SCHRIJFVAARDIGHEID Inhoudsopgave A Het schrijfproces 1 2
3 4 5
Oriënteren Voorbereiden a Ideeën verzamelen b Ideeën ordenen en selecteren c Een schrijfplan opstellen Uitvoeren Evalueren of reviseren Reflecteren
B Enkele misverstanden over het schrijven C Schrijfkramp en schrijfplezier
1
Er is maar één Shakespeare, toch kunnen we allemaal goede teksten leren schrijven. We overlopen een aantal zaken die je daarbij kunnen helpen.
A Het schrijfproces Bij een niet al te eenvoudige schrijftaak, doorlopen we deze fasen: oriënteren
voorbereiden
ideeën verzamelen
eventueel schrijfplan opstellen
ordenen en selecteren
uitschrijven
evalueren en reviseren
eindversie
reflecteren
Het schrijfproces verloopt niet rechtlijnig: we doorlopen de verschillende stappen niet zomaar na elkaar. Terwijl we de tekst aan het uitschrijven zijn, kan het bijvoorbeeld nodig zijn dat we bepaalde zaken opzoeken (= ideeën verzamelen) of de structuur aanpassen (= ordenen). We reviseren ook niet alleen wanneer de kladversie klaar is, maar ook terwijl we daarmee bezig zijn.
1 Oriënteren Voor je aan een schrijftaak begint, is het belangrijk dat je je eerst goed oriënteert op de opgave en de communicatiesituatie. a De opgave - Wat moet je precies doen? - Wanneer moet de taak klaar zijn? - Wat zijn de beoordelingscriteria? - Hoe pak je de taak het best aan? b De communicatiesituatie - Wat is je hoofddoel? - Wat is het hoofdonderwerp? - Voor wie schrijf je? - Welk soort tekst moet je schrijven?
2
- Welke taal of stijl dien je te gebruiken? Het tweede is even belangrijk als het eerste. Als je gelezen wilt worden, moet je maken dat de lezers je tekst ook willen lezen. Doe je dat niet, dan loopt het meestal hopeloos fout. In het gewone leven vind je daar genoeg voorbeelden van: - een rommelige uitleg over hoe je iets moet monteren, - een verwarde uitnodiging voor een feest, - een computerhandleiding die je nauwelijks snapt, - een bijsluiter die te ingewikkeld geformuleerd is, - een veel te lange brief voor een goed doel. In je werkboek vind je bij elke schrijftaak die wat moeilijker is, een oriëntatiekaart. Bij zulke taken is het vaak ook nuttig een ruw werkplan te maken.
2 Voorbereiden Na de oriëntatie komt het erop aan: - voldoende ideeën te verzamelen, - een goede keuze eruit te maken, - een degelijke structuur te kiezen, - een schrijfplan op te stellen.
a Ideeën verzamelen Bij bepaalde schrijftaken vind je in je werkboek een inspiratiekaart. Wat je precies hoort te doen, wordt daar uitgelegd. Hier geven we een overzicht van de voornaamste technieken om ideeën te verzamelen. In principe zijn er twee methoden. - Je onderzoekt je voorkennis. Je gaat na wat je al weet over het onderwerp en je schrijft dat op in schemavorm. Eventueel kruis je aan waar opzoekwerk nodig is. - Je raadpleegt bronnen. Niemand weet alles. Het kan zijn dat je over een bepaald onderwerp weinig weet, dat je kennis over sommige aspecten tekortschiet, dat je geen goed voorbeeld weet, dat je twijfelt of een bepaald feit 100 % correct is ... Nuttige informatie vind je niet alleen in boeken of computerbestanden, je kunt ook aan iemand persoonlijk uitleg vragen. Let wel, tracht ineens al wat te selecteren, samen te vatten en in eigen woorden te formuleren, dan verloopt het latere werk vlotter. Behalve als je helemaal niets over het onderwerp weet, wat erg onwaarschijnlijk is, kun je het best eerst je voorkennis onderzoeken voor je informatie verzamelt. Doe je dat niet, dan bestaat het gevaar dat je tekst te onpersoonlijk wordt, een verzameling overgeschreven ideeën. Hierna vind je een reeks concrete middeltjes, voor elk wat wils. Kies wat je het beste ligt en wat het meest geschikt is voor je taak.
