-60 jaar, neemt hun aandeel in de totale bevolking vanaf 2004 af. Deze afname zet zich gedurende de gehele prognoseperiode door. Het aantal 60-plussers neemt elk jaar toe. Tot 2028 bedraagt de jaarlijkse procentuele aangroei meer dan 1%. Vanaf 2029 vertraagt het stijgingspercentage (aantallen niet opgenomen in de figuur). Niet alleen in absolute aantallen neemt de groep 60-plussers toe, ook hun aandeel stijgt jaar na jaar. Figuur 21 Bevolkingsvooruitzichten per leeftijdscategorie en hun aandeel in de totale bevolking, 2007-2060 (in %)
60 20-59 jaar
50
>60 <20 jaar
40
30
20
10
0 2000
2005
2010
2015
2020
2025
2030
2035
2040
2045
2050
2055
2060
Bron: 2000-2007: waarnemingen, ADSEI; 2008-2061: bevolkingsvooruitzichten 2007-2060, FPB-ADSEI, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). Copyright: Federaal Planbureau; FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie.
[ 46 ]
Hoofdstuk 3 Opleidingsaanbod 1
Leerplichtonderwijs (voltijds-deeltijds)
De opleidingsmogelijkheden binnen het secundair onderwijs zijn aan bod gekomen wanneer we de onderwijsparticipatie in het arrondissement Antwerpen hebben geanalyseerd. We beperken ons hier tot een overzicht van het aantal richtingen dat binnen de geselecteerde studiegebieden van het voltijds onderwijs worden aangeboden, aangevuld met opleidingsmogelijkheden binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs (tabel 24). Tabel 24 Aantal opleidingen binnen de geselecteerde studiegebieden in het voltijds secundair onderwijs en opleidingen binnen het deeltijds beroepssecundair onderwijs in het arrondissement Antwerpen (academiejaar 2009-2010) TSO Administratie vrije beroepen
BSO 1
Kantoor
4
Boekhouden-informatica
2
Kantoor en verkoop
2
Commercieel webverkeer
1
Kantooradministratie en gegevensbeheer
1
Handel
4
Logistiek
1
Handel-talen
2
Verkoop
4
Immobiliënbeheer
2
Verkoop en etalage
4
Informatica
2
Verkoop en vertegenwoordiging
1
Informaticabeheer
2
Winkelbeheer en etalage
1
Internationaal transport en goederenverzending
2
KMO-administratie
2
Medico-sociale administratie
2
Secretariaat-talen
2
Verkoop en distributie
2
Totaal TSO
Totaal BSO
18
26 DBSO
Administratief helper
Aanbod leertijd Syntra arrondissement Antwerpen Kleinhandelaar
Kantoorbediende
Groothandelaar
Kassier
Polyvalent administratief medewerker
Receptieassistent Winkelbediende Maritiem bediende Rayonchef Callcenteroperator BRON: Agentschap voor Onderwijsdiensten (Agodi), afdeling Scholen Secundair Onderwijs en DKO, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 47 ]
2
Hoger onderwijs
De opleidingsmogelijkheden van waaruit de tertiaire sector kan rekruteren, zijn al eerder toegelicht wanneer we de onderwijsparticipatie in het arrondissement Antwerpen hebben bekeken. Tabel 25 geeft een overzicht van het aantal opleidingen waaruit studenten kunnen kiezen binnen een bepaald studiegebied in het arrondissement Antwerpen. Tabel 25 Aantal opleidingen binnen de geselecteerde studiegebieden in het hoger onderwijs in Antwerpen (academiejaar 2009-2010) Hoger onderwijs
Aantal
Sociaal-agogisch werk Handelswetenschappen en bedrijfskunde (PBA - professionele bacheloropleiding)
5 11
Handelswetenschappen en bedrijfskunde (MA - masteropleiding)
1
Industriële wetenschappen en technologie (PBA)
10
Industriële wetenschappen en technologie (MA)
10
Economische en toegepaste economische wetenschappen
11
Bron: www.hogeronderwijsregister.be, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
3
Volwassenenonderwijs
Centra voor volwassenenonderwijs vragen hun onderwijsbevoegdheid per studierichting aan. Na goedkeuring kunnen zij deze richting ook effectief inrichten, maar dit is geen verplichting. Tabel 26 geeft een overzicht van het opleidingsaanbod voor volwassenen in Antwerpen, aangeboden door de centra voor volwassenenonderwijs en door Syntra. Het betreft zowel dag- als avondopleidingen die modulair zijn ingericht. Daarnaast zijn er nog tal van andere opleidingscentra die cursussen aanbieden in één of meerdere van deze domeinen, zowel privéspelers als organisaties die overheidssteun genieten. Ook de VDAB biedt op enkele van deze domeinen opleidingen aan via afstandsleren. Dit wil zeggen dat men de leerstof thuis kan verwerken en op afspraak kan bespreken met een instructeur. Werknemers hebben daarnaast ook nog de mogelijkheid om via de sectorale vormingsorganisaties een opleiding te volgen.
[ 48 ]
Tabel 26 Modulair opleidingsaanbod voor volwassenen, arrondissement Antwerpen ( 1/4/2008-31/3/2009) Studiegebied
Administratie/ dienstverlening
Centra voor Volwassenenonderwijs
Ingericht 1/4/200831/3/2009
Syntra
Boekhouden-informatica TSO 3
5
Handel-talen TSO2
0
Personeelsadministratie Adviseur payroll en sociale wetgeving
Kantooradministratie en gegevensbeheer BSO3
2
HRM - verantwoordelijke Basis boekhouden
Nederlandse steno-dactylografie TSO3
1
Secretariaat-talen TSO3
1
Boekhouder
Toerisme en onthaal TSO3
1
Fiscalist Verzekeringstussenpersoon Balanslezen en ratio-analyse Beleggingsadviseur Boekhouden op PC Venise Praktijkcursus boekhouden
Marketing en verkoopsbeleid TSO3
1
Public relations en onthaal TSO3
0
Algemene mediatraining E-marketing Marketingcommunicatie: de basis Netwerking Marketing- en salesverantwoordelijke Marketing- en salesmanager
Commercieel
Public relations Algemene verkooptechnieken Doeltreffend telefoneren Klantvriendelijkheid & klantgerichtheid Commercieel afgevaardigde Communicatie en pr-consultant Callcenteroperator (in samenwerking met Adecco)
Technisch/ICT
Burotica TSO 3
2
Informatica: computer- en besturingssystemen en netwerken
4
Informatica: programmeren
2
Informatica: toepassingssoftware
8
Informatica: toepassingssoftware verkort
2
CAD TSO3
0
CAD: gevorderden TSO3
0
Computertechnicus TSO3
2
Logistiek
Maritiem medewerker TSO3
1
Talen
Frans, Engels, Spaans, Duits, Italiaans, Portugees, Arabisch, Chinees, Grieks, Pools
Burotica: Word, Excel, Adobe, Ontwikkelen websites,…
Expeditie: maritiem transport Frans, Engels, Spaans, Pools
Bron: Consortium voor Volwassenenonderwijs Antwerpen, Syntra AB, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
4
Werkzoekendenopleidingen
Tabel 27 geeft een overzicht van de opleidingen die worden aangeboden voor werkzoekenden. Er wordt tegelijkertijd aangegeven op welke niveaus de cursussen gegeven worden (basis of gevorderden), de capaciteit van de opleidingen, voor wie ze openstaan en door wie de opleidingen worden aangeboden.
[ 49 ]
Tabel 27 Opleidingsaanbod voor werkzoekenden in het arrondissement Antwerpen (op jaarbasis) Richting
Opleidingen
Doelgroep
Vooropleiding
Frans
Kansengroepen
Capaciteit Organisatie 10
Atel
Nederlands voor administratieve beroepen
Anderstaligen
45
Linguapolis
Startpakket office en internet voor anderstaligen
Anderstaligen
24
Eurospeak
114
Kopa, Atel, GroepIntro
Administratie/dienstverlening Administratief medewerker, onthaalbediende, bediende facturatie, eentalig kantoormedewerker, …
Kansengroepen Alle werkzoekenden
45
VDAB cc
Beginners
Gevorderden
PmAH
5
Totaal
164
GOB De Ploeg
Administratief bediende, bediende boekhouding*, hulpboekhouder, updating kantoorvaardigheden, managementassistant*, medewerker personeelszaken, uitzendconsulent*, ...
Alle werkzoekenden
358
Winkelbediende met technisch Nederlands, winkelverkoop "maximarkt"
Kansengroepen
30
Kopa, VDAB
Winkelbediende
Kansengroepen
28
Kopa
Verkoop-mode
Alle werkzoekenden
45
VDAB cc
VDAB cc, Cevora
Commercieel
Beginners
Callcenteroperator*
Alle werkzoekenden
24
VDAB ism Cevora
Merchandiser
Alle werkzoekenden
24
VDAB ism Cevora
Commercieel medewerker groothandel
Alle werkzoekenden
12
Cevora
Algemene winkelverkoop
Alle werkzoekenden
15
PMO ism VDAB
Polyvalente winkelbediende voedingsdetailhandel
Alle werkzoekenden
15
PMO
Verkoop - multimedia
Alle werkzoekenden
15
PMO ism VDAB
Junior modeconsulent
Alle werkzoekenden
15
PMO
Commercieel administratief medewerker
Alle werkzoekenden
Totaal
Gevorderden
223 24
Cevora, VDAB
Showroomverkoper
Alle werkzoekenden
24
VDAB ism Cevora
Technisch-commercieel bediende
Alle werkzoekenden
12
Cevora
Winkelmanager*
Alle werkzoekenden
12
Syntra ism VDAB
Totaal
72
Technieker ICT*, ontwikkelaar ICT*
Alle werkzoekenden
90
VDAB cc
Uitvoeringstekenaar* bouw & piping
Kansengroepen
54
Atel
Informatica
PmAH
CAD tekenaar 2D/3D*
Alle werkzoekenden
Technisch/ICT
Beginners
Totaal
Gevorderden
6 12
GOB De Ploeg VDAB cc
162
CAD tekenaar voor bedrijven ANPCB218
Alle werkzoekenden
12
Atel
IT-medewerker, PC- en netwerkbeheerder*, netontwikkelaar C-sharp, netwerkbeheerder Windowsondersteuning*, Javaontwikkelaar
Alle werkzoekenden
75
Atel, Cevora, VDAB cc
Totaal
87
Logistiek Logistiek-administratief bediende
Kansengroepen
24
Atel
Beginners
Aspirant maritiem medewerker
Kansengroepen
10
Kopa
Totaal
34
Gevorderden
Bediende internationale handel en logistiek*
Alle werkzoekenden
24
VDAB cc ism Logos
Bron: VDAB arbeidsmarktregie, uitbestedingsoverzicht 2009, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009). * Knelpuntberoep in 2008. Kansengroepen: kortgeschoolden, allochtonen, 50+. PmAH: personen met arbeidshandicap cc: competentiecentrum
[ 50 ]
Hoofdstuk 4 Tendenzen 1
Beleid: Europees-federaal-Vlaams-lokaal-sectoraal
Tabel 28 geeft in grote lijnen de trends weer die de voorbije en de komende jaren het arbeidsmarktbeleid mee vorm (ge)geven (hebben). Het betreft geen exhaustieve inventaris van arbeidsmarktgerichte beleidsmaatregelen maar is eerder bedoeld om de accenten weer te geven. We stellen vast dat er zowel op het domein van onderwijs, opleiding en vorming enerzijds en op het domein van de arbeidsmarkt anderzijds accenten worden gelegd om beide meer en beter op mekaar af te stemmen. Volgende thema’s nemen duidelijk een centrale plaats in: het competentiebeleid, de sectorale aanpak, activering en meer afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Competentieontwikkeling neemt een centrale plaats in waardoor de aandacht voor competenties, vaardigheden en attitudes aan belang wint tegenover de formele kwalificaties. De sectorale aanpak vertaalt zich in sectorconvenants, betrokkenheid van sectoren bij de ontwikkeling van beroepscompetentieprofielen en lokaal via de uitbouw van sectorale netwerken. Zowel de ambitie rond Vlaamse als rond Europese kwalificatiestructuren wijst erop dat onderwijs stilaan meer op de arbeidsmarkt wordt afgestemd. Ook de ontwikkelingen van het HBO (Hoger Beroepsonderwijs) en Sense (Secundair-na-Secundair) wijzen duidelijk in die richting. De tertiaire sector zoals die werd afgebakend voor dit onderzoek kent meerdere sectorconvenants die ook vertaling geven aan het competentiebeleid, de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en de diversiteit. Onderstaande opsomming geeft een overzicht van de sectorconvenants die werden afgesloten door de Vlaamse regering met sectorale partners voor de sectoren die voorwerp zijn van dit onderzoek: g
PC 207: Paritair Comité voor Bedienden in de scheikundige nijverheid;
g
PC 209: Paritair Comité voor Bedienden in de metaalnijverheid;
g
ANPCB218: Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden;
g
PC 226: Paritair Comité voor Bedienden in de internationale handel, het vervoer en de logistiek.
