Zorgplan Samenwerkende scholen voor praktijkonderwijs
De Diken
-2015-2016De Zuiderpoort CVO De Praktijkschool Odyssee
1
Inleiding De Diken heeft een algemeen schoolplan en een algemeen zorgplan. Het schoolplan kent een bijstellingscyclus van 4 jaar. Het zorgplan kan beschouwd worden als een bijlage bij het schoolplan en beschrijft specifiek de diverse aspecten van de zorgstructuur/de leerlingenzorg. Het zorgplan zou derhalve ook een looptijd van 4 jaar kunnen hebben, maar gezien de voortdurende ontwikkelingen juist op het terrein van de leerlingenzorg wordt het plan 1x per jaar geactualiseerd. Het zorgplan is dus een document in ontwikkeling. Nieuwe ontwikkelingen binnen het praktijkonderwijs en ervaringen met de hier beschreven procedures zullen ertoe leiden dat het document steeds geëvalueerd en aangepast zal worden. Tevens is de evaluatie en aanpassing nodig omdat de school De Diken het afgelopen schooljaar in een intensief verbetertraject zit. De beschrijving van de zorgstructuur/leerlingenzorg dient een aantal doelen. De beschrijving informeert leerlingen, ouders/verzorgers en externen hoe de begeleiding voor leerlingen op de school is georganiseerd. Daarnaast informeert de beschrijving leerkrachten, mentoren, ondersteunend personeel en het management over hoe de begeleiding voor leerlingen op school is georganiseerd en wat in het kader daarvan van hen wordt verwacht. Het zorgplan is als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk wordt het kader aangegeven waarbinnen dit zorgplan past. Vervolgens komt in hoofdstuk 2 het aannamebeleid aan bod waarin tevens de doelgroep beschreven wordt. In de hoofdstukken die volgen wordt achtereenvolgens de interne zorgstructuur (hoofdstuk 3), de 1-‐zorgroute met zorgagenda (hoofdstuk 4) , de kwaliteitszorg betreffende zorg en begeleiding (hoofdstuk 5) en de ontwikkelagenda 2015-‐2016 beschreven.
2
Inhoudsopgave
blz. 4
1.2 Missie & Visie en kernwaarden van het Praktijkonderwijs
blz. 4
1.3 Visie op zorg en onderwijs
blz. 6
1.4 Drie niveaus van zorg
blz. 7
1.5 PCL en ZAT
blz. 8
1. Kader 1.1 Algemene schoolgegevens
2. De zorg voor de leerling, toelating en verwijzing/doorstroom 2.1 Omschrijving doelgroep
blz. 10
2.2 Toelatingscriteria
blz. 23
2.3 Leerlingen met een cluster indicatie
blz. 24
2.4 Van aanmelding tot toelating
blz. 24
2.5 Verwijzing en doorstroom
blz. 26
2.6 Uitstroom en nazorg
blz. 27
blz. 28
3.2 Taken en Verantwoordelijkheden zorgfunctionarissen
blz. 30
3.3 Arrangementen
3. Interne zorgstructuur 3.1 Overlegorganen
•
Inhoudelijke overleggen
•
Communiceren over de leerlingen
blz. 34
blz. 37
4.2. Handelingsgericht werken met groepsplan
blz. 37
4.3. Het OPP en IOP
4. De 1-‐zorgroute en zorgagenda 4.1 De inhoud van de 1-‐zorgroute
blz. 39
4.4. De leerlingbespreking
blz. 39
4.5. De klassenconsultatie/observatie
blz. 39
4.6. Het leerlingvolgsysteem
blz. 40
4.7. Methode onafhankelijke toetsen
blz. 40
4.8. Zorgagenda 2015-‐2016
blz. 41
blz. 42
5. Kwaliteitszorg binnen Zorg en Begeleiding
3
1. Het Kader Om de zorg optimaal vorm te geven, is het van belang om vanuit een algemeen kader te werken. Het algemene kader van de school zal richtinggevend zijn voor de inrichting van de zorg.
