Masterscriptie in de Meertalige Professionele Communicatie
Zwervende Centra een onmogelijk onderzoek naar het schrijfproces van dichters
Student: Maud Vanhauwaert Promotor: Professor Luuk Van Waes
Faculteit Taal- en Letterkunde Academiejaar 2009-2010
Zwervende Centra. Inleiding
Met grote dank aan alle deelnemende dichters, die wel beter wisten maar, ondanks alles: toch.
Met dank aan professor Luuk Van Waes en aan mevrouw Mariëlle Leijten, voor hun opmerkingen en suggesties. Voor de kans. Het vertrouwen. Met dank aan mijn kanarie Giraf die, door zijn last van rode bloedmijt, luchtpijpmijt èn haaruitval, mij veel zorgen baarde, daardoor mijn concentratie kon verleggen, en zo mijn creativiteit stimuleerde (confer hoofdstuk 6). Met dank aan mijn ouders, mijn zus en Limore, boven alles en om mij heen.
Zwervende Centra. Inleiding
Inhoudopgave
Inleiding................................................................................................................................................... 4 Vooraf.................................................................................................................................................. 5 Methode en Design.............................................................................................................................. 8 Literatuuronderzoek .......................................................................................................................... 14 Het schrijfproces van dichters ................................................................................................................ 21 1. Bernard Dewulf en de Onmogelijkheid .......................................................................................... 22 2. Jan Geerts en de dialoog ............................................................................................................... 26 3. David Troch en Associativiteit........................................................................................................ 33 4. Sylvie Marie en de Motivatie ......................................................................................................... 39 5. Astrid Lampe en Confrontatie........................................................................................................ 44 6. Maarten Inghels en Concentratie .................................................................................................. 50 7. Tonnus Oosterhoff en Zwarte Gaten .............................................................................................. 56 8. Willem Bongers en Flarf ................................................................................................................ 61 9. Paul Bogaert en Zwervende Centra ............................................................................................... 66 10. Model .......................................................................................................................................... 77 Conclusie ............................................................................................................................................... 80 Bijlagen.................................................................................................................................................. 84 Referenties .......................................................................................................................................... 119
3
Zwervende Centra. Inleiding
Inleiding
4
Zwervende Centra. Inleiding
Vooraf
‘Poems are not finished, they are abandoned’, volgens T.S. Eliot. Gedichten zijn niet klaar, ze worden verwaarloosd. Toch worden gedichten meestal gepresenteerd alsof ze wel klaar zijn. Ze worden netjes afgedrukt en krijgen een kaft die hen beschermt.
Ze stellen zich voor als
stillevens. Misschien is dat de reden waarom weinig mensen van poëzie houden. Misschien hebben lezers snel het idee dat ze worden buitengesloten. Dat de poëzie hen niet toelaat. Dat ze er niet meer bij kunnen. Poëzieliefhebbers zullen nu al, bij het lezen van deze eerste alinea, steigeren. Zij ervaren gedichten net niet als gesloten. En als zij dat wel doen, dan willen ze het gedicht de tijd geven om zich langzaamaan te ontsluiten. Voor hen is poëzie geen stilleven. Wel integendeel. Het is krioelend nest, waarin de betekenissen voortdurend (Derridiaans) verschuiven. Eigenlijk heeft elk gedicht verschillende levens: een bij de schrijver en de andere bij de lezers. Het gedicht zelf is de schakel tussen die levens. De schrijver kan niet afdoende inschatten welke betekenissen zijn gedicht uiteindelijk voor de lezer kan genereren en de lezers kunnen meestal alleen vermoeden dat het gedicht ook veel betekenissen achter zich liet, in woorden / verzen / mogelijkheden die tijdens het schrijfproces werden opgevoerd, maar uiteindelijk werden geschrapt. Je zou het ook zo kunnen stellen: het afgewerkte gedicht is de lijkwade van het eerste leven, waarna de lezers krioelend aan de ontbinding kunnen beginnen.
5
Zwervende Centra. Inleiding
In dit onderzoek concentreer ik mij niet op de ontbindingsfases of op de secundaire levens –dat laat ik aan de lezers over– maar onderzoek ik het eerste leven: het hele proces dat aan het gedicht voorafging. Dat leven is niet zacht gedijend. Het is een harde wedstrijd. Ik ben nieuwsgierig naar het verloop ervan. Ik vraag mij af: welke woorden namen er deel? Welke horden installeerde de dichter? Wat verklaarde de kracht van sommige woorden? Wat was de stand naar 1 minuut 20? En bovenal: wat zijn de verliezers? Want het is dankzij deze ‘verliezers’ dat andere woorden de finish haalden. Mijn zoektocht is voyeuristisch van aard. Daarmee integreer ik mij perfect in in onze multimediamaatschappij, waarin het voyeurisme Big-Brother-wise hoogtij viert.
Ook in de
poëziewereld lijkt dat voyeurisme heel sterk aanwezig. Er bestaat veel meer interesse voor de schrijvers (de haviksneus van Delphine Lecompte, de gestorven dochter van Anna Enquist, de zijsnit van Ramsey Nassr), dan voor hun dichtwerken. Terwijl poëziefestivals een groot succes hebben, liggen de bundels stof te vangen op vergeten boekenwinkelplankjes. De grootse poëziecollectie in Antwerpen vind je in de De Slegte, waar je ramsj en tweedehands boeken vindt. Dat zegt genoeg. Ook ik laat mij dus graag, met behulp van nieuwe media, verleiden tot voyeurisme. Ik wil ook weten ‘hoe het er bij een ander aan toegaat’. Ik wil echter niet binnenkijken in de kamer van de dichters. Ik ben niet geïnteresseerd in wat zij ‘s middags eten en wat zijn met hun alleenstaande kousen doen. Ik ben nieuwsgierig naar wat zich in de kamer van hun gedichten afspeelt. Zo vraag ik mij af of het daar soms rommelig is en wat uit het raam werd gegooid.
6
Zwervende Centra. Inleiding
Kortom: ik wil het gedicht weer ontdoen van zijn finale karakter en het ontstaansproces onderzoeken, waarin de poëzie nog niet ‘abandoned’ was, maar nog helemaal het geheim van de dichter.
7
Zwervende Centra. Inleiding
Methode en Design
Methode Ik heb een aantal professionele Nederlandstalige dichters gevraagd om een tijdje hun schrijfproces te registeren met de softwareprogramma’s Inputlog en Camtasia. Inputlog1 is een progamma dat kan onthouden welke letters werden ingetikt, welke werden geschrapt en hoelang de pauzes duurden. Camtasia2 is een programma dat alles wat op het computerscherm gebeurt kan filmen. Beide programma’s registreren dus het schrijfproces, waarbij Inputlog tabellen genereert en Camtasia filmpjes maakt. Van alle dichters aan wie ik medewerking vroeg, reageerden zij positief: Bernard Dewulf, Jan Geerts, Sylvie Marie, David Troch, Astrid Lampe, Maarten Inghels, Tonnus Oosterhoff, Willem Bongers, Paul Bogaert, Lies Van Gasse, Annemarie Estor en Luuk Gruwez.3
1
Inputlog is ontwikkeld door professor Luuk Van Waes en Mariëlle Leijten (informatie op http://www.inputlog.net)
2
Op http://www.techsmith.com/camtasia.asp kan u een gratis trial-versie downloaden.
3
In dit onderzoek beperk ik mij tot de registraties van de eerste negen vermelde dichters. De registraties van Lies Van Gasse, Annemarie Estor en Luuk Gruwez wil ik later nog onderzoeken, eventueel samen met de registraties van Elvis Peeters, Peter Holvoet-Hanssen, Ruth Lasters, Bart Moeyaert en Carl de Strycker die wel hun interesse toonden, maar niet konden meewerken omdat ze tijdelijk geen poëzie schreven. Andy Fierens kon niet meedoen omdat hij ‘nog een van de Neanderthalers [is] die bijna alles op papier schrijft’. De Neanderthalers zijn nog niet uitstorven: ook Sylvia Hubers en Leonard Nolens behoren ertoe. Nolens schreef mij “Ik schrijf alles altijd met de hand tot de tekst naar mijn gevoel volledig af is. Vervolgens tik ik het gedicht over op mijn veertig jaar oude Adlerschrijfmachine. Dat typoscript stuur ik naar Querido in Amsterdam waar de hele bundel wordt gescand”.
8
Zwervende Centra. Inleiding
Ik heb de geïnteresseerde dichters een mail gestuurd met concrete informatie over het onderzoek en heb hen ook voorgesteld om de programma’s bij hen thuis te komen installeren. Ik ging ervan uit dat veel dichters niet meteen een wildvreemde zouden toelaten op hun werkterrein, laat staan een studente met snode plannen. Bovendien wou ik de dichters zo min mogelijk het gevoel geven dat een individu over hun schouders meekeek. De anonimiteit van een computer is misschien minder angstaanjagend dan adem in je nek. Daarom maakte ik een handleiding, waarmee de dichters zelf de programma’s konden installeren en zonder mijn tussenkomst aan de slag konden gaan (cf. bijlage 1). Hieronder vindt u een overzicht (tabel 1) van de ontvangen registraties van de deelnemende dichters, met telkens de duur en de datum (allen uit 2010) . Voor alle titelloze gedichten wordt de eerste regel aangehaald. Tabel 1 Duur en datum van de geregistreerde gedichten Dichter
Gedicht
Inputlog-registratie
Camtasia -registratie
Bernard Dewulf
‘Wij slapen anders nu’ (dl 1)
00:19:03 (10/06)
00:19:03 (10/06)
‘Wij slapen anders nu’ (dl 3)
00:41:05 (10/06)
00:41:05 (10/06)
De kleur van je nieuwe zwembad
/
0:17:54 (19/07)
Annemarie Estor
0:32:25 (19/07) Jan Geerts
Kijk
47:09:11 (11/06)
47:09:11 (11/06)
David Troch
Syrah
/
0:23:18:02 (17/06)
Sylvie Marie
Bianca Blues (dl 1)
0:33:09:14 (17/06)
Bianca Blues (dl 2)
0:29:09:22 (18/06)
‘Herinneringen laaien op’
/
1:36:42 (25/06)
Wonderboy
00:54:00 (15/07)
/
9
Zwervende Centra. Inleiding
Wittebroodsweken
01:25:00 (18/08)
/
Jan
02:41:00 (19/08)
/
Astrid Lampe
‘Nu we toch een ruimte’
/
0:43:36 (19/07)
Maarten Inghels
Dit is geen park (dl 1)
/
0:29:48 (04/05)
Dit is geen park (dl 2)
0:39:33 (05/05)
0:39:33 (05/05)
‘Twee voelhorens’ (dl 1)
/
0:12:02 (27/07)
‘Twee voelhorens’ (dl 2)
/
0:20:43 (27/07)
De eilandjes van Langerhans (dl 1)
/
1:16:39 (06/08)
De eilandjes van Langerhans (dl 2)
/
0:05:09 (06/08)
‘Net niet monotone’ (dl 1)
0:35:40 (01/06)
0:35:40 (01/06)
‘Net niet monotone’ (dl 2)
1:11:55 (01/06)
1:11:55 (01/06)
‘Net niet monotone’ (dl 3)
0:51:38 (01/06)
0:51:38 (01/06)
‘Net niet monotone’ (dl 4)
0:05:21 (01/06)
0:05:21 (01/06)
‘Net niet monotone’(dl 5)
0:25:25 (01/06)
0:25:25 (01/06)
‘Net niet monotone’(dl 6)
1:23:40 (01/06)
1:23:40 (01/06)
‘Net niet monotone’ (dl 7)
0:48:24 (03/06)
0:48:24 (03/06)
‘Net niet monotone’ (dl 8)
1:00:14 (04/06)
1:00:14 (04/06)
‘Deze ochtend’
/
0:36:32 (26/07)
Tonnus Oosterhoff
Willem Bongers
Paul Bogaert
Lies van Gasse
Mijn onderzoek is kwalitatief van aard en niet kwantitatief. Ik wil de registraties van de dichters zo goed mogelijk beschrijven. ‘Zo goed mogelijk’ kan betekenen ‘zo objectief mogelijk’. In deze context is dat streven echter onhaalbaar. Ik kan mij als observator nu eenmaal niet lostrekken van hoe ik – door mijn studie / geschiedenis / familie / taal / sekse / geaardheid / persoonlijkheid / gemoedsgesteldheid / ‘bezit van kleine huisdieren’ bepaald individu – naar teksten kijk.
De
objectiviteit is poreus. De subjectiviteit druppelt onweerhoudbaar binnen.
10
Zwervende Centra. Inleiding
Ik heb ook dichtprocessen van mezelf geregistreerd. Het leek mij noodzakelijk om dezelfde ervaring aan te gaan die ik de dichters aandeed. In dit verslag ga ik niet grondig in op mijn eigen registraties, maar een enkele keer verwijs ik er wel naar. Dat durf ik, omdat dit onderzoek niet gaat over de kwaliteit van de poëzie, maar louter over het proces. Poëzie is in deze context alles wat geschreven werd door een mens die zich voornam poëzie te schrijven. De gedichten van de deelnemende schrijvers (cf. bijlage 2) zijn vaak nog niet afgewerkt. Ik heb de dichters dan ook beloofd hun gedichten niet als definitieve versies te presenteren. Dat doe ik hierbij even nadrukkelijk: alle versregels die u in dit onderzoeksverslag te lezen krijgt, hebben het argument van voorlopig te zijn. Ik heb ook een mini-enquête uitgevoerd bij vijftien mensen (cf. bijlage 3). Ik heb de respondenten zeven van de negen gedichten anoniem gepresenteerd en daarbij een paar vragen gesteld. Sommige resultaten van die mini-enquête worden verwerkt in dit onderzoek. De onderzoeksgroep is te klein om statistisch betrouwbare resultaten te verzekeren. De resultaten zijn dan ook eerder een soort toetssteen waarnaar ik terug kan grijpen als mijn subjectiviteit de bovenhand dreigt te halen. Tenslotte heb ik, als curiositeit, het hele schrijfproces van deze scriptie geregistreerd. Die registraties heb ik niet geanalyseerd. Dat valt buiten het bestek van dit onderzoek. Dit onderzoek is dan ook slechts een begin. Het wil een opening creëren, op zoek gaan naar de mogelijkheden binnen een onmogelijk onderzoek.
11
Zwervende Centra. Inleiding
Design In dit onderzoek concentreer ik mij op negen aspecten van het schrijfproces. Dat doe ik in negen afzonderlijke hoofdstukken. In elk hoofdstuk concentreer ik mij op de registratie van één dichter, bij wie dat aspect ofwel heel opvallend aan- ofwel heel opvallend afwezig was. De opeenvolging van de hoofdstukken is niet willekeurig. Ze passen in het volgende schema (figuur 1).
1.ONMOGELIJKHEID (Bernard Dewulf) 2.DIALOOG
3.ASSOCIATIE
5.CONFRONTATIE
7.ZWARTE GATEN
(Jan Geerts)
(David Troch)
(Astrid Lampe)
(Tonnus Oosterhoff)
4.ARGUMENTATIE
6.CONCENTRATIE
8.FLARF
(Sylvie Marie)
(Maarten Inghels)
(Willem Bongers)
9.ZWEVENDE CENTRA (Paul Bogaert)
Figuur 1: Overzicht van de verschillende hoofdstukken van dit onderzoeksverslag die zich concentreren op het schrijfproces van een specifieke dichter Eerst bespreek ik de ONMOGELIJKHEID van dit onderzoek. Dit hoofdstuk dient als relativering van alle volgende hoofdstukken. Het hoofdstuk DIALOOG biedt een verklaring voor die ‘onmogelijkheid’ en is een opstap naar de volgende, centrale hoofdstukken ASSOCIATIE,
12
Zwervende Centra. Inleiding
CONFRONTATIE en ZWARTE GATEN. Daarin bespreek ik de belangrijkste aspecten van het dichtproces. Deze drie begrippen vormen samen een continuüm, waarop elke fase van een ontstaansproces zich kan situeren. Na elk van die centrale hoofdstukken maak ik een zijsprong die de aspecten verder uitdiept, illustreert of vanuit een ander perspectief bekijkt. Dat gebeurt in de hoofdstukken: ARGUMENTATIE, CONCENTRATIE en FLARF. Tot slot verbind ik alle centrale hoofdstukken samen aan het concept ZWERVENDE CENTRA, dat op basis van de registratie van Paul Bogaert culmineert naar een model waarin het dichtproces van alle deelnemende dichters, en bij uitbreiding van àlle dichters begrepen kan worden. In de drie centrale hoofdstukken worden alvast de bouwstenen gelegd van dat model. Ik baseerde mij zoveel mogelijk op de registraties en slechts hier en daar op de korte gesprekken die ik had met de auteurs. De bedoeling is om volgend jaar een interviewreeks te organiseren, waarin ik de dichters met hun eigen registraties confronteer. Alvorens ik de registraties van de dichters bespreek, probeer ik dit onderzoek te plaatsen in het bestaande literatuuronderzoek. Na de besprekingen volgt een conclusie en voorstellen voor verder onderzoek.
13
Zwervende Centra. Inleiding
Literatuuronderzoek
Situering In de inleiding maakte ik een onderscheid tussen het schrijfproces, het leesproces en het gedicht zelf, dat de schakel tussen die processen vormt. Over die drie ‘fases’ is heel wat secundaire literatuur geschreven. Hieronder staat een schema (figuur 1) waarin alle secundaire werken over het schrijfproces van poëzie een plaats kunnen vinden.
het schrijfproces van poëzie
prescriptief
handboeken
Hoe schrijf je?
descriptief
persoonlijk
Hoe wordt er geschreven?
subjectief
wetenschappelijk
dagboeken, essays productgebaseerd
verslagen van
objectief
manuscriptonderzoek procesgebaseerd
dit onderzoeksverslag
Figuur 2. Overzicht van de types secundaire werken over het schrijfproces van poëzie.
14
Zwervende Centra. Inleiding
In secundaire werken kan je op twee vragen een antwoord proberen te formuleren. Je kan een antwoord zoeken op de vraag ‘hoe schrijf je poëzie’ en zo uitmonden in prescriptieve literatuur of je kan een meer reflectieve houding aannemen en peilen naar ‘hoe wordt er geschreven’, in descriptieve literatuur. Vandaag wordt prescriptieve literatuur over poëzie amper au serieux genomen. Het is immers onmogelijk om formuleringen te doen die geldig zijn voor alle dichters. In het classicisme werd een dichter nog geroemd als hij kon uitmunten in voorafbepaalde vaste vormregels. Nu wordt de dichter geroemd als hij erin slaagt een hoogsteigen taalidioom te ontwikkelen. Het dichterschap wordt afgemeten ten opzichte van de idiosyncrasie van de dichter. Meer nog: een dichter wordt afgestraft als hij poëzie schrijft die teveel op poëzie lijkt. Op de literaire weblog ‘Tzum’ schreef Jurre van den Berg over het debuut van Nina Werkman (2010), en hij bedoelde het allerminst positief: Ik kan me echter niet aan de indruk onttrekken dat veel van Werkmans gedichten lijken op gedichten, in een poging te voldoen aan het beeld van ‘een gedicht.’(Berg, J. van den, 2010) Hoewel het sterk betwistbaar is of postmoderne dichters nog steeds hun aller-individueelste emotie willen blootleggen, lijkt het belang dat de tachtigers hechtten aan de ‘aller-individueelste expressie’ nog steeds van kracht te zijn. Dichters moeten (of willen) meer dan bijzonder zijn. Ze willen uitzonderlijk zijn. Er zijn wel wat handboeken op de markt die een antwoord zoeken op ‘hoe schrijf je poëzie’ (een kleine selectie vindt u in bijlage 4). Die handboeken stellen echter geen harde regels op, maar geven de lezer eerder tips. Vaak zijn ze ook geschreven door dichters zelf (zoals Chrétien
15
Zwervende Centra. Inleiding
Breukers, Cees van der Pluijm en Willem Wilmink) die vanuit hun eigen ervaring spreken en aanleunen bij de eerder descriptieve literatuur. Descriptieve literatuur zoekt een antwoord op ‘hoe wordt er geschreven’. De enige schrijvers die een waarachtig antwoord op die vraag kunnen formuleren zijn natuurlijk de dichters zelf, wanneer die persoonlijk schrijven over het ontstaansproces van hun eigen poëzie. Ik verwijs, voor de Nederlandstalige dichters, hier graag naar de essays van Herman de Coninck en naar de dagboeken van Leonard Nolens. Deze dichters zijn in hun secundaire werken ook lezers. Het zijn lezers van hun eigen schrijfproces4. Kan je het schrijfproces ook op een wetenschappelijke manier benaderen? Dat kan, door manuscriptonderzoek. Dit is, bijvoorbeeld, een handschrift van J. H. Leopold, waarin hij werkte aan een onvoltooid gebleven gedicht.
