cultuur nieuwe stijl sikko cleveringa
praktijkboek community arts en nieuwe cultuurfuncties
cr
socia l e c o e h l e a i s i c i nf e o s meenscha r e p g organis a f l t e ie z
r u u ct ke beel u r lie ubl t s p a pub produ
ea
ti ere
Handleiding voor de projectscan en landelijke databank voor culturele interventies in
e ial soc
maatschappelijke ontwikkeling
er
pe f g o ed de rs b &e el oon r o n g r na lijke o me 1
laboratorium voor kunst & samenleving
cultuur nieuwe stijl
sikko cleveringa
s k t e r o a b k y j t i i t n k u e a m r w p om ieu rc n uu es + ult cti c un f Handleiding voor de projectscan
en landelijke databank voor culturele interventies in maatschappelijke ontwikkeling
inhoud ➍ voorwoord
➏ inleiding
h1cultuur nieuwe stijl ➑
essays: ��de pioniers fase voorbij + ��kunst als waardemaker
h2project scan en creatieregie ��
handleiding databank
h3sociaal artistieke praktijken vijf voorbeelden h4nieuwe cultuur functies ��
���
essay: het arnhems model ��� welzijn nieuwe stijl ��� colofon ���
��� verantwoording & credits ��� cal to go
4
In werkproces mininaa 1 demonstreert Sikko Cleveringa hier als coach een fractie van de veelheid aan gereedschappen die elk van ons overal en altijd voor handen heeft in het dagelijkse van het ‘publieke’ leven. Hij neemt de beschouwer mee in een scheppende sculptuur van ritueel ritmisch roteren, daarna haast haaks terug- en weer herboren hellend voort,
man is nothing if not an actor
wisselend geladen en gelaten,
Voorwoord door Adriaan Nette, kunstenaar
in even- en tegenwicht naar naadloos netwerken en motorisch meanderen. Tussen lichaam en geest, in presentie en absentie, na ontwaren en ontwarren, voorbij moeten en ontmoeten. Tussen hemel en aarde, in het hier en nu, vanuit een waanzinnig complex coloriet, vindt men zich terug in zijn eigen kleur,
1
‘Men Is Nothing If Not
An Actor’; citaat van Casanova Giacomo 17251798. De foto’s zijn van de openingshandeling van
ja, zo lijkt het, men is niets, indien niet een acteur!
Nijmegen Exposeert waar Adriaan en Sikko de selectie en intervisie van de deelnemende kunstenaars hebben begeleid.
5
6
inleiding
Dit praktijkboek trapt af met een reflectie op actuele ontwikkelingen in
kunst en samenleving en geeft een toelichting op het begrip Cultuur nieuwe stijl. In hoofdstuk twee worden de projectscan en creatieregie geïntroduceerd als hulpmiddelen voor doelmatig werken aan sociaalartistieke praktijken. Beide hulpmiddelen vormen bovendien een inhoudelijke handleiding voor het gebruik van de landelijke projectendatabank voor culturele interventies in maatschappelijke ontwikkelingen. De projectscan is een conceptueel model dat inzichtelijk maakt hoe culturele interventies werken in maatschappelijke ontwikkeling. Het is een krachtig instrument dat bijdraagt aan het professionaliseren en legitimeren van community arts. Aan de hand van vijf voorbeeldprojecten in hoofdstuk drie krijgen eerder gepresenteerde concepten verder vorm. Het vierde hoofdstuk is een informatieve tekst over de missie, visie en positie van cultuuraanjagers in een poging direct betrokkenen meer grip te geven op deze nieuwe cultuurfuncties. Het boek besluit met een overzicht van de ondersteuning die beleidsmakers en professionals in culturele en maatschappelijke sectoren kunnen krijgen van Cal-xl. Op de websites van Cal-xl en Cultuurnetwerk Nederland is een landelijke databank van community arts projecten actief. Gebruikers kunnen onder andere projecten en programma’s bekijken, checklists downloaden en toegang vinden tot relevante sociale media netwerken. Met een inlogcode kunnen makers eigen projecten invoeren en vergelijken met andere projecten. We wensen iedereen veel leesplezier en hopen ‘onze’ lezers te ontmoeten in het netwerk van makers, aanjagers en partners in community arts en Cultuur nieuwe stijl. Namens Cal-xl en het Landelijk Platform Cultuuraanjagers, Sikko Cleveringa
7
hoofdstuk 1 cultuur nieuwe stijl In Nederland heeft zich de afgelopen tien jaar een
belangrijke transformatie voltrokken in de relatie tussen kunst en samenleving. Daar is een lang traject van pionieren aan voorafgegaan en daar zal naar verwachting een lang traject van bestendiging op volgen. Anno 2011 zit de relatie tussen kunst en samenleving in een turbulente fase. Deze publicatie heeft als ambitie de basisprincipes van deze Cultuur nieuwe stijl te ontrafelen en toegankelijk te maken voor beleidsmakers en professionals in zowel de cul tuursector als andere maatschappelijke sectoren. Een groep die de komende jaren samen deze nieuwe relatie tussen kunst en samenleving verder vorm gaat geven.
8
Cocreatie heeft de toekomst Dat elk hoger gezag vandaag terrein lijkt te verliezen op het eigen gelijk van de burger, hoeft niet enkel cultuurpessimisme op te roepen. In community arts hebben kunstenaars al langer begrepen dat samen creëren met burgers een stuk vruchtbaarder voelt. Niet hun artistieke autoriteit geven ze op, wel hun maatschappelijke isolement. Steeds meer jonge artiesten beseffen: cocreatie heeft de toekomst. Religie en natiestaat vormen niet langer de bindende factor van weleer. De globalisering, met haar migratiestromen, resulteert in een postmoderne situatie waarin een hoop subculturen naast elkaar bestaan zonder nog langer betekenis te ontlenen aan één canon. Ook kunst vertolkt niet langer de betekenisgevende rol die ze ooit had. Met de ontzuiling neemt de overheid de taak op zich om kunstenaars te ondersteunen en daarmee wordt kunst een specialisme binnen de gelaagdheid van de samenleving. De kunst viert haar autonomie en zelfreflexiviteit. En zingt zichzelf los. Deze ontwikkeling is in Nederland statistisch vastgesteld: de meeste kunst- en cultuurconsumptie vindt plaats binnen de hogere sociaaleconomische strata. Voornamelijk hoog opgeleiden met modale en bovenmodale inkomens identificeren zich met de gevestigde canon. Lagere klassen verbinden zich daar niet mee. Zij stemmen met hun voeten en blijven weg uit de cultuurtempels. Kunst, kortom, heeft geen betekenis in hun dagelijkse werkelijkheid. Kunst wordt door grote groepen in de samenleving geassocieerd met een andere, elitaire wereld.
Het begin van dit hoofd stuk is geschreven in samenspraak met Wouter Hillaerts en deels gepubliceerd in Rekto Verso, Belgisch tijdschrift voor cultuur en kritiek.
Nieuwe bronnen van verbeelding Uit ongenoegen met die geïsoleerde maatschappelijke positie zoeken kunstenaars in de jaren zestig van de vorige eeuw opnieuw verbindingen met die lagere sociaaleconomische strata. Hoe krijgt kunst weer betekenis? Beeldend kunstenaars als Adriaan Nette, Ida van der Lee en Jeanne van Heeswijk, en theatermakers als Peter van de Hurk (het Rotterdams Wijktheater) en Titia Bouwmeester (5eKwartier) draaien de klassieke verhoudingen om. Terwijl in de oude natiestaat het volk wordt opgevoed tot de culturele canon, zoeken deze kunstenaars actief de eigen leefwereld van gemeenschappen op om daar met hun artistiek arsenaal nieuwe betekenissen aan te geven. Zo werkt Adriaan Nette al enkele jaren in de wijk Landsherenkwartier in Deventer. Als beeldend kunstenaar zoomt hij in op de schoonheid van het dagelijkse leven in een periode van sloop en nieuwbouw. Hij neemt foto’s op buurtdagen van burgers of welzijnorganisaties en vergroot die foto’s uit tot mythische proporties. In de vorm van fotoboeken, exposities of billboards in de wijk geeft hij de beelden terug aan de wijk. Door dit jarenlang systematisch te doen, geeft Adriaan Nette voor zowel bewoners als voor buitenstaanders een nieuwe betekenis aan dat wat er in de wijk gaande is. Mensen kijken vanuit een schoonheidsbeleving naar hun eigen werkelijkheid. Een perspectief dat
9
uiteindelijk resulteert in een vorm van collectieve identiteitsvorming. Vele kunstenaars vrezen dat een dergelijke horizontale coproductie van zin- en betekenisgeving ten koste gaat van hun artistieke autonomie. Maar kunstenaars in community arts werken niet minder autonoom. Hun artistieke procedé is precies hetzelfde als bij een galeriekunstenaar: ze doen onderzoek naar bronnen, selecteren daarin en komen tot een verbeelding. Alleen gaan ze niet enkel te rade bij hun eigen bronnen of bij de kunstgeschiedenis, ze betrekken ook bronnen van specifieke gemeenschappen bij hun onderzoek, hun selectie en vaak ook de finale verbeelding. In bovenstaande drie stappen kiest een kunstenaar de brongroep1 in meer of mindere mate mede- eigenaar te laten zijn van het resultaat: soms in artistieke zin, soms alleen in sociaalorganisatorische zin. Community arts is een autonoom maakproces: de maker blijft de regie voeren en maakt de artistieke keuzes. Boeiend aan een kunstenaar als Nette is dat hij een nieuwe beeldtaal creëert zonder dat hij het gehele project naar zich toetrekt. Hij speelt in op bestaande dynamieken in de wijk en arrangeert die subtiel naar een hoger artistiek plan. Veel andere community arts kunstenaars (onder)zoeken nog hoe ze de cocreatie bij de wijkbewoners kunnen houden zonder dat de deelnemers zich plooien naar hun verhaal. Intussen kiezen jongere kunstenaars spontaan voor processen van cocreatie. Terwijl de oudere generatie veelal opgeleid is aan reguliere kunstacademies, is de jongere generatie vaker afkomstig uit toegepaste kunsten, zoals design. Deze kunstenaars zijn van nature opgeleid om voor 1 opdrachtgevers te werken en worstelen minder met hun artistieke positie Het woord doelgroep is binnen projecten met burgers. In Utrecht doet HIK Ontwerpers onder meer gangbaar, maar de noemer urban design – anderen spreken van social design – allerlei in deze publicatie wordt ontwerpingrepen in sociale omgevingen. In Rotterdam heeft Bureau Mest bewust gekozen voor het woord brongroep als alter- leegstaande woningen in de Afrikaanderwijk omgebouwd tot ‘kuswoningen’. En in Amsterdam-West ontwikkelden Young Designers+Industry natief. De term doelgroep (YD+I) in een paar jaar de kledinglijn PAL-West met lokale jongeren. Ze komt uit de marketing betrokken de jongeren bij de initiële ontwerpfase tot de finale markeen daar zet dit werkboek teering als nieuwe culturele ondernemers. In al deze gevallen gaat het zich juist tegen af. De om multidisciplinaire teams van jonge ontwerpers die community arts term brongroep komt spontaan afwisselen met professionele opdrachten. Ook jonge acadeuit het wetenschappelijk miestudenten ontdekken meer en meer de schoonheid van cocreatie. De onderzoek en sluit goed motivatie van meer vitale betekenis te zijn in de samenleving is sterk en aan op het gegeven dat levert een intrinsieke werkbevrediging op die blijkbaar doorslaggevend een gedegen community werkt. arts project in de regel begint met een (artistiek)
10
onderzoek in de leefwereld van de deelgemeenschap waar het project voor bedoeld is.
Autoriteit in interactie In essentie ontwikkelt zich hier een nieuw kunstenaarschap. Deze nieuwe generatie kunstenaars wil zich verbinden met specifieke groepen mensen die voor hen van wezenlijke betekenis zijn. Ze ontwikkelen ook een nieuw soort ambachtelijkheid: hoe daag je burgers en gemeenschappen uit te participeren, hoe blijf je hen motiveren, hoe handhaaf je hun eigenaarschap over het project? Op dat vlak kunnen de reguliere kunsten leren van de opgebouwde expertise bij community arts. Dat geldt niet alleen voor kunstenaars, maar ook voor instituten. Hoe interageer je als theater of museum met je stad? Kunstinstellingen kunnen niet langer bogen op hun klassieke autoriteit binnen de urbane ruimte. In 2000 is het parool: ‘doelgroepenmarketing in functie van toeleiding’. Anders gezegd: de non-participanten moeten de cultuurtempel in. Maar die strategie floreert bij het betekenismodel van de oude natiestaat waarin iedereen dezelfde gevestigde canon tot zich moet nemen. Vandaag beseffen instellingen: we moeten zelf naar de mensen toe en samen met hen deelcanons produceren vanuit hun eigen leefwereld. Een mooi voorbeeld van die ‘er op af’-strategie is het urban curator-beleid van het Museum Rotterdam, dat de wijken intrekt om daar nieuw erfgoed op te spitten. Zo maakten ze met strijdbare vrouwen uit achterstandswijken van Rotterdam-Zuid een glossy rond verhalen en kwesties die de brongroep zelf bezighield. Opnieuw fungeert cocreatie hier als een meer eigentijdse strategie om betekenissen te bewerkstelligen voor alle bewoners in de stad. Lever je daarmee je autoriteit als kunstenaar of instelling uit aan de smaak van Jan met de pet? Integendeel. In al die nieuwe coproducties van betekenisgeving wordt aan de kunstenaar juist een unieke vaardigheid toegekend: het vermogen een werkelijkheid te verbeelden met een specifieke kwaliteit die elders moeilijk te vinden is in deze maatschappij. Zelfs economische krachten beschouwen kunst als een steeds belangrijkere waardemaker. Onderzoek2 wijst uit dat projecten als die van Adriaan Nette een positieve invloed hebben op de perceptie van de leefbaarheid van wijken. De hoogwaardige positie van het artistieke procedé wordt aantoonbaar op zijn waarde geschat, inclusief het mystieke randje dat erbij hoort. De postmoderne en gedifferentieerde samenleving stelt er alleen andere eisen aan: de autoriteit moet in interactie gaan. In deze nieuwe situatie is het voor kunstenaars cruciaal om antwoorden te formuleren op de referentiescheppende rol die is weggevallen met de natiestaat en de religie. Ida van der Lee doet dat op gepaste wijze in haar project Allerzielen Alom (2007 tot heden). Daarin ontwikkelt ze als kunstenaar, in coproductie met nabestaanden, eigentijdse vormen voor
2
De Kracht van Cultuur -
Effectieve cultuurimpulsen in de wijk. Community of practice (CoP). Down loaden via www.cal-xl.nl of bestellen via www. cultuurimpuls.nl.
11
het vieren van dierbaren die overleden zijn. Allerzielen Alom vult het gat dat de ontkerkelijking heeft achtergelaten: het biedt houvast om te gaan met de dood. En dat ligt dicht bij de oude rituele functie van kunst, alleen zijn burgers nu zelf opdrachtgever. Van der Lee speelt, en met haar steeds meer kunstenaars, in op een hamvraag in elke maatschappij: hoe geven we betekenis en zin aan belangrijke gebeurtenissen in ons leven? Het antwoord moet uit de kunsten komen. Het is altijd uit de kunsten gekomen. In deze tijd is cocreatie met burgers een van de boeiendste strategieën om zowel van maatschappelijke betekenis te zijn als de autoriteit van de kunsten te herwinnen.
Van klassiek cultuurbereik naar cultuur nieuwe stijl Hoe heeft deze ontwikkeling zich vertaald in overheidsbeleid? In 2000 wordt Actieplan Cultuurbereik opgezet. Daarin werkt het ministerie van OCW samen met de provincies en dertig gemeenten om meer en nieuw publiek te betrekken bij cultuur. Ook vanuit het grotestedenbeleid (1994) is er de bereidheid te investeren in kunst binnen sociale programma’s. In de slipstream van deze programma’s is een nieuwe beroepsgroep ontstaan van nieuwe cultuurfuncties die de opdracht krijgt nieuwe praktijken aan te jagen op het raakvlak van kunst en samenleving. Deze nieuwe cultuurfuncties worden in hoofdstuk vier nader toegelicht.
3
Community arts wordt
onder andere in kringen van cultuureducatie ook gezien als een instrument van toeleiding van doelgroepen naar het gevestigde canon; een laagdrempelige manier
De missie van Actieplan Cultuurbereik is om gesubsidieerde kunst en culturele voorzieningen ook daadwerkelijk van betekenis te laten zijn voor iedereen. Niet alleen voor de kunstminnende elite. De visie over hoe dat doel bereikt kan worden heeft de afgelopen jaren een interessante transformatie laten zien die parallel loopt aan de hier boven geschetste paradigma wisseling in de kunsten. Het gaat om de strategische keuze hoe het aanbod van culturele voorziening kan matchen met de latente vraag van groepen burgers die daar (nog) geen gebruik van maken. Kies je voor toeleiding vanuit de leefwereld naar de gevestigde instellingen of moeten de gevestigde instellingen er zelf op af? Cultuurfilosoof Francois Matarasso noemt dit proces in het boek Leven met Verschillen (Eugene van Erven) ‘democratisering van de cultuur’ versus ‘culturele democratie’. In dit werkboek noemen we dat klassiek cultuurbereik versus Cultuur nieuw stijl. In de tabel staat een korte typologie van beide visies.
om kennis te maken met kunst en cultuur. Dat is in principe een misvatting; sociaalartistieke praktijken leiden vroeg of laat tot bridging met de
12
gevestigde cultuur, maar dat is een gelijkwaardige uitwisseling en beïnvloeding, geen toeleiding.
Community arts is in principe een exponent van Cultuur nieuwe stijl 3. Klassiek cultuurbereik redeneert vanuit de opvatting dat er één cultureel canon is waartoe iedere burger opgevoed moet en kan worden. Cultuur nieuwe stijl gaat er vanuit dat er nieuwe cultuur geproduceerd kan en moet worden vanuit cocreatie met burgers in deelgemeenschappen. Bij de start van Actieplan Cultuurbereik in 2000 is de eerste benadering nog
■ Klassiek cultuurbereik ▶▶ Toeleiding vanuit de leefwereld naar de
systeemwereld;
▶▶ Nieuwe doelgroepen worden verleid om naar
de gevestigde instellingen te komen;
▶▶ De vier P’s van de marketingmix:
▶▶ Harmoniemodel: het in kaart brengen van
roduct, prijs, promotie en plaats (en p personeel); ▶▶ ‘Democratisering van de cultuur’.
▶▶ Eventueel gevestigd aanbod naar de mensen
het aanbod en dat goed communiceren; toe brengen zoals bestaande cultuuruitingen in culturele wijkcentra.
■ Cultuur nieuwe stijl ▶▶ Toeleiding vanuit de systeemwereld naar de
leefwereld; ▶▶ De vier krachten van creatieregie: voedingskracht, creatieve kracht, samenwerkingskracht en vormkracht; ▶▶ ‘Culturele democratie’.
▶▶ De gevestigde instellingen worden verleid om
naar de doelgroep te komen; ▶▶ Conflictmodel: het op de kaart zetten van de
vraag en daar ruimte voor bevechten; Eventueel nieuw aanbod naar de gevestigde instellingen toe brengen zoals nieuwe cultuuruitingen in de schouwburg.
dominant. In de huidige praktijk van 2011 heeft de tweede interpretatie van cultuurbereik inmiddels flink aan terrein gewonnen. De keuze voor het een of het ander kan een politieke of een praktische motivatie hebben. Het moet of het kan. De eerste jaren van het nieuwe millennium laten daarin een spannende paradox zien. In 2000 kiest de politiek impliciet voor Cultuur nieuwe stijl (Actieplan Cultuurbereik), maar het veld vertaalt dat in de sfeer van klassiek cultuurbereik en doelgroepmarketing. In 2011 begint het veld Cultuur nieuwe stijl en community arts steeds meer te omarmen, maar lijkt de politiek terug te grijpen op het oude canon van nationaal erfgoed en klassieke cultuureducatie. De ontwikkeling in het culturele veld is volgens dit werkboek een pragmatische geweest waarbij al doende ontdekt werd dat klassiek cultuurbereik niet meer werkt in de huidige samenleving en dat Cultuur nieuwe stijl daar een antwoord op is. De politieke ontwikkeling heeft alles te maken met het koesteren van de multiculturaliteit in de jaren negentig en het actuele verlangen naar een eenduidige natiestaat met één nationale identiteit en één cultureel canon die dat reproduceert en representeert. De dubbele paradox is dat de gewone burger deze politiek steunt, terwijl hij zich bij uitstek niet meer herkent in die gevestigde cultuur. De kunstpraktijk zelf moet dit waar maken. Deze publicatie levert daar een bijdrage aan. ■◀ 13
essay de pioniersfase voorbij Krista Heijster Projectleider Kunst in de wijk CultuurOndernemen
In het najaar van 2010 krijg ik een uitnodiging van Titia Bouwmeester, artistiek leider van 5eKwartier, voor de lunchvoorstelling KantineOost. Mee te brengen: een lepel. De locatie: een oud schoollokaal midden in Parkwijk (Haarlem). Samen met buurtbewoners neem ik plaats aan een grote tafel. Iedereen heeft een aardappel met een mesje voor zich liggen. Er pruttelt een grote pan soep. Muziek speelt en Titia vertelt over het ontstaan van Parkwijk. Voor buurtbewoners aan tafel roept het verhaal vele herinneringen op: over een oud spoorlijntje en de bouw van een park. Met de verhalen van theatermakers, muzikanten en de buurtbewoners wordt de wijk letterlijk opnieuw gebouwd. De aardappelen en de soepgroenten op tafel zijn de bouwstenen voor het verhaal. “Daar kwam de flat – een stukje aardappel wordt in het midden van de tafel rechtop geplaatst-, daar de school en hier de winkel van Piet.” De mannen van de plantsoenendienst schillen automatisch mee. De opbouwwerkers reageren nog wat lacherig, totdat theatermaker Danielle van Vree een verhaal vertelt over hun ervaringen. Met bewondering en trots herkennen ze zich. Parkwijk krijgt vorm en betekenis op een tafel in een oud gebouwtje. Er gebeurt iets magisch. Voor mij wordt de geschiedenis van Parkwijk een verhaal dat me intrigeert. Juist door die artistieke verbeelding. In een interdisciplinaire vorm wordt het verhaal van deze wijk teruggegeven aan de bewoners. Dit is een prachtig project waar zowel kunst als het sociale aspect met elkaar in evenwicht zijn. Het is voor een buitenstaander aantrekkelijk om als kunstvoorstelling te beleven, en tegelijkertijd krijgt het immateriële erfgoed van een buurt visueel vorm en wordt het aan de bewoners teruggegeven. Een sociaal en artistiek project, steeds vaker wordt de term community arts gebruikt. Dit is een kunststroming die steeds meer enthousiasme vindt onder kunstenaars en creatieven. Naast geëngageerde makers ontdekken medewerkers van gemeenten, zorginstellingen en woningcorporaties steeds vaker de kracht van kunst in hun werkgebied. Van kunst in en door een gemeenschap, voor en door mensen die doorgaans niet snel met kunst in aanmerking komen.
14
Andere aanpak In het najaar 2011 ben ik op de Dordtselaan in Rotterdam. In opdracht van stichting Zuidzijde onderzoek ik de kansen voor een kunstproject. Een monumentale laan met vele verschillende culturen waarbij het lastig is te achterhalen waar bewoners behoefte aan hebben. Uitsluitend een object in de openbare ruimte plaatsen is niet meer van deze tijd. De stichting Zuidzijde heeft behoefte aan een community arts project dat wezenlijk aansluiting heeft bij bewoners en gebruikers van de laan. Om dat te achterhalen pakt kunstenaar Lobke Meeskes het totaal anders aan dan een gebruikelijke buurtbewonersvergadering. Ze arriveert met ‘Smakers’, een mobiel karretje met een kruidentuin op het dak. Lobke deelt zelfgemaakte soep uit en vraagt bewoners om hun wens voor de laan. Deze wens wordt op de volgende soepbeker bevestigd en nodigt uit tot onderlinge gesprekken. Niet zozeer is de behoefte aan welke kunst het gespreksonderwerp, maar de levensthema’s en meningen van de bewoners en gebruikers van de Dordtselaan. Het toekomstige kunstproject zal aansluiten op deze thema’s en meningen. Anno 2011 levert community arts een breed palet op van kunstprojecten die elkaar op allerlei gebieden overlappen en verstevigen: op het gebied van amateurkunst, erfgoed, welzijn, kunsteducatie, kunst in publieke ruimte en volkscultuur. Dit bonte palet duidt de veelvormigheid van community arts, maar nodigt ook uit tot discussie. Discussies over wat kunst is en wat sociaal werk is. Voor mij is deze terugkerende discussie achterhaald. Het staat de ontwikkeling van deze kunstvorm in de weg. Laten we het de paraplu noemen waaronder veel verschillende projecten en mensen schuilen. Met dit handboek willen we de kracht van community arts laten zien in al zijn verscheidenheid, maar binnen dat palet wel de verschillende werkvormen duiden, zodat hier bewuste keuzes in gemaakt kunnen worden. Opvallend is, is dat in de landen om ons heen de discussie over wat community arts is in het geheel niet speelt. Niet in de kunsten. Niet in het welzijnswerk. Niet in de politiek. In Groot-Brittannië is er in de jaren tachtig al aandacht voor de inzet van kunst en cultuur om achterstandssituaties in wijken en van bevolkingsgroepen het hoofd te bieden. In België komt community arts in de jaren negentig onder de aandacht van kunstenaars en politici. Een onderzoek naar armoede toont aan dat culturele armoede, meer dan sociale armoede, tot uitsluiting leidt. De ondersteuning van sociaalartistieke projecten komt tot stand onder de noemer art 23. In België is vanaf 2000 de financiële ondersteuning van projecten waar kunst en cultuur worden ingezet om sociaal-culturele achterstellingen te verminderen een feit. 15
In Nederland ontstaat vanaf 2004 een hausse aan community arts projecten. Werkelijk overal, van platteland tot stad, van noord tot zuid, ontkiemen ze in vruchtbare grond. Vaak op initiatief van de makers, zoals Merlijn Twaalfhoven en Ida van der Lee dat doen. Jeanne van Heeswijk en Adriaan Nette, die al jaren een actieve kunstpraktijk hebben, constateren dat het werk wat ze al jaren doen populair begint te worden. Jonge makers, als Francoise Braun, Lobke Meeskes en Carmela Bogman, doorbreken het taboe van de kunstacademie om over community arts te praten en starten projecten. Ze zoeken hun eigen weg in de terminologie, als social designer of vormgevers in de openbare ruimte. Ook steeds meer gemeenten en woningbouwcorporaties ervaren de kracht van kunst voor hun bewoners. De komst van cultuurmakelaars en scouts verbinden verschillende werkvelden die daarvoor nog nauwelijks samenwerkten. Vanuit de cultuurmakelaars ontstaat na verloop van tijd de behoefte aan reflectie. Vanaf 2007 worden speciale lectoraten in het leven geroepen, verschijnen publicaties, wordt onderzoek gedaan, conferenties en symposia georganiseerd en expertmeetings gehouden. In het najaar van 2010 wordt het Community Arts Lab, Cal-xl opgericht, een tweejarig platform met als doelstelling om het productieklimaat van community arts in Nederland te verbeteren. Burgerlijke ongehoorzaamheid Om tegemoet te komen aan de grotere behoefte van kunstenaars om actief te zijn in dit veld en hun artistieke en sociale kwaliteiten te professionaliseren, heeft Cultuur-Ondernemen in samenwerking met Cal-xl de post hbo-opleiding Community Arts Learning Lab ontwikkeld. Een eenjarige studie, speciaal voor makers. In het najaar van 2011 is deze voor het eerst van start gegaan. De huidige generatie makers ontdekt in de praktijk een eigen stijl van maken. Graag willen we die versterken op het vlak van artistieke, sociale en zeker zo belangrijke ondernemerschapvaardigheden. Niet alleen een mooi vak leren is van belang, maar ook hoe je je brood ermee kan verdienen. Een vaardigheid die kunstenaars vaak lastig vinden, maar ook uitdaagt om lef te hebben. Om Merlijn Twaalhoven te citeren: ‘Als je maatschappelijk geëngageerd bent, ben je altijd ondernemend.’
16
Eigenschappen die kunstenaars zelf van belang vinden in het werkterrein is burgerlijke ongehoorzaamheid. Het vermogen om eigenwijs en origineel te zijn. Authenticiteit staat hoog in het vaandel van de succesvolle makers, maar ook lef en idealisme. Het zijn hardwerkende mensen die een visie uitdragen en hierin vele verschillende talen kunnen spreken. Om een fonds te overtuigen, maar ook de winkeleigenaar en bewoner. Hiermee creëren zij een nieuw werkterrein, hun eigen markt. Dat vraagt ook het vermogen concepten te ontwikkelen en om te gaan met het spanningsveld tussen de inbreng van deelnemers en kunstenaars met hun eigen
artistieke ideeën. Door deelnemers van een project worden kunstenaars vaak geprezen om hun onbevangenheid. Ze benaderen mensen anders dan professionals van een wijk of straat. Hun belang is niet de veiligheid van de straat verbeteren, zorg te dragen voor minder criminaliteit of burenconflicten op te lossen. Ze werken vanuit een artistieke fascinatie en deelnemers voelen zich integer aangesproken. Een prachtige positie, wat vele positieve effecten kan teweeg brengen. De kwaliteiten van een goed kunstproject zijn lastig te ontrafelen. De geheimen geven zich moeilijk prijs. De sleutel van een sterk project zit in vele factoren, maar bovenal in de kracht van de deelnemende kunstenaars. Het grondwerk is gedaan, de fundering ligt. De komende jaren wordt er flink gebouwd aan verduurzamen en professionaliseren van projecten. Community arts verdient een vaste plek in het curriculum van de kunstvakopleidingen en een volwaardige positie in het kunstenveld. Kansen zijn er volop. Kunst, welzijn en onderwijs gaan prima hand in hand. Verschillende doelen hoeven elkaar niet te bijten. Die duurzame verankering, community arts als partner en aanjager bij ingrijpende veranderings processen, dat is mijn wens voor de toekomst. ■◀
17
essay kunst als waardemaker Jan Brouwer ABF Cultuur
18
De afgelopen jaren hebben de diverse regeringen veel aandacht besteed aan de stedelijke vernieuwing. Er is veel geld uitgetrokken voor de aanpak van de wijken met achterstanden. De stedelijke vernieuwing en ook de aanpak van de veertig wijken rust van oudsher op drie peilers. Dat is de fysieke, de sociale en de economische peiler. De fysieke peiler betreft de investeringen in de gebouwde omgeving. Belangrijke indicatoren zijn de woningwaarde en de woningwaardering. De sociale peiler betreft de investeringen in het sociale kapitaal. Sociale participatie en leefbaarheid zijn daarvoor een belangrijke indicatoren. De economische peiler betreft investeringen in het economische kapitaal en belangrijke indicatoren zijn in dit verband beroepsdeelname en inkomen. Een groot gemis is dat de ontwikkeling van het culturele kapitaal slecht naar voren komt. Het belang wordt onvoldoende onderkend. Als nu ergens juist de ontwikkeling van cultureel kapitaal en vermogen aan de orde is dan is dat wel in dit type gebieden en met name de veertig wijken. Veel nieuwe mensen in een onbekende omgeving, die bovendien vaak aan grote veranderingen onderhevig is, maken investeringen in cultuur haast onmisbaar. De fysieke omgeving is in veel gevallen toe aan aanpassing en ook de voorzieningen sluiten niet meer aan. Als alles aan sterke verandering onderhevig is dan is de vorming van cultureel kapitaal geen leuke vrije tijdsbesteding, maar noodzaak. Dat geldt zowel voor de nieuwe bewoners als voor zittende bewoners, bedrijven en instellingen. Opzet CoP Cultuurimpuls Zeggen dat kunst en cultuur noodzaak is, is een ding, maar laten zien dat het werkt, is een ander onderwerp. Om die reden is gestart met de cultuurimpuls. Daarvoor is in 2009 een stichting opgericht. De stichting heeft een programma opgesteld om enerzijds de behoefte aan cultuurimpulsen te peilen en anderzijds de effecten te laten zien. Er is gezocht naar cultuurprojecten en programma’s die met het experiment mee zouden willen doen. Uiteindelijk hebben ongeveer twintig projecten en programma’s meegedaan. Bij de start is door ABF Cultuur een nulmeting gedaan waarbij
de wijken in kaart zijn gebracht en de aard, omvang en ambities van de diverse programma’s. Vervolgens is een proces gestart waarbij de meeste projecten zijn bezocht en waarbij vragen aan de orde zijn gesteld, die van belang zijn voor het welslagen van de cultuurprojecten.1 Beschikbare gegevens Om de effecten te onderzoeken is in de eerste plaats geprobeerd de projecten in kaart te brengen. Dat is gedaan met de zogenaamde projectenen programmascan. De scan laat zien met welke partijen een verbinding wordt gezocht en gemaakt en wat de aard van de verbinding is. Verder is een bestand opgebouwd van alle wijken in Nederland. Daarvoor is gebruik gemaakt van bestaande informatie. Het betreft informatie over: ▶▶ Bevolking, woningvoorraad, werkgelegenheid en voorzieningen van ABF Research; ▶▶ Cultuureducatie, bezoek en cultuurparticipatie van het SCP; ▶▶ Leefbaarheid van BZK/WWI (Wonen Wijken en Integratie); ▶▶ Sociale status van het SCP; ▶▶ Vastgoedprijzen van CalCasa; ▶▶ Project en programma informatie via de CoP Cultuurimpuls. Op grond van het beschikbare materiaal is geprobeerd de impulsen te identificeren die passen in het ontwikkelde stramien en dus kunnen dienen als vergelijkingsmateriaal. Algemene ontwikkeling Om het effect van cultuurimpulsen te laten zien, is het nodig eerst een algemeen beeld te schetsen van het aanbod aan cultuur en cultuurparticipatie. Dat is gedaan voor de laatste tien jaar. Het aantal cultuuraanbieders is de laatste tien jaar zeer sterk gestegen; veel sterker dan de algemene werkgelegenheidsontwikkeling. Mensen die wonen in de centra van de grote steden gaan vaker naar culturele activiteiten. Dat heeft vooral te maken met de nabijheid van de voorzieningen. Het aantal bezoeken van bewoners uit het centrum is bovendien meer dan gemiddeld gestegen. Dat heeft te maken met het feit dat de omvang van de culturele sector met name in de centra is toegenomen. Naast bezoek aan cultuur wordt nog onderscheid gemaakt in cultuureducatie, beoefening van cultuur en lidmaatschap van culturele organisaties. De cultuureducatie is in tien jaar licht gedaald, net als het lidmaatschap van cultuurorganisaties. Beide trends hangen met elkaar samen. Opleidingen worden vaak in verenigingsverband gegeven en de deelname aan verenigingen daalt. De vrije markt is blijkbaar nog niet in staat dit op te vullen, laat staan de trend om te buigen. Tegenover de daling van lidmaatschappen en cultuureducatie staat de toename van de beoefening van cultuur. In de centra en in de wijken met een lage status was de toename wat hoger. Dat heeft te maken met de nabijheid van het aanbod.