Werkervaringsprojecten (WEP+)
Stad Antwerpen en OCMW Antwerpen OCMW cliënten werkervaring aanbieden Stad en VDAB: jobbeurzen, (voor)opleidingen, maatgerichte acties rekrutering en selectie Stad Antwerpen Stad Antwerpen Stad en VDAB Stad Antwerpen
Activering via WEP+
Artikel 60
Acties groot banenpotentieel
Ondersteuning deeltijds onderwijs: financiering begeleidingsorganisaties
Ondersteuning uitbouw jongerencompetentiecentra
Uitbouw sectorale netwerken regio Antwerpen
Occasionele kinderopvang OKiDO
Lokale projectprogrammatie
Onder regie van de VDAB, uitgewerkt door partnerschappen van actoren (sectorfondsen, ondernemingen, sociale partners, publieke en private arbeidsbemiddelaars): tewerkstellingscellen, outplacementinitiatieven VDAB arbeidsmarktregie: middelen worden ingezet op basis van lokale arbeidsmarktnoden. Het betreft competentieverhogende opleidingen voor werkzoekenden
Leerwerkervaring aanbieden aan langdurig werkzoekenden met het oog op uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt
Mijn loopbaan
Activerend herstructureringsbeleid
Erkenning en validering van elders verworven competenties via attest beroepsbekwaamheid Ontwikkelen digitaal portfolio in het kader van levenslang en levensbreed leren (VDAB)
Ervaringsbewijs
Stimuleren van divers personeelsbeleid in bedrijven, concrete ondersteuning via projectontwikkelaars diversiteit
Diversiteitsbeleid
Sectorconvenants
Ontwikkeling BCP om aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te optimaliseren. Het betreft een gedetailleerde beschrijving van de competenties (en ook van de activiteiten) die een beroepsbeoefenaar nodig heeft voor de adequate uitoefening van zijn/haar beroep Protocollen tussen Vlaamse regering en sectoren: sectorale sociale partners engageren zich om de prioriteiten van het arbeidsmarktbeleid mee gestalte te geven, onder meer met betrekking tot competentiebeleid
Alle beroepskwalificaties en competentievelden binnen de kwalificatiestructuur onderbrengen
Vlaamse kwalificatiestructuur
Ontwikkeling Beroepscompetentieprofielen (BCP)
10 prioriteiten: geïnformeerde studie- en beroepskeuze, meer en beter werkplekleren, actieplan ondernemend onderwijs, erkenning verworven competenties, actieplan jeugdwerkloosheid, stimuleren van competentiebeleid, oudere werknemers, incentives werknemers, werk maken van werknemerschap, versterken van de sectorale invalshoek
Opstart nieuwe beroepsgerichte onderwijsniveaus tussen secundair en bachelorniveau
Competentieagenda 2010
Bron: Werk en Economie stad Antwerpen.
Lokaal
Vlaams
Werknemers langer aan het werk houden Arbeidsrecht, sociaal zekerheidsrecht en werkloosheidsreglementering zijn federale materies die kunnen bijdragen tot het stimuleren van herintrede, in het bijzonder van ontslagen van oudere ervaren werknemers
Generatiepact
European Qualifications Framework (EQF)
Activerend herstructureringsbeleid (werkloosheidsreglementering) Hoger Beroepsonderwijs (HBO) en Secundair-na-Secundair (Sense)
Groei en werkgelegenheid: meer en betere jobs Ontwikkeling Europees kwalificatiestelsel: algemeen systeem toepasbaar voor elke vorm van beroepsgerichte vorming in elke sector
Lissabon-doelstellingen
Federaal
Terugdringen ongekwalificeerde uitstroom, deelname permanente vorming en stimuleren van opleidingen in bedrijven
Speerpunten
Thema
Levenslang Leren
Beleidsniveau
Europees
Tabel 28 Inventaris arbeidsmarktgerichte maatregelen op verschillende beleidsniveaus
[ 51 ]
[ 52 ]
De overzichten die volgen gaan dieper in op een aantal maatregelen die mogelijkheden bieden voor een betere matching tussen vraag en aanbod in de administratieve en commerciële dienstverlening. We schetsen de inspanningen die reeds geleverd zijn voor de tertiaire sector en delen deze op in vijf thema’s: g
competentiebeleid;
g
activering;
g
opleidingsaanbod;
g
diversiteit;
g
maatwerk voor bedrijven.
Het betreft zowel lokale als Vlaamse initiatieven die een weerslag hebben op de lokale arbeidsmarktsituatie. Ook hier benadrukken we het niet exhaustieve karakter van deze toelichting. De selectie gebeurde in functie van de lokale tertiaire knelpunten.
2
Competentiebeleid
Competentiebeleid is een breed begrip waarmee meerdere doelstellingen worden nagestreefd. Bij competentiedenken gaat het onder meer om de competenties van mensen versterken, zichtbaar maken, valoriseren en optimaal inzetten. Op die manier maken we een duurzame en innovatieve groei mogelijk. Heel wat concrete acties zijn reeds uitgewerkt om het competentiebeleid vorm te geven. We bespreken hier enkele relevante ontwikkelingen voor de tertiaire sector en de knelpuntberoepen waar de Antwerpse regio mee te kampen heeft. De Sociaal-Economische Raad Vlaanderen (SERV) is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van Beroepscompetentieprofielen (BCP’en). Dit zijn gedetailleerde beschrijvingen van de competenties (en ook van de activiteiten) die een beroepsbeoefenaar nodig heeft voor de adequate uitoefening van zijn/haar beroep. Ze zijn ontwikkeld om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te optimaliseren. De bedoeling is informatie te verzamelen over beroepen en competenties over de sectoren heen. Deze informatie dient: g
als basis voor het maken van eindtermen voor onderwijs, leerplannen, middenstandsleerlingwezen, beroepsopleidingen VDAB, …
g
om jongeren te helpen in hun studie- en beroepskeuzes;
g
als hulpmiddel voor het HRM-beleid en voor loopbaanbegeleiding of assessment;
g
voor het erkennen van verworven competenties (EVC).
[ 53 ]
Tabel 29 geeft een overzicht van tertiaire beroepen waarvoor beroepscompetentieprofielen ontwikkeld zijn. Deze vormen de basis voor verdere acties, onder meer voor de ontwikkeling van ervaringsbewijzen. Tabel 29 Tertiaire beroepen waarvoor beroepscompetentieprofielen en/of standaarden werden ontwikkeld Beroepscompetentieprofielen
Standaard
Callcentermedewerker
x
x
Dispatcher-transportplanner
x
x
Douanedeclarant
x
Expediteur
x
Waterklerk
x
Hulpboekhouder
x
x
Autoverkoper
x
x
Arbeidsconsulent
x
x
Operationeel manager retail
x
Uitvoerend CAD-tekenaar bouwkunde
x
x
Calculator bouw
x
x
BRON: SERV, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
Ervaringsbewijzen zijn in het leven geroepen om elders verworven competenties (EVC) te attesteren. Op die manier kunnen kandidaten aantonen dat zij over voldoende competenties beschikken voor de uitoefening van een beroep (als beginnend beroepsbeoefenaar). Deze attesten van beroepsbekwaamheid zijn gebaseerd op standaarden, afgeleid van de BCP’en en opgesteld door de SERV in samenwerking met sociale partners en sectoren. In 2008 telde ESF 23 erkende testcentra in Vlaanderen voor 26 beroepen. We stellen vast dat slechts twee van deze beroepen onder de “tertiaire sector” ressorteren (zie tabel 30). De oproep voor het ervaringsbewijs dispatcher (knelpuntberoep in Antwerpen, zie tabel 13: knelpuntberoepen) bleef onbeantwoord. Sinds 2008 worden de oproepen voor ervaringsbewijzen opgesplitst in: 1
het ontwikkelen van de praktijkproef op basis van de standaard ontwikkeld door de SERV;
2
erkenning als testcentrum voor organisatie testen en validering.
Tabel 30 Ervaringsbewijzen tertiaire beroepen, 2009 Testcentrum
Locatie
Callcenteroperator
Atel in samenwerking met Randstad
Antwerpen
Hulpboekhouder
CVO Antwerpen-Zuid
Hoboken
Dispatcher
Oproep onbeantwoord
BRON: ESF Agentschap Vlaanderen bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 54 ]
3
Activering
Het activeringsbeleid (Vlaams en federaal) kent vele toepassingen. Het gaat om het activeren van werkzoekenden naar werk; een transitie die om diverse overheidsingrepen vraagt: herstructurering, tewerkstellingsmaatregelen, sociale economie, werkervaringstrajecten, … We bespreken hier de Werkervaringstrajecten WEP+ en Artikel 60 en hoe die in Antwerpen zijn georganiseerd met het oog op toeleiding naar de tertiaire sector. Werkervaringsprojecten (WEP+) bestaan uit twee modules die gelijktijdig lopen: een werkervaringsmodule en een inschakelingsmodule. Werkervaringspromotoren zijn niet-commerciële of overheidsorganisaties die de werkzoekende begeleiden op de werkvloer tijdens de leerwerkervaring van minstens 6 en maximum 12 maanden. De inschakelingsmodule is gericht op de versterking van de generieke competenties van de werkzoekende met het oog op uitstroom naar werk. Deze module wordt verzorgd door een leerwerkbedrijf. Het arrondissement Antwerpen telt ruim 532,25 WEP+plaatsen, verdeeld over verschillende sectoren en promotoren. Tabel 31 geeft een overzicht van de promotoren en van het aantal WEP+-plaatsen. De voornaamste spelers die administratieve en commerciële werkervaringsplaatsen aanbieden zijn Atel, Groep Intro, Levanto, de stad Antwerpen, het OCMW en Posthof. Antwerpen telt ook twee leerwerkbedrijven: “Leerwerkbedrijf Antwerpen - Levanto” (uitgebouwd door een samenwerkingsverband tussen Atel, Levanto en Werkvormm) enerzijds en TAO (Techniek, Administratie en Onderhoud) anderzijds. Tabel 31 Werkervaringsplaatsen en leerwerkbedrijven arrondissement Antwerpen, 2009 Aantal plaatsen Werkervaringsplaatsen
Leerwerkbedrijven
Rand
26,1
Stad en districten
506,2
Totaal
532,3
Leerwerkbedrijf Antwerpen
251,0
TAO Totaal
70,0 321,0
BRON: SERV, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009.)
Het OCMW heeft ook nog eens 40 plaatsen op jaarbasis in oriëntatiemodules “initiatie onthaal en administratie”. Daarnaast zijn er nog tewerkstellingsmogelijkheden in het kader van Artikel 60, die werkervaring aanbieden aan OCMW-cliënten.
[ 55 ]
De stad Antwerpen zet zich eveneens in voor activerend arbeidsmarktbeleid en voor het wegwerken van jobobstakels zodat de afstand tot de arbeidsmarkt verkleint voor de Antwerpse werkzoekenden. Volgende accenten worden hier gelegd: occasionele kinderopvang, mobiliteit en het wegwerken van de digitale kloof.
4
Opleidingsaanbod
Het Hoger Beroepsonderwijs en Secundair-na-Secundair bieden nieuwe mogelijkheden op de onderwijsladder. Het betreft immers opleidingen die bedoeld zijn om middengeschoolden te laten doorstromen naar de arbeidsmarkt in antwoord op specifieke noden die daar tot uiting komen. De voornaamste kenmerken van deze nieuwe onderwijsvorm zijn: g
het beroepsgerichte karakter met werkplekleren als vast item;
g
een tussenniveau dat kansen biedt om op te klimmen op de onderwijsladder (naar bijvoorbeeld bachelorniveau);
g
hetinitiatief voor de nieuwe opleiding moet vanuit de sector vertaald worden;
g
de samenwerking tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt in functie van de vormgeving;
g
Secundair-na-Secundair is het niveau 4 op de Vlaamse kwalificatieladder, duurtijd 1 à 1,5 jaar. Het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) is het niveau 5 in de Vlaamse kwalificatiestructuur, duurtijd 1,5 à 2 jaar.
