Toen we het deze week met de kinderen hadden over wat er vanavond ging gebeuren vertelde ik dat ik voor een groep mensen iets ging vertellen over mijn boek. ‘Oh,’zei Michiel, ‘dus je hebt een boekenbeurt?’ Geboorte van een boek Het uitgeven van een boek wordt wel eens vergeleken met een geboorte. Op internet kwam ik een filmpje tegen met de titel: ‘geboorte van een boek’. Hierin wordt het proces van boekdrukken uitgelegd. Nu kan ik best verschillen bedenken tussen een echte geboorte en die van een boek. In het geval van ‘De andere kant’ hebben we het over een zwangerschap van ruim 3,5 jaar, dat lijkt mij tamelijk lang. Daarnaast kan ik me niet herinneren dat er bij de geboorte van één van onze kinderen zoveel mensen aanwezig waren. Verder hebben wij ook totaal geen invloed op hoe onze kinderen eruit komen te zien. We moeten het er maar mee doen. Nu is dat, wat betreft onze kinderen, gelukkig helemaal goed gekomen. Er zijn echter ook wel overeenkomsten. Aan het begin van een zwangerschap vertel je nog niet aan de hele wereld dat er een kindje aankomt. Gaandeweg, als je merkt dat alles goed groeit en gezond is besluit je het voorzichtig bekend te maken, eerst in je directe omgeving, daarna bij steeds meer mensen. Is het eenmaal geboren dan wil je het van de daken schreeuwen. Tegelijkertijd vond ik het ook wel eng. Wat tot dat moment nog heel privé was wordt ineens openbaar. Iedereen kan het zien, aanraken en er een mening over hebben. Mijn mening, en die is volgens mij aardig objectief, is dat het gewoon een goed boek is dat er prachtig uitziet. Toch zijn Suzanne (de uitgever) en ik nog een tijd bezig geweest met de titel en de omslag. Allerlei mogelijkheden, foto’s en afbeeldingen zijn de revue gepasseerd. Ik werd er op bepaald moment ongeduldig van. Maar ineens pasten de stukjes als vanzelfsprekend in de puzzel en nu kan ik me niet meer voorstellen dat er een andere titel op zou staan of dat de omslag er anders zou uitzien. Schrijfproces. Wat is er gebeurd tussen het allereerste begin van dit boek en nu, de geboorte ervan? Eén van mijn favoriete nummers aller tijden is ‘Mercy Street’ van Peter Gabriel. Daarin zingt hij: ‘All of the buildings, all of the cars, were once just a dream in somebody’s head’. Vrij vertaald: ‘Alle gebouwen, alle auto’s, waren ooit slechts een droom in iemands gedachten’. Het verhaal van ‘De andere kant’ was bij het ontstaan minder dan een droom, het was een idee. Dat idee ontstond nadat iemand uit mijn omgeving mij haar verhaal vertelde. Het was niet alleen een verhaal, het was tegelijk een familiegeheim en dat is het meestal niet voor niets. Familiegeheimen gaan vaak over zaken waarvan de familie vindt dat het beter kan blijven waar het is, weggestopt in het duister van de geschiedenis. Maar juist dat zijn vaak verhalen die bijzonder zijn en die ons iets kunnen vertellen over mensen en tijden waar we nog weinig over weten. Nu weten we over de tijd waarin dit verhaal speelt, de Tweede Wereldoorlog, veel. Nog steeds worden nieuwe boeken geschreven, komen nieuwe films uit die direct of indirect met die tijd te maken hebben. Interessant is het wanneer in dat verhaal iets verteld wordt wat nog niet of bijna niet bekend is. Ik luisterde naar een stukje familiegeschiedenis dat te maken heeft met mensen die ‘fout’ waren in de oorlog. En daar wist ik maar weinig van. Ooit had ik ‘Oorlog zonder vrienden’ gelezen en in films en boeken komen met regelmaat personages voor die bijvoorbeeld lid waren geworden van de NSB. Maar wat mij vooral interesseerde was het verhaal van de kinderen van die mensen. Wat was er in hun leven allemaal gebeurd? Dat was waar ik iets mee wilde; hoe is het om, zonder dat je er zelf invloed op hebt, te maken te krijgen met de gevolgen van de keuzes van je ouders?