1.1. Algemene schoolgegevens De Diken is een samenwerkende school voor praktijkonderwijs. In één gebouw zijn zowel de leerlingen van ‘de Zuiderpoort’ (CVO Zuidwest Fryslân) als de leerlingen van ‘Praktijkschool Sneek’ (Odyssee) gehuisvest. Dit houdt in dat er zowel openbaar als christelijk onderwijs geboden wordt aan leerlingen met een beschikking voor praktijkonderwijs. Veertig procent van de populatie heeft een openbare denominatie, 60 procent heeft een christelijke denominatie. Dat houdt in dat leerlingen die instromen bij een christelijke coach of een openbare coach geplaatst worden binnen onze coachgroepenstructuur.
1.2. Missie & Visie en kernwaarden De Diken Missie Na het doorlopen van het praktijkonderwijs op de Diken is de ambitie van de school dat leerlingen zelfstandig en volwaardig participeren in de maatschappij. Ze zijn in staat zelfstandig te werken, te wonen, hun vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn. Om dit te kunnen moeten leerlingen een aantal algemene competenties ontwikkelen en daarnaast een aantal specifieke gerelateerd aan de besteding/arbeid, het werk dat bij hen past. Het praktijkonderwijs gaat daarbij uit van de individuele mogelijkheden en talenten van leerlingen en kent de beperkingen. Het praktijkonderwijs op de Diken spreekt hoge verwachtingen uit naar leerlingen. Visie De school De Diken kent een diverse populatie leerlingen. Met diversiteit wordt bedoeld dat de leerlingen uiteenlopende ontwikkelingsniveaus hebben, uit verschillende milieus en achtergronden komen. Het praktijkonderwijs op De Diken realiseert haar missie door systematisch en doelgericht, aan de hand van de 1-‐ zorgroute, te werken aan individuele leertrajecten die enerzijds aansluiten bij de ontwikkelingsniveaus en mogelijkheden van de leerlingen, en anderzijds gericht zijn op de competenties die gevraagd worden om deel te nemen aan de maatschappij. Het onderwijs kent drie uitstroomperspectieven, te weten dagbesteding (A), arbeid (B) of doorstroom naar MBO (C). Op grond van de perspectieven is het onderwijs in leerroutes vormgegeven en worden er gerichte inhoudelijke keuzes gemaakt. De vraag die voortdurend gesteld wordt, is welke ondersteuningsbehoeften de leerlingen hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en uiteindelijk zelfstandig en volwaardig te participeren in de maatschappij. Het perspectief, het ontwikkelingsniveau, de daarbij protectieve en belemmerende factoren en de ondersteuningsbehoeften van elke leerling worden onder andere in het ontwikkelingsperspectief beschreven. Succeservaringen liggen in het behalen van certificaten en/of het samenstellen van een portfolio waarmee zichtbaar wordt wat de leerlingen kunnen, wie ze zijn en wat ze willen. Binnen de groepen is er een diversiteit aan ontwikkelingsniveaus. Het werken met een groepsplan zorgt ervoor dat de leerkracht het onderwijs kan ordenen en vormgeven. Het onderwijspersoneel deelt de groep per vakgebied in op drie niveaus. Bij sommige vakgebieden wordt ervoor gekozen om groepsdoorbroken te werken.