1
Het proces is uitgevoerd
door adviesbureau de Stad bv. Het eerste jaar van de stichting is afgesloten met een conferentie in een moskee aan het Afrikaanderplein in Rotterdam en het boekje Nieuwe praktijken in de wijken. Het tweede jaar zijn de bezoeken aan de diverse projecten voortgezet en is onderzoek gedaan naar de effecten van programma’s en projecten in de wijk. Het tweede jaar is afgesloten met een conferentie in restaurant Colour kitchen in Amsterdam en de publicatie De Kracht van Cultuur.
19
Cultuurimpulsen Een impuls wordt gezien als een interventie in een gebied. Ik onderscheid: ▶▶ Versterken van de stadscentra met name via culturele voorzieningen en evenementen; ▶▶ Cultuureducatie; het opleiden voor bepaalde culturele vaardigheden; ▶▶ Cultuurparticipatie; meedoen aan kunstprojecten; ▶▶ Oprichten van cultuurcentra; centra met meerdere activiteiten: van verkenningen tot professionele beoefening van kunst en cultuur; ▶▶ Versterken van de cultuursector in algemene zin door investeringen in de infrastructuur, zowel organisatorisch als fysiek.
20
Het aantal bezoeken aan een culturele activiteit is de laatste tien jaar toegenomen. In de wijken met een culturele impuls is dat (veel) sterker. De versterking van het centrum leidt tot meer bezoekers uit de directe omgeving en ook een lokaal centrum is een prikkel tot het bezoeken van een culturele instelling. Hetzelfde geldt voor een extra toename van educatie en participatie. Steden met een extra toename van de cultuur zagen ook de creatieve industrie extra toenemen, hetgeen weer doorwerkt in de hele economie. Het effect van cultuur op de rest van de economie werkt vooral op stadsniveau en niet direct per wijk. Op wijkniveau zijn vooral sociale effecten te zien. De sociale status is een combinatie van inkomen, opleiding en beroepsdeelname. Het is een indicator voor het vermogen van de bewoners van de wijk. Deze indicator verandert langzaam maar gestaag. In alle GSB (grotestedenbeleid) steden zien we een lichte stijging. Wijken zonder cultuurimpuls laten een daling zien. Cultuur werkt blijkbaar door in de ontwikkeling van de sociale status. In wijken met een impuls zien we duidelijk een stijging die boven gemiddeld is. De waardering voor de directe omgeving is leefbaarheid genoemd. Er is een algemene score op een schaal van 1 tot 7. In GSB gemeenten is over het geheel genomen de algemene score vooruit gegaan. Er zijn echter duidelijk verschillen per soort wijk. Wijken zonder impuls liggen daar onder. Het versterken van het centrum leidt tot een sterke verbetering van de score tot bijna een vol punt. Bij de andere impulsen is dat ook boven gemiddeld. De scores voor leefbaarheid bestaan uit een aantal deelscores. De waardering voor de woning, de publieke ruimte, voorzieningen, veiligheid, samenstelling bevolking en omgang met bewoners wordt gemeten via de Leefbaarometer. Dat laat het volgende zien: ▶▶ Cultuur heeft weinig invloed op de waardering voor de woning, maar wel op andere aspecten. ▶▶ De scores voor de waardering van de veiligheid zijn over het algemeen wat minder geworden. In wijken met een cultuurimpuls is dat ook zo maar minder sterk. ▶▶ De waardering voor de medebewoners is duidelijk beter in de wijken met een cultuurimpuls. Men leert elkaar sneller kennen.
▶▶ Het versterken van het centrum verbetert uiteraard de waardering voor
het voorzieningenniveau en ook voor de omgang met bewoners en voor de samenstelling van de bevolking. De vestiging van voorzieningen die populair zijn, kan echter ook leiden tot verdringing van groepen. ▶▶ Cultuureducatie heeft een sterke impuls op de andere cultuuruitingen, maar het effect op de leefbaarheid is beperkt. De score voor cultuureducatie is beter in wijken met een lage sociale status. Met name de waardering voor de omgang verbetert. Dat geldt ook voor een impuls in de cultuurparticipatie. ▶▶ De perifere cultuurcentra zijn in veel gevallen niet voor de lokale bevolking. Dat blijkt ook uit de waardering. ▶▶ De effecten van een algehele versterking van de sector is in wijken die daar niet rechtstreeks van profiteren beperkt. De leefbaarheid werkt door in de woningwaarde. Een groot deel van de waarde van de woning is een gevolg van de waardering voor de wijk. Dat is terug te vinden in de vormgeving, de voorzieningen, de omgang met medeburgers, enzovoort. In de wijken met een cultuurimpuls stijgen alle extra in waarde. Het versterken van het centrum zorgt voor de grootste stijging. Ook de vestiging van een lokaal centrum zorgt voor een toename van de vastgoedprijzen. Deze globale indicatie laat zien dat cultuur een interessante investering is. Een andere opmerkelijke uitkomst is dat het effect van cultuur het grootste is in wijken met de laagste sociale status en de laagste culturele index. Het kost de meeste moeite iets van de grond te krijgen. We zien ook relatief de minste impulsen in dit soort gebieden, maar als er iets gebeurt, zijn de effecten het grootst.2
2
In de diverse geval-
len kan sprake zijn van omdraaiing van oorzaak en gevolg. De culturele interventies kunnen een gevolg zijn van een
Conclusies en aanbevelingen De hierboven beschreven cultuurimpulsen zijn investeringen. Een investering die rendeert, maar waardemaker en waardevanger verschillen. Cultuurimpulsen hebben een positief effect op cultureel vermogen en kapitaal van de wijk en verder op leefbaarheid, woningprijzen en sociale status. Een positief effect is ook zichtbaar ten aanzien van de creatieve industrie en via de creatieve industrie op de totale werkgelegenheid, maar niet op wijkniveau. Dat treedt pas op als er voldoende impuls is op het niveau van de stad. Een sterk centrum heeft belangrijke gevolgen voor de hele stad. Het centrum bepaalt voor een groot deel het imago en de cultuurindex voor de hele stad. Investeren in het centrum heeft ook beperkingen. Het is goed voor passieve participatie in de hele stad en actieve participatie van centrum bewoners. Voor bewoners buiten het centrum is nabijheid van voorzieningen nodig. Een cultuur producerende wijk vergt een behoorlijk niveau van culturele activiteiten. De aanbeveling ligt voor de hand: maak cultuur tot een vast onderdeel van de stedelijke vernieuwing en houd vol. Effecten zijn pas duidelijk waarneembaar na enkele jaren. ■◀
stijging van de sociale status, betere woningen en dergelijke en niet andersom. Wederzijdse beïnvloeding speelt zeker een rol. Maar om het eigenstandige effect van cultuurimpulsen te bekijken is een analyse gedaan van de wijken waar veel impulsen voorkomen en waar er per impuls het grootste effect is. Daaruit blijkt dat cultureel sterke wijken veel impulsen te weeg brengen en dat deze uitkomst los staat van de sociale status. De kracht van cultuur wordt door cultuur in stand gehouden.
21
hoofdstuk 2 projectscan en creatie regie De projectscan en creatieregie zijn twee krachtige instrumenten die de werking van kunst in maat schappelijke ontwikkeling inzichtelijk maken. Ze zijn van nut in de hele cyclus van een sociaal artistiek project. Dit hoofdstuk is een handleiding voor de verschillende toepassingen en een toe lichting op de onderliggende concepten. Bekijk de praktijkvoorbeelden op het digitale projectenweb (www.cal-xl.nl/projecten). Vraag een inlogcode aan en ga er zelf mee aan de slag.
22
Toepassingen van de scan De projectscan is een conceptueel model dat in vier stappen zichtbaar maakt hoe culturele interventies werken in maatschappelijke ontwikkeling. Zowel kunstenaars als beleidsmakers, zowel culturele als sociale professionals, kunnen aan de hand van deze projectscan doelstellingen, beoogde effecten, het proces en het resultaat van projecten inzichtelijk maken voor zichzelf en derden. Daarmee is de scan een krachtig instrument dat bijdraagt aan het professionaliseren en legitimeren van sociaalartistieke praktijken. In dit hoofdstuk worden – na een korte inleiding over het gebruik en het ontstaan van de scan – de vier stappen van de scan uitgelegd. Iedere stap bestaat uit een checklist (a), een overzicht van indicatoren (b) en een toelichting op de theorie en praktijk van deze stap (c). De scan en creatieregie kunnen op verschillende momenten gebruikt worden. De instrumenten zijn nuttig in alle stappen van een projectcyclus: van nulmeting tot evaluatie. ▶▶ De scan werkt als een mindmap die gebruikers als kladblok kunnen inzetten de contouren van het project te schetsen en gedachten daarover met anderen te delen. ▶▶ De scan biedt een stappenplan voor procesmatig creëren. ▶▶ De scan maakt inzichtelijk hoe de effecten van een culturele interventie tot stand komen. ▶▶ De scan maakt inzichtelijk welke partijen in die effecten investeren, en welke incasseren. De scan vormt de basis voor de landelijke, digitale databank voor community arts (www.cal-xl.nl). Wanneer een aantal projecten in de databank is ingevoerd, krijgt de scan extra toepassingen zoals een geavanceerde zoekfunctie voor het vergelijken van verwante praktijken (benchmarking) en het weergeven van bepaalde trends in een overkoepelend wijk programma of een andere verzameling projecten.
Gebruikers van de scan De scan kan gebruikt worden in verschillende constellaties zoals in: ▶▶ Gesprekken tussen opdrachtgever en opdrachtnemer; ▶▶ Gesprekken binnen het projectteam, al dan niet inclusief de brongroep
en gemeenschap; ▶▶ Gesprekken tussen peers; collega kunstenaars, aanjagers, opdrachtgevers, etcetera; ▶▶ Gesprekken tussen projecteigenaren en externe deskundigen die het project helpen beoordelen of evalueren. De projectscan schrijft de praktijk niet voor hoe het moet. Het geeft de praktijksituatie weer zoals die is, zonder waardeoordeel. In de eerste
23
plaats gaat het om een weergave van de (subjectieve) perceptie van direct betrokkenen bij een project. Dat vormt een goede basis om vervolgens meer objectief onderzoek met enquêtes of analyse van statistieken uit te voeren. Het model is ontwikkeld in de praktijk binnen een groot netwerk van kunstenaars, cultuuraanjagers en onderzoekers. Het is een nieuwe variant op het beslismodel voor sociaalartistieke praktijken van 20051. Dit model is op basis van voortschrijdend inzicht verder ontwikkeld en verrijkt. Een aantal andere concepten is in deze projectscan geïntegreerd: de Mind Map van Tony Buzan, de Creatieregie van Robbert Coppenhagen en de Effectenarena van Jochum Deuten.
De projectscan als mindmap
1
Sikko Cleveringa
(2005). Uit de Kunst in de Wijk, artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken, Kunstenaars&CO en Landelijk Centrum
De projectscan en creatieregie
De projectscan is ook uitgewerkt in een stappenplan voor creatieregie. Creatieregie is een concept van Robbert Coppenhagen voor projectmatig creëren3. Met enige aanpassingen is het een krachtig instrument voor 2 Tony & Barry Buzan (2007). Mindmappen; voor regie op sociaalartistieke praktijken. Creatieregie is een beproefd concept dat praktische handvatten biedt voor procesmatige project- en organieen beter geheugen en satieontwikkeling met veel aandacht voor de menselijke factor daarin. creatiever denken. PearCultuur nieuwe stijl is bij uitstek projectmatig en mensenwerk. De kern van son Education Benelux creatieregie is dat je vier krachten onderscheidt die je in goede volgorde aanspreekt en vervolgens blijft activeren en in balans houdt. De vier 3 Jo Bos, Ernst Harting, Opbouwwerk.
24
De projectscan kan als mindmap gehanteerd worden2. In feite volstaat het een mindmap te beginnen met het projectidee in het midden om dan vervolgens naar eigen inzicht vertakkingen te tekenen met basale ordeningsconcepten (zie de figuur op p. 26). Door de specifieke vorm kun je een enorme hoeveelheid informatie onderbrengen in één plaatje en maak je gemakkelijk meer creatieve associaties. Deze mindmap heeft al een basispatroon met acht assen met als voordeel dat de gebruiker niet opnieuw het wiel hoeft uit te vinden en dat verschillende projecten met elkaar vergeleken kunnen worden. Op de diagonale assen kun je aangeven wat je ambitie en realisatie is wat betreft de participatie van professionals en burgers. Van binnen naar buiten: van meedoen via mee organiseren naar mede-eigenaar zijn. Op de horizontale en verticale as geef je aan wat je ambitie en realisatie is wat betreft de impact op de project context: je brongroep, het publiek, de gemeenschap en de fysieke ruimte. Van binnen naar buiten: van individueel via collectief tot politiek. Voor de mindmap geldt vooral dat je hem intuïtief kan hanteren, schetsmatig en associatief en liefst met veel kleuren en plaatjes. Een andere inspirerende variant is sociaalartistiek twister: leg de projectscan groot op de grond en beweeg in gesprek met anderen letterlijk door je eigen project.
en anderen (2006). Projectmatig creëren 2.0. Scriptum.
krachten worden kort gekarakteriseerd in het model op p. 27. Je kunt de lemniscaat van het model in principe in twee richtingen doorlopen, afhankelijk van het type project (blauwdruk of procesmatig). In geval van een procesmatig sociaalartistiek project wordt bij creatieregie om te beginnen gezocht naar een match tussen een vraagstuk in de samenleving waar kunst het verschil kan maken (voedingskracht) en een kunstenaar die daar een artistiek antwoord op kan formuleren (persoonlijke kracht). Vervolgens helpt de scan na te denken over welke burgers en professionals daar een bijdrage aan kunnen leveren (samenwerkingskracht) en in welke vorm het project daadwerkelijk impact kan hebben op het in stap 1 gesignaleerde vraagstuk (vormkracht). De waarde van creatieregie is dat naast kunnen ook veel aandacht besteed wordt aan willen. Wat drijft mensen en organisaties die deze krachten potentieel in zich hebben en hoe betrek je die bij dit project? Het antwoord heeft alles te maken met cocreatie. In de context van community arts is de oorspronkelijke term ‘persoonlijke kracht’ vervangen door ‘creatieve kracht’ omdat dit de positie is van de kunstenaar die de regie heeft over het project. De linker en rechter kant van het oorspronkelijke model is van positie verwisseld omdat de flow dan beter voelt. Er is dan ook een betere connotatie met de linker en rechter modus van stap 3. De vier stappen van creatieregie vallen samen met de belangrijkste elementen die in definities van community arts steeds terug komen. Community arts is: ▶▶ een artistiek project (creatieve kracht); ▶▶ dat reageert op een maatschappelijk tekort (voedingskracht); ▶▶ en met inzet van zowel de betrokken burgers als professionals (samenwerkingskracht); ▶▶ een meerwaarde oplevert met verbeeldingskracht (vormkracht).
De projectscan als effectenarena Binnen de systematiek van de creatieregie is daarnaast het concept van de effectenarena geïntegreerd. De effectenarena is de afgelopen jaren ontwikkeld in kringen van wijkaanpak en volkshuisvesting (SEV/KEI). De effectenarena helpt de logica van een interventie in kaart te brengen in termen van oorzaak en gevolg en legt daarbij de nadruk op wie er wat in stopt en wie er wat uithaalt. Wat is de interventie? Wat is de beoogde waardevermeerdering? Waarom? Wie investeert en wie incasseert? De projectscan biedt hiermee ook goede aangrijppunten voor maatschappelijke kosten en baten analyses (MKBA) waarbij deze relaties in geld worden uitgedrukt. Het originele model van de effectenarena en de toelichting daarop is te vinden op www.effectenarena.nl. Momenteel wordt ook de effectenarena omgezet in een digitale databank in opdracht van Corpovenista, een werkgroep binnen KEI. Deze werkgroep heeft een
25
Toelichting bij de projectscan als mindmap ▶ een culturele interventie is als een steen die je in een vijver gooit. De vijver is de context. De golven hebben impact op de vermogens van de brongroep ten aanzien van zichzelf, de gemeenschap, het publieke domein en de fysieke ruimte. De deelnemers en professionals staan op de wallekant en dragen in mindere of meerdere mate hun steentje bij. Op de diagonale assen kun je aangeven wat je ambitie en realisatie is wat betreft de participatie van burgers en de professionele infrastructuur. Van meedoen via mee organiseren naar mede-eigenaar zijn. Op de horizontale en verticale as geef je aan wat je ambitie en realisatie is wat betreft de impact van je activiteiten: erfgoed en educatie, zelforganisatie, productie en programmering. Van individueel via collectief tot publiek/politiek. De mate van participatie en de mate van impact vormt een specifiek patroon in het water.
me
de| el na
cr
e
socia e cohesie le in l a i c so meenscha fr e p | g organis ati f l e e z
ti ere gi
| e ial soc
e i f t g p a g de ers bo ed & ed uc n i el oon r o n g r o ep kel ele na lijke ontwik ur me cult
|
26
er
ea
ur uctu leefbaa r h str ieke e ra fys fysiekaemrmuimte id | e r | i n ogr g pr
cultu ur u t c ke beeldvor rele u tr blie publiek min inf s a pu g u d c o t r i e p
Toelichting bij het model van creatieregie ▶ de kern van creatieregie is dat je vier krachten onderscheidt die je in goede volgorde aanspreekt en vervolgens blijft activeren en in balans houdt. De vier creatiekrachten worden ook wel de zij-kant, de ik-kant, de wij-kant en de het-kant genoemd. Bij sociaalartistieke praktijken begin je bij voorkeur bij de voedingskracht, daar verbind je je aan vanuit persoonlijke, creatieve kracht, je werft medestanders met samenwerkingskracht en je brengt het samen tot vorm kacht. Het resultaat koppel je terug naar de voedingskracht met goede kans dat je daar genoeg feedback krijgt – postief en/of negatief – om weer een nieuwe loop in te gaan. De lemniscaat is in principe oneindig. Het model kent een beetje zwaartekracht in die zin dat de weg van de ik-kant naar de wij-kant vaak de meeste inspanning kost (reculer pour mieux sauter) en de weg van de het-kant naar de zij-kant vrijwel vanzelf gaat (ook als je zelf niks vraagt, kun je een reactie verwachten). De artistiek leider voert in principe de regie op alle krachten.
Samenwerkingskracht • Competenties • Teamsamenwerking wij-kant • Communiceren • Cultuur
Voedingskracht • Wensen van de klant • Behoeften zij-kant • Bestaansreden • Krachtenvelden
het-kant
ik-kant
Vormkracht • Kennis van het vak • Methodieken • Instrumenten • Procedures
Persoonlijke kracht • Verbeeldingskracht • Kernkwaliteiten • Commitment • Bezieling en inspiratie • Leiderschap
creatieregie sociaal artistieke praktijken
27
bredere oriëntatie op allerhande sociale interventies in maatschappelijke ontwikkeling. Getracht wordt de systematiek van beide databanken zo veel mogelijk op elkaar te laten aansluiten, al hoewel daar grenzen aan zitten. De projectscan redeneert vanuit de belangen van de brongroep en heeft aandacht voor de interventie (hoe en wat vraag). De effectenarena redeneert primair vanuit het algemeen belang en heeft daardoor meer aandacht voor de directe en indirecte effecten (de waarom vraag).
Volgordelijkheid in de stappen van creatieregie In dit hoofdstuk wordt de scan doorlopen in de procesmatige volgorde van creatieregie:
stap 1 ▶ maatschappelijke vraag (voedingskracht) stap 2 ▶ culturele interventie (creatieve kracht) stap 3 ▶ cocreatie (samenwerkingskracht) stap 4 ▶ cultuurparticipatie en -bereik (vormkracht) De volgordelijkheid van stappen en de vragen binnen de stappen is betrekkelijk. Dat begint al in de digitale scan waar gestart wordt met stap 2 en daarna met stap 1, omdat de invoer van een project vaak begint met een naam en een artistiek leider en niet met de context en doelstellingen. De aanleiding van een project kan ook liggen in het gegeven dat twee professionele organisaties graag willen gaan samenwerken (stap 3) en daar een project bij zoeken. Soms is de vorm van een project (stap 4) zo inspirerend dat die elders ook vorm krijgt. Dan ligt het initiatief tot een project bij een geïnspireerde kunstenaar of aanjager (stap 2) en niet bij een beoogde brongroep. Dat neemt niet weg dat het in alle gevallen aanbeveling verdient bij de feitelijke formulering en uitvoering van een project alsnog bij stap 1 te beginnen. Voor wie moet dit project van betekenis zijn? Wat is de noodzaak van het project? Ook bij de beoordeling of evaluatie van een community arts project is stap 1 onmiskenbaar de eerste stap. Wanneer die stap wordt overgeslagen is de kans groot dat het project niet in de gemeenschap landt.
Leeswijzer
28
Hieronder worden de vier stappen uitvoerig besproken. Iedere stap bestaat uit een checklist (a), een overzicht van indicatoren (b) en een toelichting op de theorie en praktijk van deze stap (c). De vragen van de checklist en de tabellen met indicatoren komen overeen met de systematiek van de online databank van Cal-xl. Bij het lezen van
dit hoofdstuk kan het behulpzaam zijn om een projectbeschrijving uit het projectenweb er bij te pakken. Je kunt dan zien hoe de scan in de praktijk werkt. Als je zelf een project in voert is het handig dit hoofdstuk er naast te leggen. In deel c van iedere stap bespreken we de nodige dilemma’s en overwegingen. Vat de scan niet te zwaar en absoluut op. Het is niet meer dan een hulpmiddel om je eigen keuzes helder te krijgen en daar met derden over te communiceren.
29
stap 1 maatschap pelijke vraag voedingskracht→
De voedingskracht van sociaalartistieke praktijken ligt besloten in de maatschappelijke urgentie, de noodzaak tot nieuwe, andere, betere of juistere betekenis van de dagelijkse werkelijkheid voor een specifieke brongroep.
30
stap 1a ▶ checklist Stap 1a betekent antwoorden formuleren op de volgende vragen:
1a
▶▶ Thema: tot welke maatschappelijke vraag verhoud ik mij en hoe kan
kunst daar het verschil in maken? ▶▶ Locatie: op welke plek ga ik aan de slag? ▶▶ Prioriteiten in beoogde effecten: wat is de noodzaak / urgentie bij de
brongroep als het om dit thema gaat? Wat is de rangorde van prioriteiten in termen van persoonlijke ontwikkeling, publieke beeldvorming, sociale cohesie of fysieke leefbaarheid? ▶▶ Typologie van de brongroep en haar omgeving: welke deelgemeenschap is eigenaar van deze vraag en heeft potentieel een drive daar wat aan te gaan doen? In relatie tot welke gemeenschap, publiek en fysieke ruimte zal gewerkt worden? Wat is de typologie van deze brongroep, gemeenschap, publiek en fysieke plek? Hoeveel mensen gaan meedoen? Man/vrouw? Leeftijd? Herkomst? Leefstijl? Hoe groot is de fysieke ruimte waarin gewerkt? Welk bouw en ligging? Laagbouw of hoogbouw? Vooroorlogs of naoorlogs? Stad of een buurtschap? ▶▶ Score van vermogens: hoe beoordeel je in de nulsituatie (voor aanvang van een eventueel project) de vermogens en kansen van de brongroep in relatie tot haar omgeving in persoonlijke ontwikkeling, publieke beeldvorming, sociale cohesie of fysieke leefbaarheid? Welke vermogens zouden kunnen toenemen als gevolg van het project? Wat is de ambitie? De scan biedt per effectgebied drie indicatoren gebaseerd op culturele, sociale en fysieke behoeftes. Deze waarden kunnen met een rapportcijfer van 1 tot 10 worden aangegeven. Later kan op dezelfde manier de afronding van het project en een nameting beoordeeld worden. ▶▶ Meten en weten: hoe maak je bovenstaande afwegingen en op welke manier? Gebeurt dit op basis van eigen intuïtie of op basis van gespreken en onderzoek (bestaand of speciaal opgezet) met potentieel betrokken burgers en professionals?
31
1b
stap 1b ▶ indicatoren Met stap 1 probeer je inzicht te krijgen in de urgentie bij de brongroep voor ingrepen in de dagelijkse werkelijkheid en wat de kunsten daarin vermag. In de tabel staan de mogelijke doelstellingen van de brongroep gegroepeerd in vier hoofdcategorieën. Deze zijn gerelateerd aan de brongroep zelf, de gemeenschap, het publiek en de fysieke ruimte. Daaronder staat steeds een set van drie indicatoren die het vermogen van de brongroep uitdrukt zich tot deze doelstellingen te verhouden. Bovenaan staan de culturele vermogens, daaronder de sociale en fysieke vermogens. Deze vermogens kunnen met een rapportcijfer van 1 tot 10 gewaardeerd worden. De indicatoren zijn afgeleid van de piramide van Maslow. Zie verder de toelichting bij stap 1c, de toelichting bij theorie en praktijk.
32
■ Maatschappelijke vraag (voedingskracht) Context
Brongroep
Publiek
Gemeenschap
Ruimte en tijd
Doel en effect
Persoonlijke ontwikkeling
Publieke beeldvorming
Sociale cohesie
Fysieke leefbaarheid
Relatie
binnen de brongroep per individu
over de brongroep bij derden
voor de brongroep tussen de brongroep en mensen in in de fysieke omgeving haar omgeving
Verbeelden en identificatie
Ontmoeten en verbinden
Genieten en verwerven
Kan verschillen met mensen in zijn/haar omgeving toelaten en overbruggen (bridging)
Kan genieten van de openbare ruimte en het aanbod van producten en diensten
Kern Zingeven en idenbegrippen titeit
Cultureel
Kan vorm en inhoud Kan identificatie en inspiratie oproepen geven aan eigen talentontwikkeling bij de ander en zingeving
Sociaal
Kan sociale relaties aangaan en onderhouden met naasten en derden
Kan empathie en solidariteit oproepen bij de ander
Kan samenwerken met mensen in zijn/ haar omgeving, aan een gemeenschappelijk doel (bonding)
Kan voldoende beschikken over de nodige maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening
Fysiek
Kan in eigen veiligheid, gezondheid en levensonderhoud voorzien
Kan als veilig en nuttig worden ervaren door de ander
Kan een veilige en nuttige leefomgeving onderhouden met mensen in zijn/ haar omgeving (caring)
Kan veilig en nuttig gebruik maken van het huis vestingsaanbod en de directe leef omgeving
33
1c
stap 1c ▶ theorie en praktijk De behoeftepiramide van Maslow revisited Is kunst noodzakelijk? Die vraag impliceert denken in termen van nut. Is kunst een nuttig middel? Het is ook een romantische vraag: is het leven niet zinloos zonder kunst? Aan community arts en nieuwe cultuurfuncties worden vaak de eerste variant toegeschreven, maar de noodzaak van Cultuur nieuwe stijl heeft meer te maken met de tweede opvatting over kunst. Dat is goed te illustreren met de behoeftehiërarchie van Maslow. Kunst staat aan de top van de piramide, maar is volgens hem het minst nuttig. Maslow gaat uit van een hiërarchie in behoeften: de mens voorziet eerst in zijn fysieke behoeften, dan in de sociale en tot slot in zijn culturele behoefte. Je kunt deze piramide echter ook op zijn kop zetten. Culturele kernwaarden als talentontwikkeling, zingeving, verbeelding, ontmoeting en esthetisch genoegen kunnen juist ook de motor zijn voor het verwerven van sociale en fysieke vermogens. Een aansprekend voorbeeld daarvan is de existentiële betekenis van de hiphopcultuur voor jongeren in Amerikaanse getto’s en elders. Community arts werkt ook van boven naar beneden. Het versterkt de cultuur intrinsieke vermogens en neemt de gerelateerde sociale en fysieke vermogens daar naar behoefte in mee. Talent ontwikkelen betekent ook sociale relaties aangaan en zorgen dat je leven op orde is. De behoeftepiramide van Maslow is ook een handzaam model de actuele relatie tussen kunst en samenleving te benoemen (met dank aan Eric Corijn4). Vroeger was er wellicht één top van de piramide die betekenis gaf aan de alledaagse sociale en fysieke werkelijkheid van alle burgers. In de postmoderne samenleving is die samenleving in ieder geval zo gedifferentieerd dat één top niet meer voldoet. Community artists kiezen voor cocreatie van nieuwe betekenisgevende kaders voor deelgemeenschappen die een top ontberen en/of alsnog op zoek zijn naar een gedeelde cultuur. In gewoon Nederlands: kunst voor overlevers.
De brongroep en haar omgeving 4
De metafoor van de
piramide van Maslow met verschillende toppen is van Eric Corijn, cultuurfilosoof en professor aan de Vrije Universiteit Brussel, directeur van de onderzoeksgroep cosmopolis City, Culture and Society,
34
en auteur van een groot aantal publicaties over sociaalartistieke praktijken.
De brongroep heeft een bijzondere positie in community arts. De term doelgroep is meer gangbaar, maar de term brongroep past beter. De term brongroep komt uit het wetenschappelijk onderzoek en sluit goed aan op het gegeven dat een gedegen community arts project in de regel begint met een (artistiek) onderzoek in de leefwereld van de deelgemeenschap waar het project voor is bedoeld. De keuze om de context van een project vervolgens uit te splitsen in brongroep, gemeenschap, publiek en fysieke ruimte is op de eerste plaats ingegeven door een simpele matrix van mogelijke relaties tussen de mens en de wereld. Namelijk ik met mijzelf (ik), met mensen in mijn directe
omgeving (wij), met de ander (zij), en met de fysieke ruimte (het). Op de tweede plaats blijkt dat dit ook de meest vanzelfsprekende respons groepen te zijn als er uitspraken gedaan worden over effecten op persoonlijke ontwikkeling, sociale cohesie, publieke beeldvorming en fysieke leefbaarheid. Onderzoek naar cohesie wordt gedaan in een gemeenschap, onderzoek naar beeldvorming bij een publiek. Tot slot wordt bij community arts de waardering van de mate van persoonlijke ontwikkeling, sociale cohesie, publieke beeldvorming en fysieke leefbaarheid direct betrokken op de perceptie van de brongroep. Het gaat om een nieuwe betekenis van hun werkelijkheid en niet om die van een ander. Op het moment dat voor een woningcorporatie een kunstproject ontwikkeld wordt dat de beeldvorming over de wijk bij een groep potentiële huurders positief moet beïnvloeden, dan is dat eerder een reclamecampagne dan een community arts project. Toch heeft ook
Toelichting bij de piramide van Maslow revisited ▶ de figuur laat zien hoe kunst betekenis geeft aan de dagelijkse sociale en fysieke werkelijkheid, en hoe er geen sprake meer is van één canon, maar van verschillende betekenisgevende kaders die nieuw geproduceerd moeten worden. En zich misschien ook met elkaar moeten gaan verhouden.
