Toelichting voorbeeldcurriculum Financieel administratieve beroepen Profielen:
Financieel administratief medewerker (niveau 3) Bedrijfsadministrateur (niveau 4) Junior assistent-accountant (niveau 4)
Onderdeel
Toelichting
Algemeen Gekozen opleidingsmodel: Concentrisch
Dossierbrede start
Extra nadruk op: zakelijk communiceren en algemene houdingsaspecten
Beslismoment 1 en 2
Verschil tussen niveau 3 en 4 in curriculumvoorbeeld
Werkprocessen (incl. ondersteunende kennis en vaardigheden) worden gedurende de gehele opleiding herhaald (op school en in de verschillende stages). Ook nadat een kerntaak is geëxamineerd komen werkzaamheden van die kerntaak terug op school en in de stages die daarna volgen. Er wordt op eenvoudig niveau gestart en dat wordt steeds verder uitgebouwd tot op het meest complexe vereiste niveau (zoals beschreven in kwalificatiedossier). Er is zowel in de schoolsessies als door de werkgroep gekozen voor een dossierbreed curriculum voor alle drie profielen. Deze start in augustus/september van leerjaar 1 en eindigt met ingang van mei van datzelfde jaar. De dossierbrede periode duurt (advies werkgroep) drie kwartalen. Door de dossierbede periode hier te eindigen blijft er voldoende tijd over voor het gedifferentieerd opleiden voor niveau 3 en 4. Omdat niveau 4 meer kerntaken en kennisonderdelen kent en er tegelijkertijd naar een zekere spreiding van examens wordt gestreefd, moet de examinering van bepaalde onderdelen van niveau 4 eerder plaatsvinden. Een voorbeeld is het kennisexamen Rekenvaardigheid financiële beroepen (in mei van leerjaar 1). De bedrijven uit de schoolsessies waren m.n. ontevreden over het niveau van de student t.a.v. klantcontacten, zakelijk communiceren (telefoneren, e-mail zowel intern als extern, klantcontacten), algemene houdingsaspecten werknemer zoals samenwerken, initiatief nemen, flexibiliteit tonen en een lerende houding aannemen. Om die reden zijn deze onderdelen nog een keer apart benoemd en opgenomen in het dossierbrede deel van de opleiding. Aan deze onderdelen moet in de eerste 3 kwartalen extra aandacht besteed worden op school. Na 3 kwartalen volgt het eerste moment waarop gekeken wordt of de student zijn traject kan vervolgen in niveau 3 of 4. Een deel gaat door met niveau 3. Een ander deel met niveau 4. Bij twijfel gaat de student door naar niveau 4. Dit geeft hem de kans om in BPV 1 en 2 en ook via de terugkomdagen op school en via het kennisexamen Rekenvaardigheid financiële beroepen te bewijzen dat hij niveau 4 aankan. Op beslismoment 2 (oktober, leerjaar 2) wordt definitief besloten op welk niveau de student het traject vervolgt. Hiermee wordt voorkomen dat studenten die alsnog naar niveau 4 kunnen, een achterstand oplopen. Het verschil tussen niveau 3 en 4 zit niet zozeer in de opbouw van kerntaken en werkprocessen, maar wel in de examenmomenten. Voor niveau 4 worden een aantal onderdelen eerder geëxamineerd i.v.m. verdere belasting in het programma. Niveau 3 heeft meer tijd nodig om praktijk en theorie zich eigen te maken en routine op te bouwen tot op het niveau wat bedrijven nodig hebben.
Werkgroepbijeenkomst 27 maart 2013
1
Onderdeel Indicatoren voor niveau 3 of 4
Toelichting Complexiteit niveau 4 aankunnen + initiatief tonen en doorvragen Prestatie op kennisexamen Rekenvaardigheid financiële beroepen (alleen niveau 4 na beslismoment 1) Presteren in de stage (meewegen oordeel stagebedrijf): wat zijn aanwijzingen voor de praktijkopleider op basis waarvan hij denkt dat de student niveau 3 of 4 aankan? Ook kan een capaciteitentest ingezet worden. Verder geeft de werkgroep aan dat het belangrijk is dat studenten vooraf duidelijk weten wat de betekenis is van de formatieve toetsing in de selectie voor niveau 3 of 4 (qua inhoud en gevolgen).
