Engels
WORD
Engels: strategieën - schrijfvaardigheid Een goede, vlotte en correcte tekst schrijven is niet gemakkelijk. Maar al te vaak merken we dat onze leerlingen te weinig evolueren in hun taalproductie. Daar waar ze teksten goed begrijpen en beluisteren blijken ze vaak te kort te schieten in het spreken en schrijven. Heel wat leerlingen hebben daarbij te weinig ambitie en blijven tevreden met taalgedrag dat erg eenvoudig, informeel en foutief is. Gedeeltelijk komt dit omdat "onaangepast" taalgedrag wordt aanvaard binnen de informele platforms waarop ze dagelijks communiceren. Het zou nochtans niet goed zijn om hun informeel schrijven te veroordelen omwille van de slordige manier waarop ze zich tijdens het chatten, bloggen of SMS'en uitdrukken. Binnen hun informeel communiceren ontstaan immers leuke subtaaltjes met heel wat goedgevonden neologismen die in hun Facebook-wereldje perfect begrepen worden en vaak zijn we onder de indruk van het gemak en de vlotheid waarmee zij elke dag bladzijden tekst produceren. We dienen er hen gewoon op te wijzen dat in de academische en professionele wereld, de wereld van de media, overheid, school en bij internationale contacten, formeel taalgebruik aangewezen blijft en dat binnen die contexten hun taalproductie zuiver en correct dient te zijn. Onze leerlingen worden in de klas getraind op het schrijven van diverse informele en formele teksten zoals betogen, lezersbrieven, commentaren, berichten, brieven ... Wij leren hen daartoe schrijfstrategieën aan, vertrekkend van een opdracht en een aantal pre-writing activities. De leerlingen leren middelen kennen waarmee ze een tekststructuur ontwikkelen en hun ideeën verwoorden op een correcte en goed leesbare manier. Zij leren brainstormen, mind maps en word webs gebruiken, inhouden/gedachten ordenen, woorden en hun synoniemen opzoeken en de spellingchecker gebruiken. Om al die zaken is schrijven een uitstekende oefening in taalbeschouwing. De reflectiefase is vrij uitgebreid. De leerling leert zijn eigen tekst corrigeren en rijker maken. Hij krijgt daarbij correctieve feedback van derden en gebruikt de spellingchecker, woordenboeken en synoniemenlijsten (thesauri). We vertrekken in deze bijdrage vanuit de OVUR-strategie: oriënteren, voorbereiden, uitvoeren en reflecteren. De gecursiveerde tekst is naar de leerling gericht. 1 Oriënteren -
-
Wie zal de lezer van je tekst zijn? Wie is jouw doelpubliek? Wat is het doel van je geschreven tekst? o Overtuigen? Dan zul je argumenten opbouwen. o Informeren? Dan zul je feiten en gegevens meedelen. o Entertainen? Dan zul je aandacht besteden aan bv. humor en aan het mooie woord. Met welke illustraties ondersteun je je tekst?
Het doelpubliek zal het register bepalen waarin de tekst geschreven wordt. In hoofdzaak gaat het over formeel of informeel taalgebruik en het al dan niet gebruiken van vakjargon. 2 Voorbereiden 2.1 Pre-writing: brainstormen -
-
Lees je schrijfopdracht nauwkeurig. Is het duidelijk wat van jou wordt verwacht? Wat weet je over het onderwerp? o Hoe groter je kennis van je onderwerp, hoe interessanter je tekst zal zijn. o Gebruik zoekstrategieën om inhouden te verwerven. Een goede tekst heeft een sterke inhoud. Welke vragen dien je met je tekst te beantwoorden? Welke taalkundige bagage zul je moeten activeren?
Bekijk in een onderwijsleergesprek samen met de leerling eens welke grammaticale vormen of aspecten typisch zullen zijn voor de betreffende schrijfopdracht. Bij een vergelijking zul je bijvoorbeeld oog moeten hebben voor comparatieven en superlatieven. In een wetenschappelijk betoog zul je een aantal modal verbs nodig hebben (must voor deductie bijvoorbeeld) en ifclauses. 2.2 Pre-writing: visuals Een goede manier om een schrijfopdracht in te leiden is via beeldmateriaal. Op het web zijn tal van intrigerende beelden te vinden die vragen oproepen. In ons artikel van vorig jaar hebben we op een aantal mogelijkheden gewezen (zie http://www.dpbbrugge.be/secundair/dipebe/2008-2009/dpb.htm).