1 Vrij associëren Je schrijft zo spontaan mogelijk op waaraan de titel of het thema je doet denken. Je denkt dus niet bewust na. Bij het onderwerp verkeersveiligheid kun je bv. deze associaties maken: snelheidsbeperkingen, zone 30, hogere boetes, camera's, wegen versmallen, rotondes aanleggen, verkeersdrempels … Je kunt de verschillende woorden ook onder elkaar noteren, dan is het gemakkelijker later op
3
sommige verder te associëren. 2 Een netwerk (of mindmap) Je schrijft het onderwerp in het midden van je blad. Je maakt er dan enkele grote cirkels rond die je ermee verbindt. Elk ervan staat voor een bepaald aspect. Benoem dat en noteer alles wat in je opkomt in verband ermee. Elk aspect kan weer leiden tot deelaspecten, waardoor een soort uitdijend heelal ontstaat. Een voorbeeld:
4
3 Een boomstructuur Een voorbeeld:
4 Topische vragen Je loopt vragen van het volgende type systematisch af en noteert alles wat belangrijk kan zijn: - Wie? - Wat? - Waar? - Wanneer? - Waarom? - Waardoor? - Hoe? - Met welk gevolg? - Welke soorten? - Welke eigenschappen? - Welke (onder)delen? - Wat is er een voorbeeld van? - Voordelen? - Nadelen? - Probleem? - Oplossingen? … Niet alle vragen zijn voor elk onderwerp bruikbaar. 5 Systematische verkenning aan de hand van een vaste structuur Enkele voorbeelden: a Probleemstructuur 1 Wat is het probleem? 2 Wat zijn de oorzaken?
5
3 Wat zijn de gevolgen? 4 Wat is ertegen te doen? Oplossing? b Betoogstructuur 1 Wat is het standpunt? Wat is de stelling of bewering? 2 Wat zijn de argumenten? 3 Wat zijn de mogelijke tegenargumenten? 4 Conclusie(s)? c Evaluatiestructuur 1 Wat wordt beoordeeld? 2 Wat zijn de positieve aspecten? 3 Wat zijn de negatieve aspecten? 4 Hoe luidt het totaaloordeel? 5 Wat moet er eventueel gedaan worden? Welke vaste structuur bruikbaar is, hangt af van de opgave en je invalshoek. Het voordeel van deze werkwijze is dat je meteen al weet hoe je tekst is opgebouwd. 6 Praten Je kunt ook praten tegen of in jezelf. Eventueel spreek je tegen denkbeeldige lezers. Mondeling komen de ideeën vaak vlotter naar boven, zeker als je je publiek concretiseert. Nog gemakkelijker is het als je een geschikte gesprekspartner als klankbord kunt gebruiken of met iemand kunt samenwerken. De kans op geschikte ideeën is dan groter. Tussendoor of achteraf maak je notities.
7 Een nulversie schrijven Vaak is de beste manier om ideeën op te doen, gewoon beginnen schrijven, uit de losse pols. Eigenlijk begin je dan ineens aan je eerste kladversie. Je let daarbij enkel op de inhoud, op je schrijfdoel en de grote lijn. Het schrijven zelf stimuleert de inspiratie. Opmerking Het beste is dat je bij het verzamelen van ideeën op een ordelijke wijze te werk gaat. - Neem een volledig blad (kleef eventueel twee bladen aan elkaar) per aspect of deel van de vaste structuur. Laat voldoende tussenruimte voor nieuwe invallen. - Gebruik de computer als je daar vlotter op werkt. Je kunt dan heel gemakkelijk veranderingen aanbrengen of met verschillende schermen werken. Als je vreest dat je zo een minder goed overzicht hebt, maak dan af en toe een uitdraai.
b Ideeën ordenen en selecteren Maak vooraf altijd een ruw schema. Terwijl je het maakt, selecteer je meestal ook al. Je betaalt dus de volgorde én je bepaalt welke gegevens bruikbaar zijn. 1 Ordenen Welke volgorde is typisch voor het teksttype dat je gebruikt? bv. lezersbrief:
6
1 Inleiding: het onderwerp waarover je schrijft + je standpunt. 2 Midden: de argumenten voor je standpunt. 3 Slot: conclusie. Welke zaken horen logischerwijze bij elkaar? Enkele mogelijke criteria: - probleem - oplossing; - oorzaak - gevolg; - standpunt - argumenten en tegenargumenten; - voordelen - nadelen; - thematisch: per aspect, categorie, deel, stap, kenmerk ...; - chronologisch. Kijk ook of er een vaste structuur is die bruikbaar is voor heel de tekst of een gedeelte ervan. Welke volgorde is het meest geschikt voor je publiek en doel? Enkele mogelijkheden: - Van bekend naar minder of onbekend. - Bij een argumentatie: eerst het tweede sterkste argument, op het einde het sterkste. - Afwisselend belangrijke of erg interessante zaken en iets minder belangrijke of interessante.