Figuur 3. Handschrift van J. H. Leopold
4
In deze context is ook de laatse bundel ‘Stapvoets’ van Eva Gerlach interessant, die op 27 februari 2010 verscheen bij De Slegte. In deze semi-bibliofiele uitgave worden haar gedichten in twee versies getoond: een versie waarin ze aantekeningen maakte en een definitieve versie.
16
Zwervende Centra. Inleiding
T.M van Vliet en van A.L. Sötemann hebben geprobeerd om op basis van de chaotische handschriften van Leopold het gedicht te construeren (Vliet, H.T.M. van., Sötemann A.L., 1985). Op basis van dit handschrift kan je natuurlijk niet achterhalen welk woorden precies eerst kwamen en welke daarna. De dichter Tonnus Oosterhoff (cf. infra) heeft zich gebaseerd op het werk van Van Vliet en Sötemann en heeft een filmpje gemaakt waarin hij zelf een ritme geeft aan het ontstaansproces van het gedicht5. Hij had allerminst de ambitie om het ontstaansproces van het gedicht te reconstrueren. Op zijn website schrijft hij: ‘ik heb een eigen ritme en verhaal aangebracht’. Natuurlijk reveleert een manuscript wel ìets van het schrijfproces. Zo zou je kunnen vermoeden dat de woorden die bovenaan het blad staan eerst werden geschreven en (hoewel dit vermoeden al meer wankelt) dat de woorden die het meest onleesbaar zijn het snelst werden genoteerd. Als het gedicht over verschillende jaren heen werd geschreven, dan zou een papier- en inktonderzoek, grofweg, een paar schrijfstadia kunnen blootleggen. Je kan dus wel proberen om op basis van een product (namelijk: een manuscript) een schrijfproces te reconstrueren, maar die reconstructie blijft vaak hypothetisch en kan niet minutieus zijn. Dankzij de softwareprogramma’s Inputlog en Camtasia kan ik mij, in het onderzoek naar het schrijfproces, wel rechtstreeks baseren op het proces. Daardoor kan ik het schrijfproces
5
cf. www.tonnusoosterhoff.nl (klik door naar ‘o kostelijkste’). Oosterhoff interviewde ook eens een honderdjarige, die amper nog kon praten en slechts nog flarden tekst kon uitstoten. Oosterhoff heeft een paar van die flarden verwerkt in een filmpje waarin de woorden hortend en stotend, net zoals de oude man ze uitbracht, verschijnen. De woorden van de honderdjarige waren aanvankelijk wellicht niet als poëtisch bedoeld. Maar Oosterhoff wist er poëzie van te maken. De poëzie van de oude man ligt niet zozeer of niet alleen in de inhoud van de woorden, maar vooral in het hortende ritme van hun ontstaansproces.
17
Zwervende Centra. Inleiding
milliseconde per milliseconde, dus nog preciezer dan ‘minutieus’, blootleggen en niet alleen alle opgeschreven woorden traceren, maar ook alle genomen pauzes. Mijn onderzoekverslag past dus binnen de secundaire literatuur over het schrijfproces van poëzie past en is daarin, naar mijn weten, het eerste dat zowel descriptief is, wetenschappelijk èn procesgebaseerd.
Schrijfstadia Hoewel het gevaarlijk is om iets universeels te postuleren over de schrijfprocessen van dichters (er zal altijd wel weer een dichter zijn die grandioos het tegendeel bewijst), kan je er toch een paar algemeenheden uit destilleren. Traditioneel wordt het schrijfproces in verschillende stadia opgedeeld. Afhankelijk van de grenzen die je trekt, zijn er twee stadia (zoals in het beroemd geworden citaat van Thomas Edison ‘genialiteit is 1% inspiratie en 99% transpiratie’) drie stadia (zoals volgens Will van Sebille (1997, p. 21): elk creatief proces en dus ook het schrijfproces, kent drie fasen: ontkieming, assimilatie en voltooiing) of vier stadia (zoals in The art of thought, Wallas, 1926): de preparatie, de incubatie, illuminatie, en de verificatie.) Met een beetje inspiratie kan je er natuurlijk ook vijf stadia (ik zeg maar wat: goesting, installering, ingeving, gepruts, afwerking) of 36 stadia van maken. Interessant is dat, hoeveel stadia je ook onderscheidt, er blijkbaar altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen het stadium dat onbewust gebeurt en de stadia waarin de dichter bewust werkt. Er
18
Zwervende Centra. Inleiding
is dus enerzijds de inspiratie / ontkieming / illuminatie of zoals Bernard Dewulf het noemt ‘de momenten van genade’ en anderzijds de transpiratie / de assimilatie / het gepruts. ‘Een moment van genade’ is een moment waarop de dichter een inval krijgt, een inslaande bom of, voorzichtiger verwoord: een prikkel. In het boek ‘de creatieve factor’ schrijft Sybren Pollet (1993, p. 38): het inventieproces wordt op gang gebracht door een prikkel. Deze kan uit de buitenwereld komen – een situatie, lectuur, een geluid, een opdracht van onszelf of anderen – en zij kan door het eigen onbewuste geproduceerd worden, in de vorm van een herinnering, een voorafgaande vondst, maar ook een onbewuste psychische prikkel, een preoccupatie, een verdringing. Momenten van genade worden afgewisseld met concrete werkstappen, waarin de dichter zijn inspiratie uitzweet op papier of op computer. In deze transpiratieprocessen kan de schrijver zijn ambachtelijke vaardigheden aanwenden. Die vaardigheden rusten op een fijnbesnaarde gevoeligheid voor klank, metrum en stijlfiguren. Het schrijfproces kan jaren duren, vooraleer het gedicht uiteindelijk ‘abandoned’ wordt. Momenten van genade en concrete werkstappen volgen elkaar voortdurend op. Cees Van der Pluijm (2003, p. 131) zegt dat ‘veel schrijvers en dichters de praktijk van het schrijven als een soort wisselbad [ervaren]: momenten van koorts, helderziendheid en gedrevenheid worden afgewisseld met ogenblikken van reflectie, kritische beschouwing en rationele verwerping of goedkeuring van sommige in de euforie ontstane tekstgedeelten.’ Met Inputlog en Camtasia kan je de concrete werkstappen observeren. Ze zelfs helemaal in kaart brengen. Bij de momenten van genade kom je echter nooit. Het is onmogelijk om te weten waar je precies moet staan om de inspiratie die uit de lucht komt vallen op te vangen.
19
Zwervende Centra. Inleiding
Als de inspiratiemomenten en transpiratieprocessen, in constante wisselwerking met elkaar, duidelijk van elkaar te scheiden zouden zijn, dan kon ik als onderzoeker de keuze maken om alleen de transpiratieprocessen te analyseren. De stappen zijn echter onlosmakelijk met elkaar verbonden en besmetten elkaar ook. Simon Vestdijk (die met zijn poëzie-essays in De Glanzende Kiemcel eigenlijk alles al verteld heeft over het schrijfproces van poëzie en daardoor alle latere uitspraken daarover, niet in het minst de mijne, tot plagiaat maakt), schreef hierover (Vestdijk, 1942, p. 7): Veeleer hebben wij in het wezen en de techniek twee begrippen te zien, die, zo zij al niet precies hetzelfde betekenen, in de grond van de zaak toch op hetzelfde betrekking hebben; het zijn zogenaamde ‘correlatieve’ begrippen, tweelingbegrippen, kan men zeggen; en zoals tweelingen, die veel op elkaar lijken, onderling wel eens verwisseld worden, zo is in menig geval niet uit te maken, of iets dat men over de poëzie te berde brengt, nu het ‘wezen’ raakt dan wel de ‘techniek’. Net omdat het onmogelijk is om de ‘techniek’ en het ‘wezen’ van poëzie, oftewel de rationele momenten en irrationele momenten van elkaar te scheiden, is het onmogelijk om een duidelijk afgelijnd onderzoeksdomein af te bakenen.
Ik waag mij dus aan, inderdaad, een onmogelijk
onderzoek. Maar alles wat onmogelijk is, moet uiteindelijk gebeuren (Kaku, 2008).
20
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Het schrijfproces van dichters
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
1. Bernard Dewulf en de Onmogelijkheid
Bernard Dewulf is Vlaams dichter, columnist, journalist en kunstkenner. Hij won in 2010 de Libris Literatuur Prijs voor zijn verhalenbundel ‘Kleine dagen’ en is dramaturg voor het NTGent.
Bernard Dewulf omschreef zichzelf als ‘de grootste kluns’ die ik maar kon uitkiezen voor dit onderzoek. Hij voelde zich belemmerd, niet alleen door zijn computer- onvaardigheden (of door de technische mankementen van de programma’s, maar ook door zijn fundamentele vragen bij het onderzoek. Dewulf heeft ooit een vergelijkbaar onderzoek willen uitvoeren naar het werkproces van Raoel Dekeyser. Hij vroeg aan de schilder of hij hem niet eens een weekje mocht observeren in zijn atelier. Dewulf beloofde hem niet te storen. Hij zou alleen maar in een hoekje zitten kijken en ’s avonds weer naar huis gaan. Raoel Dekeyser stemde toe. De dag voor het begin van het experiment echter, haakte de schilder af. Het zou niet lukken. Hij zou wel kunnen doen alsof hij schilderde, maar schilderen? Dat niet. Die uitspraak is Bernard Dewulf sterk bijgebleven. Hij had nu, tijdens de registratie van zijn schrijfproces, net dezelfde constatering: ik schrijf niet, ik doe alsof ik schrijf.
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Bernard Dewulf vertelde me ook over de registraties die men maakte van het werkproces van Jackson Pollock en Pablo Picasso. Dewulf, een grote schilderkunstliefhebber6, vindt de werken die tijdens dergelijke registraties tot stand kwamen van een beduidend mindere kwaliteit. Ondanks zijn fundamentele vragen bij het onderzoek toonde Bernard Dewulf een hartelijke bereidwilligheid om mij te helpen en hij registreerde het ontstaansproces van een gedicht. Hij was echter niet tevreden met het resultaat. ‘Kan je een iets voor mij doen? Het gedicht verwijderen nadat je het hebt geanalyseerd’. Wij slapen anders nu In de kamers verzamelen schimmen In het bed diepen wij de holteOnze wervels verslijten samen, Maar weinig is ons vreemder dan wij Wie ons droomt hebben wij verlaten Wie ons zal verlaten, omringt ons Uit de trappen groeien de slapelozen Ze komen samen in de keuken en kijken tot het licht naar de dansende gloeilamp in de tuin
Tijdens de registratie was Bernard Dewulf, naar eigen zeggen, geneigd geweest een voor mij zo interessant mogelijke registratie te maken en die neiging bracht de natuurgetrouwheid (de ecologische validiteit dus) van het proces in gevaar. Dewulf had alleen de woorden ingetikt die hij noodzakelijk achtte in het ontstaansproces van het gedicht en had alle (schijnbaar) irrelevante woorden die bij hem opborrelden en die hij tijdens een natuurlijk schrijfproces misschien wel de
6
cf. zijn kunstbundels Bijlichtingen. Kijken naar schilders (2001) en Naderingen. Kijken en zoeken naar schilders (2007). Uitgeverij Atlas.
23
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
vrijheid van het blad zouden gunnen, nu voor zich gehouden. Zo durft hij wel eens vloekwoorden zoals ‘fuck’ intikken. Nu niet. Niet alle dichters stelden zich zoveel vragen bij het onderzoek. Jan Geerts bijvoorbeeld, poëzieschrijfdocent, maakt tijdens zijn workshops vaak een gedicht met een hele klasgroep. Schrijven is voor hem dus niet altijd een solitaire bezigheid. Het verwondert mij dan ook niet dat hij geen problemen ervaarde met de gebruikte onderzoeksmethode. Meer zelfs: hij heeft zijn studenten op de Schrijversacademie ook al gevraagd om een schrijfproces te registeren. Ook Annemarie Estor ervaarde geen extra druk door het meekijkende derde oog. ‘ik heb eigenlijk altijd het idee dat er iemand zit mee te kijken’, schreef ze mij. Astrid Lampe schreef: ‘mooi programmaatje ook dat Camtasia; het bracht me vanzelf op ideeën.’ Paul Bogaert, die de meeste en langste registraties heeft gemaakt, vertelde hoe hij in het begin heel erg bewust was van de registratie, maar er daarna wel rust in vond en dat zijn proces daardoor natuurlijker werd. Tonnus Oosterhoff vond het onderzoek dan weer niet alleen moeilijk, maar zelfs gevaarlijk. Hij schreef ‘ik was me zeer bewust van de opname en verliet daardoor de kern in onvoldoende mate voor mijn gevoel […] maar het is toch een gevaarlijk kunstje, dat ik misschien niet ga herhalen. Ik zou het zonde vinden als een potentieel goed gedicht het niet haalt omdat er tijdens het maken naar gekeken wordt. Ongeboren vruchten worden wel eens gedood door een punctie.’ Zelf had ik het ook moeilijk met het meekijkende derde oog. Het gebeurt zelden dat ik aan slechts één gedicht werk. Meestal heb ik een paar bestanden openstaan met een paar onafgewerkte gedichten of gedachten, waar ik dan hier en daar frunnik. Tijdens de registratie voelde ik mij
24
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
voortdurend betrapt. Ik dacht voortdurend: ze zullen mij doorhebben.7 En daarom: ze zullen mij blootleggen. In dit hoofdstuk beschreef ik hoe moeilijk sommige deelnemende dichters het hadden met de onderzoeksmethode. In het volgende hoofdstuk zoek ik een verklaring daarvoor.
Mijn registratie waarin ik vergeten was dat Camtasia nog registreerde is wellicht de meest betrouwbare. Ik was begonnen met werken aan mijn scripte en ben na een halfuur in mijn eigen gedichten verzeild geraakt, waaraan ik dan tien uur lang heb zitten schrijven, of beter: ‘prutsen’ (een woord dat ook Simon Vestdijk gebruikt in zijn Glanzende Kiemcel). 7
25
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
2. Jan Geerts en de dialoog
Jan Geerts schreef in verschillende tijdschriften, zoals in Deus ex Machina, Gierik/NVT en DBH. Zijn laatste dichtbundel heet ‘De n van niemand’ en verscheen bij uitgeverij P. Jan Geerts is poëziedocent bij Jeugd en Poëzie en bij de Schrijversacademie.
Ondanks citaten als ‘he [the poet] does not know what he has to say, until he has said it’ (T.S. Eliot) en ‘wij denken niet over iets na, maar iets denkt zich in ons naarboven’ (Musil) (gecit. in Polet, 1993, p.35) kan je niet ontkennen dat de schrijver een sturende rol heeft in het schrijfproces. Je zou het schrijfproces dan ook als een dialoog kunnen percipiëren tussen enerzijds de dichter en anderzijds de woorden die in hem opborrelen. In het schrijfproces van Jan Geerts is het werkblad, en dus ook een observator, getuige van die dialoog. Dit is een fragment van het gedicht in groei, geregistreerd na 27:05:11 minuten:
de nacht/dag/uren wakker wordt in jou en vindt een andere stad een ander huis waarin jij iemands blik leegrooft/laat vollopen een warm bad opstaan en iemands ogen/blik opentrekt iemands blik ontmantelen
26
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
In dit fragment lijkt Jan Geerts met de woorden te communiceren, in een stille dialoog. Er presenteren zich telkens een paar keuzemogelijkheden en het lijkt alsof de dichter zich voorneemt er later tussen te kiezen (tussen nacht/dag/uren; tussen blik leegrooft/laat vollopen; tussen ogen/blik). Soms staan de alternatieven inhoudelijk dwars tegenover elkaar, bijvoorbeeld ‘nacht’ tegenover ‘dag’. Ze zijn dus niet zomaar synoniemen van elkaar.8 Ik wil de dialoog van Jan Geerts nog preciezer proberen te beschrijven aan de hand van het onderstaande fragment uit een lineaire Inputlog-analyse. Dit fragment vertelt iets over hoe de woorden ‘dag’ en ‘uren’ naast het woord ‘nacht’ tot stand kwamen. In het vetjes staan alle ingetikte woorden9. [Movement]{2016}een·i[BS]ei·tikt·de·dag·in[Movement][LeftButton]/dag
[…] [Movement] [LeftButton]
[Movement][RightButton][Movement][LeftButton][Movement][LeftButton][RightButton][Movement][LeftButt on][Movement][LeftButton]/uren
Op basis van dit Inputlog-fragment en gesteund door de observatie van de bijhorende Camtasiaregistratie, kan ik de volgende stappen reconstrueren10:
8
De alternatieven die Geerts voorstelt zijn bovendien niet zomaar aan elkaar gelijkwaardig. Door het opsommen van alternatieven lijkt hij steeds dieper in de taal te rollen. Het woord ‘ogen’ is bijvoorbeeld niet zomaar gelijk te stellen aan blik. Het woord ‘blik’ heeft nog een andere betekenis, namelijk ‘dun plaatstaal dat gebruikt kan worden voor conserven’. Jan Geerts zal zich wel bewust geweest zijn van die extra betekenis, zeker omdat hij al eerder het woord ‘houdbaarheidsdatum’ had ingetikt. Het woord ‘blik’ kan extra connotaties oproepen (ik denk aan ogen die koud en hard kijken) en biedt ook nieuwe taalmogelijkheden: een blik kan je laten, cf. supra leegroven/ vullen/ opentrekken/ ontmantelen. 9
Tussen vierkante haken staan alle cursor-bewegingen die de dichter maakt, tussen de accolades staan de pauzes in milliseconden uitgedrukt en op de plaats van het teken […] stond een fragment dat ik heb gewist omdat het weinig relevants vertelt in deze context. 10
Alle observaties die je niet afleiden uit deze Inputlog-file, maar wel uit de Camtasia-registratie en/of uit andere Inputlog-analyses, heb ik aangeduid met een asterix (*)
27
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Stap 1 [Movement]{2016}een·i[BS]ei·tikt·de·dag·in
Jan Geerts bewoog zijn cursor [Movement] naar een bepaalde plaats, wachtte 2016 milliseconden en tikte daar dan ‘een ei tikt de dag in’, waarbij hij even bleef haperen in het woord ei, daarbij de backspace knop gebruikend [BS] (wellicht dacht hij sneller dan hij kon tikken). Resultaat: er is een nieuwe regel ontstaan ‘een ei tit de dag in’. Stap 2 [Movement][LeftButton]/dag
Vervolgens verschoof Jan Geerts zijn cursor weer [Movement] naar boven*, plaatste die naast het al aanwezige woord ‘nacht’* door de linkermuisknop te gebruiken [LeftButton]. Hij tikte een schuine streep in en daarna het woord ‘dag’. Resultaat: de regel ‘de nacht wakker wordt in jou’ is veranderd in ‘de nacht/dag wakker wordt in jou’. Waarom hij het woord ‘dag’ introduceerde, is moeilijk te achterhalen. Toch durf ik vermoeden dat de motivatie in de pas ingetikte regel ‘een ei tikt de dag in’ ligt. In die regel staat immers ook het woord ‘dag’ en misschien wilde Geerts wel met die regel aligneren. Stap 3 [Movement][LeftButton][Movement][RightButton][Movement][LeftButton][Movement][LeftButton] [RightButton][Movement][LeftButton]
Jan Geerts beweegt [Movement] en zet [LeftButton] zijn cursor naast de regel ‘een ei tikt de dag in’*, hij selecteert die regel door zijn cursor vast te houden en over de woorden te glijden [Movement], hij klikt rechts [RightButton], om vervolgens zijn cursor naar de
28
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
keuzemogelijkheid ‘kopiëren’ te bewegen [Movement] en die mogelijkheid te selecteren [Left Button]. Vervolgens beweegt [Movement] Geerts zijn cursor naar boven* zet die cursor [LeftButton] net boven de regel ‘de nacht/dag wakker wordt in jou’, klikt op de rechtermuisknop [RightButton], beweegt naar de keuzemogelijkheid ‘plakken’, en selecteert die mogelijkheid met zijn linkermuisknop [LeftButton]. Resultaat: de regel ‘een ei tikt de dag in’ staat nu net boven ‘de dag/nacht wakker wordt in jou’. Stap 4 [Movement][LeftButton]/uren
Jan Geerts beweegt [Movement] en zet [LeftButton] zijn cursor nu naast het woord dag, tikt een schuine streep in en daarnaast het woord ‘uren’. Resultaat: de regel ‘de nacht/dag/uren wakker wordt in jou’ is veranderd in ‘de nacht/dag/uren wakker wordt in jou’. Waarom Jan Geerts naast de woorden ‘nacht/dag’ het woord ‘uren’ schrijft, is opnieuw moeilijk achterhaalbaar. Toch durf ik ook hier vermoeden dat de regel ‘een ei tikt de dag in’ instigator was. Het woord ‘tikt’ riep bij Geerts misschien (via een associatie met de tijd) het woord ‘uren’ op. Samengevat: in de eerste en derde stap concentreerde Jan Geerts zich op de regel ‘een ei tikt de dag in’ en in de tweede en vierde stap concentreerde hij zich op het ontstaansproces van de regel ‘de nacht/dag/uren wakker wordt in jou’. Ik suggereer daarbij dat de eerste regel ‘een ei tikt de dag in’ verantwoordelijk is voor de introductie van zowel de woorden ‘dag’ als ‘uren’ in de tweede regel.