In het kader van het decreet op het Hoger Beroepsonderwijs en het Secundair-na-Secundaironderwijs hadden de sectoren de mogelijkheid om voorstellen te doen aan de SERV voor proefprojecten. Het moest concreet gaan over beroepen waar er een grote nood is aan valabele arbeidskrachten en waarvoor in het onderwijs nog geen structureel aanbod is voorzien. Dit resulteerde in een lijst van acht profielen die in het najaar 2008 voorwerp waren voor inschaling van het niveau van de beroepscompetentieprofielen. Een aantal van deze proefprojecten werd onder impuls van de stad Antwerpen mee op de kaart gezet. Tabel 32 geeft een overzicht van de tertiaire profielen die als proefproject werden voorgesteld vanuit de noden op de Antwerpse arbeidsmarkt en waarvoor Antwerpse onderwijspartners reeds hun interesse toonden. Tabel 32 Proefprojecten tertiaire profielen, 2008 BCP Dispatcher internationale handel
x
Operationeel manager retail
x
Douanedeclarant
x
Professioneel medewerker multimodaal vervoer BRON: Werk en Economie stad Antwerpen.
[ 56 ]
Voor de eerste drie profielen werden door de SERV reeds beroepscompetentieprofielen ontwikkeld. Na deze eerste noodzakelijke stap volgt de inschaling van het beroepsprofiel op de Vlaamse kwalificatiestructuur. De inschalingsprocedures van deze profielen werden stilgelegd en geëvalueerd zonder definitief resultaat. De verdere ontwikkelingen voor de inrichting van nieuwe proefprojecten liepen daardoor vertraging op. Nieuwe proefprojecten HBO zullen ten vroegste in het schooljaar 2011 kunnen opstarten en ook voor nieuwe Sense-opleidingen is er momenteel een programmatiestop. De instellingen krijgen hierdoor meer tijd om zich voor te bereiden en het beperkt de uitgaven de komende twee jaren binnen het domein Onderwijs. Naast onderwijsrichtingen kunnen ook beroepsopleidingen de toeleiding naar knelpuntberoepen verhogen. De VDAB regisseert dit aanbod en voorziet in een samenwerking met partners in praktijkgerichte opleidingen voor werkzoekenden. Lokale accenten kunnen worden gelegd vanuit de inzet van middelen voor Lokale ProjectProgrammatie (LPP) waarvoor de VDAB zich onder meer zal baseren op de conclusies uit dit onderzoek. Het tertiaire aanbod voor werkzoekenden kwam eerder aan bod in hoofdstuk 3.
5
Diversiteit
In tabel 33 kunnen we zien dat de tertiaire sector in Antwerpen relatief weinig diversiteitsplannen telt. Hiervoor zijn meerdere redenen aan te halen: een vaak beperkte interculturele diversiteit onder de bediendenpopulatie, onbekendheid bij bedrijven, werkgevers te weinig overtuigd van de meerwaarde, hoofdkantoren sluiten plannen af en die situeren zich vaak buiten Antwerpen. Tabel 33 Aantal diversiteitsplannen naar type, arrondissement Antwerpen, 2004-2009 2004 Instap (minstens één, maar mogelijk meer acties waarmee een onderneming/organisatie een opstap wil maken naar een HR-beleid dat ruimte biedt voor diversiteit) Diversiteit (geheel van op elkaar afgestemde - en dus per definitie meerdere acties, voor een doordacht en samenhangend diversiteitsbeleid dat concrete kansen biedt aan personen uit de kansengroepen) Cluster (groepering van verschillende diversiteitsplannen (met één centrale promotor) binnen één onderneming of tussen verschillende kleine bedrijven uit dezelfde sector) Groei (na succesvolle afronding van diversiteitsplan, engagement aangaan om het diversiteitsbeleid te verankeren en te zorgen voor interne mainstreaming om als voorbeeldonderneming te fungeren binnen de sector of regio) Totaal
17
2005
2006
2007
2008
2009
10
20
38
30
30
8
10
12
17
13
1
1
1
1
4
4
2
4
3
22
35
53
52
47
Bron: RESOC Antwerpen, bewerkt door Werk en Economie stad Antwerpen en door WES (2009).
[ 57 ]
De diversiteitsplannen zijn ongelijk verdeeld over de verschillende sectoren. In de periode 2004-2009 heeft ANPCB het meeste diversiteitsplannen ingediend (43), gevolgd door de logistieke sector met 16 diversiteitsplannen. Metaal, distributie en chemie scoren lager met respectievelijk 6, 5 en 3 diversiteitsplannen. Het lage aantal diversiteitsplannen in de metaal- en de chemische sector houdt mogelijks verband met het relatief lage aantal IBO-contracten dat binnen deze sectoren wordt geteld. Individuele beroepsopleidingen zijn immers een belangrijk middel om kortgeschoolden en jongeren toch in te zetten in de onderneming. De afwezigheid van een diversiteitsplan betekent niet noodzakelijk dat er geen diversiteit is op de werkvloer. Wel stelt men vast dat diversiteit nog vaak verengd wordt tot interculturele diversiteit terwijl ook leeftijd, scholingsgraad en handicap voorwerp uitmaken van een divers personeelsbeleid. Stilaan vragen de vergrijzing en het daarbij horende retentiebeleid wel om een meer leeftijdsbewust personeelsbeleid in bedrijven, onder meer ook in de administratieve en commerciële dienstverlening.
6
Maatwerk bedrijven
Deze acties worden uitgebouwd door de stad Antwerpen, dienst Werk en Economie en door de VDAB Antwerpen. De bedoeling is om een grote vraag naar bepaalde profielen met maatwerk op te lossen. Hiervoor worden een aantal criteria vooropgesteld voordat er sprake kan zijn van een “groot banenpotentieel”: g
minimum 25 vacatures;
g
kortetermijnactie;
g
voor één bedrijf of sector.
Volgende acties die rechtstreeks betrekking hebben op de tertiaire sector hebben in 2008-2009 plaatsgevonden: g
Jobevent Haven (2008): jobbeurs onder meer voor havengebonden bediendenberoepen;
g
project contactcentermedewerkers.
Samenwerking: stad Antwerpen, Vooruitzenden, VDAB en Syntra. Doelstelling: aanwerven van 80 contactcentermedewerkers zowel voor interne als voor externe contactcenters. Volgende bedrijven engageerden zich voor tewerkstelling: Telenet, Belgacom-Proximus, VAB/VTB, SNT, Cumanco, Martine Constant en Partners en Call-center Europe. Deze vacatures zullen worden ingevuld door werkzoekenden te informeren, talenten te (h)erkennen en te ontwikkelen door middel van een vooropleiding. Actie: een actieplan wordt in 2009 uitgevoerd.
[ 58 ]
g
Project verkopers/verkoopsters in de retail
Samenwerking: stad Antwerpen, VDAB, FEDIS, UNIZO. Doelstelling: midden 2008 stonden er 250 vacatures in de verkoop open in Antwerpen. De VDAB voerde een specifieke screening van werkzoekenden uit. Via contacten met de winkelvereniging Meir As worden engagementen vastgelegd met bedrijven voor tewerkstelling. Actie: een actieplan wordt ontwikkeld en uitgevoerd in 2009.
[ 59 ]
Hoofdstuk 5 Marktbevraging 1
Algemene en sectorgebonden resultaten van de marktbevraging
Er werd een onlinebevraging georganiseerd (juni-september 2009) bij een representatieve steekproef van bedrijven in de sectoren die werden afgebakend. Het doel van de bevraging was om inzicht te verkrijgen in de manier waarop de rekrutering en de selectie van startende bedienden verloopt en de evaluatie van de competenties te kennen waarover deze beschikken. Tabel 34 geeft een overzicht van de respons en de responsgraad per sector die met 16,9% globaal gezien behoorlijk goed is. Tabel 34 Respons per sector Aantal respondenten
Responsgraad (%)
ANPCB218
80
17,9
Chemie
45
16,8
Distributie
63
12,4
Logistiek
86
18,9
Metaal
46
22,0
Totaal
320
16,9
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
De bedrijven in de tertiaire sector hebben in het afgelopen jaar gemiddeld 7,2 aanwervingen gedaan en plannen tot het einde van het jaar (eind 2009) nog 3,1 bijkomende aanwervingen te doen. 30% van de bedrijven geeft aan dat dit minder is dan in de periode vóór de economische crisis. 67% geeft aan dat dit vergelijkbaar is met de periode vóór de crisis. Tabel 35 geeft een overzicht per sector van het aantal uitgevoerde en geplande aanwervingen en van de evaluatie hiervan in vergelijking met de periode vóór de crisis. We zien dat vooral de sector logistiek minder aanwervingen heeft gedaan in het afgelopen jaar.
[ 60 ]
Tabel 35 Aantal uitgevoerde en geplande aanwervingen en evaluatie van de aanwervingen
Aantal
Aantal aanwervingen in het afgelopen jaar per sector
Aantal geplande aanwervingen per sector
Gemiddeld aantal aanwervingen
Vergelijking met de periode vóór de crisis (in %) Meer Minder Hetzelfde
ANPCB218
77
1,3
0,0
21,1
78,9
Chemie
44
2,2
2,3
25,0
72,7
Distributie
53
31,7
5,8
21,2
73,1
Logistiek
80
2,1
6,3
46,3
47,5
Metaal
44
2,3
2,3
27,3
70,5
Totaal
3,4
29,4
67,2
298
7,2
ANPCB218
76
0,4
Chemie
44
1,0
Distributie
52
14,9
Logistiek
80
0,7
Metaal
44
0,4
Totaal
296
3,1
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
Vervolgens kijken we naar het type contract dat wordt aangeboden aan startende bedienden en de evaluatie van de verhouding tussen contracten van bepaalde en van onbepaalde duur in vergelijking met de periode vóór de economische crisis. In tabel 36 zien we dat de distributiesector het meest gebruik maakt van contracten van bepaalde duur. 20% van de aanwervingen gebeurt op deze manier. Deze situatie is niet veranderd onder invloed van de economische crisis. Twee sectoren, logistiek (16,7%) en chemie (14,7%), werven aanzienlijk meer mensen aan met tijdelijke contracten dan met contracten van onbepaalde duur in vergelijking met de periode vóór de crisis. Tabel 36 Types van contracten en evaluatie van het typecontract Type contract
ANPCB218 Chemie Distributie Logistiek
Evaluatie van type contract
Bepaalde duur
Onbepaalde duur
Interimcontract
Hetzelfde als vóór de economische crisis
Meer tijdelijke aanwervingen dan vroeger
Meer vaste aanwervingen dan vroeger
Aantal
9,6
83,5
7,0
91,8
6,6
1,6
61 34
8,5
73,1
18,4
82,4
14,7
2,9
22,4
69,6
8,1
97,1
2,9
0,0
35
8,8
76,1
15,2
80,6
16,7
2,8
72
Metaal
12,7
65,5
21,7
91,2
8,8
0,0
34
Totaal
11,5
75,1
13,4
87,7
10,6
1,7
236
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
[ 61 ]
Ondanks het feit dat er nog heel wat bijkomende aanwervingen gebeuren, ervaren de bedrijven ook veel knelpunten in dit proces. Tabel 37 geeft een overzicht van de knelpunten die minstens door 10% van de respondenten bij de aanwerving van startende bedienden ervaren worden. De helft van de respondenten geeft aan dat een onvoldoende beheersing van beroepsspecifieke competenties een belangrijk knelpunt is. Bijna de helft stelt dat overdreven loonsverwachtingen van kandidaten een knelpunt is. 30% meent dat startende bedienden zich bovendien ook weinig flexibel opstellen. Tabel 37 Welke knelpunten ervaart u bij het aanwerven van bedienden (n=280) Aantal
% van de knelpunten
% van de respondenten
Te weinig competenties specifiek gelinkt aan het beroep
141
19,9
50,4
Loonsverwachtingen bij starters liggen te hoog
130
18,4
46,4
Starters stellen zich onvoldoende flexibel op
84
11,9
30,0
Onvoldoende kennis van het Frans
71
10,0
25,4
We ervaren geen knelpunten bij de rekrutering en bij de selectie van bedienden
63
8,9
22,5
Te weinig generieke algemene competenties
56
7,9
20,0
Te weinig aanbod van startende bedienden
43
6,1
15,4
Problemen met kinderopvang voor de werknemer
32
4,5
11,4
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
Tegenover deze knelpunten stellen de ondernemingen heel wat acties om toch de vacature te kunnen invullen. Tabel 38 geeft de acties weer die in minstens 10% van de ondernemingen worden genomen. 36% van de bedrijven laat een vacature oningevuld wanneer er geen geschikte kandidaat wordt gevonden. Daarnaast voorzien bedrijven in heel wat interne of externe, beroepsspecifieke of algemene opleidingen om de kandidaten klaar te stomen voor de functie. Tabel 38 Acties die worden ondernomen wanneer een vacature niet ingevuld geraakt (n=278) Aantal
% van de acties
% van de respondenten
We geven interne opleiding gericht op het verbeteren van de beroepsspecifieke competenties
118
26,0
42,4
Vacature wordt niet ingevuld
100
22,1
36,0
Er wordt een persoonlijk opleidingsplan opgesteld
71
15,7
25,5
We geven interne opleiding gericht op het verbeteren van de generieke competenties
47
10,4
16,9
We stellen voor de kandidaat aan te werven via een IBO-contract (individuele beroepsopleiding)
44
9,7
15,8
We verwachten van de kandidaat dat hij/zij een externe bijscholing volgt
39
8,6
14,0
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