Tot dat moment was ik bezig met het schrijven van een totaal ander verhaal. Ik legde dat direct aan de kant en begon mijn eerste gedachten op papier te zetten. Hoe meer ik echter wilde schrijven hoe meer ik besefte dat ik te weinig wist om er echt iets mee te kunnen. Ik moest dus op zoek naar informatie, verhalen. Een duik nemen in de geschiedenis om het idee dat inmiddels een voorzichtige droom was geworden uit te kunnen werken Op internet vond ik een artikel over het ‘landelijk steunpunt Gastsprekers WOII en heden’, dat verbonden is aan herinneringscentrum Kamp Westerbork. Via hen kwam ik in contact met Jeanne, wiens vader zich in de oorlog had aangesloten bij de NSB. We maakten een afspraak, ergens eind 2008 en ik kan me goed herinneren dat ik het best spannend vond, de rit naar haar toen en het moment dat ik aanbelde. De spanning was niet nodig, de sfeer was ontspannen en Jeanne vertelde me vrijuit over wat ze had meegemaakt. Het begin van de oorlog, haar lagere schooltijd, hoe ze opeens werd buitengesloten door haar vrienden en vriendinnen. Een nieuwe wereld ging voor mij open. Ik had ooit wel iets opgevangen over Dolle Dinsdag maar ineens kreeg die term een verhaal en een gezicht. Haar verhaal werd, met de andere verhalen die ik had gehoord en waarover ik had gelezen een rode draad in dat van mij. Wat nog belangrijker was: ik begon iets te begrijpen van hoe het moet voelen om mee te maken wat zij heeft meegemaakt. En, eerlijk is eerlijk, zonder de gesprekken met Jeanne had ik ‘De andere kant’ nooit kunnen schrijven. Om echt te kunnen verwoorden wat ik wilde vertellen zijn de gebeurtenissen alleen niet voldoende, het gaat juist ook om de emoties die meespelen. Na ons eerste gesprek begon het schrijven echt vorm te krijgen. Avonden en soms halve nachten werkte ik aan het verhaal dat in mijn gedachten inmiddels vorm begon te krijgen. In het najaar van 2009 had ik een eerste versie van het verhaal. Het besloeg ruim 100.000 woorden. Het werd zaak om uit te vinden wat anderen er van vonden. In die eerste periode liet ik het aan een paar mensen uit mijn direct omgeving lezen. Het was ook eng om iets waar ik al zo veel tijd in had gestoken door anderen te laten beoordelen. De enthousiaste, soms zelfs emotionele reacties gaven mij een bevestiging van het gevoel dat ik er zelf al over had; een bijzonder verhaal dat nog weinig verteld was maar met een thema dat verder ging dan het verhaal van een dochter van NSB-ers. Mijn zus Lian zei: ‘ik ben door het lezen hiervan gaan nadenken over mijzelf en hoe dingen uit mijn jeugd nog steeds meespelen in het nu.’ Natuurlijk waren er ook wat puntjes van kritiek waardoor ik het verhaal opnieuw doorwerkte en wijzigingen aanbracht. Daarna zette ik de printer aan het werk en een paar dagen later schoof ik met een zelfverzekerd gevoel enkele goed gevulde enveloppen in de brievenbus. Mijn verhaal was onderweg naar enkele uitgevers die straks stonden te trappelen om er iets mee te doen. Mooi niet dus. Na een maand of twee kwamen de eerste afwijzingen binnendruppelen. Uiteindelijk was niemand geïnteresseerd in dit verhaal. Even was er twijfel, ik las een artikel over dat het voor schrijvers een pre is als ze of BN-er zijn of slank, blond, lange benen, rond de dertig ….. In mijn geval was het dus duidelijk dat het verhaal zelf toch echt het werk moest doen. Gesteund door de reacties van de eerste proeflezers besloot ik op zoek te gaan naar een professioneel manuscript beoordelingsbureau. Uiteindelijke kwam ik terecht bij Hans ter Mors van Bureau Script Noordwijk. Ik stuurde hem mijn manuscript in en een paar weken later kreeg ik een lijvig rapport retour. Hij was uitermate enthousiast over met name het deel dat speelde tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een vergelijking met Marga Minco en quotes als: ‘Literatuur op dit niveau komt maar zelden op de bureaus van uitgeverijen terecht’, sloegen mij even uit het veld. Ze gaven mij nogmaals de bevestiging dat het verhaal toch echt de moeite waard was. Maar, hij had ook stevige kritiek. Met name over het tweede deel, dat wat speelt na de oorlog was hij veel minder tevreden. Daar moest echt iets aan gebeuren.