4
In de startfase biedt de school een breed aanbod van activiteiten aan, om de talenten van de leerling te ontdekken. In die fase wordt in een leerstofjaarklassensysteem en bij enkele vakken groepsdoorbroken gewerkt. Onderzocht wordt wat de leerling wil en kan bereiken en daar wordt samen met de leerling een programma opgesteld. Hoe verder hij komt, hoe meer hij een eigen programma volgt. Er worden keuzes gemaakt voor een sector, soorten stages en branche-‐ opleidingen (voor een certificaat). Het onderwijspersoneel van het praktijkonderwijs op De Diken zijn de professionals die dit mogelijk maken door met de leerling in gesprek te zijn om te bepalen wat de leerling nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen. Daarnaast zijn ze ook in gesprek met de omgeving; met werkgevers, met ouders en met maatschappelijke organisaties om zicht te krijgen op wat de leerling nodig heeft om in de maatschappij te kunnen (blijven) functioneren. Het onderwijspersoneel van het praktijkonderwijs op De Diken richt het leerproces zodanig in dat de leerling optimaal leert (het is uitdagend, stimulerend, betekenisvol, maximaal en effectief). Het geven van eigenaarschap en verantwoording aan leerlingen is daarbij gedurende het gehele leerproces een belangrijk streven. Daarvoor is het nodig om stapsgewijs en met een passend onderwijscurriculum aan haalbare doelen te werken en de doelen en het systeem systematisch te toetsen en te evalueren. De school werkt nauw samen met ouders/verzorgers van de leerlingen. Het contact met ouders wordt door de school als zeer waardevol ervaren. De deskundigheid van ouders én de kennis van de docenten dragen bij aan een plezierig en veilig schoolklimaat voor leerlingen. Waar nodig betrekt de school daar externe partijen bij. Dat kunnen werkgevers zijn, gemeenten, rolmodellen, maar ook deskundigen op het gebeid van didactiek en pedagogiek. Een school voor praktijkonderwijs is zo een netwerkschool. Staat open voor de wereld buiten de school, gebruikt die omgeving waar nodig en zorgt dat de leerlingen in die wereld goed terecht komen. Kernwaarden Uit de Missie & Visie zijn de volgende kernwaarden af te leiden die richting geven aan de strategie, het verdere beleid en activiteiten die worden ontwikkeld en ondernomen. Veiligheid: De school draagt zorg voor een veilig schoolklimaat waar de leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen en het onderwijspersoneel goed kan werken. In een veilig schoolklimaat zijn er grenzen en regels, wordt adequaat opgetreden tegen grensoverschrijdend gedrag en worden leerlingen en onderwijspersoneel aangemoedigd om positief gedrag te laten zien. Respect: De grondhouding van leerlingen en onderwijspersoneel is er een van respect. De school leert leerlingen respect te hebben voor elkaars mening of overtuiging. De school besteedt actief aandacht aan de overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen, zonder voorkeur voor één bepaalde opvatting. Ambitie: •
De school gaat samen met de leerlingen op zoek naar hun ambities. De omgeving wordt zo ingericht dat leerlingen uitgedaagd worden om die zoektocht aan te gaan en te voltooien.
•
De school spreekt hoge verwachtingen uit naar de leerlingen. Het streven is om het beste en het meest haalbare uit de leerlingen te halen, zodat de leerling zo zelfstandig en volwaardig mogelijk kan participeren in de maatschappij. De ambitie is dat de leerlingen in staat zijn zelfstandig te werken, te wonen, zijn vrije tijd zinvol te besteden en burger te zijn.
5
•
De school streeft erna om kwalitatief goed onderwijs en goede zorg te bieden.
•
De school zorgt ervoor dat het onderwijspersoneel geprikkeld en uitgedaagd blijft om ambitieus te zijn.
Zelfstandigheid: De vraag die voortdurend gesteld wordt, is welke ondersteuningsbehoeften en wat voor onderwijsaanbod de leerling nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en uiteindelijk zelfstandig en volwaardig te participeren in de maatschappij. Waardevol zijn: Leerlingen leren dat ze als individu op school en in de maatschappij van betekenis zijn. Ze ontdekken hun talenten en zetten ze in. Door gebruik te maken van de talenten leren ze om trots op zichzelf te zijn en zich verder te ontwikkelen. 1.3. Visie op zorg en onderwijs De visie op zorg en leren wordt puntsgewijs (vanuit de algemene visie) omschreven: •
De school werkt systematisch en doelgericht, aan de hand van de 1-‐zorgroute, te werken aan individuele leertrajecten die enerzijds aansluiten bij de ontwikkelingsniveaus en mogelijkheden van de leerlingen, en anderzijds gericht zijn op de competenties die gevraagd worden om deel te nemen aan de maatschappij.