[ 62 ]
De algemene en beroepsspecifieke competenties die moeten worden aangepakt, worden weergegeven in tabellen 39 en 40. In de eerste tabel met algemene competenties valt op dat voor zowat alle talen de vraag naar bijscholing duidelijk aanwezig is en dan in het bijzonder voor het Frans waarvan 61% van de bedrijven vindt dat eraan gewerkt moet worden. Flexibiliteit en zin voor initiatief zijn eveneens algemene competenties die verder versterkt moeten worden volgens een meerderheid van de respondenten. Bij de beroepsspecifieke competenties valt opnieuw op dat ook het beroepsgebonden gebruik van vreemde talen verbeterd dient te worden. Tabel 39 Te versterken algemene competenties van startende bedienden (n=220) Aantal
% van de algemene competenties
% van de respondenten
Flexibel zijn
147
14,0
66,8
Frans
136
12,9
61,8
Zin voor initiatief hebben
112
10,6
50,9
Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie
104
9,9
47,3
Klantgericht zijn
101
9,6
45,9
Stressbestendig zijn
94
8,9
42,7
Zelfstandig kunnen werken
94
8,9
42,7
Eigen werk kunnen organiseren
87
8,3
39,5
Engels
65
6,2
29,5
Nederlands
64
6,1
29,1
Duits Totaal BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
48
4,6
21,8
1.052
100,0
478,2
[ 63 ]
Tabel 40 Te versterken beroepsspecifieke competenties van startende bedienden (n=220) Aantal
% van de beroepsspecifieke competenties
% van de respondenten
Commerciële gesprekken kunnen voeren (met inbegrip van onder andere omgang met moeilijke klanten, vakterminologie kennen)
99
9,9
45,8
Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in een vreemde taal (administratief)
87
8,7
40,3
Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in vreemde talen (Engels, Frans, Duits) (logistiek)
83
8,3
38,4
Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in een vreemde taal (Engels, Frans, Duits, en andere) (commercieel)
78
7,8
36,1
Klantgerichtheid
78
7,8
36,1
Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie
60
6,0
27,8
Kennis en toepassing van wet- en regelgeving relevant voor de functie
55
5,5
25,5
Algemene en administratieve opvolging van klanten (dienst na verkoop, klachten, klantenadvies verstrekken, verkoopsadvies)
54
5,4
25,0
Kennis van vakterminologie in het Nederlands en in vreemde talen
53
5,3
24,5
Kennis en toepassing van documentenstroom relevant voor de functie
49
4,9
22,7
Administratieve toepassingen (brieven opmaken, rapportage, agenda beheren, elektronische post, fax, enz.) kennen en hanteren
48
4,8
22,2
Deelnemen aan de verkoop
43
4,3
19,9
Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren
37
3,7
17,1
Technische dossiers samenstellen volgens administratieve regels en procedures
29
2,9
13,4
Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (administratief)
26
2,6
12,0
Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (logistiek)
25
2,5
11,6
Materialen en hun eigenschappen kennen en kunnen gebruiken
25
2,5
11,6
Technische normen (kwaliteit, isolatie, internationale, Belgische, …) kennen en kunnen toepassen
21
2,1
9,7
Technisch Engels gebruiken
19
1,9
8,8
De technieken van het technisch tekenen kennen en kunnen toepassen in twee en drie dimensies
15
1,5
6,9
Kennis en toepassing van visual merchandising Totaal BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
14
1,4
6,5
998
100,0
462,0
[ 64 ]
Tabel 41 geeft een overzicht van de knelpunten, van de te versterken algemene en de te versterken beroepscompetenties per sector. Tabel 41 Overzicht van de knelpunten en van de te versterken algemene en beroepsspecifieke competenties, per sector ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Te hoge loonsverwachting
Te weinig beroepsspecifieke competenties
Onvoldoende flexibel
Te weinig beroepsspecifieke competenties
Te weinig beroepsspecifieke competenties
Te weinig beroepsspecifieke competenties
Te hoge loonsverwachting
Te hoge loonsverwachting
Te hoge loonsverwachting
Te hoge loonsverwachting
Geen knelpunten
Te weinig aanbod van startende bedienden
Te weinig beroepsspecifieke competenties
Frans onvoldoende
Te weinig algemene competenties
Frans onvoldoende
Geen knelpunten
Problemen met kinderopvang voor werknemers
Te weinig flexibel
Geen knelpunten
Frans
Flexibiliteit
Flexibiliteit
Frans
Flexibiliteit
Flexibiliteit
Frans
Zin voor initiatief
Flexibiliteit
PC & software
PC & software
PC & software
Zelfstandig kunnen werken
Zin voor initiatief
Frans
Klantgerichtheid
Eigen werk kunnen organiseren
Klantgerichtheid
Klantgerichtheid
Stressbestendigheid
Commerciële gesprekken kunnen voeren
Communicatie in vreemde taal
Commerciële gesprekken kunnen voeren
Communiceren in vreemde talen
Commerciële gesprekken kunnen voeren
Communicatie in vreemde taal
Commerciële gesprekken kunnen voeren
Klantgerichtheid
Kennis vakterminologie
Communicatie in vreemde taal
Klantgerichtheid
Interne communicatie omtrent het werk en werkorganisatie
Deelname aan de verkoop
Kennis wet- en regelgeving in de functie
Algemene en administratieve opvolging van klanten
Algemene en administratieve opvolging van klanten
Administratieve toepassingen kennen en hanteren
Algemene en administratieve opvolging van klanten
Commerciële gesprekken kunnen voeren
Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie
Knelpunten
Te versterken algemene competenties
Te versterken beroepsspecifieke competenties
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
[ 65 ]
2
Beroepsgebonden resultaten van de marktbevraging
Binnen de afgebakende sectoren werden 16 verschillende bediendenberoepen geselecteerd waar dieper werd op ingegaan. Deze beroepen kunnen verder opgedeeld worden in vier ruimere categorieën: administratie en dienstverlening, commerciële beroepen inclusief verkoop, technische en logistieke bedienden. Tabel 42 geeft een overzicht van de beroepen die aan bod kwamen in de bevraging.
ANPCB218
Chemie
Distributie
Logistiek
Metaal
Totaal
Tabel 42 Overzicht van de beroepen die aan bod kwamen in de bevraging
Directiesecretaresse
15
9
6
15
5
50
Boekhouder
Algemeen bediende
Administratie en dienstverlening
Commerciële beroepen inclusief verkoop
Technische bedienden
Logistieke functies
14
17
5
35
15
86
Bediende personeelszaken
8
13
5
18
14
58
Bediende onthaal en communicatie
10
2
2
2
4
20
Vertegenwoordiger
21
11
5
11
15
63
Winkelbediende
4
3
39
1
1
48
Winkelmanager
0
0
19
1
0
20
Medewerker callcenter
5
1
1
0
0
7
Commercieel bediende binnendienst
17
19
9
22
11
78
Technisch tekenaars
10
3
1
3
14
31
Dispatcher transportplanner
5
3
1
22
7
38
Douanedeclarant
0
0
0
14
0
14
Manifestbediende
0
0
0
10
0
10
Bediende expeditie
2
8
2
31
2
45
Operationeel bediende scheepsagentuur
Geen van bovenstaande
14
6
3
1
4
28
Totaal
74
40
46
76
38
274
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
[ 66 ]
Per beroep werd er gepeild naar het opleidingsniveau en eventueel naar de opleiding waaruit men rekruteert. Vervolgens werd er gepeild naar de evaluatie van algemene en beroepsgebonden competenties waarover de startende bedienden beschikken. De algemene competenties zijn voor alle beroepen dezelfde, de beroepsgebonden competenties werden aangepast per beroep. We overlopen voor de vier groepen van beroepen telkens het opleidingsniveau waaruit men rekruteert en vervolgens gaan we per beroep dieper in op de algemene en beroepsspecifieke competenties. De tevredenheid met de verschillende competenties werd uitgezet op een schaal van 1 tot 4 waarbij 1 staat voor ruim onvoldoende, 2 onvoldoende, 3 voldoende en 4 ruim voldoende.
2.1 Administratie en dienstverlening Binnen de administratie en de dienstverlening wordt er hoofdzakelijk gerekruteerd vanuit het secundair onderwijs en vanuit bacheloropleidingen. Voor algemene bedienden en bedienden onthaal en communicatie rekruteert bijna de helft van de respondenten uit het secundair onderwijs. Directiesecretaresses, boekhouders en bedienden personeelszaken worden eerder gerekruteerd vanuit het bachelordiploma. Voor bedienden onthaal en communicatie geeft 35% van de respondenten aan dat voornamelijk andere criteria van belang zijn dan het opleidingsniveau (tabel 43). Tabel 43 Opleidingsniveaus waaruit werkgevers rekruteren voor beroepen in de administratie en in de dienstverlening met inbegrip van gehanteerde criteria wanneer het opleidingsniveau geen rol speelt (in %) Secundair onderwijs
Bachelor
Master
Opleidingsniveau speelt geen rol
Top drie alternatieve criteria
Algemeen bediende
45,3
29,5
5,8
19,4
Ervaring binnen de sector
Bediende onthaal en communicatie
50,0
15,0
0,0
35,0
Attitude en motivatie
Bediende personeelszaken
19,6
57,1
8,9
14,3
Algemene talenkennis
Boekhouders
17,1
53,3
16,2
13,3
Directiesecretaresse
28,6
49,0
10,2
12,2
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
[ 67 ]
2.1.1
Algemeen bediende
De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van algemeen bediende is gemiddeld 3,1. Wanneer de algemene en de beroepsspecifieke competenties in detail worden bekeken, liggen de scores iets lager, zoals wordt aangegeven in de figuren 22 en 23. Figuur 22 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor algemeen bediende (in %) Ruim voldoende Voldoende Onvoldoende Ruim onvoldoende
Flexibel zijn (m=2,82) Stressbestendig zijn (m=2,76) Zin voor initiatief hebben (m=2,71) klantgericht zijn(m=2,85) Zelfstandig kunnen werken (m=2,72) Besluitvaardig zijn (m=2,61) Het eigen werk kunnn organiseren (m=2,66)
Figuur 23 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor algemeen bediende (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Administratieve toepassingen (brieven opmaken, rapportage, agenda beheren, elektronische post, fax, enz.) kennen en hanteren (m=3,00) Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,14) Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie (m=2,92) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=2,51) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in een vreemde taal (Engels, Frans, Duits, en andere) (m=2,51) Beslissingen nemen in functiegebonden handelingen (m=2,71) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=2,94) 0
20
40
60
80
100
[ 68 ]
2.1.2 Bediende onthaal en communicatie De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van bediende onthaal en communicatie is gemiddeld 3,1. Wanneer de algemene en beroepsspecifieke competenties in detail worden bekeken, liggen de scores iets lager, zoals wordt aangegeven in figuren 24 en 25. De algemene competentie ‘flexibel zijn’ wordt hier wel als voldoende aanwezig beschouwd en ook enkele beroepsspecifieke klantgerichte competenties scoren voldoende. Figuur 24 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor bediende onthaal en communicatie (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=3,11) Stressbestendig zijn (m=2,88) Zin voor initiatief hebben (m=2,56) Klantgericht zijn (m=2,50) Zelfstandig kunnen werken (m=2,67) Besluitvaardig zijn (m=2,50) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,61) 0
20
40
60
80
100
Figuur 25 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor bediende onthaal en communicatie (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m= 3,12) Administratieve taken uitvoeren (postbedeling, elektronische post, agenda beheren) (m=2,94) Klantgerichte mondelinge communicatievaardigheden in het Nederlands (m=3,06) Klantgerichte mondelinge communicatievaardigheden in vreemde talen (Engels, Frans, Duits, en andere) (m=2,56) Beslissingen nemen in functiegebonden handelingen (m=2,59) Initiatief nemen in het uitvoeren van de functie (m=2,65) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=2,88) Klantvriendelijk onthaal organiseren (m=3,06) Kennis en gebruik van documenten en verrichtingen relevant voor de bedrijfsactiviteit en -sector (m=2,75) 0
20
40
60
80
100
[ 69 ]
2.1.3 Bediende personeelszaken De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van bediende personeelszaken is gemiddeld 3,3. Het is opvallend dat de scores van zowel de algemene als van de beroepsspecifieke competenties van de bediende personeelszaken een gemiddelde score halen van 3 en meer (figuren 26 en 27).
