Schoolplan 2015-2019
Samenwerkende scholen voor praktijkonderwijs
De Diken
De Zuiderpoort CVO Zuid-West Fryslân
1
Inleiding Voor u ligt het schoolplan van het praktijkonderwijs De Zuiderpoort CVO. Een schoolplan voor vier jaren welk document door de overheid verplicht gesteld is voor alle scholen. In dit schoolplan wordt de kwaliteit van de school en de beleidsvoornemens voor de komende vier jaren beschreven. Deze beleidsvoornemens hebben betrekking op visie, schoolontwikkeling, onderwijskundige koers, personeel en financiën. Naast dit schoolplan wordt er ieder jaar een schoolgids uitgegeven die bedoeld is om ouders maar ook andere belangstellenden informatie over de school te verstrekken. Met hetzelfde doel organiseert de school jaarlijkse een open dag en wordt op andere scholen voorlichting gegeven over de school. Verder zijn er de schooldocumenten over Kwaliteitszorg, het Zorgplan en het Jaarplan. De school houdt ouders, leerlingen en andere belangstellenden via onze website www.dediken.nl op de hoogte van het wel en wee van de school. Mochten er over dit schoolplan of andere zaken vragen bestaan dan is de school te bereiken via het contactformulier op de website.
2
Inhoudsopgave 1. Het portret van de Diken
blz. 4
blz. 6
blz. 9
2. Uitgangspunten schoolbestuur CVO 3. Het model schoolontwerp
3.1 Interne en Externe context
blz. 10
3.2 Schoolconcept
blz. 14
3.3 Werkprocessen
blz. 16
3.4 Schoolorganisatie
blz. 22
blz. 25
5.1 Ideaal beeld/dromen
blz. 25
blz. 26
4. Langetermijnontwikkelingen
5.2 Indicatoren Waarderingskader VO Praktijkonderwijs
3
1. Het portret van praktijkonderwijs De Diken Bart kwam bij ons in het praktijkonderwijs binnen als een ongemotiveerde en soms wat opstandige jongen. Hij gaf aan dat het allemaal niet gelukt was op de basisschool en dus moest hij hier maar naar toe. Hij had er duidelijk moeilijk mee en zag het naar school gaan niet meer zitten. Hij voelde zich nutteloos. Zijn coach nam de tijd om naar hem te luisteren, probeerde hem te motiveren en was in gesprek met hem over zijn toekomst. Wat wil je dan, wat kan je en hoe zie jij je toekomst? Het waren mooie vragen maar het leefde niet. Bart wist het niet en wilde het ook nog niet weten. Tot op de dag dat hij samen met een echte kok de keuken in mocht. De kok zag hem, motiveerde en daagde hem uit. Bart had ambitie en een sterke wil om de beste kok te worden. Het is hem gelukt om als assistent kok in een mooi restaurant aan de slag te gaan. Hij is trots op deze top prestatie. Welke ambities heb jij? Op de school De Diken gaan we jouw ambities ontdekken, versterken en uiteindelijk waardevol inzetten. Daarnaast zorgen we ervoor dat je toegerust wordt om zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Een aantal kenmerken van de leerlingen op de praktijkschool: •
Ik geniet als ik praktisch bezig mag zijn.
•
Ik raak gemotiveerd zodra ik aan concrete taken in een echte omgeving (context) mag werken. Daag mij op die plek uit.
•
Ik vind het fijn als je mij kent en weet wat erin mij leeft.
•
Ik voel mij soms kwetsbaar omdat ik merk dat mijn omgeving meer van mij eist dan dat ik kan laten zien.
•
Ik leer doordat je het zichtbaar en in stappen aan mij laat zien.
•
Ik leer doordat ik het van dichtbij mag ervaren.
•
Ik vind het super als je samen met mij op zoek gaat naar wat ik kan en hoe mijn toekomst eruit gaat zien.
•
Ik wil graag leren om als burger en werknemer zo zelfstandig mogelijk te functioneren.
4
De Praktijkschool en De Zuiderpoort verzorgen samen het praktijkonderwijs in de Zuidwesthoek. De Praktijkschool, de openbare school, is voor ieder toegankelijk, ongeacht zijn of haar afkomst of geloofsovertuiging. Op de Zuiderpoort, de algemeen christelijke school, is de Bijbel het uitgangspunt van het denken en doen. Alle leerlingen die zijn aangewezen op een school voor praktijkonderwijs zijn welkom. Voorwaarde is wel dat de christelijke identiteit gerespecteerd dient te worden. De school De Diken staat op de hoek van de Simmerdyk en de Hemdijk in Sneek. Het is een mooie en ruime locatie met voldoende faciliteiten. Ruim 200 leerlingen volgen onderwijs op De Diken. De leerlingen zijn verdeeld over 16 groepen. Het uitgangspunt van de groepsgrootte varieert naar onderwijsbegeleidingsbehoeften van de leerlingen. Bij de praktijkvakken echter kleiner, zodat er voldoende overzicht en veiligheid geboden kan worden. Het praktijkonderwijs richt zich op leerlingen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar en biedt de voorbereiding op het zelfstandig werken, wonen en leven in de maatschappij. Het doel is de leerlingen zodanig te onderwijzen en te begeleiden dat ze een functie in de maatschappij kunnen gaan vervullen. Leerlingen sluiten het praktijkonderwijs vaak af met een arbeidsovereenkomst of een vervolgopleiding. Om zelfstandig te kunnen werken, wonen en leven moeten leerlingen competenties (kennis, vaardigheid, juiste houding) ontwikkelen op twee terreinen: •
algemene competenties op het gebied van wonen, werken, burgerschap en vrije tijd
•
specifieke beroepscompetenties die passen bij de sector waarvoor zij kiezen. Daarbij wordt uit gegaan van de individuele mogelijkheden en de talenten van leerlingen.
De school heeft als overtuiging dat een optimale ontplooiing van leerlingen slechts kan plaatsvinden, als de leerlingen de schoolomgeving als uitdagend en veilig ervaren. De school wil dan ook een veilige schoolomgeving creëren. Dit wordt onder andere gedaan door afspraken te maken en die consequent te hanteren, door leerlingen te leren respect voor zichzelf én voor anderen te hebben.
5
2. Uitgangspunten schoolbestuur CVO De Zuiderpoort is een algemeen christelijke school en valt onder het bestuur van CVO Zuid West Fryslân (VO). Het schoolbestuur heeft de volgende Missie & Visie geformuleerd: Missie CVO Zuid-‐West Fryslân –staande in de christelijk-‐sociale traditie-‐ rust de haar toevertrouwde leerlingen toe voor het onderwijs en de open samenleving van nu en straks. Wij koesteren hoge verwachtingen van elkaar en van onze leerlingen. Wij laten ons inspireren door uitnodigende waarden. Zo verbinden wij ons met elkaar en met onze omgeving, en werken wij aan onderwijs dat deugt. Visie • Onze leerlingen zullen leren en werken in een open, mondiale kenniseconomie. Daarin is heel veel mogelijk, maar er wordt van hen ook veel gevraagd. Daarom wordt ook van ons heel veel gevraagd. •
In onze scholen weten de leerlingen zich herkend en erkend in hun talenten. Die talenten worden actief gezocht, leerlingen worden er op aangesproken.
•
Elke leerling kan daarom rekenen op een persoonlijke benadering en op persoonlijke begeleiding. Elke leerling verdient en krijgt een eigen profiel. Nu vindt het onderwijs nog zeer overwegend klassikaal plaats. Klassikaal onderwijs blijft nodig, maar we willen het accent verleggen. Wij denken betere prestaties te behalen als leerlingen intensief persoonlijk aangesproken en begeleid worden. De tijd die daarvoor nodig is, kan deels gevonden worden door minder klassikaal onderwijs. ICT-‐hulpmiddelen kunnen daarbij ondersteunen, bijvoorbeeld door mogelijkheden voor instructie buiten het klassenverband om.
•
Voor docenten zal het accent ook verschuiven. Cognitieve kennis blijft net zo belangrijk als nu, de eisen gaan zelfs omhoog, maar het komt meer aan op bemiddeling op maat van die kennis. Dat betekent een verschuiving van methode naar proces en meer aandacht voor het arrangement. CVO streeft naar ‘dikke leraren, dunne boeken’.
6
•
Het wordt steeds duidelijker dat levens en loopbanen onvoorspelbaarder zullen verlopen dan we gewend e
waren of dachten. Baanzekerheid zal er niet meer zijn, in veel opzichten zullen burgers van de 21 eeuw aangesproken worden op hun eigen verantwoordelijkheid. Voor-‐ en tegenspoed zullen meer voelbaar worden. Wij moeten en mogen onze leerlingen daarvoor toerusten. •
e
We willen ze toerusten met deze 21 eeuwse vaardigheden: flexibiliteit en aanpassingsvermogen, initiatief en zelfsturing, productiviteit en verantwoording afleggen, leiderschap en verantwoordelijkheid.
•
Ons onderwijs zal ook daarom (meer) op persoonlijke maat gesneden zijn. Individuele keuzevrijheid is een dominante waarde in de samenleving van nu. Wij willen onze leerlingen daarvoor toerusten, maar die waarde ook kritisch relativeren. Een mensenleven is meer dan een optelsom van keuzes, er is ook ongevraagde tegenslag, soms dient een mooie keuze zich aan , maar roept ook een plicht. Leven is meer dan kiezen, leven is ook leren leven in de wereld hoe die blijkbaar is. Wij willen in ons onderwijs aandacht vragen voor levensvragen.