29
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Mijn bevindingen blijven natuurlijk hangen in een weerlegbare hypothese. (De mate waarin je als externe observator de motivatie van een dichter kunt volgen, wordt uitgewerkt in hoofdstuk 4) Wat ik wilde aantonen is hoe de dichter met de woorden dialogeert: de dichter heeft de macht om woorden te introduceren, te verplaatsen en te veranderen; anderzijds hebben woorden ook de macht om de lezer tot nieuwe woorden te verleiden. We kunnen dus effectief spreken van een dialoog, want het ‘gesprek’ lijkt zich in twee richtingen te voltrekken11. Samengevat: hoewel de echte communicatie die zich in het hoofd van de dichter afspeelt onmogelijk te traceren is, doen het cursorgebruik en het gebruik van leestekens die niet voor de tekst maar voor de schrijver zijn bedoeld12 vermoeden dat de schrijver in dialoog staat met zijn eigen tekst. Die dialoog kan verklaren waarom sommige dichters het moeilijk hebben met de aard van dit onderzoek. Dat bespreek ik in het volgende subhoofdstuk.
Driehoeksverhouding Het meest eigene aan een schrijfproces (en bij uitbreiding: van elk creatief proces) is misschien wel dat het een individuele aangelegenheid is. Alleen het resultaat wordt publiekelijk kenbaar gemaakt. Tijdens het schrijven kan de schrijver alleen zijn met zijn gedachten en met het blad.
11
Joris Lenstra spreekt, in Meander, over ‘de magische dialoog van de schepping’. Lenstra, Joris (2008).
12
Soms is het niet duidelijk waartoe de leestekens dienen. Aan het einde van Bogaerts vijfde registratie verschijnt: ‘een gebaar => een inbraak ’ en ‘een suggestie => een mes’. Het is niet duidelijk of de pijltjes slechts leemtes aanduiden en Bogaert hielpen onthouden die leemtes nog op te vullen, of dat de pijltjes zelf tot de keuzemogelijkheden hebben behoord, net zoals de schuine streep tussen ‘ik’ en ‘jij’ in het gedicht van Jan Geerts tot in de finale versie bleef staan (cf. het gedicht, in bijlage 2)
30
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Op het moment dat er een tweede instantie met de schrijver meekijkt naar het blad, ontstaat er een nieuwe spanning: tussen de schrijver en degene die meekijkt. Eigenlijk ontstaat er nu een driehoeksverhouding: tussen de schrijver, de meekijker en het blad13.
Het is echter geen
gelijkzijdige driehoek; de spanning is niet evenwichtig verdeeld. De schrijver heeft namelijk rechtstreeks invloed op het blad, terwijl de meekijker dat niet heeft. Dat de schrijver en de meekijker niet tot eenzelfde instantie behoren, is moeilijk weerlegbaar. De rollen worden ingenomen door twee afzonderlijk individuen, die ‘tastbaar’ anders zijn. Dat de instantie van de schrijver verschilt van die van zijn woorden, is echter niet zo makkelijk aanwijsbaar. Het verschil is flou, fluctuerend en zelfs betwistbaar. De neiging kan daarom groot zijn om de verhouding niet als een driehoeksverhouding te percipiëren, maar als een verhouding tussen de twee duidelijk afgelijnde distanties: de schrijver en de observator. Het lijkt dan alsof de schrijver en zijn woorden een en dezelfde instantie vormen, waarin de schrijver samenvalt met zijn woorden, er bijgevolg niet mee kan dialogeren en, dat is het ergste: er verantwoordelijk voor is. Als de schrijver zich verantwoordelijk voelt voor elk woord dat hij op papier zet, bestaat de kans dat hij zich beperkt zal voelen in zijn creatieve vrijheid. Een voorbeeld: als Dewulf alleen is met zijn papier en het woord ‘fuck’ opschrijft, is er een dialoog, een spanning, een afstand tussen hem en dat woord. Op het moment dat er een observator meekijkt ontstaat er in principe een driehoeksrelatie tussen ‘fuck’, Dewulf en de observator. Het kan echter verleidelijk zijn, zowel voor de Dewulf als voor de observator, om Dewulf en ‘fuck’ als een en dezelfde instantie te percipiëren (tegenover de observator als tweede 13
Het is daarbij belangrijk om te onderstrepen dat de driehoeksverhouding in stand wordt gebracht door de ‘observator’ en niet door de media ‘Inputlog’ en ‘Camtasia’. De software-programma’s zelf vormen in principe geen enkele dreiging. Het is de wetenschap dat een externe observator de registraties zal bekijken en analyseren die sommige dichters doet terugdeinzen.
31
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
instantie), waardoor Dewulf zich verantwoordelijk voor ‘fuck’ voelt en het woord daarom niet meer opschrijft.
In dit hoofdstuk beschreef ik hoe je het schrijfproces als een dialoog kunt voorstellen en hoe een externe observator door zijn sterke aanwezigheid die stille dialoog in gevaar kan brengen. De broosheid van de stille dialoog kan dus de reden zijn voor de onmogelijkheid van dit onderzoek. In de volgende hoofdstukken probeer ik na te gaan hoe die dialoog zich voltrekt. Met andere woorden: vanaf dit punt concentreer ik mij op het effectieve schrijfproces van dichters.
32
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
3. David Troch en Associativiteit
David Troch publiceerde in verschillende tijdschriften en zijn bundel ‘Laat[avond]taal’ verscheen in 2008 bij het Poëziecentrum van de Gent. Sinds juli 2010 is Troch poëzieambassadeur van Gent.
De schrijver voert een dialoog met zijn woorden, waarbij woorden zich kunnen voorstellen en de schrijver uiteindelijk selecteert. Maar hoe gebeurt die selectieprocedure precies? Ik wil de dichter hier vergelijken met een consument die producten kan kiezen, laten liggen, of terugzetten. De selectieprocedure van een consument gebeurt meestal trechtervormig of deductief. De consument begint met een aantal keuzemogelijkheden (bijv. voor vaatwastabletten: Dreft, Ecover en Sun). In elke stap worden er producten of merken over de ‘deselectiebarrière’ weggeschoven. Dat kan gebeuren op basis van een negatieve connotatie die eraan wordt gehecht (bijv.: ‘Dreft’ is te duur) of op basis van een positieve connotatie aan een concurrerend product of merk (bijv.: ‘Ecover’ is milieuvriendelijker) 14. De selectieprocedure van een dichter gebeurt niet trechtervormig. De reden daarvan is dat de initiële mogelijkheden oneindig zijn. Terwijl een consument kan kiezen uit bijvoorbeeld slechts drie producten, kan (moet) een dichter kiezen uit oneindig veel woordcombinaties. De dichter kan 14
Met dank aan Tamta Mamistvalovi, brand manager op Dreft bij P&G,
[email protected]
33
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
niet anders dan te beginnen met een keuzemogelijkheid en van daaruit associatief verder denken. Door de oneindigheid aan mogelijkheden is de dichter dus genoodzaakt associatief te denken.
Schrijven is verdergaan Nieuwe woorden worden dus geïntroduceerd op basis van een associatief proces. De introductie van nieuwe woorden betekent vaak het verdwijnen van andere woorden. De vraag is nu of geschrapte alternatieven nog eens terug kunnen komen. Natuurlijk kan een dichter dat. Het viel mij echter op dat de deelnemende dichters dat niet doen. David Troch schreef zijn gedicht ‘Sarah’ op amper 23 minuten tijd, voerde bijgevolg relatief weinig acties uit en het hele schrijfproces is daarom relatief gemakkelijk weer te geven. Hieronder vindt u het gedicht, met in de kadertjes telkens in het grijs de geschrapte woorden (lichtgrijs voor de eerste, donkergrijs voor de tweede keuze) en in het zwart de definitieve keuze. syrah Weg van moeder, broertje, zusje. In ruil twee tweebenigen die niet blaffen, slechts slechts imitaties doen. Eten brengen ze, drinken ook, Spelen ook, als het hen past. Verdwijnen dan achter de haag, dan weer in huis, zonder me/ eens te strelen. En ik maar Kwispelen, als gek rondjes draaien, Zachtjes/vertederend/ uitermate vertederend janken, niet dan hun aandacht trekt. -/ Harteloze/ Gevoelloze/ De dwazen, moet je zien/ kijk hoe groot/op welke voet ze leven en zij passen zelfs niet/ onmogelijk dat ze tevreden zouden zijn/ mij stoppen ze in een hondenhok
In de eerste strofe heeft David Troch niets veranderd. Die strofe had hij immers al op papier gemaakt. In de twee volgende strofen vonden er een paar verschuivingen plaats. Opvallend is dat
34
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
er geen enkele keer wordt teruggegrepen naar een vorige optie.15 Ook in de registraties van de andere dichters heb ik geen voorbeelden ontdekt waarin een schrijver duidelijk weer kiest voor een woord dat hij al door een alternatief had vervangen, hoewel ik ervan uitga dat er uitzonderingen zullen zijn die de regel bevestigen. Je zou kunnen zeggen dat woorden, net als producten, heel moeilijk de ‘selectie-barrière’ kunnen overschrijden: als een woord eenmaal gedeselecteerd werd, kan het zich moeilijk nog eens opdringen.16 Het schrijfproces voltrekt zich dus via een associatief proces waarin zelden terug wordt gegrepen naar verworpen keuzes. Schrijven, hoe moeizaam het proces ook soms verloopt, is in de eerste plaats verdergaan. Niet terugkeren.
Burst Sommige schrijvers schuifelen verder, de andere rennen. Hieronder ziet u een fragment uit een lineaire Inputlog-analyse van het gedicht Wittebroodsweken van Sylvie Marie (registratie na 24 min.). In dat gedicht wilde ze, zo vertelde ze me, haar geluk beschrijven als pasgetrouwde vrouw (van David Troch nota bene). Dit fragment illustreert hoe de dichteres vrijelijk, als vanuit een ‘stream of consciousness’, erop los associeert. Met relatief weinig pauzes komt een hele
15 Alleen bij het woord ‘dwazen’, in de voorlaatste regel, kan je opperen dat, nadat Troch de adjectieven ‘harteloos’ en ‘gevoelloos’ had geprobeerd, toch weer koos voor de optie ‘geen enkel adjectief’. 16 In de marketing vraagt de aanwezigheid van een product in het selectie- dan wel het deselectiegebied van de consument om een totaal andere marketingstrategie. Als je product het voorrecht heeft om al tot het selectiectiegebied te behoren, kan je bijvoorbeeld beginnen concurrereren op basis van de prijs. Als het product nog niet tot dat selectiegebied behoort, zal je meer moeten investeren in bijvoorbeeld ‘the package’, om zo toch nog de aandacht van de consument te winnen.
35
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
woordenketting tot stand. Het lijkt alsof de dichteres effectief overliep van geluk, en daarin niet haperde17. ·is·zacht·en·vloeen{3500}d[BS3]iend[Movement][LeftButton]ons·hart·loopt·over·van·geluk [Movement][LeftButton][Movement][LeftButton],[ENTER]onze·huid·hapert·niet{5594},[BS]·en ·nergen[BS]{2656}iet,·hapert·nergens{4062},[BS].[ENTER2]we·hebben·alles·voor·elkaar [ENTER]{2062}[Movement][LeftButton][BS][Movement][LeftButton][ENTER2]{3828}en·nee[BS2]iets ·meer·voor·een·ander{6812},[ENTER]er·is·geen·ander{20140},·er·is·het·vak[BS]cu[¨]um [ENTER]van·ons·waarin·[BS]s·waarin·wij·als·door·een·flessenhals[ENTER]werden·gezoch [BS2]gen.[ENTER2]{3266}[Movement][LeftButton][LeftButton][BS2].·als·dooor[Movement] [LeftButton][BS4]r[Movement][LeftButton]wij·in·ons
In het artikel The inner voice of writing (Chenoweth, A.N, Hayes, J.R., 2003, p. 101) wordt een woordenreeks die tussen pauzes van minimum twee seconden ontstond ‘een burst’ genoemd, een uitsbarsting dus. In het bovenstaande fragment heeft Sylvie Marie een ‘burst’ van maar liefst 10 (blauwgedrukte) woorden, die tussen een pauze van 3500 en 5594 milliseconden tot stand kwam. Dat is een uitzonderlijk grote burst, vooral omdat die niet werd voorafgegaan door een lange pauze, zoals in het volgende fragment van Maarten Inghels (tweede registratie, na 16 min.) bijvoorbeeld, met een burst van 7 woorden en daarna een van 9 woorden, die elk worden voorafgegaan door een pauze van langer dan 20 seconden. (Voor een verdere uitwerking van het belang van pauzes voor de productiviteit: cf. hoofdstuk 6). [Movement]{7906}[Movement][Movement]{34500}[Movement][LeftButton][ENTER]In·pantser·maken·zij·de ·{2171}balans ·op:[RIGHT2][BS]h[Movement]{22360}[Movement][LeftButton][Movement][LeftButton] [BS],[ENTER]steeds·meer·werden·ze·geweerd·van ·nsta[BS4]stadskantelen.{7234}[Movement] [LeftButton][BS3]{2500}[BS7]·en [RIGHT][BS]·[Movement][LeftButton][ENTER]{17516} [Movement] [LeftButton][BS]·en·trapgevels.[Movement]{20266}[Movement][RightButton] [Movement][LeftButton][LeftButton][ENTER]Maar·er·ligt·geen·schreeuw·meer·in·hun·mond.
17
de woorden kwamen niet alleen in een heel vloeiende beweging tot stand, ze werden ook bijna allemaal behouden in het uiteindelijke gedicht (cf. bijlage 2).
36
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Het model-in-opbouw Zowel het gedicht van David Troch als het gedicht van Sylvie Marie lijken te vertrekken vanuit een kern waarop dan verder geassocieerd wordt. In het gedicht van David Troch is de centrale kern zijn hondje Syrah, waarop geassocieerd wordt met onder andere de woorden ‘blaffen, kwispelen, rondjes draaien, janken’. In het gedicht van Sylvie Marie is de kern het wittebroodswekengeluk met, daaraan gekoppeld, associaties als ‘zacht’, ‘vloeiend’, een ‘hart’ dat ‘overloopt’ en ‘huid’ die ‘nergens hapert’. We zouden het ontstaansproces van hun gedichten dan ook, heel simplistisch, kunnen visualiseren met de volgende visuele voorstelling (figuur 2). Een kern die uitgebouwd is met associaties, noem ik een centrum.
Figuur 4. Eerste fase uit het model over het ontstaansproces van een gedicht. Hoewel in niet alle ontstaansprocessen de kern zo duidelijk tastbaar is als de voorafbepaalde thema’s ‘mijn hondje Syrah’ en ‘wittebroodswekengeluk’, meen ik wel dat àlle gedichten vertrekken vanuit een kern, die dan kan bestaan uit een woord, een zin, een thema, een gedachte, een gevoel, een richting of desnoods een vaag vermoeden (cf. infra).
37
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
In dit hoofdstuk beschreef ik de selectieprocedure van de dichter. De dichter vertrekt vanuit één keuzemogelijkheid en associeert daar vervolgens op. Dit hoofdstuk zegt dus iets over
hoe veranderingen in het schrijfproces gebeuren. In het volgende hoofdstuk onderzoek waarom veranderingen plaatsvinden. Door welke motivaties worden de associaties gedreven?
38
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
4. Sylvie Marie en de Motivatie
De debuutbundel van Sylvie Marie verscheen in 2009 bij De Vrijdag. Als officiële dichteres (sinds november 2009) van het tijdschrift, publiceert ze bijna wekelijks een gedicht in de Humo waarin ze reageert op de actualiteit.
In het vorige hoofdstuk werd het schrijfproces voorgesteld als een associatief proces. Er zijn verschillende soorten van associaties. Er zijn de makkelijk traceerbare associaties die als stijlfiguur worden bestempeld, zoals rijm (en minder dwingend: klankovereenkomst), synonymie, antonymie en metonymie. Daarnaast zijn er associaties die, als externe observator, moeilijker traceerbaar zijn. Zo kan een dichter een voor hem perfect logische associatie maken tussen ‘oma’, ‘de f-klank’ en ‘blauwe kroketten’, maar voor de meeste observatoren (althans voor mij!) is die associatie totaal oninzichtelijk. De observator kan zich de vraag stellen waarom een dichter een bepaalde associatie maakte. Met andere woorden: wat is de motivatie achter de associatie. Dat probeer ik uit te zoeken aan de hand van een registratie van Sylvie Marie. Voor het geregistreerde titelloze gedicht baseerde ze zich op een nieuwsbericht over de inbeslagneming van pc’s van een bisschop die betrapt werd op het bezit van kinderporno. Sylvie Marie is de enige dichter die het hele schrijfproces lang de audio registreerde. Tijdens de
39
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
registratie besteedt ze hoorbaar aandacht aan klank. Na het voltooien van de eerste versie, leest ze het gedicht hardop. In haar declamatie spreekt ze de 's-klanken’ met veel klemtoon uit. Bij het woord ‘veranderd’ blijft ze hangen. Ze wist dat woord en zet meteen het woord ‘geslagen’ in de plaats, waarbij ze ook weer de s-klank scherp uitspreekt. Herinneringen laaien op als steigerende paarden als op een in geel gedragen dag de honden hun tanden scherpen, mannen een graf aan scherven slaan, een kardinaal zijn pc moet afstaan Alsof het de zon zelf is die om wraak roept Alsof de kathedraal met slechts één toren zelf om verantwoording vraagt. Het verslag blijkt niet nuttig. Maar honderd mannen en vrouwen zijn wel tot kind veranderd/geslagen, en de merries maken het het liefst nog ’s nachts te bont
Waarom veranderde Sylvie Marie het woord ‘veranderd’ in ‘geslagen’? Misschien dacht Sylvie Marie aan ‘geslagen' omdat dat woord een ‘s’ bevat, de klank die ze net een aantal keren met nadruk had uitgesproken (en vond ze dat woord vervolgens ook inhoudelijk zeer gepast in de context). Misschien was het woord ‘geslagen’ er niet gekomen zonder het dwingende van de sklank. Het lijkt dus of dit de motivatie is achter de associatie tussen ‘veranderd’ en ‘geslagen’: het (eventueel onderbewuste) streven naar een consistente klankkleur. Klankpatronen lijken dus iets te kunnen vertellen over de motivatie van de dichter. Ik meen dat je het streven naar een specifiek klankpatroon ook kunt achterhalen zonder audio-materiaal. Zo
40
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
durf ik vermoeden dat, in hetzelfde gedicht, het woord ‘merries’ indirect de keuze voor het woord ‘gedragen’ verklaart. Sylvie Marie begon haar schrijfproces met het intikken van deze verzen: Herinneringen laaien op als steigerende paarden
Daarna schreef ze de volgende regels: dat het gebeurt als het buiten heet is de dag in geel gedragen
Ik vermoed dat de keuze voor het woord ‘gedragen’ voortkomt uit de klankovereenkomst (in de lange a-klank) met het woord ‘paarden’. Als er in plaats van ‘paarden’ het woord ‘vlooien’ had gestaan, had Sylvie Marie misschien in plaats van ‘gedragen’ voor –ik doe een gok– ‘getooid’ gekozen. Na het schrijven van de twee bovenstaande blokjes, schreef Sylvie Marie nieuwe regels. Die nieuwe regels kwamen tussen de twee blokjes in te staan waardoor die van elkaar gescheiden werden. Later werd het woord ‘paarden’ door het bijna-synoniem ‘merries’ veranderd. Waarom? Misschien vond ze dat ‘merries’ qua klank beter aansloot bij ‘herinneringen’ dan paarden. 18
Schrikken hun herinneringen op als steigerende merries 18
Er is natuurlijk wel een verschil tussen de scherpe i in [ɛ r i ] van ‘merries’ en de doffe ɪ in [ɛ r ɪ] van herinneringen, waardoor je zou kunnen betwisten of er effectief wel sprake is van klankovereenkomst.