Zingeving Zelfverwerkelijking Erkenning Sociale behoeften Bestaanszekerheid Fysieke behoeften
behoeftepyramide revisited
35
een woningcorporatie baat bij bewoners die zich fijn voelen in hun wijk. In tweede instantie geeft dat ook een beter imago aan de wijk. Bij de typering van de brongroep en haar omgeving kan in de digitale scan steeds maar één brongroep, één gemeenschap, één publiek en één fysieke ruimte worden gekozen. Dat heeft als inhoudelijke reden dat een andere brongroep haar omgeving anders waardeert. Daarnaast heeft het een praktische reden: de digitale scan wordt bij meer differentiatie onleesbaar. De oplossing ligt enerzijds in het slim afbakenen van de brongroep en de andere variabelen (niet te ruim en niet te smal) en anderzijds in het opsplitsen van het project in subprojecten. Aanjagers met nieuwe cultuurfuncties kunnen proberen brongroepen en de andere context variabelen zo te kiezen dat ze er een aantal jaar mee vooruit kunnen en zo kennis kunnen opbouwen en effecten kunnen monitoren in de loop van hun programma.
Waardecreatie: cultureel, sociaal en fysiek De scan begint in stap 1 gelijk met een hekel punt: het meten van beoogde effecten. Om de criticasters gelijk de wind uit de zeilen te nemen: de scan benoemt en scoort op de eerste plaats de intrinsieke culturele vermogens en pas daarna, als afgeleide, de sociale en fysieke vermogens. De piramide van Maslow is het uitgangspunt. De oorspronkelijke behoeftepiramide heeft alleen betrekking op persoonlijke ontwikkeling die hier wordt door vertaald naar de vermogens die dat vraagt in de relatie van het individu tot de gemeenschap, het publieke domein en de fysieke omgeving (zie tabel). De driedeling in fysieke, sociale en culturele behoeften biedt een handvat de kracht van cultuur in maatschappelijke ontwikkeling concreet te benoemen. In kernwoorden gaat het hierom: zingeven, verbeelden, ontmoeten en genieten. Zie de verdere uitwerking in de tabel bij deze stap (maatschappelijke vraag/voedingskracht). De sociale en fysieke vermogens zijn hier van op twee manieren een afgeleide: het gelijk van Maslow. Sociale en fysieke vermogens zijn vaak randvoorwaarden een culturele activiteit te realiseren. Als de brongroep daar laag op scoort, moeten derden dit tijdelijk compenseren (financiële en professionele ondersteuning). Het gelijk van community arts: toename van culturele vermogens heeft vaak een positief effect op de motivatie van deelnemers ook zelf te investeren in de opbouw van sociale en fysieke vermogens. Het tweede mechanisme biedt de legitimering voor maatschappelijke organisaties om in de eerste te investeren. Voor de deelnemers en de kunstenaar staan de toegenomen culturele vermogens vaak op de eerste plaats.
36
Doelstellingen en beoogde effecten De projectscan vraagt een rangorde van prioriteiten aan te geven in de doelstellingen. Dat is nauw verbonden met het thema van het project en krijgt ook meer reliëf als in dat licht de twaalf subdoelstellingen worden gescoord. Je ziet dan vanzelf waar er grote verschillen zitten in de perceptie over de nulsituatie en de eventuele ambitie. Probeer hier weer te geven wat de brongroep drijft en niet de doelstellingen van derden die bij het project zijn betrokken. Doe deze ranking weloverwogen, want hij heeft invloed op strategische beslissingen in stap 2. In de projectscan wordt ook gevraagd om rapportcijfers toe te kennen aan de twaalf subdoelstellingen. Eerst de nulsitiatie en de ambitie, later de realisaties en eventueel een nameting. Een lastige, maar noodzakelijke klus die uiteindelijk goed werkt je eigen perceptie en die van je partners over de projectcontext expliciet te maken. Neem de rode konen en de genante momenten voor lief en probeer er de juiste draai aan te geven. De rapportcijfers worden gebruikt om de perceptie van de brongroep zelf te schetsen. Het is niet wenselijk en niet nodig het als een waardeoordeel te zien van derden. Bovendien is de lijst van vermogens al een heel stuk positiever dan de Sodom en Gomorra indicatoren van de gemiddelde wijkmonitor. Net als de kunstprojecten zelf adresseer je hier de vermogens, niet de problemen van mensen. In de digitale scan zijn de velden overigens niet verplicht. De gebruikers kunnen er ook voor kiezen het bij de ranking van de hoofddoelstellingen te laten, of alleen de culturele vermogens te scoren en niet de maatschappelijke vermogens.
Meten is weten De ontwikkeling van deze twaalf indicatoren, inclusief culturele vermogens, is een grote winst. Het meten van deze indicatoren en het weten van uitkomsten kan nog verder ontwikkeld worden. Er ligt een uitdaging de waardering van 1 tot 10 zoveel mogelijk te standaardiseren en te voorzien van een nog concretere uitwerking. Cal-xl maakt daar in 2012 een begin mee. Daarnaast heeft Cal-xl het voornemen om samen met twee adviesbureaus – ABF Cultuur en Atlas voor Gemeenten – statistische data die al beschikbaar zijn op postcodegebied terug te rekenen naar indicatoren die aansluiten op de twaalf subdoelen. Het wordt dan mogelijk voor een specifiek postcodegebied periodiek een cultuurwijzer te genereren die een beeld geeft van vermogensontwikkeling in de context van het project. ■◀
37
stap 2 culturele interventies creatieve kracht→
De persoonlijke en creatieve kracht van community arts ligt besloten in de kwaliteit en drive van de artistiek leider en het type culturele interventie.
38
stap 2a ▶ checklist In stap 2 maak je een keuze met betrekking tot de volgende vragen:
2a
▶▶ Titel en ondertitel: welke naam krijgt het project? ▶▶ Korte beschrijving: hoe gaat het project er in hoofdlijnen uitzien? ▶▶ Positie van het project: is het project een onderdeel van een langdu-
rig lopend programma of subprogramma en bestaat het project uit verschillende subprojecten? ▶▶ Artistieke leider: wie wordt de artistiek leider van dit project? ▶▶ Projecteigenaar: wie wordt projecteigenaar van dit initiatief en is inhoudelijk en zakelijk eindverantwoordelijk? ▶▶ Cultuuraanjager: is er ook een cultuuraanjager bij het project betrokken? ▶▶ Disciplines: welke kunstdisciplines zijn belangrijk in dit project? ▶▶ Looptijd: wanneer begint het project (inclusief de voorbereidingen) en wanneer wordt het afgerond? ▶▶ Uitvoeringsdata: wanneer zijn er presentaties die voor publiek toegankelijk zijn? ▶▶ Website: heeft het project een eigen website en is het op andere sites te vinden? ▶▶ Prioriteiten in de culturele interventies: welk type culturele interventie wordt het? Wat is de rangorde van prioriteiten in elementen van cultureel erfgoed en educatie, cultuurproductie, culturele zelforganisatie en culturele programmering? Hoe verhoudt deze rangorde zich tot die van beoogde effecten (stap 1)? ▶▶ Beschrijving van de culturele interventies: beschrijf zo precies mogelijk hoe de culturele interventie vorm krijgt in elementen van cultureel erfgoed en educatie, cultuurproductie, culturele zelforganisatie en culturele programmering. Laat daarin de specifieke signatuur en strategie van de artistiek leider zien. Dit kan zowel voorafgaand aan het project worden beschreven (ambitie) als achteraf (realisatie).
39
2b
40
stap 2b ▶ indicatoren In stap 2 zoek je een match tussen de maatschappelijke vraag (stap 1) en het type culturele interventie. Bij deze strategische keuze is het handig om gebruik te maken van de functionele relatie die bestaat tussen culturele en maatschappelijke doelstellingen en specifieke typen interventies. Daarbij horen – in ieder geval binnen de reguliere kunsten – ook verschillende competenties van culturele professionals en gesubsidieerde culturele instellingen en verschillen in dynamiek. Ook bestaat er een relatie tussen de motieven van de brongroep en andere deelnemers. In de onderstaande tabel zie je de functionele relaties schematisch weergegeven. In theorie en praktijk (stap 2 c) wordt uitgelegd hoe je dat strategisch kan aanwenden tot een gulden snede – een juiste mix – van culturele interventies.
■ Culturele interventies (creatieve kracht) Doelstellingen en Persoonlijke effecten (stap 1) ontwikkeling
Publieke beeldvorming
Sociale cohesie
Fysieke leefbaarheid
Context
Brongroep
Publiek
Gemeenschap
Fysieke ruimte
Culturele interventies (stap 2)
Cultureel erfgoed Culturele en educatie productie
Culturele zelf organisatie
Culturele programmering
Programmeur, curator
Creatieve kracht Kunstvakdocent, mediacoach
Professioneel kunstenaar
Consulent amateurkunst
Culturele infrastructuur
Centrum voor de kunsten, educatieve diensten
CBK, advies commissie beeldende kunst, productiehuizen
Podia Steunfunctie amateurkunst / Bibliotheken ondernemershuis Musea / vrijwilligers centrale
Dynamiek
Voortdurend
Kop en staart
Periodiek
Primair motief brongroep
Culturele deelname
Sociale deelname Meer sociaal dan artistiek
‘Leonardo en de gulden snede’
Grond onder de voeten
Smoel
Periodiek Meer artistiek dan sociaal
De handen in één De hand weten te slaan met… leggen op…
41
2c
stap 2c ▶ theorie en praktijk Cultureel ondernemerschap en maatschappelijk engagement Wat is de specifieke kwaliteit van een culturele interventie en van een bekwaam artistiek leider? Een belangrijke onderscheidende kwaliteit van de kunst en de (bekwame) kunstenaar is de kunde van het verbeelden en van het doen. In stap 3 wordt daar nader op in gegaan in termen van linker en rechter modus. Hieronder worden drie aspecten uitgelicht die in stap 2 direct van belang zijn bij het benoemen van de kwaliteiten van een culturele interventie en een regiekunstenaar: cultureel, ondernemend en maatschappelijk geëngageerd: ▶▶ Cultureel: de kracht van verbeelding is wat een sociaalartistiek project
een kunstproject maakt en wat maakt dat het project kan bijdragen aan maatschappelijke verandering. Op grond van deze kwaliteit onderscheidt community arts zich van sociaal-cultureel werk, van amateurkunst en van andere (culturele) burgerinitiatieven zonder artistiek meesterschap. Culturele activiteiten met een reproductief en creatief karakter zijn waardevol om sociale cohesie binnen bestaande culturele verhoudingen te bestendigen (bonding), maar bieden weinig aanknopingspunten voor het overwinnen van culturele verschillen (bridging) en social design: het experimenteren met (en ontwerpen van) fundamenteel nieuwe culturele en sociale verhoudingen. ▶▶ Ondernemend: kunstenaars zijn makers, gaan gelijk aan de slag en
doen dat uit een eigen engagement, een innerlijke drive. In zowel stagnerende als te turbulente situaties kan dat heel heilzaam werken omdat kunstenaars kunnen verbeelden hoe iets anders kan worden en kunnen ‘voorleven’ hoe je dat kunt doen. In veel community arts projecten zie je dat de kunstenaar ‘gewoon’ begint en al doende zowel de deelnemers en als de professionele infrastructuur daar in mee trekt en tot slot mede-eigenaar maakt. Wachten tot alle condities voor je geregeld zijn, is geen optie. Kunst is juist een motor van verandering! ▶▶ Geëngageerd: de kunstenaar moet dan zelf gefascineerd zijn door het
maatschappelijk tekort waar de brongroep mee worstelt, en bereid zijn zich daarvoor te verdiepen en te verbinden met de leefwereld van de betrokkenen. Dat kan een situatie zijn van stagnatie waarbij een brongroep in een impasse zit of een situatie van ongekende turbulentie (de sloop van een wijk zoals bij Click in Deventer). Kunstenaar en brongroep moeten in de opbouw van een project het gevoel krijgen dat ze samen het verschil kunnen gaan maken. 42
Toelichting bij de culturele interventies ▶ De functionele relatie tussen beoogde effecten en verschillende typen culturele interventies is gevisualiseerd in figuur 2. We zien een ring van culturele interventies met daarin een volwaardig cultureel burger: met de voeten stevig op de grond, welbewust van eigen identiteit en talenten, met het vermogen een relatie aan te gaan (van geven en nemen) met de directe sociale en fysieke omgeving, en met een eigen smoel in het publieke domein. Als je al deze competenties bezit ben je een volwaardig cultureel burger. Ken uw klassieken en herken ‘de man van Vilnius’ van Leonardo da Vinci die met deze tekening de gulden snede zocht: de juiste verhoudingen van het menselijk lichaam. Community arts zoekt de gulden snede van sociaalartistieke praktijken: de juiste match tussen een maatschappelijke vraag en een artistiek antwoord. Het poppetje heet vanaf nu Leonardo.
|
e
crea
e zelforgan l e isa r u t ti ul
g
i e d & e d u c at
programm e rin
cht
fg o
eve k ra
|c
er
ti
rele ltu cu
e
urele product t l u ie |c |
culturele interventies
43
Op de website van Cal-xl kun je een competentieprofiel voor een community arts kunstenaar downloaden. Het is belangrijk dat de artistiek leider zelf de regie voert op alle aspecten van het project, maar dat doet hij in de regel niet alleen. Gerenommeerde makers en gezelschappen hebben een eigen productieteam met onder andere een producent en zakelijk leider (zoals 5eKwartier, het Rotterdams Wijktheater, PeerGroup, Jeanne Works, Zina Platform, etcetera). Zij zijn meestal zelf projecteigenaar en eindverantwoordelijk voor financiën en artistieke kwaliteit met een eigen meerjarig programma en eventuele subprogramma’s. Daarnaast spelen natuurlijk ook burgers en andere instellingen een belangrijke rol in de projecten. Veel hebben een eigen territorium, maar zwermen met enige regelmaat landelijk en zelfs internationaal uit.
Cultuuraanjager en projecteigenaar Een andere belangrijke variant zijn gemeenten en provincies met een eigen progamma dat zij laten vormgeven door een nieuwe cultuurfunctie. Deze zetten ook meerjarige lijnen uit en bemiddelen tussen (latente) maatschappelijke vragen van brongroepen en aanbod vanuit de kunstensector. In hoofdstuk vier gaan we uitgebreid in op de missie, visie en positie van deze aanjagers en de verschillende varianten. Wat zij gemeen hebben is dat zij zelf eigenlijk nooit de artistieke regie voeren, maar wel een grote invloed kunnen hebben op de rol die kunst kan spelen in maatschappelijke ontwikkeling. Zij schakelen en makelen series van projecten en investeren in een steeds grotere betrokkenheid van burgers en de professionele infrastructuur. Binnen deze programma’s zie je vaak dat maatschappelijke of culturele instellingen projecteigenaar zijn en de kunstenaar als onderaannemer de artistieke regie voert. Uiteindelijk blijven dan wel de bovenstaande profieleisen van kracht, maar die worden dan in meer of mindere mate mede bewaakt door de opdrachtgever. Burgerinitiatieven kunnen ook projecteigenaar zijn, maar hebben in veel gevallen geen rechtspersoon of vinden de financiële verantwoording te groot. De strategische afwegingen in stap 2 zijn in ieder geval een belangrijk onderwerp van gesprek tussen aanjagers en opdrachtgevers enerzijds en regiekunstenaars anderzijds.
De gulden snede van sociaalartistieke praktijken
44
In stap 2 wordt een match gemaakt tussen de maatschappelijke doelstellingen (stap 1) en het type culturele interventie. Nu wil het geval dat de verschillende typen culturele interventie een functionele relatie hebben met één van de vier maatschappelijke hoofddoelstellingen. Cultuureducatie draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling, zelforganisatie draagt bij aan sociale cohesie, cultuurproductie draagt bij aan beeldvorming in het publieke domein en culturele programmering draagt bij aan fysieke
leefbaarheid. Als je al deze competenties bezit, ben je een volwaardig cultureel burger5. We noemen deze functionele relatie de gulden snede van sociaalartistieke praktijken (zie verder de toelichting bij de afbeelding).
Strategische keuzes Een projectontwikkelaar kan dus op voorhand de rangorde van de maatschappelijke doelstellingen leidend maken voor keuze voor een bepaald type culturele interventie. Je kunt natuurlijk ook een afwijkende rangorde bepalen en kijken hoe dat uitpakt. Als de rangorde sterk afwijkt van de gulden snede dan is echter enige waakzaamheid op zijn plaats. Als je om praktische of andere redenen de juiste match niet kan maken dan kun je soms beter niets doen dan een andere variant kiezen (zie ook stap 3). De functionele relatie komt voort uit de motivatie van de deelnemers uit de brongroep. Dit wordt in stap 3 verder uitgewerkt, maar om daar alvast een voorschot op te nemen: bij hardcore community arts projecten (zie typologie in stap 4) zie je dat de brongroep sociaal eigenaar is van het verhaal, maar dat de artistieke professionals tekenen voor de artistieke vertaling (Click). Bij talentontwikkeling zie je andersom dat de brongroep – bijvoorbeeld jongeren van de straat – eigenaar is van de artistieke expressie en dat maatschappelijke instellingen tekenen voor de organisatie (Dynamo Eindhoven). Je ziet echter ook organisaties die een andere keuzes maken zoals de artistiek leiders van STUT Theater die er geen genoegen mee nemen dat mensen alleen hun verhaal kwijt willen in het publieke domein, maar er ook alles aan doen hen dat ook zelf voor het voetlicht te laten brengen. Een culturele activiteit heeft in principe een accent op één type interventie, maar heeft tegelijk wel elementen van de andere drie type interventies in zich. Bij community arts is dat zelfs meer aan de orde dan bij een reguliere kunstpraktijk: een kunst educatieve activiteit kan naast leren ook uitmonden in een productie, in een vorm van zelforganisatie en kan geprogrammeerd worden op een open dag. Het is wel verstandig het accent op één type interventie te leggen en dan met een schuin oog naar de rangorde van de overige doelstellingen, de andere elementen er proportioneel bij te mixen. Je kunt ook anticiperen op het gegeven dat de deelnemers hun prioriteiten gaan verleggen op het moment dat een project succesvol is afgerond. Zo kan er na een educatief project meer belangstelling komen voor zelforganisatie waarna een professionele productie interessant wordt en tot slot wellicht de programmering van eigen producten en diensten. Denk aan talenten die uiteindelijk zelf ook les gaan geven. De cirkel is dan rond. Iedere stap kan een afzonderlijk project zijn. Volg de dynamiek van de deelnemers uit de brongroep. De fasering van een sociaalartistiek proces kan aanleiding zijn een project bewust op te delen in subprojecten. Dat vertaalt zich in het uit-
5
Volwaardig cultureel
burgerschap is een term van de Raad voor Cultuur die onder andere geïnspireerd is op het discours van Soheila Najand, directeur en artistiek leider van Interart (Arnhem). Kort door de bocht komt het er op neer dat je een volwaardig cultureel burger bent als je alle competenties bezit om volwaardig maatschappelijk te kunnen functioneren met alle rechten en plichten die dat met zich meebrengt.
45
tekenen van verschillende mindmaps en het invoeren van subprojecten in de digitale databank.
Kunstdisciplines Community arts heeft een sterke theatertraditie, maar weet inmiddels ook kunstenaars en ontwerpers van andere disciplines aan zich te binden. Steeds vaker hebben community arts projecten een multidisciplinair karakter. Ook cross-overs met eetcultuur, design, mode en nieuwe media zijn tegenwoordig gebruikelijk. Het is denkbaar dat er ook een gulden snede bestaat in de match van kunstdisciplines en maatschappelijke doelstellingen. Enerzijds kan het een interessant aandachtspunt zijn voor verder onderzoek, anderzijds wordt dat steeds minder relevant omdat steeds meer projecten een multidisciplinair karakter hebben.
Community arts en de gevestigde infrastructuur De typologie van culturele interventies is ontleend is aan de specialisatie van vakgebieden binnen de gevestigde culturele infrastructuur. Alle vier de typen culturele interventie worden aangeboden door gespecialiseerde professionals en instellingen in de gevestigde culturele infrastructuur. Ieder met een eigen dynamiek en kennisdomein. In tabel twee zijn ze in het overzicht opgenomen. In de actuele praktijk worden community arts projecten vaak uitgevoerd door professionele kunstenaars die alle vier de type interventies zelf uitvoeren, eventuele met hulp van gespecialiseerde onderaannemers. Zij staan kritisch tegenover de kwaliteit van het aanbod van de gevestigde instellingen, en de gevestigde instellingen staan kritisch tegenover de vakinhoudelijke kwaliteiten van deze kunstenaars. Beide partijen hebben vanuit hun eigen perspectief een punt. Ze kunnen er ook voor kiezen daarom juist samen te gaan werken en zo van elkaars kwaliteiten te leren en gebruik te maken.
46
In algemene zin komt het er op neer dat de traditionele artistieke professional in de gevestigde kunsten vanuit een eigen referentiekader bronnen onderzoekt, daar in selecteert en uiteindelijk artistieke keuzes maakt waardoor er een nieuw verhaal of beeld ontstaat waar anderen zich mee kunnen identificeren. In community arts doorlopen makers hetzelfde procedé met als grote verschil dat elke stap in het proces in meer of mindere mate de brongroep actief betrokken wordt. Bij cultureel erfgoed en cultuureducatie heeft dat bijvoorbeeld als consequentie dat makers eerst samen met de brongroep onderzoek doen naar mogelijke bronnen, daar samen een selectie in aanbrengen en een verbeelding aangeven. Daarbij kan en moet de professional wel artistieke en andere competenties inbrengen en waar mogelijk overdragen. Wel staat dat steeds in dienst van het gezamenlijk onderzoek. Dit onder-
streept dat community arts wezenlijk anders is dan het op grond van een algemeen vastgesteld canon kennis en technieken over te dragen zoals dat nog steeds het meest gebruikelijk is. Toch moeten de kennis en vaardigheden binnen de gevestigde infrastructuur niet onderschat worden. Zo wordt er al tien jaar geëxperimenteerd met authentieke kunsteducatie dat sterke verwantschappen vertoont met de principes van community arts. Het is zonde die dwarsverbanden niet te leggen. De specifieke mogelijkheden per type interventie worden besproken in het volgende hoofdstuk naar aanleiding van de praktijkvoorbeelden. In het verlengde hiervan speelt een discussie of community arts alleen kan worden uitgevoerd door professionele kunstenaars en regisseurs of ook door andere creatieve professionals zoals kunstvakdocenten, podium programmeurs en ontwerpers. We neigen in dit praktijkboek naar een brede scoop van creatieve krachten, maar dan wel met een hoge mate van verbeeldingskracht, ondernemerschap en engagement zoals dat in deze publicatie wordt uiteengezet.
Methodiekbeschrijving Een belangrijk onderdeel van stap 2 is de methodiekbeschrijving. Daarbij is gekozen de systematiek aan te houden van de vier type interventies. Hoewel het hier de beschrijving van één project betreft en er een accent zal liggen op één van de vier elementen, is het zeker bij community arts ook van belang te weten hoe er ook regie gevoerd wordt op de andere assen. De vragenlijst van de digitale scan biedt ruimte zowel de ambities als de realisaties te benoemen. Het is de bedoeling hier zo sec mogelijk te documenteren hoe de regiekunstenaars de relaties vorm geven met de brongroep, de gemeenschap, het publiek en de fysieke plek. Hieruit blijkt ook in welke mate en hoe deze kunstenaars anders werken op deze assen dan de klassieke professionals en gevestigde culturele instellingen en wat hun eigen signatuur daarin is. In de tabel van stap 4 zijn de indicatoren voor cultuurbereik uitgewerkt en die kunnen leidend zijn voor het scherp focussen van de methodiekbeschrijving. ■◀
47
stap 3 c0creatie
samenwerkingskracht→
De samenwerkingskracht van community arts ligt besloten in een proces van cocreatie met een juiste match tussen de systeemwereld en leefwereld en tussen de linker en rechter modus van deelnemers.
48
3a
stap 3a ▶ checklist In stap 3 maak je een keuze met betrekking tot de volgende vragen: ▶▶ Deelnemende groepen: met welke groepen burgers ga ik samenwer-
ken? Wat is de naam van deze groep of hoe kunnen we die benoemen? Wat voor een type groep is het? Heeft de groep vooral een sociale of een culturele doelstelling? Is het een informele groep zoals een verzameling individuen die deel willen nemen aan het project of een inloopgroep van een welzijnsorganisatie? Komen de deelnemers in een dergelijke groep hoofdzakelijk uit de brongroep of uit de gemeenschap? ▶▶ Deelnemende organisaties: met welke professionele organisaties wordt samengewerkt? Is dat een maatschappelijke of culturele organisatie? Denk hierbij aan welzijnsorganisaties, onderwijsinstellingen, woningcorporaties, centra voor de kunsten, schouwburgen, theatergezelschappen of zelfstandig cultureel ondernemers. Maar ook lokale en landelijke fondsen en het bedrijfsleven kunnen die samenwerkingspartner zijn. ▶▶ Scan en effectenarena: voor iedere deelnemende partij kan de mate van cultuurparticipatie en cultuurbereik geturfd worden. In de digitale scan is dit mogelijk met maximaal drie per kwadrant. Op een zelfgetekende mindmap kunnen dat er meer zijn. In hetzelfde overzicht kan ook benoemd worden waarom specifieke groepen en organisaties (zouden) deelnemen aan het project. Aan welke beoogde effecten verbinden zij zich? Wat denken zij te incasseren? In de digitale scan zijn dat maximaal vier van de twaalf indicatoren voor (toegenomen) vermogens tussen de brongroep en haar omgeving. Een zelfgetekende mindmap brengt te veel lijnen met zich mee. De effectenarena van Jochum Deuten is hiervoor een passend alternatief.6 Scan alleen de partijen die echt actief betrokken zijn bij de uitvoering van het project. Subsidiënten horen in het overzicht, maar hoeven niet apart beoordeeld te worden. Ze doen wel of niet mee. ▶▶ Meten is weten: net zoals in stap 1 geldt ook hier: hoe maak je bovenstaande afwegingen, met wie en op welke manier? Eigen intuïtie, gesprekken en onderzoek (bestaand of speciaal opgezet) met potentieel betrokken burgers en professionals helpen daarbij. Naast de effectenarena is ook de krachtenveldanalyse een krachtig instrument alleen of met een aantal betrokkenen een analyse van het project te maken.
49 6
Zie verder
www.effectenarena.nl.
3b
50
stap 3b ▶ indicatoren In stap 3 probeer je inzicht te krijgen in hoe verschillende typen organisaties en (bron)groepen samenwerken en in partnerschap kunnen creëren. De onderstaande tabel geeft een duidelijk beeld van de vier kwadranten in de projectscan en wie zich daarin beweegt. De typologie van organisaties en groepen is een vereenvoudigde weergave van de labels in de digitale scan. De (groepen) deelnemende burgers kunnen zowel sociaalorganisatorisch als cultureel participeren, meestal met verschillende inzet van mensen, uren en middelen. Denk bij sociaalorganisatorische betrokkenheid aan activiteiten achter de schermen zoals gastheer/gastvrouw, regeldingen, genereren van publiciteit, fondsen aanvragen, sponsors werven, etcetera. Culturele participatie is in principe actieve kunstbeoefening. Benoem in je analyse ook of ze overwegend uit de brongroep of de gemeenschap voortkomen.
■ Cocreatie (samenwerkingskracht) Sociaal / Maatschappelijk (linker modus) · Publiek (maatschappelijk) Professionele · Particulier fonds landelijk, infrastructuur (systeemwereld) regionaal, lokaal · Overheid landelijk, provinciaal, lokaal · Woningcorporatie (sociaal programma) · Woningcorporatie (fysiek programma) · Landschapsbeheer · Welzijnswerk, Ouderenwerk, Opbouwwerk, Jongerenwerk, Kinderwerk, · Kinderopvang · Maatschappelijk werk · Zorg · Hbo/Universiteit · MBO · HAVO/VWO · VMBO/praktijk · Speciaal onderwijs · Bredeschool (naschools) · Basisschool (tijdens school) · VVE (voorschools) · Stichting / vereniging (maatsch) · Zelfstandige Onderneming (maatsch) · Anders / divers Deelname van burgers (leefwereld)
Sociaal actief... · Individu · Informele groep · Band / crew · Zelforganisatie · Vereniging · Stichting · Anders / divers (Geworteld in brongroep of gemeenschap)
Artistiek / Cultureel (rechter modus) · Publiek (cultureel) · Particulier fonds landelijk, regionaal, lokaal · Overheid landelijk, provinciaal, lokaal · Museum · Archief · Bibliotheek · Kunstencentrum · Muziekschool · Creatief centrum · Schouwburg · Kleine zaal · Poppodium · Filmhuis · CBK · Architectuurcentrum · Productiehuis · Professioneel gezelschap, orkest · Festival · Stichting / vereniging (cultureel) · Zelfstandige onderneming (cultureel) · Anders / divers
Cultureel actief... · Individu · Informele groep · Band / crew · Zelforganisatie · Vereniging · Stichting · Anders / divers (Geworteld in brongroep of gemeenschap)
51
3c
stap 3c ▶ theorie en praktijk Theorie en praktijk: sociaalartistieke arena’s Stap 3 gaat over samenwerking en cocreatie. Het begrip samenwerking heeft in dit geval vooral betrekking op het samenspel tussen sociale en culturele professionals en de achterliggende instituties en tussen sociale en culturele deelname van burgers. Dat speelt zich af tussen de linker en de rechter helft van de scan. Het begrip cocreatie heeft in dit geval met name betrekking op het samenspel van leefwereld en systeemwereld. Dat speelt zich af tussen de bovenste en de onderste helft van de scan. Wie gaat er concreet meedoen aan het project? Conceptueel kun je het zo zien: de culturele activiteit is het krachtenveld waar de brongroep zowel culturele als sociale vermogens voor nodig heeft om deze te beheersen. Je kunt dat een sociaalartistiek arena noemen die ze proberen te veroveren. Daarbij overwinnen ze hun eigen tekortkomingen en eventueel de weerstand van anderen die zich al in de arena gevestigd hebben. Een community arts project bestaat er uit dat leden van de brongroep die strijd met zichzelf en de ander aan gaan om een arena te veroveren en daarin al doende de benodigde vermogens te verwerven. Voor zover er vermogens ontbreken kunnen deze gecompenseerd worden door sociale en culturele professionals met kennis, vaardigheden, attitude, geld, netwerken, etcetera. Naarmate het lukt deze ontbrekende vermogens over te dragen aan de brongroep, neemt het eigenaarschap van de brongroep toe. De sociale professionals versterken vanuit de linker modus de sociale vermogens. De culturele professionals versterken vanuit de linker modus de culturele vermogens. Ieder type interventie (uit stap 2) vertegenwoordigt een ander soort arena waarvoor andere vermogens nodig zijn. De horizontale en verticale as vertegenwoordigen dus in feite vier sociaalartistieke arena’s die de brongroep kunnen bevechten. Het zal van hun maatschappelijke drive afhangen voor welke arena ze gemotiveerd zijn (stap 1). Zodra ze binnen zijn hebben ze daarmee vermogens verworven die in veel gevallen beklijven en ook van nut zijn in meer algemeen maatschappelijk verkeer.
Samenspel linker modus / rechter modus
52
Het samenspel tussen de linker en rechter modus van de scan speelt tussen personen en organisaties, maar ook nog op een hoger plan. Het is een samenspel van kwaliteiten die ook wel aan de linker en rechter hersenhelft 7 Iain McGilchrist, psychiater in Londen, geeft in worden toegeschreven. Hoe dit nu neurologisch precies zit en of het klopt, zijn recente publicatie The doet er hier niet toe. De metafoor is hoe dan ook krachtig en de polariteiten zijn herkenbaar in onze dagelijkse werkelijkheid7. Wie de polariteiten Master and his Emissary: The Divided Brain and the van de figuur bekijkt, herkent ongetwijfeld elementen van het cultuurMaking of the Western verschil tussen sociaalwerkers en kunstenaars. Het zijn generalisaties World een fascinerende waar veel op valt af te dingen, maar waar ook een kern van waarheid in kijk op zowel de neurologi- zit. Deze polariteiten maken de kracht en de zwakte van sociaalartistieke sche als maatschappelijke aspecten van de linker en rechter modus.
praktijken zichtbaar. De kracht is dat in de rechter modus oude patronen kunnen worden losgelaten en er ruimte ontstaat met verbeeldingskracht een nieuwe werkelijkheid te creëren. De kracht van de linker modus is dat deze er voor kan zorgen dat die nieuwe werkelijkheid ook gereproduceerd
Toelichting bij de sociaalartistieke arena’s ▶ in deze figuur wordt de sociaalartistieke arena verbeeld als ‘strijdtoneel’ waar de brongroep als buitenstaander een positie wil verwerven en daarbij de gevestigden treft waar hij zich enerzijds aan kan optrekken, maar anderszins wellicht mee moet concurreren. De verovering van de arena vereist ook competenties. Ontbrekende competenties kunnen van links en rechts worden aangedragen door respectievelijk sociale en artistieke professionals. Naarmate zij de ontbrekende competenties niet alleen compenseren, maar ook weten over te dragen, wordt de brongroep de arena ook daadwerkelijk meester en verandert de positie van meedoen via mee organiseren naar medeeigenaarschap.