-
Geef een titel aan de foto. Raad de situatie waarin de foto genomen werd. Wat is er gebeurd? Gebruik de present perfect en could of may/might om veronderstelling uit te drukken. Wat zou de boodschap van dit beeld kunnen zijn? Voor wie is deze foto bedoeld? Wie heeft de foto gepubliceerd? Met welke bedoeling? Wat vind je van deze foto? Aantrekkelijk? Efficiënt? Aanvaardbaar? Schrijf een lezersbrief aan The Independent over deze foto en over de vraag of adverteerders menselijke waarden/waardigheid mogen gebruiken in hun advertenties.
Een andere leuke mogelijkheid wordt geboden door het gratis softwareprogramma Wordle dat een “beautiful word cloud” generereert waarvan de leerlingen vertrekken bij vormen van creatief schrijven. Je kunt Wordle gebruiken (maar niet downloaden) op http://www.wordle.net/. Geef daar een bestaande, korte creatieve tekst in, een gedicht of een verhaaltje. Kies vormgeving, lay-out, kleur en lettertype en kopieer* de word cloud die Wordle genereert. Laat de Wordle aan je klas zien en vraag de leerlingen om woorden samen te voegen tot collocaties (zoals join the queue, get in line). Vraag vervolgens dat ze
hun collocaties verbinden tot zinvolle teksteenheden en ten slotte tot een gedicht of een creatieve tekst. Laat hen hun tekst vergelijken met de brontekst. Een paar voorbeelden:
The Leader (Roger McGough) I wanna be the leader I wanna be the leader Can I be the leader? Can I? I can? Promise? Promise? Yippee I'm the leader I'm the leader OK what shall we do? Q (Roger McGough) I join the queue We move up nicely. I ask the lady in front What are we queuing for. 'To join another queue,' She explains. 'How pointless,' I say, 'I'm leaving.' She points To another long queue. 'Then you must get in line.' I join the queue. We move up nicely.
Zoals je kunt zien staan de frequente woorden uit de brontekst systematisch groter afgedrukt. Je kunt woorden uit de wolk weghalen door erop te klikken. Word clouds kun je bovendien gebruiken als een hulp bij presentaties of toespraken of als een manier om een tekst samen te vatten. De toespraken van president Obama werden door middel van Wordle geanalyseerd. * Als je een product wilt kopiëren naar een Word-bestand, gebruik dan printscreen (Ctrl + PrtScn) en plak het in je document. 2.3 Pre-writing: opzoeken Vooraleer een tekst te schrijven zal een leerling een aantal zaken (inhouden, achtergrond, argumenten) dienen op te zoeken. Geef instructies over waar en wanneer die heuristiek moet gebeuren. Vraag hen kritisch om te springen met internetbronnen zoals ze dat in de lessen rond onderzoeksvaardigheden hebben geleerd. Het efficiënt opzoeken van correcte informatie is een vaardigheid die in diverse vakken wordt onderwezen. Het is nuttig om na te gaan in welke vakken en in welke jaren je leerlingen die vaardigheden en zoekstrategieën leren om ze dan in jouw vak te laten toepassen.
3 Uitvoeren 3.1 Structureren Nog voor ze beginnen te schrijven zullen de leerlingen een structuur van hun tekst opmaken. Het blijft nuttig om je gedachten te ordenen en eventueel argumenten op te lijsten binnen de klassieke structuren (inleiding, corpus, slot). Bij processchrijven* is dat nochtans minder nodig dan vroeger het geval was. Bovendien is het goed om vooraf bepaalde woordenschatvelden te exploreren. Mind maps and word webs Mind maps and word webs zijn daarbij interessant. Mind maps zijn grafische of visuele manieren om informatie te organiseren. Ze visualiseren de structuur van een tekst en kunnen bovendien handig zijn bij presentaties waarbij de leerling een mind map als geheugensteuntje gebruikt. FreeMind and Wikkawikki zijn gratis programma's voor mind mapping. Je kunt ze downloaden van http://freemind.sourceforge.net/wiki/index.php/Main_Page and http://wikkawiki.org/HomePage. Word webs zijn handig bij de ontwikkeling van semantische velden. Een uitstekend en gratis programma dat word webs genereert is Lexipedia. Het bevat kant-en-klare woordspinnen en definieert bovendien elk woord apart door erop te klikken. http://www.lexipedia.com/. Dit programma werkt ook met Nederlandse, Franse en Duitse woorden.
Een meer gesofisticeerde web generator is Visuwords (www.visuwords.com) waar de woordsoorten en semantische relaties tussen de woorden aan de hand van kleuren worden verduidelijkt.