•
Belangrijke levensvragen – Hoe om te gaan met tegenspoed? Wat is de betekenis en zin van succes? Hoe versta ik me met onzekerheid? – zullen in ons onderwijs-‐ en vormingsaanbod nadrukkelijk aan de orde komen. De wijsheid en levenslessen die besloten liggen in de christelijke traditie helpen ons daarbij. Wij weten ons gesterkt door de wetenschap dat goede scholen wel op het terrein van vorming en op het terrein van onderwijsprestaties vaak gelijk op blijken te gaan.
•
Ons onderwijs is vaak geen eindonderwijs. Wij bereiden voor op het MBO en HO. Wij willen dat ons onderwijs betekenisvol is. Daarom zullen onze leerlingen meer dan één keer en indringend kennis maken met de wereld(en) van het beroep en met het vervolgonderwijs. Het VO mag geen reservaat zijn. Ons onderwijs wint aan zeggingskracht wanneer het zich verbindt met kennis aan of voorbij de horizon (vervolgonderwijs) en met de kennis in het maatschappelijk leven (de wereld van het beroep).
•
Onze scholen bieden de leerlingen een ‘maatschappelijk programma’. Ouders van leerlingen kunnen daarin een belangrijke rol spelen, evenals partnerinstellingen en –bedrijven.
•
De school is in 2016 een kennisintensieve, professionele onderwijsorganisatie. Docenten nemen de professionele ruimte die ze hebben helemaal in. Dat doen ze door systematisch de kennis over de resultaten, de kwaliteit en de doelen van ons onderwijs te delen, met elkaar en met hun leidinggevenden. Er is een professionele, veilige cultuur waarin systematisch gebouwd wordt aan hoge prestaties en waarin veel ruimte is voor professionele ontwikkeling. Openheid, samenwerking, verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen zijn vanzelfsprekend. Er wordt gewerkt in kenniskringen, intervisiegroepen etc.
•
Moderne, kennisintensieve onderwijsorganisaties veronderstellen een grote handelingsruimte op de werkvloer.
•
Onze scholen zullen zich ontwikkelen van hiërarchisch gestuurde scholen naar scholen die werken in (interne en externe) netwerken.
•
Op het grensvlak van docent/vak en school/organisatie doen zich voor de docent soms lastige dilemma’s voor. De docent zal (moeten) beschikken over micro-‐politieke geletterdheid om zijn professionele ruimte te kunnen innemen en te kunnen benutten.
7
•
Onze scholen zijn volstrekt helder over de inspiratie die hen drijft, over de waarden die hun onderwijs waardenvol en uitnodigend maken, en over de normen en regels die in het dagelijks verkeer gelden, en uiteraard over de ambities die wij in ons onderwijs willen waarmaken. Leerlingen, ouders, maatschappelijke organisaties, andere scholen: ze weten wat ze van ons kunnen verwachten.
8
3. Het model schoolontwerp Het model schoolontwerp helpt de veelheid in ontwikkelingen in een school in kaart te brengen en daarmee een samenhangend beeld te construeren (Hooiveld, 1998). In het volgende hoofdstuk wordt het ontwerp van de school De Diken beschreven.
9
3.1 Interne en externe context Korte beschrijving Interne context Schoolgrootte
Leerlingen
De school De Diken wordt bezocht door 211 leerlingen in de leeftijd van 12-‐18 jaar. 123 leerlingen vallen onder de Zuiderpoort CVO. Er is in de afgelopen jaren sprake van een regionale krimp. • De school heeft een heterogene schoolbevolking. De leerlingen komen uit verschillende milieus en achtergronden. • De leerling populatie van het praktijkonderwijs wordt bepaald door de Regionale Verwijzing Commissie (RVC). De RVC heeft indicatoren ontwikkeld, die bepalen of een leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs. De specifieke criteria worden in het zorgplan beschreven. • Het praktijkonderwijs is een vorm van individueel onderwijs; de school houdt rekening met individuele verschillen. Hierdoor heeft de school te maken met uiteenlopende zorg-‐ en onderwijsbehoeften van leerlingen, waar op individueel niveau mee aan de slag gegaan wordt. • Leerlingen vallen in een A, B of C stroom. De leerlingen van de A stroom stromen uit naar dagbesteding, de B stroom naar arbeid en de leerlingen van de C stroom naar het MBO. De kenmerken van de verschillende stromen worden in het zorgplan beschreven. • Het zorgplan beschrijft hoe met de leerlingen omgegaan wordt, de wijze waarop ze gevolgd worden en in welke richtingen ze kunnen uitstromen. De school verzorgt onderwijs op maat, waarbij als doel gesteld wordt dat de leerling het beste en meest haalbare uit zichzelf te laten halen. • De leerlingen worden op school vertegenwoordigd door een leerlingenraad waarin leerlingen zitting hebben uit zowel de onderbouw als de bovenbouw.
Schoolgebouw
De school is gehuisvest in een gebouw op de hoek van de Simmerdyk en Hemdyk. Het gebouw van twee verdiepingen is licht en ruim. De praktijklokalen zijn groot en betekenisvol ingericht. De lokalen waar grotendeels de theoretische-‐ en coach lessen plaatsvinden zijn kleiner.
Organogram
De school heeft 47 medewerkers. De schoolleiding wordt gevormd door een managementteam (MT). Dit team bestaat uit een locatieleider en twee teamleiders (een van CVO en een van Odyssee). De teamleiders geven leiding aan de eigen coördinatoren die zorg dragen voor de inhoud van het onderwijs en de stage. Naast het MT en de coördinatoren staan de zorgdeskundigen. Omdat de school onder twee besturen valt, wordt de locatieleider bijgestaan door een directeur die leiding geeft aan een school die valt onder het bestuur van CVO en een directeur van het bestuur van Odyssee. Het doel daarvan is dat de locatieleider goed op de hoogte is en blijft van de ins en outs van beide besturen.
10
Personeelsopbouw
Geschiedenis
Ouders
Schoolbestuur
MR
Op de school De Diken werken 47 medewerkers. Onder het bestuur van CVO vallen 28 personeelsleden. Van de 47 mensen zijn 26 mannen en 21 vrouwen. In de leeftijd van >50 vallen 25 mensen, in de leeftijd van 30-‐50 jaar 18 en tussen de 20-‐30 jaar 5 mensen. • Sinds 2009 verzorgen de school De Zuiderpoort en de Praktijkschool samen het curriculum van het praktijkonderwijs. • In november 2013 heeft de school De Diken het predicaat zwak van de inspectie ontvangen. Direct daarna is een verbeterplan in gang gezet. • Het oordeel van de inspectie was een hard oordeel voor het team. In eerste instantie werd dit oordeel niet herkend en daardoor deels niet erkend. Externe attributie speelde in het verwerkingsproces in het begin een kenmerkende rol. Dit is in een later stadium als gevolg van een helder uitgelijnd verbeterplan positief ontwikkeld richting een professionele reflecterende houding. • In het proces van verbetering werd duidelijk dat horizonvernauwing en onvoldoende planmatige kwaliteitszorg tot een incorrect besef van geleverde kwaliteit hebben geleid. • Het verbetertraject heeft een kwaliteitszorg systematiek gebracht in passende en sluitende vorm met de kwaliteitseisen van de stakeholders. De doelmatige uitwerking van het handelen binnen alle proceslagen van de school om de beoogde kwaliteit te leveren is sterk verbeterd. De verdere professionalisering van het team is hiermee in lijn gebracht. Dit proces behoeft nog nadrukkelijke aandacht in de verdere doorontwikkeling van de school. De school kent een diverse populatie ouders. Met divers wordt onder andere een verschil in gelaagdheid, opvattingen en overtuigingen bedoeld. De school vindt samenwerking met ouders belangrijk. De vaste contactmomenten met ouders zijn in de jaaragenda en de schoolgids opgenomen De Zuiderpoort valt onder het bestuur van CVO Zuid-‐West Fryslân (VO) en de Praktijkschool onder Odyssee. De scholen verzorgen samen het onderwijs in de zuidwesthoek van Friesland. In de gezamenlijke MR zitten ouders en teamleden. De MR leden worden via verkiezingen gekozen. De directeuren van de school zijn geen lid, maar op uitnodiging aanwezig bij de vergaderingen. De MR denkt mee, praat mee, geeft advies en beslist mee. Over allerlei zaken, zoals arbeidsomstandigheden, veiligheid, ouderbijdrage, personeelszaken en nieuwe ontwikkelingen in en rond school. De vergaderingen zijn openbaar.