Bpv (incl. uren FoV) Voorbereiding bpv (1, 2 en 3): verwachtingen managen en matchen (bijv. m.b.v. de Praktijkwijzer)
BPV 1
BPV 2
BPV 3
Lintstages: verbinden van leren op school en
Samen met student vinden van een passende stageplaats, sollicitatietraining en verwachtingen managen, o.a.: Welke beroepshouding moet de student ontwikkelen? Heeft de student een juist beroepsbeeld? Hoe ontwikkel je dit? Wat kan de student al? (Weten wat de student kan bepaalt mede wat hij kan/mag doen tijdens iedere stage). Wat wil de student leren in iedere stage? Wat is er mogelijk bij het leerbedrijf? Samen met bedrijven afstemmen over, o.a.: Wat mag/kan het bedrijf verwachten van een student in leerjaar 1, 2 of 3? Wat kan deze individuele student? Wat heeft het bedrijf te bieden aan werkzaamheden? Wat is het voor handen zijnde werk? Hoe kun je daar op aansluiten in de voorbereiding met de student? Hoe kan het bedrijf aansluiten op wat de leerling op school heeft geleerd? Afspraken maken: over wat de student gaat doen/leren (opleidingsplan bpv), over wijze van contact en communiceren tijdens de stage tussen school en bedrijf en over beoordelen/examineren in de stage. Het ontwikkelen van de juiste beroepshouding en beroepsbeeld bij studenten is een verantwoordelijkheid van het hele docententeam (vakdocenten, taal-/ rekendocenten, etc.). Doel is oriënteren op het beroep/bedrijfsleven en deels ook inwerken op werkprocessen bij het bedrijf. Aan het einde van het eerste leerjaar moet de student weten of dit het beroep is waar hij in verder wil. Omdat studenten wel al iets moeten kennen en kunnen van het beroep wordt deze stage aan het einde van jaar 1 geplaatst. Het betreft een korte lintstage van enkele weken (4-8) met terugkomdagen op school. Na de zomer volgt BPV 2 bij hetzelfde bedrijf. Gericht op ervaring opdoen in werkzaamheden van het beroep, m.n. werkprocessen van basiskerntaak 1 en 2. De werkprocessen van basiskerntaak 1 en 2 zijn voor alle 3 profielen gelijk, dus de leerling kan zijn stage op dezelfde plek blijven doen, ook als hij in oktober bij beslismoment 2, switcht van niveau. Er is gekozen voor een lintstage, dus terugkomdagen op school. Deze stage duurt van augustus/september tot januari (16-20 weken). Gericht op ervaring opdoen in werkzaamheden van het beroep, specifiek in basiskerntaak 3 (kwantiteitenregistraties) en de profielkerntaken van de kwalificatie. Ook hier wordt in het ideale geval een lintstage geadviseerd van 3 à 4 dagen in de week. Voor niveau 3 vindt vooral een herhaling en uitbouw plaats van kerntaken 1 en 2 uit de basis (concentrisch model), naast ervaring opdoen met basiskerntaak 3. Er is gekozen voor lintstages, dus terugkomdagen op school. Het advies is op de terugkomdagen aandacht te besteden aan individuele leervragen van studenten
Werkgroepbijeenkomst 27 maart 2013
2
Onderdeel in het bedrijf
Spiegelen bpv en inwerken door studenten
Toelichting (in het ideale geval zowel aangegeven door de student als door de praktijkopleider van die student) en met de studenten te reflecteren op eigen functioneren/ontwikkeling. Door voor lintstages te kiezen kan het leren op school en het leren in het bedrijf met elkaar verbonden worden: wat komt de student tegen tijdens zijn stage? Wat heeft hij nodig om verder te komen op de stage en op school? Raadpleeg de praktijkopleider van de student om hierover up to date informatie op te halen en geef de praktijkopleider terug wat de leerling op school geleerd heeft. Tijdens de bpv wordt wat de student op school geleerd heeft, uitgebouwd. BPV 2 en 3 vinden bewust in verschillende periodes van het schooljaar plaats om zo de capaciteit aan stageplaatsen optimaal te benutten (geen onderbenutting, geen overbenutting). Om dezelfde reden eindigt BPV 3 (in leerjaar 3) op het moment dat BPV 1 (leerjaar 1) start. e e Ook maakt dit stagemodel mogelijk dat studenten uit bijv. het 3 leerjaar, de 2 jaars stagiaires inwerken op de stage (in algemene zaken van het bedrijf).