* Bij processchrijven (process writing) ontwikkelen we een tekst op het computerscherm. Eerst worden daar losse woorden en zinnen op geplaatst zonder al te veel samenhang of structuur. Die flarden worden wat later aangevuld, geherformuleerd, gecorrigeerd, geparafraseerd en verplaatst binnen een structuur die geleidelijk ontstaat. Dat gebeurt in een proces dat soms dagen duurt tot de schrijver tevreden is met zijn resultaat. Deze manier van schrijven vervangt de 'klassieke' manier waarbij een schrijver werkt met een structuur, een kladversie en een netversie. Graphic organisers Leerlingen kunnen gebruik maken van allerhande kaders om hun gedachten of hun informatie te ordenen.
Voorbeeld 1: voor (chronologische) opeenvolging van feiten bij een geschreven verslag. -
Schrijf de opeenvolgende gebeurtenissen uit je verhaal in de kaders. Op die manier zie je het verband tussen die gebeurtenissen.
Voorbeeld 2: probleemoplossend kader -
Wat is het probleem? Wat zijn mogelijke oplossingen? Welke oplossing verkies je?
Op www.eduplace.com/graphicorganizer/ of http://www.teachnology.com/web_tools/graphic_org/ vind je een programma dat de kaders levert die je zoekt. Teachnology is betalend. 3.2 Schrijven
3.2.1 Heb aandacht voor signaal- en structuurwoorden -
-
Welke woorden wijzen erop dat er bijkomende informatie komt? o because, therefore: geven een verklaring, een reden, een oorzaak o in order to: geeft een doel aan o if: duidt op een voorwaarde o moreover: geeft een aanvulling Is het voor de lezer duidelijk waarover je spreekt bij woordjes als 'they, it, the people …?'
3.2.2 Heb aandacht voor collocaties Wijs erop dat leerlingen bij het zoeken naar het juiste woord rekening houden met de woorden die erbij horen en dus aandacht hebben voor collocations. Als ze willen uitdrukken dat mensen in de rij moeten staan, dan is het niet voldoende om het woord 'queue' te gaan opzoeken. De hele uitdrukking is immers 'join the queue'. 3.2.3 Heb aandacht voor leestekens Het correct gebruik van leestekens en hoofdletters heeft in de meeste gevallen te maken met attitude. Wie moeite doet om formeel taalgebruik te hanteren past die (gekende) regels wel toe. Moeilijker zijn de regels rond het gebruik van spaties voor of na een leesteken. In deze gevallen helpt de spellingchecker de schrijver: fouten rond het gebruik van hoofdletters en spaties worden groen onderstreept. 3.2.4 Woordenboeken gebruiken Leerlingen dienen woordenboeken en thesauri (synoniemenlijsten) te gebruiken bij het schrijven van hun tekst. Woordenboeken bevatten klassieke definities, voorbeeldzinnen, opgave van woordsoort en uitspraak. Maar de nieuwe generatie van woordenboeken legt bovendien de nadruk op de ontwikkeling van semantische velden via synoniemen en collocaties. Nieuwe woordenboeken als de Longman Dictionary of Contemporary English (fifth edition, 2009) bevatten kruisverwijzingen naar alternatieven en synoniemen op een gratis cd-rom of online. Het woordenboek bevat een ingebouwde thesaurus en biedt collocation boxes aan. Er is zelfs een gratis vocabulary trainer bij voor je GSM! Bovendien kunnen de leerlingen gemakkelijk betekenissen van woorden op het internet vinden op sites als http://www.merriam-webster.com/ (bekijk ook de prachtige module visual), http://encarta.msn.com voor leerlingen uit de eerste graden en http://www.dictionary.com of http://www.ldoceonline.com/ voor derdegraads. 3.2.5 Alinea's
Leerlingen hebben vaak moeite om te bepalen waar een nieuwe alinea dient te beginnen. Wie een graphic organiser heeft ontwikkeld kan daar zien wanneer een nieuwe gedachte aan bod komt. 4 Reflecteren 4.1 Corrigeer je tekst Leerlingen dienen de spellingchecker in te zetten bij elke tekst die ze schrijven. Bij heel wat leerlingen is dat geen automatische reflex en dat is jammer, want van de spellingscorrector kunnen ze heel wat leren. -
Ga na of je spellingchecker aan staat. Kijk daarvoor bij controleren, Spelling- en grammaticacontrole (Word 2007).