11
Externe context Wet en Regelgeving
Het Praktijkonderwijs valt onder de Wet op het Voortgezet onderwijs, is bedoeld voor leerlingen die, ook met behulp van leerwegondersteuning, niet tot diplomering of certificering in het vmbo zullen komen. Het onderwijs bestaat uit een gedeelte waarin aangepast theoretisch onderwijs wordt verzorgd, aandacht wordt besteed aan persoonlijkheidsvorming en ontwikkeling van sociale vaardigheden, en een belangrijk deel aan ontwikkeling van praktische vaardigheden. Samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband Fultura bestaat uit de volgende VO scholen: Openbare Fultura Praktijkschool (De Diken), Sinne (VSO), De Witakker (Renn4), Piet Bakkerschool (VSO), Nordwin College loc. Sneek, RSG Magister Alvinus, Praktijkschool Zuiderpoort (De Diken), Bogerman SGM, Marnecollege en CSG Gaasterland. LWOO Binnen het samenwerkingsverband Fultura zijn er vijf scholen met een afdeling LWOO binnen het VMBO. Dit zijn Bogerman SGM, Marnecollege, CSG Gaasterland, RSG Magister Alvinus en het Nordwin College loc. Sneek. Fultura kiest met het ontstaan van de mogelijkheid tot loslaten van de toelatingscriteria voor het LWOO nog niet voor opting-‐out. Het indiceren zal tot 1 januari 2018 gaan op basis van de huidige criteria. Daarnaast blijven de huidige criteria voor indicering van het Pro gehandhaafd. Het is belangrijk om het proces van indiceren als Fultura op te trekken om passend onderwijs vorm te geven. Er bestaat een mogelijke tendens binnen de bindende verwijzing vanuit het PO ambitieus te zijn. Het is verantwoordelijkheid van Fultura eventuele af-‐ en/of opstroom vanuit het LWOO naar PrO en visa versa gezamenlijk passend vorm te geven. MBO Het MBO lijkt zich middels de introductie van het doorstroom en praktijkdiploma te ontwikkelen richting drempelloze instroom vanuit het PrO. Op provinciaal niveau wordt gezocht naar gezamenlijk vorm gegeven instroom waarbij de PrO leerling perspectief moet hebben op het behalen van een startkwalificatie. Hetgeen als gevolg heeft dat uitsluitend leerlingen die perspectief hebben op het behalen van doorstroomdiploma instromen. De leerlingen die niet kwalificatieniveau kunnen behalen zullen door het PrO naar arbeid worden begeleidt. Het is van belang de doorstroom in de beroepskolom vanuit het PrO vorm te geven met goed zicht op die kolom in het MBO. ZML /Rec 4 Het ZML heeft mogelijkheden om ondersteuning te geven in het zoeken naar passend onderwijs voor de A-‐stroom leerlingen binnen het PrO. Het is van belang gezamenlijk eventuele af-‐ en/of opstroom vanuit het ZML naar PrO en visa versa passend vorm te geven. Tenslotte is het van belang te zien dat de zogenaamde ZMOLK-‐populatie (cognitief beperkt maar gedragsmatig externaliserend) gezamenlijk (ZML en Renn 4) passend onderwijs te gaan geven. Op samenwerkingsverband niveau zullen de ondersteuningsplannen hier een passend antwoord op moeten formuleren. Dit is een belangrijke uitdaging in het kwalitatief verbeteren van passend onderwijs voor deze specifieke doelgroep. Gemeente De leerlingen zullen minder dan voorheen kunnen rekenen op formele ondersteuning, en zullen meer op eigen benen moeten staan. Dat maakt het nog belangrijker om leerlingen te leren zelfstandig te functioneren, hen te leren zelf tot oplossingen te komen en daarbij ook een beroep te doen op hun informele netwerk. Deze transformatie, en de decentralisaties in het bijzonder, bieden ook kansen om de professionele ondersteuning effectiever en efficiënter te laten zijn. Het nieuwe denken gaat uit van de mogelijkheden van deze jongeren. Verder wijst onderzoek uit dat sturen op zelfsturing de motivatie van de jongeren versterkt en daarmee de kans op het vinden en in het bijzonder het behouden van werk vergroot. Ook bieden de decentralisaties kansen om tot een meer samenhangende aanpak te komen, in het systeem van de jongere, daar zijn deze jongeren zeer bij gebaat. Tevens is het de verwachting dat gemeenten beter kunnen aansluiten bij de regionale en lokale werkelijkheid, en zodoende meer maatwerk (kwaliteit) kunnen beiden tegen een betere prijs-‐kwaliteit verhouding.
12
Bedrijven
Buurt/samenleving
Daarvoor is het wel nodig dat gemeenten meer beeld en gevoel krijgen bij wie deze praktijkonderwijs leerlingen zijn en wat werkt. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de ondersteuning bij het vinden en behouden van werk van al die jongeren die kunnen werken, alsmede voor de inkomensondersteuning. Daarbij is de ambitie; zoveel als mogelijk regulier werk. De WSW wordt afgesloten voor nieuwe instroom. Gemeenten worden geacht een beperkt aantal beschutte werkplekken te creëren maar de verwachting is dat praktijk leerlingen hiervan geen gebruik kunnen maken. In elke arbeidsmarktregio wordt een werkbedrijf ingericht. Dit is een samenwerkingsverband van gemeenten en sociale partners. Waar scholen voorheen met UWV zaken deden dient dit nu met de gemeente en in het bijzonder met regionale werkbedrijven gedaan te worden. Hoeveel is de gemeente bereidt te investeren? Het ESF kan hierin een katalyserende rol spelen. Centrumgemeenten kunnen ondersteuning voor beleid gericht op duurzame arbeid aanvragen. Van het budget is ongeveer een dertig procent gereserveerd voor PrO en VSO. AWBZ-‐ overheveling begeleiding naar WMO: gemeenten worden verantwoordelijk voor de functie begeleiding nu is dat AWBZ. Het gaat om begeleid wonen en dagbesteding. Dit gaat gepaard met kortingen en de verwachting is dat minder PrO-‐ leerlingen hier nog voor in aanmerking komen. Gemeenten worden verantwoordelijk voor jeugdzorg: ook dit gaat gepaard met korting waardoor kans bestaat dat minder PrO-‐leerlingen hiervan gebruik kunnen maken. Praktijkonderwijsleerlingen hebben last van de economische crisis en de hoge werkloosheid. Zij worden extra getroffen doordat hogeropgeleiden ook solliciteren op laaggeschoold werk. De bezuinigingen zetten de ondersteuning van deze jongeren onder druk. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan werknemers, ook ten aanzien van laaggeschoold werk. Het beperkte aanpassingsvermogen van onze leerlingen verhoudt zich slecht tot de toenemende flexibilisering op de arbeidsmarkt. Contracten zijn steeds meer van tijdelijke aard en hebben een flexibel karakter. Tegelijkertijd zien we bij overheden, maar ook onder werkgevers, initiatieven om mensen met een arbeidsbeperking gelijke kansen te beiden. Methodieken als jobcarving kunnen bijdragen aan inclusieve arbeidsorganisaties. Bij jobcarving splits je bestaande functies op om banen te creëren voor mensen met een beperking. Niet alleen zij profiteren hiervan, maar ook je bedrijf. Het draagt namelijk bij aan een hogere efficiëntie en een duurzame bedrijfsvoering. Reshoring in combinatie met loonkostensubsidie kan maken dat laaggeschoold werk weer teruggehaald wordt. In het sociaal akkoord is afgesproken dat werkgevers in de periode tot 2026 100.000 extra banen creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. De overheid zorgt in 2024 voor 25.000 extra banen. In aanmerking komen mensen die ook met begeleiding niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen (participatiewet, wajong, wsw). Vanuit werkgeverszijde zien we momenteel initiatieven als De Normaalste Zaak om tot realisatie van de doelstelling te komen. Daarbovenop komt de quotumwet die bedrijven met meer dan 25 werknemers kan beboeten bij onvoldoende realisatie van de doelstelling. Belangrijk is wel te realiseren dat niet al onze leerlingen hiervoor in aanmerking komen omdat ze meer kunnen verdienen. Binnen de buurt van de school De Diken zijn mogelijkheden ter ondersteuning van betekenisvol onderwijs. De wijkvereniging neemt al enige tijd deel aan lunches onder schooltijd op het VMBO. Graag zouden zij dit ook willen op het PrO. Daarnaast zijn er mogelijkheden om buurtbewoners uit te nodigen voor een breed scala aan werkzaamheden: groene markt, schoonmaak, fietsonderhoud. Het moet de ambitie van de school zijn levensecht praktijkonderwijs vorm te geven in de context van de buurt waarin de school gevestigd is.
13
3.2 Het schoolconcept Missie Na het doorlopen van het praktijkonderwijs op De Diken kunnen leerlingen zelfstandig en volwaardig participeren in de maatschappij. Ze zijn in staat zelfstandig te werken, te wonen, hun vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn. Om dit te kunnen moeten leerlingen een aantal algemene competenties ontwikkelen en daarnaast een aantal specifieke gerelateerd aan de besteding/arbeid, het werk dat bij hen past. Het praktijkonderwijs gaat daarbij uit van de individuele mogelijkheden en talenten van leerlingen en kent de beperkingen. Het praktijkonderwijs op De Diken spreekt hoge verwachtingen uit naar leerlingen.