Werkprocessen/praktijk Volgorde werkprocessen Basiskerntaken
Profielkerntaken niveau 4
Keuzedelen
Het kwalificatiedossier heeft een logische volgorde die als zodanig ook terugkomt in de opbouw van het onderwijsprogramma. Basiskerntaken 1 en 2 zijn met name geschikt om in de dossierbrede periode aan te bieden (hoewel B1 K2 W3, bewaken van betalingstermijnen vrij pittig is). Deze taken vormen de basis van het dossier/beroep én zijn geschikt om vanaf het begin van de opleiding aan te bieden. Basiskerntaak 3 is wat complexer en mede omdat er ook is gekeken naar voldoende spreiding van onderdelen over de opleiding, start basiskerntaak 3 in leerjaar 2. De niveau 4 profielen starten een kwartaal eerder met deze kerntaak dan niveau 3. Niveau 4 studenten zijn in staat sneller door de stof heen te gaan en bovendien bestaat hun programma uit een extra kerntaak waar ook nog voldoende tijd voor ingepland moet worden. De beide niveau 4 profielen kennen in het dossier een specifieke profielkerntaak. Deze profielkerntaak kent verschillen tussen beide profielen. De bedrijfsadministrateur richt zich op werkzaamheden t.b.v. periodeafsluiting en belastingaangifte. De junior assistent-accountant richt zich op werkzaamheden t.b.v. samenstellingsopdrachten en belastingaangiften. In de opleiding moet derhalve rekening gehouden worden met dit verschil, zodat de student goed is voorbereid op de specifieke beroepsstage die hierbij hoort. Bepaalde werkprocessen kunnen voor beide profielen wel gecombineerd worden. Er moet wel rekening mee gehouden worden dat studenten in de richting junior assistentaccountant extra werkprocessen moeten leren en examineren. Er kan gekozen worden voor meerdere kleinere keuzedelen (minimaal 240 uur). De aard van het keuzedeel bepaalt het startmoment: als gekozen wordt voor een extra taal dan is het advies daar vanaf het begin van de opleiding mee te starten omdat de student de gehele opleiding nodig heeft om op het vereiste niveau te komen. Als gekozen wordt voor verdieping, verbreding (bijv. fiscaal) of doorstroom hbo dan kan in leerjaar 2 gestart worden. e Het toepassen van het geleerde m.b.t. de 2 MVT vindt bij voorkeur niet alleen plaats op school, maar ook tijdens de stage.
Werkgroepbijeenkomst 27 maart 2013
3
Onderdeel
Toelichting Wens werkgroep: Een keuzedeel doorstroom hbo is bij voorkeur hoofdzakelijk theoretisch van aard. Een keuzedeel fiscaal is bij voorkeur theoretisch van aard en bouwt voort op de kennis fiscaal zoals beschreven in het kwalificatiedossier. Vraag/advies van de werkgroep is: Is één groot tentamen/kennisexamen van fiscaal uit het profiel en de keuzedeel samen mogelijk? Een keuzedeel salarisadministratie is bij voorkeur een inleidende module met veel theorie en onderdelen in de stage.