Gevestigden
Sociale professionals
Mede-eigenaar
Culturele professionals
Mee organiseren Meedoen
Buitenstaanders (brongroep)
sociaalartistieke arena
53
kan worden en kan bestendigen in nieuwe patronen. Cultuur, de manier waarop wij onze dagelijkse werkelijkheid betekenis en zin geven, is in feite een linker modus kwaliteit. Kunst reflecteert daarop en tornt daaraan vanuit een rechter modus kwaliteit. In stap 2 werden al twee belangrijke rechtermodus kwaliteiten van de kunstenaar benoemd: cultureel ondernemerschap en verbeeldingskracht in maatschappelijk engagement De polariteit tussen de linker en rechter modus is niet alleen een kans, maar ook een bedreiging. De cultuurverschillen kunnen zo diep zijn dat het samenspel niet van de grond komt en blijft hangen of omslaat in irritatie en onbegrip. Het is ook de bron van de eindeloze verwarring bij opdrachtgevers en fondsen of het project nu sociaal of artistiek is. Nogmaals: als het goed is, is het beide en kan het niet zonder elkaar.
Samenspel systeemwereld en leefwereld Het samenspel tussen de systeemwereld en de leefwereld speelt tussen de professionele gevestigde organisaties en professionals en de burgers in hun eigen leefwereld. In dit samenspel is het begrip cocreatie van groot belang. Het idee van cocreatie zit stevig ingebakken in Cultuur nieuwe stijl, omdat het in stap 1 al begint te bouwen vanuit de perceptie en drive van de brongroep (in plaats van die van de systeemwereld). Anderzijds is het ook zo dat het vaak om een latente vraag gaat die gesignaleerd wordt in de systeemwereld. We moeten niet overdrijven en het functioneren van de systeemwereld geheel afhankelijk maken van wat het volk of de consument er voor over heeft. Cocreatie moet niet opgevat worden als een werkwijze waarbij maatschappelijke voorzieningen niet meer nodig zijn omdat burgers het ook zelf kunnen organiseren en dat wanneer de burger ergens niet gelijk zelf tijd en geld insteekt, het dus ook wel niet belangrijk zal zijn. In Cultuur nieuwe stijl is de systeemwereld daarom niet minder belangrijk dan de leefwereld, maar wordt er wel naar evenwicht gezocht – cocreatie – en wordt er gewerkt vanuit de al dan niet bewuste urgentie van de burger, niet die van de instituties. Om beter te kunnen bepalen wat dan wanneer de juiste mix is, gaan we hieronder nader in op de motivatie en competenties van zowel deelnemers als professionals die elkaar treffen in een proces van cocreatie.
Motivatie en competentie van deelnemers
54
Bij de keuze van deelnemers zelf een sociaalartiek project te initiëren of er aan deel te nemen is op de eerste plaats motivatie van belang. In stap 1 en 2 is daar al een begin meegemaakt met een juiste match tussen het beoogde effect bij de doelgroep en het type culturele interventie van de creatieve kracht. In tabel 2b is een rij opgenomen met de primaire motivatie van de brongroep in relatie tot het type interventie. Bij producties ligt het accent op sociale doelen, bij educatie ligt het
accent op artistieke doelen. Bij zelforganisatie en programmering is het een mix, met bij zelforganisatie een accent op artistieke motieven en bij programmering op sociale motieven. Het is van belang dat de feitelijke deelnemers aan de activiteit daadwerkelijk ook hun energie en talenten willen inzetten en ontwikkelen op het terrein waar hun grootste motivatie ligt. De andere kant kan dan ingevuld/gecompenseerd worden door professionals. Daarnaast is ook de tijdspanne van belang, Een productie is relatief eenvoudig omdat deze een kop en een staart heeft en in principe de kunstenaar de artistieke verbeelding voor zijn rekening neemt. Een educatief traject vraagt in feite een leven lang leren en vraagt meer doorzettingsvermogen en de wil je eigen artistieke talenten ook echt aan te spreken. Zelforganisatie en programmering houden daarin het midden,
Toelichting bij de linker en rechter modus ▶ de linker en rechterhelft van de projectscan staan conceptueel voor de linker en rechter modus kwaliteiten in mensen en organisaties en op een hoger plan in gevestigde cultuur en vernieuwende kunst. In de typologie van een sociaalartistiek project kun je zien in welke mate deze kwaliteiten worden aangesproken. Andere polariteiten die we in dit kader nog kunnen noemen, zijn: probleem gericht/kans gericht, denken/doen, lineair/holistisch, analytisch/synthetisch , logisch/intuïtief, tijdgebonden/tijdloos.
Orde en patronen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Open minded Logica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gevoel Gebaande paden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verkennen Veilig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Risico Feiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verbeelding Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Loslaten Woorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beelden Theorie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Praktijk Kennis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ervaring
er
od
mo
du s
link m
u s & r e c hte
r
55
maar vragen veel continuïteit, draagvermogen en leiderschapskwaliteiten bij de betrokken deelnemers vanuit de brongroep.
Buitenstaanders, gevestigden, homogene of heterogene groepen? Is community arts nu wel of niet exclusief voor ‘arme’ mensen? Ja en nee. Niet iedere brongroep hoeft per sé een sociaal economisch zwakke groep te zijn. Wel is het van belang voor een groep te kiezen die bepaalde vermogens mist en gemotiveerd is of kan worden daar zelf iets aan te doen vanuit een innerlijke noodzaak. Is die noodzaak er niet dan is er ook geen aanleiding voor een sociaalartistiek project. Maar dat onvermogen kan dus ook in een buurt met forenzende tweeverdieners gevonden worden die sociale cohesie in hun buurt missen en in die zin armoede ervaren. Een andere terugkerende vraag is de discussie over de voor- en nadelen van homogene en heterogene groepen. Deze is zelfs gepolitiseerd sinds het werken met specifieke doelgroepen geassocieerd wordt met segregatie en pamperen. Draagt de eventuele verzuiling van artistieke arena’s (zoals een dansgroep van moslim meiden) al dan niet bij aan de emancipatie en integratie van de brongroep? Heterogene groepen hebben als voordeel dat de buitenstaander profiteert en leert van de grotere of andere artistieke en sociale kwaliteiten van de meer gevestigden. Het vergroot het netwerk van de betrokkenen en helpt om sociale plafonds of schuttingen te doorbreken. Heterogene groepen hebben echter het nadeel dat gevestigden de verantwoordelijke posities al bezet hebben en de groepscultuur bepalen en daar ook moeilijk afstand van doen. Het antwoord? Zolang buitenstaanders aangeven dat ze de arena in eigen kring nog moeten veroveren en daar nog veel nieuws kunnen leren, is er weinig reden af te dwingen dat er artistiek gewerkt moet worden in een heterogene groep. In de praktijk blijkt dat als de arena eenmaal veroverd is, er (bijna) vanzelf nieuwsgierigheid en behoefte ontstaat om verbindingen aan te gaan met de wereld die daar buiten ligt. In de scan kun je aangeven of de deelnemers in een deelnemende groep vooral uit de brongroep of uit de omliggende gemeenschap komen. Vooral in het kader van gemeenschapsvorming is juist een mix interessant. De Caribische brassband doet mee, maar ook de traditionele fanfare. De bejaarden doen mee, maar ook de pubers van de school in de buurt. Maar doe dat alsjeblieft alleen als de drive van de brongroep zelf ook bij gemeenschapsvorming ligt.
Motivatie en competenties van professionals
56
Bij de keuze voor support door sociale en artistieke professionals zijn de motivatie en de competenties van de deelnemers uit de brongroep leidend. De professional kan twee dingen doen: ontbrekende competenties compenseren of overdragen. Zijn de deelnemers vooral sociaal gemo-
tiveerd (mee-eigenaar worden) dan ligt het voor de hand daar competenties zo snel mogelijk over te dragen. Daar waar de motivatie niet ligt, kan in principe niet gecompenseerd worden. We lieten daar al een paar voorbeelden van zien in stap 2. Inmiddels zien we in zowel de sociale als culturele sector steeds meer personen en – vooral de laatste tijd – ook gevestigde organisaties die gemotiveerd zijn een rol te spelen in dit spel. Er bestaat nu zelfs een gevaar dat die motivatie te ver doorschiet. Sociaalwerkers hebben de neiging op de stoel van een kunstenaar te gaan zitten. Of ze selecteren zelf een kunstenaar of kunstdocent in plaats van dit over te laten aan een daarvoor gespecialiseerde instelling als een CBK. Kunstenaars hebben ook de neiging op de stoel van welzijnswerkers te gaan zitten. En soms denken culturele instellingen het ook wel zonder welzijnspartners aan te kunnen. Er zijn situaties waarin dat begrijpelijk is, omdat de andere partij het verschrikkelijk laat afweten. Optimaal is het echter niet. Wanneer iedereen in zijn kracht staat, zal een bekwame kunstenaar vanuit zijn rechter modus altijd tot grotere verbeeldingskracht in staat zijn dan de welzijnswerker. De bekwame welzijnswerker zal vanuit zijn linker modus altijd tot grotere sociale kracht in staat zijn dan de kunstenaar. De gespecialiseerde maatschappelijke instituties mogen geacht worden de professionele kwaliteit binnen hun domein als geen ander te kunnen waarborgen. Sta elkaar niet naar het leven, ken je eigen kwaliteiten en beperkingen, weet waar de kracht van de ander ligt en maak er samen wat moois van. Zeker in tijden van bezuiniging en concurrentie rond schaarse en schrale potten, hebben ook subsidieverstrekkers en opdrachtgevers een verantwoordelijkheid iedere partij op haar eigen waarde te schatten en overmoed of opportunisme niet te honoreren. Dat vraagt ook ontschotting bij de opdrachtgevers en een proactieve houding ten opzichte van crosssectorale samenwerking.
Meer of minder professionele kwaliteit? Sociaalartistieke projecten spelen zich af op het raakvlak van de sociale en artistieke sector, aan de randen van de kerntaken waar organisaties voor staan. Daarmee vallen ze enerzijds tussen wal en schip en vragen ze extra inspanning, anderzijds zijn ze zo uniek dat ze zich positief onderscheiden van de dagelijkse praktijk en extra uitstraling geven aan de deelnemende organisaties. Een bedreiging is dat gevestigde organisaties deze projecten niet makkelijk uit reguliere middelen kunnen betalen, omdat zij op de eerste plaats worden afgerekend op hun kerntaken. Een kans is dat het samengaan van de linker- en rechter modus de kwaliteit van de uitvoering van kerntalen kan verbeteren8. Het is inmiddels ook duidelijk dat een geslaagd sociaalartistiek project geen compromis is tussen iets sociaals en iets artistieks. De lat voor
8
Interessant en relevant
in dit verband is het rapport Het rendement van zalmgedrag; de projectencarrousel ontleed. van Daniël Giltay Veth in opdracht van WWI (NICIS 2009).
57
sociale en artistieke kwaliteit van de professionele interventie ligt niet lager maar hoger dan gebruikelijk. Het kost juist meer inspanning en niet minder. Een sociaalartistiek project is per definitie een complexe opdracht in een complex samenwerkingsverband. In alle stappen van de project cyclus kost dat in principe meer tijd, meer geld en meer energie dan in een mono-sectoraal project. Specialisatie is een optie en is mogelijk in de vorm van een gespecialiseerde aanjager die de sociaalartistieke mix helpt bewaken en optimaliseren in iedere stap van de projectcyclus. Het voordeel daarvan is efficiënt gebruik van kennisaccumulatie en kosten. Een risico is dat andere instellingen op afstand blijven of alleen projectmatig betrokken worden. In het laatste hoofdstuk van deze publicatie wordt daarom uitgebreid aandacht besteed aan de mogelijkheden, beperkingen en dilemma’s van de nieuwe cultuurfuncties die in principe in deze behoefte willen voorzien. ■◀
58
59
stap 4 cultuurparticipatie en -bereik vormkracht→
De vormkracht van een sociaalartistieke praktijk ligt besloten in de mate van cultuurparticipatie en bereik van de deelnemers en het type interventie.
60
stap 4a ▶ checklist In stap 4 maak je een keuze met betrekking tot de volgende vragen:
4a
▶▶ Begroting: wat is de begroting en het dekkingsplan van dit project?
Wat is de ambitie en wat kan na afloop van het project gezegd worden over de realisatie? Wat zijn de materiële en personele kosten? Hoeveel personen doen mee en hoeveel uren kunnen ze investeren? Hoeveel wordt extern gefinancierd en wat is de eigen bijdrage? In de digitale scan kan een overzicht gemaakt worden van uitgaven en inkomsten per categorie deelnemers (sociaal, cultureel, burger en professional). Aan de uitgavenkant komt daar overhead en publiciteit bij. Aan de inkomstenkant het publiek en het bedrijfsleven. ▶▶ Cultuurparticipatie: in welke mate doen betrokkenen mee aan het project? Wat is de ambitie en wat is de feitelijke realisatie? Dit kan uitgedrukt worden in termen van meedoen, mee organiseren en medeeigenaar zijn, en alle gradaties daar tussen. Dat geldt zowel voor professionals als deelnemende burgers. Is bij een professionele organisaties alleen het uitvoerend personeel betrokken of ook het middenkader of zelfs de directie? Krijgen deze praktijken een plek binnen het reguliere beleid? Actieve kunstbeoefening kan reproductief of creatief van karakter zijn. Met ook weer alle gradaties er tussen. ▶▶ Cultuurbereik: in welke mate resulteert het project in een nieuwe betekenis aan de alledaagse werkelijkheid? Ook hier wordt iets gezegd over de ambities bij aanvang van het project en de realisaties bij afronding. Dit kan uitgedrukt worden in termen van individuele, collectieve, publieke of politieke impact. Dit is de moeilijkste en meest subjectieve scorelijst in de scan, maar daagt toch uit daar zelf en met anderen op te reflecteren. De tabel bij stap 4b laat zien welke criteria je daarbij kan hanteren. Vanwege de complexiteit worden in de toelichting alle vier de assen nog nader toegelicht met daarbij een aantal voorbeelden. ▶▶ Meten en weten: het scoren van cultuurparticipatie en cultuurbeleid wordt gedaan voor aanvang van het project (wat is je ambitie?) en direct na afloop (wat is je realisatie?). Een nulmeting en nameting zijn ook mogelijkheden, maar daarmee kom je bij projecten al snel in de knoop omdat het project voor begin en na beëindiging niet meer bestaat. Dus hoe kun je daar in mee organiseren of een collectieve ervaring in thematiseren? De indicatoren voor (toegenomen) vermogens in stap 4b bieden hulp. Wat is er voor de interventie, welke vermogens nemen toe en beklijven ze ook? Net zoals bij stap 1 en 3 geldt ook hier: hoe maak je bovenstaande beoordelingen, met wie en op welke manier? Opnieuw bieden eigen intuïtie, gespreken en onderzoek (bestaand of speciaal opgezet) met potentieel betrokken burgers en professionals houvast.
61
4b
stap 4b ▶ indicatoren In stap 4 bepaal je je ambitie ten aanzien van cultuurparticipatie en -bereik en hoe je die met verschillende culturele interventies kan realiseren. De tabel hierna geeft een specifieke uitwerking van indicatoren voor de mate van cultuurparticipatie en -bereik op alle acht de assen van de scan van binnen (beneden) naar buiten (boven).
Van stap 4 terug naar stap 1 Het model van creatieregie is een lemniscaat, het symbool voor oneindigheid. Na stap 4 volgt weer stap 1, enzovoort. In stap 1 kun je benoemen of de ambitie van de brongroep in termen van beoogde effecten ook gerealiseerd is. In een nameting kan onderzocht worden in welke mate deze effecten ook na afloop van het project beklijven. Met de effectenarena kan deze meerwaarde worden toegeschreven aan specifieke investeerders en incasseerders. Met aanvullend MKBA onderzoek (Maatschappelijke Kosten- en Baten Analyse) kan een mogelijke schatting worden gemaakt van wat de waardevermeerdering is in euro’s. 62
■ Cultuurparticipatie (mate van betrokkenheid) Sociale Parti cipatieladder
Sociale deelname
Mede-eigenaar Mede-eigenaar
Artistieke deelname
Sociale infrastructuur
Culturele infrastructuur
Meesterschap
Directie
Directie
Mee organiseren
Mee organiseren Creatief
Coördinatoren
Coördinatoren
Meedoen
Meedoen
Werkvloer
Werkvloer
Reproductief
■ Cultuurbereik (mate van impact / nieuwe betekenis) Context
Brongroep
Gemeenschap
Publiek
Fysieke ruimte
Culturele interventie
Erfgoed & educatie
Zelforganisatie Productie
Programmering
Publiek
Erfgoed ontsluiten
Groot deel van Professionele de gemeenschap productie (identificatie mobiliseren door anderen)
Openbare ruimte, openbaar groen, iconen, centrale pleinen
Collectief
Collectieve ervaring ontsluiten
Cocreatie met andere (culturele) zelf organisaties of groepen
Amateur productie (identificatie door naasten)
Scholen, buurthuizen, cultuurhuizen, kerken, winkelcentra
Individueel
Individuele erva- Cocreatie binnen Open les (iden Particulieren en directe leef ring ontsluiten de eigen bron- tificatie door deelnemers zelf) omgeving groep
63
4c
stap 4c ▶ theorie en praktijk Participatieladders Met cultuurparticipatie bedoelen we in deze publicatie de mate waarin professionals en burgers deelnemen aan het sociaalartistieke project. Dit speelt zich af op de diagonale assen. Met cultuurbereik wordt in deze publicatie de impact bedoeld die de activiteit heeft op de context van de brongroep. De mate waarin het project nieuwe betekenis geeft aan de dagelijkse werkelijkheid wordt hierbij gescoord. Dat speelt zich af op de horizontale en verticale assen van de scan. In de tabel zijn deze principes per as zo praktisch mogelijk uitgewerkt. Het blijft echter een zoektocht hoe de treden precies benoemd kunnen worden en hoe er eenduidig gescoord kan worden. Vergeet niet dat het belangrijkste doel van de scan is het gesprek met anderen aan te gaan over je eigen ambities en realisaties. Praat net zo lang met elkaar totdat je weet waar je samen naar toe wilt op die as en weet wat je daarbij aan elkaar hebt. Waar dan precies dat punt wordt gezet, is dan van secondair belang.
Strategische keuzes en beoogde effecten Het scoren op de assen is in de eerste plaats een zinnige exercitie voor de direct betrokkenen bij het project. Zowel voor de professionals als voor de deelnemers uit de brongroep en gemeenschap. In gesprek kun je bespreken hoe ver je op iedere as wilt gaan en hoe zich dat verhoudt tot de beoogde effecten. Als een projectteam bijvoorbeeld hoge prioriteit geeft aan toename van sociale cohesie, kan het haast niet anders dan dat je met de vormgeving van het project vrij ver op die as gaat zitten en bijvoorbeeld besluit dat je samenwerking met mensen uit de omgeving van de brongroep (niet alles binnen de eigen brongroep oplossen) van groot belang is. Als je smoel wilt in het publieke domein, zal je op de as van publiek hoog moeten scoren op identificatie door derden. Anders word je niet gezien en gehoord. Omdat vooral het scoren op cultuurbereik nog een lastige is, volgt hieronder nog een nadere uitwerking per as: ▶▶ Cultureel erfgoed en educatie/brongroep: wat is de betekenis van de
64
verhalen en talenten die je vangt bij de brongroep? Blijft dat beperkt tot individuele betekenis (bijvoorbeeld ontdekken wat je eigen talenten zijn), heeft het zeggingskracht voor een collectiviteit (bijvoorbeeld de collectieve ervaring van het wonen in een wijk die gesloopt wordt) of voeg je iets toe aan het erfgoed van een bepaalde deelgemeenschap (bijvoorbeeld de documentatie van de migratiegeschiedenis van een gemeenschap)? ▶▶ Culturele productie/publiek: heeft de productie vooral betekenis voor de direct betrokkenen, is het interessant voor de eigen collectiviteit van
familie, kennissen en eventueel de buurt of kan ook het grote publiek zich er mee identificeren? ▶▶ Culturele zelforganisatie/gemeenschap: gaat de brongroep hiermee nieuwe relaties aan binnen de eigen gelederen of ontstaat er een nieuwe betekenisvolle relatie met andere groepen binnen de gemeenToelichting bij cultuurbereik en participatie ▶ de termen cultuurparticipatie en -bereik en de pendanten sociale en maatschappelijke emancipatie worden veelvuldig gebruikt, maar niet altijd concreet gemaakt. Daar waar het wel wordt gedaan, verschijnen ladders, barometers en thermometers waarmee de stijging van de betrokkenen wordt benoemd. Bekende ladders zijn bijvoorbeeld die van Huskins (sociale emancipatie) en Freedman (maatschappelijke emancipatie). In de projectscan maak je ook gebruik van dat principe. Op de diagonale as scoor je de sociale participatie van burgers en professionals van meedoen tot mede-eigenaarschap. Op de horizontale en verticale as scoor je de impact van het project op de maatschappelijke emancipatie van de brongroep van individueel tot politiek (cultuur)bereik. In de tabel zijn per as deze stappen concreter uitgewerkt.
Publiek / politiek Mede-eigenaar · meesterschap Collectief Mee organiseren · creatief
Individueel
Meedoen · reproductief
cultuurbereik & -participatie
65
schap (bijvoorbeeld tussen ouderen en schoolkinderen) of wordt zelfs een groot deel van de totale gemeenschap gemobiliseerd op het thema waar het om draait? ▶▶ Culturele programmering / fysieke ruimte: heeft het project impact op de directe leefomgeving van individuen? Geeft het een nieuwe betekenis voor de brongroep aan een wijkcentrum of aan maatschappelijke dienstverlening (bijvoorbeeld jongerenwerk dat met hiphop begint of marktkooplui die andere producten gaan verkopen)? Of heeft het impact op de openbare ruimte (zoals hergebruik van een oud gebouw dat een icoon wordt voor de wijk of de nieuwe vormgeving van een plein waar de brongroep meer van geniet dan voorheen). Een belangrijk hulpmiddel de inschatting van cultuurbereik te meten is te observeren (en vooraf te beredeneren) wat de betrokkenen feitelijk doen en wat ze er zelf over zeggen. Als je bijvoorbeeld de impact op de identiteit van de brongroep wilt weten, ga dan na hoe ze het materiaal van het project zelf gebruiken. Aan wie vertellen ze het verhaal? Wat vertellen ze dan? Met welke intentie? Ditzelfde geldt voor cultuurparticipatie: als een organisatie mede-eigenaar is van een project dan is dat terug te vinden in jaarverslagen en beleidsplannen. De begroting en het dekkingsplan bieden ook handzame indicatoren: hoeveel uur steken mensen er in? En hoeveel van hun eigen middelen? 9
Jürgen Habermas
(1929) is een Duits filosoof en socioloog. Habermas werd vooral bekend door zijn theorie over de publieke sfeer (openbaarheid). Deze theorie houdt in dat er voor een opti-
Waar, waarachtig en juist Het is natuurlijk makkelijk een punt te zetten in de scan, maar je moet het ook waar kunnen maken. Het moet kloppen voor alle betrokkenen en geloofwaardig zijn. Een handig hulpmiddel – vooral op de assen van cultuurbereik – zijn de drie categorieën voor communicatief handelen van Jürgen Habermas9. Deze stelt dat je alleen tot daadwerkelijke verandering van de werkelijkheid komt, als er in een maatschappelijke arena consensus ontstaat over drie zaken: het is waar, waarachtig en juist.
male publieke sfeer een ruimte moet zijn waarbin-
▶▶ Waar: als je inzet op het programmeren van een artiest moet die ook
nen rationele discussies
daadwerkelijk op het podium staan. Kun je de kwaliteit en kwantiteit waarmaken die je hebt beloofd? ▶▶ Waarachtig: is het proces en het resultaat inderdaad eigen en authentiek of speelt iedereen een sociaal wenselijke rol met schone schijn en gebakken lucht? ▶▶ Juist: klopt het wat er normatief gebeurt? Is het thema dat je aansnijdt en de verandering die je wilt bewerkstelligen met het project juist en kan de ander dat accepteren?
kunnen worden gevoerd, vrij van dwingende machten. Hij onderscheidt daarin ook de leefwereld en de systeemwereld. In 1981 werkt hij dat uit tot de Theorie des kommunikativen Handelns (1981), bijgenaamd ‘het
66
blauwe monster.’ Daarbij spelen de drie genoemde categorieën een centrale rol.
Het probleem van deze categorieën is dat je – als je niet oppast – er ook een beetje wee van kan worden. Kunst gaat ook over discensus, con-
frontatie, juist wel een keer onjuist handelen, het absurde, faken en een publiek op het verkeerde been zetten. En dat kan maatschappelijk gezien ook effectief zijn. Community arts heeft het gevaar in zich zo braaf en normatief te worden dat een zichzelf respecterend kunstenaar en een kritisch kunstpubliek daar hun vingers niet aan willen branden. Dat is echter nergens voor nodig. Op de eerste plaats: als de urgentie van een project voor de brongroep als waar, waarachtig en juist wordt ervaren (zie boven) en een kunstproject daar het verschil in kan maken – daar en nieuw perspectief op weet te geven – dan zal dat ook voor de ander – inclusief de kunstenaar zelf – vrijwel gegarandeerd een indringende ervaring opleveren. Community arts projecten zijn in die zin vaak heel ontroerend. Op de tweede plaats: er is geen enkele reden waarom een community arts project in haar werking niet confronterend, vervreemdend of zelfs amoreel zou mogen zijn. Maar het is wel waar dat het uiteindelijk naar een consensus streeft. Het moet niet in een confrontatie, een antithese blijven hangen. Community arts is niet cynisch en defaitistisch. Het is constructief en idealistisch. Het wil tot een synthese komen: tot een nieuwe perceptie van de werkelijkheid die waar, waarachtig en juist is. En is daar iets mis mee?
Hoe politiek is community arts? In het verlengde daarvan ligt de vraag of en hoe politiek community arts is. Ook die vraag heeft meerdere kanten. Community arts is in die zin politiek dat het een nieuwe (daadwerkelijke) betekenis wil geven aan de dagelijkse werkelijkheid. Het gaat om emancipatie, claim making power en social change. Over buitenstaanders die arena’s veroveren op gevestigden. Wat de rol van de kunst betreft komt daar vervolgens een spannend mechanisme bij kijken dat ergens raakt aan Neuro Linguistisch Programmeren (NLP) dat in een excessieve vorm ook bekend is van Emile Ratelband en meer subtiel in de filosofie van symbolisch interactionisme. Je vindt het heden opnieuw uit en neemt de ander daarin mee. De Franse filosoof Jacques Rancière besteedt uitvoerig aandacht aan dit mechanisme in The politics of esthetics (2004) en latere publicaties10. Die specifieke werking van kunst maakt dat je de verandering in principe niet activistisch adresseert – “Zie mijn onrecht en word solidair” – maar al doende realiseert en tot een nieuw gegeven maakt. Je protesteert niet dat je bepaalde vermogens mist, maar gaat actief aan de slag die vermogens te verwerven. Niet neutraal in de zin dat er niets bevochten hoeft te worden, wel pragmatisch in de zin van niet lullen maar poetsen. Niet je probleem koesteren, maar je kracht benutten. Werken aan een herdefinitie van je identiteit in je eigen perceptie en die van het publiek. De gerenommeerde praktijken in Nederland werken bewust of onbewust volgens dit mechanisme. In de internationale Community Arts scene – zoals je die ook ééns in de twee jaar op het Internationaal Community Arts Festival (ICAF) in Rotterdam kan bewonderen – hebben producties vaker
10 In Boekman 82 over
Community Arts (2010, p. 22) besteden Sandra Trienekens en Dirk Willem Postma ook aandacht aan het gedachtegoed van Rancière en dit mechanisme in een artikel met de prachtige titel Verbinden door te ontwrichten.
67
een politiek activistisch karakter. Naar aanleiding van de laatste ICAF editie leeft nu enigzins de vraag waarom dat in Nederland niet zo het geval is. Onderschatten we de polarisatie in onze samenleving of is dit toch de beste aanpak in onze postmoderne conditie?
Hogere score altijd beter en duurzamer?
68
Het scoren op de assen van binnen naar buiten is een handig hulpmiddel om in relatief concrete indicatoren aan te geven wat de mate van cultuurparticipatie en cultuurbereik is. Het zijn in feite twee ladders waarop je de mate van sociale participatie en maatschappelijke emancipatie scoort. Zowel in de leefwereld als in de systeemwereld. Dat is heel gebruikelijk in het benoemen van ontwikkelingsprocessen in de leefwereld (social work), maar iets ongebruikelijker om dat ook toe te passen op organisaties in de systeemwereld. De parallel is echter treffend: ook stedelijke instellingen emanciperen op het moment dat zij werk gaan maken van community arts. Het resulteert in nieuwe zingeving in hun werk, ze raken uit hun maatschappelijke isolement of ze worden een vitale en gewaardeerde schakel in stedelijke netwerken die ook het politieke bestuur niet ontgaan. De centra voor de kunsten die vroeg anticipeerden op community arts en nieuwe cultuurfuncties blijven anno 2011 bijvoorbeeld relatief goed overeind. Een delicaat punt is de vraag of het altijd beter is op de assen zo ver mogelijk naar buiten te scoren. Daarop zijn meerdere antwoorden te geven. Het eerste antwoord is nee, want je moet kijken waar de urgentie en ook de kwetsbaarheid ligt bij de brongroep. Als deze bijvoorbeeld vooral wil inzetten op persoonlijke ontwikkeling, kan het rampzalig zijn in te zetten op identificatie bij – en exposure aan – een groot publiek. Als de brongroep een verhaal kwijt wil, maar zelf geen artistieke talenten wil inzetten, heeft het geen enkele zin de ambitie te stellen op artistiek meesterschap van deelnemers. Als een brongroep groot eigenaarschap laat zien, maak je dan een onervaren stedelijke instelling gelijk projecteigenaar? Het tweede antwoord is ja. Als je het meer programmatisch bekijkt – in de loop van de tijd in een serie van projecten – dan draagt het bij aan volwaardig cultureel burgerschap als een burger meer dan voldoende vermogens heeft ontwikkeld zichzelf op alle assen te kunnen redden (persoonlijke ontwikkeling, publieke domein, etcetera) en dat de institutionele omgeving – zowel sociaal als cultureel – daar adequaat de benodigde maatschappelijke voorzieningen en diensten biedt. Als op alle assen hoog gescoord wordt, dan wil dat zeggen dat burgers en instituties dat samen duurzaam in stand kunnen houden en is een externe projectinterventie overbodig geworden. Het derde antwoord is misschien. Je kunt je afvragen of bij ieder activiteit steeds zo veel mogelijk partijen vergaand betrokken moeten worden. Waar bemoeit iedereen zich mee? Je moet niet willen institutionaliseren om het institutionaliseren. Het is zinloos te beslissen dat iedere activiteit altijd van betekenis moet zijn voor meerdere groepen
of liefst iedereen in de gemeenschap. Het antwoord is in alle gevallen te herleiden tot de beginvraag: waar zit de urgentie bij de brongroep? En wat de betrokkenheid van professionele instellingen betreft: welke professionele expertise is vanuit dat belang hier nu echt geboden?
‘Gaten’ op de assen Een aspect van de realiteit dat zich niet zo makkelijk in de (digitale) scan laat onderbrengen, zijn de ‘gaten’ die op de ladders kunnen vallen: sporten die ontbreken. Zo kan een productie succesvol zijn voor een groot publiek, maar geen zeggingskracht hebben voor de eigen collectiviteit van de brongroep. Directies kunnen voor community arts kiezen, terwijl het personeel het laat afweten. In een getekende scan kan dat opgelost worden door het deel van de as te kleuren waar in ieder geval wel impact is. In de digitale scan is er een vrij tekstveld waar dit benoemd kan worden. In de figuur van de digitale scan is dat (nog) niet mogelijk.