41
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Samengevat: het woord ‘gedragen’ is misschien geïntroduceerd door de klankovereenkomst met ‘paarden’,
dat
uiteindelijk
veranderd
werd
in
het
bijna-synoniem
‘merries’
door
klankovereenkomst met het woord ‘herinneringen’. Het woord ‘merries’ kan zo dus indirect (via ‘paarden’) verbonden worden aan de keuze voor ‘gedragen’. Schematisch (figuur 3):
Klankovereenkomst Synonymie
Figuur 5. Associatieve verbanden tussen de woorden ‘paarden’, ‘gedragen’, ‘herinneringen’ en ‘merries’ in het onstaansproces Sylvie Maries gedicht met als beginregel ‘herinneringen laaien op’.
Volgens mij
is klankovereenkomst de enige associatie waarvan je de motivatie kan
blootleggen, met name: het streven naar één consistente klankkleur. De motivatie van andere associaties is volgens mij veel moeilijker te begrijpen, behàlve als die in combinatie optreedt met ‘klankovereenkomst’. Synonymie bijvoorbeeld kan helpen om de klankovereenkomst te bewerkstelligen zonder dat de inhoud verloren gaat, zoals in het voorbeeld hierboven. Als synonymie echter niet in combinatie optreedt met het installeren van klankovereenkomst, dan is het moeilijk te achterhalen waarom de dichter naar een synoniem zocht. De motivaties kunnen dan heel uiteenlopend zijn. Ik kan dan wel met grote zekerheid ‘het streven naar een consistente klankkleur’ als de motivatie zien voor een woordverandering of woordintroductie, toch is die zekerheid zwak, en wel om twee redenen. Enerzijds blijft de vraag waarom de dichter voor één specifieke klankkleur kiest.
42
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Waarom zette Sylvie Marie tijdens haar declamatie de s-klank aan en niet bijvoorbeeld de rklank, die zelfs meer frequent aanwezig is (de r-klank 17 keer, de s-klank 13 keer). Past de sklank misschien beter bij de toon van het gedicht? Ik geloof van niet. Aan beide klanken kan je een connotatie verbinden die past bij het gedicht. Terwijl de s-klank nadruk legt op het sluwe van de beschuldigde priester, kan je de r-klank verbinden aan het rauwe van de seksuele wanpraktijken, of het roffelen van de aandravende merries19. Anderzijds, en bovenal, is het de vraag of de klankovereenkomst wel een bewuste keuze was, en niet uit toeval voortsproot. Ik kan mij bijvoorbeeld goed voorstellen dat de lichte klankovereenkomst tussen merries en herinneringen bij toeval is ontstaan. Het kan zijn dat de keuze voor ‘merries’ door een andere motivatie tot stand is gekomen dan ‘het streven naar één klankkleur’ en dat de verkregen klankovereenkomst ‘mooi meegenomen’ is. Er zou dus sprake kunnen zijn van serendipiteit: de klankovereenkomst kwam tot stand terwijl de dichter naar iets anders zocht.
In dit hoofdstuk onderzocht ik in hoeverre je de motivaties achter de associaties kunt blootleggen. Ik concludeerde dat je alleen de motivatie ‘het streven naar een consistente klankkleur’ kunt traceren, maar dat zelfs die motivatie een projectie van de observator kan zijn als de klankovereenkomst serendipitair tot stand kwam. In het volgende hoofdstuk komt het schrijfproces als associatief proces weer op de helling te staan.
19
Ik heb de respondenten van de mini-enquête het stuk gedicht gepresenteerd dat Sylvie Marie voor zichzelf hardop las. Ik vroeg hen welke medeklinker het meest opvallend was. Acht van de vijftien respondenten gaf een andere klank aan dan de ‘s’ (cf.bijlage 3).
43
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
5. Astrid Lampe en Confrontatie
Astrid Lampe (1955) is een Nederlandse dichteres, actrice en regisseur. In de zomer 2010 verscheen haar zesde bundel bij Querdio, met als titel ‘Lil’. Daarnaast begeleidt ze studenten van de afdeling Beeld en Taal aan de Rietveld Academie in Amsterdam.
In interviews vertelde Astrid Lampe dat haar poëzie associatief wordt genoemd, maar dat zij in feite opzettelijk onsamenhangend schrijft. In een interview dat in het e-zine Meander verscheen, staat: Mooi. Ja, die 'onsamenhang' is opzettelijk bedoeld. Evenzo als de wel degelijk (zij het soms dwarse) aangebrachte verbanden. Handvatten, houvast. Ja uitbreken. Beweeglijke ruimtelijkheid. Waarom mensen dan meteen aankomen met associatieve poëzie... […] Ik ben, noem het rustig, uitermate geboeid door op een ongebruikelijke manier taal te organiseren. Het onverhoeds vermengen van uiteenlopende vormen van idioom. […]. Hierdoor wil ik gericht en poëtisch een betekenis los laten springen (zingen) anders dan gewend. (interview, door Yves Joris, 2003) Ik probeer deze uitspraak van Astrid Lampe te duiden aan de hand van haar geregistreerde gedicht, dat u op de volgende bladzijde vindt. Het gedicht begint met een spel rond het woord ‘ruimte’. Het woord ruimte kan associatief tot het woord ‘pashok’ leiden. Een pashok is immers een soort van ruimte. Een ruimte waar het meestal niet ruim is.
44
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Het spel gaat door tot regel 13 waar plots, uit het niets, het woord ‘premier’ verschijnt in de regel ‘wat doet de premier hier’. Je zou als lezer ook effectief kunnen denken ‘wat doet de premier hier’. Geen enkel voorafgaand woord doet het woord ‘premier’ vermoeden. De premier komt heel onverwachts. Ik zou een premier nooit in een pashokje verwachten. Een pashokje insinueert immers een één-op-één-relatie. Als ik aan een premier denk, dan denk ik aan een relatie tussen één persoon en een hele staatsbevolking. De intrede van de premier creëert meteen een totaal nieuwe spanning. Het pashokje is niet zomaar meer een plek waar je naar ‘hartenlust’ alleen kan ‘nadenken’, maar een plek waar je met twee staat (jij en de premier) en die dus intimiteit oproept. Met dat vermoeden van intimiteit speelt Astrid Lampe in de regels 14 tot 26, die weer associatief tot stand lijken gekomen. Het begrip ‘pashok’ en het begrip ‘premier’, die aanvankelijk totaal onsamenhangend leken, spelen nu toch op elkaar in, gaan zich ten opzichte van elkaar verhouden, in een associatief spel. In de laatste regel word ik weer verrast door een vreemd element: ‘hondenschoonloopmat’. Dit woord is misschien niet zo vreemd als ‘premier’. Met een beetje moeite kan ik nog een associatieve
link
leggen:
hondenschoonloopmatten.
misschien
liggen
er
in
bepaalde
pashokjes
wel
Omdat de dichter echter niet meer verder spint op dat woord, want
het gedicht is ten einde, blijf ik als lezer vervreemd achter.
45
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
1 Nu we toch een ruimte delen 2 Laat het een pashok zijn 3 Laat het ruim 4 Een ruim ruim zijn 5 Nu we toch dit pashok delen 6 Mag het gerust ook 7 Passen en meten zijn 8 Opdat we naar hartenlust 9 Na kunnen denken 10 Dat dit pashok ons geenszins 11 Dit naar hartenlust nadenken 12 Belet 13 Wat doet de premier hier 14 U maakt mijn pashok plots 15 Tot een wel heel benauwd pashok 16 En dit juist op het moment 17 Het uitgelezen moment 18 Dat ik aan het strakke ontwerp van ons pashok 19 Niet eens ben toegekomen 20 Laat staan strak in de lak 21 Wil ik! 22 Ik wil dolgraag strak in de lak 23 Alvorens de premier 24 Retestrak 25 Straks 26 Wil, wie het eerst hier 27 De hondenschoonloopmat wel weghalen In de vorige twee hoofdstukken beweerde ik dat een schrijfproces associatief tot stand komt. Hier, in dit hoofdstuk, probeer ik aan te tonen dat die associativiteit soms abrupt onderbroken
46
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
wordt door een vreemd element, die verwarring zaait of destructiever uitgedrukt: de sloophamer bovenhaalt.20 De vraag is waar in godsnaam die vreemde elementen vandaan komen. Hoe komt het dat Astrid Lampe, schrijvend over pashokjes, in haar schrijfproces plots aan een ‘premier’ denkt. Het antwoord is: geen idee. Ze lijkt in elk geval bewust af te wijken van de associativiteit en zo nieuwe spanning te willen creëren21. De associatie-ketting wordt doorbroken. Er is contaminatie van de associatie. Ook andere schrijvers streven bewust naar een ‘onsamenhang’. Peter HolvoetHanssen sprak in een interview over: ‘met opzet ruis binnenlaten […] stoorzenders […] niet om te ontregelen, maar voor het avontuur’22. In plaats van gewoon een rechte weg te volgen, bouwen dichters dus soms zelf hindernissen in, waardoor ze dan niet anders kunnen dan omwegen maken. Omdat de oorsprong van stoorzenders of vreemde elementen zo moeilijk te traceren is, is de analyse van een schrijfproces zo moeilijk: je kan proberen om de associaties van een dichter te begrijpen en zo op de golflengte van een dichter te komen, maar daar waar bewust ruis werd ingevoerd, word je als observator weggelachen. Het is natuurlijk niet omdat ìk een woord als ‘stoorzender’ ervaar, dat de schrijver het ook als stoorzender heeft bedoeld en àlle lezers het zo zullen ervaren. Ik ben in elk geval niet alleen in 20
hierbij past een fragment uit een recensie over haar bundel ‘Park Slope’, geschreven door Willem Bongers (cf. infra), van wie Astrid Lampe een van de favoriete dichters is (zo heeft hij mij verteld): de opbouwende toon van de ondertitel mag dan meespelen, voor mij blijft het destructieve toch het belangrijkste register van Park Slope. Zoals gezegd richt Lampe haar sloophamer in de eerste plaats op dat wat wij (maar wie zijn ‘wij’?) gewend zijn als poëzie te beschouwen.(Uit het literaire tijdschrift DW B, mei 2009, te lezen via: http://www.dwb.be/uitgave/2009/5/hij-zaldoor-alles-heen-groeien/willem-bongers/hoe-een-rekrutenkorps-essayisten-zich-)
21
In deze context past het Ma-concept. Ma (間) is een Japanees woord dat, vrij vertaald ‘negatieve ruimte’ betekent: het is de ruimte, de spatie, de pauze tussen twee structurele tastbare gedeeltes.
22
uit een interview-reeks van Cobra, de cultuurhotspot van de VRT, over ‘poëzieclichés’, te bekijken op tegenclichés.cobra.be. (Hansen, P. H. , 2009)
47
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
mijn aanvoelen: tien van de vijftien deelnemers aan de mini-enquête ervaarden het woord ‘premier’ ook als vreemd (cf. bijlage 3). Jan Depreter, een van de respondentenn, zag wel een associatie tussen ‘premier’ en ‘pashokje’ door de gelijkenis van een pashokje met een stemhokje. Met die associatie in gedachten ga je het gedicht natuurlijk meteen anders lezen. (Toch ervaarde ook Jan Depreter ‘premier’ als een vreemde indringer in het gedicht.)
Het model-in-opbouw Een gedicht ontstaat uit een kern die associatief wordt uitgebouwd, tot een centrum (cf. het eerste centrale hoofdstuk over ‘David Troch en associativiteit’) . De allesoverheersende kracht van een centrum kan echter doorbroken worden door een nieuw begrip. Hoewel het soms moeilijk te achterhalen is of een nieuw begrip uit associatie voortkwam of door de dichter als vreemd element werd binnengesmokkeld, vast staat dat een nieuw begrip ook weer associatief kan worden uitgewerkt (zoals bijvoorbeeld de woorden ‘lak’ en ‘ontwerp’ als mogelijke associaties bij het nieuwe begrip ‘premier’ in het geregistreerde gedicht van Astrid Lampe). Op die manier kunnen er verschillende centra ontstaan die met elkaar in confrontatie gaan. Mijn model voor het ontstaansproces van poëzie krijgt er een stapje bij, in figuur 6.
48
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Figuur 6: Eerste twee fases uit het model van het ontstaansproces van een gedicht.
In dit hoofdstuk beschreef ik hoe dichters soms bewust het associatieve proces doorbreken door het inlassen van hindernissen, het aanleggen van omwegen. Het volgende hoofdstuk concentreert zich verder op die ‘omwegen’.
49
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
6. Maarten Inghels en Concentratie
De jonge Maarten Inghels (1988) is dichter en schrijver. Zijn poëziedebuut 'Tumult' verscheen in 2008 in de Sandwich-reeks onder redactie van Gerrit Komrij. Maarten Inghels is coördinator van de Eenzame Uitvaart.
In de volgende tabel (tabel 2) vindt u algemene informatie die Inputlog genereerde over de (tweede) registratie van Maarten Inghels. Tabel 2 Algemene Inputlog- informatie over de (tweede) registratie van Maarten Inghels General Information Total Process Time
00:39:33
Interval Length
00:00:02
Interval Length (s)
2.0
Total Number Of Pauses
67
Total Pause Time
00:28:15
Total Pause Time (s)
1695.325
Mean Pause Time
25.303
Standard deviation
51.232
50
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
In een schrijfperiode van 39:33 minuten heeft Maarten Inghels 67 pauzes gebruikt die langer waren dan twee seconden. De gemiddelde pauzetijd is 25 303 seconden en de standaarddeviatie 51 232 seconden. Dat betekent dat de genomen pauzes gemiddeld 51 232 seconden afweken van het gemiddelde en de standaarddeviatie is meer dan twee keer zo groot is als het gemiddelde. Hoe komt dat? Als je de bijhorende Camtasia-registratie bekijkt, dan zie je hoe Inghels na 32 minuten niets meer schrijft. De registratie eindigt dus met een pauze van meer dan zeven minuten. Deze wel heel lange pauze verklaart de hoge gemiddelde pauzetijd en de opvallend hoge standaardafwijking. De vraag is nu: wat gebeurt er in die lange pauze? Er zijn twee soorten pauzes te onderscheiden. Er zijn de pauzes die worden afgedwongen door externe factoren, zoals mail, telefoontjes, een hoognodig toiletbezoek, een schreeuwende baby, ‘tijd om te eten’, enzovoort. In de eerste registratie van Maarten Inghels, waarin hij per ongeluk zijn micro liet aanstaan, is duidelijk te horen hoe hij plots bezoek krijgt en daardoor zijn schrijfproces moet stilleggen. Paul Bogaert schreef op wanneer hij een pauze nam, zoals in dit fragment (tweede registratie, na 34 min.): }[Movement][LeftButton][Movement]{11109}[Movement]{2671}[MouseWheel]{3032}[MouseWheel][Move ment]{12281}[Movement]{5672}[Movement]{2844}[Movement]{359204}[Movement]{2469}[Movement][ LeftButton][LeftButton][Movement][ENTER](dit·duur{4844}uurde[BS7]de[BS2]{3328}[BS6]Er·w{3094} [BS4]{2157}Ik·kreeg·een·{2187}telefontje{7453}[Movement][BS4]ontje[Movement],·vandaar{2968} ·lange·pauze
Het is moeilijk te achterhalen wanneer Paul Bogaert het telefoontje precies kreeg. Behoren de pauzes van 11 109 milliseconden en van 12 281 milliseconden ook al tot die lange pauze en bleef
51
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Bogaert intussen met zijn cursor ‘movements’ maken? Bewoog hij in dat geval zijn cursor zomaar, zoals je droedels tekent, of dacht hij nog na over het gedicht terwijl hij telefoneerde? Naast de pauzes die door externe factoren worden opgeëist, zijn er de pauzes die worden afgedwongen door het schrijfproces zelf. Het zijn de pauzes waarin de schrijver nadenkt over zijn gedicht, over een woord of formulering. Deze pauzes zijn dus rechtstreeks gerelateerd aan het schrijfproces. Tot welke categorie behoort de pauze die Maarten Inghels invoert op het einde van zijn registratie? Was Maarten Inghels nog mentaal betrokken bij het gedicht of was hij al met iets anders bezig? Op basis van de registratie (zonder audio) is dat niet te achterhalen. Ik vermoed dat, als hij nog bij het gedicht was geweest, hij wel af en toe met zijn cursor had bewogen. Maar dat vermoeden is niet donkerbruin. De enige manier om externe pauzes te vermijden is de dichters binnen een gecontroleerde ruimte plaatsen, waarin ze dan bijvoorbeeld de opdracht krijgen om één uur lang geconcentreerd te schrijven. Zo kunnen ze niet afgeleid worden door externe factoren en zijn de genomen pauzes rechtstreeks in verband te brengen met het schrijfproces. Er duikt echter een niet te overzien probleem op: het is niet makkelijk om een eenduidige grenslijn op te trekken tussen de twee soorten van pauzes. Een dichter kan bijvoorbeeld een plaspauze inlassen, zelfs al moet hij niet heel dringend, omdat hij even niet meer verder kan en hoopt dat een korte onderbreking wat ruimte kan geven voor nieuwe inspiratie. Aan de hand van het geregistreerde materiaal is het dus moeilijk te achterhalen of de schrijver in zijn pauzes geconcentreerd een woord zoekt of een formulering, of gewoon even, al is het maar een paar
52
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
seconden lang, de woorden loslaat en mentale ruimte zoekt. In het boek ‘De creatieve factor’ schrijft Sybren Polet (1993, p 37) daarover: Sommige schrijvers hebben spelenderwijs opwekkingstechnieken ontwikkeld die tot dagelijkse rituelen werden. Ze kunnen variëren van een sigaret opsteken, muziek luisteren of dezelfde plaat draaien, de kam schoonmaken, aan je tenen peuteren tot het lezen van andermans poëzie […]. Dezelfde handelingen kunnen ook dienst doen als afleidingsmanoeuvre en werkonderbreker, die beogen wat voor iedere creatieve denker een voorschrift is: niet direct aan je onderwerp denken, er vanaf of ernaast denken, dat wil zeggen het onderwerp niet helemaal loslaten, maar in je achterhoofd houden, het van je afzetten zonder navelstreng geheel te verbreken. Sybren Polet beroept zich hier op zijn eigen ervaring, maar ook op de ervaring van andere schrijvers en denkers zoals bijvoorbeeld de Franse filosoof Paul Souriau (1852-1926): ‘Pour l’inventer il faut penser à côté’. Dichters nemen dus de lange weg. De omweg. De omweg is noodzakelijk om creatief te kunnen zijn. Een pauze kan de getuige zijn van zo’n omweg die langs de creativiteit loopt. Het volgende Inputlog-fragment van de registratie van Maarten Inghels (tweede registratie, na 12 min) is daar een illustratie van: tButton][Movement]{21641}[Movement][LeftButton][Movement][LeftButton]{11875}[Movement]{3219}[M ovement][Movement][LeftButton][Movement][LeftButton][LeftButton][Movement][LeftButton][Movement][L eftButton][CTRL+A][CTRL+C][Movement][LeftButton][Movement][LeftButton]web[DOWN][ENTER][Moveme nt]post&[BS][DOWN][ENTER][TAB]q[BS][Movement]samwise[ENTER][Movement][LeftButton][Movement][L eftButton]{28532}[Movement][LeftButton][LeftButton]de·wachters[BS]z[BS] ·ze[Movement] [Left Button][Movement][LeftButton][Movement][LeftButton][LeftButton][Movement][LeftButton][Movement][Lef tButton][LeftButton]{2968}clausleeft[TAB]clausleeft[Movement][LeftButton]{7406}[Movement][LeftButton] [Movement][LeftButton][Movement][LeftButton][Movement]{11938}[Movement][LeftButton][Movement][Le ftButton][Movement][BS2]de·wachter[Movement]s [Movement][LeftButton] [LeftButton]een[Movement] {94750 } [Movement][LeftButton]·het·gebeurt{2734}[ENTER]dat·een·{6312}zuigeling·in·de ·ok[BS3]hun·oksels {30 00}·werd·gelegd,·[ENTER]{21141}een·wandelaar·{5500}hun·lommerte ·opzic [BS2]ocht {2828},{2641}[BS]·maar [ENTER]{26985}[Movement] [LeftButton],[Movement] [LeftButton]een·[Movement]{2062}[Movement][Movement][LeftButton][BS],[Movement]{22297}
53
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
In dit fragment is duidelijk te zien hoe, in de eerste helft, de dichter wel veel handelingen uitvoerde met zijn cursor, maar amper woorden bijschrijft. Dan volgt een pauze van 94 750 milliseconden. Het is onduidelijk wat in die pauze gebeurt. Feit is wel dat, nà die pauze, Inghels meteen twee regels op papier weet te zetten:23 Het gebeurt dat een zuigeling in hun oksels werd gelegd, een verloren vogel hun lommerte opzocht De pauze die Inghels nam was dus vruchtbaar of, om een koud woord te gebruiken: winstgevend. De kans bestaat natuurlijk nog dat hij die zinnen niet tijdens die pauze heeft gemaakt, maar dat hij die al ergens had opgeschreven, en ze tijdens de pauze alleen terug heeft opgezocht. Toch doen ook de registraties van de andere dichters vermoeden dat poëzie wel degelijk vaak in de pauzes ontkiemt. Het dichtproces van Bernard Dewulf is in dat opzicht markant. Dewulf vertelde dat hij soms met opzet naar de winkel liep met een onvoltooid vers in zijn hoofd dat hij dan tijdens zijn wandeling probeerde af te maken. Hij neemt dus soms letterlijk een omweg24.