Figuur 26 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor bediende personeelszaken (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=3,20) Stressbestendig zijn (m=3,09) Zin voor initiatief hebben (m=3,11) Klantgericht zijn (m=3,13) Zelfstandig kunnen werken (m=3,11) Besluitvaardig zijn (m=2,89) Het eigen werk kunnen organiseren (m=3,07) 0
20
40
60
100
80
Figuur 27 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor bediende personeelszaken (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Analyse, interpretatie en toepassing van sociale en arbeidswetgeving (m=3,07) Loonberekening en loonadministratie uitvoeren (m=3,12) Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,21) Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie (m=3,13) Mondelinge vaardigheden in het Nederlands, met inbegrip van kennis en gebruik van vakterminologie (m=3,18) Beslissingen nemen in functiegebonden handelingen (m=3,02) Initiatief nemen in het uitvoeren van de functie (m=3,07) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,27) Kennis en gebruik van documenten en verrichtingen relevant voor de bedrijfsactiviteit en -sector (m=2,75) 0
20
40
60
80
100
[ 70 ]
2.1.4 Boekhouder De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van boekhouder is gemiddeld 3,1. De tevredenheid met de algemene competenties is eerder laag te noemen. Binnen de beroepsspecifieke competenties scoren de typische boekhoudkundige aspecten wel voldoende (figuren 28 en 29).
Figuur 28 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor boekhouder (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,82) Stressbestendig zijn (m=2,81) Zin voor initiatief hebben (m=2,66) Klantgericht zijn (m=2,83) Zelfstandig kunnen werken (m=2,68) Besluitvaardig zijn (m=2,47) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,64) 0
20
40
60
80
100
Figuur 29 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor boekhouder (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Economische en boekhoudkundige principes kennen en toepassen (m=3,03) Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,21) Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie (m=2,85) Externe mondelinge en/of schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=3,01) Kennis en toepassing van wet- en regelgeving relevant voor de functie (m=2,81) Beslissingen nemen in functiegebonden handelingen (m=2,74) Initiatief nemen in het uitvoeren van de functie (m=2,70) Toepassing van boekhoudkundige principes (klanten, leveranciers, loonadministratie) (m=3,09) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,06) 0
20
40
60
80
100
[ 71 ]
2.1.5 Directiesecretaresse De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van directiesecretaresse is gemiddeld 3,2. De beroepsspecifieke competenties van directiesecretaresse worden globaal gezien beter geëvalueerd dan de algemene competenties (figuren 30 en 31).
Figuur 30 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor directiesecretaresse (in %)
Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,98) Stressbestendig zijn (m=2,88) Zin voor initiatief hebben (m=2,84) Klantgericht zijn (m=2,98) Zelfstandig kunnen werken (m=2,81) Besluitvaardig zijn (m=2,71) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,90) 0
20
40
60
80
100
Figuur 31 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor directiesecretaresse (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Administratieve toepassingen (brieven opmaken, rapportage, agenda beheren, elektronische post, fax, enz.) kennen en hanteren (m=3,24) Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,29) Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie (m=2,93) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=3,20) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in een vreemde taal (m=2,80) Beslissingen nemen in functiegebonden handelingen (m=2,74) Initiatief nemen in het uitvoeren van de functie (m=2,80) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,10) Leidinggevende vaardigheden (m=2,54) 0
20
40
60
80
100
[ 72 ]
2.2 Commerciële beroepen inclusief verkoop Commerciële beroepen, inclusief verkoop, worden het vaakst gerekruteerd uit een opleiding op bachelorniveau. Enkel voor winkelbedienden wordt ook vaak gerekruteerd op het niveau van het secundair onderwijs. Opvallend is bovendien dat vooral bij winkelbedienden en bij medewerkers callcenter ook heel vaak andere criteria een belangrijke rol spelen bij de aanwerving. Iets meer dan 20% van de vertegenwoordigers wordt gerekruteerd op masterniveau (tabel 44). Tabel 44 Opleidingsniveaus waaruit werkgevers rekruteren voor commerciële beroepen inclusief verkoop met inbegrip van gehanteerde criteria wanneer het opleidingsniveau geen rol speelt ( in %) Lager onderwijs
Secundair onderwijs
Bachelor
Master
Opleidingsniveau speelt geen rol
Commercieel bediende binnendienst
1,1
26,1
46,6
10,2
15,9
Attitude en motivatie
Medewerker callcenter
0,0
28,6
42,9
0,0
28,6
Talenkennis
Vertegenwoordiger
1,5
17,6
41,2
22,1
17,6
Ervaring binnen de sector
Winkelbediende
6,5
43,5
9,7
1,6
38,7
Winkelmanager
0,0
29,0
32,3
16,1
22,6
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES (2009).
Top drie alternatieve criteria
[ 73 ]
2.2.1 Commercieel bediende binnendienst De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van commercieel bediende binnendienst is gemiddeld 3,1. De algemene competenties worden als voldoende geëvalueerd terwijl de beroepsspecifieke competenties globaal genomen iets lager worden gewaardeerd (figuren 32 en 33). Figuur 32 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor commercieel bediende binnendienst (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,98) Stressbestendig zijn (m=2,91) Zin voor initiatief hebben (m=2,84) Klantgericht zijn (m=2,98) Zelfstandig kunnen werken (m=2,89) Besluitvaardig zijn (m=2,77) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,91) 0
20
40
60
80
100
Figuur 33 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor commercieel bediende binnendienst (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,26) Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie (m=2,98) Commerciële gesprekken kunnen voeren (met inbegrip van onder andere omgang met moeilijke klanten, vakterminologie kennen en gebruiken en over voldoende productkennis beschikken) (m=2,71) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in een vreemde taal (Engels, Frans, Duits, en andere) (m=2,76) Beslissingen nemen in functiegebonden handelingen (m=2,82) Initiatief nemen in het uitvoeren van de functie (m=2,86) Algemene en administratieve opvolging van klanten (dienst na verkoop, klachten, klantenadvies verstrekken, verkoopsadvies, debiteurenbeheer) (m=2,92) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,10) Leidinggevende vaardigheden (m=2,54) 0
20
40
60
80
100
[ 74 ]
2.2.2 Medewerker callcenter De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van medewerker callcenter ligt met een gemiddelde van 3,3 hoog. Deze hoge tevredenheid staat in schril contrast met de lage tevredenheid over de verschillende algemene compententies die werden bevraagd. Over de beroepsspecifieke competenties is men globaal gezien iets meer tevreden (figuren 34 en 35).
Figuur 34 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor medewerker callcenter (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,82) Stressbestendig zijn (m=2,81) Zin voor initiatief hebben (m=2,66) Klantgericht zijn (m=2,83) Zelfstandig kunnen werken (m=2,68) Besluitvaardig zijn (m=2,47) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,64) 0
20
40
60
80
100
Figuur 35 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor medewerker callcenter (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,20) Goede mondelinge en schriftelijke vaardigheden in het Nederlands (m=3,33) Mondelinge vaardigheden in vreemde talen (m=2,75) Uitvoering en administratieve opvolging van bestellingen, reservaties, dispatching, dienst na verkoop en klachten (m=2,80) Informeren, adviseren, informatie verstrekken omtrent producten (m=2,80) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,00) Voeren van commerciële gesprekken (verkoop en marketing van producten) (m=2,75) Toepassing van boekhoudkundige principes (klanten, leveranciers, loonadministratie (m=3,09) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,06) 0
20
40
60
80
100
[ 75 ]
2.2.3 Vertegenwoordiger De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van vertegenwoordiger is met 3,0 weer eerder laag. De gedetailleerde bevraging van algemene en beroepsspecifieke competenties geeft ook hier een nuancering weer. De tevredenheid met de algemene competenties van vertegenwoordigers is eerder hoog terwijl de tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties eerder laag te noemen is (figuren 36 en 37). Figuur 36 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor vertegenwoordiger (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=3,10) Stressbestendig zijn (m=3,00) Zin voor initiatief hebben (m=2,86) Klantgericht zijn (m=3,06) Zelfstandig kunnen werken (m=2,88) Besluitvaardig zijn (m=2,82) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,88) 0
20
40
60
80
100
Figuur 37 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor vertegenwoordiger (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Leidinggevende vaardigheden (m=2,59) Marktanalyse uitvoeren en opvolgen van branche, commercieel, administratief en kennis van concurrenten (m=2,64) Diverse klantengroepen gepast benaderen (m=2,82) Duidelijk en met overtuigingskracht argumenteren (m=2,86) Prospectieplan opstellen (m=2,64) Verkoopscontracten opstellen (m=2,65) Studie, advies en bijstand leveren (m=2,76) Toepassing van boekhoudkundige principes (klanten, leveranciers, loonadministratie (m=3,09) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,06) 0
20
40
60
80
100
[ 76 ]
2.2.4 Winkelbediende De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van winkelbediende ligt erg laag met een gemiddelde van 2,9. De uitsplitsing van de verschillende algemene en beroepsspecifieke competenties ligt nog lager met scores die voor de meeste competenties lager zijn dan 2,5 en die dus als eerder onvoldoende worden gewaardeerd (figuren 38 en 39). Figuur 38 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor winkelbediende (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,53) Stressbestendig zijn (m=2,58) Zin voor initiatief hebben (m=2,18) Klantgericht zijn (m=2,64) Zelfstandig kunnen werken (m=2,31) Besluitvaardig zijn (m=2,33) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,18) 0
20
40
60
80
100
Figuur 39 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor winkelbediende (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Kennen en toepassen principes van goederenbehandeling: aanvullen, ordenen en opruimen in het magazijn en in de rekken (m=2,65) Productkennis verzamelen en aanwenden (m=2,30) Uitvoeren van kassaverrichtingen (m=2,53) Rekenvaardigheid (m=2,62) Deelnemen aan de verkoop (m=2,57) Toepassing principes van visual merchandising (m=2,18) Klantgerichtheid (verbaal en non-verbaal) (m=2,69) Multitasking (m=2,40) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,06) 0
20
40
60
80
100
[ 77 ]
2.2.5 Winkelmanager De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van winkelmanager ligt eveneens laag met 2,8. Winkelmanagers scoren wel beter op wat betreft de algemene competenties maar op de beroepsspecifieke competenties scoren ze dan weer eerder matig (figuren 40 en 41). Figuur 40 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor winkelmanager (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,83) Stressbestendig zijn (m=3,06) Zin voor initiatief hebben (m=3,00) Klantgericht zijn (m=3,11) Zelfstandig kunnen werken (m=3,00) Besluitvaardig zijn (m=2,61) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,83) 0
20
40
60
80
100
Figuur 41 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor winkelmanager (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Werkorganisatie (m=2,87) Leidinggevende vaardigheden (m=2,47) Kennis en toepassing van wet- en regelgeving relevant voor de functie (m=2,33) Basiskennis PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=2,93) Kennis en toepassing van visual merchandising (m=2,53) Voorkomen fraude en bewaken geldstroom (m=2,73) Voorraadstromen beheren (m=2,80) Waarden van de onderneming kunnen overbrengen (m=2,60) Rapporteren (m=2,47) 0
20
40
60
80
100
[ 78 ]
2.3 Technische beroepen Uit tabel 45 komt naar voren dat men voor technisch tekenaars voornamelijk op secundair en bachelorniveau rekruteert. Daarnaast zijn er ook heel wat werkgevers voor wie het diploma mogelijk niet doorslaggevend is. Criteria die in dit geval wel een rol spelen, zijn ervaring binnen de sector, IT-kennis en de algemene talenkennis. Tabel 45 Opleidingsniveaus waaruit werkgevers rekruteren voor technisch tekenaars (in %)
Technisch tekenaars
Secundair onderwijs
Bachelor
Master
Opleidingsniveau speelt geen rol
23,1
41,0
17,9
17,9
Alternatieve criteria
Ervaring binnen de sector Talenkennis IT-kennis
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES, 2009.