2 Selecteren - Wat is de hoofdgedachte? Welke zaken zijn noodzakelijk om die te verduidelijken? - Kies je voor een bepaalde invalshoek? - Welke zaken zijn onmisbaar voor je doel? - Is er herhaling of overlapping? - Welke zaken zijn het meest geschikt voor je publiek? - Hoe zorg je ervoor dat je tekst voldoende persoonlijk is? Bij sommige opdrachten is volledigheid belangrijk (bv. bij een juridisch probleem zoals een huurgeschil). Doorgaans is het echter beter iets minder aspecten te behandelen: de tekst wint aan duidelijkheid of je kunt wat dieper graven. Behandel je (bijna) alle aspecten, dan wordt je tekst heel lang en misschien oppervlakkig. Eventueel wijs je bv. in je inleiding op de beperkingen die je jezelf hebt opgelegd.
c Een schrijfplan opstellen Bij de oriëntatie heb je een ruw werkplan gemaakt. Bij moeilijkere taken kan het nodig zijn dat bij te stellen, eventueel zelfs een schrijfplan op te stellen. Bij het maken ervan dien je o.m. deze zaken te overwegen: - Hoe pak je het uitschrijven aan? - Hoeveel tijd heb je normaal nodig? - Hoeveel tijd heb je? - Waar en wanneer doe je je opzoekwerk? - Wanneer schrijf je? Als de schrijftaak niet zo eenvoudig is of je niet zo vlot schrijft, kun je de inspanningen beter over verschillende momenten spreiden. - Blijft er voldoende tijd voor een degelijke controle en revisie? Maak een flexibel schrijfplan, dat je gemakkelijk kunt aanpassen als dat nodig blijkt.
3 Uitvoeren Na de voorbereiding begint het eigenlijke werk: het uitschrijven van de verschillende kladversies en de revisie ervan. Daarbij kan het nodig blijken dat je: - je opnieuw oriënteert,
7
- weer gegevens verzamelt, - je ordening of selectie aanpast, - je schrijfplan bijstelt. Het kan daarbij gaan om kleinigheden, maar ook om fundamentele zaken. Ga dus op een soepele manier te werk.
1
Werk bij voorkeur in rondes
Een voorbeeld: Woensdagnamiddag of zaterdag Oriënteren, voorbereiden en al beginnen schrijven. Je schrijft vrij snel door en let daarbij vooral op de inhoud: je schrijfdoel en de grote lijn. Gebruik je schema, maar pas het waar nodig aan. Zit je toch nog vast, neem dan een ander blad en ga voort met een volgend punt. Het komt er op dit moment op aan rustig door te werken. Als je te kritisch bent tegenover jezelf, krijg je misschien geen woord op papier. Zoek dus niet te veel op. Reviseer achteraf. Kijk daarbij vooral naar de inhoud en noteer enkele bedenkingen waarmee je later rekening moet houden. Zaterdag of zondag Herlees je tekst en mogelijke bedenkingen. Herschrijf nu je kladversie (een of meer keren) en reviseer grondig. Let daarbij in de eerste plaats op de inhoud, maar kijk (daarna) ook naar de verwoording. Nog wat later (zondag of dinsdagavond) Herlees je tekst, reviseer hem grondig en schrijf je eindversie. Heb je niet zoveel tijd, dan doe je alles gewoon iets sneller. Na de eerste ronde ontspan je je even of je werkt aan iets anders (bv. een toets voorbereiden). Daarna volgen ronde 2 en 3, eventueel met wat tijd ertussen. Het voordeel van in rondes werken is dat wat anders met moeite verloopt, nu doorgaans veel vlotter gaat. Zelfs als je tussenin met heel andere zaken bezig bent, werkt je geest onbewust door zodat je soms ineens een goed begin weet, een mooie formulering, een betere structuur, een beter voorbeeld enz. Fouten die je anders niet ziet, zie je nu vaak wel. 2
Kladversies
Papier - Laat eventueel telkens een regel open, zodat je daar je opmerkingen kunt noteren. - Beschrijf alleen de voorkant van je blad. Op de achterkant heb je dan ruimte voor opmerkingen over of aanvullingen bij de bladzijde rechts. - Schrijf losse stukken op aparte bladen. Computer - Je kunt ongeveer op dezelfde wijze te werk gaan als op papier. - Maak geregeld een afdraai zodat je het geheel kunt overzien. - Vergeet niet: als je een bepaald stuk aanpast, heeft dat consequenties voor andere stukken. 3
Waarmee begin je?
