Schuldhulpverlening nieuwe stijl Beleidsnota
Gemeente Stein, Beek en Schinnen Afdelingen Werk & Inkomen Augustus 2010
1. Inhoudsopgave 1 Inleiding
p. 03
2
p. 04
Aanleiding 2.1 De huidige situatie 2.2 Ontwikkelingen in de wetgeving 2.2.1 2.2.2 2.2.3
3
Het wet gemeentelijke schuldhulpverlening Het breed moratorium Schuldhulpverlening als middel t.b.v. wetgeving
De visie op schuldhulpverlening 3.1 3.2 3.3 3.4
4
p. 04 p. 05
p. 08
De doelgroep (Problematische) schulden Eigen verantwoordelijkheid van de klant Duurzaamheid
p. 08 p. 09 p. 10 p. 10
De stappen in het proces van schuldhulpverlening 4.1 Het proces in één overzicht 4.1.1 4.1.2 4.1.3
Het minnelijke traject Het WSNP-traject Faillietverklaring
p. 12 p. 12 p. 13 p. 13
De kwaliteit van schuldhulpverlening
p. 14
5.1 Een laagdrempelige voorziening 5.2 Actief wachtlijstbeheer 5.3 Samenwerking in de schuldhulpverlening 5.3.1 5.3.2 5.3.3
6
p. 12 p. 12
4.2 De nadruk in het beleid
5
p. 05 p. 06 p. 07
p. 14 p. 15 p. 15
Integrale schuldhulpverlening Nazorg Psychosociale hulpverlening
p. 15 p. 16 p. 16
5.4 Adequate regievoering 5.5 Preventiebeleid 5.6 Overige borging van kwaliteit
p. 18 p. 19 p. 21
5.6.1 5.6.2 5.6.3 5.6.4 5.6.5 5.6.6
p. 21 p. 21 p. 21 p. 22 p. 22 p. 22
Gedragscodes Schuldhulpverlening Overige kwaliteitsnormen De schuldhulpverlener Het slagingspercentage De doorlooptijd Managementinformatie
Financiën
p. 23
6.1 Gevolgen van de nieuwe wet 6.2 Gevolgen van de beleidskeuzes 6.3 Financiële conclusie
p. 23 p. 23 p. 24
7
Samenvatting
p. 25
8
Advies
p. 26
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Budgetten en aantallen De relatie met andere regelgeving Kwaliteitsnormen De producten
p. 27 p. 28 p. 25 p. 31
2
1. Inleiding Het aantal mensen dat niet op eigen kracht haar financiële problemen kan oplossen blijft groeien. Schuldproblematiek verschuift hiermee in toenemende mate van een individueel probleem in de richting van een maatschappelijk probleem. Er is sprake van een structurele groep inwoners die zorg en ondersteuning nodig heeft. Het belang om deze problematiek op lokaal niveau te voorkomen en het hoofd te bieden, is hiermee onverminderd aanwezig. Zeker in tijden waarin de economische omstandigheden een verzwarende factor zijn. Wethouder Thijs van Es aan het woord: “Een sluitende aanpak rondom schuldenproblematiek is van evident belang voor de zelfredzaamheid van onze inwoners. Problematische schulden staan in de weg bij het verkrijgen en behouden van werk, een goede (psychische) gezondheid, juiste ontwikkelingskansen voor de jeugd en het voorkomen van sociaal isolement. Daarom willen wij inwoners in een vroeg stadium helpen, het liefst voordat de schulden problematisch worden. Schuldhulpverlening is essentieel in de bestrijding van armoede in onze gemeente.” De gemeenten Beek, Schinnen en Stein (verder ‘de gemeenten’) bieden inwoners die kampen met schulden uitzicht op een toekomst zonder schulden. Iedere natuurlijke persoon kan een beroep doen op een passende vorm van schuldhulp. Deze visie vloeit voort uit het collegeprogramma waarin u het volgende leest: Wij willen iedere inwoner die in financiële problemen komt, passende ondersteuning bieden. Daarom komen wij deze raadsperiode tot een nieuw beleid dat uitgaat van een integrale aanpak en maatwerk. De gemeente houdt de regie maar de uitvoering wordt uitbesteed. De eigen verantwoordelijkheid en gedragsverandering van de klant staan hierbij voorop. Wij zullen gebruik maken van instrumenten gericht op preventie en het vergroten van zelfredzaamheid, zoals cursussen en coaching. Daarnaast willen wij de wachttijden substantieel terugbrengen en de voorziening laagdrempelig aanbieden via de publieksbalie in het gemeentehuis. De aanpak die wij voorstaan is integraal en daarom zetten wij in op verdergaande samenwerking met partners als maatschappelijk werk, woningbouwverenigingen en andere relevante partijen. Deze beleidsnota geeft invulling aan het bovenstaande collegestandpunt. De nota is als volgt opgebouwd. In het tweede hoofdstuk gaan we nader in op de nieuwe wettelijke verplichting en de vragen die College en Raad moeten beantwoorden. Tevens schetsen we de huidige situatie. In het derde hoofdstuk formuleren wij vervolgens de visie op schuldhulpverlening en de uitgangspunten die daarbij gehanteerd worden, die in hoofdstuk 4 en 5 vervolgens vertaald worden naar actiepunten voor de uitvoeringspraktijk. Het financiële kader zetten wij in hoofdstuk 6 uiteen, waarna het beleidsplan afsluit met een samenvatting in hoofdstuk 7 en de beslispunten in hoofdstuk 8.
3
2. Aanleiding
2.1 De huidige situatie Een eerste aanleiding om een eerste beleidsnota op het gebied van schuldhulp-verlening op te stellen, is gelegen in de landelijke en lokale doorontwikkelingen op het gebied van schuldhulpverlening. In de afgelopen raadsperiode ontstond een groeiend besef van de noodzaak om, naast de uitvoering van schuldhulpverlening gericht op individuele begeleiding van de klant, ook invulling te geven aan een visiedocument dat de verdere doorontwikkeling van de huidige werkwijze verdiept en verbetert. In deze paragraaf schetsen wij voor u die huidige werkwijze. Schuldhulpverlening werd in het verleden uitgevoerd door maatschappelijk werk. Toen in 2006 de Kredietbank Limburg (KBL) is opgericht, hebben de Zuid Limburgse gemeenten de uitvoering van schuldhulpverlening opgedragen aan de KBL1. Jaarlijks wordt op basis van beleidsinzichten en beschikbaar budget de inkoop vastgelegd waarover gedurende het jaar gerapporteerd wordt. De rapportage op inkoopniveau wordt de laatste jaren gecompleteerd met een overzicht van de trajectprestaties. De gemiddelde wachttijd tussen aanmelding en eerste intake is op dit moment in Beek 6 weken, in Stein 4 weken en in Schinnen 4 weken. De gemeenten hebben voor de periode 2009-2011 van het Rijk extra middelen ontvangen voor schuldhulpverlening i.v.m. de economische crisis. Hiermee is: • in Stein een voorlichtingsproject bij Groenewald uitgevoerd en is dit budget is gebruikt voor de dekking van de extra toeloop op schuldhulpverlening; • In Beek is een intake-spreekuur gerealiseerd waardoor de intake sneller en lokaal kan worden uitgevoerd. Ook de extra toeloop is afgedekt. • Schinnen heeft de middelen gebruikt voor de dekking van de extra toeloop op schuldhulpverlening Een eerste aanzet tot de uitvoering van integrale (schuld)hulpverlening kwam in Beek, Stein en Schinnen al tot uitdrukking door periodiek overleg met diverse partijen. Daarmee werd de eerst aangezet gedaan om de schuldhulpverlening onderdeel te maken van de totaalaanpak van de problematiek van de klant. • In Stein betreft het een uitbreiding van het Lokaal Zorgtafel Overleg2 waarin verschillende partijen casu met elkaar delen. • In Beek betreft het een overleg tussen maatschappelijk werk, Kredietbank en de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente. • In Schinnen betreft het een uitvoeringsoverleg (Lokaal Zorgtafel Overleg) waarin verschillende partijen casu met elkaar delen 1
Kredietbank Limburg is een Gemeenschappelijke Regeling van de grote gemeenten. De overige gemeenten kopen in en betalen een 10% hogere kostprijs per product omdat zij niet risicodragend zijn. 2 Aan het Lokaal Zorgtafel overleg nemen deel: gemeente, woningstichtingen, PIW, Vivantes, thuiszorg, politie, huisarts, ORBIS, CIZERO, MEE, huisartsen. 4
Ook aan preventie wordt al aandacht besteed. Naast de reguliere producten die worden ingekocht bij de Kredietbank betreft het: • In Stein voorlichting voor 14-16 jarigen op Groenewald en een open inloopspreekuur voor vragen over budgettering en schulden. • In Beek worden in 2010 informatie-avonden voor inwoners georganiseerd. Daarnaast is geïnvesteerd in een betere samenwerking met de KBL. • In Schinnen is ingezet op een intensievere samenwerking met de KBL. Om u inzicht te geven in aantallen en budgetten voegen wij in bijlage 1 een aantal overzichten toe.