Hij legde ook uit wat er volgens hem aan mankeerde. Het was te langdradig, ik liet de suggestieve stijl van het eerste deel los en wilde de lezer te veel voorkauwen. De verhaallijn was goed, prima zelfs, maar ik had er teveel omheen geschreven. Ik moest denken aan een uitspraak van Michelangelo die mijn leraar kunstgeschiedenis ooit aanhaalde. Michelangelo had gezegd: ‘De beelden die ik maak zitten al in het marmer verborgen. Het enige dat ik hoef te doen is alles wat er omheen zit weghakken.’ Ik begon met stukken uit mijn verhaal weg te hakken. Een paar hele hoofdstukken moesten eraan geloven en daarnaast schrapte ik alinea’s, zinnen en woorden. Het aantal woorden slonk zienderogen en het mooie was dat bij nalezen bleek dat het verhaal geconcentreerder en sterker was geworden. Ik liet het opnieuw aan enkele proeflezers lezen en kwam uiteindelijk via via in contact met Jasper Henderson, die als redacteur bij enkele grote uitgeverijen had gewerkt. Nadat hij met zijn professionele blik het manuscript had gelezen volgde er nog een herschrijfsessie waarbij ik nog wat stukken schrapte of herschreef maar heel veel minder dan de eerste keer. Uiteindelijk stuurde ik eind 2011 het manuscript opnieuw op naar een aantal uitgeverijen, waaronder Xanten. Binnen twee weken kreeg ik een mailtje van Suzanne, ze wilde graag een gesprek. We maakten een afspraak en bespraken wat er nog moest gebeuren om het helemaal klaar te krijgen voor uitgave. Nu moesten nog echt de puntjes op de i. Een intensieve periode volgde van herlezen, fouten eruit halen, opnieuw lezen, nog wat fouten eruit, etc totdat we helemaal tevreden waren met het verhaal. Thematiek Gaandeweg het schrijfproces ging ik steeds meer nadenken over welke impact een keus van ouders, of omstandigheden rondom een gezin of familie, kan hebben op kinderen. Natuurlijk wist ik het wel en eigenlijk hoefde ik niet zo lang na te denken om uit mijn eigen leven voorbeelden te halen waarbij dit thema een rol speelde. In 1983-1984 woonde ik als 17-jarige een jaar in de Verenigde Staten. Ik deed mee aan een uitwisselingsprogramma en woonde in een Amerikaans gezin, volgde de lessen op een Amerikaanse highschool en beleefde het leven zoveel mogelijk als de Amerikanen dat deden. Schrijven en sport waren mijn grote passies. Wat betreft sporten wordt het Amerikaanse schoolseizoen netjes in drie stukken gehakt. In de herfst was American footbal dé sport. Ik raakte in de ban van die sport en bezocht niet alleen de thuiswedstrijden maar reisde met de supportersbus mee naar de uitwedstrijden. Tijdens één van die wedstrijden op een koude oktoberavond, zat ik ergens in het noordoosten van Indiana, om precies te zijn in Auburn, op de tribune naast Angie Loe. Wij kenden elkaar van de lessen Amerikaanse literatuur. We hadden zo af en toe een praatje gemaakt en vonden elkaar wel aardig. De moeder van Angie was zo slim geweest om die avond een paar dekens mee te nemen en zo deelden Angie en ik al snel één deken. Ergens tijdens de wedstrijd vonden onze handen elkaar onder die deken en lieten niet meer los. Meer dan dat gebeurde er niet. Toen ik de volgende dag met Cheryl, de moeder van mijn gastgezin, praatte over de avond daarvoor liet ik vallen dat ik Angie toch wel erg leuk vond. ‘Daar zou ik niets mee beginnen’, zei ze waarschuwend. Ik vroeg waarom. ‘Die komt niet uit zo’n best gezin. They’ve got a bad reputation’, zei ze. Ik vermoed dat veel mensen wel een Angie kennen. Een meisje of jongen uit een gezin met een bepaalde reputatie of achtergrond. Wat daar dan ook de oorzaak van is. Het is die familie Flodder ergens uit de buurt, die mensen om de hoek waarvan de vader ooit veroordeeld is geweest. Dat gezin waarvan de ouders nog wel bij elkaar zijn maar waarbij het een publiek geheim is dat één van de ouders met regelmaat vreemd gaat, of verzin maar een ander voorbeeld. Wat als één van onze kinderen op een dag thuiskomt en vraagt: ‘pap, mam, mag ik vanmiddag bij Angie spelen?’ Hoe is het afgelopen tussen Angie en mij?