Vaak wordt aangeraden met het midden te beginnen en pas op het eind de inleiding en het slot te schrijven omdat je dan pas weet wat er in deze tekstdelen precies moet komen. Veel mensen vinden dat inderdaad gemakkelijker, maar het is niet per se de beste werkwijze. Sommigen kunnen pas echt van start gaan als ze een goede beginzin hebben; de rest vloeit er als het ware uit voort. Het hangt eveneens af van het onderwerp. Soms heb je vrij snel al een knap
8
idee voor je inleiding. Als je midden daar direct bij aansluit, kun je beter eerst de inleiding uitschrijven. Er is wel een interessante tussenweg: je vormt je een ruw idee van wat waarschijnlijk in de inleiding en het slot komt of je maakt er een schets van. 4
Inleiding, midden en slot
a
De inleiding Hoewel de inleiding relatief kort is (behalve bij lange teksten), is het een erg belangrijk tekstonderdeel. Ze kan deze functies hebben: a de belangstelling van de lezer wekken; b het thema introduceren, de hoofdgedachte bekendmaken en het onderwerp begrenzen. c de structuur van een langere tekst aangeven, zodat de lezer hem gemakkelijker kan volgen. De inleiding vervult vaak verschillende functies tegelijk, bij langere teksten meestal zelfs alledrie.
b
Het midden Het midden bevat de uitwerking van de hoofdgedachte. Inhoud 1 Licht elke gedachte voldoende toe: verklaring, soorten, argumenten, (weerlegging van) mogelijke tegenargumenten, voorbehoud, verschillen of gelijkenissen, (tegen)voorbeelden ... 2 Zorg dat er een duidelijke lijn in je tekst zit. Het tekstdoel moet op elk moment duidelijk blijven. In de tekst moet progressie zitten. Vermijd herhaling, onnodige uitweidingen, te veel voorbeelden ... 3 Evenwicht. Zorg dat je over elk belangrijk punt ongeveer evenveel regels schrijft. Aan punten die veel uitleg behoeven of die je extra in de verf wenst te zetten, besteed je meer aandacht. Vorm 4 Alinea's. - Maak voldoende alinea's. In principe maak je voor elke belangrijke idee een nieuwe alinea. De rest van de alinea is de uitwerking ervan. Let wel: - Alinea's die uit maar een of twee zinnen bestaan, kun je beter opnemen in een andere. - Heel lange alinea's kun je beter opsplitsen in twee of meer kleinere die elk een aspect behandelen. - Bouw je alinea's goed op. Zorg dat de kerngedachte duidelijk aanwezig is, in de eerste of laatste twee zinnen. - Verdeel lange teksten in paragrafen met een geschikte kop. 5 Zorg voor coherentie. Maak de innerlijke structuur zichtbaar door geschikte verbindende woorden of uitdrukkingen. bv. - Ten tweede ... Bovendien ... Ten slotte … - Er zijn echter ook nadelen. - Een ander argument is ... Vragen kunnen de tekst verlevendigen. bv. - Wat zijn de oorzaken hiervan? - Wat zijn nu de bezwaren? Overdrijf echter niet. Te veel 'wegwijzers voor de lezer' zorgen eerder voor verwarring of irritatie dan duidelijkheid.