2.2 Ontwikkelingen in de wetgeving Een tweede aanleiding voor dit beleidsplan zijn de ontwikkelingen in de wetgeving. Op het gebied van schuldhulpverlening zijn er twee wetsvoorstellen in de maak: een wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening en een wetsvoorstel voor een ‘breed moratorium’. Mogelijk worden beiden gecombineerd. Daarnaast groeit het besef dat voor schuldhulpverlening een rol is weggelegd in aanverwante beleidsvelden. In deze paragraaf lichten wij deze relevante ontwikkelingen toe. 2.2.1 Het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening Momenteel is de wet gemeentelijke schuldhulpverlening in de maak. Deze wet treedt in werking op 1 juli 2011. In dit wetsvoorstel is de plicht opgenomen voor gemeenteraden om in een beleidsplan Schuldhulpverlening te voorzien en dit plan periodiek te herijken. Met dit wetsvoorstel beoogt het kabinet dat mensen van problematische schulden afkomen zonder in juridische procedures terecht te komen. Het is vaak het beste om schuldproblematiek ‘minnelijk’ via schuldhulpverlening op te lossen. Instemming van de schuldeisers is daarbij essentieel. De wet moet leiden tot een effectievere aanpak van de schuldhulpverlening. Het is aan de gemeenteraad om vorm en inhoud van de dienstverlening te bepalen en een integraal beleidsplan voor schuldhulpverlening op te stellen. Op preventie gerichte activiteiten en nazorg om nieuwe schulden te voorkomen moeten deel uitmaken van dit plan. De gemeenten krijgen de verplichting om in dit beleidsplan invulling te geven aan de volgende onderwerpen: a. de gemeentelijke doelstellingen voor integrale schuldhulpverlening; b. de beleidsacties voor de komende vier jaar, gericht op de vormgeving van integrale schuldhulpverlening; c. welke resultaten zij wenst te behalen; d. welke maatregelen worden genomen om de kwaliteit te waarborgen; e. welke maatregelen gericht op preventie van schulden worden ondernomen; f. de wijze waarop schuldhulpverlening wordt afgestemd op de situatie van de verzoeker; g. het maximale aantal weken wachttijd dat de gemeente nastreeft. Er zijn geen bepalingen opgenomen over de kwaliteit van de schuldhulpverlening. De Branchevereniging van schuldhulpverlenende instellingen (de NVVK) en de instellingen zelf krijgen de ruimte om vanuit de sector werkende kwaliteitsnormen op te stellen. De regering doet een beroep op de sector om de kwaliteit te borgen via certificering. 5
In de wet wordt wel expliciet iets gezegd over de maximale wachttijd voor de klant. De tijd tussen aanmelding en intake mag maximaal vier weken bedragen. De regering gaat ervan uit dat de gemeenten in hun plan een korte wachttijd als uitgangspunt opnemen. Maar indien de termijn van 4 weken wordt overtreden, staat hier geen sanctie tegenover. Aan de doorlooptijd worden geen eisen gesteld. De doorlooptijd is afhankelijk van de situatie van de klant. Het is niet mogelijk om die in de wet te bepalen. Wel wordt verwacht dat de gemeente de klant een globaal inzicht geeft in de verwachte doorlooptijd. Hierbij geldt de nadrukkelijke voorwaarde dat de klant meewerkt aan het schuldhulpverleningstraject. De verplichtingen voor de klant moeten schriftelijk worden vastgelegd. In het wetsvoorstel is ook een algemene medewerkingsverplichting opgenomen. Daarnaast zouden schuldeisers binnen een redelijke termijn moeten reageren op verzoeken om informatie, daar tegenover staat dat de schuldeisers worden geïnformeerd over de voortgang van het traject. De wet schrijft ondermeer voor dat de gemeente in haar beleidsplan vast legt op basis van welke individuele omstandigheden een natuurlijk persoon de toegang tot de schuldhulpverlening wordt ontzegd. Gemeentelijke schuldhulpverlening is in principe niet toegankelijk voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming. Als de onderneming niet levensvatbaar is, moet deze worden gestaakt. Daarna staat schuldhulpverlening wel open. De gemeente kan ook op basis van individuele omstandigheden besluiten een schuldenaar niet toe te laten tot de schuldhulpverlening. Bijvoorbeeld als deze persoon zich al vaker tot de schuldhulpverlening heeft gewend maar er verwijtbaar geen resultaat is geboekt. De regering wijst er echter op dat het van belang is vooral naar de mogelijkheden in de toekomst te kijken in plaats van naar het verleden van de schuldenaar. Tegen een beslissing van de gemeente om een schuldenaar wel of niet toe te laten tot de schuldhulpverlening staat bezwaar en beroep open. Dat was voorheen niet zo. Klachten kan de schuldenaar indienen via de klachtenprocedure van de NVVK3 of de klachtenprocedure van de gemeente Beek. Tegen een klacht is geen bezwaar mogelijk. 2.2.2. Het breed moratorium Naast het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening speelt er nog een belangrijke ontwikkeling: de totstandkoming van een breed moratorium. Het moratorium houdt in dat een schuldsituatie ‘bevroren’ kan worden. Door te verlangen dat schuldeisers tijdelijk hun incassomaatregelen staken, creëert het moratorium een afkoelingsperiode waarin de problemenzorgvuldig in kaart gebracht kunnen worden en een oplossing bedacht kan worden. Dit kon al deels via het huidige moratorium dat geregeld is in de WSNP. Het voorstel van de wetgever is om dit moratorium uit te breiden door ook een beslag, een executoriale verkoop en een verrekening onder het moratorium te brengen. Dit zal waarschijnlijk nog niet in de nieuwe wet gebeuren maar nadien apart geregeld worden. Naast de wet gemeentelijke schuldhulpverlening komt er daarmee een adequaat laatste redmiddel waarmee alle schuldeisers gedwongen kunnen worden hun incassomaatregelen te staken.
3
De NVVK, de vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, is al 75 jaar de belangenvereniging van gemeentelijke kredietbanken, publieke instellingen en bedrijven die mensen met schulden helpen. De NVVK komt ook op voor de belangen van mensen met schulden en schuldeisers. 6
Het breed moratorium is een zwaar instrument. Daarom moet grote zorgvuldigheid in acht genomen worden bij de totstandkoming in wetgeving. De vraag is nu nog of er een ‘breed moratorium’ komt. Voor de strekking van dit beleidsplan maakt dit niet veel uit. Zodra het nieuwe moratorium doorgang vindt, zullen wij de mogelijkheden daarvan benutten in de uitvoering van de schuldhulpverlening in brede zin. 2.2.3. Schuldhulpverlening als middel ten behoeve van overige wetgeving In de afgelopen jaren is gebleken dat schuldhulpverlening een aanzienlijke bijdrage levert aan het bereiken van doelstellingen in overige wetten en regels. Hier benoemen wij deze wetten en regels waarmee wij nogmaals de raakvlakken van schuldhulpverlening met andere beleidsterreinen en de positionering van schuldhulpverlening in het totale hulpverlenings- of zorgtraject benadrukken. Voor een uitgebreide toelichting van de relatie tussen schuldhulp en de onderstaande regelgeving verwijzen wij u naar bijlage 2.
Wet Werk en Bijstand (WWB) Wet Investeren in Jongeren (WIJ) Beleid armoedebestrijding Reintegratie-beleid
schuldhulp om inkomen te vergroten
Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP)
schuldhulp als onderdeel van een reintegratietraject om de kans op werk te vergroten schuldhulp als ‘minnelijke oplossing’ en preventiemiddel
Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
schuldhulp om de participatie te vergroten
De wettelijke plicht ten aanzien van schuldhulpverlening gaat gepaard met de verplichtingen uit voornoemde materiewetten. Schuldhulpverlening ondersteunt in het bevorderen van de zelfredzaamheid, van maatschappelijke participatie en armoedebestrijding. Het belangrijkste uitgangspunt van deze materiewetten en van de nieuwe wet gemeentelijke schuldhulpverlening is dat de verantwoordelijkheid daar dient te blijven liggen, waar hij juridisch ligt, namelijk bij de schuldenaar en de schuldeiser(s).
7
3. De visie op schuldhulpverlening
De huidige situatie en de ontwikkelingen zijn u nu bekend. In dit hoofdstuk schetsen wij onze visie op schuldhulpverlening. Deze visie wordt uitgesplitst in vier uitgangspunten.
Visie Wij bieden alle inwoners met schulden de mogelijkheid op begeleiding om de schuldsituatie beheersbaar te krijgen en zo mogelijk toe te werken naar een duurzaam schuldenvrij bestaan. Daarbij blijft de verantwoordelijkheid voor het welslagen van dit traject liggen bij de schuldenaar en de schuldeiser(s). De gemeente voert de regie over de samenwerking van meerdere instanties die samen voorzien in een totaalaanpak op maat.
Met deze visie stellen wij elke inwoner zo optimaal mogelijk in staat een duurzaam sociaal bestaan op te bouwen. Daarbij zijn het verkrijgen of behouden van werk, een goede (psychosociale) gezondheidssituatie en het voorkomen van een sociaal isolement belangrijke graadmeters. Hieronder diepen wij de visie verder uit.
3.1 De doelgroep Margot en Sander hebben net een huis gekocht. Ze kunnen de lasten net betalen maar gaan uit van hun financiële perspectief. Als Margot zwanger wordt, gaat ze parttime werken. Sander heeft toch een hoog inkomen. Maar dan komt de kink in de kabel. Sander wordt ontslagen. Hij vindt een andere baan maar verdient een stuk minder. Voorheen was hun uitgavenpatroon maar in balans met de inkomsten. Nu niet meer. Sander en Margot geven meer uit dan ze verdienen. Iedereen maakt tegenwoordig toch gebruik van een doorlopend krediet? Na 2 jaar komen ze erachter dat ze € 18.000,-schuld hebben. De aflossing kost € 500,-- per maand. Ze kunnen maar € 250,-- missen. Net als Margot en Sander zijn er veel inwoners in onze gemeente die op zich een redelijk inkomen hebben maar een overmatig bestedingsgedrag op na houden. Bijvoorbeeld als gevolg van wijzigende omstandigheden zoals een tegenvallende verkoop van een woning, ontslag of een scheiding. Ook blijkt overmatig bestedingsgedrag vaak een gevolg van onvoldoende aandacht voor ‘bewust omgaan met geld’ tijdens de opvoeding. Jongeren blijken daarnaast niet altijd bestand tegen commercialisme en ‘pearpressure’. Ze weten daardoor soms niet goed met geld om te gaan. Wij willen schuldhulpverlening aanbieden aan iedere inwoner en jongeren uitdrukkelijk niet uitsluiten van een beroep op schuldhulp omdat juist zij in de leeftijd 16-18 jaar een kwetsbaar bestedingspatroon ontwikkelen.
Uitgangspunt 1 Schuldhulpverlening dient toegankelijk te zijn voor alle inwoners vanaf 16 jaar.
8
Wel sluiten wij de volgende groepen uit van een beroep op schuldhulpverlening: • Dak- en thuislozen: de wet schrijft voor dat dak- en thuislozen opgevangen worden door de centrumgemeenten. In ons geval is dat Sittard-Geleen. Dak- en thuislozen worden daarom doorverwezen naar de gemeente Sittard-Geleen; • Zelfstandigen: zij kunnen een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz4). Als de ondernemer niet in aanmerking komt voor een Bbzkrediet omdat het bedrijf niet levensvatbaar is, is het niet zinvol wel schuldhulp aan te bieden. De zelfstandige doet er beter aan te stoppen om grotere financiële problemen te voorkomen. Wel stellen wij schuldhulpverlening open voor natuurlijke personen die schulden hebben in verband met de liquidatie van een onderneming mits de activiteiten van de onderneming van de natuurlijke persoon feitelijk gestopt zijn. • Voor klanten die recidiveren na verwijtbaar gedrag geldt een wachttijd van 1 jaar. Van verwijtbaar gedrag is sprake als de klant bewust niet meewerkt aan het treffen van een minnelijke schuldregeling en er geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden die de schuldhulpverlener het vertrouwen geven dat de klant zich dit keer wel voldoende zal inzetten. • De door de wet uitgesloten groepen. Zoals gezegd in paragraaf 2.2.1. is op de nieuwe wet Gemeentelijke schuldhulpverlening de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat tegen een beslissing van de gemeente om een persoon wel of niet toe te laten tot de schuldhulpverlening, bezwaar en beroep open staat. Tegen de nadere invulling van het traject kan geen bezwaar gemaakt worden. Als schuldhulpverlening onderdeel uitmaakt van een verplichting tot reïntegratie aan een uitkeringsgerechtigde betekent dit ook dat de mogelijkheden tot het opleggen van een sanctie open staan als die uitkeringsgerechtigde niet meewerkt aan schuldhulpverlening en dus zijn reïntegratie belemmert.
3.2 (Problematische) schulden Uitgangspunt bij het aanbieden van welke vorm van gemeentelijke dienstverlening dan ook, is dat die dienstverlening is gericht op het principe dat inwoners zelfredzaam zijn. Wanneer zij dat niet zijn, is de dienstverlening erop gericht om de zelfredzaamheid maximaal te vergroten. Aan de poort van het proces wordt door de schuldhulpverlener op basis van een gesprek met de klant bepaald hoe zelfredzaam de klant is, hoe zelfredzaam hij maximaal kan worden en hoe we dat doel bereiken.