Kwadranten en typen van culturele interventies Als de punten van de score op de assen met elkaar verbonden worden, ontstaat een patroon dat typerend is voor het betreffende project. In veel gevallen ligt er een zwaartepunt in één of twee kwadranten van de scan. Dit is in principe een interessante basis voor een typologie van verschillende vormen van culturele interventies in maatschappelijke ontwikkeling. Zodra een groot aantal projecten in deze systematiek beschreven is, kan onderzocht worden of dit een goede basis is projecten met elkaar te vergelijken. Voorlopig wordt de volgende typologie gehanteerd: ▶▶ hard core community arts: zwaartepunt in het kwadrant van de
sociale deelname (links onder). De kunstenaar verbindt zich aan een maatschappelijk project van de burger. ▶▶ Talentontwikkeling: zwaartepunt in het kwadrant van de culturele deelname (rechts onder)’. De brongroep produceert zelf Cultuur nieuwe stijl. ▶▶ soft core cultuurparticipatie: zwaartepunt in kwadrant van culturele infrastructuur (rechts boven). De burger verbindt zich aan een cultureel project van een kunstenaar of culturele instelling. ▶▶ Sociaal-cultureel werk: zwaartepunt in het kwadrant van de sociale infrastructuur (links boven). De brongroep reproduceert de gevestigde cultuur. De interventies in de bovenste kwadranten kunnen gerekend worden tot het paradigma van het klassieke cultuurbereik. Interventies in de twee onderste kwadranten zijn een exponent van Cultuur nieuwe stijl. ■◀ 69
hoofdstuk 3 sociaal artistieke praktijken In dit hoofdstuk beschrijven we vijf sociaal artistieke praktijken die een goed beeld geven van actuele ontwikkelingen in het veld. Het is slechts een beperkte selectie en we verwijzen graag door naar de nieuwe databank voor cul turele i nterventies in maatschappelijke ontwik keling op www.cal-xl.nl : het projectenweb. In het projectenweb vind je een meer uitgebreide beschrijving van deze en andere projecten.
70
Documentatie en onderzoek De inrichting van de databank en de eerste projectbeschrijvingen zijn de resultaten van een aantal onderzoekstrajecten binnen het netwerk van Cal-xl. We onderscheiden daarin een horizontaal perspectief van professionele partners in community arts en een verticaal perspectief van makers en deelnemers in community arts. De partners zijn vooral geïnteresseerd in maatschappelijke resultaten en effecten van de interventie. Met name die van sociale cohesie en fysieke leefbaarheid, hebben hun interesse. Zij redeneren meer in meerjarige programma’s dan in projecten en in de inbedding in de systeemwereld (of zouden dat moeten doen). De makers zijn meer geïnteresseerd in het maakproces en de interactie tussen brongroep en publiek. Spelen met identiteit en identificatie. In de Community of Practice (CoP) Cultuurimpuls komt vooral het discours van professionele partners aan bod. In het traject Praktijkonderzoek Makers in Community Arts (POMICA) komen vooral de makers en de deelnemers aan bod. Inmiddels is ook een traject met wetenschappelijk onderzoekers ingezet om de theorievorming bij elkaar te brengen en aan te scherpen (Agenda wetenschappelijk onderzoek). Meer informatie over dit traject is te vinden op bovengenoemde website www.cal-xl.nl.
De databank, onderzoeksinstrumenten en de rol van de onderzoeker Het digitale projectenweb, met daarin de concepten van de projectscan en creatieregie verwerkt, kan de komende jaren als een virtueel platform dienen om deze werelden dichter bij elkaar te brengen. Flankerende investeringen in eigen onderzoek van Cal-xl zijn er op gericht daar een inhoudelijke basis voor aan te leggen en tegelijk onderzoeksinstrumenten en methodieken te ontwikkelen die zowel door een onderzoeker als ook door de betrokkenen zelf binnen een project gehanteerd kunnen worden. Een mix van extern onderzoek, advies en zelf-evaluatie door zowel professionals als deelnemers. Deze mix is zelf ook onderwerp van onderzoek en reflectie. Deze inspanning zou tot de volgende resultaten kunnen leiden: ▶▶ deelnemers die zich bewuster worden van wat de deelname aan een project voor hen betekent en ontdekken welke rol zij zelf ‘van onderaf’ kunnen spelen in het vrijmaken van creatieve energie in de samenleving (empowerment); ▶▶ creatieve initiatiefnemers en procesregisseurs die zich bewuster worden van de doelstellingen, verwachtingen en resultaten van hun projecten op verschillende vlakken en daardoor heldere keuzes kunnen maken bij de opzet en begeleiding van projecten; ▶▶ partnerorganisaties en opdrachtgevers zoals overheden, woningbouwcorporaties en welzijnsorganisaties die zich bewust(er) worden van hun belang in projecten en daardoor hun rol mogelijk op een meer betrokken manier gaan invullen.
71
kantine oost titel van project
ondertitel Wortelen in de gemeenschap gemeente Haarlem Parkwijk positie van project Programma 5eKwartier Project KantineOost artistieke leiding Titia Bouwmeester · 5eKwartier · Stichting projecteigenaar Bestuur · 5eKwartier · Stichting cultuuraanjager niet van toepassing disciplines Theater, muziek, beeldende kunst looptijd 01-09-2010 tot en met 31-06-2011 website www.5ekwartier.nl/kantineoost/kantineoost-2/ korte omschrijving Van 2011 t/m 2013 ontwikkelt en regisseert 5eKwartier, parallel aan de fysieke renovatie van het Haarlemse Reinaldapark, een interactief cultureel proces, wat leidt tot een levend netwerk van actieve bewoners, een nieuw bos en groene ontmoetingsplekken in de wijk. Een groeiend aantal bewoners en partners is betrokken en het project heeft een brede uitstraling binnen en buiten de wijk. Het centrale thema van KantineOost is groei. Levend symbool van groei zijn de groei van bomen en de groei van het bos in de wijk. De bomen staan symbool voor de persoonlijke ontwikkeling van individuele buurtbewoners en het bos staat symbool voor een actieve groep bewoners die zich inzet voor een levende ontmoetingsplek in het park. Bewoners zijn de kwekers van een nieuw bos in de wijk. Elk voorjaar planten bewoners 111 jonge bomen in potten. Vervolgens verzorgen zij de jonge bomen op schoolpleinen, balkons en tuintjes in de wijk. In drie jaar tijd worden 333 bomen geplant en opgekweekt. Na drie jaar krijgen alle bomen een definitieve plek in het gerenoveerde Reinaldapark. Elk seizoen komen alle bomen en kwekers bij elkaar en vormen samen een tijdelijke, groene en levende ontmoetingsplek. Dit zijn jaarlijks terugkerende kleinschalige, laagdrempelige buurtfestivals met een cultureel aanbod voor de buurt. De jonge bomen vormen letterlijk de arena voor ontmoetingen, een podium voor persoonlijke groei-verhalen van buurtbewoners en een proeftuin voor talent uit de buurt. Afhankelijk van het seizoen verandert het tijdelijke bos van karakter en vorm. Maar zo helder als het hier boven beschreven staat, zo was dat in het najaar van 2010 nog niet. Hieronder de ontstaansgeschiedenis.
72
73
kantine oost beschrijving van de culturele interventie
Het eerste jaar van KantineOost is cyclisch opgebouwd. We beschrijven dat in drie fases. Je kan deze tekst per fase lezen (bijvoorbeeld vier keer de Soepsalon) of per type interventie (van boven naar beneden). De plaats van handeling is Parkwijk, van oudsher een wijk met een slechte reputatie en veel bewoners hebben een zwakke sociaaleconomische positie. Cultureel erfgoed en cultuureducatie / brongroep De Soepsalon: een klein kernteam van 5eKwartier begint met lopen en fietsen door de wijk op zoek naar markante plekken en personen en bezoekt wijkraad vergaderingen en activiteiten van actieve organisaties uit de buurt. Ze zoeken naar de energie in de wijk en experimenteren met hun eigen plek daarin. In het begin geeft dat ook momenten van vervreemding en confrontatie. Het VoorjaarsBos: 5eKwartier merkt dat het gevoel van onvermogen in de kwetsbare gemeenschap culmineert rond de onafwendbare kap van de bomen in het Reinaldapark. Het antwoord is om met verbeeldingskracht samen een nieuw bos te gaan maken en groei als metafoor te gebruiken. Het team groeit nu uit tot ruim twintig man. Het ZomerBos: op drie basisscholen starten workshopprogramma’s om het Zomerbos voor te bereiden. Beeldend kunstenaars maken met leerlingen eigen nesten en muzikanten componeren en repeteren samen met leerlingen een eigen groei-lied. Culturele zelforganisatie / gemeenschap De Soepsalon: het team probeert de geschiedenis en de patronen in de wijk te traceren en zoekt formele en informele sleutelfiguren op om daar steeds vertrouwder mee te worden. Het VoorjaarsBos: nu gekozen is voor het kweken van bomen kunnen personen en organisaties aangesproken worden op hun specifieke kwaliteiten om dat mogelijk te maken. 5eKwartier heeft een fijne neus hoe de meest uiteenlopende organisaties en personen in hun kracht te zetten en te activeren. Het ZomerBos: actieve bewoners, drie scholen en een aantal professionele organisaties die veel hun eigen ding deden, werken nu allemaal samen aan één manifestatie. Daar waar mogelijk zijn bewoners medeorganisator of medevormgever in bijvoorbeeld het bouwen van hutten, het koken en serveren van hapjes en drankjes.
74
Culturele productie / publiek De Soepsalon: de bevindingen worden theatraal vertaald naar Soepsalons waar mensen uit de wijk samen met algemeen publiek van buiten de verhalen krijgt terug gespeeld in het scheppingsverhaal van de wijk, deze wordt simultaan verbeeld in een maquette van soepgroente. Alles wordt zeer zorgvuldig vormgegeven. Bewoners en partners krijgen de mogelijk-
heid hun ervaringen toe te voegen aan het grote groei-verhaal van de wijk. Het VoorjaarsBos: het team dijt uit, gaat nog gerichter verhalen verzamelen bij bewoners in de wijk in ruil voor een boom en een persoonlijke voorstelling waarin het verhaal wordt teruggegeven, gespeeld door professionele acteurs en muzikanten. Hiermee worden betekenisvolle banden gesmeed. Het ZomerBos: in de zomer is de Jonge Bomen Mars, een parade van kinderen, volwassenen en ouderen die hun eigen bomen samenbrengen tot een tijdelijk bos. Er zijn podiumoptredens van de kinderen, de vogelnesten zijn tentoongesteld en een selectie van de theatraal bewerkte verhalen worden teruggespeeld voor het publiek in boomcirkels. Alles wordt intensief begeleid door een team van kunstenaars en tot één esthetisch geheel gesmeed. In alle stappen wordt de brongroep intensief bevraagd, maar de eindregie is handen van de professionals van 5eKwartier. Culturele programmering / fysieke ruimte De Soepsalon: de Soepsalon vindt plaats in een centraal gelegen maar leegstaand schoolgebouw De Sprong waar 5eKwartier haar oog op heeft laten vallen. Publiek van buiten betaalt en mensen uit de wijk hebben alternatieve toegangsbewijzen. Het VoorjaarsBos: het uitdijende team van 5eKwartier betrekt nu echt De Sprong, waar inmiddels ook vijf andere wijkgerelateerde organisaties opereren. Het begint een bruisend centrum te worden. Het ZomerBos: de Jonge Bomen Mars loopt dwars door Parkwijk vanaf het Reinaldapark naar de Prinses Beatrix Dreef, een groenstrook bij het winkelcentrum en de Sprong. Er zijn weer veel genodigden van buiten en veel bewoners van de wijk. Observaties op basis van de projectscan De opbouw van KantineOost laat een zeer consciëntieuze regie zien op alle acht de assen waarbij in drie spiralen de vier arena’s worden verkend en steeds meer worden veroverd. Het professionele team heeft daarin het initiatief, maar weet zowel bewoners als professionals al doende te verleiden om steeds intensiever mee te gaan doen. Het patroon in de scan is een bijna volmaakte cirkel. Na een jaar werk scoort alles zo’n beetje op het midden van de assen. Alles in het collectieve domein, net iets richting het publieke domein. Te beginnen met het collectieve gevoel niet geaccepteerd en serieus genomen te worden door de systeemwereld dat ook historisch geladen wordt, de toenemende bereidheid van verschillende groepen in de wijkgemeenschap om met elkaar samen te werken, de producties die artistiek heel verzorgd zijn maar toch zo dicht bij de buurt blijven dat ze kwetsbaar blijven voor een groter publiek en het gebruik van de fysieke ruimte; collectief in de Sprong en ook in de openbare ruimte
75
kantine oost
houdt het een intimiteit, bijvoorbeeld in de vorm van boomcirkels. Voor de participatiegraad geldt dezelfde dosering in het midden. Organisaties en personen veranderen van non-participant tot medeorganisator, maar niemand wordt al mede-eigenaar, de eindregie blijft nog ferm in handen van 5eKwartier. De ambitie is om de komende twee jaren wel de beweging naar het publieke domein op te zoeken met een grote impact op de fysieke ruimte en het erfgoed van de bewoners (een eigen park met eigen bomen) en ongetwijfeld een krachtige eindmanifestatie waar ook het grote publiek zich mee kan identificeren. Het is dan ook tijd voor overdracht van eigenaarschap naar bewoners, onderwijs en andere professionele infrastructuur. Kenmerkend voor 5eKwartier is dat die ambities wat lager liggen wat betreft mede-eigenaarschap van de culturele infrastructuur en artistiek meesterschap bij de brongroep. Hetzelfde patroon zien we overigens bij de eerdere Verhalenkeuken in de Slachthuisbuurt. 5eKwartier investeert wel meerjarig in culturele interventies in het basisonderwijs. Dat verdient om nog eens nader bekeken te worden, omdat er verder weinig voorbeelden bekend zijn van meerjarige community arts projecten met basisscholen.1 POMICA onderzoek In het onderzoeksdossier op de website en in het projectweb van Cal-xl is een aantal aspecten van deze werkwijze verder uitgediept zoals de manier waarop artistiek leider Titia Bouwmeester haar team aanstuurt in een mix van groot vertrouwen en strakke regie, de vaardigheid om ieder mens en iedere organisatie op haar specifieke kwaliteiten te kunnen aanspreken en de voor- en nadelen van de tomeloze energie en verbeeldingskracht die maakt dat er vijf kwartier in een uur past. Er is ook uitgebreid geëxperimenteerd met zelfevaluatie door bewoners. Als illustratie hieronder twee teksten uit de blog van sleutelpersoon Rob Jordaan (www.robjordaan.nl). Eerst gevallen over en later gevallen voor 5eKwartier.
76
Najaar 2010 “…Het 5eKwartier ervaar ik als een apart eilandje na de nazomermarkt die enkel aan zichzelf denkt en geen respect heeft voor de wijk waarin ze ‘te gast’ zijn. Dit bleek ook uit het feestje met eigen 1 Er is op dit moment veel meegebrachte versnaperingen die ze hadden meegenomen terwijl de vraag naar voorbeelden organisatie van de markt en de wijkbewoners tegenover hun op een van duurzame community horecaplatform zaten. Hoezo integreren en interesse in een wijk, om er arts programma’s in het een jaar lang o.a. kunst en toneel te willen brengen????” basisonderwijs (cheek
to cheek in termen van Voorjaar 2011 “...Met één vrouw binnen de organisatie van het 5eKwarCultuurnetwerk). Yo tier ontstond eigenlijk best wel een goede band, ondanks dat ik niets opera is daar wellicht een met kunst heb. Haar naam is Brigitte. Toen ik haar voor de eerste keer voorbeeld van geweest. ontmoete dacht ik: die vrouw heeft een steekje los. En wat bleek, die Waarschijnlijk ligt er heeft ze ook. Maar gelukkig is ze wel enorm prettig gestoord. Nu er een schat aan relevante ervaring in kringen van authentieke kunsteducatie.
in het Reinaldapark in Parkwijk-Haarlem een kale vlakte is ontstaan door de enorme bomenkap, kan iedere Parkwijker een boom als een “baby” adopteren in ruil voor een verhaal. Zo vertelde ik mijn verhaal aan Brigitte, die alles heeft verwerkt in een soort van toneelspel. In dat toneelspel kwam mijn hele verhaal ter sprake dat ik aan haar vertelde. Eerst dacht ik: wat is zij nu allemaal aan `t doen? Ik wist me geen houding te geven en wist niet wat te doen. Het is namelijk heel vreemd om te zien hoe je levensverhaal als een hoorspel aan je getoond wordt. Op een bepaald moment kreeg ik de bedoeling van `t spel door en wist ik mee te spelen. Bepaalde dingen in het toneelspel grepen me wel aan, zoals `t lied dat ze ging zingen. Het lied gaat over ....tja t gaat over als ik ooit dood ben ... Na afloop heb ik met Brigitte nog even `t toneelspel besproken om voor de grote opvoering de puntjes op de i te zetten. Op 12 mei a.s. zal mijn verhaal in het Reinaldapark als toneelspel worden opgevoerd voor een groot publiek.”
77 Zie: www.cal-xl.nl/projectenweb/kantine-oost-1/scan
click
titel van project
ondertitel Archief van de tussentijd gemeente Deventer Wijk Keizerslanden, buurt Landsherenkwartier positie van project Programma Kunst in mijn Buurt Subprogramma Keizerslanden artistieke leiding Adriaan Nette · Burozino · zelfstandig ondernemer projecteigenaar Mieke Conijn · Kunstenlab · CBK cultuuraanjager Annemarie van der Vegt · Kunstcircuit · Cultuur makelaar disciplines Beeldend en daarnaast dans, muziek, poëzie, mode, eten, urban jongerencultuur looptijd 01-05-2008 tot en met 31-12-2011 website www.adriaannette.nl korte omschrijving De bewoners van het Landsherenkwartier geven samen betekenis aan een turbulente periode in hun leven: de ingrijpende sloop van hun buurt. De mensen in de buurt hebben over het algemeen een cultureel diverse achtergrond, lage inkomens en veel dagelijkse zorgen. Verder hebben ze weinig gemeen wat hen in staat stelt elkaar te steunen, laat staan te inspireren de aanstaande turbulentie in hun leven van een bedreiging tot een kans te maken. Met Click willen zij daar wel een gezamenlijke vorm voor vinden. Zij doen dat met ondersteuning van kunstenaar Adriaan Nette. Adriaan Nette regisseert een cyclus van twee culturele evenementen per jaar. In de zomer op straat met de landelijke burendag en in de winter met een lokaal evenement in de intimiteit van de huiskamers. De drive van de bewoners zelf is de belangrijkste aanleiding en de drager van de culturele manifestaties, zij worden daarbij ondersteund door artistieke professionals in diverse disciplines. Door deze cyclus enkele malen te herhalen en daarmee te verbreden en te verdiepen, denken wij met deze gefragmenteerde gemeenschap daadwerkelijk tot een collectieve beleving te kunnen komen die de individuele leden inspiratie en power geeft de onzekere toekomst constructief tegemoet te treden. Het project wil meer zijn dan een doekje voor het bloeden, gaat de confrontatie met pijnpunten niet uit de weg, maar wil vooral integer van de nood een deugd maken.
78
79
click beschrijving van de culturele interventie
Adriaan Nette doet onderzoek vanuit een presentiebenadering. Hij betreedt het toneel met heel zijn persoon en gaat een relatie aan met wat er op dat moment is. Hij zoekt de schoonheid in het alledaagse. Verkennen wat er al is en ontdekken wat de potentie is. Cultureel erfgoed en cultuureducatie / brongroep De presentie van Adriaan Nette is niet neutraal. Zijn motto is: ‘Man is nothing if not an Actor’. Hij en zijn stagiaires zoeken actief de ontmoeting op. Er op af. Aanbellen. Niet geprepareerd. Durven te vragen. Nieuwsgierig. Soms overdonderend. In zijn openheid onconventioneel en licht ontregelend, maar niet confronterend. En dan vervolgens: energiestromen die er al zijn oppakken. Niet iets verzinnen en dat gaan uitvoeren. Een concept bestaat niet van te voren. Live like art in plaats van art like art (Allen Kaprow). Als schetsontwerp liet Adriaan foto’s zien van de bloesem die op dat moment in de wijk bloeide. Hij voegde daar de volgende tekst aan toe: ‘Geen enkele vrucht zag ooit haar eigen bloesem’. Op deze manier zou hij de wijk en de mensen in beeld gaan brengen. De bewoners geloofden hem en herkenden de schoonheid. Adriaan heeft woord gehouden. Culturele productie / publiek Adriaan Nette heeft bijna voortdurend zijn camera bij de hand en legt vast wat er gebeurt of wat hij zelf met lichte hand ensceneert en wat hem treft. Hij wordt de huisfotograaf en – chroniqueur van de wijk. Hij geeft de beelden op verschillende momenten en manieren terug aan de betrokkenen en aan de wijk. Altijd voorzien van een logo en soms voorzien van een grafische poëtische tekst. Altijd met een persoonlijk gebaar. Op zijn muren en op de website ontstaan series en bespiegelingen. De observaties monden uit in periodieke manifestaties en monumenten. Deze worden op hun beurt weer vastgelegd in beeld en omgezet in fotoboeken met poëtisch commentaar.
80
Culturele zelforganisatie / gemeenschap Adriaan Nette haakt in negen van de tien gevallen aan op bestaande activiteiten die aansluiten bij de leefwereld van de bewoners. Hij functioneert meestal als artistieke coproducent van initiatieven van actieve bewoners, welzijnswerk, culturele instellingen, wijkaanpak en woningcorporatie. Reuring is een aanleiding voor Adriaan Nette om present te zijn, maar vervolgens kan hij wel die reuring versterken door er zelf op in te grijpen en – oneerbiedig gezegd – de toef slagroom op de taart te verzorgen. Door zijn vaardigheid steeds weer de schoonheid te benadrukken in wat er gebeurt, neemt het zelfvertrouwen, het plezier en de motivatie van de vrijwilligers en professionals sterk toe. Hij kan vanwege de toegevoegde waarde van aandacht en verbeeldingskracht een stevig stempel drukken op een evenement, maar laat het eigenaarschap bij de ander. Hij speelt in
op bestaande kaders, maakt zelf soms een schetsmatige aanzet (Clickpark), nodigt uit en voedt vervolgens wat mensen daar zelf in organiseren zonder het over te nemen. Culturele programmering / fysieke ruimte Adriaan Nette heeft een eigen uitvalsbasis in de wijk. Kortstondig een Clickbus en daarna het Clickcentrum in steeds opvolgende leegstaande huurhuizen in afwachting van de sloop. Het Clickcentrum is niet meer dan een lange tafel waar je makkelijk aanschuift, waar de voortgang op tafel ligt in de vorm van boeken en flyers en vier wanden met een wisselende expositie. Adriaan Nette is zelf veel op pad in de wijk. Hij neemt vaak fotomateriaal mee, schiet mensen aan en gaat op huisbezoek om de resultaten te laten zien. Rond de periodieke manifestaties (van derden) wordt vooraf publiciteitsmateriaal gemaakt en achteraf een boek. Soms in een oplage van enkele exemplaren voor in het Clickcentrum en een enkele sleutelpersoon die het verdient. Op de wanden van flats hangen tijdelijk grote iconische foto’s. Later worden het de beeldtorens in het Clickpark. Ook bestaande iconen – zoals de wandsculptuur van George van der Wagt op een te slopen flat – worden met zorg behandeld. In wijkcentrum De Elegast verschijnen lichtbakken en een vitrine met tot kunstschatten ‘opgewerkte’ scherven en puin. De hele buurt wordt geladen met beelden en teksten die steeds weer benadrukken dat alledaags niet gewoon is en dat in alles schoonheid schuilt. Observaties op basis van de projectscan Click zet vooral in op het vangen van verhalen en talenten bij de brongroep en geeft daar een verbeelding aan die identificatie oproept bij de eigen gemeenschap en de ring daaromheen van professionals, oude en nieuwe bewoners. Bij de manifestaties zijn veel bewoners actief en die presteren op amateurniveau: creatief maar niet professioneel. Adriaan Nette haakt aan op het ritme in de wijk en documenteert wat de mensen en organisaties zelf organiseren. De betrokkenen voelen zich dan ook mede-eigenaar van het materiaal. Opvallend is dat Click relatief weinig impact heeft op gemeenschapsvorming en de fysieke ruimte. Een uitzondering is wijkcentrum de Elegast waar Click wel van grote betekenis is in de vormgeving van de ruimte en een gemeenschappelijk gevoel creëert tussen de verschillende deelgemeenschappen die daar actief zijn. In de systeemwereld voelt vooral de woningcorporatie Ieder1 zich inhoudelijk en financieel mede-eigenaar. De welzijnsorganisatie Raster raakt langzaam ook intensiever betrokken. Aan de culturele kant is Kunstenlab formeel de projecteigenaar en zijn De Leeuwenkuil (centrum voor de kunsten) en Het Burgerweeshuis actief op niveau van de deelactiviteiten. Ze voelen zich wel verantwoordelijk voor de organisatie van deze deelactiviteiten, maar ze zijn daarmee nog niet mede-eigenaar van Click. Het Kunstenlab
81
click
blijft in feite ook op enige afstand en scoort in die zin niet hoog op medeeigenaarschap. Per saldo ligt het zwaartepunt van het project op cultureel erfgoed en cultuureducatie. Daarmee is het project een hardcore community arts project. Thema: Cocreatie Een bijzondere kwaliteit van Adriaan Nette, die pas recentelijk met dit onderzoek naar voren kwam, is dat het hem daadwerkelijk lukt aan te sluiten op de dynamiek van de brongroep. Community arts onderscheidt zich door een proces van cocreatie tussen kunstenaar en brongroep. In veel gevallen draait het er echter op uit dat de ‘doelgroep’ betrokken wordt bij de creatie van de kunstenaar. Adriaan Nette draait het om. Hij dient zich aan als co-creator van activiteiten van de ander en weet in veel gevallen ook het eigenaarschap bij de betrokkenen te laten. Hij wordt mede-eigenaar en niet andersom. Op afstand – zoals bij adviseurs van fondsen die op afstand het project moeten beoordelen en daar grote moeite mee hebben – lijkt een project als Click alles behalve een bewonersinitiatief. Bij nadere beschouwing blijkt het tegendeel waar te zijn.
2
82
Zie www.natuurlijke-
wijkvernieuwing.nl met daarop ook links naar een linkedingroep en een ‘dossier’ bij KEI.
De cocreatie van Adriaan Nette beperkt zich niet alleen tot bewoners, maar heeft ook invloed op de perceptie en het handelingsperspectief van professionals. Jolanda Hoeflak, programmamanager wijkvernieuwing Keizerslanden bij wooncorporatie Ieder1 in Deventer is mede daardoor één van de koplopers geworden van natuurlijke wijkontwikkeling 2: een groep professionals die bij herstructurering niet de oude wijk willen weggummen, maar vanuit de bestaande en verborgen kwaliteiten van een wijk en haar bewoners willen werken. In een interview dat is opgenomen in de brochure van Het beste van twee werelden van het Fonds voor Cultuurparticipatie zegt ze daar het volgende over: “In de naoorlogse wijk Landsherenkwartier is sprake van een grootschalige vernieuwingsslag, die in 2005 is begonnen en tot 2015 gaat duren. Het gaat om een sloop-nieuwbouwtraject waarbij 450 woningen zijn betrokken. Vroeger keken we daar als woningbouwvereniging nogal mechanisch tegenaan: na het overleg wachtten we tot de draglines kwamen en er gebeurde verder niet zoveel tot bewoners de sleutel kregen. Alles lag overhoop en dat was dat. Dat is tegenwoordig gelukkig anders. We willen de tussentijd, deze transitieperiode, benutten. We weten: met het weghalen van de huizen, haal je ook de sociale structuur en een deel van het verleden weg. Als corporatie gaat het bij ons allang niet meer alleen om de stenen. Een huis staat in een rijtje, in een straat in een buurt. De leefomgeving is van belang voor het welzijn van bewoners. Als die het niet naar hun zin hebben, gaan ze verhuizen en veel verhuizingen zijn niet goed voor een wijk. Kunstenaar Adriaan Nette helpt ons om op een andere manier naar de wijk te kijken. Hij haalt de geschiedenis en de verhalen naar boven, laat de veerkracht zien, op veel
verschillende manieren. Wij willen wat met die bewoners, anders dan op de traditionele manier van een bewonerscommissie waar altijd dezelfde mensen naar de vergaderingen komen. Het klinkt pathetisch, maar Adriaan verwoordt de ziel van de wijk. Als kunstenaar draagt hij een andere bril. Hij verbindt verleden, heden en toekomst. Laat de sporen zien die er al waren voor deze mensen er woonden, en verbindt dat met wat er nu is en straks komt. Een voorbeeld? Archeologen hebben een pioniersboerderij opgegraven. Adriaan heeft dat groot gemaakt en meer betekenis gegeven door het te verbinden met de dromen van de huidige en toekomstige bewoners, waar hij diezelfde pioniersgeest signaleert. Dat verhaal hebben wij nu ondermeer een prominente plek gegeven in onze brochure voor projectontwikkelaars. Dat willen we ze meegeven bij het ontwikkelen van de nieuwe wijk. Vroeger hadden we zo’n archeologische vondst eerlijk gezegd minder belangrijk, en zelfs een beetje lastig gevonden.”
83 Zie: www.cal-xl.nl/projectenweb/click/scan
de verhalen bakkerij titel van project
gemeente Maastricht Wijken Caberg en Malpertuis positie van project Programma Maastricht Culturele Hoofdstad 2018, Subprogramma’s Mien Buurt Dien Buurt Noa Vöäre artistieke leiding Piet Menu · Huis van Bourgondië · Theater productiehuis regie Sarah Bourgeois · Zelfstandig ondernemer projecteigenaar Henk Geelen · Trajekt · Welzijnsorganisatie cultuuraanjager Mart Mooren · Trajekt · Welzijnsorganisatie disciplines Theater, literatuur, beeldend, eten looptijd 01-04-2011 tot en met 31-10-2011 website www.huisvanbourgondie.nl
korte omschrijving De Verhalenbakkerij is een theaterproject van theaterproductiehuis Het Huis van Bourgondië en welzijnsorganisatie Trajekt in Maastricht. Regisseur Sarah Bourgeois trekt de wijk in om samen met bewoners, bij hen thuis, taarten en vlaaien te bakken. Een bakkende bewoner gaat vervolgens samen met Sarah en de taart op bezoek bij iemand anders uit de buurt, het liefst iemand die de bewoner nog niet goed kent. De gastheer of -vrouw nodigt vervolgens zijn of haar buren uit voor een stukje taart of vlaai bij de koffie. Ondertussen vertelt Sarah een verhaal. In september 2011 was er een eindmanifestatie en zijn alle verhalen en recepten in een publicatie gebundeld en uitgegeven. Overkoepelende thema’s van het project zijn: professioneel theater, een ‘er op af’ aanpak, ken je buur en het versterken van het sociale weefsel in de wijk.
84
85
de verhalen bakkerij beschrijving van de culturele interventie
De verhalenbakkerij is een pilot in het kader van het Programma Maastricht Culturele Hoofdstad 2018 (kandidaat) en past in een langere serie projecten die de afgelopen jaren zijn geïnitieerd onder regie van welzijnsorganisatie Trajekt met steun van onder meer het Elisabeth Stroeven fonds.
Cultureel erfgoed en cultuureducatie / brongroep Regisseur Sarah Bourgeois betrekt samen met productieassistent An de Ridder een leegstaande woning. Ze gaat daar tijdelijk wonen, richt het in als Bureau Gateau (‘Het Taartenkantoor’) en organiseert daar de De Verhalenbakkerij. In de woning schrijft ze ook haar vervreemdende verhaal dat steeds opnieuw verteld zal gaan worden. Het concept staat vast: samen met de opbouwwerker gaat Sarah op zoek naar mensen die taarten willen bakken en mensen die de taart willen ontvangen met het verhaal erbij. Hierbij worden een aantal ‘zichtbaarheidsacties’ ingezet zoals een koor dat een aantal flash mobs uitvoert en het optuigen van een vervreemdende ‘lepeltjes boom’. Culturele zelforganisatie / gemeenschap Het is de bedoeling dat de welzijnswerker haar netwerken aanspreekt, maar omdat zij zelf nieuw is in de wijk en weinig tijd heeft hier extra in te investeren, levert dat niet genoeg nieuwe contacten op. Het zijn overwegend autochtone senioren die al in het netwerk zitten van de welzijnsorganisatie of die geworven zijn bij de zichtbaarheidsacties. De ontvangende partij wordt geacht zelf publiek uit te nodigen. Dat zijn in de meeste gevallen mensen die ze al kennen. In Bureau Gateau hebben de organisatoren zelf de regie op het uitnodigingsbeleid en is de plek neutraler dan bij iemand thuis. Daar lukt het makkelijker om onbekenden en diverse culturen bij elkaar te brengen. Culturele productie / publiek In totaal worden elf voorstellingen bij mensen thuis georganiseerd en acht in Bureau Gateau. De taart wordt aangesneden, het verhaal wordt verteld door de kunstenaar en er is een poging tot een nagesprek. Culturele programmering / fysieke ruimte Op 1 oktober 2011 is een eindmanifestatie georganiseerd met een theatraal vormgegeven bustour door de wijk. De opkomst is redelijk: er zijn drie tours en de reacties daarop zijn positief. Alle deelnemers krijgen een boekje met taartrecepten en nog meer fantasieverhalen van Sarah die refereren naar specifieke plekken en verhalen van de wijk.