-
Ga na of je spellingcontrole op Brits Engels of op Amerikaans Engels ingesteld staat. Dat laatste is vaak het geval. Kijk op de taakbalk beneden, onder je tekst. Klik op de aanduiding Engels (Verenigd Koninkrijk) om het taalkeuzevenster op te roepen.
-
Bekijk je tekst en zoek de woorden die rood, groen of blauw onderstreept zijn. Wat betekenen die onderstrepingen? Plaats die woorden in aparte lijsten. Later zul je kunnen zien welke woorden op die lijsten terugkeren en zodoende ontdek je een aantal zwakke punten in je taalgebruik.
-
Corrigeer de onderstreepte woorden. Plaats de cursor op het woord en klik op de rechtermuisknop. Selecteer de juiste spelling uit het lijstje van het keuzevenster. Als je op de linkermuisknop klikt zal de juiste spelling ingevoerd worden.
Voorbeeld:
-
-
Corrigeer je hele tekst op deze manier. Je buur kan je hierbij helpen. Zelfs de beste journalisten hebben correctoren nodig om een foutloze tekst te bekomen. Als je je niet zeker voelt omtrent je keuze, vraag dan raad aan je buurman, zoek het woord op in een woordenboek of vraag het (in laatste instantie) aan je leraar.
In Word 2007 staan foutief gespelde woorden rood onderstreept. Grammaticale problemen worden groen onderstreept. Ook problemen met zinsconstructie, spatiëring en interpunctie staan groen onderstreept. Fouten tegen context staan blauw onderstreept. De kleurcodes worden evenwel niet altijd consequent toegepast door de spellingchecker. 4.2 Maak je tekst rijker Onze leerlingen zijn bij hun taalproductie snel tevreden met wat ze schreven en vaak voldoet het resultaat nochtans niet. Hun taalgebruik is dan erg eenvoudig en de geleerde regels passen ze niet toe. Daarom is de reflectiefase binnen de schrijfstrategie van groot belang. We bevelen aan dat de leerlingen hun fouten in hun tekst zelf ontdekken en oplijsten. Ze kunnen dat doen door feedback te krijgen van buur en leraar en door gebruik te maken van de spellingchecker. Bovendien kun je hen uitdagen om hun taal rijker te maken. 4.2.1 Vraag hen in hun tekst te zoeken naar voorbeelden van grammaticale structuren of woordenschat die in de loop van het schooljaar besproken werden. Laat hen controleren of ze die structuren correct hebben toegepast. Voorbeeld: De leerlingen schrijven iets over het verleden. Maar in de loop van het semester kwam de past perfect aan bod. Vraag aan de leerlingen om in hun geschreven tekst enkele voorbeelden van past perfect aan te strepen en na te gaan of ze die
vorm correct toepasten, als ze dat al deden. Heeft de leerling geen past perfect gebruikt, vraag dan om er enkele aan de tekst toe te voegen. Op die manier wordt de tekst rijker: de leerling leert het aspect 'past' op diverse manieren uit te drukken, waar nu de neiging bestaat om alleen maar past simple te gebruiken. 4.2.2 Vraag aan de leerling om tien woorden in zijn tekst aan te strepen en die te vervangen door evenwaardige synoniemen die in de context passen. Leer hen om synoniemen te vinden. -
Controleer of je spellingchecker op Engels (Verenigd Koninkrijk) ingesteld staat. Plaats je cursor op het woord dat je wilt vervangen en klik op de rechtermuisknop. Klik op 'synoniemen'. Kies een waardig alternatief uit de lijst met synoniemen. Klik op je keuze en je oorspronkelijke woord wordt automatisch vervangen.
Voorbeeld:
-
Als je eraan twijfelt of je synoniem goed gekozen is, vraag dan een definitie van het nieuwe woord op Google (via define:) of geef het woord in je zoekvenster in en lees de voorbeeldzinnen die op het scherm verschijnen.
Voorbeeld:
In de derde graad kunnen leerlingen bovendien gebruik maken van een externe thesaurus (synoniemenwoordenboek). De meest uitgebreide online thesaurus vind je bij www.dictionary.com. Bij het woord 'breathtaking' staan 20 connotatievelden!
4.2.3 Vraag aan de leerlingen om in hun eigen tekst een aantal verbindingswoorden aan te strepen en te noteren wat die woorden uitdrukken. Laat hen alternatieven kiezen uit een lijst van mogelijke linking words en de bestaande verbindingswoorden vervangen door die alternatieven. Op die manier ontstaat meer variatie en dus ook een rijkere tekst.