4
Dit is een voorliggende voorziening die hulp kan bieden voor zelfstandigen bij het opstellen van een bedrijfsplan voor een levensvatbaar bedrijf en een bedrijfskrediet op maat inclusief de begeleiding. 6 Om vast te stellen of een schuldsituatie problematisch is, hanteren wij de normen van branchevereniging NVVK Deze normen worden landelijk gezien als de beste vertaling van de nieuwe wet Gemeentelijke schuldhulpverlening. Zie bijlage 3. 9
Uitgangspunt 2 Een schuldhulpverleningstraject wordt aangeboden aan inwoners die problematische6 schulden hebben of die voorzien op termijn problematische schulden te krijgen. Zijn de schulden niet problematisch, dan worden preventieve maatregelen getroffen. Daarbij is de doelstelling dat problematische schulden voorkomen worden. Preventieve maatregelen worden aangeboden aan alle inwoners die daar behoefte aan hebben.
3.3 Eigen verantwoordelijkheid van de klant De eigen verantwoordelijkheid van de klant is een belangrijke voorwaarde voor een succesvol schuldhulpverleningstraject. Dit houdt in dat van de klant verwacht wordt dat hij een actieve rol vervult. De klant dient zich maximaal in te zetten voor het slagen van het traject. Als de klant geholpen wil worden dient hij zich te houden aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in het vooraf ondertekende trajectplan.
Uitgangspunt 3 De klant vervult een actieve rol. Hij committeert zich vooraf aan de te behalen doelen en de na te leven voorwaarden en is hier zelf verantwoordelijk voor.
De voorwaarden en gedragsregels die gelden bij deelname aan het traject staan op schrift en dienen door de klant te worden ondertekend11. De belangrijkste voorwaarden zijn: • de klant is zelf verantwoordelijk voor het indienen van de aanvraag schuldhulpverlening of verleent alle medewerking aan zijn hulpverlener om samen een aanvraag in te dienen; • het inkomen wordt zo nodig beheerd; • alle schulden moeten bij de hulpverlening worden meegenomen; • de klant moet volledig inzicht geven in alle relevante gegevens. • Hij/zij gaat geen nieuwe financiële verplichtingen aan en komt bestaande financiële verplichtingen na. • Indien noodzakelijk moet aan de psychosociale problematiek worden gewerkt en is de klant verplicht ook hieraan mee te werken;
11
De gedragsregels van de NVVK worden gehanteerd. Deze normen worden landelijk gezien als de beste vertaling van de nieuwe wet Gemeentelijke schuldhulpverlening. Zie bijlage 3. 13 Een schuld is niet saneerbaar als de minnelijke regeling door het niet meewerken van schuldenaar of (één van de) schuldeiser(s) niet tot stand kon komen.
10
Door het kennen van de voorwaarden is het de klant ook duidelijk gemaakt wat de consequenties zijn bij het door eigen toedoen laten mislukken van de schuldhulpverlening.
3.4 Duurzaamheid
Uitgangspunt 4 Het schuldhulpverleningstraject moet duurzame gevolgen hebben.
Duurzaamheid houdt voor verschillende doelgroepen iets anders in. Wij streven naar het hoogst haalbare. 1. Bij voorkeur leert de klant zelf inschatten en bewaken dat hij rond komt met zijn inkomen. Hij leert hoe hij zijn inkomen kan vergroten of op peil kan houden. Daar hoort bij dat hij betalingen en schuldaflossing tijdig voldoet. Soms is het geven van informatie en advies al voldoende. Doel is een duurzaam schuldenvrij bestaan voor de klant. 2. Volstaat dit niet dan wordt door de schuldhulpverlener dieper ingestoken op bewustwording. Dit gaat gepaard met het bieden van handvaten / instrumenten en begeleiding. Eventueel vind tijdelijk beheer van het inkomen plaats. Doel is dat de klant zelfredzaam wordt, zijn schulden beheersbaar blijven en dat hij op termijn zelf in staat is zijn schuld terug te dringen of geheel af te lossen. 3. Sommige klanten zullen nooit in staat zijn volledig zelfstandig een gezonde financiële situatie bereiken. Doel is dan dat het inkomen duurzaam beheerd blijft. In alle gevallen geldt dat niet alleen het probleem zelf maar ook de onderliggende oorzaak van het probleem wordt aangepakt. Dit is de beste manier om een terugval te voorkomen. Op deze vorm van duurzaamheid investeren door binnen het traject schuldhulpverlening ook in te zetten op gedragsverandering. Dit kan betekenen dat wij gedurende het traject psychosociale hulpverlening moeten aanbieden. Zowel de financiële schuldsituatie van de klant als diens gedrag is van invloed is op de vraag of het inzetten van een traject succesvol kan zijn. Een schuldhulpverlener kan geen schuldhulp verlenen als de klant niet meewerkt of als de financiële situatie niet meer saneerbaar is. In die gevallen bieden wij dan ook geen schuldhulpverleningstraject aan. Dit uitgangspunt is vertaald naar onderstaande tabel:
NIET SANEERBARE SCHULD13 SANEERBARE SCHULD
Onregelbare klant Schuldsaneringsregeling14 via Rechtbank (incl. bewindvoering). Schuldhulpverlening en psychosociale hulpverlening15
14
Regelbare klant Schuldsaneringsregeling via Rechtbank (incl. bewindvoering). Schuldhulpverlening
Als een minnelijke regeling (schuldhulpverlening) niet mogelijk gebleken is, biedt de WSNP (wettelijke schuldsanering natuurlijke personen) onder voorwaarden het perspectief op een schuldenvrije toekomst cq. een “schone lei”. Zie hierover pagina 12. 11
4. De stappen in het proces van schuldhulpverlening De randvoorwaarden van de relevante wettelijke kaders en de beleidsvisie voor de schuldhulpverlening zijn geschetst. Onze visie kent uitgangspunten die u in het vorige hoofdstuk terugvindt. Daarnaast kent de visie ook nieuwe actiepunten. Daarin leest u terug hoe de gemeente de regie zal voeren over de samenwerking tussen meerdere instanties die samen moeten gaan voorzien in een totaalaanpak op maat. Deze nieuwe actiepunten komen onderstaand aan de orde. Eerst geven we een vereenvoudigde weergave van de verschillende processtappen zodat u beter kunt volgen welke keuzes wij maken.
4.1 Het proces in één overzicht Het proces van schuldhulpverlening loopt vanaf het moment van de eerste keer dat iemand ‘rood’ staat tot, in het ergste geval, de faillietverklaring van die persoon. Het proces ziet er als volgt uit:
Minnelijke traject Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Faillietverklaring
WSNPtraject
Faillissementswet WSNP
4.1.1 Minnelijk traject Eerst wordt een schuldhulpverleningtraject gestart, het zogenaamde minnelijke traject. De schuldhulpverlener maakt een inventarisatie van de schuldeisers en de hoogte van de schulden. Daarna probeert hij een akkoord te bereiken met de schuldeisers. Dit houdt in dat er wordt aangeboden een deel van de schuld te betalen tegen kwijtschelding van de rest van de vordering. Wanneer alle schuldeisers akkoord gaan met dit aanbod, is het minnelijk traject gelukt. De klant betaalt dan gedurende een vastgestelde periode van 3 jaar via de schuldhulpverleningsinstelling maandelijks een bedrag aan de schuldeisers. Als één of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan, wordt het minnelijk traject als mislukt beschouwd. De schuldenaar is dan aangewezen op een WSNP-traject. 4.1.2. WSNP-traject Het WSNP-traject is een traject voor schuldsanering. De hoofddoelstelling van de WSNP is het bieden van een schone lei aan schuldenaren die te goeder trouw zijn. De gemeente (lees: de schuldhulpverlener) stelt een verzoekschrift op met als bijlage een WSNP-verklaring. De schuldhulpverlener moet gecertificeerd zijn anders kan geen aanvraag gedaan worden in het kader van de WSNP16. De stukken worden naar de rechtbank gestuurd. Er vindt een rechtzitting plaats. Tijdens de zitting vraagt de rechter om aanvullende informatie en legt hij de schuldenaar uit welke verplichtingen deze heeft 15
Psychosociale hulpverlening is bedoeld voor klanten waarvan tijdens de intake blijkt dat zij niet in staat zijn tot het naleven van een schuldregeling omdat overige problemen niet genoeg onder controle zijn. In overleg met de psychosociaal hulpverlener wordt een trajectplan uitgestippeld. 16 Wet schuldsanering natuurlijke personen, artikel 288 lid 2b van de Faillissementswet 12
als hij tot de WSNP wordt toegelaten. De rechtbank spreekt uit of de schuldenaar wordt toegelaten tot de WSNP. Er geldt een termijn van 3 jaar vanaf de start van de sanering (art. 284 FW e.v.) waarbij een bewindvoerder wordt aangewezen. Als schuldeisers in het minnelijke traject weigeren mee te werken terwijl het aanbod toch heel redelijk was gezien de financiële situatie van de klant wordt tegelijk met het verzoek om een WSNP-verklaring ook verzocht de schuldregeling op te leggen aan de onwillige schuldeisers (dwangakkoord). 4.1.3. Faillietverklaring Is het WSNP-taject niet succesvol of komt het niet tot stand, dan kan één van de schuldeisers of de schuldenaar een faillietverklaring aanvragen. Als de Rechtbank het faillissementsverzoek inwilligt, verklaart zij de schuldenaar in staat van faillissement. Dit houdt in dat de schuldenaar meteen de zeggenschap over zijn vermogen verliest. In het vonnis benoemt de rechtbank een curator en een Rechter-commissaris. De curator is meestal een advocaat die het beheer over de failliete boedel van de ‘failliet’ overneemt. De Rechter-commissaris is een rechter die toezicht houdt op de curator.
4.2 De nadruk in het beleid In het beleid leggen wij de nadruk op de eerste fase, het minnelijke traject. Door te investeren in de ‘voorkant’ van het proces wordt voorkomen dat schuldenaars en schuldeisers aangewezen zijn op de WSNP. In het minnelijke traject schuldhulpverlening is het in veel gevallen nog haalbaar om de schuld geheel af te lossen. In de WSNP wordt het percentage dat afgelost wordt vaak al laag en bij het uitspreken van een faillissement vissen veel schuldeisers volledig achter het net. Snelle actie is dus in het belang van zowel de schuldenaar als de schuldeisers. De kans dat het gehele schuldbedrag kan worden afgelost is immers groter in de eerste fase. De schuld is dan bovendien nog niet zo hoog opgelopen omdat in een vroeg stadium adequate afspraken gemaakt worden. Inzet op succes in de eerste fase is dus belangrijk. Daarnaast is de schuldeiser in de eerste fase eerder geneigd mee te werken omdat er een onafhankelijke derde (de schuldhulpverlener) in het spel is die erop toeziet dat de schuldenaar de discipline bewaart om af te lossen. Zonder schuldhulpverlener is het moeilijker voor de klant om een regeling te treffen. Ook heeft inzet op de eerste fase het voordeel dat de klant dan nog de kans krijgt om zelf vaardigheden aan te leren om het probleem op te lossen. In een later stadium wordt de situatie steeds problematischer. Het is tenslotte ook voor de maatschappij zelf gunstig om snel in te grijpen. Een persoon die diep in de schulden raakt en hier zelf niet meer uitkomt, kost de maatschappij potentieel veel geld.