86
Observaties op basis van de projectscan De ambities van het project zijn behoorlijk hoog, vooral de impact die
het zou moeten hebben op nieuwe relaties binnen de gefragmenteerde gemeenschap met grote demografische en etnische verschillen (veel autochtone ouderen en allochtone jongeren die onder behoorlijk armoedige omstandigheden langs elkaar heen lijken te leven). Daar is eigenlijk weinig van terecht gekomen. Voor een aantal deelnemers (ook allochtoon) heeft het project wellicht wel iets wakker gemaakt in hun persoonlijke levenshouding of in de beeldvorming over hun eigen wijk. Samenwerking sociale en culturele infrastructuur De Verhalenbakkerij is welbewust een experimentele samenwerking geweest tussen twee gevestigde partijen in de stedelijke infrastructuur, hoewel met de bezuinigingen dat gevestigde karakter zeer betrekkelijk is. Beide organisaties hebben het voornemen de nieuwe relatie tussen kunst en samenleving een structurele plek te geven binnen hun beleid. Daarbij willen ze elkaar ook niet uit de weg gaan en juist gebruik maken van elkaars onderscheidende kwaliteiten. De Verhalenbakkerij is daar een interessante proeve van hoewel – of juist omdat – er nog van alles niet goed is gegaan. Dat is met een scherp oog ook geregistreerd door Cal-xl onderzoekster Michelle van de Tier met steun van het Lectoraat Kunst en Openbaarheid van Hogeschool Zuyd. In het dossier vind je bijvoorbeeld een interessante reflectie op de constructie van nieuwe identiteiten, de cultuurverschillen tussen welzijnswerkers en kunstenaars en de inzet van reflexive instrumenten voor procesbeïnvloeding en de rol van de onderzoeker daarin. Zie verder het onderzoeksdossier in de databank. Hieronder gaan we nader in op de beoogde rol van kunst als confrontatie. Breaching experiments en de constructie van nieuwe identiteiten Artistiek Leider Piet Menu van het Huis van Bourgondië koos er welbewust voor zijn regisseur met ‘vreemde verhalen’ te laten werken. Community arts projecten putten vaak uit de geschiedenis van de brongroep en reflecteren in zijn beleving daardoor vaak meer op ‘hoe het was’ en te weinig op ‘hoe het kan worden’. Een interessante referentie daarbij is de sociaalartistieke werking van Theatergroep De Queeste in Hasselt. Die theatergroep heeft sterke banden met het theatercircuit van Maastricht en werkt op een zorgvuldige manier met erfgoed. Natuurlijk is het interessant dat ook met een welzijnsorganisatie te doen die juist van nature gericht is op het normaliseren van gedrag en neutraliseren van problemen. Op zoek naar een alternatieve insteek heeft regisseur Sarah Bourgeouis voor een soort breaching experiment gekozen waarbij ze de wijk in is getrokken met fantasieverhalen met slechts een zeer indirecte en associatieve relatie met de leefwereld van de burgers waarmee ze aan de slag ging. De intentie doet denken aan de breaching experiments van Garfinkel (zie Garfinkel 1 Garfinkel, H. 1967. 1967)1. Breaching experiments zijn sociale handelingen die de heersende Studies of the Routine Grounds of Everyday normen doorbreken met als doel de impliciete sociale orde zichtbaar te Activities. Studies in Ethnomethodology. New Jersey: Prentice-Hall.
87
de verhalen bakkerij maken. Een voorbeeld van een breaching experiment is iemand die zich in zijn eigen thuissituatie gedraagt als iemand die daar een kamer huurt. Het effect van dergelijke acties is een gevoel van ongemak met bijbehorende pogingen van anderen het ongemakkelijke gedrag te duiden of teniet te doen. Dergelijke situaties maken het mogelijk na te denken over de sociale regels die gelden en die normaal gesproken onzichtbaar en onbesproken blijven. Een belangrijke factor hierbij is echter dat het experiment zo dicht op de huid zit van de doelgroep dat er geen ontsnappen aan is. Met de keuze voor conventionele theatervormen – ‘Luister, ik ga een verhaal vertellen’ – op wellicht ongebruikelijke plaatsen, maar wel als aangekondigde voorstelling, maak je het mensen wel heel makkelijk te ontsnappen als toeschouwer die er wel of niet wat van mag vinden. Een tweede punt van zwakte was dat er, afgezien van enige vooroordelen, nauwelijks onderzoek was gedaan naar de bestaande sociale normen en waarden binnen de gemeenschap. Hierdoor had het gekozen verhaal weinig of niets te maken met onderhuids aanwezig onvermogen in de gemeenschap en een eventuele drive om daar iets in te veranderen. De denkrichting is echter wel interessant en in een vervolgproject zou bijvoorbeeld geëxperimenteerd kunnen worden met breaching experiments die door deelnemers uit de brongroep zelf worden vormgegeven en uitgevoerd onder regie van een kunstenaar die al bedreven is in dit type confrontaties. Denk aan het type kunstenaar als Jonas Staal of Eric van Lieshout, niet solo, maar in cocreatie met burgers.
3
Kolb, D. (1984).
Experiential learning:
88
experience as the source of learning and development. , New Yersey, Prentice Hall P T R.
Samenwerking tussen de welzijnswerker en de kunstenaar De samenwerking tussen de welzijnswerker en de kunstenaar is een thema dat steeds op de voorgrond trad tijdens het proces. In de evaluatiesessies werd het discours steeds weer tot deze discussie teruggebracht door de welzijnswerker en kunstenaar. Het leefde sterk en heeft ook een belangrijke stempel gedrukt op de uiteindelijke uitwerking van het project. De voornaamste reden hiervoor was het verschil in werkstijl en werkcultuur, en onduidelijkheid in verwachtingen en taakstelling. De leerstijlen van Kolb (1984)3 kunnen illustratief zijn voor het verschil in werkstijl en werkcultuur. De kunstenaar zou geclassificeerd kunnen worden als een doener (accomodator) die vooral intuïtief werkt vanuit creativiteit. Een doener oriënteert zich volgens Kolb op concrete ervaring en handelt actief en op een persoonlijke wijze in situaties die zich voordoen. Kolb spreekt ook wel van een ‘intuïtieve, artistieke benadering tegenover een systematische, wetenschappelijke benadering van problemen’. Deze werkstijl blijkt ook uit de volgende uitspraak die de kunstenaar deed tijdens een evaluatiesessie: “Ik heb wel het idee dat het mogelijk is die activiteiten uit te voeren. Ik wil vooral eerst kijken hoe het loopt.” De welzijnswerker kan meer gezien worden als een overdenkende waarnemer (diverger) die werkt vanuit ratio en doordachte structuren en opbouw. Een waarnemer
is volgens Kolb georiënteerd op het begrijpen van situaties en ideeën door het zorgvuldig observeren en doordenken van de implicaties. De welzijnswerker daagde de kunstenaar uit het project beter te overdenken en voor te bereiden. Zo vertelde ze tijdens een evaluatiesessie: “Je wilt heel veel dingen doen, maar wanneer en hoe, daar is nog niet precies over nagedacht. […] Ik moet op tijd weten wat ik moet doen zodat ik dat kan inplannen. Dat geldt ook voor verwachtingen richting de buurt en mijn collega’s.” Het zijn twee werkstijlen die haaks op elkaar staan. Dat verklaart de onrust, en de grote moeite die het gekost heeft elkaar te begrijpen en nader tot elkaar te komen. In het dossier wordt daar verder op ingegaan. Het zal duidelijk zijn dat deze polariteit juist ook heel productief en complementair kan werken, maar dat dat niet vanzelf gaat. De linker- en rechter modus in de projectscan en de loop van creatieregie geven concrete aangrijppunten elkaar beter in te leren verstaan en waarderen.
89 Zie: www.cal-xl.nl/projectenweb/de-verhalenbakkerij
zon op zuid titel van project
ondertitel Over de brug gebeurt het… gemeente Arnhem Zeven wijken in Arnhem Zuid positie van project Programma Kunst in de Wijken Subprogramma Arnhem Zuid artistieke leiding Francoise Braun · Zelfstandig ondernemer (cultureel) projecteigenaar Jan Verschure · Kunstbedrijf · Centrum voor de Kunsten cultuuraanjager Lies Joosten · Kunstbedrijf · Cultuurmakelaar disciplines Alle disciplines looptijd 01-06-2010 tot en met 31-05-2011 website www.zonopzuid.nl korte omschrijving Het bruist van de creativiteit in Arnhem Zuid. Dans, rap, drums, sprookjes, theater, glaskunst en landschapsverandering. Honderden bewoners zijn wekenlang bezig met het voorbereiden van een kunstmanifestatie. Op 14 en 15 mei worden achttien locaties in Zuid omgetoverd tot bijzondere bestemmingen, in samenwerking met kunstenaars uit verschillende disciplines. De kunstmanifestatie, een initiatief van Kunstbedrijf Arnhem, zet Zuid voor een weekend in de schijnwerpers. Het publiek uit Arnhem en omstreken is van harte welkom om op de fiets de bijzondere locaties van dit onbekende stadsdeel te verkennen en de verborgen talenten van haar bewoners te bewonderen.
90
91
zon op zuid beschrijving van de culturele interventie
Het onderzoeksproces op locatie laat zich kort omschrijven in de volgende zes stappen: ▶▶ Zes maanden project formuleren en gevoel krijgen dat het bij de context past; ▶▶ Twee maanden kunstenaars en straten selecteren. Kunstenaars selecteren op motivatie, interesse, originaliteit van concepten en of ze wonen in de omgeving. Straten selecteren op enige vorm van cohesie, animo en beschikbaarheid straatambassadeur, strevend naar brede diversiteit; ▶▶ Een maand werken aan ludiek vormgegeven, kennismakingen tussen straten en kunstenaars; ▶▶ Twee maanden brainstorm en conceptontwikkeling met een feestelijke en creatieve activiteit op elke locatie. Op basis daarvan: project ontwerp door kunstenaar, ambassadeur en buren; ▶▶ Drie maanden een creatief maakproces op locatie. Repetities op alle locaties en tot slot de uitvoering op 14 en 15 mei; ▶▶ Twee maanden: evaluatie en dan feest voor alle direct betrokkenen.
Cultureel erfgoed en cultuureducatie / brongroep De inzet is dat burgers samen met een tussenpersoon/facilitator -in dit geval de kunstenaar -eigen interventies ontwikkelen in hun realiteit, gebaseerd op kritische reflectie, brainstormen en collectieve keuzes (prioriteiten stellen). Ieder werkt vanuit zijn of haar kracht en interesse. Van elke ervaring wordt geleerd en elk resultaat wordt geanalyseerd in functie van toekomstige interventies. Je werkt dus procesmatig. De weerbarstige praktijk was dat de meeste kunstenaars daar niet de tijd voor namen of kregen, en de ambassadeurs en andere bewoners ook moeilijk te vangen waren – zeker voor het projectconcept in haar totaliteit. De momenten van intervisie waren schaars en op een merkwaardige manier ook nog onthecht van het project (het kernteam was niet aanwezig bij intervisie onder kunstenaars). Er zijn ruim driehonderd mensen actief betrokken geweest bij de voorbereiding en uitvoering van Zon op Zuid, waarvan tweehonderd mensen op artistieke wijze, de overige honderd met organiseren, fotografie, catering en andere zaken. Velen van hen hadden voorheen geen enkele binding met kunst of cultuur. Mensen hebben kennis gemaakt met kunst en actief deelgenomen aan een manifestatie wat hen zeer enthousiast maakte. Uit de reactie op vervolgtrajecten zal blijken in welke mate dit naar meer smaakt.
92
Culturele productie / publiek Het resultaat is een serie producties met wisselende thematiek. Voor de betrokkenen zelf raakt het ook diepere lagen die je bij het beoogde actieonderzoek mag verwachten, maar voor een publiek van buiten is dat in veel gevallen niet direct te ‘lezen’. Dat zit toch meer in het proces dan in het product. Een project dat daar onder andere wel in slaagt is Telder,
een indrukwekkende dansvoorstelling over hoe moeilijk het is je passie te bewaren als je oud wordt. Veel activiteiten gingen over de (op zich heel waardevolle) ervaring dat je met een relatief kleine moeite met relatief onbekenden tot een betekenisvolle activiteit kan komen, en daarmee een voorheen onaangeroerde schoonheid ervaart van je directe sociale en fysieke omgeving. Of dat je ontdekt dat je onderling redelijk veel gemeen hebt. “Wat heb ik eigenlijk een leuke, interessante buren”, “Deze groenstrook lijkt eigenlijk wel een park”. Behoorlijk cultuurintrinsieke waarden waar ook een sociale spin off uit volgt. De eindmanifestatie stond in het teken van ontmoeting. Op alle achttien locaties was een goede sfeer, er was verbazing en bewondering over de kunstproducties, er ontstonden informele gesprekken tussen buren en andere wijkbewoners. Ook bezoekers uit andere stadsdelen gingen in gesprek met bewoners. Zon op Zuid heeft veel positieve media aandacht gekregen van de lokale media. In totaal zijn er 3.853 bezoekers geturfd. Als daar de overlap van wordt afgetrokken, komt dit uit op ongeveer 2500 bezoekers over twee dagen. De manifestatie en de PR hebben een vrolijk en kleurrijk beeld naar buiten gebracht van Arnhem Zuid. Veel bezoekers hebben zich positief verrast getoond over de groene en vriendelijke opzet van de wijken, over de ontmoetingen en mooie kunstuitingen op de locaties. Culturele zelforganisatie / gemeenschap De sociale cohesie is versterkt op die plekken waar al redelijke communicatie was en waar het gelukt is samen te werken met buren. Op vier van de achttien locaties is sociale participatie minimaal geweest, daar is de impact ook minder zichtbaar op dit vlak. Culturele programmering / fysieke ruimte Het project is erg groot: er doen veel straten in veel verschillende wijken mee, waardoor het onmogelijk wordt om als projectleider / pers / publiek alles aandacht te geven. Ook het prikken van data voor collectieve activiteiten wordt moeilijk met zo’n grote groep. Veel bezoekers moeten fietsen om de eindmanifestatie –verspreid over een groot gebied – te kunnen zien. Als herinnering wordt er een boek gemaakt van het project. Aan de andere kant, is deze grote schaal voor een eerste editie een goede en bewuste insteek om een heel stadsdeel op de kaart te zetten. Deelnemers vinden het jammer dat ze elkaars projecten niet konden bezoeken op de eindmanifestatie. Observaties op basis van de projectscan: Zon op Zuid heeft drie doelstellingen tegelijk: micro (persoonlijk / buren), meso (wijk) en macro (imago van stadsdeel). De cultuuraanjager wil, geïnspireerd door Freire, sterk inzetten op persoonlijke ontwikkeling en bewustwording bij de deelnemers van hun omgeving als aanzet tot
93
zon op zuid
actie in het sociale domein. Er zijn echter ook belangrijke doelstellingen ten aanzien van sociale cohesie: in ieder geval bonding, maar misschien ook wel bridging. De beeldvorming van stadsdeel Noord over stadsdeel Zuid kan beter: Zuid is een groene, ruime en gevarieerd stadsdeel. Als vooraf een rangorde moet worden aangebracht in deze doelstellingen is dat niet eenvoudig. Achteraf kan worden gesteld dat de brongroep de grootste impact heeft ervaren op persoonlijk vlak (de artistieke ervaring, eigenwaarde) de sociale cohesie (vooral bonding) en het vermogen van de eigen fysieke ruimte te genieten. De actieve participatie van meer dan driehonderd mensen waarvan tweehonderd met actieve kunstbeoefening is een indrukwekkend resultaat, evenals het bezoekersaantal. Door de activiteit is een aantal stedelijke instellingen ook intensiever betrokken geraakt bij culturele activiteiten in de buurt zoals de woningcorporaties Volkshuisvesting Arnhem, Vivare, Portaal, welzijnsorganisatie Rijnstad en verschillende afdelingen van de gemeente. Ook culturele, wijkgerichte verenigingen hebben een boost gekregen en een aantal nieuw betrokken kunstenaars blijft actief. Het plan is om volgende edities – want die komen er beslist – in estafettevorm in steeds een paar buurten te realiseren.
94
Thema: parapluprojecten Zon op Zuid is een goed voorbeeld van een zogenaamd ‘parapluproject’: meerdere kleine projecten worden tegelijkertijd uitgevoerd en monden samen uit in één grote manifestatie. Deze projecten hebben een aantal dingen gemeen: er is een team dat de regie voert: een artistiek leider samen met de projectleider (de cultuuraanjager) en ieder deelproject krijgt een eigen kunstenaar toegewezen.4 De doelstellingen zijn ambitieus met tegelijk een inzet op het versterken van sociale cohesie binnen 4 Artistiek leider Francoise de straat of wijk, beeldvorming over die plek in de rest van de stad en soms ook leefbaarheid met fysieke ingrepen in de openbare ruimte. Braun was twee jaar eerder ook artistiek leider Voor de meeste bewoners en een belangrijk deel van de kunstenaars is het een eerste ervaring om in een dergelijk project te participeren. Een van het parapluproject meer ervaren kernteam heeft de taak dit bij elkaar te brengen en op de Code Groen in Apeldoorn rails te houden. Het project beslaat een heel seizoen, maar de feitelijk met honderd locaties en beschikbare uren zijn beperkt omdat het project anders te duur wordt. Het was tijdens Zon op Zuid als uitvoerend kunstenaar succes hangt ook af van de enthousiaste inzet en betrokkenheid van de kunstenaars en deelnemers. Er wordt wel gekozen voor een grootschalige ook actief in één van de negen stadsdelen van het manifestatie waarbij alle producties tegelijk getoond worden voor een mix van buren en publiek van elders. Vanwege de grote spreiding van parapluproject Nijmegen de producties, de korte tijd en een onvoorspelbare attractiewaarde voor Exposeert. Dat was weer bezoekers blijkt het dan uiteindelijk moeilijk daar een groot publiek voor het vervolg op de vergelijkbare formele Nijmegen te interesseren. De direct betrokkenen komen er moeilijk aan toe elkaars prestaties te bezoeken. Dat zou gecompenseerd kunnen worden door Visueel met 44 deelprosuccesvol gebruik van traditionele en nieuwe media, maar dat blijkt in de jecten. De producent van praktijk nog niet mee te vallen. Wie kijkt daarnaar? Vanwege de schaal de Nijmeegse projecten – Pink Sweater – stond ook aan de wieg van Zon op Zuid.
heeft het wel een zekere attractiewaarde bij bestuurders en de media. In Arnhem en Nijmegen leeft ook de ambitie deze projecten als springplank te gebruiken voor vervolgactiviteiten. Zon op Zuid springt er op twee punten in ieder geval positief uit. Het eerste pluspunt is dat Lies Joosten als cultuuraanjager van Arnhem Zuid ook de komende jaren nog aanwezig is om een vervolg te geven op dat wat nu is opgestart met Zon op Zuid. Het tweede pluspunt is dat Lies Joosten enorm heeft geïnvesteerd in een zorgvuldig en voortdurend contact met de actieve deelnemers en hen op verschillende manieren heeft bevraagd wat deze activiteit voor hen betekent. Dat schept een betekenisvolle band, wellicht een explicieter bewustzijn bij deelnemers hoe het hen raakt en een hoop praktische contacten en aangrijppunten om mee verder te gaan. Er moet echter ook geconcludeerd worden dat zonder een dergelijk vervolg en investering in relatiebeheer een dergelijk parapluproject een kwetsbare onderneming is. Zie het Cal-xl dossier voor tips.
95 Zie: www.cal-xl.nl/projectenweb/zon-op-zuid/scan
every woman titel van project
ondertitel De vrouwen van de Velden gemeente Rotterdam De buurt de Velden in Zuidwijk, Rotterdam Zuid positie van project Programma Stad als Muze artistieke leiding Elsbeth Grievink · Zelfstandig ondernemer Sjouk Hoitsma · Museum Rotterdam projecteigenaar Nicole van Dijk · Museum Rotterdam cultuuraanjager Irene van Renselaar · Museum Rotterdam disciplines Erfgoed, Literatuur, Beeldend looptijd 01-08-2010 tot en met 31-05-2011 website www.stadalsmuze.nl korte omschrijving Museum Rotterdam zoekt met het meerjarige pioniersproject Stad als Muze inspirerende ontwikkelingen in Rotterdam. In Rotterdam Zuid zijn dat in 2011 de Vrouwen van de Velden. Een kerngroep van zeven vrouwen die zich spontaan hebben georganiseerd en samen het hoofd bieden aan de ingrijpende veranderingen in hun wijk. De Vrouwen van de Velden zijn de eerste Rotterdammers die meewerken aan participerend verzamelen binnen dit project. Het resultaat van de intensieve samenwerking wordt gepresenteerd in de glossy Every Woman. Een magazine dat past bij het onderwerp en tegelijk een breed publiek laat kennismaken met de levens van Rotterdammers anno nu. Every Woman lijkt sprekend op de vrouwenbladen uit de schappen, maar neemt de lezer mee in het dagelijks leven van zeven echte Rotterdamse vrouwen. Niet alleen hun levensverhaal, moederschap en hoop staan centraal, maar ook hun vindingrijkheid, stijl en saamhorigheid. De resultaten van het erfgoedproject zijn in tweede instantie ook in een tentoonstelling gepresenteerd. Hiervoor is de ontbijttafel als uitgangspunt gekozen, als onderdeel van een installatie, die is tentoongesteld in cultuurpodium Gemaal op Zuid.
96
97
every woman beschrijving van de culturele interventie
Museum Rotterdam heeft gekozen voor een ‘er op af’ strategie om potentieel cultureel erfgoed te traceren in de wijken van Rotterdam. Daar woont een bevolking met een grote culturele diversiteit, een grootstedelijke situatie en een turbulente geschiedenis die nog op geen enkele manier gecollectioneerd en gerepresenteerd wordt door het historisch museum. Daarvoor is na een aantal experimentele voorlopers het meerjarige programma Stad als Muze geformuleerd. Urban curator Irene van Renselaar is de aanjager van dit programma. Cultureel erfgoed en cultuureducatie/brongroep Het project is begonnen in Rotterdam Zuid met verkennende gespreken met sleutelfiguren in de samenleving en analyse van statistische en andere gegevens over dit stadsdeel. Toen de contouren daarvan duidelijk werden, is gezocht naar een groep burgers die deze conditie op een treffende manier representeerde. De keuze viel op Vrouwen van de Velden. Ze vormen een actieve bewonersgroep, opgericht in reactie op de grote veranderingen in hun woonomgeving en op de ingrijpende herstructurerings operatie die op alle niveaus hun leven en dat van vele andere Rotterdammers tekent. De vrouwen ervaren een tekort op alle fronten van maatschappelijke ontwikkeling en ontwikkelen daarom zelf diverse strategieën om daar mee om te gaan. De groep bestaat uit zeven koplopers die op verschillende manieren actief zijn in hun buurt met daaromheen een groot netwerk. Hun belangrijkste ontmoetingsmoment is een wekelijks ontbijt en daar is Museum Rotterdam voor langere tijd bij aangeschoven. Daarnaast had het museum ook een eigen uitvalsbasis in de wijk. Voorwerpen, foto’s, illustraties, interviews en reportages zijn ingezet om de manier waarop de vrouwen omgaan met hun eigen problemen en die van de buurt, vast te leggen en te verzamelen. De vrouwen delen drie kernbegrippen: moederschap, saamhorigheid en vindingrijkheid. Culturele zelforganisatie/gemeenschap De museummedewerkers zijn samen met de zeven vrouwen op zoek gegaan naar representatieve verhalen en objecten. Daarbij raakte een veel bredere gemeenschap betrokken. De vrouwen zijn zelf actief geweest in het verzamelen en selecteren van materialen en zijn daarmee ook op een nieuwe manier naar hun eigen geschiedenis gaan kijken. Deelname aan deze activiteit heeft in die zin ook invloed gehad op hoe ze hun eigen leven zien en het beeld dat hun omgeving daarvan heeft.
98
Culturele productie/publiek De presentatievorm is een damesblad geworden. Het format biedt veel ruimte de alledaagse thema’s op een ook voor de vrouwen en hun omgeving herkenbare manier te presenteren. Het is echter geen roddelblad geworden, maar een glossy met mooie foto’s, human interest interviews
en verschillende rubrieken. In kaderteksten plaatst Museum Rotterdam de Vrouwen van de Velden en de onderwerpen van de rubrieken ook in een historische context: op niveau van de stad: de geschiedenis van bewonersorganisaties in Rotterdam; op niveau van de groep: afgezet tegen de veranderende opvattingen over alleenstaande moeders; gezien vanuit het individu: zoals de verhuisplannen van een gezin ten gevolge van de herstructurering. Voor de verschillende niveaus zijn ook representatieve voorwerpen en beelden met hun betekenissen geselecteerd en opgenomen in de collectie van Museum Rotterdam . Culturele programmering/fysieke ruimte Het blad is op feestelijke wijze gepresenteerd in een circustent op het Hijkerveld, met een rode loper, bubbels ter ontvangst, een museumwinkel, vitrines met voorwerpen van de Vrouwen van de Velden en collectiestukken van Museum Rotterdam. In een talkshow met zowel de vrouwen als historici werd ingegaan op de resultaten van het onderzoek. Het eerste exemplaar van Every Woman werd door vrouw van de Velden Gerda Lems overhandigd aan museumdirecteur Hans Walgenbach. Later is nog een expositie ingericht in Gemaal op Zuid, in een door kunstenaars vervaardigde installatie, en daar werden ook een aantal workshops georganiseerd met vrouwengroepen en bewonersorganisaties uit andere delen van de stad. Deze setting stond echter ver af van de dagelijkse werkelijkheid van de vrouwen en hun directe omgeving. Analyse aan de hand van de projectscan Het project gaat vooral over eigen identiteit en beeldvorming en beweegt zich dus vooral op de verticale as van de scan. Het is interessant te zien dat een erfgoedinstelling bij het verzamelen van verhalen en interpreteren daarvan, ook die driedeling aanbrengt van particuliere verhalen, collectieve betekenissen en de plaats van de verhalen en objecten in de geschiedenis van de stad. De glossy is een interessante poging een vorm te vinden waar zowel de vrouwen als een breder publiek zich mee kunnen identificeren. De extra uitstraling die een glossy met zich meebrengt, heeft zeker gewerkt. Wel is het de vraag in welke mate de inhoud echt gelezen wordt en aankomt bij enerzijds de directe omgeving van de vrouwen en anderzijds bij het grotere publiek. Op de horizontale as zie je dat het meewerken aan dit project ook impact heeft gehad op de positie van de vrouwen binnen hun eigen gemeenschap. Het museum staat hier ambivalent in. We gaan daar hieronder nog nader op in. De impact op de fysieke plek is nog beperkt. Museum Rotterdam heeft met één zo’n project niet gelijk een nieuwe betekenis. Dat blijkt ook uit het gegeven dat de presentatie in het Gemaal op Zuid als vreemd terrein werd ervaren. Andersom geeft de gevestigde status van Museum Rotterdam wel extra uitstraling aan het project en kan niemand er meer omheen dat de alledaagse werkelijkheid van deze vrouwen het verdient gezien te worden.
99
every woman
Erfgoed en community arts Het programma Stad als Muze van Museum Rotterdam is een interessant voorbeeld hoe ook in de erfgoedsector gezocht wordt naar een nieuwe en betekenisvolle relatie met de samenleving. Het klassieke model van het Historisch museum – waar bijvoorbeeld het Teylers Museum in Haarlem model voor staat – is die van een verzamelplaats van artefacten die voor de eeuwigheid bewaard worden. Het wordt daar in een historische context geplaatst, krijgt een plek in het gevestigde canon en krijgt een rol in de interpretatie en reproductie daarvan. Eerst alleen voor de wetenschap, tegenwoordig voor een beoogd massapubliek. Dit model past naadloos in het paradigma van klassiek cultuurbereik. Het Museum Rotterdam is nu met een aantal andere koplopers in Nederland en elders op zoek naar een werkwijze die past bij het paradigma van Cultuur nieuwe stijl. Het wil van betekenis zijn voor deelgemeenschappen die niet gerepresenteerd zijn in het gevestigde canon en zoekt daarin naar vormen van cocreatie. Naast de curator krijgen ook kunstenaars een rol. Wat verder opvalt is dat de focus niet meer op het verleden, maar op het heden komt te liggen en als ze niet oppassen zelfs op de toekomst. In een gesprek met Paul van de Laar, directeur collecties en wetenschappelijk onderzoek van Museum Rotterdam en tevens lector stadsgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en Irene van Renselaar, hebben we in dat licht de driehoek burger – museum – kunstenaar tegen het licht gehouden. Dat leidt tot een aantal interessante inzichten: ▶▶ De relatie museum - kunstenaar is relatief stabiel. De rol van de
100
kunstenaar is hier die van vormgever van tentoonstellingen en educatiefmateriaal. Het gaat niet om de inhoud, maar puur om de verpakking. Het enige gevaar dat op de loer ligt, is die van een artists impression, waarbij de fantasie of vooroordelen van de kunstenaar op de loop gaan met de historische werkelijkheid. Dat wijkt echter niet af van de meer algemene discussie hoe objectief geschiedenis eigenlijk is en of het niet altijd een subjectieve interpretatie is van de werkelijkheid. ▶▶ De relatie burger - museum is wel een frontlinie van Cultuur nieuwe stijl: de curator gaat ‘er op af’ en betrekt deze in het verzamelen van artefacten, de selectie en interpretatie ervan. Andersom kunnen burgers objecten uit de gevestigde collectie als gastcurator een nieuwe betekenis geven vanuit hun eigen perceptie. Er zijn niet alleen in Nederland, maar ook elders in Europa verschillende erfgoedinstellingen die hiermee experimenteren. Denk aan het Europese programma Museums tell different story’s en de erfgoedcellen in Vlaanderen die nu ook met zogeheten makelaars werken. ▶▶ De relatie is burger - kunstenaar is de meest spannende, maar voor het museum ook de meest riskante. We weten dat in de context van Cultuur nieuwe stijl de kunstenaar in staat wordt geacht een nieuwe
betekenis te geven aan de dagelijkse werkelijkheid. In dit geval zou het gevolg van de culturele interventie zijn dat het leven van de zeven vrouwen en hun directe omgeving wezenlijk anders zou worden. Het museum brengt dan zelf emancipatie teweeg in plaats van de feitelijke situatie te documenteren. Een voorbeeld hiervan staat notabene op de cover van Every Woman. Het is een geënsceneerde foto van de zeven vrouwen aan een gestylde ontbijttafel die niet toevallig refereert aan oude schilderijen van regenten uit de 17de eeuw. Wat vertelt dit over de werkelijkheid? Hoe wordt deze foto over honderd jaar geïnterpreteerd? Is dit een nieuwe taak van musea? Voor de vrouwen en de gewone buitenwereld is dat geen issue, maar binnen de museale wereld is hier het laatste woord nog niet over gezegd. Ook binnen de muren van Museum Rotterdam is dat nog een fascinerende ontdekkingsreis.
101 Zie: www.cal-xl.nl/projectenweb/every-woman/scan
hoofdstuk 4 nieuwe cultuur functies
Het grotestedenbeleid en Actieplan Cultuurbereik zorgen er voor dat vanaf 2000 sociaalartistieke praktijken een enorme boost krijgen. Met de opkomst van deze praktijken, groeit ook de behoefte aan nieuwe cultuurfuncties. In dit hoofd stuk worden die nieuwe cultuurfuncties nader toegelicht.
102
Van project naar programma Met de term ‘nieuwe cultuurfuncties’ worden cultuurmakelaars, -verkenners en -scouts bedoeld die, eerst in grotere gemeenten en later ook in plattelandsgemeenten, voor langere tijd zijn aangesteld als intermediair het cultuurparticipatiebeleid vorm en inhoud te geven. De afgelopen tien jaar hebben zij een belangrijke rol gespeeld in het aanjagen en ondersteunen van zowel klassiek cultuurbereik als Cultuur nieuwe stijl. Hoewel er geen compleet overzicht is van community arts praktijken in Nederland, wordt wel duidelijk dat er een sterke corelatie bestaat tussen de aanwezigheid van een aanjager en de concentratie en continuïteit van community arts projecten. Zonder aanjager komen deze projecten nauwelijks van de grond en zeker niet structureel. In de provincie Overijssel is dit feitelijk vastgesteld in een onderzoek van Letty Ranshuijzen1. In andere provincies dient hetzelfde beeld zich aan. Cultuuraanjagers opereren op verschillende niveaus binnen een gemeente. Afhankelijk van hun opdracht ligt het accent op: ▶▶ Het aanjagen van nieuwe vormen van cultuurparticipatie in de leefwereld van burgers (micro); ▶▶ Het stimuleren van de stedelijke infrastructuur om zich met deze projecten te verbinden (meso); ▶▶ (een bijdrage leveren aan) het ontwikkelen en uitvoeren van gemeentelijk beleid ten aanzien van cultuurparticipatie (macro). Vanwege hun langdurige aanwezigheid in een specifiek gebied, de opbouw van netwerken en een programmatische insteek zijn cultuur aanjagers in staat het incidentele karakter van projecten te overstijgen. Hun pionierende positie maakt het inbedden en verankeren van community arts praktijken binnen regulier beleid mogelijk. De praktijk leert echter dat opdrachtgevers en opdrachtnemers het nog altijd moeilijk vinden heldere afspraken te maken over de taakstelling en de beoogde effecten. En op welke wijze hierover naar derden wordt gecommuniceerd. Dat geldt niet alleen voor de betreffende projecten, maar ook voor de functie zelf. In de voorgaande hoofdstukken is aandacht besteed aan de projecten. In dit hoofdstuk wordt de functie van cultuuraanjager nader omschreven.