[ 79 ]
2.3.1
Technisch tekenaar
De mate van algemene tevredenheid met het competentieniveau van technisch tekenaars is gemiddeld 3,0. Als we meer in detail naar de algemene en beroepsspecifieke competenties van technisch tekenaars kijken, dan krijgen we een vergelijkbaar beeld van de competenties die globaal gezien als voldoende worden gewaardeerd (figuren 42 en 43). Figuur 42 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor technisch tekenaar (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=3,00) Stressbestendig zijn (m=2,82) Zin voor initiatief hebben (m=2,71) Klantgericht zijn (m=2,72) Zelfstandig kunnen werken (m=2,75) Besluitvaardig zijn (m=2,68) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,75) 0
20
40
60
80
100
Figuur 43 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor technisch tekenaar (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
De technieken van het technisch tekenen kennen en kunnen toepassen in twee en drie dimensies (m=3,00) Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,08) Technische normen (kwaliteit, isolatie, internationale, Belgische,…) kennen en kunnen toepassen (m=2,60) Technische dossiers samenstellen volgens administratieve regels en procedures (m=2,52) Materialen en hun eigenschappen kennen en kunnen gebruiken (m=2,58) Technisch Engels gebruiken (m=2,70) Werken volgens een lastenboek (m=2,68) Databank van basisonderdelen gebruiken (m=2,73) Rapporteren (m=2,47) 0
20
40
60
80
100
[ 80 ]
2.4 Logistieke bedienden Voor de functie van dispatcher-transportplanner, douanedeclarant en bediende expeditie stellen we vast dat bedrijven het opleidingsniveau niet altijd doorslaggevend vinden. Kandidaten met ervaring binnen de sector, algemene talenkennis, attitude en motivatie komen mogelijks ook in aanmerking. Het secundair en bachelorniveau zorgen voor de meeste instroom in de logistieke functies (tabel 46). Tabel 46 Opleidingsniveaus waaruit werkgevers rekruteren voor logistieke bedienden (in %) Lager onderwijs
Secundair onderwijs
Bachelor
Master
Opleidingsniveau speelt geen rol
Bediende expeditie
0,0
18,8
60,4
10,4
10,4
Ervaring andere beroepsactiviteiten binnen de sector
Dispatcher transportplanner
2,5
35,0
37,5
2,5
22,5
Algemene talenkennis
Douanedeclarant
0,0
42,1
31,6
0,0
26,3
Attitude en motivatie
Manifestbediende
0,0
53,3
46,7
0,0
0,0
Operationeel bediende scheepsagentuur
0,0
60,0
30,0
10,0
0,0
BRON: marktbevraging, Werk en Economie stad Antwerpen en WES, 2009.
Alternatieve criteria
[ 81 ]
2.4.1 Bediende expeditie De mate van tevredenheid met het competentieniveau van bediende expeditie heeft een gemiddelde van 3,1. De tevredenheid met de algemene en beroepsspecifieke competenties is iets lager en komt slechts bij enkele competenties boven de drie uit (figuren 44 en 45). Figuur 44 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor bediende expeditie (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,79) Stressbestendig zijn (m=2,74) Zin voor initiatief hebben (m=2,69) Klantgericht zijn (m=2,67) Zelfstandig kunnen werken (m=2,67) Besluitvaardig zijn (m=2,47) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,77) 0
20
40
60
80
100
Figuur 45 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor bediende expeditie (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Kennis hebben van verschillende vervoersmodi en hun inzetbaarheid (m=2,74) Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,30) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=3,08) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in vreemde talen (Frans, Engels, Duits) (m=2,63) Kennis en toepassing van wet- en regelgeving relevant voor de functie (m=2,63) Administratieve regels en procedures voor goederentransport kennen, toepassen en controleren (m=2,66) Voorbereidend werk en initiatief nemen in het uitvoeren van de functie (m=2,61) Uitvoeren commercieel werk: proactieve communicatie over vervoer aan klant (m=2,46) Rapporteren (m=2,47) 0
20
40
60
80
100
[ 82 ]
2.4.2 Dispatcher transportplanner De mate van tevredenheid met het competentieniveau van dispatcher transportplanner komt gemiddeld op 3,0. De gedetailleerde bevraging van de algemene en beroepsspecifieke competenties levert daarnaast een positief beeld op. Op de algemene competenties scoren dispatcher transportplanners voldoende alsook op de beroepsspecifieke competenties (figuren 46 en 47). Figuur 46 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor transportplanner (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=3,07) Stressbestendig zijn (m=3,00) Zin voor initiatief hebben (m=3,00) Klantgericht zijn (m=3,10) Zelfstandig kunnen werken (m=3,07) Besluitvaardig zijn (m=2,93) Het eigen werk kunnen organiseren (m=3,03) 0
20
40
60
80
100
Figuur 47 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor transportplanner (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,34) Interne communicatie omtrent het werk en de werkorganisatie (met magazijn, chauffeurs, ...) (m=3,03) Kennis en toepassing van wet- en regelgeving relevant voor de functie (m=2,76) Opmaak en controle van noodzakelijke documenten in functie van transportplanning (m=3,03) Organiseert de opdrachten zo efficiënt mogelijk rekening houdend met geografie, uitvoeringstijd, laad- en lostijden, wensen van de klant, wijzigende omstandigheden, ... (m=2,90) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=3,27) Externe mondelinge en schriftelijke basiscommunicatie in het Frans en het Engels (m=2,83) Initiatief nemen in het uitvoeren van de functie (m=3,00) Rapporteren (m=2,47) 0
20
40
60
80
100
[ 83 ]
2.4.3 Douanedeclarant De mate van tevredenheid met het competentieniveau van douanedeclarant is gemiddeld 3,0. De tevredenheid met de algemene competenties die in detail worden opgesomd, is eerder laag en haalt nergens een gemiddelde voldoende score. Op de beroepsspecifieke competenties scoort men gemiddeld iets beter dan op de algemene competenties (figuren 48 en 49).
Figuur 48 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor douanedeclarant (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,85) Stressbestendig zijn (m=2,92) Zin voor initiatief hebben (m=2,77) Klantgericht zijn (m=2,69) Zelfstandig kunnen werken (m=2,69) Besluitvaardig zijn (m=2,67) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,85) 0
20
40
60
80
100
Figuur 49 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor douanedeclarant (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,31) Werking en structuur van logistieke keten kennen en kunnen hanteren (m=2,54) Kennis en toepassing van wet- en regelgeving relevant voor de functie (m=2,85) Externe mondeling en schriftelijke communicatie in vreemde talen (Frans, Engels, Duits) (m=2,58) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=3,15) Gegevens verzamelen, registreren, klasseren en beheren (m=3,00) Administratieve regels en procedures voor tarifering kennen en toepassen (m=2,69) Klachtenbehandeling en oplossen geschillen (m=2,42) Rapporteren (m=2,47) 0
20
40
60
80
100
[ 84 ]
2.4.4 Manifestbediende Over het algemene competentieniveau van manifestbediende is men met een gemiddelde score van 3,0 matig tevreden. Wanneer de algemene en beroepsspecifieke competenties in detail worden overlopen, dan zien we dat de tevredenheid in het algemeen iets lager is (figuren 50 en 51). Figuur 50 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor manifestbediende (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=2,70) Stressbestendig zijn (m=2,80) Zin voor initiatief hebben (m=2,50) Klantgericht zijn (m=2,60) Zelfstandig kunnen werken (m=2,50) Besluitvaardig zijn (m=2,40) Het eigen werk kunnen organiseren (m=2,40) 0
20
40
60
80
100
Figuur 51 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor manifestbediende (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in vreemde talen (Frans, Engels, Duits) (m=2,60) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=3,10) Kennis van vakterminologie (scheepsdocumenten) in het Nederlands en in vreemde talen (m=2,50) Kennis en toepassing van scheepsdocumenten en documentenstroom (m=2,60) Kennis van havengebonden procedures (m=2,33) Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,30) Administratieve regels en procedures voor tarifering kennen en toepassen (m=2,69) Klachtenbehandeling en oplossen geschillen (m=2,42) Rapporteren (m=2,47) 0
20
40
60
80
100
[ 85 ]
2.4.5 Operationeel bediende scheepsagentuur Het algemene competentieniveau van operationeel bediende scheepsagentuur wordt met een gemiddelde van 3,3 hoog gewaardeerd. Bovendien scoren ook de verschillende algemene en beroepsspecifieke competenties van deze groep bedienden voldoende (figuren 52 en 53). Figuur 52 Mate van tevredenheid met de algemene competenties voor operationeel bediende scheepsagentuur (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Flexibel zijn (m=3,00) Stressbestendig zijn (m=3,00) Zin voor initiatief hebben (m=2,88) Klantgericht zijn (m=3,00) Zelfstandig kunnen werken (m=3,00) Besluitvaardig zijn (m=2,88) Het eigen werk kunnen organiseren (m=3,00) 0
20
40
60
80
100
Figuur 53 Mate van tevredenheid met de beroepsspecifieke competenties voor operationeel bediende scheepsagentuur (in %) Onvoldoende
Ruim voldoende
Ruim onvoldoende
Voldoende
Hanteren van PC en courante software voor het uitvoeren van de functie (m=3,63) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in vreemde talen (Frans, Engels, Duits) (m=3,00) Externe mondelinge en schriftelijke communicatie in het Nederlands (m=3,25) Kennis van vakterminologie in het Nederlands en in vreemde talen (m=2,88) Kennis van basisbegrippen, instanties en activiteiten maritiem vervoer (m=3,00) Kennis en toepassing van wet- en regelgeving relevant voor de functie (m=2,63) Kennis van gebruikelijke documenten (B/L, laadbrief, gevaarlijk goed certificaat) (m=2,88) Klachtenbehandeling en oplossen geschillen (m=2,42) Rapporteren (m=2,47) 0
20
40
60
80
100
[ 86 ]
2.5 Conclusies Figuur 54 geeft een globaal overzicht van de evaluatie van de algemene competenties per beroepengroep. De sterkste competentie is flexibel zijn, de zwakste besluitvaardig zijn. De commerciële bedienden scoren op alle competenties lager dan andere bedienden behalve op klantgerichtheid.
Figuur 54 Evaluatie van de algemene competenties per beroepengroep
Technische bedienden
Commerciële bedienden inclusief verkoop
Logistieke bedienden
Administratie en dienstverlening
3,1 3,0 2,9 2,8 2,7 2,6 2,5 2,4
Het eigen werk kunnen organiseren
Besluitvaardig zijn
Zelfstandig kunnen werken
Klantgericht zijn
Zin voor initiatief hebben
Stressbestendig zijn
Flexibel zijn
2,3
De beroepsspecifieke competenties zoals de schriftelijke en de mondelinge communicatie in het Nederlands in een beroepsgebonden context en het beroepsgebonden gebruik van pc en software scoren globaal gezien goed als competenties.
[ 87 ]
HOOFDSTUK 6 SWOT 1
De SWOT-techniek
Op basis van de gevonden elementen in de vorige hoofdstukken maken we hier afsluitend een SWOT-analyse. Vooraleer te kunnen starten met een SWOT-analyse is het van belang om af te bakenen welke entiteit deze omvat, met andere woorden wat is de centrale focus van onze SWOT-analyse? Deze afbakening is belangrijk om te kunnen bepalen welke de interne sterkten en zwakten zijn en welke de externe bedreigingen en opportuniteiten zijn. De entiteit wordt afgebakend aan de hand van een aantal criteria. In eerste instantie is er een geografische afbakening die het arrondissement Antwerpen omvat. De tweede afbakening is van sectorale aard. Het sectorale netwerk tertiair omvat vijf subsectoren, namelijk ANPCB218, chemie, distributie, logistiek en metaal. De laatste afbakening is die naar profielen die worden opgenomen in de analyse. Dat zijn de administratieve, de commerciële, de logistieke en de technische bedienden. Elementen die betrekking hebben op deze entiteit en die dus vanuit het sectorale netwerk beïnvloedbaar zijn, worden beschouwd als sterkten en zwakten. Elementen die daarbuiten vallen en die vanuit het sectorale netwerk niet of slechts onrechtstreeks beïnvloedbaar zijn, worden beschouwd als opportuniteiten en bedreigingen. Sterkten en zwakten hebben dus te maken met de beheersbare factoren. Ze zijn af te leiden uit een interne analyse van de organisatie of entiteit waar de analyse voor gemaakt wordt. Opportuniteiten en bedreigingen zijn niet-beheersbare aspecten die toch een invloed uitoefenen op de organisatie of entiteit waarvoor de analyse wordt gemaakt. Het zijn gegevenheden uit de ruimere omgeving waar rekening mee gehouden moet worden. De sterkten en zwakten zijn wel beheersbaar en kunnen ingezet of aangepakt worden om de niet-beheersbare elementen het hoofd te bieden. Na de afbakening van onze entiteit wordt er een longlist van SWOT-elementen opgemaakt. Uit de longlist werd in overleg met de stuurgroep, bestaande uit de verschillende stakeholders1 van de tertiaire sector, een shortlist van de belangrijkste sterkten, zwakten, opportuniteiten en bedreigingen geselecteerd die de basis vormen van de confrontatiematrix. In een confrontatiematrix worden sterkten, zwakten, opportuniteiten en bedreigingen aan elkaar gekoppeld door het stellen van enkele vragen: 1
Vertegenwoordigers uit de vijf sectoren, onderwijspartners uit verschillende netten, beleidsmedewerkers van de stad Antwerpen, de VDAB en andere arbeidsmarktpartners.