Visie De school De Diken kent een diverse populatie leerlingen. Met diversiteit wordt bedoeld dat de leerlingen uiteenlopende ontwikkelingsniveaus hebben, uit verschillende milieus en achtergronden komen. Het praktijkonderwijs op De Diken realiseert haar missie door systematisch en doelgericht, aan de hand van de 1-‐zorgroute, te werken aan individuele leertrajecten die enerzijds aansluiten bij de ontwikkelingsniveaus en mogelijkheden van de leerlingen, en anderzijds gericht zijn op de competenties die gevraagd worden om deel te nemen aan de maatschappij. Het onderwijs kent drie uitstroomperspectieven, te weten dagbesteding (A), arbeid (B) of doorstroom naar MBO (C). Op grond van de perspectieven is het onderwijs in leerroutes vormgegeven en worden er gerichte inhoudelijke keuzes gemaakt. De vraag die voortdurend gesteld wordt, is welke ondersteuningsbehoeften de leerlingen nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en uiteindelijk zelfstandig en volwaardig te participeren in de maatschappij. Het perspectief, het ontwikkelingsniveau, de daarbij protectieve en belemmerende factoren en de ondersteuningsbehoeften van elke leerling worden onder andere in het ontwikkelingsperspectief beschreven. Succeservaringen liggen in het behalen van certificaten en/of het samenstellen van een portfolio waarmee zichtbaar wordt wat de leerlingen kunnen, wie ze zijn en wat ze willen. Binnen de groepen is er een diversiteit aan ontwikkelingsniveaus. Het werken met een groepsplan zorgt ervoor dat de leerkracht het onderwijs kan ordenen en vormgeven. Het onderwijspersoneel deelt de groep per vakgebied in op drie niveaus. Bij sommige vakgebieden wordt ervoor gekozen om groep doorbroken te werken. In de startfase biedt de school een breed aanbod van activiteiten aan, om de talenten van de leerling te ontdekken. In die fase wordt in een leerstofjaarklassensysteem en bij enkele vakken groep doorbroken gewerkt. Onderzocht wordt wat de leerling wil en kan bereiken en daar wordt samen met de leerling een programma opgesteld. Hoe verder hij komt, hoe meer hij een eigen programma volgt. Er worden keuzes gemaakt voor een sector, soorten stages en branche-‐opleidingen (voor een certificaat). Het onderwijspersoneel van het praktijkonderwijs op De Diken zijn de professionals die dit mogelijk maken door met de leerling in gesprek te zijn om te bepalen wat de leerling nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen.
14
Daarnaast zijn ze ook in gesprek met de omgeving; met werkgevers, met ouders en met maatschappelijke organisaties om zicht te krijgen op wat de leerling nodig heeft om in de maatschappij te kunnen (blijven) functioneren. Het onderwijspersoneel van het praktijkonderwijs op De Diken richt het leerproces zodanig in dat de leerling optimaal leert (het is uitdagend, stimulerend, betekenisvol, maximaal en effectief). Het geven van eigenaarschap en verantwoording aan leerlingen is daarbij gedurende het gehele leerproces een belangrijk streven. Daarvoor is het nodig om stapsgewijs en met een passend onderwijscurriculum aan haalbare doelen te werken en de doelen en het systeem systematisch te toetsen en te evalueren. De school werkt nauw samen met ouders/verzorgers van de leerlingen. Het contact met ouders wordt door de school als zeer waardevol ervaren. De deskundigheid van ouders én de kennis van de docenten dragen bij aan een plezierig en veilig schoolklimaat voor leerlingen. Waar nodig betrekt de school daar externe partijen bij. Dat kunnen werkgevers zijn, gemeenten, rolmodellen, maar ook deskundigen op het gebeid van didactiek en pedagogiek. Een school voor praktijkonderwijs is zo een netwerkschool. Staat open voor de wereld buiten de school, gebruikt die omgeving waar nodig en zorgt dat de leerlingen in die wereld goed terecht komen.
Kernwaarden: Uit de Missie & Visie zijn de volgende kernwaarden af te leiden die richting geven aan de strategie, het verdere beleid en activiteiten die worden ontwikkeld en ondernomen. Veiligheid: De school draagt zorg voor een veilig schoolklimaat waar de leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen en het onderwijspersoneel goed kan werken. In een veilig schoolklimaat zijn er grenzen en regels, wordt adequaat opgetreden tegen grensoverschrijdend gedrag en worden leerlingen en onderwijspersoneel aangemoedigd om positief gedrag te laten zien. Respect: De grondhouding van leerlingen en onderwijspersoneel is er een van respect. De school leert leerlingen respect te hebben voor elkaars mening of overtuiging. De school besteedt actief aandacht aan de overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen, zonder voorkeur voor één bepaalde opvatting. Ambitie: •
De school gaat samen met de leerlingen op zoek naar hun ambities. De omgeving wordt zo ingericht dat leerlingen uitgedaagd worden om die zoektocht aan te gaan en te voltooien.
•
De school spreekt hoge verwachtingen uit naar de leerlingen. Het streven is om het beste en het meest haalbare uit de leerlingen te halen, zodat de leerling zo zelfstandig en volwaardig mogelijk kan participeren in de maatschappij. De ambitie is dat de leerlingen in staat zijn zelfstandig te werken, te wonen, zijn vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn.
•
De school streeft erna om kwalitatief goed onderwijs en goede zorg te bieden.
•
De school zorgt ervoor dat het onderwijspersoneel geprikkeld en uitgedaagd blijft om ambitieus te zijn.
15
Zelfstandigheid: De vraag die voortdurend gesteld wordt, is welke ondersteuningsbehoeften en wat voor onderwijsaanbod de leerling nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en uiteindelijk zelfstandig en volwaardig te participeren in de maatschappij. Waardevol zijn: Leerlingen leren dat ze als individu op school en in de maatschappij van betekenis zijn. Ze ontdekken hun talenten en zetten ze in. Door gebruik te maken van de talenten leren ze om trots op zichzelf te zijn en zich verder te ontwikkelen.
3.3 Werkprocessen Pedagogisch ontwerp De vraag die voortdurend gesteld wordt, is welke ondersteuningsbehoeften de leerlingen nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en uiteindelijk zelfstandig en volwaardig te participeren in de maatschappij. Op de school De Diken moet iedereen zich veilig en vertrouwd voelen. Een positief schoolklimaat is van essentieel belang. Om dit te kunnen ontwikkelen en waarborgen, wordt het volgende ingezet: Item
Inhoud
Onderwijsbehoeften De onderwijsbehoeften van de leerlingen zijn duidelijk. De inrichting van de school en het inhoudelijk onderwijs zijn hierop afgestemd. Het zorgplan beschrijft de onderwijsbehoeften en het aanbod. Aantrekkelijk en motiverend Afsprakenboekje
Pestprotocol
Zorgteam & MDO
Inhoud onderwijs
Scholing personeel Kwaliteit Veiligheid
De school en het onderwijsaanbod is aantrekkelijk ingericht en vormgegeven. Het daagt uit, motiveert en de leerlingen laten zien dat ze plezier hebben. Middels het afspraken boekje zijn de leerlingen, het onderwijspersoneel en de ouders op de hoogte van de afspraken die op school gelden. De afspraken worden gehandhaafd en indien dit niet gebeurt, heeft het consequenties. De consequenties zijn duidelijk en staan tevens in het afsprakenboekje genoteerd. Met name aan het begin van het schooljaar wordt aan het realiseren van een sociaal veilig klimaat veel aandacht besteed. Op de school is een pestprotocol aanwezig. In het pestprotocol staat: • hoe de school pestgedrag signaleert; • welke afspraken er zijn om pesten te voorkomen en aan te pakken. In het pestprotocol staat ook wie de vertrouwenspersoon is, hoe de klachtenregeling werkt en waar de onafhankelijke klachtencommissie zich bevindt. Het zorgteam komt elke week bij elkaar. Het team signaleert, ondersteunt en geeft het onderwijspersoneel advies en scholing betreffende pedagogische vraagstukken. In het multi disciplinair overleg (MDO) worden leerlingen met ernstige (ontwikkelings)problemen besproken. Met ouders, hulpverleners en externe instanties wordt nauw samengewerkt. In het MDO is een maatschappelijk werker vertegenwoordigd. Hij werkt in een gebiedsteam van de gemeente Sudwest-‐Fryslân. In de gebiedsteams werken tevens medewerkers van de gemeente, Bureau Jeugdzorg, MEE, Timpaan, Cedin en Stichting Ouderenwerk Bolsward. Tijdens de coachuren wordt er gewerkt met de methode Leefstijl, de training Rots & Water en vinden er regelmatig coach-‐leerling gesprekken plaats. Tweemaal per schooljaar wordt de SEOL afgenomen en vanuit de resultaten worden specifieke doelen gesteld. De doelen worden in het individueel ontwikkelingsplan opgenomen. Het personeel wordt regelmatig geschoold op pedagogische-‐ en didactische vraagstukken. In het scholingsplan zijn de doelen en onderwerpen opgenomen. Middels de Prozo enquêtes voor leerlingen, ouders en medewerkers wordt onder andere het thema veiligheid gemeten. Uit de resultaten komen verbeterpunten.