De pioniers De eerste cultuurmakelaar die in Nederland werd aangesteld was Henk Foekema. In 1998 startte hij zijn werkzaamheden in Alkmaar. Kort daarop werd cultuurscout Marget Wallee aangesteld in Rotterdam, in 2001 volgde Sikko Cleveringa in Deventer. In Alkmaar en Deventer bleef het bij één makelaar die als een spin in een web een netwerk om zich heen bouwde. In Rotterdam werden al snel meerdere cultuurscouts aangesteld die in verbinding stonden met directeuren van culturele instellingen als makelaars binnen de gevestigde infrastructuur. Een andere variant van
1
Letty Ranshuijsen,
(maart 2010), Niet invliegen, maar samen optrekken; community arts in Overijssel.
103
het beginnende cultuuraanjagersschap was het programma Kleurrijke Wijken van Kunstgebouw, de provinciale steunfunctie van Zuid-Holland. Cultuuraanjager Karel Winterink initieerde een serie kunstprojecten met de gemeenschap in onder andere Gouda, Delft en Gorinchem. Bij Kosmose in Eindhoven kreeg Warner Werkhoven de opdracht van de gemeente projecten rond culturele diversiteit aan te jagen. In de loop van de jaren 2000 duiken er in steeds meer gemeenten vergelijkbare functies op. In 2011, ruim tien jaar later, zijn naar schatting van het LPC in zeventig (deel) gemeenten cultuuraanjagers actief met een meerjarig programma1. Naast de pioniers en de vier grote steden zijn onder andere substantiële programma’s in Delft, Arnhem, Den Bosch en Tilburg gestart. Sinds 2009 heeft Groningen Buro Loeks en beginnen ook steden als Maastricht en Nijmegen aan de opbouw van een meerjarig programma2. Kleinere plattelandsgemeenten als Heerde, Lochum en Montferland hebben het cultuuraanjagen inmiddels omarmt alsook Parkstad Limburg, tien gemeenten in de provincie Utrecht en vijf kleinere gemeenten in de provincie Overijssel.
Beleidsmatig en financieel fundament Actieplan Cultuurbereik is een belangrijke impuls geweest voor het ontstaan van deze cultuurfuncties. Staatssecretaris van Cultuur Rick van de Ploeg constateerde destijds dat gesubsidieerde kunst vooral ten goede kwam aan relatief hoog geschoold publiek met een modaal en bovenmodaal inkomen. Actieplan Cultuurbereik wilde juist de rest van de burgers bereiken en nieuwe cultuuruitingen stimuleren. Daarnaast koos minister Rogier van Boxtel eind jaren negentig voor een uitbreiding van het grotestedenbeleid van vier naar zevenentwintig grote steden met daarin aandacht en financiële ruimte voor culturele projecten. Beide programma’s hadden een looptijd van vier jaar (2000-2004) en kregen daarna nog twee maal een vervolg. Het programma van Actieplan Cultuurbereik is nu ondergebracht bij het Fonds voor Cultuurparticipatie en loopt tot en met 2012.
2
Exclusief de cultuur-
coaches, combinatie-
In de nota van Rick van der Ploeg wordt het fenomeen cultuurmakelaar voor het eerst genoemd in een landelijk beleidsdocument.Toch is er vanaf dat moment geen specifiek beleid op deze nieuwe cultuurfunctie ontwikkeld. Actieplan Cultuurbereik was bedoeld voor activiteiten en niet voor personele lasten. Formeel kon de nieuwe functie niet uit de regeling betaald worden. In de praktijk werd dit vaak creatief opgelost, toch moest regelmatig matiging worden gevonden uit andere geldstromen. En die brachten hun eigen kleuring mee van de beoogde effecten. Cultuuraanjagen was pionieren met als gevolg een grote variatie aan praktijken.
functionarissen met een cultuurprofiel. Verspreid
104 over bijna alle gemeenten, zijn dat er een paar honderd. Zie www.cultuurcoaches.nl
Tot op heden worden de meeste aanjaagfuncties vrij provisorisch gefinancierd op basis van verschillende ‘geldpotjes’. Met de integratie van kunst
en cultuur in de herstructurering van achterstandswijken willen steeds meer woningcorporaties zich verbinden aan sociaalartistieke praktijken. Het aantal is echter nog schaars en tot nu toe wordt eerder het project gefinancierd dan de aanjager zelf. Als gevolg van enkele negatieve ervaringen, zoals de investering van Woonbron in de MS Rotterdam, zijn de regels voor financiering van activiteiten die niet direct gerelateerd zijn aan wonen ook aangescherpt. Zodra meer algemeen geaccepteerd wordt dat kunstprojecten een positieve return on investement hebben (het pleidooi van de CoP Cultuurimpuls) zijn er onbegrensde mogelijkheden. Het is nog de vraag hoe de beleidslijnen en onderliggende financiën bij overheden en corporaties zich vanaf 2012 gaan ontwikkelen en in welke mate de functie van aanjager opnieuw een plek krijgt. Na tien jaar pionieren en bewezen diensten zou de inbedding steviger mogen zijn. Deze publicatie wil het belang van de nieuwe cultuurfuncties opnieuw onder de aandacht brengen.
Missie, visie en positie In 2003 nemen aanjagers zelf het initiatief – met steun van Netwerk CS – te investeren in kennisdeling en verdere beroepsontwikkeling in een Landelijk Platform Cultuuraanjagers (LPC). Door middel van veldbezoeken, inventarisaties en conferenties is een beroepsprofiel opgesteld. In 2010 inventariseert de DSP-groep uit Amsterdam in opdracht van Fonds voor Cultuurparticipatie, Kunstfactor en Erfgoed NL welke cultuurfuncties in Nederland bestaan. Dat onderzoek krijgt zijn beslag in de publicatie Nieuwe Cultuurfuncties. Dit hoofdstuk borduurt op deze publicatie voort en werkt het begrip verder uit. Door onder andere een checklist voor opdrachtgevers en opdrachtnemers, hoopt dit werkboek tot een heldere afbakening te komen van missie, visie en positie van nieuwe cultuurfuncties.
Geen zes maar drie posities In publicatie Nieuwe Cultuurfuncties worden naast de drie bovenstaande functies ook nog de kwartiermaker, de cultuuraanjager en de cultuurcoach onderscheiden. Dat onderscheid wordt in bovenstaand overzicht vereenvoudigd. De kwartiermaker kan een nieuwe cultuurfunctie inrichten en wordt daarna eventueel zelf intendant of makelaar. De cultuurcoach is de combinatiefunctionaris cultuur voor de brede school en is een specifieke variant van die van cultuurverkenner of reguliere consulent cultuur en school. Het verschil tussen een cultuurmakelaar en –aanjager is in de publicatie arbitrair. De aanduiding cultuuraanjager wordt in dit werkboek gebruikt als verzamelbegrip voor alle nieuwe cultuurfuncties.
Profiel en competenties Een scherpe afbakening van missie, visie en positie van de nieuwe cultuur-
105
■ Algemene kenmerken van de nieuwe cultuurfunctie (missie) Opdracht
Cultuurparticipatie
De aanjager geeft uitvoering aan (delen van) het cultuurparticipatiebeleid van een gemeente en/ of fonds. Het draait om culturele projecten die van betekenis zijn voor burgers die aanvankelijk niet of nauwelijks gebruik maken van culturele voorzieningen.
Functie
Aanjager
De aanjager zorgt voor nieuw matches tussen (latente) vraag en aanbod als adviseur en eventueel als subsidiënt, maar voert in principe zelf geen projecten uit.
Sectoren
Cultureel én maatschappelijk
De aanjager bemiddelt in crosssectorale projecten met betrokkenheid van zowel culturele als maatschappelijke professionals (dit in tegenstelling tot een reguliere consulent). De ene aanjager bedient meer sectoren dan de andere.
Type interventie
Arena’s en kunstdisciplines
De aanjager bemiddelt en ondersteunt in principe projecten in alle vier de arena’s en in alle kunstdisciplines (met vraag en/of aanbod gestuurde accentverschillen): erfgoed en educatie, zelforganisatie, productie en/of programmering.
Ruimte
Territoriaal en/of categoraal
De aanjager heeft als werkterrein één of meerdere gebieden (deel)gemeenten, wijken en/of doelgroepen.
Tijd
Meerjarig
De aanjager werkt in periodes van twee tot vier jaar in een deeltijd of fulltime functie met eventueel mogelijkheid tot verlenging.
Geld
Gesubsidieerd
De aanjager heeft een gesubsidieerde functie. Meestal minstens vijftig procent uit cultuur participatie en daarnaast uit grotestedenbeleid, gemeentelijke begroting en/of particuliere fondsen.
Rechtspersoon Gemeente of Stichting
106
De aanjager is soms in dienst van de gemeente maar vaker bij een gesubsidieerde culturele of maatschappelijke instelling.
■ Specifieke kenmerken van de nieuwe cultuurfunctie (visie) Paradigma
Klassiek cultuurbereik (ver)leidt de aanjager doelgroepen naar instellingen en/of cultuur nieuwe of de instellingen naar doelgroepen of beide? stijl
Projectcyclus
Adviseur of ontwikkelaar
Wacht je projectplannen af of ga je zelf op zoek naar urgentie? Adviseer je over plannen of schrijf je ze zelf?
Institutionele Aannemer of ontwikkeling makelaar
Wie wordt eigenaar van nieuwe projecten? De eigen organisatie (Delft, Arnhem) of juist andere (Rotterdam, Deventer)?
Financiering en beleid
Volger of koploper
Wie beslist over het programma / de projectprioriteiten van de aanjager en hoe? Vooraf of achteraf? Prestatieafspraken?
Perspectief
Tijdelijk of structureel Maakt de functie zichzelf overbodig of is het in principe een permanente voorziening?
■ Positie van de nieuwe cultuurfunctie (focus) Overheidsbeleid Intendant (Universitair) (macro, derde lijn)
De intendant beïnvloedt cultuurparticipatie door de uitvoering van (deel-) gemeentelijke programma- en projectsubsidies. Opereert op niveau van openbaarbestuur en directies.
Professionele instellingen (meso, tweede lijn)
Cultuurmakelaar (HBO)
De cultuurmakelaar beïnvloedt cultuurparticipatie door de ontwikkeling van meerjarige programmalijnen met middenmanagement van culturele en maatschappelijke instellingen binnen zijn werkterrein.
Doelgroepen (micro, eerste lijn)
Cultuurverkenner, -scout of –coach (HBO/MBO)
De cultuurverkenner of –scout beïnvloedt cultuurparticipatiebeleid door het aanjagen van concrete projecten met de betreffende doelgroepen en veldwerkers.
107
functie maakt het functioneren van de aanjager makkelijker. Gebeurt dit niet, dan is het risico groot dat er bij verschillende partijen uiteenlopende verwachtingen zijn van wat de nieuwe functie voor hen betekent. Ook de aanjager zelf zal in dat geval moeite hebben een consistent en doelmatig programma te ontwikkelen. Op basis van bovenstaande tabel is een digitale checklist ontwikkeld voor de positionering van nieuwe cultuurfuncties. De afbakening van missie en positie is voor een belangrijk deel afhankelijk van de beleidscontext en de praktijk. De opdrachtnemer zal zelf vaak de ruimte krijgen zijn visie te formuleren. Het is belangrijk die ruimte te nemen en daar vervolgens weer draagvlak voor te zoeken bij de opdrachtgever en de andere betrokken partijen. Rest de vraag wat de toegevoegde waarde is van een aanjager ten opzichte van de rol van de kunstenaar en andere professionals die vanuit de gemeentelijke infrastructuur betrokken worden bij een project. Welke competenties moet de aanjager in huis hebben deze taak succesvol te volbrengen? In het beslismodel voor sociaalartistieke praktijken van 2005 staat een profiel voor cultuuraanjagers dat nog steeds bruikbaar is3. Kernbegrippen in dit profiel zijn onder meer: ▶▶ Leiderschap met lef, initiatief en stuurmanskunst; ▶▶ Flexibiliteit, slagvaardigheid en intuïtie; ▶▶ Motiveren en inspireren; ▶▶ Innovatie en imaginatie.
3
In dit profiel zijn onder
andere zes competentieprofielen opgenomen uit de publicatie De culturele aanpak van de HvA
Dit profiel wordt binnenkort verder uitgewerkt vanwege een actueel onderzoek naar best persons in krachtwijken4. Hoewel dit profiel een veel bredere scoop heeft dan het cultuurmakelaarschap – en ook informele aanjagers in het onderzoek betrekt – lijkt de uitkomst op voorhand relevant. Het voorlopig profiel is een feest der herkenning: best persons kennen de taal van zowel de systeem- als de leefwereld. Ze bemiddelen tussen beide werelden op een slagvaardige en empathische manier. Best persons kleuren graag buiten de lijntjes, stralen gezag uit op basis van waarden waar zowel burgers als professionals vertrouwen in stellen. In 2012 worden de resultaten van dit onderzoek gepresenteerd.
(1994). 4
Het onderzoek wordt
geleid door Gabriël van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg,
108 in opdracht van het Nicis consortium. De uitkomsten hiervan verschijnen begin 2012.
Op www.cal-xl.nl is de actuele checklists voor de positionering van nieuwe cultuurfuncties en het competentie profiel voor cultuuraanjagers te downloaden.
Meten is weten Net zoals voor culturele projecten geldt ook voor uitvoerders van nieuwe cultuurfuncties dat zij een toenemende druk ervaren zich steeds meer te moeten legitimeren met harde cijfers over prestaties en geleverde
diensten. Dat is niet eenvoudig voor deze functie: ▶▶ Een cultuuraanjager is intermediair. Zijn werk is geslaagd als anderen
het feitelijke werk overnemen. ▶▶ Betrokken organisaties die mede-eigenaar zijn van het project willen
daar vaak ook de credits voor krijgen. Dat kan gevoelig liggen. In het algemeen maken opdrachtgevers globale meerjarige prestatieafspraken die per jaar worden gedetailleerd en achteraf worden verantwoord. Nieuwe cultuurfuncties die sterk inzetten op Cultuur nieuwe stijl kunnen daar makkelijk mee omgaan omdat grotere community arts projecten vaak een aanlooptijd hebben van een jaar. Bovendien ontwikkelen ze die zelf op plekken waar de gevestigde instellingen nog niet opereren. Zo weet de opdrachtgever dat die projecten zonder makelaar niet waren geinitieerd. De nieuwe cultuurfunctie die meer inzet op klassiek cultuur bereik is daarmee ook meer dienstbaar aan het activiteitenprogramma van gevestigde instellingen en heeft meer moeite haar eigen meerwaarde aan te tonen. De resultaten kunnen kwantitatief worden uitgedrukt in aantallen projecten, deelnemers en publiek per jaar en aantallen professionals en organisaties die daarbij betrokken zijn. Kwalitatief kan een cultuuraanjager rapporteren over ontwikkelingen in de mate van cultuurparticipatie en cultuurbereik bij zowel burgers als professionele organisaties. De nieuwe databank en projectscan voor sociaalartistieke praktijken zijn ontworpen daar de komende jaren behulpzaam in te zijn. Op projectniveau worden deze data al vertoond. In de loop van 2012 worden functionaliteiten toegevoegd die het mogelijk maken projecten soepel op te tellen tot programma’s met dezelfde informatiewaarde5.
De cultuuraanjager in de projectscan De cultuuraanjager heeft in principe geen eigen plek in de projectscan: de scan representeert in haar totaliteit de blik van de cultuuraanjager. De aanjager denkt niet alleen in projecten, maar ook in programma’s. De artistiek leider voert de regie over de verschillende assen, maar voordat de creatieve kracht er is en nadat deze is vertrokken, is de aanjager al actief in dat web. Makers hebben vanuit hun rol een verticaal perspectief: zij graven in de leefwereld van de brongroep en vertalen hun bevindingen naar het publiek. Aanjagers denken vanuit hun rol meer in een horizontaal perspectief, in series projecten: ze verbinden zich meerjarig aan gemeenschappen en professionele instellingen en onderzoeken hoe zij zich kunnen ontwikkelen in de loop van de tijd. Hoe verbind je structureel de leefwereld met de systeemwereld (de bovenste en onderste helft van de scan) en het sociale met het artistieke, de linker met de rechter modus? Het verschil in perspectief kan tot spanningen leiden, maar is in de regel productief.
5
In de databank is
ruimte voor de presentatie van programma’s. Er zijn bijvoorbeeld jaarverslagen van organisaties te vinden die een actueel beeld geven hoe programma’s in de praktijk werken.
109
Belangrijke ontwikkelingen De laatste jaren is er een aantal ontwikkelingen zichtbaar die hier aandacht verdienen: ▶▶ Nieuwe cultuurfuncties hebben vanaf het begin een spannende los-vast relatie gehad met centra voor de kunsten. De laatste jaren wordt de trend zichtbaar dat aanjagers en centra voor de kunsten elkaar – al dan niet op aandrang van de lokale overheid – opzoeken. Op dit moment bevinden veel van deze centra zich financieel en inhoudelijk in zwaar weer. Dat maakt de vraag echter niet minder relevant: wat zijn de vooren nadelen van deze allianties en wat betekent het voor de betrokken partijen? ▶▶ Cultuuraanjagers worden steeds vaker gekoppeld aan wijkcentra en ander maatschappelijk vastgoed met een cultuurfunctie. Ook hier is het de vraag wat zijn de voor-en nadelen van de functie van aanjager? ▶▶ Er ontstaan nieuwe culturele ondernemingen die vanuit maatschappelijk engagement een aanjagende en bemiddelende rol hebben op het gebied van cultuurparticipatie. Hoe verhoud dit zich tot de klassieke aanjager uit de jaren 2000? ▶▶ Een tiental steden of regio’s in Nederland zijn in de race voor de nominatie van Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. Bij een aantal van de kandidaten staat community arts op de agenda. Wat betekent dat voor de verdere ontwikkeling van Cultuur nieuwe stijl?
Cultuuraanjagers en centra voor de kunsten
110
De alliantie tussen aanjagers en centra voor de kunsten is een win-win situatie. De aanjager maakt deel uit van een stedelijke organisatie. Voor de centra geldt omgekeerd dat de aanjager van betekenis is voor een groot aantal stedelijke partners. En dat er meer dan voorheen functionele relaties ontstaan tussen het kunstencentrum en de rest van de stad: van geïsoleerde cursusfabriek tot vitale netwerkpartner. Dit brengt een aantal uitdagingen met zich mee. Als de aanjager de opdracht heeft om met zoveel mogelijk andere culturele instellingen in de stad projecten en beleid te ontwikkelen, dan is een onafhankelijke positie geboden. Daar zijn werkbare constructies voor, maar dat gaat niet vanzelf. Ook de omslag van cursorisch werken naar projectmatig werken is niet eenvoudig. De consequenties van een sociaalartistieke insteek van cultuureducatie moeten goed geanalyseerd worden. Daarbij kan een centrum voor de kunsten beslissen om in drie andere arena’s te gaan opereren (zelforganisaties, producties, programmering). Het uitvoerend personeel wordt meer op haar kunstenaarskwaliteit aangesproken dan op docentkwaliteiten. Dat kan stimulerend werken, maar ook een brug te ver zijn. Centra die deze weg inslaan, zijn genoodzaakt de inrichting en cultuur van hun organisatie ingrijpend te veranderen.
Voorbeelden van programma’s van cultuuraanjagers ▶ Het programma Kunst in mijn Buurt in Deventer heeft in 2011 radicaal gekozen voor Cultuur nieuwe stijl. Sinds 2005 zijn culturele interventies meerjarig geïntegreerd in de herstructureringsprogramma’s van twee woningcorporaties. De cultuurmakelaar opereert vanuit Bureau Kunstcircuit, een onderdeel van De Leeuwenkuil, het centrum van de kunsten. In de periode 2001-2008 kreeg Kunst in mijn Buurt € 100.000 programma subsidie per jaar. Er zijn minstens twintig grotere projecten en programma’s ontwikkeld bestaande uit meer dan 250 deelprojecten, verdeeld over de vier sociaal-artistieke arena’s. Daarbij waren circa veertig instellingen betrokken waarvan er tenminste vijftien zich deze werkwijze echt eigen zijn gaan maken. Ongeveer duizend mensen hebben actief deelgenomen aan projecten en circa zeventig duizend mensen hebben de activiteiten bezocht. In 2002 zijn er zeven projecten gestart, in 2008 zijn er ruim zeventig (deel)projecten gerealiseerd met een omzet die oploopt tot ruim € 200.000 per jaar (evaluatie 2001-2008). www.kunstcircuit.nl ▶ Het programma van de Rotterdamse Scouts is de eerste en grootste in haar soort in Nederland. Het heeft lange tijd gefunctioneerd vanuit de onafhankelijke stichting NRC: Nieuwe Rotterdamse Cultuur. Per 1 januari 2010 zijn zij gefuseerd met de Stichting SBAW, bureau voor project- en organisatieontwikkeling voor de non-profitsector in Rotterdam. Er zijn nu twaalf scouts met één manager. In 2010 werden verdeeld over de elf deelgemeenten ruim 550 projecten door de cultuurscouts ondersteund met advies en bemiddeling (een groei van 30 procent ten opzichte van 2009). In 2011 kwam er een twaalfde deelgemeente bij. De cultuurscout heeft naast advies op maat in iedere deelgemeente een aantal algemene instrumenten tot zijn beschikking: het maken en bijhouden van de papieren of digitale culturele kaart, het verzorgen van culturele nieuwsbrieven en de organisatie van kunstborrels als netwerkbijeenkomst en podia voor nieuwe initiatieven. Meer dan voorheen ontwikkelen zij nu ook zelf projecten, maar zijn zo min mogelijk zelf eigenaar en altijd gericht op overdracht. De prestatieafspraken met de deelgemeenten en gemeente gaan over het aantal geleverde diensten en de inhoudelijke koers (bijvoorbeeld meer verbindingen met stedelijke instellingen en contact met woningcorporaties intensiveren). Er zijn geen afspraken over het type activiteiten dat wordt ondersteund, de omzet en het aantal deelnemers. De gemeente subsidieert in de periode 2010-2013 een bedrag van € 391.000. De deelgemeenten leggen daar nog eens vijftig procent bij. Daarnaast zitten de scouts al twee periodes in het landelijke kunstenplan. De totale begroting was in 2010 € 536.000. www.sbaw.nl/cultuurscouts/scouts/ www.culturelekaartrotterdam.nl
111
▶ Het programma van Kunst in de Wijken dateert van 2002 en werkt sinds 2010 als een klein projectbureau binnen de VAK, het centrum voor de kunsten, op basis van een integrale financiering van vijf ambtelijke afdelingen: Kunst & Cultuur, Wijkzaken, Jeugd & Onderwijs, Inburgering & Integratie en Welzijn, en een financiele bijdrage van Fonds 1818. Kunst in de Wijken jaagt niet alleen aan, maar functioneert ook als een gespecialiseerd productiebureau dat zelf eigenaar blijft over de uitvoering van community arts projecten in alle kunstdisciplines. In de uitvoering wordt wel samengewerkt met maatschappelijke partners in Delft, waaronder corporaties, scholen, welzijnsinstellingen en diverse culturele instellingen en organisaties. Zij organiseren jaarlijks minimaal acht projecten en programma’s die slim aansluiten op de beleidsdoelstellingen van de gemeentelijke afdelingen. Kunst in de Wijken beschikt vanaf 2010 jaarlijks over een programmabudget van € 90.000 (aanjaag en kantoorkosten) en een activiteiten budget van circa € 150.000. Vanaf 2002 zijn er meer dan tachtig (deel)projecten en programma’s uitgevoerd. In 2010 hebben circa drieduizend mensen deelgenomen aan de diverse projecten. Vanaf 2002 heeft Kunst in de Wijken naar schatting tien- tot vijftienduizend mensen (tien tot vijftien procent van de Delftse bevolking) bereikt. www.vak-delft.nl/Kunst_in_de_Wijken ▶ Als slotakkoord van dit hoofdstuk en deze publicatie is een vlammend relaas opgenomen over het programma Kunst in de Wijk in Arnhem door Jan Verschure, directeur van dit programma. www.kunstbedrijfarnhem.nl ▶ Buro Loeks in Groningen is een inspirerend voorbeeld van een recent initiatief dat door slim afkijken bij koplopers in korte tijd een stevig programma heeft opgebouwd. Een community arts productie van Zina Platform, het Noord Nederlands Toneel en lokale welzijnsparters betekende een succesvolle start. Er wordt nu hard gewerkt aan de uitbouw van een lokaal verankerd programma. www.buroloeks.nl
112
▶ Niet alleen gemeenten maar ook provincies werken met aanjagers. In de provincie Overijssel werken vanuit Kunst en Cultuur Overijssel (KCO) vier makelaars in clusters van gemeenten verspreid over de provincie. Deze worden centaal aangestuurd. In de provincie Utrecht werken in totaal tien (!) cultuuraanjagers in kleinere gemeenten als Houten, Veenendaal en Soest aan cultuurparticipatie en aan Cultuurplatforms. Het concept van Cultuurplatforms en het netwerk van aanjagers wordt via ZIMIHC provinciaal ondersteund, maar de makelaars hebben decentraal gefinancierde gemeentelijk aanstellingen. www.kco.nl/index.cfm?art_id=502 www.zimihc.nl/consulenten/Cultuurscout.htm
Kruisbestuiving cultuurhuizen en -aanjagers Een groot aantal gemeenten heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in multifunctionele accommodaties (MFA’s) in wijken, waaronder ook de veertig krachtwijken. In veel gevallen is het een multifunctioneel wijkcentrum, een brede school of zorgvoorzieningen. Daarbij is vaak ook voor een cultuurfunctie gekozen, meestal een podium en/of een bibliotheek met daarnaast ruimte voor cultuureducatie en/of -productie. Zo kent Rotterdam de Lokale Cultuur Centra, Den Haag de Cultuurankers, Utrecht Culturele Trapveldjes en de provincie Overijssel Cultuurhuzen. Als er sprake is van nieuwbouw of ruimte voor een ingrijpende verbouwing wordt het gebouw vaak – onder architectuur – gepositioneerd als icoon in de wijk. De kwetsbaarheid van deze accommodaties is dat er eenmalig een flink bedrag wordt geïnvesteerd in stenen, maar dat er weinig middelen worden gereserveerd voor een duurzame exploitatie en programmering van deze kolossen door mensen. Die continuïteit is daarbij extra gevoelig voor de luimen van de verschillende gebruikers en de politieke waan van de dag. De opkomst van cultuurcentra en van cultuuraanjagers zijn twee op zichzelfstaande ontwikkelingen geweest. Anno 2011 beginnen politiek en de praktijk verbindingen te leggen. De cultuuraanjagers zijn onzichtbaar, hebben veel activiteiten, maar weinig ruimte. De wijkcentra zijn zichtbaar, hebben weinig activiteiten, maar veel ruimte. Een combinatie ligt voor de hand. Naast voordelen zijn er nadelen. Voor klassiek cultuurbereik pakt die balans goed uit, maar voor Cultuur nieuwe stijl is dat minder evident. Bij de laatste variant kan de stenen accommodatie al snel een blok aan het been worden. Zodra een aanjager (mede)verantwoordelijk wordt gemaakt voor de succesvolle exploitatie en programmering van een dergelijk gebouw, is de kans groot dat dit een grotere preoccupatie wordt dan de werkelijke vraag van de te bedienen doelgroepen. Als er al behoefte is aan ruimte dan nog is het niet eenvoudig verschillende doelgroepen zich thuis te laten voelen in één gebouw met verschillende systeemfuncties. Als het lukt verschillende gebruikers en doelgroepen onder één dak samen te brengen, dan gebeurt er in de rest van de wijk misschien niet meer zoveel. De centra functioneren meestal in een linker modus van orde en regelmaat, terwijl de aanjager letterlijk en figuurlijk ruimte zoekt voor rechter modus activiteiten. Dat neemt niet weg dat er legio voorbeelden zijn van community arts projecten die voordeel hebben bij een goed uitgerust wijkcentrum. Een belangrijk aandachtspunt voor opdrachtgevers en opdrachtnemers is: zorg dat voor de cultuuraanjager de (wijk)accommodatie geen doel wordt maar een middel blijft – naast vele anderen – om cultuurparticipatie van burgers en professionals te bevorderen. 113
Voorbeelden van cultuurhuizen ▶ Rotterdam kiest sinds een aantal jaren voor een politiek van Lokale Cultuur Centra (LCC’s). De cultuurscouts worden gevraagd de LCC’s als uitvalsbasis te nemen en stedelijke instellingen worden gevraagd daar speciale programma’s voor te ontwikkelen. Scapino Ballet en het Rotterdams Filharmonisch Orkest hebben daar succesvolle formules voor ontwikkeld. Ook het Rotterdams Wijktheater maakt gebruik van deze wijkvoorzieningen. Kwetsbaar in deze politiek is dat de centra ondanks de nodige investeringen een wat desolate uitstraling hebben en dat beheerders van de dienst sport en recreatie met geringe budgetten en kennis van zaken een programmering moeten zien rond te krijgen. Om die reden is er een proces van verzelfstandiging ingezet zoals LCC De Larenkamp. In Delfshaven is de LCC functie nu gekoppeld aan het Rotterdams Centrum voor Theater. In IJsselmonde bouwt men aan een Cultuurwerkplaats. ▶ De Cultuurankers in Den Haag zijn van recentere datum, maar stevig opgetuigd met hoger opgeleide en gespecialiseerde aanjagers en programmeurs. Ook hier weinig programmeringsbudgetten. Koplopers als het Theater Zuidplein en Culturalis laten echter zien dat laagdrempelige verhuur aan lokale gemeenschappen en profesionele coaching meer publiek bindt dan een eigen programmmering. ▶ Overijssel heeft naam gemaakt met haar Cultuurhuzen die nu ook elders in Nederland in verschillende varianten vorm krijgen. De meeste Cultuurhuzen hebben een vrij conventionele programmering en community arts kan beslist bijdragen aan meer leven in de brouwerij. Het crosssectorale karakter van deze projecten draagt ook bij aan samenwerking en ontschotting tussen de verschillende gebruikers.