-
Use a few alternatives from these lists:
Chronology after
finally
next
afterward
immediately
preceding
as soon as
initially
first(ly), second(ly), third(ly)
before
later
until
during
meanwhile
when
Contrast although
as well as
as opposed to
but
compared with
despite (in spite of)
different from
even though
however
instead of
on the other hand
otherwise
similar to
still
yet
Cause because
consequently
for this reason
in order to
is caused by
leads/led to
may be due to
so that
therefore
Generalisation actually
as a matter of fact
evidently
generally
in fact
typically
Concluding to conclude…
to sum it up…
in the end we wonder if…
we can summarize the argument by expressing our concern about …
4.3 Reflectie Naast het leren toepassen van de eerder vermelde strategische vaardigheden, is het reflecteren op eigen schrijfvaardigheid een interessante manier van werken en denken. 4.3.1 Peer evaluation -
-
Lees de tekst van je buur terwijl hij/zij jouw tekst leest. Nummer de paragrafen. Streep de belangrijkste ideeën uit de tekst aan. Kijk na of er een nieuwe paragraaf is telkens wanneer een nieuwe gedachte aan bod komt. Bekijk de structuur: is er een inleiding en een besluit? Is er een logische opeenvolging van ideeën (wat, waar, wanneer, wie, waarom) of staan die door elkaar? Controleer of de grammaticale structuren correct zijn. Controleer de spelling. Heeft je buur zijn spellingchecker toegepast?
Heeft hij zijn mening op een objectieve manier verwoord? Is er voldoende variatie in woordenschat? In verbindingswoorden? Bespreek je bevindingen met je buur.
-
Spelling Is the punctuation correct? Is the spelling satisfactory? Did the writer use the spell checker? Are then and than used correctly?* Are too and to used correctly?* Vocabulary Were the words and phrases correctly used in their context? Is there a good range of vocabulary? Or could you suggest alternative, better words or phrases? Structure Look at the use of the present perfect and past tenses. Are they OK?* Did the writer use could/might have + past participle correctly?* Did the writer use would and should in the correct way?*
* In het evaluatierooster verwijzen we naar de kennis die we in de loop van de vorige weken of maanden in de klas hebben behandeld. 4.3.2 Reflection yes
Have you learned a lot from your neighbour?
Are your spelling and grammar good? o
no
If not, why not? You don’t know the spelling and grammar rules
You never use the spell checker
You don’t think it's important to go into that
Did you have any problems with vocabulary? o
Have you worked efficiently in looking up words and finding synonyms?
o
Have you put in enough effort in finding the right words?
Are you happy with your text?
Write down your language problems. What action(s) will you take in order to improve your level of writing? Make a list of language tips that your neighbour picked out for you in order to work on later.
Add them to your portfolio.
4.3.3 Evaluatie Bij het toekennen van punten op de schrijftaak kun je de klassieke roosters gebruiken: fluency vocabulary (correct, varied) spelling grammar content and structure style, register Maar ga na of je bepaalde criteria niet specifieker kunt maken. De punten op grammatica kunnen bv. geplaatst worden op de grammatica die tijdens het voorbije semester behandeld werd, of op de klassieke valkuilen die afgesproken werden met de collega's. Plaats ook punten op het reflectievermogen van de leerling. Dat zijn dan punten op attitude: -
Heeft de leerling Heeft de leerling mee? Heeft de leerling Heeft de leerling opbouw van zijn Heeft de leerling Heeft de leerling
de reflectieroosters ingevuld? de feedback van zijn buur aanvaard? Hield hij er rekening zijn spellingchecker gebruikt? getoond dat hij wil werken aan zijn spelling, zinsbouw, tekst? zijn terugkerende fouten opgelijst? zijn oorspronkelijke test rijker gemaakt?
Je ziet het: een tekst schrijven is een complexe maar ook erg boeiende onderneming! Navorming Eekhoutcentrum Op woensdag 4 oktober 2009 brengt Suzy Louwers Activating your Language Classes, een workshop voor leraren 1ste en 2de graad van alle onderwijsvormen. Je zult kennismaken met diverse activerende werkvormen rond vaardigheden, woordenschat en grammatica. Je werkt mee in een interactieve workshop vol praktische en direct bruikbare voorbeelden. Alle materiaal werd uitgetest in de reële klas- en lessituaties. Het doel is om jonge leerlingen te motiveren en actief te betrekken bij het leren en inoefenen van woordenschat en grammatica, en bij het ontwikkelen van de vier vaardigheden. Dag van Engels en Duits: woensdag 3 maart 2010. Johan Delbaere Vakbegeleider Engels