[ 88 ]
g
hoe belangrijk is onze sterkte om de opportuniteit te kunnen waarmaken of te realiseren?
g
hoe belangrijk is onze sterkte om de bedreiging het hoofd te bieden of te vermijden?
g
hoe belangrijk is het om onze zwakte te overwinnen om deze opportuniteit te kunnen waarmaken of te realiseren?
g
hoe belangrijk is het om onze zwakte te overwinnen om deze bedreiging het hoofd te bieden of te vermijden?
Elke confrontatie krijgt een score tussen 0 en 3. Na sommering van alle confrontatiescores krijgen we een duidelijk beeld van welke sterkten en zwakten er prioritair dienen te worden ingezet om de opportuniteiten zoveel mogelijk te kunnen realiseren en de bedreigingen te kunnen weerstaan. In tabellen 47 en 48 wordt eerst de longlist van de SWOT-elementen weergegeven en vervolgens de shortlist waarmee we in de confrontatiematrix aan de slag zijn gegaan.
2
SWOT-elementen
2.1 Sterkten Het bestaan van een dialoog tussen het onderwijs en andere opleidingsverstrekkers, de sectorfederaties, de VDAB en de stad Antwerpen én de inspanningen die de stad Antwerpen en de VDAB nemen en in de toekomst willen blijven nemen om deze dialoog te ondersteunen en hieraan een actieplan te koppelen voor de tertiaire sector, is een grote sterkte voor de verdere evolutie van de sector. De verschillende stakeholders die rond de tafel worden gebracht en samen zoeken naar antwoorden op de vragen die zich stellen, garanderen immers een integrale aanpak van uitdagingen. Er bestaat bovendien een grote eensgezindheid tussen alle partners om acties te ondernemen die bijdragen tot een betere studie- en beroepskeuze. Door het structureren en organiseren van een informatiedoorstroom over studierichtingen en sectoren kunnen imagoproblemen, waar zowel sommige sectoren als bepaalde studierichtingen mee kampen, aangepakt worden. Een betere informatiedoorstroom naar potentiële studenten en/of sollicitanten garandeert ook een betere studie- en/of beroepskeuze. Twee sterkten die rechtstreeks met de sectoren te maken hebben, worden als belangrijk weerhouden. Ten eerste de groei in de tewerkstelling die men in een diversiteit aan beroepen nog steeds vaststelt en ten tweede de bereidheid van bedrijven om diverse opleidingsinspanningen te nemen om vacatures in te vullen. Beide kenmerken van bedrijven in de tertiaire sector bieden heel wat mogelijkheden om in te spelen op de uitdagingen van de toekomst.
Algemene trends
Opleidingsaanbod
Aanbodzijde
Vraagzijde
Inburgering/toepassing van IBO bij bedrijven is matig Globale tevredenheid van de sector met algemene competenties is laag
Globale tewerkstelling in de sector is toegenomen
Tevredenheid beroepsspecifieke competenties redelijk goed
Bereidheid van de stad Antwerpen om te investeren in sectorale netwerken voor het ganse arrondissement Eensgezindheid om in te zetten op betere studie- en beroepskeuze Dialoog tussen onderwijs en andere opleidingsverstrekkers binnen sectorale netwerken
Groeiende aandacht voor diversiteit
Niet alle deelsectoren maken gebruik van diversiteitsplannen
Oproep ervaringsbewijs dispatcher onbeantwoord
Aantal deelsectoren is krimpend (chemie, reorganisatie gekend, nu redelijk stabiel) Aantal knelpuntberoepen geraakt structureel niet opgelost
Ruimte voor training on the job, diploma speelt minder een rol Gezamenlijke investering transportketensimulator voor meerdere logistieke beroepen/opleidingen
Zwakten Groei van het aantal bedrijven in de tertiaire sector is kleiner dan in Vlaanderen Groei van een aantal deelsectoren (ANPCB218, metaal) is kleiner dan globaal in Vlaanderen
Sterkten
Groei van de logistieke sector is groter dan elders in Vlaanderen Inspanningen: er worden heel wat opleidingsinspanningen geleverd om vacatures in te vullen (interne opleiding naar beroepsspecifieke en generieke competenties, persoonlijk opleidingsplan; IBO-contract, externe opleiding) Bijna 70% van de bedrijven werft evenveel aan nu als in de periode vóór de crisis 35% van de bedrijven in de logistieke sector in Vlaanderen is gevestigd in Antwerpen
Tabel 47 Longlist van de SWOT-elementen Bedreigingen
Etnische diversiteit van de bevolking Diversiteit in de bevolking
Uitbreiding van kansengroepen Zelfde oefening gebeurt op Vlaams niveau (SW met onderwijs, sector)
Crisis en de gevolgen voor het werkgelegenheidsbeleid
Weinig flexibele houding bij startende bedienden
Hoge loonsverwachtingen bij startende bedienden
Te weinig aanbod voor startende bedienden in de chemie Activiteitsgraad en werkzaamheidsgraad liggen lager dan elders in Vlaanderen Enkele competenties zwak voor meerdere beroepen: commerciële gesprekken voeren, vaktechnische kennis in het geval van logistiek, talenkennis
Talenkennis onvoldoende
Gebrek aan flexibele kinderopvang
Gebrek aan algemene en beroepsspecfieke competenties bij startende bedienden
Attitude en motivatie zijn vaak zwak
IBO is geen flexibel instrument
Heel wat knelpuntberoepen behoren tot de tertiaire sector
Andere regio's die zich profileren als logistieke draaischijf Groei van het aantal bedrijven in de tertiaire sector is sterker elders in Vlaanderen
Nieuwe sectorconvenanten in de maak
Uitwerking HBO-beleid en flexibiliteit van volwassenenonderwijs, beroepscompetentieprofielen Hervorming van deeltijds en voltijds secundair onderwijs Ruim aanbod van mogelijkheden voor volwassenenonderwijs Stijging van het aantal geboortes sinds 2001 (= langere termijn) bevolkingsprognoses zijn positief
Werkgelegenheidsgraad ligt hoger
Studentenaantallen in het hoger onderwijs globaal gezien in stijgende lijn = meer hoogopgeleide uitstroom Babyboomers van de jaren 90 stromen momenteel uit naar onderwijs en arbeidsmarkt Voor een aantal beroepen zijn competenties belangrijker dan diploma
Mogelijkheid om met ervaringsbewijzen te kunnen werken
Mogelijkheid van aanwervingen via IBO-contracten
Opportuniteiten
[ 89 ]
[ 90 ]
Tabel 48 Shortlist van de SWOT-elementen Zwakten
Opportuniteiten
Dialoog tussen onderwijs en recent ook andere opleidingsverstrekkers, sectorfederaties en de stad Antwerpen binnen sectorale netwerken
Sterkten
Mismatch tussen verwachtingen op het vlak van algemene competenties bij bedrijven en algemene competenties waarover startende bedienden beschikken
Uitwerking HBO-beleid en flexibiliteit van volwassenenonderwijs, beroepscompetentieprofielen
Attitude en motivatie zijn vaak zwak
Bedreigingen
Er worden heel wat opleidingsinspanningen geleverd om vacatures in te vullen (interne opleiding naar beroepsspecifieke en generieke competenties, persoonlijk opleidingsplan; IBO- contract, externe opleiding, ruimte voor training on the job)
Een aantal knelpuntberoepen geraakt structureel niet opgelost
Voor een aantal beroepen zijn de competenties belangrijker dan het diploma
Zwakke algemene competenties bij startende bedienden: talen, flexibiliteit, loonsverwachtingen te hoog
Eensgezindheid om in te zetten op een betere studie- en beroepskeuze
Aangereikte instrumenten voor een diversiteitsbeleid worden onderbenut in de sector
Mogelijkheid om met ervaringsbewijzen te kunnen werken
Huidige crisis en gevolgen voor werkgelegenheidsbeleid
Bereidheid van de stad Antwerpen om te investeren in de sectorale netwerken
Inburgering/toepassing van IBO bij bedrijven is matig
Stijging van geboortes en positieve bevolkingsprognoses
Werkzaamheidsgraad en activiteitsgraad liggen lager dan elders in Vlaanderen
Globale tewerkstelling in veelheid aan beroepen neemt toe en 70% van de bedrijven werft evenveel aan als vóór de crisis
BSO en DBSO weinig als voorkeur beschouwd om te rekruteren
Diversiteit in de bevolking creëert mogelijkheden voor instroom in de sector
Kwetsbare positie op de arbeidsmarkt van kansengroepen (zie definitie SERV)
Hervorming van secundair onderwijs
2.2 Zwakten Een belangrijk aandachtspunt waar de tertiaire sector rekening mee dient te houden in de toekomst is de kloof die er is tussen enerzijds de verwachtingen die bedrijven hebben naar startende bedienden en anderzijds de competenties waar deze groep over beschikt. Momenteel stellen we vast dat bedrijven maar zeer matig tevreden zijn over de beroepsspecifieke en algemene competenties van startende bedienden. Daarnaast zijn er binnen de tertiaire sector ook een aantal knelpuntberoepen die niet opgelost geraken. Sommige van deze knelpuntberoepen hebben een structureel karakter waardoor een integrale oplossing gezocht moet worden. De sector maakt ook onvoldoende gebruik van de mogelijkheden die er zijn om diverse groepen duurzaam te integreren. Zo wordt er relatief weinig gebruikgemaakt van IBOcontracten en zijn er bovendien intern erg grote verschillen tussen de deelsectoren.
[ 91 ]
Ook op het vlak van diversiteitsplannen scoort de sector minder sterk. Dit betekent niet dat er geen diversiteit is, maar toont wel aan dat er niet op een structurele en integrale manier met het thema wordt omgegaan. Een laatste zwakte wijst erop dat het BSO en het DBSO weinig als voorkeursrichting worden gehanteerd bij de rekrutering van startende bedienden. Bedrijven verkiezen jongeren met een andere vooropleiding in hun aanwervingsstrategieën.
2.3 Opportuniteiten Om de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verbeteren, bieden de uitwerking van het Hoger BeroepsOnderwijs (HBO) en de flexibiliteit waarmee het volwassenenonderwijs opleiding en vorming kan aanbieden heel wat mogelijkheden. Bovendien staat er een hervorming van het secundair onderwijs op de agenda die een belangrijke bijkomende impuls zou kunnen betekenen voor de afstemming van vraag en aanbod binnen de tertiaire sector. Bovendien kan deze afstemming verder geoptimaliseerd worden door de mogelijkheden die er zijn om met ervaringsbewijzen of met elders verworven competenties eerder dan een bepaald diploma aan de slag te gaan binnen de bedrijven. De stijging van het aantal geboortes en de positieve bevolkingsprognoses net als de toenemende diversiteit in de bevolking bieden heel wat mogelijkheden voor de instroom van startende bedienden in de tertiaire sector.
2.4 Bedreigingen De bedreigingen waar het sectorale netwerk tertiair in de toekomst mee geconfronteerd zal worden, zijn eveneens divers van aard. Belangrijke aspecten zijn de attitude en de zwakke motivatie van startende bedienden. Tegelijkertijd worden ook zwakke algemene competenties vastgesteld zoals talenkennis, flexibiliteit en weinig zin voor realisme (wat betreft de loonsverwachtingen). Deze kenmerken van de startende bedienden maken het moeilijk om de vraag en het aanbod optimaal op elkaar af te stemmen. Bovendien liggen de werkzaamheidsgraad en de activiteitsgraad in de stad Antwerpen lager dan elders in Vlaanderen. Dit betekent dat het aandeel van de actieve bevolking waaruit de sector kan rekruteren, kleiner is. Daarenboven zijn er heel wat kansengroepen die zich in een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt bevinden. Afsluitend zal het sectorale netwerk ook geconfronteerd worden met de gevolgen van de huidige crisis op het vlak van werkgelegenheidsbeleid.
[ 92 ]
3
Aandachtspunten en aanbevelingen op basis van de SWOT-analyse
Op basis van de confrontatie van sterkten en zwakten met de opportuniteiten en bedreigingen formuleren we hieronder aanbevelingen en aandachtspunten waar een sectoraal gedragen visie- en actieplan rekening mee dient te houden.