Actiepunt 1 De schuldhulpverlening wordt zo vroeg mogelijk geboden. Wij wachten niet tot de schuld problematisch is.
13
5. De kwaliteit van schuldhulpverlening
Nu duidelijk is hoe schuldhulpverlening processueel in zijn werk gaat en waar wij de nadruk willen leggen gaan wij in dit hoofdstuk nader in op de inhoud van het traject minnelijke schuldhulpverlening. Wij leggen uit hoe wij borgen dat dit traject consequent van een kwalitatief hoogwaardig niveau is en blijft. Aller eerst is het van belang te weten dat het voor een hoge kwaliteit van de schuldhulpverlening cruciaal is dat de klant volledig ‘in beeld’ is. Dit betekent dat wij niet enkel kijken naar de financiële situatie van de klant. Deze financiële situatie voortvloeit immers voort uit een bepaald gedrag. Het gedrag is de oorzaak en de financiële situatie is het gevolg. Het enkel verbeteren van de financiële situatie geeft daarom geen duurzaam resultaat. Daarvoor moet de klant zijn gedrag veranderen. Hoe sneller wij signaleren dat dit gedrag “verkeerd” is hoe sneller wij hulpverlening kunnen bieden. Maar hoe spelen we op deze visie in? Wij stellen een aantal belangrijke aspecten voorop: 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Een laagdrempelige voorziening Actief wachtlijstbeheer Samenwerking in de schuldhulpverlening Adequate regievoering Preventiebeleid Overige borging van kwaliteit
5.1 Een laagdrempelige voorziening In voorgaande jaren werd schuldhulpverlening aangeboden via doorverwijzing naar het kantoor van de Kredietbank Limburg in Sittard. De gemeente Beek kocht daar producten in en klanten konden in Sittard terecht voor informatie, advies of een intake. Na de intake moest de klant veelal naar het hoofdkantoor in Heerlen. De wet gemeentelijke schuldhulpverlening verplicht ons vanaf 2011 om schuldhulpverlening laagdrempelig aan te bieden. Wij voorzien hierin door zo veel mogelijk activiteiten binnen het traject schuldhulpverlening in Beek te laten plaatsvinden. Zo stellen wij voor: • • •
De intakegesprekken wekelijks in het gemeentehuis af te nemen. Een wekelijks spreekuur in te richten voor informatie en advies. Lokaal een aantal preventieve producten aan te beiden (bijv. informatieavonden).
Actiepunt 2 Wij voeren schuldhulpverlening zoveel mogelijk lokaal (vanuit het gemeentehuis) uit
14
5.2 Actief wachtlijstbeheer Een snelle dienstverlening aan de klant betekent een minder grote schuldenlast. Het is daarom evident dat een betere dienstverlening een snelle dienstverlening is. Daarom schrijft de nieuwe wet gemeentelijke schuldhulpverlening een maximale wachttijd van 4 weken voor17. Dit wil zeggen dat er binnen vier weken na de eerste melding van de klant een intakegesprek moet plaatsvinden. Uit de evaluatie van de huidige werkwijze is gebleken dat de gemiddelde wachttijd voor Beekse klanten begin 2010 12 weken bedroeg. Om de wachtlijst actief te kunnen beheren is in mei 2010 een intakespreekuur op afspraak gestart. Medio 2010 is de wachttijd hierdoor teruggebracht naar 6 weken met een uitzicht op een verdere verkorting naar 4 tot 2 weken. Ons streven is erop gericht elke klant binnen 2 weken te kunnen bedienen. De realisatie van deze doelstelling is een groeiproces. In geval van bedreigende schulden (crisissituaties) is de wachttijd maximaal 1 dag. Op de dag van melding wordt direct actie ondernomen. Denk maar aan situaties als huisuitzettingen of de openbare verkoop van een woning.
Actiepunt 3 Wij streven naar een maximale wachttijd van twee tot maximaal vier weken. In geval van bedreigende schulden is de wachttijd maximaal 3 dagen.
De lokale intakes wordt gecombineerd met de vrijblijvende inloop voor informatie & advies. Wij willen hiervoor wekelijks een gecombineerd spreekuur aanbieden18. De wachttijd wordt gemonitord om te bezien of de dienstverlening optimaal blijft, ook bij een groeiende vraag.
5.3 Samenwerking in de schuldhulpverlening We hebben daarmee geborgd dat schuldhulpverlening snel plaatsvindt, maar hoe bereiken we nu een gedragsverandering bij de klant en dus een duurzaam resultaat? De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening legt gemeenten immers formeel een zorgplicht op. De gedachte van de wetgever daarbij is dat gemeenten bij uitstek in staat zijn om de schuldhulpverlening integraal op te pakken vanwege haar expertise op aanpalende terreinen als werk en inkomen, maatschappelijke ondersteuning, etc. Wij geven invulling aan deze zorgplicht door de schuldhulpverlening in een totaalaanpak vorm te geven en samen te werken met andere hulpverleners. 5.3.1. Integrale schuldhulpverlening De integrale benadering van de schuldhulpverlening is gericht op het voorkomen van (nieuwe) schulden en het stabiliseren van de bestaande schuldensituatie en een gedragsverandering bij de klant zodat een duurzaam resultaat geboekt wordt. Wij bieden sinds enige jaren een totaalaanpak aan. Dit is een ‘warme’ benadering van schuldhulpverlening die intensiever van aard is en waarbij een op maat gesneden begeleiding plaatsvindt. De klant wordt maximaal betrokken bij het proces. De 17 18
Dit is een termijn orde. Overschrijding van de termijn heeft geen rechtsgevolg. Binnen de huidige budgetten is er ruimte voor 52 spreekuren (52 uur info & advies en 52 intakes op locatie). 15
totaalaanpak omvat producten zoals budgetbeheer en budgetbegeleiding. Voor klanten die de intensieve begeleiding niet nodig hebben, worden uit het productengamma enkel die producten gekozen die passen bij de minder behoevende klant. Er wordt meer ingezet op klantcontact. Een op maat gesneden begeleiding is immers belangrijk om het afhaken van klanten te voorkomen. Voor een overzicht en een uitleg van de werking van de diverse instrumenten die wij inzetten verwijzen wij u naar bijlage 5. Op grond van boventaande bieden wij binnen de totaalaanpak maatwerk en dus een passende vorm van schuldhulpverlening voor alle klanten. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan bijv. huisgenoten of gezinssituatie als dit toegevoegde waarde heeft. Actiepunt 4 Wij willen een duurzaam resultaat bereiken door te blijven werken vanuit de totaalaanpak om maximaal in te steken op bewustwording en gedragsverandering.
5.3.2. Nazorg Of een traject een duurzaam resultaat heeft, kun je pas na afloop van het traject verifiëren. Dit gebeurt nu nog mondjesmaat. Nazorg wordt enkel geboden na afloop van een WSNP-traject. Na een traject schudhulpverlening wordt geen nazorg gepleegd. Nazorg is cruciaal om te voorkomen dat klanten een terugval krijgen en opnieuw een duur traject moeten doorlopen. Door een kleine investering te plegen voorkomen wij hierdoor grote problemen. In aanvulling op het totaalpakket willen wij daarom ook nazorg aanbieden na afloop van het minnelijke traject schuldhulpverlening. Dit doen we door elk kwartaal contact op te nemen met de klant en deze te verzoeken naar het inloopspreekuur te komen om de voortgang te bespreken. Als zij niet komen ondernemen we actie. Daarnaast willen wij de huidige nazorg na het WSNP-traject liever aanbeiden gedurende het WSNP-traject. Als iemand in de WSNP terecht komt, krijgt hij een bewindvoerder toegewezen. Deze voorziet enkel in het beheer van het inkomen van de klant. Omdat het voorkomt dat een minnelijk traject niet haalbaar blijkt en mensen daardoor direct in de WSNP komen, willen we in dat geval via nazorg toch aandacht geven aan gedragsverandering. De inschatting is dat het voldoende is om de klant een jaar in de gaten te houden. Als een klant binnen een jaar geen terugval krijgt, is hij doorgaans voldoende zelfredzaam.
Actiepunt 5 Wij breiden de integrale aanpak uit door één jaar nazorg te bieden na het minnelijke traject en gedurende een WSNP-traject.
5.3.3. Psychosociale begeleiding Schulden hebben invloed op het welzijn van mensen. Iemand met schulden wordt continue geconfronteerd met schuldeisers en voelt daardoor druk en stress. Het feit dat iemand moeite heeft om verantwoord met geld om te gaan, betekent bovendien vaak ook dat op andere terreinen problemen bestaan of (door de schulden) ontstaan. Daarom zien wij schulden niet als een probleem op zich, maar bekijken we de schuldsituatie in het 16
geheel van overige aspecten die van invloed zijn op het welzijn van de klant. Gebleken is dat de meeste klanten naast een schuldenproblematiek ook een psychosociale problematiek hebben. De totaalaanpak zou effectiever ingezet kunnen worden als wij zoveel mogelijk gebruik zouden maken van de psychosociale ‘know how’ die al aanwezig is bij andere hulpverleners. Het beeld dat de klant schetst is immers vaak gekleurd of weinig objectief. Een bij bijdrage van een hulpverlener (bijvoorbeeld een maatschappelijk werker) kan dan zeer welkom zijn. Uitgangspunt moet wel zijn dat klanten met een psychosociale problematiek geholpen worden door de daarvoor toegeruste hulpverlener en andersom dat deze hulpverlener zich niet bezig houdt met het verhelpen van de financiële problemen of aan inkomensbeheer gaan doen. Dit is immers een taak van de schuldhulpverlener. In de huidige situatie blijkt de scheidslijn niet duidelijk omdat er geen duidelijke afspraken zijn. Maatschappelijk werkers zijn tijd kwijt met het verhelpen van financiële problemen terwijl ze daartoe niet opgeleid zijn en hetzelfde geldt voor de schuldhulpverlener. Het huidige uitvoeringsoverleg tussen de schuldhulpverlener en een maatschappelijk werker vind vier keer per jaar plaats en levert meerwaarde maar een doorontwikkeling en een betere samenwerkingsstructuur is noodzakelijk. Wij stellen voor om binnen het huidige contract met maatschappelijk werk (Partners in Welzijn) te zoeken naar mogelijkheden om tot een ‘product’ psychosociale hulpverlening in combinatie met schuldhulp te komen. In de komende periode willen wij daarnaast met maatschappelijk werk in gesprek gaan om te bezien of wij een frequent casusoverleg en continue afstemming met de schuldhulpverlening beter kunnen borgen. Als het mogelijk is, sluiten wij daarvoor aan bij een bestaande overlegstructuur19. Naast maatschappelijk werk zijn er meerdere hulpverlenende instanties die dagelijks met mensen in aanraking komen die niet voldoende in staat zijn om hun eigen financiën te beheren vanwege psychosociale problemen. Deze instanties begeleiden klanten bijvoorbeeld in het kader van reïntegratie, participatie of zorg. Denk aan de leerplichtambtenaar, de Wmo-consulenten en de klantmanagers Werk & Inkomen. Deze hulpverleners zouden de keten van een integrale (schuld)hulpverlening verder kunnen completeren. Door deze, en mogelijk ook andere partijen een platform te geven om elkaar geregeld te voorzien van informatie zouden ze elkaar kunnen versterken. Hierdoor ontstaat integrale (schuld)hulpverlening en voorkomen we dat verschillende instanties hetzelfde werk doen.