16
Onderwijskundig ontwerp Het doel van het praktijkonderwijs is in de missie en visie duidelijk beschreven. Hieronder volgt een beschrijving van het onderwijskundig ontwerp vanuit de missie en visie. In het onderwijskundig ontwerp zijn de items van de onderwijsorganisatie tevens beschreven (zie schoolmodel). Item
Beschrijving inhoud
Het onderwijs wordt aan de hand van 1-‐zorgroute doelmatig, systematisch en planmatig vormgegeven. De basis van het werken met 1-‐zorgroute zijn de zeven uitgangspunten van het handelingsgericht werken (Adema, E., Clijsen, A. & Oorschot, N., 2010). 1-‐zorgroute is een manier om de zeven uitgangspunten in de dagelijks praktijk te realiseren. De zeven uitgangspunten: • Onderwijsbehoeften staan centraal • Afstemming en wisselwerking • Leerkracht doet ertoe • Positieve aspecten zijn van groot belang • Constructief samenwerken • Doelgericht werken • Systematisch, stapsgewijs en transparant. In het zorgplan wordt het denk-‐ en werkkader van de 1-‐zorgroute beschreven. De activiteiten, voortvloeiend uit het werkkader, zijn opgenomen in de jaaragenda en beschreven in het zorgplan. In de kwaliteitszorgagenda staat wanneer, wat geëvalueerd wordt. De school werkt doelgericht aan individuele leertrajecten die enerzijds aansluiten OPP en IOP bij de ontwikkelingsniveaus en mogelijkheden van de leerlingen, en anderzijds gericht zijn op de competenties die gevraagd worden om deel te nemen aan de maatschappij. Voor elke leerling wordt een ontwikkelingsperspectiefplan en een individueel ontwikkelingsplan geschreven. Het perspectief, het ontwikkelingsniveau, de daarbij protectieve en belemmerende factoren en de ondersteuningsbehoeften van elke leerling worden onder andere in het ontwikkelingsperspectief beschreven. Het IOP is een concrete vertaling van het OPP en zal onder andere de ouders en de leerling inzicht geven in het traject dat de leerling volgt. Het IOP wordt samen met de leerling geschreven, besproken en geëvalueerd. De leerling is eigenaar van dit plan. Het OPP wordt tenminste een maal en het IOP wordt tweemaal in het schooljaar geëvalueerd. Succeservaringen liggen in het behalen van certificaten en/of het samenstellen van een portfolio waarmee zichtbaar wordt wat de leerlingen kunnen, wie ze zijn en wat ze willen. Uitstroomperspectieven Het onderwijs kent drie uitstroomperspectieven, te weten dagbesteding (A), arbeid (B) of doorstroom naar MBO (C). De stroom A en B nemen 6 leerjaren in beslag en doorstroom naar het MBO zal na vier leerjaren geschieden. In het zorgplan wordt een specifieke beschrijving van de onderwijsbehoeften en het aanbod per leerstroom weergegeven. Fasering; onderbouw & In de onderbouw, dit betreft leerjaar 1 t/m 3, biedt de school een breed aanbod bovenbouw van activiteiten aan, om de talenten van de leerling te ontdekken. In deze fase legt de school een goede theoretische basis. Leerlingen maken kennis met alle vakken. Dit zijn algemeen vormende vakken als Nederlandse taal, Rekenen, Engels, ICT en praktijkvakken vanuit de vier sectoren. De school besteedt ook zeker aandacht aan de sociaal emotionele vaardigheden. In de eerste fase wordt in een leerstofjaarklassensysteem en bij enkele vakken groepsdoorbroken gewerkt. Onderzocht wordt wat de leerling wil en kan bereiken en daar wordt samen met de leerling een programma opgesteld. 1-‐zorgroute
17
Hoe verder hij komt, hoe meer hij een eigen programma volgt. Er worden keuzes gemaakt voor een sector, soorten stages en branche-‐opleidingen (voor een certificaat). Vanaf het derde leerjaar gaan leerlingen zich specialiseren; ze kiezen voor twee sectoren. In deze fase krijgen de leerlingen steeds meer praktijklessen. Daarnaast gaan ze op school aan het werk. Zo leren leerlingen om te gaan met werksituaties en oefenen ze belangrijke competenties als werkhouding en taakgerichtheid. Bovendien krijgen leerlingen door deze interne werkzaamheden een beter idee van het werk dat ze willen gaan doen. Tot slot volgt een externe stage bij een bedrijf. Leerlingen gaan voor langere tijd stage lopen in de sector van hun keuze. Het praktijkonderwijs onderhoudt goede contacten met het bedrijfsleven, waardoor voor iedere leerling een passende werkplek wordt gevonden. De school kijkt altijd of leerlingen die dat graag willen op een stagebedrijf kunnen blijven werken na afronding van de schoolperiode. Het onderwijs wordt dus in de onderbouw aanbod gestuurd en in de bovenbouw, de betreft leerjaar 4 t/6, vraag gestuurd ingericht en vormgegeven. In de bovenbouw zal het onderwijs vanuit de gekozen sector vormgegeven worden. Leerjaar 4, 5 en 6 zullen met elkaar een sector coachgroep vormen. Sectoren
Sectorkeuze
Stage
ste
21 eeuwse vaardigheden
ICT
Het onderwijs kent vier sectoren; te weten Zorg & Welzijn, Economie , Groen en Techniek. De sector wordt door een coördinator geleid. De coördinator zorgt voor de inhoudelijke vormgeving van het onderwijs van de sector, hij maakt per leerjaar een trendanalyse en werkt nauw met het stageteam samen. Het inhoudelijk onderwijs wordt per leerjaar en per stroom op elkaar afgestemd en wordt samenhangend vormgegeven. De leerling maakt na het tweede leerjaar een keuze voor twee sectoren. Aan het einde van het derde schooljaar blijft er een sector over. Vanuit die sector wordt vervolgens het onderwijs vorm gegeven. De leerling wordt gedurende zijn schoolloopbaan eigenaar/verantwoordelijk gemaakt van zijn eigen leerproces. Vanaf leerjaar 2 gaat de leerling stage lopen. De school kent verschillende soorten stage: de interne stage, de oriënterende stage, de arbeidsstage en de sectorstage. Stages zijn altijd maatwerk! De school zorgt er voor dat de stage bij het uitstroomperspectief, de leerroute, de interesse en mogelijkheden aansluiten. In sommige gevallen kan een opleiding worden afgesloten met een examen. ste De 21 -‐eeuwse vaardigheden zijn algemeen geldend voor alle mensen om succesvol te kunnen participeren in de maatschappij. De leerlingen in het praktijkonderwijs leren onder andere vakoverstijgende vaardigheden die van belang zijn om succesvol te kunnen werken. Denk aan het op tijd komen op het werk, een gesprekje kunnen voeren in de pauze of het kunnen omgaan met conflicten. De rol van ICT in de klas is groeiende. Steeds meer methodes bieden mogelijkheden voor een digitale ondersteuning. In de onderbouw krijgen leerlingen les in computervaardigheden. De school beschikt over een ICT lokaal en een leerplein met ruim 20 computers en ook in ieder klaslokaal bevinden zich minstens 1 PC. Ook in de bovenbouw volgen leerlingen voor een deel een digitaal lesprogramma. ICT vaardigheden zijn essentieel om in de kunnen participeren in de 21 -‐eeuw. De aangeleerde vaardigheden worden volop gebruikt voor presentaties en portfolio. Onderaan het schoolplan bevindt zich een overzicht van de vakken, methoden en toetsinstrumenten per leerjaar. ste
Vakken, uren, methoden en toetsinstrumenten Leerproces
Het onderwijspersoneel van het praktijkonderwijs op De Diken richt het leerproces zodanig in dat de leerling optimaal leert. Het is uitdagend, stimulerend, betekenisvol, maximaal en effectief.
18
Het geven van eigenaarschap en verantwoording aan leerlingen is daarbij gedurende het gehele leerproces een belangrijk streven. Daarvoor is het nodig om stapsgewijs en met een passend onderwijscurriculum aan haalbare doelen te werken en de doelen en het systeem systematisch te toetsen en te evalueren. Curriculum en leerlijnen De school heeft het landelijk curriculum van het platform praktijkonderwijs omarmd. Dit programmeringskader/curriculum is uitgewerkt naar streef-‐ en beheersingsdoelen welke zijn opgebouwd rond de domeinen wonen, werken, vrije tijd en burgerschap. De school kan met dit overzicht van streef-‐ en beheersingsdoelen duidelijk maken wat de leerling van de school kan verwachten en waar de school voor staat; wat het aanbod is. Het landelijk curriculum is een richtsnoer voor het ‘wat ’dat de school onderwijst, de wijze waarop zij dat doet, het ‘hoe’ is aan de school zelf. De leerlijn voor rekenen is vormgegeven op basis van de methode Werken Aan. Deze methode is dekkend voor het referentieniveau 1F. Er wordt gedifferentieerd naar referentieniveau 2F met behulp van de methode Deviant. In de leerlijn wordt planmatige opbrengstgericht gewerkt hierbij wordt gebruik gemaakt van methode afhankelijke toetsen en methode onafhankelijke toetsen (drempel onderzoek Kapinga). De leerlijn voor Nederlandse taal is vormgegeven op basis van de methode Werken Aan. Deze methode is dekkend voor het referentieniveau 1F. Er wordt gedifferentieerd naar referentieniveau 2F met behulp van de methode Deviant. In de leerlijn wordt planmatige opbrengstgericht gewerkt hierbij wordt gebruik gemaakt van methode afhankelijke toetsen en methode onafhankelijke toetsen (drempel onderzoek Kapinga). De leerlijn voor sociaal-‐emotionele ontwikkeling is vormgegeven op basis van de methode Leefstijl. Hierbij worden de SEOL-‐toetsen en LVS ingezet om planmatig en opbrengstgericht te kunnen werken. Hiernaast bestaat de mogelijkheid om indien nodig vraag gestuurd vanuit het MDO voor leerlingen de Rots en water-‐training in te zetten. Registratie en evaluatie Tijdens de schoolloopbaan van de leerling op De Diken wordt vanaf het begin van de vorderingen vorderingen, bijzonderheden en resultaten bijgehouden in het leerlingvolgsysteem (LVS) van magister. Dit gebeurt zowel op het gebied van theoretische vaardigheden als op dat van praktische vaardigheden. Een schooljaar bestaat uit vijf periodes. Elke periode wordt afgesloten met een toetsweek waarin getoetst en geregistreerd wordt en waarin tevens de leerling-‐coach gesprekken plaats vinden. Twee maal per jaar worden door alle betrokken coaches/leerkrachten leerlingenbesprekingen gehouden, waarin onder andere de inhoud van het ontwikkelingsperspectiefplan (OPP)en het individueel ontwikkelingsplan (IOP) besproken wordt. De resultaten daarvan worden met de leerling en daarna met de ouders besproken. Ouders zijn verplicht op school te komen om het IOP/OPP te bespreken, indien zij dit weigeren moeten zij een formulier ondertekenen waarin zij verklaren niet op school te willen/kunnen komen, het OPP en het IOP te hebben ingezien en ermee akkoord te gaan. Portfolio Door te werken met het IOP verzamelt de leerling bewijzen voor zijn of haar vaardigheden en prestaties. Deze worden verzameld in een eigen portfolio. De portfolio kan onder andere bestaan uit diploma’s, getuigschriften, beoordelingen, stage beoordelingen en foto’s van werkstukken. Externe partijen De school De Diken betrekt externe partijen bij de inhoudelijke vormgeving van het onderwijsaanbod. Dat kunnen werkgevers zijn, gemeenten, rolmodellen, maar ook deskundigen op het gebeid van didactiek en pedagogiek. Een school voor praktijkonderwijs is zo een netwerkschool. De school staat open voor de wereld buiten de school, gebruikt die omgeving waar nodig en zorgt dat de leerlingen in die wereld goed terecht komen.