3.1 Bestaande dialoog binnen sectorale netwerken verder uitbouwen Het initiatief van de sectorale netwerken dat werd genomen door de stad Antwerpen en door de VDAB en waarbinnen zowel de sectoren, het onderwijs als andere opleidingsverstrekkers zijn vertegenwoordigd, wordt als een zeer waardevol instrument beschouwd in de uitbouw en in de verdere ontwikkeling van de tertiaire sector in het arrondissement Antwerpen. Het gegeven op zich van het samenbrengen van de stakeholders creëert heel wat mogelijkheden om in te spelen op opportuniteiten en tegelijkertijd versterken de dialoog en de samenwerking de krachten om adequaat te kunnen werken aan de bedreigingen. Zo kan het inhoudelijke overleg een belangrijke bijdrage leveren aan de regionale uitwerking van het Hoger Beroepsonderwijs, aan de flexibele invulling van het volwassenenonderwijs en zelfs aan de regionale invulling van de hervormingen die op til zijn in het secundair onderwijs. Het sectorale netwerk houdt voortdurend de vinger aan de pols in de sector en kan van daaruit adequaat en snel inspelen op nieuwe noden en behoeften die zouden ontstaan. Een collectieve en gedragen visie op de toekomst zal ook een structureel en integraal antwoord kunnen formuleren op algemene opportuniteiten en bedreigingen zoals de demografische ontwikkelingen, de lagere werkzaamheids- en activiteitsgraad en de kwetsbare positie van diverse groepen op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd kan een structureel overleg beter inspelen op vragen die van bovenaf komen zoals oproepen in het kader van het EVC-beleid. Onbeantwoorde oproepen rond knelpuntvacatures (zoals dispatcher in het verleden) kunnen dan vermeden worden. Verder bestaat er een inhoudelijke eensgezindheid van topics die dienen te worden aangepakt. Zo is men het erover eens dat inzetten op een betere studie- en beroepskeuze een belangrijke bijdrage kan leveren voor een betere afstemming van vraag en aanbod in de tertiaire sector. Bepaalde studierichtingen langs de ene kant en beroepssectoren langs de andere kant kampen met een imagoprobleem dat vaak te wijten is aan een gebrek aan adequate informatie.
[ 93 ]
Wanneer potentiële studenten en/of sollicitanten beter op de hoogte zijn van wat men precies kan verwachten, kunnen zij een betere keuze maken voor een bepaalde optie waardoor huidige kwalitatieve en kwantitatieve tekorten beter opgevangen kunnen worden. In de marktbevraging hebben we bovendien vastgesteld dat er een grote kloof is tussen wat bedrijven verwachten op het vlak van competenties en de competenties waarover startende bedienden beschikken. Deze kloof dient gedicht te worden en hiertoe is een intensieve samenwerking tussen de stakeholders aan de vraagkant en de stakeholders langs de aanbodzijde meer dan noodzakelijk. De bestaande dialoog binnen de sectorale netwerken vormt een uitgelezen platform om de verschillende actoren ertoe aan te zetten om de verwachtingen en de reële competenties waarover startende bedienden beschikken beter op elkaar af te stemmen. Het inhoudelijke overleg binnen de sectorale netwerken zal dus de verschillende partijen structureel rond de tafel brengen wat bijdraagt tot een betere onderlinge afstemming en consensus binnen de sector. Dit kan voor een gedragen input zorgen aan onderhandelingen die op Vlaams niveau plaatsvinden, zoals het Hoger Beroepsonderwijs en de hervormingen van het secundair onderwijs. Op lokaal vlak vertaalt dit overleg zich in eensgezindheid om op bepaalde thema’s gezamenlijk in te zetten, zoals optimalisatie van de studie- en beroepskeuze en het wegwerken van de kloof tussen de verwachte competenties en de competenties waarover de startende bedienden beschikken.
3.2 Opleidingsinspanningen van bedrijven verder versterken zodat vacatures beter ingevuld geraken Voor bedrijven is het niet altijd evident om de juiste persoon op de juiste plaats te vinden. Ze worden geconfronteerd met heel wat knelpunten, hoofdzakelijk van kwalitatieve aard, in hun zoektocht naar geschikt personeel. Om hieraan tegemoet te komen, doen de bedrijven heel wat inspanningen - interne en externe opleiding rond algemene of beroepsspecifieke competenties - naar startende bedienden om ervoor te zorgen dat ze toch aan de slag kunnen. Deze inspanningen van de bedrijven zorgen ervoor dat niet enkel het diploma als een belangrijke voorwaarde voor intreding op de arbeidsmarkt wordt beschouwd, maar ook andere, elders verworven competenties van de sollicitant. Daardoor komt een ruimere groep kandidaten in aanmerking voor bepaalde functies, wat een positieve invloed kan hebben op het inschakelen van kansengroepen in de tertiaire sector.
[ 94 ]
Tegelijkertijd bieden deze inspanningen - die bedrijven bereid zijn te doen - mogelijkheden voor mensen die het slachtoffer zijn van de economische crisis. Effectieve en efficiënte opleidingsinspanningen zorgen ervoor dat deze groep snel kan worden bijgeschoold om nieuwe of bijkomende competenties te verwerven. Daarom is het belangrijk om bedrijven in de toekomst verder te ondersteunen en te stimuleren om opleidingsmogelijkheden te voorzien zodat zoveel mogelijk vacatures op een kwalitatieve en duurzame manier worden ingevuld met verschillende doelgroepen die momenteel nog niet of onvoldoende over de noodzakelijke competenties beschikken. Acties op dit domein zullen bijdragen tot een noodzakelijke stijging van de werkzaamheids- en activiteitsgraad en tegelijkertijd een antwoord bieden aan groepen die momenteel uit de boot vallen.
3.3 Bestaande instrumenten om de afstemming tussen vraag en aanbod te optimaliseren, worden niet altijd voldoende benut Ondanks de inspanningen die gebeuren door de bedrijven, blijven er nog steeds groepen van mensen aan de kant staan. De zogenaamde kansengroepen blijven een zeer kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Nochtans zijn er heel wat instrumenten die vanuit hogere, Vlaamse en/of nationale overheden worden aangeboden om net voor deze kansengroepen instapmogelijkheden te faciliteren. Binnen de onderzochte sector stellen we echter vast dat het gebruik van deze instrumenten eerder beperkt is: g
de IBO-contracten worden zeer verdeeld aangewend. Voor sommige sectoren is het eerder een marginaal verschijnsel van één of enkele per jaar, in andere sectoren is het gebruik ervan meer ingeburgerd;
g
ook het gebruik van diversiteitsplannen is in absolute getallen erg beperkt ingeburgerd in de tertiaire sector. Er is weliswaar een lichte globale stijging in het aantal bedrijven dat hiervan gebruik maakt maar toch blijft het een erg laag aantal. Beide zijn nochtans waardevolle instrumenten om adequaat te kunnen reageren op enkele bedreigingen waarmee men geconfronteerd wordt. Zowel de toenemende diversiteit in de bevolking in het arrondissement Antwerpen als de kwetsbare positie van verschillende kansengroepen op de arbeidsmarkt, maar ook de zwakke algemene competenties waar startende bedienden vaak over beschikken, kunnen via deze instrumenten op een efficiënte en gedragen manier worden aangepakt.
Een aantal concrete hefbomen zouden kunnen bijdragen tot meer diversiteitsplannen: g
het diversiteitsaanbod is vaak nog onbekend. Sectorconsulenten kunnen hier een actieve rol spelen ter promotie van dit beleid en van de diversiteitsplannen;
[ 95 ]
g
diversiteit moet ruimer bekeken worden dan louter interculturele diversiteit: leeftijd, scholingsgraad (cf. lage instroom vanuit het BSO en het DBSO in de tertiaire sector) en handicap worden eveneens in rekening gebracht;
g
administratieve weerstand van bedrijven is snel ontkracht omdat de formulieren redelijk eenvoudig zijn. De opvolging van een diversiteitsplan vraagt echter meer dan louter administratieve ingrepen. Het draagvlak binnen de onderneming speelt een sleutelrol in het plan, maar blijkt in de praktijk vaak niet evident;
g
opleiding is ook een belangrijk aspect in het kader van diversiteit en is mogelijk makkelijker toepasbaar bij bedienden.
Minder formeel als instrument, maar eveneens belangrijk in de context van het verbreden van de toegang tot de arbeidsmarkt, is de mogelijkheid die bestaat en ook hoe langer hoe meer wordt toegepast, om niet enkel het behaalde diploma als criterium bij aanwerving te hanteren maar ook ervaringsbewijzen en andere vormen van elders verworven competenties (zie ook aanbeveling 3.2.). Het sectorale netwerk heeft dus een belangrijke taak in het stimuleren en het ondersteunen van bedrijven in het gebruik van de diverse instrumenten en strategieën die voorhanden zijn om de nog onbereikte groepen toch te bereiken. Op deze manier kan men een gepast antwoord formuleren op de toename van de bevolking die gepaard gaat met een toenemende diversiteit in de breedste zin van het woord.
3.4 Toename van de globale tewerkstelling in de tertiaire sector, maar tegelijkertijd blijven er heel wat knelpuntberoepen Een niet te onderschatten sterkte van de onderzochte sector is de globale groei van de tewerkstelling. Inzetten op de administratieve, logistieke, technische en commerciële beroepen en deze op alle mogelijke manieren omkaderen en ondersteunen, is dus een strategisch goede keuze binnen het arrondissement Antwerpen. De sterke positie die de verschillende sectoren en in het bijzonder de logistieke sector innemen in Vlaanderen dient op zijn minst bestendigd te worden. Een sterke tertiaire sector die nog verder groeit, biedt mogelijkheden om in te spelen op de demografische groei die voorspeld wordt voor de regio. Tegelijkertijd blijven, zoals eerder reeds aangehaald, heel wat knelpuntberoepen in de tertiaire sector oningevuld. Bijkomende acties vanuit het sectorale netwerk die expliciet en structureel inzetten op het wegwerken van zowel kwalitatieve als kwantitatieve knelpunten kunnen bijkomende werkgelegenheid scheppen in het arrondissement. Inzetten op kwalitatieve knelpunten betekent dat er inspanningen worden geleverd om de competenties van startende bedienden te versterken.
[ 96 ]
Ontwikkelingen in het onderwijslandschap kunnen hier bijdragen tot een betere afstemming op deze arbeidsmarktnoden. Denken we hierbij aan de ontwikkelingen van het Hoger Beroepsonderwijs en aan de hervormingen van het secundair onderwijs waar er aandacht kan zijn voor de algemene competenties zoals talenkennis, flexibiliteit en realistische loonsverwachtingen. Daarnaast zijn er ook beroepen die een knelpunt vormen omwille van kwantitatieve redenen. Voor deze beroepen kan een aangepaste studie- en beroepskeuzebegeleiding soelaas brengen wanneer ook de andere arbeidsvoorwaarden van de functie gunstig zijn. Als jongeren betere informatie hebben over wat een bepaald beroep precies inhoudt, kunnen ze hiervoor in een vroegere fase al kiezen. Dit kan ook een positief effect hebben op de attitude en de motivatie van startende bedienden; bedreigingen die we met gerichte sectorale acties het hoofd willen bieden. De toename van de tewerkstelling biedt heel wat mogelijkheden voor de Antwerpse regio om haar positie op zijn minst te behouden. Het wegwerken van een aantal knelpuntberoepen is hierbij een belangrijke hefboom en vraagt om acties die zich zowel op de kwalitatieve als op de kwantitatieve mismatch richten. Op die manier wordt een bijkomende impuls gegeven aan het behouden en het verder stimuleren van de groeiende tewerkstelling in de tertiaire sector.
4
Ten geleide
In de analyse die we in de voorgaande hoofdstukken hebben uitgewerkt, werd de tertiaire sector vanuit verschillende invalshoeken bekeken. In eerste instantie werd de sector kwantitatief in kaart gebracht via de verzameling van verschillende statistieken met betrekking tot de vraag en het aanbod binnen de sector en de onderwijsparticipatie in onderwijsrichtingen die kunnen leiden tot deze sector. Tegelijkertijd werden ook beleidsmatige trends, die betrekking hebben op de sector, verzameld. Daarnaast werd de sector kwalitatief bevraagd in een online-enquête. Tot slot werden in een workshop met de stuurgroep van de tertiaire sector alle data overlopen en werden SWOT-elementen geïdentificeerd en met elkaar geconfronteerd. Deze oefening heeft geleid tot het formuleren van aanbevelingen. Het werk is hiermee echter niet gedaan. Integendeel, het gaat nu nog maar goed van start. De gemaakte analyse heeft immers voornamelijk waarde als basis voor verdere acties. Het sectorale netwerk tertiair krijgt hiermee een kader aangereikt waarmee ze de komende periode aan de slag kan.
www.antwerpen.be
03 205 61 10