9
6 Gebruik een zakelijke stijl, die toch vlot en aangenaam leesbaar is. Dat impliceert het volgende: - Wees niet te persoonlijk: vermijd o.a. 'ik', absolute adjectieven (bv. belachelijk, stom), te informele taal (bv. heleboel, de zwaantjes) ... - Wees echter niet te afstandelijk: vermijd o.a. 'men', te veel passiefzinnen, te lange zinnen, naamwoordconstructies, tangconstructies, woorden uit de schrijftaal, omslachtige formuleringen ... Probeer alles zo direct, helder en eenvoudig mogelijk te formuleren, in je eigen woorden. c
Het slot Het slot is net als de inleiding kort. Toch is het eveneens een belangrijk onderdeel, want het bepaalt mede welke eindindruk de lezer aan de tekst overhoudt. Het kan o.a. deze functies hebben: a Samenvatten: je herhaalt beknopt de kernidee of de hoofdpunten. b Een besluit formuleren: je trekt een conclusie, beantwoordt de kernvraag van de tekst, suggereert een oplossing ... Het slot vervult soms beide functies tegelijk. Normaal komen er geen nieuwe ideeën in voor, maar het is niet echt verboden dat wel te doen (bv. om iets extra te accentueren).
4 Evalueren of reviseren Reviseren doe je eigenlijk op verschillende momenten. a Tijdens de voorbereiding en het uitschrijven, bv. na elke kladversie of na een stuk tekst. Het belangrijkste daarbij is dat je let op de inhoud. De spelling, de woordkeus e.d. kun je later nog altijd nakijken. Een te grondige revisie kan het schrijven remmen. b Voor je alles in het net schrijft (de zgn. eindrevisie). c Voor je afgeeft, om verschrijvingen e.d. eruit te halen. Bij de eindrevisie werk je het best in rondes. Eerste ronde Lees de tekst en ga na: - in welke mate je je schrijfdoel bereikt, - hoe goed de boodschap zal overkomen bij je doelpubliek. Concentreer je dus op de grote lijn: de inhoud, de samenhang, de duidelijkheid, de aantrekkelijkheid en de overtuigingskracht. Op de revisiekaart correspondeert dat met de vragen 1 en 2a, eventueel 2b. Tweede ronde Lees de tekst opnieuw en concentreer je op de correctheid van het taalgebruik en de presentatie. Op de revisiekaart correspondeert dat met de vragen 2b en 3. Je kunt hierbij ook gebruikmaken van de spelling- en stijlchecker op je computer, maar denk erom: hij is helemaal niet perfect. Omdat hij de tekst eigenlijk niet begrijpt, ziet hij bv. zgn. dtfouten niet. Hij weet evenmin of het bv. 'leiden' dan wel 'lijden' moet zijn.
Revisiekaart 1 Inhoud a Is de tekst duidelijk? Duidelijke hoofdgedachte? Heldere en logische gedachtegang? Voldoende lijn in de tekst? Genoeg uitleg? Voldoende voorbeelden? … b Is de tekst boeiend?
10
Voldoende vaart in de tekst? Voldoende interessant? Niet te veel herhaling? Geen onnodige uitweidingen? Voldoende persoonlijk? … c Is de tekst overtuigend? Voldoende argumenten voor het standpunt? Goede argumenten? Betrouwbare feiten? Niet te oppervlakkig of te eenzijdig? Geen leemtes? … d Andere zaken Volgens de opgave? Lang genoeg? … 2 Taalgebruik a Is het taalgebruik helder? Begrijpelijk geformuleerd? Niet vaag of dubbelzinnig? Voldoende alinea's? Duidelijke verbanden binnen en tussen de alinea's? … b Is het taalgebruik aantrekkelijk? Aangenaam om lezen? Vlotte taal? Niet te omslachtig? Niet te veel herhaling van woorden of zinsconstructies? Voldoende persoonlijk? ... c Is het taalgebruik correct? Fouten i.v.m. woordkeus, zinsbouw, verbindende woorden, spelling, leestekens? 3 Vormgeving Goed verzorgd? Juiste lay-out? …
Je kunt de revisiekaart ook gebruiken bij tussentijdse controles. Bekijk dan wel vooral de meer inhoudelijke aspecten.
5 Reflecteren Zoals altijd is het goed achteraf nog eens na te gaan: - hoe je prestaties waren, - hoe dat komt, - wat je eventueel kunt doen ter verbetering. Let daarbij ook op de manier waarop je je tekst geschreven hebt. Bij bepaalde schrijftaken vind je in je werkboek een reflectiekaart.
B Enkele misverstanden over het schrijven 1 Schrijven is een gave Schrijven is geen mysterieuze bedoening waarin maar enkele gelukkigen uitblinken. Het is iets dat je kunt leren door er tijd en energie in te stoppen, door erover na te denken en veel te oefenen. Niet iedereen kan uiteraard een Shakespeare of Cicero worden, maar als je doorzet, kom je veel verder dan met inspiratie en talent alleen.