Actiepunt 6 Binnen het huidige contract met maatschappelijk werk zoeken wij naar mogelijkheden om tot een ‘product’ psychosociale hulpverlening in combinatie met schuldhulp te komen en een structurele afstemming te realiseren waarbij op termijn ook andere partijen kunnen aansluiten
19
Denk aan de deelnemers van het Zorgtafeloverleg of het Woonoverleg.
17
5.4 Adequate regievoering De nieuwe wet schrijft niet alleen een integrale aanpak van schuldhulpverlening voor maar verwacht ook van de gemeente dat zij de coördinatie van de integrale aanpak op schuldhulpverlening op zich neemt. De regierol ligt daarmee formeel bij de gemeente. De gemeente dient als regisseur procesmatig vast te leggen hoe zij vinger aan de pols houdt en hoe zij de voortgang van het proces stimuleert en bewaakt. Omdat de integrale benadering in de keten nog in ontwikkeling is, gaan wij uit van een groeimodel. Wij zullen met maatschappelijk werk en andere hulpverleners nadere afspraken maken in de komende periode. Onderdeel van deze afspraken zijn o.a. de manier van terugrapporteren, overdracht gemeentelijke beleidsregels (wat te doen als klant afspraken niet nakomt bv.) en werkoverleg gedurende het traject schuldhulpverlening. Gedurende dit proces zal ook de regievoering onderwerp van gesprek zijn. Daarbij moeten wij wel realistisch zijn over de mogelijkheden. Er zijn diverse keuzemogelijkheden om de uitvoering van schuldhulpverlening vorm te geven. Beek heeft gekozen voor het uitbesteden van de uitvoering aan een derde partij. Daarbij worden er in de overeenkomst tot aanneming afspraken gemaakt over de te behalen resultaten, de te leveren informatie en de aard van de te leveren diensten. De regie die we kunnen voeren op de uitvoering is daardoor beperkter omdat de uitvoering ‘op afstand’ staat. Wij illustreren dit met onderstaande tabel.
1. Subsidiëren
2. Uitbesteden
3. Inbesteden (bijv. aan een gemeenschappelijke regeling)
4. Zelf uitvoeren
Mate van invloed op de vormgeving van de schuldhulpverlening
De uitvoering van schuldhulpverlening wordt in Beek overgelaten aan een externe uitvoerder. Dit heet ‘uitbesteden’ (nr. 2). Hierdoor is de mate van invloed op de uitvoering minder groot. Omdat de gemeente Beek niet beschikt voer een Gemeenschappelijke Regeling (nr. 3) of is toegerust om de schuldhulpverlening zelf uit te voeren (nr. 4), is dit de beste vorm om de regie te voeren dus uitbesteding (nr. 2). Omdat de uitvoering ‘op afstand’ staat, zullen wij zoveel mogelijk activiteiten naar het gemeentehuis halen en binnen de Publieksbalie invullen. Dit geeft meer zicht op de uitvoering. Vanuit deze uitgangspositie vullen wij de regierol als volgt in:
18
Binnen de gemeente wordt de overall regiefunctie organisatorisch ondergebracht bij de Beleidsmedewerker Schuldhulpverlening van de afdeling Werk & Inkomen. Hij voert de volgende taken uit: • toezicht op het naleven van de doelstellingen; • sturing n.a.v. managementinformatie op de genoemde doelstellingen; • het opstellen van een uitvoeringsplan, werkafspraken en werkprocessen en het toezien op de naleving hiervan; • het periodieke evalueren en evt. bijstellen van het beleid; • het tot stand brengen van een netwerk en een overlegstructuur t.b.v. een meer integrale uitvoering • het periodiek overleggen met de schuldhulpverlener • het aanbesteden van de uitvoering.
Actiepunt 7 De gemeente vervult de regierol over de schuldhulpverlening.
De schuldhulpverlening zelf wordt uitgevoerd door de schuldhulpverlener. Deze vervult de regierol op klant niveau. Hij vult deze rol als volgt in: • Alle contacten met de klant verlopen via de schuldhulpverlener. Klanten melden zich bij de schuldhulpverlener. • De schuldhulpverlener bepaalt of de klant in staat is de aanvraag zelf in te dienen. Zo nee, dan zorgt hij dat de psychosociaal hulpverlener hierin ondersteunt. • De schuldhulpverlener voert de intakes uit, geeft informatie en advies (tijdens het spreekuur) en begeleidt de klant gedurende het gehele traject (incl. nazorg). • Tijdens de intake maakt hij de schuldsituatie inzichtelijk en kijkt hij naar mogelijkheden om te bezuinigen en om inkomsten te vergroten. Hij adviseert over een passend traject en de mogelijkheden om de schuld af te bouwen en beoordeelt of de inzet van een traject noodzakelijk is. De schuldhulpverlener beoordeelt tevens of er signalen zijn dat er psychosociale hulp ingeroepen moet worden en maakt zo nodig een afspraak met de psychosociaal hulpverlener. • Hij ziet er daarbij op toe dat de wachttijd niet oploopt en signaleert een langere wachttijd dan 2 weken bij de beleidsmedewerker Schuldhulpverlening • De schuldhulpverlener is de zorgdrager voor het integraliteit van het dossier van de klant • T.o.v. andere hulpverleners vormt hij de ‘spin in het web’ die alle signalen en doelstellingen bewaakt en acties uitzet. Hij registreert de hulpvraag en de verwijzingen naar de hulpverleners en houdt aan de hand van de terugrapportages de stand van zaken bij. • Hij organiseert, neemt deel aan en werkt de actiepunten van casusoverleg uit conform de structuur die daarvoor is opgesteld. • Hij signaleert aan en overlegt periodiek met de beleidsmedewerker .
5.5 Preventiebeleid Naast een adequate regievoering zetten wij ook in op preventieve maatregelen. Dit las u al in uitgangspunt 2 op pagina 10. Preventie biedt logische voordelen voor zowel de schuldenaar als de schuldeisers. Doel van preventie is:
19
• • • • •
problematische schuldsituaties zo veel mogelijk te voorkomen; zicht te geven op de ‘ins en outs’ van een gezonde financiële huishouding; bewustwording te creëren over slecht betalingsgedrag en/of een overmatig uitgavenpatroon; zicht te geven op en bewustwording te creëren over de eigen mogelijkheden om de financiële situatie te verbeteren / adequaat te beheersen; door bovenstaande de vraag naar trajecten schuldhulpverlening te verminderen (terugverdieneffect).
Om preventie vorm en inhoud te geven worden al diverse producten aangeboden: • Het treffen van een minnelijke betalingsregeling met een schuldeiser • De ministeriele regeling20 gesloten met o.a. WML en Essent • Voorlichting via een cursus “Rondkomen met inkomen”. Dit huidige aanbod willen wij per 1 januari 2011 uitbreiden met een lokaal spreekuur voor informatie en advies toegankelijk voor iedere inwoner van Beek. Daarnaast willen wij investeren in een eerdere signalering van slecht betalingsgedrag en/of achterstanden. Dit betekent dat we niet wachten tot de klant zich meldt maar dat wij een proactieve aanpak hanteren. Ketenpartners spelen hierin een belangrijke rol. Zij krijgen diverse signalen binnen over de financiële situatie van hun eigen klanten. Soms omdat de klant niet betaalt voor diensten (woningbouwvereniging, energiebedrijf of de afdeling Belastingen van de gemeente). Soms via de kinderen (kinderopvangorganisatie of basisschool) en soms vanuit een hulpverlenende rol (Wmo-consulent en klantmanager Werk & Inkomen21. Of wij gebruik mogen maken van dergelijke signalen is onzeker. Het gaat immers om privacygevoelige informatie over klanten in een schuldsituatie. Wel kunnen onze ketenpartners hun klanten vrijblijvend doorverwijzen naar het spreekuur van de gemeente. Daarnaast kan de ketenpartner de klant actief vragen of hij ermee instemt dat de schuldhulpverlener vrijblijvend telefonisch contact opneemt. Er zijn dus opties. Wij willen de periode 2010-2014 benutten om met ketenpartners om de tafel te gaan. Als zij medewerking willen verlenen, zullen wij invulling geven aan een pro-actieve benadering van de klant zodra wij van de ketenpartner een signaal ontvangen dat de klant behoefte toont aan hulp. Daarbij nemen wij de privacywetgeving in acht. Op die wijze stimuleren wij het gebruik van de schuldhulpverlening. Tenslotte willen wij een jaarlijks communicatieplan opstellen. In het communicatieplan geven wij invulling aan de informatievoorziening via lokale media, de ontwikkeling van foldermateriaal en (groepsgewijze) voorlichting aan (risico-)groepen en ketenpartners.
Actiepunt 8 Wij breiden preventie uit door de inzet van een lokaal spreekuur voor ‘informatie & advies’, een pro-actieve aanpak op vroegsignalering en betere voorlichting.
20 21
Voor een nadere uitleg van de genoemde producten verwijzen wij u naar bijlage 5 De opsomming is niet uitputtelijk bedoeld. Legio partners zijn denkbaar. 20
5.6 Overige borging van kwaliteit Om de kwaliteit van de schuldhulpverlening in de gemeente verder te borgen worden een aantal uniforme regels gehanteerd: 5.6.1. Gedragscodes Schuldhulpverlening Er zijn drie gedragscodes van de Vereniging voor Schuldhulpverlening en Sociaal Bankieren (NVVK). • De Gedragscode Schuldregeling. Deze regeling is breed geaccepteerd als de basis voor schuldregelingen in Nederland. De Gedragscode regelt onder meer het 120-dagen-model (max. duur traject) en het financieel beheer. De gedragscode is bindend voor alle NVVK-leden en beschrijft de te volgen werkwijze voor alle stappen in het proces van schuldregeling. • De Gedragscode Budgetbeheer. Idem. voor budgetbeheer. • De Gedragscode Sociale Kredietverlening. Idem. voor soc. kredietverlening. Deze Gedragscodes zijn erkend door zowel de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) als door de rechtbanken in Nederland. Dit laatste is van belang wanneer een schuldenaar aanspraak wil maken op de WSNP. 5.6.2. Overige kwaliteitnormen Schuldhulpverlening Er zijn vanaf 2008 twee verschillende vormen van kwaliteitnormen voor de schuldhulpverlening22: • ISO: Het HKZ-schema (schema Maatschappelijke dienstverlening ISO 2000) is een kwaliteitsmanagementsysteem en verplicht een organisatie te werken volgens vastgestelde kwaliteitsnormen op organisatieniveau. • NEN: De NEN 8048 is een kwaliteitsnorm voor schuldhulpverlening. Omdat het een nieuwe norm betreft, is slechts 1 schuldhulpverleningsorganisatie gecertificeerd. Certificering is geen wettelijke plicht. Bij aanbesteding va schuldhulpverlening zullen wij deze norm als ‘wens’ omschrijven. • Modules Schuldhulpverlening nieuwe stijl: Vooruitlopende op certificering heeft de NVVK een aantal modules “Schuldhulpverlening nieuwe stijl’ ontwikkeld. Deze zijn gericht op de uitvoering en werken de certificering in de praktijk uit. Wij hanteren deze modules als het instrument voor een adequate uitvoering.