19
Didactisch ontwerp Een didactisch ontwerp beschrijft hoe een docententeam leren stimuleert in de praktijk. Een didactisch model geeft een docent handvatten hoe te handelen zodat leerlingen de gestelde onderwijsdoelen halen op een manier die past bij de onderwijsconcepten van de school.
Klassenmanagement
Klassenmanagement is het omvattende begrip van regels, afspraken, pedago-‐ gische en didactische aanpak, de verslaglegging en organisatie binnen het klaslokaal. Zij is sterk gebonden aan de competenties van de leerkracht maar zeer noodzakelijk voor een goed schoolklimaat. Voor zover als mogelijk zijn de regels en afspraken beschreven en besproken op personeelsbijeenkomsten. De “tools” voor goed klassenmanagement zijn aangereikt en worden door middel van studiedagen regelmatig geactualiseerd.
Model directe instructie In alle leerjaren wordt binnen de lessen met het directe instructiemodel gewerkt. Het directe instructiemodel is een lesmodel dat uitgaat van de verschillende leervermogens van leerlingen. Leerlingen verschillen van elkaar in de manier en snelheid van leren. Sommige leerlingen begrijpen de instructie snel en willen vlot aan de slag, andere leerlingen hebben meer uitleg nodig. Daar is in het Directe Instructiemodel rekening mee gehouden. Er zit veel structuur in de lessen, want elke les is opgebouwd uit een aantal fasen: terugblik, oriëntatie, instructie, begeleid inoefenen, controle, verwerking en afronding. De leerkracht controleert in grote mate het leerproces. Dit model is vooral effectief bij leerlingen die veel begeleiding en een actieve instructie nodig hebben. Het vakdidactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en Didactisch handelen ontwikkeling. Het inspectiekader VO wordt op het gebied van onder andere vakdidactisch handelen van leerkrachten nauwlettend gevolg. Enkele indicatoren zijn opgenomen in het scholingsplan. Middels observaties met de kijkwijzer wordt de kwaliteit van het didactisch handelen van leerkrachten in kaart gebracht en volgt scholing. Het onderwijsaanbod op is grotendeels individueel. Leerkrachten zoeken voortdurend naar mogelijkheden binnen het eigen vak en de eigen fase naar differentiatie mogelijkheden. Ondersteuning • Het onderwijzend personeel is ingedeeld in intervisie groepen. Een maal in de onderwijspersoneel maand komen de intervisie groepen bij elkaar om inhoudelijke onderwerpen te bespreken. • Het onderwijspersoneel wordt regelmatig met het observatie instrument De Kijkwijzer in de klas geobserveerd. Uit de observatie volgt een gesprek en volgen gerichte verbeterpunten. • Vanuit het meerjarenbeleidsplan volgt een scholingsplan voor het personeel. De scholings-‐ en studiedagen worden per schooljaar ingedeeld en vroegtijdig vormgegeven. • Het personeel kan bij het zorgteam langs om pedagogische vraagstukken/zorgen rondom leerlingen te bespreken. Het zorgteam heeft tevens een functie in de advisering en scholing van het personeel. • Indien er bij een leerling sprake is van een ernstige ontwikkelingsvraag/probleem brengt de coach de leerling in het MDO in. Het team bestudeert de casus en formuleert handelingsadviezen.
20
Het ondersteuningsontwerp Het ondersteuningsontwerp richt zich op de samenwerking van coaches, leerkrachten en andere professionals. Het ontwerp geeft aan hoe er vormgegeven wordt aan interdisciplinair werken. Hieronder volgt een beknopte beschrijving. In het zorgplan is dit item uitgebreid beschreven. Item
Inhoud
De zorg en ondersteuning
Vanaf het moment van aanmelding van een nieuwe leerling op de school begint, gaat de zorg rondom de leerling van start. Ouders en toeleverende school melden aan, en een vaststaande procedure treedt in werking. Van elke leerling legt de school een digitaal en papieren leerling-‐dossier aan met gegevens uit het verleden maar ook relevante gegevens van de periode die een leerling op de school verblijft worden er in bijgehouden. De verantwoordelijkheid over het dossier berust bij de coach. Iedere leerling krijgt een coach toegewezen. Dit is een docent die zicht houdt op het functioneren van de leerling op school en die tevens als vraagbaak en vertrouwenspersoon fungeert. De coach is de centrale figuur in het systeem van de leerlingenzorg. Iedere coach heeft een groep leerlingen onder zijn hoede. Wanneer een leerling meer dan gemiddelde zorg behoeft, vanwege onder andere sociaal emotionele problematiek, meldt een coach de leerling aan bij het zorgteam of het multi disciplinair team (MDO). Het zorgteam komt wekelijks bij elkaar en bespreekt de zorg in de eerstelijns setting en het MDO in de tweedelijns. Het zorgteam heeft naast het signaleren en bespreken van de zorg een functie in de scholing en advisering van het onderwijspersoneel. Het MDO bestaat uit de volgende personen; orthopedagoog, maatschappelijk werker, schoolarts, zorgcoördinator, de ambulant begeleiders (indien van toepassing) en de intern begeleiders. In het overleg wordt bekeken wat de noodzakelijke of gewenste begeleiding voor de leerling is. Dat kan variëren van het opstellen van een specifiek plan, het laten deelnemen aan een training, tot aan verwijzing naar andere zorgvoorzieningen. Door leden van het MDO worden onder andere huisbezoeken afgelegd (schoolmaatschappelijk werker), worden psychologische herhalings– en afsluitingsonderzoeken gedaan (orthopedagoog) en medisch onderzoek verricht (schoolarts). Daarnaast adviseert en bemiddelt het MDO in verwijzing naar en contactlegging met hulpinstellingen en deskundigen. Tenslotte is zij behulpzaam bij aanname, doorverwijzing naar andere onderwijsinstellingen en het aanvragen van extra voorzieningen zoals de LGF. De zorgcoördinator zorgt voor de onderlinge afstemming tussen de zorgteamleden en de communicatie van en naar de coaches en andere leerkrachten.
21
Dienstverlening Item
Inhoud
Vervoer
Leerlingen in het praktijkonderwijs hebben alleen recht op leerlingenvervoer als ze aangepast vervoer nodig hebben.
Overblijven
De leerlingen hebben korte pauzes waarin zij op school blijven in de kantine of op het schoolterrein. Door een sluitend rooster zijn er op de school geen tussenuren. Bij uitval wordt gestreefd naar interne oplossingen. Iedere pauze en voor en na schooltijd is er toezicht in de kantine en om de school.
Activiteiten
Jaarlijks vinden er activiteiten plaats die buiten het normale schoolprogramma vallen. Er zijn schoolreizen en schoolkampen, excursies, sportieve activiteiten als atletiekdagen, , voetbaltoernooien, thema-‐ activiteiten etc..
3.4 Schoolorganisatie De schoolorganisatie beschrijft het reilen en zeilen in de school ten behoeve van het realiseren van onderwijs, “het primaire proces” in jargon. Het hoofdstuk beschrijft kort de organisatiestructuur. Tevens wordt er naar de betreffende beleidsdocumenten verwezen. Item
Inhoud
Personeelsbeleid
Het personeelsbeleid van de school is bedoeld recht te doen aan het onderwijspersoneel en daardoor indirect aan de leerlingen. Het vraagt, maar ondersteunt ook, inzet en identificatie met de school. De overtuiging dat de school gezamenlijk aan een goed en werkbare zaak, namelijk goed onderwijs werkt. Het personeelsbeleid is vastgelegd in een IPB, een integraal personeelsbeleidsplan. Hierin staan de regels en regelingen beschreven die van belang zijn voor het personeel; de arbeidsomstandigheden, voorwaarden en voorzieningen. Voor zowel het personeel van CVO als van Odyssee is het personeelsbeleid vastgelegd.