2 De ene keer lukt het, de andere niet Het is zeker juist dat je op sommige ogenblikken vlotter schrijft dan op andere. Je bent niet altijd in de goede stemming, niet elke taak is even boeiend en niet altijd kun je even rustig werken. Toch hoef je niet bij de pakken te blijven zitten. Als je onder tijdsdruk staat en de inspiratie blijft uit, is het waarschijnlijk het beste gewoon te beginnen schrijven, uit de losse pols. Terwijl je bezig bent, komen de ideeën doorgaans vanzelf. Houd de grote lijn goed in het oog en werk gewoon door. Het heeft weinig zin veel tijd te besteden aan een stuk dat later nog ingrijpend gewijzigd kan worden of zelfs kan wegvallen. Noteer alle losse invallen op een apart blad en bekijk ze achteraf. Vind je
11
geen goede inleiding, sla deze dan over en werk aan het midden of stukken ervan. Door te schrijven dwing je inspiratie af. Schrijven is immers ook een manier van nadenken: het ene idee brengt je vaak op het ander, bovendien wordt alles wat in je hoofd zat overzichtelijker zodra het op papier staat. Achteraf bekijk je alles nog eens en bewerk je het. Als er geen tijdsdruk is, kun je je planning aanpassen. Toch verdient het aanbeveling al aan de slag te gaan. Je kunt bv. wat associëren rond het thema of uit de losse pols beginnen schrijven. Het voordeel is dat je alles een tijdje kunt laten liggen. Zonder dat je het goed beseft, werken je hersens intussen door. Op het toilet of in bad, bij de bakker of in de supermarkt, bij het lezen van de krant of voor de televisie, tijdens een gesprek met een vriend(in) ..., ineens komt er vaak een vonk van inspiratie: een goede invalshoek of beginzin, de ideale volgorde om de gegevens te presenteren, een beter voorbeeld, een treffende formulering enz. Als je wat geduld hebt, komen de ideeën vaak vanzelf.
3 Voor je begint, moet je een gedetailleerd schema maken De meeste goede schrijvers oriënteren zich grondig op de schrijftaak: - Wat moet ik precies doen? - Voor wie schrijf ik? - Waarover? - Met welk doel? - In welke vorm? - Hoelang moet de tekst zijn? - Over hoeveel tijd beschik ik? - Hoe pak ik de taak het best aan? Daarna maken ze echter geen te gedetailleerd schema, want tijdens het uitschrijven verandert er toch een en ander. Beter is een algemeen werkplan op te stellen dat je soepel kunt hanteren. Heel ervaren schrijvers hebben dat vaak enkel in hun gedachten.
4 Bij goede schrijvers komt alles vlot uit de pen Als je ervan uitgaat dat het meteen goed moet zijn, krijg je waarschijnlijk weinig op papier of verloopt het schrijven heel traag. Behalve bij eenvoudige of routineuze schrijfopdrachten kunnen maar bijzonder weinig mensen hun ideeën direct goed op papier zetten. Eigenlijk is het net omgekeerd. Goede schrijvers maken doorgaans verscheidene kladversies. Ze veranderen vaak ingrijpend, bv. door stukken toe te voegen, te verwisselen of weg te gooien. Ze zijn dus niet korter, maar langer met hun taak bezig. Schrijven is herschrijven.
5 Om een goede tekst te schrijven, moet je er vooral voor zorgen dat je geen taalfouten maakt Wat is het ergste, een onbegrijpelijke tekst zonder taalfouten of een heel duidelijke tekst met enkele dt-fouten? Ongetwijfeld het eerste. Het spreekt vanzelf dat je taal correct hoort te zijn, maar belangrijker is dat je tekst goed verstaanbaar is. Besteed dus bij het schrijven in de eerste plaats aandacht aan wat je precies wilt bereiken bij je doelpubliek. Dat bepaalt de inhoud, de structuur en het taalgebruik. Als je voortdurend let op de correctheid van je taal, verloopt het schrijven stroef en zit er doorgaans weinig lijn in je tekst. Het beste is je doel in het oog houden en gewoon doorschrijven. Achteraf kun je de verwoording nog aanpassen en het nodige opzoeken.