Actiepunt 9 Schuldhulpverlening wordt aangeboden conform de genoemde kwaliteitsnormen. Deze normen worden bij de inkoop van schuldhulpverlening opgenomen in het pakket van wensen en eisen.
5.6.3. De schuldhulpverlener Gezien het belang van een juiste indicatiestelling is het belangrijk dat de schuldhulpverlener die de uitvoering op zich neemt een op schuldhulpverlening gerichte HBO-opleiding heeft afgerond. Immers in één of twee gesprekken dienen de oorzaken van de schuldenproblematiek naar boven gehaald te worden. Dit vereist een gedegen vakkennis op gebied van gesprekstechnieken, agogische vaardigheden, kennis van de sociale kaart (voorzieningen) en inzicht in het menselijk handelen. Omdat nog weinig schuldhulpverleners het nieuwe NEN-examen (8048-2) hebben afgelegd. Beschouwen 22
Voor meer informatie over bovengenoemde normen zie bijlage 3. 21
wij het voorlopig als een wens (niet als een eis) dat de aanbieder van schuldhulpverlening zijn personeel heeft gekwalificeerd volgens de NEN 8048-2. 5.6.4 Slagingspercentage Momenteel ontvangen wij geen terugkoppeling over het slagingspercentage maar dit is wel opgenomen in de dienstverleningsovereenkomst. Omdat het minnelijk schuldhulpverleningstraject op vrijwillige basis plaatsvindt en de klanten voor het merendeel nog moeten onderkennen dat ze zich in een is een crisissituatie bevinden, is een groot uitvalpercentage regulier. Een slagingspercentage23 van minimaal 30% is reëel.
Actiepunt 10 Wij streven naar een slagingspercentage van minimaal 30% .
Met de aanbieder wordt contractueel overeengekomen dat dit slagingspercentage behaald moet worden. Daarnaast dient de aanbieder periodiek op adequate wijze terug te koppelen over het behalen van deze doelstelling. 5.6.5 Doorlooptijd Wij moeten de klant inzicht geven in het aantal weken tussen het intakegesprek en het bereiken van het resultaat. Aan deze wettelijke taak voldoen wij door een tijdgebonden actieplan op te stellen. Daarna bewaken we de doorlooptijd. Momenteel bestaat er geen zicht op de doorlooptijden. Aan de (maximale) doorlooptijd worden wettelijk geen eisen gesteld. Dit is afhankelijk van de situatie van de schuldenaar en is niet mogelijk om in de wet te bepalen. Wij sluiten hiervoor aan bij de voornoemde kwaliteitsnormen ISO en NEN. Hierbij geldt de nadrukkelijke voorwaarde dat de klant meewerkt aan de schuldhulpverlening. De aanbieder dient periodiek op adequate wijze terug te koppelen over het behalen van deze doelstelling. 5.6.6 Managementinformatie Bij een juiste verantwoording aan de opdrachtgever (gemeente) hoort het leveren van overzichtelijke managementinformatie zodat de gemeente de regie adequaat kan voeren. Wij zullen met de aanbieder afspraken maken over het aanleveren van een managementsrapportage die SMART24 geformuleerd is en voor een niet-deskundige juist te interpreteren is. Deze rapportage moet inzicht geven in de regievoering, het aantal gerealiseerde trajecten en producten en de financiële consequenties daarvan, het wachtlijstbeheer, uitvalcijfers, de resultaten/effecten van het traject, de effecten van nazorg, doorlooptijden etc.
Actiepunt 11 Het laten ontwikkelen van een adequate managementrapportage ten behoeve van een goede regievoering.
23
Definitie slagingspercentage: aantal klanten dat gedurende het gehele traject van een minnelijke schuldregeling (max. 3 jaar) zich aan de verplichtingen houdt en na afronding van het traject schuldenvrij is of zelfredzaam genoeg geacht wordt om de restschuld zelf af te lossen. 24 Specifiek, meetbaar, acceptabel, resultaatgericht en tijdgebonden 22
6. Financiën Dit beleidsplan en de komst van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening hebben ook financiële gevolgen. Wij bespreken deze hier. 6.1 Gevolgen nieuwe wet De wetgever heeft de taak aan te geven of de inhoud van het wetsvoorstel leidt tot een taakverzwaring van de gemeenten en, als dit het geval is, hoe deze taakverzwaring gefinancierd moet worden. Zij heeft uitgesproken dat het niet de bedoeling is om structureel extra middelen beschikbaar te stellen. Het Rijk gaat naast extra kosten ook uit van een inverdieneffect door een extra inzet op preventie, het voorkomen van recidive en nazorg en effecten op aanverwante gemeentelijke taakgebieden (bijzondere bijstand, reïntegratie, afsluitingen nutsvoorzieningen, huisuitzettingen, verslaafdenzorg). De financiële consequenties van deze inverdieneffecten kan het Rijk (nog) niet zichtbaar maken. De netto kosten minus inverdieneffecten van het wetsvoorstel worden door het Rijk becijferd op maximaal 17,6 miljoen euro in 2010. Voor Beek betekent dit circa € 17.600,--. Het Rijk stelt desondanks geen middelen beschikbaar omdat zij er vanuit gaat dat deze kosten het gevolg zijn van het crisiseffect en van beleidsmatige keuzes en daarmee geen direct gevolg zijn van de wet en dus voor eigen rekening komen van de gemeente. In Beek is tot op heden geen sprake geweest van een substantieel crisiseffect. Daarnaast nemen wij de beleidsmatige keuzes mede om te voldoen aan de wettelijke plichten. Voorts blijken eventuele inverdieneffecten pas over enige tijd. De lasten gaan immers voor de baten uit. Wij sluiten ons daarom aan bij de opinie van de VNG dat het voor een adequate uitvoering van deze nieuwe wet noodzakelijk is de benodigde financiering vrij te maken. Er is een kans dat er na 2011 een structurele ophoging van de algemene middelen plaatsvindt als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe wet. 6.2 Gevolgen beleidskeuzes Met het huidige budget (€ 83.000,--) kunnen de bestaande producten uitgevoerd worden. In dit plan ligt echter ook de wens om een aantal producten extra of intensiever in te zetten om zodoende dat inverdieneffect te verkrijgen. Eén en ander is vanaf juli 2011 noodzaak om invulling te geven aan onze wettelijke plicht. Er zijn over de jaren 2009, 2010 en 2011 extra geoormerkte middelen verstrekt. In totaal verwachten wij € 68.904,-- te ontvangen. Deze zijn bedoeld om de tijdelijke toename van de vraag als gevolg van de financiële crisis op te vangen. Het door het college vastgestelde bestedingsdoel voor de extra middelen overlapt deels de doelstellingen van het nieuwe beleid. Daarom kunnen wij de financiële consequenties van het beleidsplan Schuldhulpverlening tot en met 2011 gedeeltelijk dekken met deze extra middelen. Voor het overige deel doen wij een budgetneutraal beroep op het budget ‘maatschappelijk werk’ om invulling te geven aan een product “psychosociale hulpverlening t.b.v. schuldhulpverlening”. Wij willen de huidige dienstverlening aanpassen aan onze nieuwe wens zodat wij dit nieuwe product budgetneutraal kunnen aanbieden. 23
Indien dit niet lukt, betekent dit dat een structurele ophoging van het budget noodzakelijk is. Hoe groot de ophoging moet zijn is nog onbekend en dus P.M.
6.3 Financiële conclusie: budgetneutraal Vanaf 2012 schatten wij vooralsnog in dat de extra kosten € 13.000,-- betreffen plus de eventuele P.M.-post voor de psychosociale hulpverlening indien in de loop van 2011 blijkt dat dit product niet past binnen het budget ‘maatschappelijke werk’. Met het oog op de mogelijke inverdieneffecten en/of de mogelijke aanpassing van het gemeentefonds ten behoeve van schuldhulpverlening voeren wij dit beleidsplan toch budgetneutraal in. In het nog op te stellen uitvoeringsplan zullen wij met bovenstaande rekening houden en uitgaan van een budgetneutrale invoering. Wij gaan in dit plan tevens uit van een gezamenlijke aanpak met ketenpartners. De samenwerking met deze ketenpartners zal een duidelijke meerwaarde voor iedere partner moeten opleveren wil deze slagen binnen de bestaande financiële kaders. Overlap in dienstverlening moet vervangen worden door nieuwe en efficiëntere samenwerking.
7. Samenvatting Strategische visie
24
Schuldhulpverlening kan een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale component binnen de strategische visie van de gemeente. Het hebben van financiële problemen kan veel sociale problemen veroorzaken. Als gevolg van schulden kunnen mensen afgesloten raken van nutsvoorzieningen en hun zelfstandige huisvesting kwijtraken. Zonder deze basisvoorzieningen raken zij vaak hun baan kwijt en dreigen in een sociaal isolement terecht te komen. Omgekeerd vormen schulden meestal een belangrijke belemmering om te werken of om maatschappelijk te participeren. Schuldhulpverlening kan een grote bijdrage leveren aan het voorkomen, dan wel bestrijden, van sociale problematiek. Uitgangspunten voor het aanbieden van schuldhulpverlening Wij bieden alle inwoners met schulden de mogelijkheid op begeleiding om de schuldsituatie beheersbaar te krijgen en zo mogelijk toe te werken naar een duurzaam schuldenvrij bestaan. Daarbij blijft de verantwoordelijkheid voor het welslagen van dit traject liggen bij de schuldenaar en de schuldeiser(s). De gemeente voert de regie over de samenwerking van meerdere instanties die voorzien in een totaalaanpak op maat. Hierbij hanteren wij de volgende uitgangspunten: 1. Schuldhulpverlening is toegankelijk voor alle inwoners. 2. Een schuldhulpverleningstraject wordt aangeboden aan inwoners die problematische schulden hebben. Zijn de schulden niet problematisch, dan worden preventieve maatregelen getroffen. Daarbij is het doel dat problematische schulden voorkomen worden. Preventieve maatregelen worden aangeboden aan alle inwoners. 3. De klant vervult een actieve rol. Hij / zij committeert zich vooraf aan de te behalen doelen en de na te leven voorwaarden en is hier zelf verantwoordelijk voor. 4. Het schuldhulpverleningstraject heeft duurzaam resultaat. Wij vertalen deze uitgangspunten naar actiepunten die in een nog op te stellen activiteitenplan worden geconcretiseerd. De actiepunten voor de komende jaren zijn: 1. Schuldhulpverlening wordt zo vroeg mogelijk geboden. Nog voor de schuld problematisch is. 2. Schuldhulpverlening wordt zoveel mogelijk lokaal vanuit het gemeentehuis uitgevoerd. 3. De maximale wachttijd is twee tot vier weken. 4. Er wordt een duurzaam resultaat bereikt door schuldhulpverlening en psychosociale hulpverlening op elkaar af te stemmen en daarbij in te steken op bewustwording en gedragsverandering. 5. De integrale aanpak wordt uitgebreid door één jaar nazorg te bieden na het minnelijke traject en één jaar gedurende een WSNP-traject. 6. Binnen het huidige contract met maatschappelijk werk willen wij tot een product psycho-sociale hulpverlening in combinatie met schuldhulp komen en een structurele afstemming realiseren waarbij op termijn andere partijen aansluiten. 7. De gemeente vervult de regierol over de schuldhulpverlening. 8. Preventief zetten wij in op een lokaal spreekuur voor informatie & advies, een proactieve aanpak op vroegsignalering en een verbetering van de voorlichting. 9. Schuldhulpverlening wordt aangeboden conform vaste kwaliteitnormen. 10. Bij de inkoop van schuldhulpverlening worden deze kwaliteitnormen opgenomen in het pakket van wensen en eisen. 11. Het slagingspercentage is minimaal 30%. 12. Er komt een adequate managementrapportage t.b.v. een goede regievoering. Maatschappelijke effecten Een goed preventief en curatief schuldhulpverleningsbeleid heeft grote maatschappelijke effecten. Deze effecten zijn niet met financiëel te onderbouwen, maar zijn wel als volgt te benoemen: - voorkomen schulden; 25
-
grotere kans op reïntegratie; voorkomen maatschappelijk isolement; voorkomen huisuitzettingen en toename dak- en thuislozen; schulden zijn vaak oorzaken relatiebreuk / schooluitval; met het oplossen van schulden wordt inwoners perspectief geboden.