23
Die twee regels wisten bovendien de finish van het gedicht te halen, waarbij het woord ‘wandelaar’ wel nog werd veranderd door ‘vogel’ 24
Zelf kan ik niet langer dan een twintigtal seconden geconcentreerd schrijven. Ik vind de focus op een woord of op een zin heel vermoeiend. Na twintig seconden heb ik al de neiging om het schrijfproces even los te laten en om even, al is het maar een halve seconde, verdwaasd naar buiten te kijken, te checken of er nieuwe mails zijn, te drinken, tot mijn vogel te praten, enzovoort. Ik vroeg mij daarbij af hoe de hersenactiviteit bij het schrijven van poëzie verloopt. Concreet vroeg ik mij af hoe de hersenactiviteit verloopt in vergelijking met de activiteit op het blad. Ik kan mij voorstellen dat de denk- en de schrijf- activiteit omgekeerd evenredig zijn met elkaar: in de fases waarin je het vlotst schrijft, denk je het minst, en in de fases waarin er weinig op het blad vloeit, zijn de hersens het meest actief. Ik kon echter geen interessante artikels vinden en stuurde een mail naar professor Peter Hagoort, een Nederlands hoogleraar Cognitieve Neurowetenschap. Ik kreeg het, ietwat teleurstellende, antwoord: weinig over bekend, maar zeker zal het brein zwaarder worden belast bij het schrijven van goede poezie dan bij het schrijven van een boodschappenlijst voor de groentenboer/met vriendelijke groeten/Peter Hagoort. (
[email protected])
54
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Ter illustratie, in figuur 7, een grafische Inputlog-representatie van de eerste registratie van Dewulf, met op de X-as het verloop van tijd, en op de Y-as het aantal geproduceerde karakters. Wat opvalt is dat Dewulf soms minutenlange pauzes neemt (horizontale rode lijnstukken) en daarna vaak heel productief is (sterk hellende rode lijnstukken).
Figuur 7. Grafische Inputlog-voorstelling van de eerste registratie van Bernard Dewulf.
In dit hoofdstuk probeerde ik aan te tonen hoe een dichter, in plaats van recht op doel af te gaan, soms een bewust een omweg maakt. Het niet-directieve van het dichtproces wordt verder uitgewerkt in het volgende hoofdstuk.
55
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
7. Tonnus Oosterhoff en Zwarte Gaten
Tonnus Oosterhoff is een Nederlandse dichter en proza-schrijver. Hij experimenteert met ‘bewegende gedichten’, te zien op zijn website www.tonnusoosterhoff.nl. Hij won heel wat belangrijke prijzen, zoals de C. Buddingh’- prijs en de VSB Poëzieprijs.
In de linkerkolom hieronder staat het gedicht waarmee Oosterhoff begon. In de rechterkolom staat het gedicht waarmee hij de registratie beëindigde. In het vetjes staan alle woorden die in slechts in één versie staan. Twee voelhorens heeft het, nu draait het zijn kopje En het zijn er weer twee. Zoveel moet een naam hebben. Het Gedraagt zich vergeleken met het wezen ernaast verschillend. Het ernaast wordt er zelfs door opgegeten. Naam en motief neemt onze ontdekking voor lief. Wetenschappenvullers. Wij hebben in verzegeld aardewerk Tweeduizend jaar oude bijen met zeventien vleugelen En tweeëntwintig pootjes gevonden en benoemd. We zagen hoe de tijd in Artis begon te vliegen We bestudeerden de avondklok en de avondklok Nam zijn raderen onder zijn armen. We verbinden in ons bestuderen wat in Het doodshoofd weer uitvalt. Maar Het doodshemd werkt met nullen en enen.
Bijfiguren van soorten Wij hebben in verzegeld aardewerk Tweeduizend jaar oude bijen met zeventien vleugelen En tweeëntwintig pootjes gevonden, benoemd; Benoemd hoe in Artis de tijd begon te vliegen. We bestudeerden de avondklok en de avondklok Nam zijn raderen onder zijn armen, vluchtte de nacht in. Of bv. Dit: twee voelhorentjes heeft het, het draait zijn kopje, Weer zijn het er twee. Zoveel moet een naam hebben. Het gedraagt zich vergeleken met het wezen ervoor Als ernaast. Wat ernaast is wordt erdoor gegeten. We verbinden wat in het doodshoofd uiteenvalt, weer Uitvalt. Maar het doodshemd van nullen en enen Heeft een diepte van zakken, grondeloos Bijfiguren van soorten
Denk je dat de tijd in Artis Als je weerkomt heel hard is?
56
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Ik weet niet hoe Oosterhoff aan zijn gedicht is begonnen, maar ik vermoed dat ook hij vanuit een kern is vertrokken die hij associatief heeft uitgewerkt tot centrum en (via associatie en/of contaminatie) heeft aangevuld met nog een paar andere centra. In elk geval (en ik denk dat deze uitspraak in zijn vaagheid moeilijk weerlegbaar is) zijn er in de eerste versie een aantal beelden waarvan de lezer sommige makkelijk met elkaar kan verbinden en andere moeilijker. 25 Wat gebeurt er nu tussen de eerste en tweede versie? Ik heb het idee dat Tonnus Oosterhoff bij de ontwikkeling van de eerste naar de tweede versie een aantal aanpassingen doorvoert om de onderlinge spanning tussen de verschillende beelden op te drijven: 1. Oosterhoff schrapt een aantal woorden en regels zoals ‘naam en motief neemt onze ontdekking voor lief’, ‘wetenschapvullers’ en ‘denk je dat de [tijd in Artis] als je weerkomt heel hard is’. Waarom hij deze woorden schrapt, weet alleen hij. Ik kan mij echter voorstellen dat de dichter het gedicht coherenter wilde maken en daarom de voor hem overbodige woorden weghaalt. 2. Oosterhoff voegt een aantal woorden toe zoals ‘benoemd’, ‘vluchtte de nacht in’ en ‘ervoor’. Opnieuw heb je als observator het raden naar de motivatie van die toevoegingen. Ik durf wel suggereren dat de introductie van die woorden de relatie tussen de al aanwezige woorden versterkt. Zo is het woord ‘benoemd’ een herhaling van datzelfde woord in de vorige regel en verbindt het zo die twee regels aan elkaar. ‘Vluchtte de nacht in’ is thematisch een verdere, en associatief goed volgbare, uitwerking op de avondklok. De introductie van ‘ervoor’ tenslotte kwam wellicht tot stand door het al aanwezige woord ‘ernaast’, met wie het nu in contrast komt
25
Naar mijn gevoel, maar dat is hier in se onbelangrijk, ligt er een centrum rond de kern ‘dood’ (met associaties als ‘doodshoofd’ en ‘doodshemd’), een centrum rond ‘tijd’ (met associaties als ‘tweeduizend jaar’ en ‘wandklok’) en een centrum rond ‘bijen’ (met associaties als ‘twee voelhorens’ en ‘vleugelen’)
57
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
te staan. De nieuwe woorden brengen geen extra ruis tot stand. Integendeel, ze brengen woorden in verband met elkaar waardoor meer zuivere frequenties kunnen ontstaan. 3. Oosterhoff wisselt woorden en alinea’s van plaats. Zo heeft hij de aanvankelijk eerste en tweede alinea van plaats gewisseld. Waarom doet hij dat? Ik speculeer: in de eerste versie lijken de tweede en derde strofe qua toon op elkaar door de aanwezigheid van de wij-instantie en door woorden die het vanitas-idee oproepen (zoals ‘avondklok’ en ‘doodshoofd’). Die twee strofen zijn sterk aan elkaar verbonden, zelfs al volgen ze niet op elkaar. Door die twee strofen van elkaar te splitsen vormen ze een sterk kader voor de aanvankelijk eerste strofe, waardoor meer coherentie ontstaat. Misschien kloppen mijn speculaties niet. Dat is ook niet belangrijk. Het enige wat ik hier durf suggereren is dat –althans volgens mij– de eerste versie van het gedicht een aantal verschillende beelden bevat (die tijdens eerder schrijfsessies tot stand kwamen), die dan in de loop van de registratie naar elkaar toe worden getrokken. De vraag is of de concentrische beweging van de verschillende centra naar een tastbare nieuwe kern leidt. Niet noodzakelijk, meen ik. Ik geloof dat ze ook naar een zwart gat kan leiden, daar waar waar alle tastbare centra naartoe gezogen worden en in verdwijnen. Daar waar je als lezer de betekenis van een gedicht vermoedt, zonder dat je ze kan aanraken. In het gedicht van Oosterhoff bijvoorbeeld, is er wel een betekenis aanwezig, zeer penetrant zelfs naar mijn gevoel, maar die is ongrijpbaar. Je kan wel verschillende woordclusters maken en die tegenover elkaar zetten, maar die clusters kolken samen naar een diepte die, als lezer wel te voelen is, maar als observator onbereikbaar.
58
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Rond natuurkundige zwarte gaten is er een denkbeeldig oppervlak dat als grens optreedt en dat de ‘waarnemingshorizon’ wordt genoemd. In een gedicht bestaat die waarnemingshorizon uit woorden. De woorden zijn het bewijs van het bestaan van het zwarte gat. Het zwarte gat zelf echter? Daar geraak je niet bij zonder je te verbranden.
Het model-in-opbouw Een gedicht ontstaat op basis van een kern die associatief wordt uitgewerkt tot centrum (cf. hoofdstuk 3), in een middelpuntvliedende beweging. Uit dat centrum kunnen vervolgens via associatie of via contaminatie nieuwe kernen ontstaan die op hun beurt kunnen uitgroeien tot nieuw centrum. De verschillende centra staan in confrontatie met elkaar (cf. hoofdstuk 5). De dichter kan vervolgens de verschillende centra, opdat ze niet tè ver van elkaar zouden liggen, weer naar elkaar toetrekken tot een spanningsvol geheel, in een middelpuntzoekende beweging (die de middelpuntvliedende beweging corrigeert). Het resultaat is een zwart gat, waarin de betekenis van het gedicht verscholen ligt. Hieronder (figuur 8) ziet u het uitgewerkte model.
59
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Figuur 8. Eerste drie fases uit het model over het ontstaansproces van een gedicht.
In dit hoofdstuk probeerde ik aan te tonen hoe een dichter, in een latere werkfase, de sterkste beelden naar elkaar toetrekt, in een middelpuntvliedende beweging, tot een betekenisvol zwart gat zich uitdiept. In het volgende hoofdstuk bespreek ik een poëzievorm die uit flarden bestaat en waarin de dichter speelt met de verwachting van de lezer dat èlk gedicht zo’n betekenisvol centrum bevat.
60
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
8. Willem Bongers en Flarf
Willem Bongers is literatuurwetenschapper en dichter. Hij was actief als hoofdredacteur van het tijdschrift Vooys en is medeoprichter van artistiek genootschap PREND. Zijn cyclus ‘Een warme mens’ verscheen in Flarf, een bloemlezing bij uitgeverij De Contrabas.
Geen enkele van de hiervoor besproken dichters gebruikte het internet tijdens de registratie van het schrijfproces. Alleen Sylvie Marie zocht hoorbaar naar een radio-nieuwsbericht, waarop ze haar gedicht baseerde. Hoogstwaarschijnlijk gebruiken de andere dichters wel degelijk wel eens het internet tijdens hun schrijfprocessen (misschien voelden ze zicht, tijdens de registratie, wat geremd) maar Flarf-dichters gebruiken het heel consequent. Een ‘flarf’ is een gedicht waarin zoekresultaten van het internet zijn verwerkt. Een flarf kan geheel bestaan uit zoekresultaten, maar kan ook een tekst zijn die ermee is gelardeerd. Flarf is van oorsprong een Amerikaans fenomeen26 dat tegenwoordig ook enkele dichters in het Nederlandse taalgebied fascineert. Het is een moderne vorm van de readymade of collage. Een flarfdichter schuwt het plagiaat niet. Integendeel. Hij durft zomaar stukken plukken uit Shakespeare, masterscripties of Het Nieuwsblad. 26
Het ontstond in New York City, in 2000, toen de dichter Garry Sullivan bewust een slecht gedicht schreef en daar een prijs mee won.
61
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Je kan je afvragen of niet alle gedichten een compilatie vormen van reeds bestaande flarden. De meeste gedichten bestaan immers uit woorden die al eens eerder werden gebruikt. Het eigene aan een flarfgedicht is echter dat een flarfdichter er ook bewust voor uitkomt dat zijn gedicht uit flarden bestaat. Meer zelfs: hij wil dat zijn lezers of toehoorders beseffen dat zij verwerkte zoekresultaten voorgeschoteld krijgen. Naar aanleiding van de publicatie van de allereerste Flarfbundel uit ons Nederlandstalige taalgebied, sprak Ton van’t Hof27: Ik ken vrijwel geen publicaties van flarfgedichten, waarin niet wordt vermeld dat het om flarf gaat. Omdat het ontstaansproces van een flarfgedicht helemaal op de computer gebeurt, kan je dat proces makkelijker volgen dan een gedicht dat bijna volledig mentaal werd uitgedacht (zoals het geregistreerde gedicht van Bernard Dewulf). Toch blijven er keuzes die als externe observator totaal onbevattelijk zijn. Zo blijft het raden naar waarom Bongers initieel een gedicht wou maken over ‘de eilandjes van Langerhans’ (het endocriene deel van de alvleesklier). De eerste versie van het gedicht presenteerde Willem Bongers aan zijn flarf-collega’s en aan zijn vriendin, en op basis van hun opmerkingen maakte hij, in een tweede fase, het gedicht af. de eilandjes van Langerhans de perifere stad van de verbinding aan ons onvergelijkbaar strand sterft u met uw tanden in uw handen, het hoge dierlijke komt als een vriend, derhalve hij zingt langs de weg eenvoudigweg vervormd de hals die getrokken is aan ons onvergelijkbaar strand sterft u een dier, waarin gevonden de vrienden voor elke viering, waarin u als ontvoering kunt zwemmen, waar u zelf van afkomstig bent centreer ik vloeistof, arm mijn bloemen blijven wit 27
Een lezing ter gelegenheid van de presentatie van de dichtbundel Flarf, een bloemlezing, uitgesproken in Perdu, Amsterdam, op 29 mei 2009, te lezen op het literaire tijdschrift de Contrabas (Hof, T. van ‘t, 2009)
62
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Bij de bespreking van het gedicht van Tonnus Oosterhoff probeerde ik aan te tonen hoe een dichter via associatie verschillende centra naar elkaar toe kan trekken, waardoor een brandpunt, een zwart gat lijkt te ontstaan. Flarfdichters echter, lijken de woorden niet naar elkaar toe te willen trekken. Integendeel. Ze willen de drang naar epische concentratie (van zowel schrijvers als lezers) tarten. De beelden worden niet aangetrokken tot een zwart gat, maar zoeven als kometen alle kanten op. Dat verklaart misschien waarom, in de mini-enquête, 14 van de 15 respondenten het flarf-gedicht als een van de drie meest hermetische gedichten vonden. Misschien hebben lezers het moeilijk als ze geen concentratiepunt, geen rustpunt kunnen vinden in een gedicht. 28
De onmogelijkheid In het eerste hoofdstuk werd beschreven hoe onmogelijk dit onderzoek werd geacht door bepaalde schrijvers. Schrijven is immers een activiteit die alleen in volstrekte eenzaamheid kan gebeuren. Of zoals Mill zegt: poëzie is gevoel dat in momenten van eenzaamheid toegeeft aan zichzelf (gecit. in Hof, T. van ‘t, 2009). Van zodra een schrijver zich bewust is van een derde meekijkende instantie, wordt het schrijven onoprecht. De filosoof Ralph Waldo Emerson, die voortborduurde op wat Mill zei over ware poëzie, stelde ‘alleen in eenzaamheid is men oprecht. Waar een tweede persoon verschijnt, begint huichelarij’ (gecit. in Hof, T. van ‘t, 2009).
28
Zeven van de vijftien correspondenten wisten, uit een selectie van zeven gedichten, het flargedicht eruit te halen.. Zelfs zonder het label ‘flarfgedicht’, leek, althans voor hen, het gedicht iets te kunnen zeggen over zijn ontstaansproces.
63
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Je kan je natuurlijk de vraag stellen of schrijven dan wel ooit oprecht kan zijn. Een schrijver, althans een schrijver die publiceert, is zich toch altijd bewust van de lezer, ook al ademt die niet in zijn nek? Eigenlijk is er maar één medium dat wel oprecht kan spreken en in alle eenzaamheid: Google (Ashton, 1999). Volgens Ton van’t hof, die in zijn toespraak bij de eerste Nederlandstalige Flarfbundel de gedachte van Ashton verder uitwerkt, moeten we de vermelding ‘flarf’ dan ook zien als een leesaanwijzing. Het is niet de bedoeling dat we alle flarden samen als een nauwsluitend geheel gaan lezen en hopeloos op zoek gaan naar een zwart gat waar alles naartoe gezogen wordt. De flarden ontsproten immers niet uit dat ene individu van de schrijver, maar wel uit Google, in al zijn wereld-weidsheid en al zijn eerlijkheid. Omdat Google de sprekende instantie is in een flarfgedicht, kan de dichter zich onttrekken aan de verantwoordelijkheid voor de woorden. De dichter is in de eerste plaats zelf een observator.29 Voor alle woorden die hij opschrijft, heeft hij een geldig argument: ik heb ze niet bedacht. Misschien gaan flarfdichters zich daarom minder snel ongemakkelijk voelen als een extra observator over hun schouders meekijkt. Misschien zijn flarfdichters daarom wel de enige dichters die we kunnen vertrouwen in dit onderzoek.
29
Dat verklaart misschien waarom Willem Bongers helemaal geen probleem zag in een registratie Flarfdichters hebben misschien ook minder last van registratieprogramma’s omdat ze bewust van de ene site naar de andere hoppen, zich dus voortdurend bewust laten afleiden in plaats van op één zelf gespannen concentratiekoord te balanceren. Willem Bongers schreef mij daarover: aangezien mijn flarfdichterschap zich altijd op computerschermen afspeelt, is er nauwelijks sprake van de laboratorische eigen tijd-ruimtelijkheid die normaal de externe validiteit van onderzoek in gevaar brengt.
64
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
In dit hoofdstuk besprak ik hoe flarfdichters verschillende flarden compileren tot een gedicht en de drang naar epische concentratie proberen te fnuiken. Bovendien toonde ik aan hoe flarfdichters ontkomen aan de onmogelijkheid van dit onderzoek. In het volgende en laatste hoofdstuk komt het model dat in de vorige hoofdstukken al in ontwikkeling werd getoond, tot voltooiing.
65
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
9. Paul Bogaert en Zwervende Centra
Paul Bogaert 30 publiceerde tot nu toe vier gedichtenbundels waarvan zijn laatste Slalom soft gelauwerd werd met de Herman de Coninckprijs 2010.
Bogaert schreef ook het
gedichtendag-essay 2008 met als titel Verwondingen
In de eerste registratie, waarin hij ook de audio registreert, begint Paul Bogaert met vertellen: ‘ik ga een gedicht maken, ik ga het
op ’t eind opsturen naar een tijdschrift, en het is een
beeldgedicht, dus ze hebben gevraagd schrijf iets waar een beeld bij komt, ik heb het beeld al in mijn hoofd, dat gaat een foto zijn van een plek waar heel duidelijk van die pinnetjes te zien zijn tegen te duiven en ik heb ook al een titel in mijn hoofd’ . Dan begint hij te schrijven: Niet hier Hier niet Nu niet
30
Paul Bogaert onderzocht ook zelf al het ontstaansproces van zijn poëzie. Op zijn website kan je het ontstaansproces van een paar van zijn gedichten ‘volgen’ in powerpoint-presentaties (www.paulbogaert.be) Om tot dat resultaat te komen heeft Bogaert om de paar minuten zijn tekst opgeslagen onder een andere naam. Paul Bogaert vertelde mij dat dat werkproces hem toch weerhield van een natuurlijk schrijfproces. Hij was immers gedwongen om telkens weer zijn poëtische concentratie te doorbreken om de meta-handeling van het opslaan uit te voeren. In die zin bieden Inputlog en Camtasia een goed alternatief. De dichter kan gewoon doorgaan met schrijven en de registratie gebeurt parallel.