Taakbeleid
De kracht van het taakbeleid op De Diken is de mogelijkheid om maatwerk te realiseren. De school zal meer verantwoord de grote hoeveelheid beschikbare taken gericht in kunnen zetten. Daarnaast zal het taakbeleid een evenwichtiger werkdruk bij docenten tot gevolg hebben en zal meer recht (kunnen) doen aan de talenten van een ieder. De veranderingen in het onderwijs, de wijzigingen in de wetgeving onderwijstijd en de (maatschappelijke) ontwikkeling van meer autonomie en professionele ruimte van docenten in hun werk vragen om een flexibel taakbeleid. Taakbeleid dat ruimte geeft aan de school om adequaat te reageren op onderwijsveranderingen én op een goede manier om te gaan met de inzet van het personeel. Om ruimte te hebben voor vragen als: welke ambitie heeft de school, hoe wil de school het onderwijs vorm geven en wat betekent dit voor de verdeling van het werk. Het nieuwe taakbeleid maakt het mogelijk dat de school dit ook daadwerkelijk kan realiseren. De School wil verschillende doelen bereiken met de invoering van het taakbeleid: -‐ een uniform kader waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt ten aanzien van de inrichting van het onderwijs en de daarbij behorende taakverdeling. Hierbij hoort dat: o het taakbeleid niet alleen een kwantitatief gegeven is, o het gesprek zal gaan over de inhoud van het onderwijs (werk/werkzaamheden), o het taakbeleid aansluit bij de competenties van de medewerkers o het taakbeleid transparant is voor alle leden van de school -‐ een evenwichtige spreiding van de werkdruk over het jaar en een evenwichtige werkdruk voor de docenten van de school.
22
In het document verantwoording keuzes taakbeleid wordt nauwkeurig beschreven hoe het taakbeleid is vormgegeven. Door doelgericht, integraal en systematisch aan de slag te gaan met kwaliteitszorg is de school aan het veranderen van een organisatie van professionals naar een professionele, lerende organisatie. Het schoolplan met daaraan gekoppeld het jaarlijkse activiteitenplan vormt voor de school een van de middelen om te werken aan integraal kwaliteitsbeleid. De opdracht van de school komt voort uit de visie op onderwijs en uit de missie. Daarnaast hebben externe ontwikkelingen, inspectierapporten, visitatierapporten, de interne evaluatie en sterkte/zwakte analyse invloed op de wijze waarop het onderwijs en onderwijsontwikkelingen worden vormgegeven. Dit alles resulteert in beleidsvoornemens voor de komende vier schooljaren. Deze beleidsvoornemens worden jaarlijks uitgewerkt in een kwaliteitskalender. De school stelt per schooljaar een kwaliteitsagenda met kwaliteitskaarten op. Per maand staat beschreven welke kaart aan bod komt. De kaart is een soort handleiding waarin de PDCA cyclus in de items op de kaart is opgenomen. Met de kaarten wordt er op het gebied van onder andere de zorg, de inhoud van het onderwijs, de leerkrachtvaardigheden, management en personeel, leerlingen, ouders, stagebedrijven, partners in de omgeving, uitstroom opbrengsten gegenereerd. Met de opbrengsten wordt er gericht gewerkt aan de kwaliteit van het onderwijs. De school maakt gebruik van het zelfevaluatie-‐instrument ProZO. ProZO bestaat uit vijf vragenlijsten voor: • Management en personeel • Leerlingen • Ouders • Stagebedrijven • Partners in de omgeving In ProZO! is een landelijke normering opgenomen zodat de praktijkschool makkelijk na kan gaan op welke indicatoren de school (on)voldoende scoort én hoe de schoolscores zich verhouden tot de landelijke scores.
Kwaliteitsbeleid
• Vensters voor verantwoording
Sinds 2008 bestaat het project “Vensters voor verantwoording” eerst als project van de VO raad, sinds 01-‐01-‐2012 als onderdeel van Stichting Schoolinfo. In Vensters wordt alle cijfermatige informatie over scholen voor voortgezet onderwijs verzameld in één systeem. Dat systeem bestaat uit een indicatorenset die dient als basis voor de horizontale verantwoording. De indicatoren zijn verdeeld over vier terreinen; Resultaten, Kwaliteit, Onderwijsbeleid en Bedrijfsvoering. De gegevens hiervoor worden aangeleverd door centrale instanties en door de school zelf. Van de schoolzijn door DUO en het Landelijk Werkverband sommige gegevens al doorgesluisd naar Vensters. De school zelf heeft nog geen gegevens aan Vensters aangeleverd. Door mee te doen aan Vensters voor verantwoording ontstaat transparantie. De school De Diken kan aan de buitenwereld laten zien dat resultaten en kwaliteit op een voldoende peil liggen. Ouders en andere scholen kunnen over goede en betrouwbare informatie over de school beschikken. Een vergelijking met andere scholen voor Praktijkonderwijs wordt mogelijk . Het gesprek met de inspectie wordt door deelname aan Vensters vereenvoudigd.
Financieel beleid en beheer
Het financieel beleid van de Zuiderpoort en Praktijkschool Sneek wordt ondersteund door de centrale administratie van CVO en het bestuursbureau van Odyssee. Beide scholen hebben een eigen financieel beleid en maken gebruik van het schoolgebouw De Diken.
Scholingsbeleid
Elk schooljaar stelt de school een scholingsplan op. Middels het scholingsplan wordt gewerkt aan de kwaliteit van het onderwijs. De doelen van het plan komen voort uit het jaarplan.
23
Richtlijn voor het formuleren van de doelen in het jaarplan zijn onder andere de indicatoren van de inspectie uit het inspectiekader VO en de bekwaamheidseisen uit de wet BIO. De eisen waaraan een docent moet voldoen, staan in de Wet op de beroepen in het onderwijs (wet BIO). Dit worden bekwaamheidseisen genoemd. De school moet kunnen aantonen dat de leerkrachten daar aan voldoen. PR/Samenwerking Het praktijkonderwijs is niet goed bekend bij belanghebbenden. Het is van belang het praktijkonderwijs bekend te maken. Dit gebeurt op samenwerkingsverband niveau door deel te nemen aan de voorlicht op het primair onderwijs binnen onze regio. Daarnaast gebeurt dit binnen het samenwerkingsverband op het niveau van afstemming tussen de ondersteuningsprofielen van de diverse scholen. Tevens is het belangrijk goede contacten te onderhouden en uit te bouwen met de externe partners zoals bedrijven, gemeente, zorgverleners. De bewoners van de wijk waar de school is gevestigd zouden ook aan de school moeten worden gebonden. Hierdoor ontstaat perspectief op levensecht onderwijs door bijvoorbeeld een restaurant, fietsonderhoud of schoonmaak aan te bieden voor de wijkbewoners. Tenslotte is voorlichting en samenwerking met ouders van de leerlingen van groot belang ter versteviging van het onderwijsproces en inbedding van de school in de samenleving. De school is zich ervan bewust dat een veilig en vertrouwd schoolklimaat van essentieel Veiligheidsplan belang is. In een veilig schoolklimaat zijn er grenzen en regels, wordt adequaat opgetreden tegen grensoverschrijdend gedrag en worden leerlingen aangemoedigd om positief gedrag te laten zien. Om een sociaal veilig schoolklimaat gestalte te geven, zijn de volgende aandachtspunten belangrijk: -‐ Een schoolbrede aanpak De school zet meerdere met elkaar samenhangende interventies, programma’s en methoden in op individueel niveau, klassikaal niveau en op schoolniveau. -‐ Duidelijke normen en waarden De leerlingen, ouders en het personeel zijn zich bewust van de kernwaarden en de daaraan afgeleide normen en regels die in de school gelden. Zij leven die na en er volgen sancties als ze het niet doen. -‐ Pedagogisch vakmanschap Het personeel signaleert grensoverschrijdend gedrag en grijpt adequaat in. Ze dragen normen en waarden uit en laten voorbeeldgedrag zien. De schoolleiding coacht en stuurt het personeel om zich hierin (verder) te professionaliseren. -‐ Brede interventies passend bij visie en context De school geeft rekenschap over welke interventies, schoolprogramma’s en methoden ze gebruiken en wat de bewezen effectiviteit is. De school zal de komende jaren een veiligheidsplan opstellen en hier gericht aan blijven werken.
24
4. Langetermijnontwikkelingen 4.1 Toekomstdroom van De Diken De praktijkschool De Diken is volop in bedrijf! De leerlingen zijn verantwoordelijk voor de taken en functies in onder andere het restaurant, de winkel, het schoonmaakbedrijf en de groenvoorziening. Het leren vindt geheel in een authentieke arbeidscontext plaats. Het restaurant is tweemaal in de maand voor bekenden en omwonenden open. Elke maand wordt hierover in de krant geadverteerd. De winkel verkoopt zelfgemaakte producten (zie website) en is elke week op donderdag en vrijdag geopend. Het schoonmaakbedrijf en het groenbedrijf voeren werkzaamheden uit in de omgeving van Sneek. De leerlingen zijn in actie en worden geassisteerd door hun coach of stagedocent. U kunt rekenen op echte vakmensen die kwaliteit leveren.
https://www.youtube.com/watch?v=1-‐C8FUBuHeo
25
4.2 Indicatoren Waarderingskader VO Praktijkonderwijs De indicatoren van het waarderingskader VO staan centraal in de vormgeving van het onderwijs op de Diken. Voor de komende vier jaren (2015-‐2019) zal vanuit de indicatoren doelen geformuleerd worden. Die doelen worden in het jaarplan opgenomen. De volgende indicatoren zijn voor leidend: Domein Leeropbrengsten
Indicatoren
Opbrengsten 1. De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden. 2. De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau. 1.1 De leerlingen behalen het opleidingsniveau dat mag worden verwacht. 1.5 De leerlingen in het praktijkonderwijs ontwikkelen zich volgens een individuele leerroute. 1.7 De leerlingen van het praktijkonderwijs functioneren naar verwachting in de vervolgopleiding of het werkveld. 2.1 De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.