Het is gebleven bij één avond heimelijk elkaars hand vasthouden onder de bescherming van een deken. Ik heb mij laten leiden door de woorden van Cheryl. Of ik daar goed aan gedaan heb zal ik nooit weten. Misschien had ik een mooi tijd met haar kunnen hebben en was het een totaal ander meisje en gezin dan Cheryl schetste. Misschien was het maar goed dat het verder niets is geworden. Ik heb het alleen niet zelf kunnen ontdekken en wat eigenlijk nog belangrijker is: Angie heeft niet de kans gehad te laten zien wie zij is. Discussie 4 mei Dit jaar was de discussie rondom de herdenking op 4 mei heftig. Twee dingen uit wat ik de laatste maanden op televisie heb gezien wil ik even aanhalen. Op 4 mei keek ik ’s avonds om een uur of tien naar Nieuwsuur. Aan het woord kwam David Barnouw, onderzoeker bij het NIOD. Het ging over de discussie rondom de verbreding van de 4 mei herdenking. De heer Barnouw zei: ‘Wat je nu ziet is dat iedereen die zich slachtoffer voelt, gaat meedoen. En ik vrees dat we over een tijdje krijgen dat kinderen van NSB-ers, die na de oorlog soms flink gepest werden, dat die zichzelf ook als slachtoffer neer willen zetten, net als soldaten, wellicht Nederlandse SS-ers. Dat betekent dat het verschil tussen dader en slachtoffer verdwijnt, dat we een soort grijze sluier krijgen die we oorlog noemen.’ Opvallend in de eerste plaats is dat er in veel gevallen veel meer met deze kinderen is gebeurd dan het pesten na de oorlog. Maar wat mij echt verwonderde was dat hij kinderen van NSB-ers en volwassenen die zich hadden aangesloten bij de SS op één lijn zette en beide bestempelde als dader. Dat terwijl juist het grote verschil tussen de twee door hem genoemde groepen zit in het feit dat de een bewust zelf een keus gemaakt heeft en de ander zonder enige invloed te maken krijgt met de gevolgen van een keus die de ouders gemaakt hebben. Daartegenover het verhaal in de uitzending van KRO’s ‘de Wandeling’ van 29 januari 2012. Hella van der Wijst praat met Alejandra Slutzky over haar vader. Hij was arts in de tijd van het regime van Videla in Argentinië. Hij werd opgepakt, gefolterd en Alejandra heeft hem nooit meer teruggezien. Alejandra woont nu in Nederland en is één van de fanatiekste voorvechters voor het weren van de vader van prinses Maxima bij officiële gelegenheden. Op zeker moment nodigde Maxima haar uit voor een gesprek. Hella van der Wijst vraagt naar haar kijk op Maxima. Alejandra zegt: ‘ik ben steeds van mening geweest dat het niet om haar gaat. Je kan haar niet aanrekenen dat haar vader is wie hij is.’ De andere kant ‘De andere kant’ gaat over een kind, een meisje dat aan het begin van de oorlog een jaar of vier oud is. Een meisje dat aan het begin van haar leven staat en voor het eerst naar school gaat. Ze begint vriendjes en vriendinnetjes te krijgen waarmee ze op school en in haar vrije tijd speelt. Opeens, zonder dat zij begrijpt waarom en zonder dat zij daar enig invloed op kan uitoefenen,willen en mogen die kinderen niet meer met haar spelen. En dat is het begin. Zonder al te veel details van het verhaal op voorhand te verklappen maakt ze dingen mee waarvoor wij onze kinderen graag willen behoeden. Als Nederland is bevrijd en de oorlog afgelopen begint er een periode waarin ze opnieuw hard wordt geconfronteerd met de gevolgen van de keus die haar ouders hebben gemaakt. De gevolgen van die keus legt een schaduw over de rest van haar leven. Boeken Nog even een paar woorden over boeken in het algemeen. Want waarom zou je in deze tijd van digitalisering nog boeken kopen? Mensen in het bezit van een e-reader geven hele logische argumenten. Op één e-reader kan je honderden boeken meenemen en het weegt minder dan één boek. Het leest goed en er zitten ook handige digitale tools op. Maar ja, een e-reader ruikt natuurlijk wel naar elektronica en niet naar boek. Toevallig hou ik van de geur van boeken.
Ik vind het heerlijk om langs een boekenkast of door een boekwinkel te lopen. Af en toe pak ik er eentje tussenuit, blader even, lees de eerste zin en de informatie op de kaft. Soms zoek ik nog even naar dat ene hoofdstuk of die bijzondere passage. Mocht u ‘De andere kant’ straks gelezen hebben en u vond het mooi, ontroerend, of anderszins interessant. Ik heb er geen bezwaar tegen als u dat in uw omgeving voorzichtig ventileert.