66
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Paul Bogaert begint,
in tegenstelling tot alle andere deelnemende dichters, niet met een
beginregel, maar met een paar losse woordcombinaties. Na het intikken van deze woorden zegt hij ‘het moet ook gevoelig zijn, maar niet te gevoelig’ (de laatste mondelinge woorden die geregistreerd worden). Bogaert heeft dus wel degelijk een opzet, misschien zelfs een duidelijk doel, maar geen afgelijnd thema. Hij heeft wel een beeld in gedachten, maar geen concreet beeld op de werktafel liggen. Omdat Bogaert de meeste registraties uitvoerde en omdat die registraties ook echt getuige lijken te zijn van het ganse creatieproces, kan ik nu onomwonden mijn onderzoeksvraag vooropstellen: hoe ontstaat de tekst van Paul Bogaert gedurende de vijf en een half uur registratie? In mijn uitwerking baseer ik mij op het hoofdstuk over ‘periferie en zwervende centra’ uit het boek De creatieve factor van Sybren Polet. Die schrijft: Een van de constanten die bij de bestudering van de mentale en psychische processen, alsook van de zintuiglijke activiteiten naar voren is gekomen, is het belang dat gehecht moet worden aan de periferie, aan randgebieden en randverschijnselen. Interactie met deze domeinen en activiteiten is een voorwaarde voor alle processen, wil geen atrofie optreden, zowel van een deel als van het geheel. (Polet, 1993, p.191) Sybren Polet past deze stelling toe op de culturele dynamiek, op hoe vernieuwingen zich vaak aan de periferie van een cultureel of civilatorisch veld voltrekken, want daar hebben ze meer speelruimte, en hoe die vernieuwingen uiteindelijk hun invloed uitoefenen op de verschillende centra. Hier wil ik de beweringen van Sybren Pollet overnemen en toepassen, niet op maatschappelijke culturele processen in het algemeen, maar heel specifiek, op het ontstaansproces van een gedicht, en nog concreter: op het geregistreerde gedicht van Paul Bogaert.
67
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Hierna heb ik zeven opeenvolgende versies van het gedicht afgebeeld. In kleur staan alle woorden die ook al in de vorige versie aanwezig waren en daar geïntroduceerd werden. Bijvoorbeeld: in de tweede versie (het gedicht na 1 uur, dertig minuten) staat het woord ‘noodgedwongen’ in het rood, omdat dat woord ook al in de eerste versie stond en daar geïntroduceerd werd. In het vetjes staan alle woorden die al vòòr de vorige versie aanwezig waren. Bijvoorbeeld: in de derde versie (die na 2 uur, dertig minuten) staat het woord ‘noodgedwongen’ vetjes gedrukt, omdat het woord niet in de vorige versie geïntroduceerd werd, maar al daarvòòr. De woorden die doorgehaald zijn, zijn alle gekleurde of vetjes gedrukt woorden die in de volgende versie niet meer terugverschijnen. Bijvoorbeeld: in de tweede versie (die na 1 uur, dertig minuten) is het woord ‘kleverig’ doorgehaald, omdat het in de volgende versie (die na 2 uur, dertig minuten) niet meer aanwezig is.
68
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Na 30 minuten
Ik ben er niet.
Na 1 uur, dertig minuten
Ik heb- dit is echt waar- uit de wandklok
Als je een razende trein wilt. Of iets kleverigs. Dat kan. Maar niet hier, niet nu.
de batterijen gehaald.
Je eist …, Wat een kleinigheid lijkt.
Vooral de ventilatie.
Noodgedwongen voorzichtig Terugg eplooid . Begrijp je?
Wat een verschil
Iets eenmaligs is oké. Als iemand, wie dan ook, mij in deze ontvankelijke, teerhartige toestand Verspilling van talent Naakt, zo voelt het. Ik weet dat het buiten proportie is Ik ben er niet.
, die veel te dicht
Wat raast er? Dus als je het nog erger wilt kijk of spreek dan of beweeg.
Zou het kunnen Dat
, die veel te dicht kleverig
Bepaalde gevoeligheden om rekening mee te houden
Je eist…. “veel bekijks” Noodgedwongen voorzichtig teruggeplooid Begrijp je? Dat kan allemaal , Maar niet nu.
69
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
2 uur en 30 minuten
3uur 30 minuten
Het batterijtje uit de wandklok Wat een verschil Dat ventilatiegeluid. Het gaat over Storen.
Getik
Door de ogen te sluiten Gaat de rommel naar de achtergrond. Een uithaal. Tijdverspilling. Misschien Alles naakt. Lichtgeraakt. En buiten proportie. Dikke vingers, die ik heb, Noodgedwongen voorzichtig Naar binnen geplooid. Wat raast er Zet het af. In de stilte te zakken! Mijn aandacht wil je. Verbaal vuurwerk, een gedeelde belevenis, snel herstel Dat kan allemaal Maar niet nu
Maar vooral: ventilatiegeluid Een schedelmassage. Maar wat na de schedelmassage? Als alles op de voorgrond komt? Naakt. En buiten proportie. De constante inbraak van prikkels Tijdverspilling. Misschien Elke beweging een. Drukpunten. Dikke vingers, die ik heb Noodgedwongen voorzichtig Naar binnen geplooid. Wat raast er? Een uithaal is normaal Dempen de volumes Een dempend kussen In de stilte te zakken! Mijn aandacht wil je. Verbaal vuurwerk, een gedeelde belevenis, snel herstel Dat kan allemaal Maar niet nu
70
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
4uur 30 minuten
5uur30
Getik
Een ononderbroken ventilatiegeluid. Na de schedelmassage(!) wordt alles Naakter, agressiever. Elk gerucht wordt een inbreuk Elk gebaar een inbraak. Elke suggestie een mes op de voorgrond. Dan is een uithaal normaal. Mijn dikke vingers Noodgedwongen voorzichtig Naar binnen geplooid. Hoe onuitstaanbaar kan men zijn Aandacht, Verbaal vuurwerk Een gedeelde belevenis, een herstelling dat kan allemaal, maar niet nu
De ventilatie stoort enorm Daarbovenop getik Iets verplaatsen wordt een aanval Een gebaar een inbraak Een suggestie een mes op de voorgrond. Dan is een uithaal normaal. En onuitstaanbaarheid. Mijn dikke, geladen vingers Noodgedwongen voorzichtig Naar binnen geplooid Aandacht, Een echt antwoord Een gedeelde belevenis Een herstelling, dat kan allemaal, maar niet nu
71
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Laatste versie
Net niet monotone ventilatiegeluiden nemen de voorgrond in. Daarbovenop getik. Onder meer. Iets verplaatsen wordt een aanval, een gebaar een inbreuk, een suggestie een mes Dan is een uithaal normaal. Met mijn ogen dicht, mijn dikke vingers halfslachtig naar binnen gekromd voor een schedelmassage. Tot niet meer dan een lichaam, onuitstaanbaar: “Aandacht, of een antwoord, een gedeelde belevenis, een herstelling, dat kan allemaal, maar niet nu.”
72
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
In de vorige afbeeldingen kan je zien hoe bepaalde woorden hun intrede doen in het gedicht en hoe lang hen een verblijf wordt gegund. Sommige woorden zijn slechts aanwezig in één versie (en kregen dus geen kleur). Andere woorden, zoals ‘kleverig’, ‘batterijtje’, ‘wandklok’, ‘tijd’ hebben het slechts twee versies overleefd (dat zijn de woorden die in kleur staan en doorgehaald werden). Nog andere woorden bleken bestendiger te zijn, wisten hun plaats te veroveren in meer dan twee versies, maar werden uiteindelijk toch geschrapt, zoals ‘naakt’, ‘inbraak’, ‘noodgedwongen’ en ‘voorzichtig’ (de woorden die in het vetjes staan en doorgehaald werden). Een aantal woorden ten slotte hebben de eindmeet gehaald (alle woorden in de laatste versie). Het is niet zo dat de laatste versie van een gedicht het residu is van alle woorden die het langst houdbaar bleken te zijn. In het gedicht van Paul Bogaert leken de woorden ‘noodgedwongen voorzichtig’ flink op weg om de eindmeet te halen. Ze werden immers vijf versies lang toegelaten. Toch werden die woorden uiteindelijk, in de laatste versie, nog geschrapt. Anderzijds kunnen woorden ook nog in de laatste eindsprint in het gedicht glippen. De woorden ‘monotoon’ en ‘halfslachtig’ bijvoorbeeld zijn alleen aanwezig in de laatste versie. In de vorige hoofdstukken beschreef ik hoe een gedicht vanuit één kern kan ontstaan of vanuit verschillende kernen. De kernen zijn de zwaartepunten van een gedicht. In het gedicht van Paul Bogaert onderscheid ik deze centra: (ook hier durf ik niet beginnen vooraleer nog eens te onderstrepen dat ik als observator niet ontkom aan subjectiviteit en dat mijn conclusies eerder een denkkader opzetten dan dat ze precieze resultaten opdringen.) Er wordt volgens mij een centrum gecreëerd rond het woord ‘gevoeligheid’. In de eerste versie van het gedicht staat letterlijk het woord ‘gevoeligheden’. In de volgende versies verdwijnt dat woord echter, maar verschijnen woorden die naar die gevoeligheid lijken te verwijzen, zoals
73
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters ‘noodgedwongen voorzichtig’, ‘naakt’, ‘teerhartig’, ‘ontvankelijk’. In de uiteindelijke versie zijn al die woorden verdwenen. Het centrum heeft wel, via associatie, andere centra in het leven geroepen waarin ‘gevoeligheid’ blijft doorschemeren: 1. het centrum rond de kern ‘vingers’ met, in de periferie: ‘kleverigs’, ‘naar binnen geplooid’, ‘drukpunten’, ‘schedelmassage’. 2. het centrum rond de kern ‘storen’ met daarrond de woorden ‘ventilatie’, ‘geluid’, ‘voorgrond’ en ‘wandklok’. Je zou kunnen postuleren dat het woord ‘wandklok’ een eigen centrum opbouwt met ‘tijdverspilling’, ‘batterijtje’, ‘getik’ en ‘razen’ in de periferie. Ik beschouw ook ‘uithaal’ als de instigator van een nieuw centrum. ‘Uithaal’ is volgens mij een associatieve uitloper van ‘storen’ die de kracht had zelf woorden rond zich te verzamelen: ‘agressiever’, ‘aanval’, ‘inbraak’, ‘inbreuk’ en ‘mes’. Ten slotte zie ik ook ‘niet nu’ als kern. Het zijn de eerste woorden zijn die de dichter opschreef, ze blijven het hele ontstaansproces lang aanwezig en vormen uiteindelijk de slotwoorden van het gedicht. In hun periferie staan: ‘verbaal vuurwerk’, ‘gedeelde belevenis’, ‘aandacht’ en ‘antwoord’. De associaties tussen deze woorden en ‘niet nu’ zijn misschien inhoudelijk niet inzichtelijk, maar als observator kan je wel vaststellen dat ‘niet nu’ als een magneet die woorden naar zicht toetrekt. Dit zijn, grofweg, de meest opvallende centra die volgens mij tijdens het ontstaansproces tot stand kwamen. Je kan je natuurlijk veel vragen stellen bij deze opdeling. Ik vermoed dat elke lezer zijn eigen opdeling zou kunnen maken. Wat ik hier echter wil aantonen is dat (1) doorheen de fases van het ontstaansproces je een of meerdere centra kan onderscheiden, bestaande uit kernen die andere woorden naar zich toetrekken, dat (2) woorden kunnen loskomen van een bepaald centrum en een
74
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters eigen centrum opstarten (3) dat centra kunnen verdwijnen, maar toch nog kunnen doorschemeren in de woorden die via associatie met hen tot stand kwamen.
Dissipatieve structuren Hierboven (op het einde van de centrale hoofdstukken 3, 5 en 7) werd het ontstaansproces van een gedicht voorgesteld als passend in een gestructureerd model. Een structuur doet misschien iets ordelijks vermoeden. Het ontstaansproces van een gedicht verloopt echter niet zozeer ordelijk, maar chaotisch. We kunnen spreken van dissipatieve structuren. Een dissipatieve structuur of een dissipatief systeem (een term bedacht door door de Belgisch fysisch chemicus en wetenschapsfilosoof Ilya Prigogine) is een open systeem dat met zijn omgeving energie en materie uitwisselt en het biedt een verklaring voor het feit dat bepaalde ontstaansprocessen totaal onvoorspelbaar zijn en niet te verklaren met de Newtoniaanse natuurwetten die steunen op het oorzaak-gevolg-procédé. Voorbeelden van dissipatieve systemen zijn convectie, cyclonen, orkanen, stroomevenwicht en gedempte trillingen. De term kan ook, zij het eerder als metafoor, toegepast worden op bijvoorbeeld de opvoeding van een kind: je kan heel veel energie pompen in de opvoeding van een kind zonder dat je meteen een resultaat ziet. Raadgevingen leiden vaak niet rechtstreeks naar veranderingen in gedrag. Toch zal het opgevoede kind uiteindelijk inzichten hebben, die het schijnbaar plots heeft geïncorporeerd. Aan die inzichten gaat meestal geen duidelijk afgelijnde oorzaak vooraf, maar eerder een grote chaotische en vaak donkere wolk van energie.
75
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters Op dezelfde manier kan je het ontstaansproces van poëzie bekijken. De dichter kan veel energie in een gedicht investeren, die niet rechtstreeks in verzen resulteert. Gedichten ontwikkelen zich immers niet in een oorzaak-gevolg-ketting. Het is onmogelijk om doelgericht te dichten. Het is slechts door lang genoeg vol te houden, te zwerven, dat er uit de chaos iets nieuws ontstaat dat, schijnbaar, -eureka!- uit de lucht komt vallen. Het is bijgevolg onmogelijk om op basis van een gedicht het ontstaansproces te voorspellen. Je kan het ontstaanpsroces van een gedicht wel reconstrueren, maar het is een illusie dat je dat proces kan begrijpen als de oorzaak van het gedicht. Kortom, je kan het ontstaansproces van een gedicht wel proberen voorstellen in een structuur, maar alleen als je je er blijft van gewissen dat het een dissipatieve structuur betreft, met zwervende centra.
In dit hoofdstuk werd het ontstaansproces van een gedicht gedefinieerd als het verschijnen en verdwijnen van centra die niet in een ordelijk model vastgeklikt zitten, maar chaotisch rondzwerven, in een dissipatieve structuur. Dit wordt schematisch uitgedrukt in het volgende hoofdstuk.
76
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
10. Model
Figuur 9. Model van het ontstaansproces van een gedicht.
77
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
Toelichting bij het model
1. CENTRUM Een gedicht ontstaat altijd vanuit één centrum. Dat centrum kan een woord zijn, een zin, een thema, een gedachte, een gevoel, een richting. Zelfs de flarfdichter Willem Bongers begon, bij het maken van zijn flarfgedicht, met een kern, in de vorm van de woorden ‘eilandjes van Langerhans’. Een dichter kan dat centrum uitwerken via associaties, zodat periferie ontstaat. In een centrifugale beweging. Daardoor krijg je een structuur die vergelijkbaar is met een methaanmolecule. 2. CONFRONTATIE De allesoverheersende aantrekkingskracht van het ene centrum kan doorbroken worden ofwel doordat een element uit de periferie van het eerste centrum zo ver verwijderd geraakt van de kern dat het zelf een nieuw centrum opbouwt, ofwel doordat de dichter een totaal vreemd centrum installeert, dat dan als stoorzender fungeert en de associaties contamineert. In beide gevallen is er een confrontatie tussen twee kernen. Je krijgt een structuur die vergelijkbaar is met die van een etheen-molecule. 3. ZWARTE GATEN De dichter kan vervolgens nog meer nieuwe centra laten ontstaan. Het is dan de uitdaging van de dichter om de twee centra in een interessante spanningsvolle relatie tot elkaar te brengen: als de
78
Zwervende Centra. Het schrijfproces van dichters
centra te ver van elkaar verwijderd geraken om onderlinge spanning te genereren, probeert hij ze naar elkaar toe trekken. In een concentrische beweging. Meerdere centra kunnen zo leiden naar een benzeenring-structuur. Er ontstaat een nieuw centrum, dat niet gecreëerd wordt door de dichter, maar als vanzelf lijkt te ontstaan in het midden van de bestaande centra. Het is een spanningsvolle leegte en daarom vergelijkbaar met een zwart gat. Resultaat: je kan niet zeggen waarover het gedicht gaat. Je kan alleen de aantrekkingskracht ervan voelen. De dichter kan er ook voor kiezen om de hang naar concentratie te tarten, door te flarfen.
4. ZWERVENDE CENTRA De dichter kan het proces eindeloos herhalen en niet alleen centra laten verschijnen, maar ook weer laten verdwijnen. De beweging van de centra is (via de associaties) wel vaak te volgen, maar totaal onvoorspelbaar. Je kan dus alleen, reflectief, proberen het ontstaansproces te reconstrueren om vast te stellen dat er, tiens, een aantal zwervende centra zijn geweest.
79
Zwervende Centra. Conclusie
Conclusie
De centrale vraag was van dit onderzoek was: hoe komt een gedicht tot stand. Ik heb die vraag geprojecteerd op registraties van negen schrijvers. Aan de hand van uitspraken van Bernard Dewulf heb ik bij voorbaat, dat leek mij het veiligste, het onderzoek gerelativeerd. Op basis van de registratie van Jan Geerts toonde ik aan dat het schrijfproces als een dialoog kan gepercipieerd worden en dat de broosheid van die stille dialoog de reden kan zijn voor de onmogelijkheid van het onderzoek. Vervolgens onderzocht ik hoe die dialoog zich voltrekt en dus hoe de dichter vanuit een kern vertrekt en vervolgens op een associatieve manier woorden selecteert en deselecteert, op basis van de registratie van David Troch. Daarna probeerde ik de logica van die selectieprocedure te begrijpen. Aan de hand van Sylvie Maries registraties beweerde ik dat ‘het streven naar een specifieke klankkleur’ de enige motivatie is die je als observator met enige mate van zekerheid kan blootleggen. De registratie van Astrid Lampe toonde aan dat de associatieve logica kan gecounterd worden door bewust aangebrachte stoorzenders. Op die stoorzenders en op perifere elemanten die zich loswrikken van het eerste centrum, kunnen nieuwe centra ontstaan. Via de registratie van Tonnus Oosterhoff stelde ik het concept zwarte gaten voor: het ontastbare midden tussen alle centra, daar waar de betekenis ligt. Het flarfgedicht van Willem Bongers doet vermoeden dat sommige dichters doelbewust de concentrische neiging onderdrukken. De registraties van Paul Bogaert toonden
80
Zwervende Centra. Conclusie hoe, tijdens een ontstaansproces, centra kunnen verschijnen en verdwijnen. Ten slotte heb ik alle beweringen laten culmineren in een model waarin de dichtprocessen van alle deelnemende dichters en bij uitbreiding van alle dichters kan worden begrepen, in een dissipatieve structuur.
Ik had ervoor kunnen kiezen om heel voorzichtig over de zwangere buiken van dichters te wrijven. Dat heb ik niet gedaan. Poëzie wordt, vind ik, al te vaak als heilig en onaantastbaar beschouwd. Het gevaar van heilige instanties is dat ze zo ijl worden dat ze uit het blikveld verdwijnen. Ik de geregistreerde gedichten daarom aan allerlei, soms gevaarlijke, hypotheses onderworpen. Niet om ze in een keurslijf te dwingen. Wel integendeel. Ik wilde alleen mogelijkheden onderzoeken. Ik wilde ze tastbaar maken. Niet voorspelbaar. ‘De poëzie is een verticaal, het proza een horizontaal phenomeen’ schreef Simon Vestdijk (Vestdijk, 1942, p. 26). Poëzie lees je immers niet woord na woord na woord, maar woord òp woord òp woord. Ik geloof dat het daarbij niet alleen hoeft te gaan over de woorden die er staan, onder elkaar, maar ook over de woorden die eraan voorafgingen, die het gedicht niet hebben gehaald en die misschien alleen tussen de regels, onzichtbaar als verliezers, blijven zwerven.
81
Zwervende Centra. Conclusie
Verder onderzoek Dit onderzoek is een uitgeworpen haakje, naar wat er onder het oppervlak van het papier allemaal krioelt. Tijdens het onderzoek kwamen er veel vragen opgeborreld, die allen verder onderzoek vragen. Een greep: -
Vertelt de computervaardigheid van de dichter iets over zijn dichtproces op computer?