8. Advies Wij stellen u voor: 1. In te stemmen met het beleidsplan Schuldhulpverlening en de daarin genoemde visie en uitgangspunten. 2. In te stemmen met de actiepunten en het college opdracht te geven ter uitvoering van deze actiepunten een uitvoeringsplan op te stellen. 3. De uitvoering van deze beleidsnotitie en het uitvoeringsplan plaats te laten vinden in de periode 2010-2014 en binnen het financiële kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 6 (blz. 26) van dit beleidsplan.
26
BIJLAGE 1 Budgetten en aantallen
Tabel 1: Structurele middelen schuldhulpverlening Gemeente Besteed Besteed Budget 2010 bedrag 2008 bedrag 2009 Beek € 103.000 € 58.719,€ 83.000,Schinnen € 37.400,€ 37.250,€ 39.000,Stein € 84.680,€109.926,€ 143.266,-
Budget 2011 € 83.000,€ 25.000,€ 143.266,-
Tabel 2: Extra incidentele middelen 2009-2011 (doeluitkering) Gemeente Def. voorschot verwacht Verwacht budget 2010 2010 2011 2009 Beek € 17.384 € 12.880 € 12.880 € 25.760 Schinnen € 14.012 € 10.381 € 10.381 € 20.762 Stein € 23.422 € 17.354 € 17.354 € 34.708
Totaal
€ 68.904 € 55.536 € 92.838
Uit deze tabellen valt af te leiden dat de inkoop van schuldhulpverlening de afgelopen jaren fors is toegenomen. Naast de extra toeloop heeft ook de inzet op preventie een kostenverhogend effect. Als richtlijn voor 2011 gaan wij op dit moment echter uit van een stabilisatie van het budget, waarbij de doeluitkering voor de opvang van de toestroom in de schuldhulpverlening a.g.v. de crisis in 2011 volledig benut zullen moeten worden. Tabel 3: afname aantal producten bij Kredietbank Limburg in 2009 Beek Schinnen Stein Aantal intakes van alle producten
58
48
67
Aantal deelnemers cursus (preventie) 2
1
7
Soc. kredietverlening (sanering)
17
-
36
Betalingsregelingen
7
-
5
Budgetcoaching
5
5
17
Ministeriele regeling
5
-
15
Crisisinterventie
-
6
10
Schuldregeling / bemiddeling
17
20
22
Uitvoeringsoverleg (uren)
3
-
3
Spreekuur op locatie
-
-
19
Afgifte verzoekschriften
3
3
9
Nazorg
-
-
-
27
BIJLAGE 2 De relatie met andere regelgeving Hierna worden de overige belangrijke kaderscheppende wetten en regels nader toegelicht. Hiermee willen wij nogmaals de raakvlakken die schuldhulpverlening heeft met andere beleidsterreinen en de positionering van schuldhulpverlening in het totale hulpverlenings- of zorgtraject benadrukken. De Wet Werk en Bijstand en de Wet Investeren in Jongeren (WWB en WIJ) De WWB en WIJ regelen de bijstand en reïntegratie voor inwoners zonder inkomen. Ongeveer 40% van onze cliënten van schuldhulpverlening heeft een bijstandsuitkering. De WWB en de WIJ zijn daarom een belangrijk beleidskader. Beide wetten kennen als uitgangspunt de eigen verantwoordelijkheid van de burger om werk te vinden en te behouden. Als dat niet lukt, is de opdracht voor de gemeente om de burger naar werk te begeleiden en in tweede instantie om de burger een uitkering te verstrekken. Ook bij het aspect schuldenlast (art. 13, 48 en 49 WWB) is de eigen verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde uitgangspunt. In beginsel wordt geen bijstand verleend voor schulden25. Schuldsituaties en reïntegratie Bij reïntegratie moet in een zo vroeg mogelijk stadium aan de schuldsituatie worden gewerkt. Als dit niet gebeurt, is de kans groot dat de reïntegratie niet slaagt. De schuldsituatie kan het leven van de schuldenaar zo beheersen dat hij zich onvoldoende kan concentreren op werk of het zoeken naar werk. Door middel van schuldhulpverlening wordt de situatie van de schuldenaar gestabiliseerd en krijgt hij de rust om zich op een betaalde baan en andere zaken te kunnen richten. Andersom is het vinden van werk in beginsel26 een voorwaarde om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening. Schuldeisers zullen immers sneller geneigd zijn akkoord te gaan met een schuldregeling als zij zien dat de schuldenaar zich inspant om zijn inkomen te vergroten. Daarnaast heeft betaald werk op langere termijn, na aflossing van de schulden een positief effect op het inkomen. Algemeen geaccepteerde arbeid De WWB en de WIJ schrijven voor dat de schuldenaar alles in het werk moet stellen om een betere uitgangspositie te krijgen voor de aflossing van de schulden en het aanvaarden van werk. Dit geeft meer mogelijkheden om de cliënt te stimuleren werk te accepteren en zodoende het inkomen te vergroten en de schulden op te lossen. Schuldhulpverlening kan worden beschouwd als een voortraject naar werk. Het kan als afzonderlijk reintegratie-instrument in een maatwerkaanpak worden ingekocht. Armoedebestrijding Schuldhulpverlening maakt deel uit van het gemeentelijk armoedebeleid. Het gemeentelijke armoedebeleid is daarom kaderscheppend voor het schuldhulpverleningsbeleid. Instrumenten die gemeenten kunnen inzetten ter voorkoming en bestrijding van armoede, schulden en sociale uitsluiting zijn onder andere bijzondere bijstand, De Sport- en Cultuurpas, de collectieve zorgverzekering IZA Cura, de langdurigheidstoeslag, kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen.
25
De gemeente kan bijzondere bijstand verlenen voor een aflossing van een schuldenlast en uitsluitend in de vorm van een borgtocht of geldlening. Zo kan bereikt worden dat de transactie kan plaatsvinden door een kredietinstelling. Als dit geen uitkomst biedt en in geval van dringende redenen, kan een geldlening worden verstrekt. 26 Indien voor en op verzoek van de gemeente met een rapportage van een deskundige geobjectiveerd is dat van de klant niet verwacht mag worden da hij werk aanvaard, geldt deze voorwaarde niet of maar gedeeltelijk. De mogelijkheid om parttime te werken indien een fulltime baan niet haalbaar is, wordt hierin meegenomen.
28
Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) Als een minnelijke regeling van de schuldenlast op basis van de uitgangspunten van de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) niet mogelijk is, biedt de WSNP onder voorwaarden het perspectief op een schuldenvrije toekomst. De zogenaamde “schone lei”. De gemeenten zijn verplicht aan de schuldenaar een WSNP-verklaring af te geven, waarin wordt aangegeven dat er geen reële mogelijkheid is om tot een minnelijke (buitengerechtelijke) schuldsaneringsregeling te komen. Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) Belangrijkst uitgangspunt van de WMO, de WWB en de WIJ is de zelfredzaamheid en participatie van inwoners. Uitgangspunt van de WWB en de WIJ is dat elke inwoner zelf verantwoordelijk is om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Uitgangspunt van de WMO is dat de burger zolang mogelijk zelfstandig dient te blijven wonen en actief deelneemt aan de samenleving. Maar wanneer mensen die zowel een maatschappelijke ondersteuningsbehoefte als financiële problemen hebben geen hulp krijgen die is afgestemd op die combinatie, is het de vraag of actieve deelname aan het maatschappelijk leven binnen bereik komt. Onderstaande tabel illustreert dit: Prestatieveld Wmo Veld 2: Op preventie gerichte ondersteuning van jeugd met problemen met opgroeien en problemen van ouders met opvoeden. Veld 3: Voorzieningen op het terrein van informatie en advies voor maatschappelijke ondersteuning. Veld 8: Het bieden van maatschappelijke opvang waaronder sociale pensions en vrouwenopvang. Veld 9: Het voeren van verslavingsbeleid
Aansluiting op integrale schuldhulpverlening De schuldenproblematiek onder jongeren groeit. Het is van belang dat ouders ook ondersteuning krijgen bij de financiële opvoeding van hun kinderen. Dit om te voorkomen dat de kinderen en ouders in een problematische schuldsituatie terecht komen. Problematische schuldsituaties zijn een maatschappelijk probleem. Door financieel advies en ondersteuning te geven, kan worden voorkomen dat mensen in een sociaal isolement terechtkomen. Een groot deel van de klanten in sociale pensions en vrouwenopvang heeft o.a. schulden. Het oplossen daarvan is één van de stappen die gezet moeten worden om op termijn zelfstandig te functioneren. Verslavingen veroorzaken vaak problematische schuldsituaties. Het leren omgaan met geld en minimaal het voorkomen van verergering van de situatie zijn belangrijke elementen binnen de integrale verslavingszorg.