6 Goede schrijvers hoeven hun tekst niet te herlezen Het is net kenmerkend voor zwakke schrijvers dat ze hun tekst weinig of niet herlezen. Goede schrijvers reviseren grondig, zowel tijdens als na het uitschrijven, en houden daarbij altijd rekening met hun schrijfdoel en publiek. Ze letten in de eerste plaats op de inhoud, pas dan schaven ze aan de formulering en het tekstuiterlijk.
7 Schrijven doe je alleen Bijna alle teksten die ergens verschijnen, worden door een of meer mensen gelezen en
12
eventueel aangepast op basis van hun suggesties. Zelfs als je niet publiceert, heeft het zin met anderen te praten over de kwaliteit van je tekst of je manier van werken. Zoek iemand met wie je goed opschiet en help elkaar op een open en constructieve wijze. Probeer je niet voortdurend te verdedigen als je kritiek krijgt, maar vraag door zodat je goed weet wat bedoeld wordt. Concentreer je op de goede adviezen. Samen kun je meer.
8 Goed schrijven kan niet op de computer Nogal wat schrijvers hebben zo hun schrijfrituelen en zweren bij pen en papier. Veel hangt eigenlijk af van je manier van schrijven. De computer is heel geschikt als je al schrijvend wilt ontdekken wat je wilt zeggen. Gedaan met voortdurend overschrijven, knippen of plakken. Toch is het nuttig geregeld een uitdraai te maken, want dan kun je het geheel van de tekst beter overzien, zodat je beter kunt reviseren.
9 Er is een ideale methode om een opstel te schrijven De manier waarop je een schrijfopdracht uitvoert, hangt niet enkel af van de aard van de opdracht, de beschikbare tijd, je humeur enz., maar ook van je eigen schrijfstijl. Iedereen heeft zo zijn eigen voorkeuren: bv. - Alles noteren wat in je opkomt en pas nadien grondig reviseren. - Uitgebreid plannen, dan de tekst vrij snel uitschrijven en nakijken. - Een heel ruw schema maken in je gedachten en dan zin voor zin of alinea per alinea alles zo goed mogelijk proberen te noteren. Als het eerste stukje tekst goed is, begin je aan het volgende. - Na enige planning probeer je een perfecte eerste versie te maken. De revisie gebeurt dus eigenlijk voor het uitschrijven.
Een schilderij van de berg Fuji Dit is ons favoriete verhaal over de prijs van perfectie. Een rijke Japanner vraagt een schilder om een afbeelding van de berg Fuji. De schilder verzoekt hem over een jaar terug te komen. Als het jaar verstreken is, klopt de rijke man weer aan bij de kunstenaar. Nog geen schilderij te bekennen. De schilder neemt een vel papier en doopt zijn kwast in de inkt. Drie penseelstreken. Volmaakt. De koper protesteert: als dat kunstje zo weinig moeite kost, waarom moest hij dan zo lang wachten en nu een hele zak goud betalen? Als antwoord trekt de schilder een kist open die tot de rand gevuld is met onvolmaakte Fuji's. (Uit: P. Burger & J. de Jong: Handboek stijl. Adviezen voor aantrekkelijk schrijven.)
C Schrijfkramp en schrijfplezier 1
Schrijfkramp Voor je een speech moet houden, kun je last hebben van plankenkoorts. Ook wanneer je moet schrijven, is een zekere spanning mogelijk, die ervoor kan zorgen dat je op een of andere manier blokkeert. Wat kun je daartegen doen? - Besef dat iedereen al eens vastzit. Haal diep adem, zing een vrolijk deuntje en ga gewoon aan de slag. Als je doorzet, raakt de knoop meestal vanzelf ontward. - Ga na waardoor je bent vastgelopen: heb je het onderwerp niet goed afgebakend, is de structuur niet geschikt, wil je te snel een perfecte verwoording ...? Noteer de moeilijkheden eventueel op papier, zodat je er rustiger over kunt nadenken.