-
Verschillen gedichten die op computer begonnen met deze die begonnen op papier? Omdat ‘vorm’ er in zo’n vroeg stadium geïntegreerd kan worden31, kan je misschien vermoeden dat op computer gemaakte gedichten ‘vormelijker’ zijn dan gedichten op papier.
(Ik heb echter geen enkel argument die dat vermoeden ondersteunt. Ik zie
bijvoorbeeld geen verschil tussen de gedichten van de deelnemende dichters, die op computer ontstonden, en de gedichten van Sylvia Hubers, Andy Fierens en Leonard Nolens, de neanderthalers met een pen) -
Is er een verschil tussen het schrijfproces van Vlaamse dichters en Nederlandse dichters, wetende dat Vlamingen vaak als ‘aarzelender’ in hun communicatie worden beschouwd, en Nederlanders eerder ‘vlot’?
-
In hoeverre vinden lezers de bevindingen van dit onderzoek terug in de geproduceerde gedichten? De resultaten uit mijn mini-enquête zijn een voorzichtige stap in de richting?
-
Vinden jongere schrijvers het makkelijker om geobserveerd te worden dan oudere?
31
Maarten Inghels bijvoorbeeld kiest, voor hij begint te schrijven, een eigen lettertype (book antiqua) en maakte na 11 minuten al een segmentering in alinea’s. Zijn tekst leek, althans vormelijk, op geen enkel moment chaotisch. Op computer kan een groep woorden er immers al veel sneller als gedicht uitzien.
82
Zwervende Centra. Conclusie - Hoe ervaren de dichters zelf hun dichtproces?
Op de laatste vraag zal ik alvast een antwoord zoeken. Volgend jaar wil ik een interviewreeks organiseren waarin ik de deelnemende dichters uitnodig. Ik wil de interviews laten starten met een geprojecteerd Camtasia-fragment en de dichters vervolgens confronteren met mijn observaties (in het vermoeden dat ze die gewelddadig omver stoten en er vanuit het puin een interessant en vooral concreet gesprek kan ontstaan). Net zoals Camtasia de snelheid (en dus vooral: de traagheid) van de dichter volgt, wil ik streven naar rustige interviews waarin gedachten zich langzaamaan kunnen ontplooien. Het Vlaams-Nederlands Huis DeBuren wil mij wellicht steunen in het project. Ik hoop om na de interviews deze scriptie verder te kunnen uitwerken.
83
Zwervende Centra. Bijlagen .
Bijlagen
84
Zwervende Centra. Bijlagen
1. Communicatiemethode
Ik heb niet alle dichters tegelijkertijd gecontacteerd. De dichters die ik eerst contacteerde heb ik een brief geschreven (cf. subbijlage A). Die brief was de bijlage van een mail waarin ik de dichters zo persoonlijk mogelijk probeerde aan te spreken. Als de dichters positief reageerden en te kennen gaven dat ze de programma’s zelf wilden installeren (waarvoor alle dichters, behalve Bernard Dewulf opteerden) stuurde ik hen een handleiding op (cf. subbijlage B). Ik vond uiteindelijk dat mijn brief te omslachtig was. Aan de dichters die ik later contacteerde, schreef ik daarom een mail zonder bijlage, waarin ik mijn onderzoek zo gebald mogelijk voorstelde en waarin ik ook de dichter probeerde voor te zijn op het wijzen naar de onmogelijkheid van het onderzoek (cf. subbijlage C). Omdat ik naderhand merkte dat mijn eerste handleiding te weinig uitvoerig was, zeker voor dichters die zichzelf digitbeet noemden,
heb ik ook die aangepast. Hieronder vindt u de
handleiding voor het installeren en het gebruiken van Camtasia, die ik naar Luuk Gruwez stuurde (cf. subbijlage D).
85
Zwervende Centra. Bijlagen
A. Eerste brief
Geachte dichter,
Poëzie, ik snap dat niet. Ik kan daar niet bij. Wat heb ik nu aan een verzameling woorden waartussen ik zelf nog het verband moet zoeken. Doe eens normaal, zeg. Dergelijke reacties hoor ik soms, vermoed ik vaak. Ik ben Maud Vanhauwaert, theatermaker en voorzichtig schrijfster (mijn debuut verschijnt begin 2011 bij Querido). Voor de Universiteit Antwerpen maak ik momenteel een scriptie waarin ik het schrijfproces van een paar Nederlandstalige dichters wil onderzoeken. Ik dacht aan u. Mag ik even over uw schouder meekijken? Poëzie is voor velen een gesloten deur. Misschien omdat potentiële lezers de poëzie vooral als product te zien krijgen, een stilleven, en zelden als proces. Net dat proces intrigeert mij. Hoe komt een gedicht tot stand? Laat de dichter zich leiden door de taal of door zijn verhaal? Waar hapert het gedicht? Wat werd geschrapt? Hoe ervaart een dichter zijn eigen schrijfproces? Mijn onderzoek wil ik graag in twee fases uitvoeren. Eerst zou ik u, als u wenst deel te nemen, vragen om bij het schrijven van een volgend gedicht het schrijfproces te registreren met Inputlog, een software-programmaatje dat exact registreert welke letter je typt, wanneer je pauzeert, wat je schrapt. Je kan een gedicht makkelijk in verschillende fases 'loggen'. In een tweede fase zou ik u graag mondeling interviewen over hoe u het schrijfproces van het geregistreerde gedicht zelf ervaren heeft. Een wetenschappelijk onderzoek naar een creatief schrijfproces? Dat klinkt misschien fout. Het is echter niet mijn bedoeling om algemeen geldende slotsommen te genereren. Nee. Wel wil ik de resultaten van het onderzoek verwerken in een nieuwe theatervoorstelling. Poëziehuis Perdu in Amsterdam is alvast enthousiast. Ik mik ook op een voorstellingenreeks in Vlaanderen.
86
Zwervende Centra. Bijlagen Ik koester niet het verlangen de poëzie populairder te maken. Nee, ik denk dat poëzie zelfs graag in de marge vertoeft. Toch wil ik, vergeef mij mijn jong idealisme, onderzoeken hoe poëzie iets minder deur, iets meer open kamer kan zijn. Geachte dichter, mag ik even over uw schouder? Mocht u interesse hebben in dit project, gelieve mij dan snel te contacteren. Dan kan ik u rustig nog meer informatie geven. Als u dat wenst, kan ik ook Inputlog bij u komen installeren of u een eenvoudige handleiding bezorgen. Ik kan u alvast vertellen dat ik de eerste fase van het onderzoek zou moeten afronden midden mei, de tweede fase aan het begin van de zomer. Hoogachtend Maud Vanhauwaert 0486 98 51 65
[email protected] www.maudvanhauwaert.be
87
Zwervende Centra. Bijlagen
B. Eerste handleiding
Voldoet uw computer aan de vereisten van Inputlog? Gebruikt u Windows 2003 (èn daarbijhorend Word 2003) ofwel Vista? Nee?
Contacteer mij. Ik probeer u een laptop te bezorgen.
Ja?
Gebruikt u Vista?
Ja?
U dient twee aanpassingen uit te voeren: Actie 1: Verander de ‘user account control’ 1. open 'control panel' 2. selecteer 'user accounts and family safety' 3. selecteer 'user account' 4. Klik op 'turn user account control on or off' 5. Maak het vakje leeg van 'use user account control (UAC) to help protect your computer' Opmerking: vergeet niet deze optie te reactiveren na het gebruik van Inputlog. Dit is veiliger voor uw computer.
Actie 2: Verander de eigenaars-setting van Inputlog. 1. Klik rechts op het icoontje van Inputlog en selecteer ‘properties’. 2. Klik op ‘compatability’ 3. bij 'privilege level' check het knopje 'run this program as an administrator' 4. Klik op ‘ok’
Nee?
U kan meteen starten!
88
Zwervende Centra. Bijlagen
Hoe installeert u Inputlog? Hoe downloadt u Inputlog? Stap 1 Stap 2 Stap 3
Ga naar www.inputlog.net Kies in de linkerbalk ‘downloads’ Dowload ‘Inputlog 4.0 Beta’
Hoe installeert u Inputlog? Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4
Open het gedownloade programma Klik op ‘next’ en daarna op ‘I agree’ Geef als paswoord ‘IL7558’ Klik twee keer op ‘next’ daarna op ‘install’, daarna op ‘next’ en sluit af met ‘finish’
Hoe gebruikt u Inputlog? Ik raad u sterk aan om eerst het programma eens te proberen vooraleer u aan het echte werk begint. Op www.inputlog.net vindt u alle informatie, uitgebreid in het Engels. Hier probeer ik het kort samenvatten in een stappenplan. Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6
Stap 7 Stap 8 Stap 9 Stap 10
Open het programma Ga naar het tabblad ‘record’ U kan kiezen waar u de file wilt opslaan en onder welke naam. Gelieve bij ‘session identification’ uw naam in te vullen. De rest mag u openlaten. Daarna kan u klikken op record. U krijgt de melding dat de folder nog niet bestaat en of u die wil aanmaken. Klik op ‘ja’. Als alles goed gaat, opent er zich nu, vanzelf, een wordbestand met als titel ‘document 1’. Als er als titel ‘StartDocument’ verschijnt, dan is er een probleem. (Contacteer mij!) In de werkbalk onderaan, zou er rechts een icoontje van Inputlog moeten verschenen zijn: als u daar rechts op klikt kan u ‘start recording’ U kan beginnen schrijven! Als u klaar bent, kan u, via hetzelfde icoontje de opname stoppen. Het programma zal u vragen of u het Wordbestand wil opslaan. Klik ‘ja’ Automatisch komt u nu bij het tweede tabblad terecht ‘generate’. Daarin kan u verschillende analyses aanvragen om te laten uitvoeren op uw tekst. Hoe doet u dat? In het vakje onder de titel ‘log files and analyses’ staat ‘general log file’. Klik op ‘add’. Via de pijltjestoets kan u de andere mogelijke analyses zien. Voeg ze allemaal toe (door telkens op ‘add’ te klikken). De laatste twee analyses kan u echter niet toevoegen (die zijn under construction).
89
Zwervende Centra. Bijlagen Stap 11 Stap 12
Alle uit te voeren analyses staan nu in de rechterkolom. Vink ze aan. Klik op generate. De analyses worden nu uitgevoerd! Ga naar de plaats waar u de file hebt opgeslagen (cf stap 3) en gelieve de hele map naar mij door te sturen.
Wat als u in verschillende sessies aan uw tekst wil werken? Het programma bevat (nog) geen mogelijkheid om een bestaand bestand op te laden. Het enige wat u kan doen is uw tekst uit sessie 1 (het Wordbestand vindt u in de file, cf stap 3) te kopiëren naar het ‘document1’ (cf stap 6) van sessie 2 , en er dan op verder te werken.
Gelieve ook Camtasia te installeren De informatie die u genereert via Inputlog zal bestaan uit veel getallen, die ik moet analyseren. Dat vraagt veel ‘ontcijferwerk’. Gelukkig heeft Inputlog ook een play-functie waarmee ik het hele proces visueel kan volgen. Die functie is echter nog niet actief. Voorlopig is er wel een goed alternatief: Camtasia. Dat is een software-programmaatje dat aan de lopende band screenshots maakt van uw computerscherm en alle beelden samenzet in een filmpje. Dat filmpje kan mij heel erg helpen bij de analyse van uw schrijfproces. Bovendien kan ik het gebruiken in de voorstelling volgend jaar (als de play-toets dan nog niet geactiveerd is). Met een paar muisklikken kan een gratis trial-versie (30 dagen) van Camatasia 6 (de op een na recentste versie) downloaden via http://www.brothersoft.com/camtasia-studio-download-51992.html. (Klik niet op ‘free download’ in het grote rode vak, maar wel daaronder op ‘click to download’ bij server 2:
Na de download, kan u heel makkelijk Camtasia Recorder gebruiken:
90
Zwervende Centra. Bijlagen
U kan kiezen of u het volledige scherm wil registreren (full screen) of alleen een specifiek gebied (custom). De camera en audio functies kan u negeren. Als u op de ‘rec’ knop klikt, begint het registratieproces. Na afloop kan u kiezen waar u het bestand opslaat. Het bestand zal al snel te groot zijn om per mail door te sturen. Gelieve het daarom nog even op uw computer te laten staan. Ik zal tijdig een (niet openbare) internetpagina aanmaken waarop u het filmpje dan makkelijk kan posten.
Heeft u vragen? Contacteer mij!
[email protected] 0486 98 51 65 (het programma is nog onder constructie en wordt ontwikkeld door professor Luuk Van Waes en Mariëlle Leijten aan de UA. Zelf ben ik absoluut geen computerspecialist. Ik probeer mij echter –bij problemen- zo snel mogelijk te informeren om u te kunnen helpen)
91
Zwervende Centra. Bijlagen
C. Laatste brief Geachte Mijnheer Gruwez
Ik ben Maud Vanhauwaert, afgestudeerd in de opleiding 'Woordkunst' en voorzichtig schrijfster (mijn debuut verschijnt dit najaar bij Querido). Voor de Universiteit Antwerpen maak ik momenteel een masterscriptie waarin ik het schrijfproces van een paar Nederlandstalige dichters onderzoek. Ik werk met ‘Camtasia Recorder'. Dat is een eenvoudig software-programmaatje dat het computerscherm filmt. Als je de Recorder ‘aan’ zet terwijl je in een tektprogramma werkt, wordt dus geregisteerd welke letters je intikt, welke je weer schrapt en hoe lang de pauzes duren. Een aantal schrijvers (waaronder Bernard Dewulf, Paul Bogaert en Tonnus Oosterhoff) hebben met dat programma een schrijfproces geregistreerd. Het lijkt mij bijna onmogelijk om te schrijven terwijl een derde oog meekijkt. Bovendien vertelt een beeldschermregistratie natuurlijk weinig over inspiratie en het mentale denkproces van een dichter. Ik ben mij ten volle bewust van de absurditeit van mijn onderzoek. Ik vermoed echter dat dergelijke registraties een interessant uitgangspunt kunnen vormen voor een interview-reeks, waarin onderzocht wordt tot op welke hoogte (of tot op welke diepte) je het over het dichtproces kunt hebben. Het Vlaams-Nederlands huis deBuren toonde alvast interesse in het project. Geachte Mijnheer Gruwez. Ik ben zo stoutmoedig u te durven vragen of u een tijdje, al is het slechts een halfuur, een dichtproces zou willen registreren en of u daarna eventueel geïnteresseerd zou kunnen zijn in een interview. In dit onderzoek ligt de aandacht op het proces en niet op het uiteindelijke product. Ik kan mij voorstellen dat een gedicht jarenlang aandacht vraagt. Ik zou het al heel bijzonder vinden als ik een halfuurtje mocht zien hoe u aan een gedicht verderwerkt of hoe u een gedicht op computer afwerkt (in het geval u een gedicht eerst op papier uitschrijft). Als u interesse heeft, dan kan ik u een mail sturen met wat concretere info
Hoogachtend en hopend Maud Vanhauwaert
0032 486 98 51 65 www.maudvanhauwaert.be
92
Zwervende Centra. Bijlagen
D. Laatste handleidingen
HANDLEIDING VOOR HET DOWNLOADEN VAN CAMTASIA Stap 1
Ga naar http://www.techsmith.com/camtasia.asp
Stap 2
Klik op
Stap 3
Geef uw (of althans een geldig e-mail adres op) en klik op
(Stap 4)
Als het downloaden niet automatisch begint, klik op
Stap 5
U krijgt het volgende venster. Klik op ‘opslaan’
Stap 6
Kies waar u het bestand wil opslaan, bijvoorbeeld op het ‘bureaublad’.
Stap 7
Klik op opslaan
93
Zwervende Centra. Bijlagen
HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE VAN CAMTASIA Stap 1
Ga naar het bureaublad (het startblad, waar u automatisch opkomt als u uw computer opstart)
Op het bureaublad ziet u volgend icoontje: Dubbelklik daarop Stap 2
Klik in het volgend venster op ‘uitvoeren’
Stap 3
Wacht tot u dit venstertje krijgt en klik op ‘next’
stap 4
Vink ‘I accept’ aan en klik op ‘next’
94
Zwervende Centra. Bijlagen Stap 5
Klik nog driemaal op ‘next’
Stap 6
Camtasia wordt nu geïnstalleerd. De installatie is klaar als u dit scherm krijgt
Stap 7
Op uw bureaublad staat nu normaal het groene icoontje van Camtasia. Op basis van de instructies uit mijn vorige bijlage kan u nu beginnen!
95
Zwervende Centra. Bijlagen
HANDLEIDING VOOR HET GEBRUIK VAN CAMTASIA Stap 1
U ziet wellicht deze twee iconen op uw bureaublad staan:
Stap 2
en U heeft alleen maar het eerste icoontje nodig. Dubbelklik op dat groene icoontje. Wellicht krijgt u het volgende venster te zien In dit venster kan u aflezen hoeveel dagen u nog de gratis proef-versie kan gebruiken. Bij u zal het balkje nog helemaal groen gevuld zijn. Klik op ‘voltooien’.
Stap 3
Het programma wordt geopend en u krijgt nog even dit pop-up-venster te zien. Klik op ‘close’.
96
Zwervende Centra. Bijlagen Stap 4
Klik, links boven, naast de rode bol, op ‘Record the screen’.
Stap 5
Automatisch opent er zich nu, rechtsonder, dit venster:
Nu hebt u een aantal opties. U kan kiezen of u het volledige scherm wil registreren (full screen) of alleen een specifiek gebied (custom). U kan het blauwe bolletje bij ‘full screen’ laten, tenzij u niet wilt dat ik zicht heb op uw volledige werkblad en zelf een gebied wilt afbakenen. De webcam-knop kan u negeren. Als u, tijdens uw werkproces, soms prevelt en u vindt het niet erg dat het geluid geregistreerd wordt, gelieve dan te kiezen voor ‘audio on’ (met het schuifbalkje kan u het volume bepalen)
Als u op de knop klikt, begint, na 3 seconden het registratieproces. Alles wat u uitvoert op uw computerscherm wordt nu geregistreerd! (Het venstertje is verdwenen en is vervangen door dit icoontje in uw werkbalk, onderaan:
STAP 6 PAUZEREN?
Als u op dit icoontje klikt: venster:
)
, onderaan in uw werkbalk, krijgt u dit
Hier kan u klikken op ‘pause’ en daarna weer op ‘resume’ (als u het registratieproces wil hernemen)
97
Zwervende Centra. Bijlagen STAP 7 STOPPEN EN OPSLAAN?
U voert net dezelfde handeling uit als bij Pauzeren (zie stap 6), maar klikt nu op Stop. U krijgt dit schermvullend blad te zien
Onderaan rechts klikt u op dit symbool, waarmee u uw registratie kunt opslaan
Nu krijgt u een dergelijk scherm te zien (dat op uw computer anders vormgegeven kan zijn).
Kies, in de linkerkolom, een plaats waar u het bestand makkelijk kan terugvinden (bijvoorbeeld het Bureaublad. Bij het woord ‘Bestandsnaam’, onderaan, kan u het woord ‘Capture1’ laten staan, of een eigen naam kiezen, bijvoorbeeld ‘registratie1’. Daarna klikt u op Opslaan! Als alles goed verlopen is, zal u nu het bestand (een filmpje) terugvinden op uw bureaublad.
98
Zwervende Centra. Bijlagen STAP 8 DOORSTUREN?
Camtasia-bestanden zijn te groot om ze per mail door te sturen. Daarom kan ik een internet-pagina aanmaken, die alleen maar voor u en mij toegankelijk is en waarop wij heel grote bestanden kunnen posten.
Gelieve mij te verwittigen wanneer u een of meerdere bestand(en) wil doorsturen. Dan maak ik zo’n internet-pagina aan en vertel ik u hoe u het bestand/ de bestanden kan posten.
99
Zwervende Centra. Bijlagen
HOE ZET U EEN BESTAND OP ONZE WIKI-PAGINA? Stap 1
open de email met als titel:
[email protected] has invited you to join their workspace, registratiesluukgruwez
Stap 2
klik op
(Stap 3)
de kans bestaat dat u dit venster krijgt. Klik dan op ‘ok’
Stap 4
u krijgt dit venster te zien. Geef een naam/ kies een paswoord/ herhaal dat paswoord
Stap 5
u krijgt een schermvullend blad te zien. Klik onder ‘My Workspaces’ op registratiesluukgruwez.pbworks.com
100
Zwervende Centra. Bijlagen Stap 6
u bent nu aangekomen op de eigenlijke wiki-pagina. Rechtboven ziet u dit:
Klik op ‘upload files’ Stap 7
nu ziet u linksboven dit:
klik op ‘upload files’ en haal uw bestand op! Het inladen kan even duren. Als alles goed gegaan is, zal bij de lijst ‘all files’ uw bestand verschijnen (onder ‘eerste versie’)
U bent klaar en kan alles afsluiten! GERUSTSTELLING als u later nog een bestand wil opladen, hoeft u de stappen 1-5 niet meer te doorlopen! U kan dan rechtstreeks naar ‘registratiesluukgruwez.pbworks.com’ surfen en hoeft dan alleen stappen 6 en 7 te doorlopen.