Examinering Examinering in de bpv
Examinering basiskerntaak 1 (dagboeken) en 2 (debiteuren/ crediteuren)
Examinering basiskerntaak 3 (kwantiteitenregistraties) Examinering profielkerntaken 1 (niveau 4)
Examinering keuzedelen
Examinering theorieexamens (ondersteunende kennis en vaardigheden voor het beroep)
Er zijn al enkele positieve ervaringen met examineren in de beroepspraktijk in de sector financieel administratief. Door bij examinering gebruik te maken van de praktijk van de stage wordt in een levensechte omgeving geëxamineerd. De werkgroep adviseert in zijn algemeenheid datgene wat in de stage geëxamineerd kan worden, ook daar te examineren. Hierover moeten wel goede afspraken met en handzame materialen voor de bedrijven worden gemaakt. De school blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de examinering. Deze kerntaak wordt bij voorkeur in het leerbedrijf geëxamineerd (voor niveau in BPV 2, voor niveau 3 in BPV 3). Niveau 4 moet eerder op dit niveau zijn dan niveau 3 omdat niveau 4 ook nog profielwerkprocessen moet gaan beheersen, vandaar dat deze kerntaken voor niveau 4 eerder geëxamineerd worden. Niveau 3 heeft op deze manier voldoende tijd (3 jaar) om naar het vereiste niveau te werken. De kans op slagen en het optimaal voorbereid zijn op werk, is hierdoor groter. B1 K2 W3 (betalingstermijnen bewaken en activiteiten invordering verrichten) kan vaak niet optimaal op de stage geëxamineerd worden en daarom is het advies deze op school te examineren in de vorm van een vaardigheidsexamen. Bij de uitvoering kan het ‘belcentrum’ van Praktijkleren ingezet worden. Deze kerntaak wordt bij voorkeur in de bpv geëxamineerd, maar dit is niet altijd mogelijk (wellicht voor junior assistent-accountant gemakkelijker te realiseren in de praktijk dan voor de andere profielen). In dat geval wordt uitgeweken naar examinering op school d.m.v. een examenproject. De profielkerntaken van niveau 4 worden in mei, dus aan het einde van de opleiding geëxamineerd. Hierdoor hebben studenten voldoende tijd om de stof eigen te maken en door in mei te examineren blijft daarna nog ruimte over voor eventuele herkansing. Bij voorkeur wordt ook de profielkerntaak voor beide niveau 4 richtingen in de laatste bpv geëxamineerd, maar wellicht is dit niet goed uitvoerbaar waardoor examinering op school moet plaatsvinden. Alle keuzedelen moeten geëxamineerd worden. In alle gevallen heeft de werkgroep ervoor gekozen het keuzedeel aan het einde van leerjaar 3 te examineren. De gedachte is dat de student bij een extra taal 3 jaar nodig heeft om op niveau te komen en in de andere gevallen zo’n 1,5 jaar. Door de keuzedeeluren te verspreiden over jaar 2 en 3, blijft er in het rooster meer tijd over om naast het keuzedeel nog andere vakken/stage te verzorgen. Bij volledige planning van 450 uur in jaar 3 zou die mogelijkheid vervallen. Voor niveau 4 wordt de elementaire kennis bedrijfsadministratie en bedrijfseconomie in april van leerjaar 2 geëxamineerd, omdat zij daarna verdergaan met kennis bedrijfsadministratie en kennis bedrijfseconomie. Deze worden vervolgens geëxamineerd in december/januari van leerjaar 3. Niveau 3 dient alleen elementaire kennis van beide gebieden te beheersen en krijgt meer tijd om op het vereiste niveau te komen. Examinering van deze onderdelen voor niveau 3 vindt plaats in juli van leerjaar 2 (elementaire kennis bedrijfseconomie) en in december/januari van leerjaar 3 (elementaire kennis bedrijfsadministratie).
Werkgroepbijeenkomst 27 maart 2013
4
Onderdeel
Toelichting Het theorie-examen rekenvaardigheid voor financiële beroepen vindt voor niveau 4 plaats in mei van leerjaar 1 en voor niveau 3 in oktober van leerjaar 2. Niveau 4 wordt geacht deze kennis/vaardigheid eerder op niveau te hebben dan niveau 3. Vroege examinering heeft te maken met het feit dat dit onderwerp op niveau moet zijn voor uitvoeren van werkzaamheden in de rest van de opleiding. Daarnaast is het prettig, als dat mogelijk is, om examens te spreiden en de druk aan het einde van de opleiding enigszins te beperken. Het theorie-examen spreadsheetvaardigheid wordt voor beide niveaus in jaar 2 geëxamineerd omdat studenten dit vanaf het begin van de opleiding leren en in leerjaar 2 het vereist niveau kunnen bereiken.