Makershuizen De laatste jaren ontstaan er nieuwe culturele organisaties die cultureel ondernemerschap koppelen aan maatschappelijk engagement en die daarbij ook aanjager / intermediair worden voor cultuurparticipatie. Daarmee raken zij aan de functie van de cultuuraanjager. Voorbeelden hiervan zijn het Makershuis in Den Bosch, Tetem in Enschede, PeerGroup in Veenhuizen en ook een organisatie als Mothership in Rotterdam. De overeenkomst met cultuuraanjagers is dat zij projecten en partnerships aanjagen op het raakvlak van kunst en samenleving. Een verschil is dat zij deze projecten zelf uitvoeren. Zij kiezen voor maatschappelijk ondernemen en hebben minder een nutsfunctie dan de gemiddelde cultuuraanjager in de jaren 2000. 114
Een aantal karakteristieken op een rij: ▶▶ Cultureel ondernemend (eerst de markt, dan de overheid ▶▶ Maatschappelijk geëngageerd (zelf er op af, andere volgen); ▶▶ Geworteld in professionele kunsten (community arts als avant garde); ▶▶ Geworteld in regio (maar met een landelijk bereik); ▶▶ Is aanjager, bemiddelaar en projectontwikkelaar voor sociaalartistieke
praktijken; ▶▶ Voert deze ook zelf uit met zelfstandig kunstenaars als onder
aannemers; ▶▶ Investeert in de kwaliteit en kwaliteitsbewaking van haar pool van onderaannemers; ▶▶ Beschikt over eigen accommodatie(s) in de sfeer van broedplaatsen; ▶▶ Zet in op meerjarige programma’s met maatschappelijke organisaties als partner en/of opdrachtgever; ▶▶ Investeert niet alleen in cultuurparticipatie, maar ook in andere takken van sport zoals cultuur en economie en beroepsontwikkeling kunstenaars in meer algemene zin; ▶▶ Ambieert op al deze terreinen de positie van koploper; ▶▶ Positioneert zich daarin wel meer als culturele voorziening dan als zelfstandig ondernemer. De praktijken van regiekunstenaars als Titia bouwmeester, Jeanne van Heeswijk en Adriaan Nette komen dicht bij deze karakteristiek. Toch
■ Eerste nieuwe cultuurfuncties
Nieuwe culturele ondernemingen
Taakopvatting
Nutsfunctie (algemeen belang)
Particulier initiatief (eigen belang)
Primaat bij
Overheid
Markt
Paradigma
Cultuurbereik
Cultuur nieuwe stijl
Uitvalsbasis
Cultureel centrum
Broedplaats
Focus product
Sociaal proces
Artistiek product
Uitvoering
Afhankelijk van andere culturele instellingen
Onafhankelijk van andere culturele instellingen
Kwaliteitsbewaking Investeert in kwaliteitbeleid van en investeringen andere instellingen
Investeert in kwaliteit ‘eigen’ professionele kunstenaars
Regie en signatuur Spreiding over diverse actoren
Monopolie
115
positioneren zij zich – vooralsnog – meer als zelfstandig ondernemer dan als culturele voorziening. Ze zijn meer kunstenaar dan cultuuraanjager. De bovenstaande opsomming is zwart-wit gesteld, maar dat helpt de nieuwe trends scherp zichtbaar te maken. Dat geldt ook voor de vergelijking hieronder waar de klassieke aanjagers enigszins suffig afsteken ten opzichte van de nieuwe culturele ondernemingen. In werkelijkheid vertonen echter steeds meer nieuwe cultuurfuncties kwaliteiten die hier aan de nieuwe culturele ondernemingen worden toegeschreven en zijn nieuwe culturele ondernemingen minder trendy dan ze in onderstaand schema worden voorgespiegeld. Een eerste blik op de vergelijking leert dat de nieuwe culturele ondernemingen in vorm en inhoud goed inspelen op de tijdgeest. Door hun relatief onafhankelijke positie zijn ze effectief in gebieden met weinig culturele infrastructuur. Ze staan voor een accumulatie van expertise op dat vlak, nemen alle uitvoeringszaken uit handen en staan garant voor aansprekende resultaten. Cultuuraanjagers hebben als adviseur en bemiddelaar minder directe invloed op de projectuitvoering dan de makershuizen, die vaak zelf projecteigenaar zijn. Bij nader inzien kan deze benadering ook grote beperkingen en risico’s met zich mee brengen. Bestuurders moeten dit aansprekende particuliere initiatief niet gaan verwarren met algemene nutsfuncties. Deze ondernemingen kunnen en willen niet de publieke rol overnemen van een bibliotheek of cultureel centrum met een algemeen en duurzaam bereik. Door de expansieve stijl van de nieuwkomers kan deze culturele infrastructuur wel buiten spel komen te staan en/of lui worden op het vlak van cultuurparticipatie. Het is onverstandig op één paard te wedden omdat dat de potentiële inbreng en continuïteit van andere instellingen ondergraaft en afhankelijk wordt van de artistieke kwaliteit en het maatschappelijke engagement van één club. De kans is dan groot dat de regie en signatuur van een dergelijke club al snel zo specifiek wordt dat het voor een groot deel van de samenleving haar doel voorbijschiet. In dat licht blijft het van belang de meer publieke rol van de klassieke cultuuraanjager in het oog te houden en de meerwaarde die dat oplevert in het functioneren van de algemene culturele en maatschappelijke infrastructuur.
Voorbeelden van makershuizen
116
▶ Het (voorheen Bossche) Makershuis is een culturele onderneming die projecten acquireert bij opdrachtgevers, profit en non-profit, en die aanbesteedt aan creatieve zelfstandigen. Met een kernteam van projectcoördinatoren blijven ze zelf eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van
het geleverde werk. Kunstenaars worden bij de uitvoering van maatschappelijke projecten begeleid en geschoold. Ook ontwikkelt Het Makershuis zelf concepten (zoals www.makerskamer.nl en www.verwonderstraat.nl). Het (Bossche) Makershuis is gestart in 2007 en werkt vanaf het begin primair op basis van opdrachten van maatschappelijke organisaties. De afgelopen jaren hebben zij elk jaar een significante groei doorgemaakt van bijna zestig procent. In 2011 hebben zij een omzet van € 350.000 en zijn minstens vijftig projecten uitgevoerd met ruim 125 kunstenaars als opdrachtnemers. Ruim zeventig procent van de omzet in 2011 komt van opdrachtgevers, veertien procent bestaat uit aanvullende subsidie en vier procent komt voort uit sponsoring. Van het totale budget wordt 25 procent gereserveerd voor organisatiekosten, 75 procent wordt uitgegeven aan kunst en kunstenaars. De belangrijkste opdrachtgevers van het Makershuis zijn woningcorporaties. www.hetbosschemakershuis.nl ▶ TETEM kunstruimte verbindt kunst en maatschappij. TETEM is een ontmoetingsplek en podium in Enschede voor beeldende kunst waarin kunstprojecten gecreëerd, geanalyseerd en gepresenteerd worden.TETEM is breder dan communitya arts alleen, maar is voor de regio wel de spil van maatschappelijke projecten. Ook TETEM investeert in scholing en coaching van de uitvoerende kunstenaars. www.tetem.nl ▶ De PeerGrouP maakt locatietheater in het noorden van Nederland. Locatietheater waarbij niet in de eerste plaats de locatie centraal staat maar de mensen: de gemeenschap die bij die locatie hoort. PeerGroup bestaat uit een kern van vaste medewerkers, aangevuld met freelance specialisten. Ook PeerGroup investeert in een nieuwe generatie kunstenaars in het scholingstraject De Afleiding. www.peergroup.nl
Culturele hoofdstad van Europa In 2018 mag Nederland een Culturele Hoofdstad van Europa leveren. Almere, Utrecht, Maastricht, Den Haag, de provincies Friesland en Brabant zijn de uitdaging aangegaan en presenteren in 2013 een bidbook. Veel kandidaat-steden zoeken naar artistieke projecten voor en met de eigen gemeenschap. Deze ontwikkeling is niet nieuw. Het blijkt zelfs een opmerkelijk patroon te zijn in programma’s die eerder in Europa zijn ontwikkeld. Een voorbeeld daarvan is Ruhr 2011. Collin, een netwerk van creatieven met als spil de NHTV Breda University, heeft onlangs een boek opgeleverd met daarin een terugblik op een aantal
117 6
Collin (2011), Culturele
hoofdstad van Europa, meer dan een jaar viering,
van die culturele programma’s elders.6 Uit het boek blijkt dat de belangstelling binnen deze programma’s voor community arts zeker kansen biedt, maar dat community arts fundamenteel iets anders is dan city marketing. Investeren in het imago van de eigen regio voor een internationaal publiek en in het vestigingsklimaat voor kenniswerkers is een andere tak van sport dan het investeren in de cocreatie van Cultuur nieuwe stijl met burgers in de periferie van je stad. Neemt niet weg dat – als je de artistieke keuzes ziet in andere internationale kunstmanifestaties – een weloverwogen integratie van community arts in het programma van de Culturele Hoofdstad eigenlijk niet meer mag ontbreken. ■◀
118
essay het arnhems model Na Rotterdam is het programma Kunst in de Wijk in Arnhem met zes cultuurscouts in negen wijken het grootste gemeentelijke programma in Nederland. Stichting Beleven is als zelfstandige stichting in 2003 dit programma begonnen met sociaalartistieke projecten in meerdere buurten. Deze activiteiten zijn in de jaren daarna uitgebouwd met de aanstelling van de eerste twee cultuuraanjagers in de wijken Malburgen en Presikhaaf. Nu zijn er zes aanjagers actief.
Jan Verschure Directeur Stichting Beleven en voorzitter van het Landelijk Platform Cultuur aanjagers
Met de aanname van de gemeentelijke cultuureducatienota 2008-2012 De Bakens Verzetten, wordt het programma Kunst in de Wijk in de lente van 2008 onderdeel van een integraal uit te voeren cultuureducatie praktijk. De realisatie van de nota, met in totaal zeven actieprogramma’s, wordt neergelegd bij stichting Beleven en het Domein van Kunst en Cultuur (Arnhems Centrum voor de Kunsten). Beide instellingen gaan hiertoe het samenwerkingsverband Kunstbedrijf Arnhem aan en spreken tevens de intentie tot fusie uit. Vanaf medio 2008 kent Arnhem aldus een volwaardig en vooruitstrevend programma Kunst in de Wijk aangestuurd door zes cultuuraanjagers welke met hun initiatieven driekwart van de stad bestrijken. Zij zijn verantwoordelijk voor: ▶▶ het tot leven brengen van kunstzinnig klimaat in de wijken; ▶▶ de regie over de wijkactieprogramma’s voor kunst en cultuur; ▶▶ het initiëren dan wel faciliteiten van sociaalartistieke projecten (streven minimaal een groot community arts project per jaar per wijk); ▶▶ het bemiddelen tussen collega kunstinstellingen en de wijkpraktijk; ▶▶ bewerkstelligen actief kunst en cultuur netwerk in de betreffende buurten: kunstenaars; artiesten; amateurkunstverenigingen; festivals en belangstellenden. Omdat het Arnhemse programma Kunst in de Wijk uitgevoerd wordt vanuit één kern (Kunstbedrijf Arnhem) is het mogelijk voortdurend een relatie
119
te leggen tussen de kunstactiviteiten in de wijken en andere kunstinitiatieven zoals: de cursussen van de kunstvakscholen; cultuureducatie op de scholen (PO en VO); de producten van collega kunstinstellingen / zelfstandige makers / amateurkunstverenigingen en alle initiatieven op het gebied van talentontwikkeling. Weinig staat meer op zichzelf. Activiteiten versterken elkaar. Doorlopende leerlijnen worden regel. Onafhankelijkheid is daarbij in de opdracht van de gemeente Arnhem gewaarborgd. Van cultuuraanjagers wordt in eerste instantie verwacht dat zij bij uitvoerende activiteiten vooral een beroep doen op makers en kunstproducenten van buiten het Kunstbedrijf. Zo is Kunstbedrijf Arnhem er de afgelopen vier jaar in geslaagd Kunst in de Wijk integraal onderdeel te maken van de wijkaanpak in de Vogelaar- en GSO-wijken met een dito goede uitgangspositie om aanspraak te maken op de betreffende budgetten en fondsen. En heeft het Arnhems model in de periode 2008 – 2011 laten zien dat het heersende hap-snap-karakter van de community art praktijk (prachtig project, mooie resultaten, maar dan….) overstegen kan worden. Het best practice voorbeeld Model Arnhem is duidelijk en effectief: 1 Het plaatselijk centrum voor de kunsten (Kunstbedrijf Arnhem) staat borg voor een stabiele basis en de voortdurende wisselwerking met andere cultuurwerkvelden. 2 De cultuuraanjagers dragen zorg voor een sterke uitgangspositie (draagvlak + financiële middelen), samenhang (netwerk + match tussen partijen) en continuïteit (behoud van enthousiasme + planvorming langere termijn). 3 De makers, kunstenaars en collega-instellingen brengen initiatief en passie in de wijken met hoogstaande projecten en impulsactiviteiten vol van artistieke kwaliteit, dynamiek en verwondering.
120
Enkele actuele en aansprekende voorbeelden uit deze Arnhemse praktijk: ▶▶ Zon op Zuid: achttien kunstenaars richten met bewoners van evenzoveel straten kunstmanifestatie in, lente 2011; ▶▶ Introdans realiseert dansprojecten en uitwisseling tussen bewoners Malburgen en dansgroepen uit Zuid Afrika en Brazilië, herfst 2010 – herfst 2011; ▶▶ Wijken en basisscholen sluiten aan bij Sprookjesfestival, herfst 2011; ▶▶ Beeldend kunstenaars verkennen grens tussen kunst en kinderspel met de realisatie van kunstzinnige speelobjecten. 2010 Presikhaaf; ▶▶ Wijk Geitenkamp sluit strategie verbond met theaterfestival Hoogte 80: elk jaar een Bult Theater met Hemelvaart; ▶▶ Model Arnhem staat ook aan de basis van het New Arts programma, een ketenbenadering van hiphopcultuur die nu in heel Oost Nederland
wordt doorontwikkeld (samenwerkingsverband Powered by New Arts, zes centra voor de kunsten: Apeldoorn, Arnhem, Deventer, Enschede, Nijmegen en Zwolle, 2011 - 2012); ▶▶ Totaal waren de cultuuraanjagers in 2010 betrokken bij de realisatie van 63 projecten. Ondertussen is de maatschappelijk uitgangspositie voor kunst en wijkaanpak drastisch veranderd. Het nieuwe Arnhemse programma Kunst in de Wijk anticipeert hierop met nieuwe accenten richting toekomst welke op dit moment al deels in praktijk zijn omgezet. De focus verschuift naar: ▶▶ Faciliteren zelfwerkzaamheid; ▶▶ Bewerkstelligen nieuwe verbanden van buurtgerichte kunstenaars en
wijkgerichte amateurkunstprojecten; ▶▶ Kunsthuizen bieden ruimte en gelegenheid voor eigen initiatief wijk
bewoners; ▶▶ Vormgeven wijk-kunst-communities met inzet van site, nieuwsbrief,
social media en eigen programmering; ▶▶ Uitbreiding makelaarsfunctie collega kunstinstellingen welke vorm
en inhoud willen gaan geven aan Art with People projecten (cocreatie leidend beginsel) als onderdeel van de Cultuur nieuwe stijl praktijk; ▶▶ Succesvolle formats worden uitgezet in meerdere wijken; ontwikkel kosten spreiding over meerdere uitvoeringen: Rad van Verbeelding. De samenhang via Kunstbedrijf met andere werkvelden van kunst en cultuur blijft op hetzelfde moment uitgangspunt en de samenwerking met scholen in de wijken wordt verder geïntensiveerd. De gemeente Arnhem neigt voor de nieuwe beleidsperiode naar voortzetting van het succesvolle programma Kunst in de Wijk. Met een basisbegroting van € 300.000 (twee euro per Arnhemmer) is aldus een levende kunst en cultuur praktijk in de wijken met een verdere uitbouw van Cultuur nieuwe stijl verzekerd. Met aanvullende fondsen, sponsoring en wijkgelden van bewoners ontstaat een programma voor de periode 2012 – 2015 met een omvang van ruim € 500.000 per jaar (= twee procent cultuurbegroting Arnhem = 25 miljoen euro). Geen geld voor zo’n aansprekend gebeuren en wellicht een eye-opener dan wel inspiratiebron voor andere gemeenten / cultuurbeleidsmakers elders in het land (zie w ww.kunstbedrijfarnhem.nl/ wijken). ■◀
121
welzijn nieuwe stijl Voor deze tekst is gebruik gemaakt van de informatiebrochure Welzijn Nieuwe Stijl van VWS.
In een boek met de titel Cultuur nieuwe stijl over sociaalartistieke praktijken mag een passage over Welzijn Nieuwe Stijl natuurlijk niet ontbreken. Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) is een recent programma van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) dat zij samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en werkgeversorganisatie MOgroep Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (W&MD) heeft opgezet. Doel is om de uitvoering van de Wmo te optimaliseren en de ingezette lijn van vernieuwing vast te houden en verder versterken. Uit een eerste evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en contacten met gemeenten is gebleken dat vooral de (sturings)relatie tussen gemeenten en welzijnsinstellingen en de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk een extra impuls kunnen gebruiken. Dat is dan in ieder geval al een eerste overeenkomst met Cultuur nieuwe stijl. In vervolg op die constatering heeft de werkgroep van WNS acht principes geformuleerd die als bakens kunnen dienen bij een optimalisatie van die opdrachtgever/opdrachtnemer relatie en de professionaliteit in het veld. We bespreken hieronder kort de acht bakens en koppelen dat gelijk door naar Cultuur nieuwe stijl. Dat is om tenminste drie redenen handig om te doen: ▶▶ Bij sociaalartistieke praktijken komen sociale en artistieke professionals
elkaar veel tegen en het is goed om op de hoogte te zijn van nieuwe ontwikkelingen in elkaars beroepspraktijk; ▶▶ Bakens voor het optimaliseren van de opdrachtgever/opdrachtnemer relatie en de professionaliteit in het welzijnswerk zijn mogelijk ook relevant voor de culturele sector; ▶▶ Er zijn al diverse voorbeelden bekend van community arts projecten die mede vanuit de Wmo zijn gefinancierd (zoals een cultuuraanjager met twee pilots in gemeente Haarlemermeer). 122
De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl Er zijn acht bakens geformuleerd en die vallen onder vier subkopjes. Hieronder een korte samenvatting van wat VWS daar over schrijft en welke gedachte dat oproept in het licht van Cultuur nieuwe stijl. ■ Acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl Vraaganalyse
1 gericht op de vraag achter de vraag; 2 gebaseerd op de eigen kracht van de burger;
Organisatie van het aanbod
3 direct er op af; 4 formeel en informeel in optimale verhouding; 5 doordachte balans van collectief en individueel;
Richting geven aan de werkwijze
6 integraal werken; 7 niet vrijblijvend, maar resultaatgericht;
Randvoorwaardelijk 8 gebaseerd op ruimte voor de professional.
Vraaganalyse Welzijnswerk in Nederland probeert al enige tijd een omslag te maken van aanbod- naar vraaggerichtheid, maar het komt niet overal van de grond. Vraaggericht is echter geen kwestie van ‘u vraagt en wij draaien’. De essentie van vraaggericht werken is er veel meer in gelegen om – samen met de burger(s) – te zoeken naar de vraag achter de vraag. Daarom dient ook de houding bij de aanbodzijde te veranderen. Als de vraag van de burger eenmaal helder is, vraag je je tegelijkertijd af wie wat doet. Wat kunnen de burgers zelf, of met hulp uit de directe sociale omgeving doen? Wat kan de rol zijn van sociale verbanden in wijk of buurt? Hoe kunnen vrijwilligers worden ingezet? Wat kunnen buren, en familieleden betekenen bij individuele hulpvragen? Met andere woorden: wat doen de professionals en wat doen de burgers? Cultuur nieuwe stijl is ook op zoek naar de maatschappelijke ‘vraag achter de vraag’ en cocreatie met burgers (de stappen 1 en 3 van de projectscan). Kunstenaars stellen echter totaal andere vragen dan welzijnswerkers. In de WNS publicatie valt op hoe probleemgericht het welzijnswerk nog steeds is. Wat dat betreft geen spoor van een nieuwe stijl. De vraag naar je talent en het mogelijke antwoord van de kunstenaar is en blijft in die zin complementair aan die van de welzijnswerker. Organisatie van het aanbod De vraag of de burger naar de instelling toe moet komen of de instelling naar de burger, speelt ook in het welzijnswerk. Net als in de cultuursec-
123
tor is in de analyse van WNS de welzijnssector te afwachtend geweest. Welzijn moet weer opnieuw kiezen voor een ‘er op af’-aanpak. Als de mensen niet naar jou toe komen, dan zoek je ze op. WNS zet daarnaast in op het zelfoplossend vermogen van burgers. Daar waar mogelijk helpt de welzijnswerker niet meer de hulpbehoevende burger, maar het netwerk van vrijwilligers die (potentieel) voor deze burger willen zorgen. De lokale inzet zal bijvoorbeeld gericht zijn op het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers en het benaderen van potentiële vrijwilligers. WNS stuurt aan op collectieve aanpakken voor individuele problemen. Collectieve aanpakken zijn niet alleen goedkoper, maar bieden ook vaak een betere oplossing. De buurtmaaltijd is niet zelden effectiever (want biedt bijvoorbeeld mogelijkheden tot contact) dan de individuele bezorging aan huis. De cultuur- en welzijnssector kunnen elkaar dus de hand geven en samen ‘er op af’ gaan. Wat zelfoplossend vermogen betreft heeft de creatieve sector in ieder geval ook veel te bieden. Culturele interventies zijn in feite collectieve aanpakken voor individuele problemen en gelukkig zelfs meer dan dat (Zie het poppetje Leonardo in stap 2c van de projectscan). Richting geven aan de werkwijze De gemeentelijke beleidsvisie is bepalend voor de organisatie van de aanpak. Gemeenten formuleren beleid en stellen prioriteiten die kaderstellend zijn voor de organisatie en professionals. Waarvoor kiest een gemeente? De vraag centraal stellen vereist in de visie van WNS een integrale en samenhangende aanpak van professionals. Dienst- en hulpverleners komen niet ver als ze opereren alsof ze op een eiland zitten. Nadrukkelijk is hier de invulling van de regierol van de gemeente aan de orde. Het is in de visie van WNS de gemeente als opdrachtgever én regisseur die bij uitstek geschikt is om partijen bij elkaar te brengen. In het kader van Cultuur nieuwe stijl is dat een interessant gezichtspunt. Cultuuraanjagers hebben de afgelopen tien jaar van onderop veel pionierswerk gedaan om sociale en culturele partijen rond concrete projecten bij elkaar te brengen. Vaak werden zij gefrustreerd door mono-sectoraal denken bij overheden en de stedelijke infrastructuur. Als gemeenten vanaf nu in prestatieafspraken en goed opdrachtgeverschap aansturen op een integrale aanpak (en daar hun eigen instrumentarium ook daadwerkelijk op gaan inrichten!) dan is daarmee een wereld te winnen. Zie verder stap 3c van de projectscan. WNS pleit overigens ook voor prestatieafspraken tussen professionals en burgers over de vraag op welke ondersteuning van professionals en vrijwilligers men kan rekenen, wat daarbij de eigen inzet is en naar welke resultaten wordt toegewerkt. Die zakelijke tendens is in bepaalde segmenten van sociaalartistiek werken ook aan de gang zoals bijvoorbeeld in talentontwikkelingstrajecten. 124
Randvoorwaardelijk Professionals Nieuwe Stijl staan midden in de samenleving. Zij moeten adequaat kunnen communiceren met collega’s van de eigen organisatie, met vrijwilligers en met partners. Ook wordt van hen verwacht dat ze ondernemend zijn, naar de doelgroep toegaan, in ketens kunnen samenwerken en hier soms de regie in nemen. Zulke professionals moeten dan wel ruimte krijgen zelf te beslissen hoe zij die kennis en ervaring kunnen inzetten. Ruimte voor de professional kan slechts bestaan wanneer er vooraf goede afspraken zijn gemaakt over de te behalen resultaten en hoe daarover achteraf verantwoording wordt afgelegd. Bovendien vraagt het vakmanschap. Professionals moeten beschikken over de juiste vaardigheden en in staat zijn deze behoorlijk op peil te houden. Het gaat om kennis van basismethodieken en het kunnen putten uit een repertoire van interventies waarvan bewezen is dat ze werken. Vanuit Cultuur nieuwe stijl wordt dat belang ook onderkent. Cal-xl investeert in documentatie, onderzoek, scholing en netwerkvorming voor zowel sociale als artistieke professionals en biedt met deze publicatie praktische handvatten om vooraf goede afspraken te kunnen maken over de te behalen resultaten en daar achteraf verantwoording over af te leggen. ■◀
125
Colofon Uitgever: pck publishing Amsterdam, 2012 Auteur: Sikko Cleveringa Eindredactie: Aukje de Boer Fotografie: Sanne Donders en Mark Janssen (Project Every Woman), Barbara Erdner en Adriaan Nette (Click), Adriaan Nette (MININAA), Moon Saris en Rene den Engelsman (project De Verhalenbakkerij), Seppe Ruberti en Sabri Varan (project Zon op Zuid) en vele anderen. Figuren: Mark Schalken (De Ruimte Ontwerpers) Omslagontwerp en vormgeving: De Ruimte Ontwerpers vof, Utrecht-Amsterdam (Mark Schalken & Robbert Slotman) Drukwerk: Roto Smeets Grafiservices, Utrecht Met dank aan: Jan Brouwer, Krista Heijster, Adriaan Nette, Jan Verschure, Wouter Hilleart, Jasmina Ibrahimovic (Kantine Oost), Lies Joosten (Zon op Zuid), Michelle van der Tier (Verhalenbakkerij), Irene van Renselaar (Every Woman) Cultuur nieuwe stijl is een cocreatie in samenwerking met: Cal-XL en het Landelijk Platform Cultuuraanjagers. Met ondersteuning van: Cultuurfonds BNG Vereniging Nederlandse Gemeenten, Cultuur-Ondernemen, Fonds Cultuurparticipatie. isbn/ean: 978-90-818495-0-0 © Sikko Cleveringa Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Hoewel de auteurs haar uiterste best hebben gedaan om de inhoud van deze uitgave zo accuraat mogelijk samen te stellen, is zij niet verantwoordelijk voor enige schade die kan voortvloeien uit informatie in deze uitgave.
126
Verantwoording en credits Dit boek is het resultaat van de zoektocht die ik gedurende ten minste vijf jaar in vervolg op het voorgaande beslismodel met een groot aantal mensen heb gedeeld in gezamenlijke leertrajecten en praktijken. Enerzijds ben ik gefascineerd en overtuigd van de kracht en schoonheid van sociaalartistieke praktijken, anderzijds vraag ik mij ook steeds weer af waar we nu in hemelsnaam mee bezig zijn. Dat gevoel herken ik bij veel koplopers in het veld. Naast het voortdurend wikken en wegen zie ik vooral ook voortschrijdend inzicht en een toenemende mate van consensus over wat de essentie is van dit werk. Daarnaast is het moeilijk dit type werk op een eenvoudige en adequate wijze vast te leggen en over te dragen. Ook deze publicatie heeft ongetwijfeld haar beperkingen. Deze publicatie is vooral ook een weerslag van de kennis en ervaringen die we de afgelopen twee jaar hebben opgebouwd met landelijke en lokale koplopers in het netwerk van Cal-xl. In 2010 met het kwartier maken en in 2011 met het ontwikkelen en beproeven van producten en diensten zoals het online projectenweb. In 2012 kunnen we hiermee op grotere schaal aan de slag in alle regio’s van Nederland. Het geeft de mogelijkheid de huidige inzichten, gehanteerde concepten over community arts en nieuwe cultuurfuncties, intensiever en systematischer tegen het licht te houden, aan te passen en te verdiepen. In dat opzicht is deze uitgave een begin en zeker geen eindpunt. Cal-xl biedt een veelzijdig instrumentarium voor het documenteren en analyseren van eigen praktijken en het opbouwen en delen van kennis in scholing en netwerkdagen. Maak daar gebruik van en help het verder ontwikkelen. Ik wil hier een aantal personen en netwerken noemen zonder wie ik niet zover had kunnen komen: op de eerste plaats mijn geliefde Mahbouba die mij de ruimte, geborgenheid en weerstand geeft die ik nodig heb dit werk te kunnen doen; de deelnemers en partners van het programma Kunst in mijn Buurt Deventer; de stuurgroep van het Landelijk Platform Cultuuraanjagers; de deelnemers en organisatoren van de CoP Cultuurimpuls; mijn co-trainer Saskia van Grinsven, de gastdocenten en deelnemers van de cursus Partners in Community Arts; Ingrid Docter, Finn Minke, het kernteam, de onderzoeksgroep POMICA en de koplopers in het netwerk van Cal-xl. Ik dank Krista Heijster, Sandra Aerts en de klankbordgroep voor hun inzet bij de start van het boek Cultuur nieuwe stijl. Ik dank Fonds voor Cultuurparticipatie, Cultuurfonds BNG en Cultuur-Ondernemen dat ze hebben willen investeren in deze onderneming. Ik prijs Jacqueline Pijcke en haar productieteam voor de creativiteit en daadkracht waarmee deze publicatie tot stand is gebracht. 127
maak gebruik van het aanbod van cal-xl Of help het te organiseren in je eigen regio
Community Arts Lab XL (Cal-xl) is een landelijke netwerkorganisatie van koplopers in community arts en nieuwe cultuurfuncties. Ons werk gaat over de kracht van cultuur in maatschappelijke ontwikkeling, over cultureel ondernemerschap en maatschappelijk engagement. In 2011 en 2012 werkt Cal-xl aan een duurzamer productie klimaat voor deze praktijken en betrekt daarbij graag nieuwe partners en nieuwe makers. In elke regio is al een netwerk actief. Onze speerpunten zijn netwerkvorming, scholing, onderzoek en documentatie. 128
Netwerkvorming
▶ n etwerk- en intervisiebijeenkomsten voor zowel koplopers als nieuw geïnteresseerden.
Cultuur nieuwe stijl / Cultuur op tafel Neem deel aan netwerk- en intervisiebijeenkomsten in de regio rond actuele thema’s voor beleidsmakers, opdrachtgevers en aanjagers uit verschillende sectoren.
Scholing
Kunst in de wereld Neem deel aan netwerk- en intervisiebijeenkomsten in de regio rond actuele thema’s voor kunstenaars en andere artistieke professionals.
▶ p ost hbo-opleidingen met ervaren trainers, inspirerende docenten en gemotiveerde medecursisten.
Partners in Community Arts Realiseer je eigen project als aanjager of ontwikkelaar. Leer in zes dagdelen optimaal werken met een projectscan, creatieregie en andere inspirerende methodieken.
Community Arts Learning Lab Werk gedurende een jaar aan je competenties als maker. Scherp je eigen missie, visie en creatieve kracht in een ondernemingsplan, een leerpraktijk en vijftien studiedagen.
Onderzoek
▶ o nderzoek en advies door ervaren onderzoekers die kennis delen binnen het netwerk van Cal-xl
Projectonderzoek Profiteer van gespecialiseerde onder steuning bij het analyseren, optimaliseren en documenteren van je eigen projectaanpak en -resultaten
Documentatie
Effectonderzoek Meet en weet de culturele en maatschappelijke effecten van je project of programma voor deelnemers, publiek en andere waardevangers.
▶ o pbouw en verspreiding van kennis over community arts en nieuwe cultuurfuncties
Website Vind alles over community arts en nieuwe cultuurfuncties op één website, inclusief nieuws, agenda items, sociale media en internationale links: www.cal-xl.nl
Projectenweb Bekijk en vergelijk sociaalartistieke praktijken uit heel Nederland en documenteer ook je eigen projecten in de geavanceerde landelijke databank.
Cal-xl is een project van Zimihc in samenwerking met Kunstfactor, Cultuurnetwerk Nederland, Cultuur-Ondernemen, Movisie, Landelijk Platform Cultuuraanjagers en CoP Cultuurimpuls en wordt gefinancierd door het Fonds Cultuurparticipatie. Kijk voor meer activiteiten, informatie, data en contactpersonen op www.cal-xl.nl Je kunt ook mailen naar
[email protected] of bel: Sikko Cleveringa - 06 81592248 Ingrid Docter - 06 11352492
Ontmoet ons op www.cal-xl.nl
Een voorhoede van kunstenaars en cultuuraanjagers heeft samen met burgers en maatschappelijke organisaties de afgelopen tien jaar een nieuwe relatie tot stand gebracht tussen kunst en samenleving. Dit type werk gaat over de kracht van cultuur in maatschappelijke ontwikkeling, over cultureel ondernemerschap en maatschappelijk engagement. Nu de pioniersfase voorbij is, wordt het tijd deze sociaalartistieke praktijken een stevige bedding te geven en tot een krachtige stroming te maken. Dit praktijkboek biedt beleidmedewerkers, sociale en creatieve professionals, opdrachtgevers en opdracht nemers, concrete instrumenten voor het ontwikkelen en uitvoeren van succesvolle projecten en meerjarige programma´s.
ur uctu b f a e e a r h e str eke l i ra fysi fysieke ruimte d m m a e r i n ogr g pr
cultu eeldvor rele bliek ming inf ductie
Met deze publicatie kun je concreet aan de slag. Maak gebruik van de instrumenten, zoals de projectscan en creatieregie, documenteer je ervaringen en resultaten in het digitale projectenweb en deel je kennis binnen Cal-xl, de landelijke netwerkorganisatie voor community arts en nieuwe cultuurfuncties.
gi
e at i r e
de el na
me
e
De auteur van deze uitgave, Sikko Cleveringa, is ontwikkelingsdeskundige en hij is na ontwikkelingswerk in Rwanda en Burkina Faso, negen jaar cultuurmakelaar voor de gemeente Deventer geweest. Daarnaast is hij actief als medeorganisator van het Landelijk Platform Cultuuraanjagers, studieleider van de post-hbo cursus Partners in Community Arts en werkzaam als zelfstandig adviseur en onderzoeker van Het Vertrek. Sinds 2010 geeft hij, samen met Ingrid Docter, leiding aan Cal-xl.
e i t a g & ed uc n n g r o epkkeli ele e ontwi ultur c
Cultuur nieuwe stijl is een cocreatie in samenwerking met: Cal-xl en het Landelijk Platform Cultuuraanjagers Met ondersteuning van: Cultuurfonds BNG Vereniging Nederlandse Gemeenten Cultuur-Ondernemen isbn/ean: 978-90-818495-0-0 Fonds Cultuurparticipatie
130