13
- Laat het probleem even rusten en werk aan een stuk waar je meer vertrouwen in hebt. Later komt de inspiratie misschien vanzelf. - Neem een korte pauze en probeer je zinnen te verzetten. Luister naar muziek, doe ontspanningsoefeningen, neem een douche, ga fietsen ... Zorg ervoor dat het een pauze blijft, dat uitstel geen afstel wordt. - Spreek er met iemand over die goed kan luisteren. - Verander je planning. Verschuif het schrijven eventueel naar een geschikter moment en doe nu wat anders. - Relativeer. De wereld vergaat niet als je taak eventueel een beetje minder goed is. 2
Schrijfplezier Er zijn allerlei manieren om het schrijven vlotter en aangenamer te doen verlopen. - Kies een geschikte plaats om te schrijven. Sommigen willen absolute stilte, anderen leuke muziek of mensen in hun buurt. Zorg voor de gepaste schrijfomgeving en -sfeer. Houd rekening je met eigen 'schrijfrituelen', maar overdrijf niet. - Kies een goed moment. Probeer te schrijven wanneer je de meeste energie hebt, zeker voor de zwaarste delen. - Pauzeer op tijd. Schrijf door als het goed vlot, maar stop voor je energie weg is en niet nadat je bent vastgelopen. - Leg de criticus in jezelf aan banden. Het is zeker goed je eigen werk kritisch te lezen, maar dat mag je niet verlammen. Pas bij het herlezen en herschrijven kun je toegeven aan je perfectionistische neigingen.
Vijf soorten schrijvers Iedereen heeft zijn eigen manier van schrijven. We zetten hier een vijftal soorten schrijvers neer met hun sterke en zwakke kanten. Het zijn karikaturen; in deze pure vorm komen ze zelden voor. Waarschijnlijk herken je je in minstens twee van hen.
Ideeënman Op een reclamebureau heet zo iemand een creatieveling: een nooit opdrogende bron van invallen en verrassende associaties. Hij legt interessante en gewaagde verbanden, durft stellingen te betrekken en te speculeren, geniet het meest van de voorbereidende fasen bij het schrijven. Maar: Heeft moeite met structureren en met solide redeneringen. Hij voelt niet altijd aan of de lezer iets onduidelijk of oninteressant vindt en maakt zelden een verhaal helemaal af.
Verzamelaar Een grage lezer en ijverige uittrekselmaker, met een goede neus voor faits divers en interessante details. Stelt er een eer in als een documentalist het materiaal toegankelijk op te bergen in kaartsystemen, mappen en bestanden. Maar: Stelt het schrijven liever uit, heeft moeite een goede structuur te vinden. Kan niet kiezen: alle materiaal is hem even lief. Schrijft – uiteindelijk – een opsomming van losse stukjes die maar geen verhaal willen worden.
Architect Strateeg: houdt rekening met de wensen van de lezers en de opdrachtgever; heeft plezier in het ontwerpen en plannen van de tekst, het uitzetten van de grote lijn. Maar: Heeft moeite met het uitvoerende werk: lopende zinnen formuleren en verbinden tot hechte alinea's, beweringen concretiseren, feiten natrekken, spelling en grammatica afwerken.
14
Dichter Schrijft beeldend en concreet, vaak vanuit verrassende invalshoeken; durft persoonlijk te schrijven. Heeft veel gevoel voor woorden. Maar: Laat zich gemakkelijk door de eigen woorden meeslepen; feiten zijn ondergeschikt aan de fraaiheid van formulering. Bekommert zich weinig om de lezer: is niet altijd te volgen. Het lukt hem niet om zijn originele beelden onder te brengen in een gestructureerd betoog.
Eindredacteur Kan goed bestaande teksten inkorten, aanscherpen, afwerken; is perfectionistisch in correctheidskwesties en heeft een passie voor het juiste woord op de juiste plaats. Maar: Krijgt moeilijk een ideeënstroom op gang, is in een te vroeg stadium van het schrijven te kritisch voor zichzelf. Lijdt aan het gelijk-goed-syndroom en zit frustrerend lang aan de eerste zinnen te schaven. Ken je sterke en zwakke punten en probeer de zwakke te verbeteren. Of zoek samenwerking met anderen die wel beschikken over de vaardigheden die je mist: als kritisch lezer of zelfs als coauteur. (Veel ideeën komen uit: P. Burger & J. de Jong, Handboek stijl. Adviezen voor aantrekkelijk schrijven. Groningen, Martinus Nijhoff.)
Opmerking Interessante tips voor het schrijven van literaire teksten vind je o.a. in: - Renate Dorrestein, Het geheim van de schrijver (proza), - Willem Wilmink, In de keuken van de Muze. De gehele schriftelijke cursus dichten (poëzie).
15