Verplichte centrale examinering Nederlands en rekenen en Engels (alleen niveau 4) Verplichte instellingsexamens
Formatieve toetsen
Het theorie-examen fiscale kennis geldt alleen voor niveau 4 en vindt aan het einde van de opleiding plaats, afgestemd op de profielkerntaken van het dossier. Als er bovendien gekozen wordt voor een keuzedeel fiscaal, ligt het helemaal voor de hand het theorie-examen af te stemmen op/te combineren met de examinering van het keuzedeel. De verplichte centrale examens worden in verband met de organisatorische last voor alle profielen gelijk gepland en kennen in verband met de mogelijkheid tot e herkansen in het ideale geval drie momenten in leerjaar 3: nov/dec/jan (1 ), e feb/mrt/april (2 ) en de laatste aan het einde van leerjaar 3 namelijk mei/juni/juli e (3 ). De onderdelen van het instellingsexamen Nederlands en Engels worden bij voorkeur geïntegreerd geëxamineerd met de examinering van kerntaken van het beroep. Op die manier hoeft maar één keer geëxamineerd te worden en is bovendien voor de student helder wat het belang/de relevantie is van taal binnen het beroep wat hij gaat uitoefenen. Zie ook het kwalificatiedossier voor taal (en rekenen) in de werkprocessen. Het advies is meer gebruik te maken van formatieve toetsen/ontwikkelingsgerichte toetsen in plaats van examinering, om te meten hoe ver een student is en om bijv. te bepalen of hij niveau 3 of 4 aankan. Het is lang niet altijd nodig om hiervoor een examen in te zetten.
Ondersteunende kennis en vaardigheden Ondersteunende kennis en vaardigheden beroep (gele kaartjes)
Een deel van de ondersteunende kennis en vaardigheden start vanaf begin leerjaar 1 te weten: Elementaire kennis bedrijfsadministratie Elementaire kennis bedrijfseconomie Rekenvaardigheid voor financiële toepassingen Spreadsheetvaardigheid voor financiële toepassingen Aanvullend is door de werkgroep aangegeven dat Excel onderdeel is van MS Office in leerjaar 1. Dit wordt toegepast in de bpv in leerjaar 2. e
Opleiden voor Nederlands, rekenen en Engels (generiek en voor beroep) Loopbaan en
De andere kennis- en vaardigheidsonderdelen starten aan het einde van het 2 leerjaar. Het betreft o.a. een vervolg op de elementaire kennisonderdelen waarvan de examens één kwartaal eerder hebben plaatsgevonden: Kennis bedrijfseconomie Kennis bedrijfsadministratie Fiscale kennis Nederlands, Engels en rekenen starten voor alle profielen vanaf begin van leerjaar 1 en worden herhaald tot aan het moment van examinering.
Start vanaf het begin van leerjaar 1 en wordt gedurende de gehele verdere
Werkgroepbijeenkomst 27 maart 2013
5
Onderdeel burgerschap Laatste blok van de opleiding
Toelichting opleiding aangeboden. Het laatste blok van de opleiding (laatste twee kwartalen) moet goed uitgewerkt worden door het roc. In deze periode vinden lessen op school plaats, naast de eindstage. Bovendien worden er diverse examens afgenomen. Daarbij moet rekening gehouden worden in de planning en in terugkomdagen van studenten. Ook moet rekening gehouden worden met herexamens. Tenslotte moet goed in de gaten gehouden worden of aan het totaal aantal uren op school gekomen wordt, dan wel moet voorkomen worden dat het rooster in die laatste weken te vol wordt voor studenten.
Dekking materialen Stichting Praktijkleren Dekking leermaterialen en exameninstrumenten Stichting Praktijkleren
Bij Stichting Praktijkleren wordt momenteel (eind 2014) samen met de scholen hard gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe examenmatrijzen. Daarnaast worden scholen in de eerste kenniskringen van 2015 geraadpleegd over het te plannen leermiddelenaanbod voor de nieuwe kwalificatiedossiers.
Werkgroepbijeenkomst 27 maart 2013
6