101
Zwervende Centra. Bijlagen
2. De gedichten
(waarvan sommige nog niet afgewerkt)
Bernard Dewulf
Wij slapen anders nu In de kamers verzamelen schimmen In het bed diepen wij de holteOnze wervels verslijten samen, Maar weinig is ons vreemder dan wij Wie ons droomt hebben wij verlaten Wie ons zal verlaten, omringt ons Uit de trappen groeien de slapelozen Ze komen samen in de keuken en kijken tot het licht naar de dansende gloeilamp in de tuin
102
Zwervende Centra. Bijlagen
Jan Geerts
kijk hoe een kopje koffie koud wordt en hoe donker de ochtend kan zijn terwijl de zon als een kind tegen het venster klatert kijk hoe zij een slapend oog in de wereld legt en haar pagina’s openvouwt alles ritselt en is nieuws en jong en zo houdbaar als vandaag kijk hoe een ei de tijd de dag intikt en een andere stad vindt, een ander huis waarin zij het warme bad van iemands ogen laat vollopen, tot daar, tot hier aan toe kijk hoe de spiegel haar wet dicteert de kamer leegrooft, de muren kaalslaat en haar voor geen keuze zet kijk hoe zij haar haren borstelt doorheen de jaren tot zij jouw blik (in jouw ogen) herkent (in de hare)? te veel are, tot zij ziet hoe jij haar blik herkent tot jij ziet hoe zij jouw blik herkent toch ik/jij?
103
Zwervende Centra. Bijlagen
David Troch
Syrah Weg van moeder, broertje, zusje. In ruil twee tweebenigen die niet blaffen, slechts slechte imitaties doen. Eten brengen ze, drinken ook, Spelen ook, als het hen past. Verdwijnen dan achter de haag, dan weer in huis, zonder eens te strelen. Kwispelen, als gek rondjes draaien, uitermate vertederend janken, niets dat hun aandacht trekt. De dwazen, kijk op welke voet ze leven en mij stoppen ze in een hondenhok
104
Zwervende Centra. Bijlagen Sylvie Marie
Herinneringen laaien op als steigerende paarden als op een in geel gedragen dag de honden hun tanden scherpen, mannen een graf aan scherven slaan, een kardinaal zijn pc moet afstaan Alsof het de zon zelf is die om wraak roept Alsof de kathedraal met slechts één toren zelf om verantwoording vraagt. Het verslag blijkt niet nuttig. Maar honderd mannen en vrouwen zijn wel tot kind geslagen, en de merries maken het het liefst nog ’s nachts te bont
105
Zwervende Centra. Bijlagen wittebroodsweken (posities van perfect geluk) 1. hoe liggen we hier? loom, languit, de dag na de dag, de grote na de grote, een vorm met elkaar. we bekijken het licht dat de gordijnen voor ons filteren. één van ons merkt op: het is anders, nieuw. we vormen een afdruk in elkaar, dragen de langverwachte dag dankbaar. er kon van alles gebeuren toen we nog telden. 2. onwennig leg je de wijsvinger van je linkerhand op de toppen van je rechter en je lacht. 3. de gordijnen maken het licht milder, de lucht drukt zachter op ons. de dag een sjaal van dunne, doorzichtige zijde. we wanen ons in een huis dat geen adres kent, geen in- of uitgang, leggen ons op de vloer te luisteren. het ademt en leeft, maar klopt niet.
106
Zwervende Centra. Bijlagen 4. het huis zweeft als een bol boven de grond. gordijnen lezen het licht. er is geen honger, geen nood. zo verdwijnt de tijd. gaandeweg noemen we deze weken geen weken meer. we spreken eerder van een sfeer. we zijn nieuwe astrounauten geland in het tijdledige. voor ontploffen zijn we niet bang. we hebben het juiste pak aan. 5. ons hart loopt over, onze stem is zacht en vloeiend, onze huid is gaaf en soepel. we hebben alles voor elkaar en niets meer voor een ander, er is geen ander, er is het vacuüm van ons. als door een flessenhals werden wij in ons gezogen.
6. en dan, langzaam als met een druppelteller sluimert tijd weer binnen in ons vacuüm, het bolle huis krijgt weer hoeken, ademt uit en nestelt zich in een straat, een bereikbare buurt. het is dan dat het gesuis van buiten binnendringt, we kussen elkaar ten afscheid en beginnen er weer aan;
107
Zwervende Centra. Bijlagen Astrid Lampe
Nu we toch een ruimte delen Laat het een pashok zijn Laat het ruim Een ruim ruim zijn Nu we toch dit pashok delen Mag het gerust ook Passen en meten zijn Opdat we naar hartenlust Na kunnen denken Dat dit pashok ons geenszins Dit naar hartenlust nadenken Belet Wat doet de premier hier U maakt mijn pashok plots Tot een wel heel benauwd pashok En dit juist op het moment Het uitgelezen moment Dat ik aan het strakke ontwerp van ons pashok Niet eens ben toegekomen Laat staan strak in de lak Wil ik! Ik wil dolgraag strak in de lak Alvorens de premier Retestrak Straks Wil, wie het eerst hier De hondenschoonloopmat wel weghalen
108
Zwervende Centra. Bijlagen Maarten Inghels
Dit is geen park maar een trage mars van standbeelden
Dit is geen park, maar een trage dansbezwering van brandkasten op poten. Dit zijn geen standbeelden, maar kluizen met sloopkogels als een gebald hart. En altijd wachten ze wantrouwend op een wassend onweer, monsteren hun begeerte maar vieren de teugels niet. Nooit nog lezen we ergernis af van hun gezicht, een stalen belegering met het stof nog onder de leden marcheert ter plaatse trappelend de wanhoopswals. In pantser maken de wachters een balans op: hun trots werd mos en steeds meer werden ze geweerd van stadskantelen en trapgevels. Het gebeurt dat een zuigeling in hun oksels werd gelegd, een verloren vogel hun lommerte opzocht maar waar de slakken op hun schouders als luizen steeds beter worden in verhuizen vertrouwen zij op de regen, die komt. Maar er ligt geen schreeuw meer in hun mond.
109
Zwervende Centra. Bijlagen Tonnus Oosterhoff
Wij hebben in verzegeld aardewerk Tweeduizend jaar oude bijen met zeventien vleugelen En tweeëntwintig pootjes gevonden, benoemd; Benoemd hoe in Artis de tijd begon te vliegen. We bestudeerden de avondklok en de avondklok Nam zijn raderen onder zijn armen, vluchtte de nacht in. Of bv. Dit: twee voelhorentjes heeft het, het draait zijn kopje, Weer zijn het er twee. Zoveel moet een naam hebben. Het gedraagt zich vergeleken met het wezen ervoor Als ernaast. Wat ernaast is wordt erdoor gegeten. We verbinden wat in het doodshoofd uiteenvalt, weer Uitvalt. Maar het doodshemd van nullen en enen Heeft een diepte van zakken, grondeloos Bijfiguren van soorten
110
Zwervende Centra. Bijlagen Willem Bongers
de eilandjes van Langherhans de perifere stad van de verbinding aan ons onvergelijkbaar strand sterft u met uw tanden in uw handen, het hoge dierlijke komt als een vriend, derhalve hij zingt langs de weg eenvoudigweg vervormd de hals die getrokken is aan ons onvergelijkbaar strand sterft u een dier, waarin gevonden de vrienden voor elke viering, waarin u als ontvoering kunt zwemmen, waar u zelf van afkomstig bent centreer ik vloeistof, arm mijn bloemen blijven wit
111
Zwervende Centra. Bijlagen Paul Bogaert
Net niet monotone ventilatiegeluiden nemen de voorgrond in. Daarbovenop getik. Onder meer. Iets verplaatsen wordt een aanval, een gebaar een inbreuk, een suggestie een mes. Dan is een uithaal normaal. Met mijn ogen dicht, mijn dikke vingers halfslachtig naar binnen gekromd voor een schedelmassage. Tot niet meer dan een lichaam, onuitstaanbaar: “Aandacht, of een antwoord, een gedeelde belevenis, een herstelling, dat kan allemaal, maar niet nu.”
112
Zwervende Centra. Bijlagen
3. De mini-enquête
Voor dit onderzoek heb ik een kleine onderzoeksgroep opgestart, bestaande uit 15 personen. Ik presenteerde hen 7 gedichten, van (1) Sylvie Marie, (2) Astrid Lampe, (3) David Troch, (4) Paul Bogaert, (5) Willem Bongers, (6) Jan Geerts, (7) Maarten Inghels32. Ik presenteerde de gedichten anoniem en onderwierp de respondenten aan de volgende vragen:
A welk gedicht is volgens jou het flarfgedicht? (een flarfgedicht is een gedicht waarbij de dichter flarden van het internet plukt en die samen in een eigen compositie zet) [je kan antwoorden met het nummer dat bij het gedicht staat] B welke medeklinker valt jou het meest op in deze onafgewerkte versie van een gedicht? dat het gebeurt Als het buiten heet is, De dag in geel gedragen, Dat honden hun tanden Scherpen, mannen een graf aan scherven Slaan, een kardinaal zijn pc moet afstaan. 32
de gedichten van Bernard Dewulf en Tonnus Oosterhoff heb ik niet aan de onderzoeksgroep gepresenteerd, omwille van drie redenen: 1) ik meende dat ik de respondenten niet met te veel gedichten mocht confronteren, omdat ze dan misschien te lang zouden gaan twijfelen bij het invullen van de vraagjes 2) Dewulf en Oosterhoff hadden er de nadruk op gelegd dat de gedichten onaf waren en ik had hen uitdrukkelijk verzekerd dat de gedichten alleen voor mij waren bedoeld; het doorsturen van de gedichten, zelfs anoniem, zonder de context van deze scriptie, leek mij een breuk in die belofte 3) de registraties van beide dichters lieten slechts een klein fragment van het ontstaansproces zien, waardoor ik voor die gedichten ook geen enkel antwoord kan geven op vraag D.
113
Zwervende Centra. Bijlagen
Alsof het de zon zelf is die om wraak roept Alsof de katedraal met slechts één toren zelf Om verantwoording vraagt. Wat het teweegbrengt blijkt dan toch niet Nuttig. Wel zijn een paar honderd mannen En vrouwen terug in kinderen…
C als je het tweede gedicht leest, is er dan een woord dat/woorden die jij ‘vreemd’ vindt? (waarvan je denkt: ho, dat woord zag ik niet aankomen!) (Zo ja, welk(e) woord(en)?) D aan welk gedicht werd, denk je, het langst gewerkt? (gelieve met behulp van de nummertjes een top drie te geven, bijvoorbeeld 217, waarbij je dan vermoedt dat het langst werd gewerkt aan het tweede gedicht) E welk gedicht vind je het meest hermetisch (=ontoegankelijk, moeilijk, complex)? (gelieve hier ook met behulp van de cijfertjes een top drie te geven, bijvoorbeeld 783, waarbij je dan het zevende gedicht het meest hermetisch vindt) F welk gedicht vind jij het best/sterkst? (gelieve ook hier weer met behulp van de cijfertjes een top drie te geven, waarbij het eerste cijfer verwijst naar het volgens jou beste/sterkste gedicht) G mag ik je naam en je geboortedatum vermelden in mijn scriptie? H ben je (a) een grote poëzieliefhebber die vaak poëzie leest (b) een poëzieliefhebber die wel vaker poëzie zou willen lezen (c) niet echt een poëzieliefhebber (d).... I schrijf je zelf soms poëzie? Ja of nee?
114
Zwervende Centra. Bijlagen De antwoorden van de op deze vragen vindt u in de volgende tabel (tabel 3) Een aantal van de resultaten heb ik al aangehaald in de scriptie.
Hieronder heb ik een vergelijking gemaakt tussen de resultaten van kolom D (gedichten waaraan, naar vermoeden, het langst is gewerkt), kolom E (gedichten die als het meest hermetisch worden ervaren) en kolom F (sterkst bevonden gedichten): 1.
Als de resultaten uit kolom D en E in twee van de drie getallen overeenkwamen, heb ik ze schuin weergegeven, zoals bij Hedwig Bogaert: 754 754. Resultaat: 8 cijferreeks-correlaties
2.
Als de resultaten uit kolom D en F in twee van de drie getallen overeenkwamen, heb ik ze ondersteept, zoals bij Bernhard Christiaensen: 754 427. Resultaat: 8 cijferreeks- correlaties
3.
Als de resultaten uit kolom E en F in twee van de drie getallen overeenkwamen, heb ik ze in het vetjes aangeduid, zoals bij Julie Vanhauwaert 754 574 . Resultaat: 1 cijferreeks-correlatie
115
Zwervende Centra. Bijlagen Tabel 3 de antwoorden op de mini-enquête, uitgevoerd bij 15 respondenten Deelnemers
A
B
C
D
E
F
G
I
Hedwig Bogaert (1970)
4
s
Retestrak
754
75 4
241
C
nee
Annick van Braeck (1964)
1
t
pashok, ruim ruim, premier, strakke ontwerp, strak in de lak, hondenloopmat
754
75 4
321
A
ja
Bernard Christiaensen (1967)
5
sch
premier
754
576
427
A
ja
Marieke de Maré (1985)
1
t
pashok, premier, hondenschoonloopmat
756
542
674
B
nee
Jan Depreter (1975)
5 of 6
s
premier, lak, hondenschoonloopmat, wel
716
254
713
A
ja
Louisa Goetgebuer
1
s
hondenschoonloopmat, premier
532
573
246
B
ja
Sebastiaan van Hecke
1
g
pashok, premier
327
537
246
A
ja
Tamta Mamisvalovi (1984)
5
f
premier
473
547
317
C
nee
Wim Pinet (1981)
5
s
wil ik
257
527
143
C
nee
Roel Vaneerdeweg
5
r
premier
674
517
673
B
nee
Julie Vanhauwaert (1984)
7
g
retestrak, hondenschoonloopmat
754
754
574
C
nee
Pol Vanhauwaert (1950)
5
t
hondenschoonloopmat
761
427
713
B
nee
Karen van de voorde (1983)
4
s
retestrak
642
517
362
B
ja
Nele De Meyer (1984)
5
s
premier, wil ik
761
547
761
B
nee
Marcel Linssen (1954)
4
d
premier
631
571
623
B
nee
116
Zwervende Centra. Bijlagen Een correlatie tussen een paar cijferreeksjes betekent natuurlijk niet noodzakelijkerwijze een correlatie tussen de twee stellingen. Het is bijvoorbeeld niet omdat er een correlatie lijkt te bestaan tussen kolom D en F, dat we kunnen concluderen dat er een duidelijke correlatie bestaat tussen ‘wat goed wordt bevonden’ en ‘waaraan lang gewerkt lijkt’. Daarvoor hebben we veel meer data nodig. Op basis van de observatie van deze data kunnen we wel een paar hypotheses opstellen, die in verder onderzoek, kunnen worden getoetst (cf. tabel 4)
Tabel 4 Observaties van de enquête-data, met bijhorende hypotheses Observatie
Hypothese
Zowel bij de grote poëzieliefhebbers als bij de
Er is in geen stricte scheidingslijn tussen poëzie-
niet-echt-poëzieliefhebbers, traceerden (slechts)
liefhebbers en niet-echt-poëzie liefhebbers
twee op de vier representanten het flarfgedicht.
inzage de kennis over het ontstaansproces van een gepresenteerd gedicht.
Zeven van de vijftien correspondenten gaven De gedichten ‘waaraan langst gewerkt lijkt’ een andere cijferreeks op in kolom D en F
worden niet zomaar het meest geapprecieerd (Het blijft dus de vraag of de poëzie aan lezers zou kunnen winnen als die lezers inzicht hadden in het soms tergend trage ontstaansproces van poëzie.)
Slechts een van de 15 respondenten (Julie Er is een negatieve correlatie tussen ‘wat Vanhauwaert) toonde een positieve correlatie moeilijk’ en ‘wat goed’ wordt bevonden. (Inzicht tussen kolom E en F.
in het ontstaansproces zou deze correlatie misschien kunnen opheffen)
117
Zwervende Centra. Bijlagen
4. Schrijfhandboeken
Franssen, J. (1998). Dichter bij Jan Hanlo dichten. Een cursus lezen en schrijven van gedichten Uitgeverij Jan van Arkel Bokhoven, C. van. (1999). Je weet niet wat je schrijft. Amsterdam: Stichting Schrijven Breukes, C. (2008). Gedichten schrijven. De regels van het vrije vers. Antwerpen- Amsterdam: Augustus Bronzwaer, W. (1993). Lessen in lyriek. Nijmegen: SUN Drake, B. (1994). Writing poetry. Uitgeverij Thomson heinle Pluijm, C. van der. (2003). Schrijven van gedichten en verhalen. Amsterdam/Antwerpen: L.J. Veen Sebille, W. (1997). De muze zet aan. Amsterdam: Stichting Schrijven Wilmink, W. (1998). Hoe schrijf ik een gedicht. Amsterdam: Ooievaar
118
Zwervende Centra. Referenties
Referenties
-
119
Zwervende Centra. Referenties Ashton, J. (2009). Sincerity and the Second Person: Lyric after Language Poetry, Intervalles 4/5. Université de Liège, Centre Interdisciplinaire de Poétique Appliquée. Geraadpleegd op 7 augustus, op http://www.cipa.ulg.ac.be/intervalles4/8_ashton.pdf
Berg, J. van den. (2010). Altijd wel weer breek iemand straten op het strand. (Recensie Nina Werkman- Antidata). Literaire Weblog Tzum. Geraadpleegd op 15 juni 2010, op http://www.tzum.info/2010/06/recensie-nina-werkman-antidata/
Bongers, Willem. (2009) Hij zal door alles heen groeien. DW B, 5. Geraadpleegd op 17 juli, op http://www.dwb.be/uitgave/2009/5/hij-zal-door-alles-heen-groeien/willem-bongers/hoe-eenrekrutenkorps-essayisten-zich-
Chenoweth, A.N, Hayes, J.R. (2003). The Inner Voice in Writing. Written Communication. Geraadpleegd op 3 mei 2010 , op http://wcx.sagepub.com/cgi/content/abstract/20/1/99
Gerbrandy, P., (2002). Poëtische machines. In: De Volkskrant Boeken, 26-04, p. 31.
Hansen, P. H. (2009) (interview) geraadpleegd op 1 juni, op http://tegencliches.cobra.be/category/dichten-is-100-inspiratie/
Hof, T. van. ‘t (2009 ). Ik veeg m’n reet met jullie af. De contrabas. Geraadpleegd op : 27 mei, op: http://www.decontrabas.com/de_contrabas/reclame/Ik_veeg_mn_reet_met_jullie_af.pdf
120
Zwervende Centra. Referenties Joris, Yves (2003). Yves Joris in gesprek met Astrid Lampe. Meandermagazine. Geraadpleegd op: 1 augustus, op eerder.meandermagazine.net
Kaku, M. (2008). Onmogelijke natuurkunde. Alles wat onmogelijk is, moet uiteindelijk gebeuren. Amsterdam: Pearson Education Benelux bv.
Lenstra, Joris (2008). De ‘magische’ dialoog van de schepping. Meandermagazine. geraadpleegd op
25
juni,
op
http://meandermagazine.net/wp/2008/03/9-de-magische-dialoog-van-de-
schepping
Polet, S. (1993).
De creatieve factor. Kleine kritiek der creatieve (on)rede.
Amsterdam:
Wereldbibliotheek.
Vestdijk, S. (1975), De glanzende kiemcel. Acht lezingen over wezen en techniek der poëzie. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep.
Vliet, H.T.M. van., Sötemann A.L. (1985). J.H. Leopold: Gedichten; II: Nagelaten poëzie. Dl. 1: Teksten. Amsterdam [etc.]: Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, 1985.
Wallas, G. (1926) The Art of Thought. New York: Harcourt, Brace and Company.
Zuijderhoudt, R., Wobben, J.,J., Have S. ten & Busato, V. (2002). De logica van chaos in veranderingsprocessen. Geraadpleegd op 7 juli 2010, op http://www.robzuijderhoudt.nl/artikelen/LogicaChaos_hmr82_2002.pdf
121
Zwervende Centra. Referenties
122
Zwervende Centra. Referenties
123
124
125
126