Domein Aanbod
Indicatoren
Onderwijsproces Kwaliteitsaspect 3: De aangeboden leerstofinhouden bereiden de leerlingen voor op vervolgonderwijs en samenleving. 3.1 De aangeboden zijn dekkend voor de eisen die gesteld worden aan het praktijkonderwijs. 3.3 Het aanbod vertoont een samenhangende opbouw. 3.4 De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus taal dat past bij alle leerlingen. 3.5 De school heeft een aanbod voor de referentieniveaus rekenen dat past bij alle leerlingen. 3.8 De school heeft een aanbod dat past bij haar eigen doelen. 3.9 Het aanbod is afgestemd op het vervolgonderwijs of de beroepspraktijk.
Domein Onderwijstijd Indicatoren
Onderwijsproces Kwaliteitsaspect 4: De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken. 4.1 De school programmeert voor iedere leerling voldoende onderwijstijd. 4.2 De school realiseert minimaal de wettelijk verplichte onderwijstijd. 4.3 De school maakt efficiënt gebruik van de onderwijstijd. 4.4 De school heeft een effectief beleid om schoolverzuim tegen te voorkomen.
Domein Schoolklimaat Indicatoren
Onderwijsproces Kwaliteitsaspect 5: Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming. Kwaliteitsaspect 6: Het schoolklimaat is stimuleren en ambitieus. 5.1 De leraren bevorderen door hun handelen de verwerving van sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen. 5.2 De school en haar omgeving vormen een gezamenlijke pedagogische gemeenschap. 5.3 De school vormt een sociaal veilige gemeenschap. 5.4 De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan. 5.5 De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur. 6.3 De leraar past de onderwijskundige ambities/doelen, die op schoolniveau zijn geformuleerd, toe in zijn les.
26
Domein Didactisch handelen
Indicatoren
Onderwijsproces Kwaliteitsaspect 7: Het vakdidactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling. Kwaliteitsaspect 8: De leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen. 7.1 De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw. 7.2 De leraar geeft begrijpelijke uitleg. 7.3 De leerlingen zijn actief betrokken. 7.4 De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces. 8.1 De leraren gebruiken bij de vormgeving van hun onderwijs de analyse van de prestaties van de leerlingen. 8.2 De leraar stemt de instructie af op de verschillen tussen leerlingen. 8.3 De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.
Domein Ondersteuning en begeleiding
Indicatoren
Onderwijsproces Kwaliteitsaspect 9: De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben. Kwaliteitsaspect 10: De school begeleidt leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben effectief aan de hand van hun ontwikkelingsperspectief. 9.1 De school volgt systematisch de vorderingen van leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen. 9.2 De school bepaalt wat de onderwijs-‐ en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen. 9.4 De school voert de ondersteuning planmatig uit. 10.1 Het bevoegd gezag stelt bij plaatsing voor iedere leerling een ontwikkelingsperspectief vast. 10.2 De leerling ontvangt onderwijs zoals beschreven in het ontwikkelingsperspectief. 10.3 De school stelt vast of de leerlingen zich ontwikkelen conform het ontwikkelingsperspectief en maakt naar aanleiding hiervan beredeneerde keuzes.
Domein Kwaliteitszorg
Indicatoren
Onderwijsproces Kwaliteitsaspect 11: De school draagt bij aan een adequate overgang van (zorg) leerlingen van aanleverende en naar vervolgscholen en vervult haar rol in de zorgketen. Kwaliteitsaspect 12: De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten. Kwaliteitsaspect 13: De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces. 11.1 De school zorgt voor een adequate overgang van zorgleerlingen die van scholen komen. 11.2 De school zorgt voor een adequate overgang van zorgleerlingen naar andere scholen. 11.3 De school bereidt de leerlingen en de ouders/verzorgers voor op de vervolgopleiding/arbeidsmarkt. 11.4 De school vervult haar rol in de zorgketen. 12.1 De school evalueert systematisch de opbrengsten. 12.2 De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten. 13.1 De school evalueert systematisch het onderwijsproces. 13.2 De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces. 13.3 De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.
Domein Professionele ruimte/ leraarschap Indicatoren
Onderwijsproces Kwaliteitsaspect 14: De schoolleiding zorgt dat leraren kunnen presteren en zich ontwikkelen conform de visie van de school. Kwaliteitsaspect 15: De leraren benutten de professionele ruimte voor goed onderwijs. 14.1 De schoolleiding zorgt dat de visie van de school op onderwijs vertaald is in concrete professionele normen voor leraren.
27
14.2 De schoolleiding zorgt voor draagvlak bij leraren voor de schooleigen visie en de daarvan afgeleide ambities en verbeterdoelen. 14.3 De schoolleiding stuurt via haar personeelsbeleid op het realiseren van de onderwijskundige doelen van de school. 14.4 De schoolleiding stuurt leraren (teams) aan om het onderwijsproces zelf vorm te geven bij de ambities van de school. 14.5 De schoolleiding verantwoordt zich intern over de gerealiseerde onderwijskwaliteit. 15.1 Leraren evalueren de kwaliteit van het onderwijs die zij bieden. 15.2 Leraren vullen het onderwijs in passend bij de onderwijsvisie van de school/afdeling. 15.3 Leraren werken doelgericht aan hun bekwaamheden en de benodigde competenties voor het realiseren van de visie van de school. 15.4 Lerarenteams verantwoorden zich over de bereikte resultaten van hun professionaliserings-‐ en verbeteractiviteiten.
28
Beschrijving vakken, uren, methoden en toetsinstrumenten (per leerjaar) Leerjaar 1 Vak Coach uur Sociaal emotionele ontwikkeling Nederlandse taal
Aantal uren 5
Methode Leefstijl
Evaluatie/Toetsinstrument SEOL
5
Werken aan
Rekenen
4
Werken aan
Engels ICT Wereld verkenning LO Bevo Zedemo SOVA Economie praktijk Alg.techniek Groen praktijk Z&W praktijk Totaal
1 1 3 4 2 Per 1 2 3 2 2 35
Promotie en Deviant Type cursus Strux Leerlijn Thematisch werken Zedemo Rots en Water Cuma Werkportfolio Doen in Groen Werkportfolio
Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Methode toetsen Examen Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem
Vak Coach uur Sociaal emotionele ontwikkeling Nederlandse taal
Aantal uren 5
Methode Leefstijl
Evaluatie/Toetsinstrument SEOL
5
Werken aan
Rekenen
3
Werken aan
Engels ICT Wereld verkenning LO Bevo Economie praktijk Alg.techniek Groen praktijk Z&W praktijk Totaal
1 1 2 4 2 2 2 2 2 31
Promotie en Deviant A.V. presentatie Applestudio Strux Leerlijn Thematisch werken Cuma Werkportfolio Doen in Groen Werkportfolio
Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Methode toetsen Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem
Arbeidsstage
2
Praktijk
Registratiesysteem
Interne stage
2
Praktijk
Registratiesysteem
Leerjaar 2
Stage Leerjaar 2
29
Leerjaar 3 Vak Coach uur Sociaal emotionele ontwikkeling Nederlandse taal
Aantal uren 5
Methode Leefstijl
Evaluatie/Toetsinstrument SEOL
5
Werken aan
Rekenen
3
Werken aan
Engels Wereld verkenning LO Techniek theorie Techniek praktijk Groen theorie Groen praktijk Totaal
1 1 4 1 4 1 4 29
Promotie en Deviant Strux Leerlijn Technisch/ projectie tekenen Werkportfolio Werken in de groenvoorziening Doen in
Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Methode toetsen Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem
Oriënterende stage
4
Praktijk
Registratie systeem
Stage theorie
2
Veilig Op Stage
Methode toetsen
Vak Coach uur Sociaal emotionele ontwikkeling Nederlandse taal
Aantal uren 2
Methode Leefstijl
Evaluatie/Toetsinstrument SEOL
4
Werken aan
Rekenen
4
Werken aan
LO Techniek theorie Techniek praktijk Totaal
2 2 8 22
Leerlijn Technisch/ projectie tekenen Machinale houtbewerking
Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem
Sector stage
9
Praktijk
Registratie systeem
Stage theorie
2
VCA
Examen
Aantal uren 1
Methode Leefstijl
Stage Leerjaar 3
Leerjaar 4
Stage Leerjaar 4
Leerjaar 5 Vak Coach uur
Evaluatie/Toetsinstrument SEOL
30
Sociaal emotionele ontwikkeling Nederlandse taal
3
Werken aan
Rekenen
3
Werken aan
Techniek theorie Techniek praktijk
2 4
Totaal
19
Technisch/ projectie tekenen Machinale houtbewerking Bank timmeren Lassen NIL
18
Praktijk
Vak Coach uur Sociaal emotionele ontwikkeling Nederlandse taal
Aantal uren 1
Methode Leefstijl
Evaluatie/Toetsinstrument SEOL
1
Werken aan
Rekenen
1
Werken aan
Techniek theorie Techniek praktijk
2 4
Totaal
9
Technisch/ projectie tekenen Machinale houtbewerking Bank timmeren Lassen NIL
Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Methode toetsen Registratie systeem Registratie systeem Examen
Sector stage
36
Praktijk
Registratie systeem
Stage theorie
1
Heftruck certificaat
Examen
Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Toetsen werken aan Drempelonderzoek TOA Registratie systeem Registratie systeem Registratie systeem Examen
Stage Leerjaar 5 Sector stage
Registratie systeem
Leerjaar 6
Stage Leerjaar 6
31