Gemeentelijk beleidskader De gemeente heeft een wettelijke plicht ten aanzien van schuldhulpverlening. De wet schrijft voor dat de gemeente in een verordening vast legt op basis van welke individuele omstandigheden een natuurlijk persoon de toegang tot de schuldhulpverlening wordt ontzegd. De gemeente krijgt in 2011 een wettelijke plicht ten aanzien van schuldhulpverlening. Schuldhulpverlening ondersteunt in het bevorderen van de zelfredzaamheid, van maatschappelijke participatie en armoedebestrijding. Het belangrijkste uitgangspunt in de schuldhulpverlening is dat de verantwoordelijkheid daar dient te blijven liggen, waar hij juridisch ligt, namelijk bij de schuldenaar en de schuldeiser(s). De belangrijkste taak van de schuldhulpverlening is daarom gericht op preventie, het helpen voorkomen van problematische schulden en het bemiddelen in de totstandkoming van een schuldregeling tussen schuldenaar en schuldeiser(s) maar ook het aanbieden van nazorg. 29
BIJLAGE 3 Kwaliteitsnormen Kwaliteitsnormen Schuldhulpverlening Er zijn vanaf 2008 twee verschillende vormen van kwaliteitsnormen voor de schuldhulpverlening: Gedragscode Schuldregeling De gedragscode houdt in het kort in dat: - alle schulden moeten worden meegenomen; - de gehele aflossingscapaciteit volgens de NVVK-norm wordt berekend (uitgangspunt is dat tot 90% van de bijstandsnorm beschikbaar moet zijn voor aflossingen). - de positie van de schuldeisers is op dezelfde manier geregeld als in de WSNP (principe van gelijkberechtiging: geen voorkeur voor verhuurders, nutsbedrijven); - de klant (het huishouden) dient alles in het werk te stellen om zijn/haar inkomen te verhogen. Dit is vooral van belang, indien een partner (nog) niet werkt, maar hiertoe wel in staat is. - Indien dure goederen zijn aangeschaft, die niet noodzakelijk zijn, moet hiervan afstand worden gedaan (auto’s, meerdere audioapparatuur, e.d.) - Na 3 jaar aflossing is de klant schuldenvrij; - Als de klant tussentijds de schuldbemiddeling staakt wordt er een wachttijd van 1 jaar gehanteerd. HKZ: Het eerste keurmerk is het HKZ-schema (2002). Het HKZ-schema Maatschappelijke dienstverlening (ISO 2000) is in 2008 herzien en heeft schuldhulpverlening erbij opgenomen. HKZ is een kwaliteitsmanagementsysteem en verplicht een organisatie te werken volgens vastgestelde kwaliteitsnormen op organisatieniveau. HKZ is gebaseerd op de internationale ISO-normen. In het HKZ-schema Maatschappelijke dienstverlening vormt schuldhulpverlening één van de onderdelen van maatschappelijke dienstverlening. Vaak wordt schuldhulpverlening in combinatie met bijvoorbeeld maatschappelijk werk aangeboden aan cliënten met schulden. NEN: De NEN norm 8048 is een kwaliteitsnorm voor schuldhulpverlening (www.nen8048.nl). Het normenkader en het certificatiesysteem voor NEN 8048 is in december 2008 gereed gekomen en ingericht. Omdat het een nieuwe norm betreft, zijn er nog geen schuldhulpverleningsorganisaties of schuldhulpverleners gecertificeerd. Achtergrond NEN-norm Schuldhulpverlening De maatschappelijke kosten van schulden zijn vaak hoog: armoede, sociale uitsluiting, huisuitzetting, onverzekerdheid, afsluiting gas/licht. Bij kwalitatief goede schuldhulpverlening is alleen plaats voor bonafide partijen die zowel het vertrouwen verdienen van de schuldenaar als van de schuldeiser. In die context ondersteunt het kabinet het traject van vrijwillige certificering voor schuldhulpverleners. In februari 2007 hebben belanghebbende partijen uit de schuldhulpverleningssector besloten om deze zelfregulering vorm te geven door middel van de instrumenten normalisatie en certificatie. Dit initiatief werd ondersteund door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. NEN 8048 is opgesteld door de normcommissie 381 003 ’Schuldhulpverlening’. De NEN-norm voor Schuldhulpverlening bestaat uit een viertal deelnormen: Deel 1, NEN 8048-1:2008 Eisen aan schuldhulpverleningsorganisaties 30
Deel 2, NEN 8048-2:2008 Certificatieschema voor schuldhulpverleningsorganisaties Deel 3, NEN 8048-3:2008 Eisen aan schuldhulpverleners; Deel 4, NEN 8048-4:2008 Certificatieschema voor schuldhulpverleners Organisaties en personen kunnen zich laten certificeren met behulp van de eisen die in NEN 8048-1 en NEN 8048-2 zijn vastgelegd. De certificatie wordt uitgevoerd door certificatie-instellingen (CI's) die door de Raad voor Accreditatie zijn geaccrediteerd. De Raad voor Accreditatie houdt toezicht op de onpartijdigheid en deskundigheid van de certificatie-instelling. De HKZ- en NEN-schema’s zijn op elkaar afgestemd. Organisaties kunnen kiezen voor één van de schema’s, of kunnen beiden gebruiken. De branche gaat ervan uit dat bonafide organisaties beide of één van de keurmerken zullen doorvoeren. Dat staat voor kwaliteit die voor iedereen duidelijk is. Met de komst van deze norm is een start gemaakt aan verdere transparantie en professionalisering binnen de schuldhulpverlening in Nederland. Certificering is een middel om betrouwbaarheid en kwaliteit aantoonbaar te maken. Op dit moment is certificatie niet wettelijk verplicht.
31
BIJLAGE 4 De producten Sociale kredietverlening Soc. kredietverlening voorkomt onverantwoorde geldleningen bij minder sociale kredietverstrekkers en bundelt schulden in 1 overzichtelijk en verantwoord totaalkrediet.. Budgetbeheer Het doel van budgetbeheer is te garanderen dat betalingen tijdig gedaan worden en dat er geen nieuwe schulden ontstaan. Belangrijk is dat klanten in de gemeente terecht kunnen voor vragen over het beheer van hun inkomen. Inkomensbeheer kan bestaan uit een beperkt budgetbeheer of een uitgebreid budgetbeheer. • Beperkt budgetbeheer: vaste lasten worden doorbetaald, er wordt gereserveerd voor de aflossingen en het restant gaat naar de klant. • Uitgebreid budgetbeheer, vaste lasten worden doorbetaald, er wordt gereserveerd voor de aflossingen, de klant ontvangt een weekbudget en het restant wordt gereserveerd voor incidentele betalingen. De schuldhulpverlener betaalt de aflossingen uit aan de schuldeisers. Als het noodzaak is dat een klant onder bewindvoering komt, wordt dit geregeld. Dit product wordt doorontwikkeld voor klanten met een uitkering. Door een optimale samenwerking tussen de afdeling Werk & Inkomen en de schuldhulpverlener tot stand te brengen worden vaste lasten direct op de uitkering ingehouden en aan schuldeisers betaald. Als klanten dergelijke inhoudingen wensen, wordt door de klantmanager W&I doorverwezen naar de schuldhulpverlener. Deze bekijkt de noodzaak en indiceert evt. voor budgetbeheer. Budgetcoaching De klant leert zelf zijn budget beheren (afstemmen van de uitgaven op de inkomsten). De schuldhulpverlener coacht. Hierdoor leert de klant op een verantwoorde manier met zijn geld om te gaan. De coaching heeft tot doel het verkrijgen van inzicht in de inkomsten en uitgaven, het voeren van een overzichtelijke administratie, en het afstemmen van de uitgaven op het beschikbare budget. Er wordt ook gewerkt aan gedragsverandering. Zo wordt voorkomen dat de klant in de toekomst opnieuw schulden maakt. Betalingsregelingen Een betalingsregeling is curatief en gericht op het oplossen van ontstane problematische schulden. De regeling bestaat uit een overeenkomst tussen klant en schuldeiser. Daarin wordt bepaald dat de vastgestelde vorderingen van de schuldeiser volledig worden terugbetaald in vastgestelde termijnen. De schuldhulpverlener begeleidt de klant in: • het regelen van betalingsafspraken met schuldeisers, evt. met een percentageaanbod tegen finale kwijting van de restantschuld na een bepaalde periode; • verstrekking van een lening waarmee alle schulden in 1 keer worden afbetaald, evt. met een percentageaanbod tegen finale kwijting van de restantschuld. Een regeling is alleen mogelijk als alle schulden erbij betrokken worden en is dus niet van toepassing op deeloplossingen. Als alle schuldeisers akkoord gaan, wordt de bemiddeling voortgezet. De gehele verantwoordelijkheid voor het oplossen van het schuldenprobleem blijft bij de klant. Wanneer de klant dit niet doet, dan wordt de hulpverlening beëindigd en is er geen finale kwijting. Psychosociale hulpverlening Doel is om in het proces schuldhulpverlening de oorzaken van de schuldenlast te benoemen en belemmerende factoren op te lossen. Gedragingen als overbesteding, compensatie, aanpassing en overleving komen aan de orde. Psychosociale hulpverlening kan betrekking hebben op problemen als verslaving, dakloosheid, psychische problemen, 32
rouwverwerking, slachtofferhulp, scheiding, geestelijke handicap e.d. De instanties die bij de hulpverlening bij deze problematiek betrokken dienen te worden zijn bv. het maatschappelijk werk, de verslavingszorg, de geestelijke gezondheidszorg en de dak- en thuislozenzorg of Stichting MEE. Klanten die schuldhulpverlening aanvragen worden, als dit noodzakelijk is, doorverwezen naar (een) instantie(s) die aan de oorzaken van de schuldenlast gaan werken. Klanten zijn verplicht dit traject te volgen. Als duidelijk is dat er geen psychosociale oorzaken zijn aan te wijzen voor de schulden (alleen inkomensdaling bv.) zal geen doorverwijzing plaatsvinden. Dit product wordt (door)ontwikkeld. Ministeriele regeling ter voorkoming van energieafsluiting Doel van de regeling is het voorkomen van energieafsluiting bij kleinverbruikers in de winterperiode en het voorkomen van het oplopen van betalingsachterstanden bij kleinverbruikers. Zo is in een vroegtijdig stadium signalering van schuldsituaties mogelijk. Crisisinterventie Het doel van deze interventie is het afwenden van een crisis. Op het moment dat een klant zich meldt met het probleem van een dreigende afsluiting energie of een dreigende woning ontruiming is er sprake van een crisissituatie. Binnen 1 werkdag na de melding is er een afspraak met de schuldhulpverlener. Deze beoordeelt of er sprake is van een crisissituatie aan het hand van een crisisprotocol. Zo nee, dan kan de klant het gewone schuldhulpverleningstraject volgen. Zo ja, dan neemt schuldhulpverlener direct contact op met de desbetreffende instantie(s) om de komende afsluiting en/of ontruiming tijdelijk te bevriezen. Dit product wordt doorontwikkeld. Met de woningbouwcorporaties en zoveel mogelijk overige schuldeisers willen wij sluitende afspraken maken. Uitvoeringsoverleg Het uitvoeringsoverleg wordt ingezet om samen met andere hulpverlenende organisaties een goede invulling te geven aan de hulpvraag van de klant en de integrale aanpak daarvan. Op klantniveau vindt vier keer per jaar een uitvoeringsoverleg plaats tussen KBL, PIW (maatschappelijk werk) en de gemeente. Dit product wordt doorontwikkeld. Schuldregeling / moratorium Bij een schuldregeling bemiddelt de schuldhulpverlener tussen de klant en zijn schuldeisers om een minnelijke regeling van de totale schuldenlast te treffen. Het moratorium is een spoedverzoek in een dreigende situatie om tot een minnelijk akkoord en evt de wettelijke aanvraag “schuldsanering” te komen. Afgifte verzoekschriften Doel is het doorverwijzen van de klant naar een schuldsanering via de WSNP om zo een perspectief te kunnen bieden op en schuldenvrije toekomst. Nazorg Nazorg is het voorkomen van recidive. Dit product wordt doorontwikkeld. Voorlichting Voorlichting is preventief, gericht op het voorkomen van problematische schulden. Voorlichting en advies heeft betrekking op budget- en consumentenvragen zoals: Wat is een redelijk bedrag voor kostgeld of kleedgeld? Hoe krijg ik inzicht in mijn uitgaven? Zal ik gaan sparen of lenen? Hoe stem ik mijn uitgavenpatroon af op mijn inkomsten? Mogelijke doelgroepen zijn: nieuwe WW-ers, WWB of WIJ-ers, jongeren, alleenstaande ouders die in een andere financiële positie komen te verkeren, hulpverleningsinstanties.
33