•
De leerlingen op de school De Diken hebben uiteenlopende ontwikkelingsniveaus. Om de juiste zorg en onderwijs te bieden, zal met het ontwikkelingsperspectief (OPP) het uitstroomperspectief, het ontwikkelingsniveau, de daarbij protectieve en belemmerende factoren en de ondersteuningsbehoeften beschreven worden.
•
Het individuele ontwikkelingsplan (IOP) is een concrete vertaling van het OPP en zal onder andere de ouders en de leerling inzicht geven in het traject dat de leerling volgt. Het IOP wordt samen met de leerling geschreven, besproken en geëvalueerd. De leerling is eigenaar van dit plan. Het OPP wordt tenminste een maal en het IOP tweemaal in het schooljaar geëvalueerd. Succeservaringen liggen in het behalen van certificaten en/of het samenstellen van een portfolio waarmee zichtbaar wordt wat de leerlingen kunnen, wie ze zijn en wat ze willen.
•
Het onderwijs kent drie uitstroomperspectieven, te weten dagbesteding (A), arbeid (B) of doorstroom naar MBO (C). Op grond van de perspectieven is het onderwijs in leerroutes vormgegeven en worden er gerichte inhoudelijke keuzes gemaakt.
•
De vraag die voortdurend gesteld wordt, is welke ondersteuningsbehoeften de leerlingen hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen en uiteindelijk zelfstandig en volwaardig te participeren in de maatschappij.
•
Om binnen de zorg proactief/optimaal zorg te verlenen, bespreekt het zorgteam (eventueel samen met de coach/leerkracht) elke week de ontwikkeling van individuele leerlingen. Op die manier is er voortdurend afstemming, wordt er direct gehandeld en ingegrepen en vindt er directe ondersteuning op de werkvloer plaats.
•
Bij stagnatie, ontwikkelingsproblemen en/of (ernstige) zorgen wordt de leerling in het multi disciplinair overleg (MDO) besproken. Het MDO heeft als taak om er met het team voor te zorgen dat iedere leerling optimaal gebruik kan maken van de leerstof op school en zich daardoor maximaal kan ontwikkelen.
•
De coach is een belangrijke spil. Hij signaleert, grijpt in, handelt en communiceert.
•
De school werkt nauw samen met de ouder(s)/verzorger(s) van de leerlingen en externe instanties.
6
1.4. Drie niveaus van zorg De school kent drie niveaus van ‘aanvullende zorg’: •
Eerstelijns zorg/Basisondersteuning: de verantwoording ligt bij de coach (schoolniveau)
•
Tweedelijns zorg/Breedteondersteuning: er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid (ZAT: school en externe partners)
•
Derdelijns zorg/Diepteondersteuning: de zorg wordt extern aangeboden (hulpverlening)
Eerstelijns zorg/Basisondersteuning Docenten begeleiden het leerproces en zijn verantwoordelijk voor de reguliere begeleiding. Leerlingen worden uitgedaagd om verantwoording te nemen voor hun eigen leerproces en te communiceren over hun ontwikkeling. Zij worden aangemoedigd hun ontwikkeling mede te bepalen. Er is sprake van gedeelde sturing. Als de voortgang stagneert, neemt de leerling of de docent het initiatief tot een gesprek. Leidt dat niet tot het gewenste resultaat dan wordt de coach ingeschakeld, die samen met de leerling en eventueel de betrokken docent en/of het zorgteam een actieplan opstelt. Wanneer dit actieplan binnen de reguliere onderwijstijd kan worden uitgevoerd, blijft het bij eerstelijns zorg. Het zorgaanbod wordt vertaald in IOP’s (individuele ontwikkelingsplannen), die besproken worden door de coach met de leerling en de ouder(s)/verzorger(s). Met behulp van de IOP’s en het portfolio leert de leerling sturing geven aan zijn eigen competentieontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling. De coach bevordert in coachgesprekken deze zelfsturing. Tweedelijns zorg/Breedteondersteuning Tweedelijns zorg wordt ingeschakeld wanneer de problematiek complexer van aard is. De leerling wordt ingebracht in het multi disciplinair overleg (MDO) door de coach eventueel na overleg met de zorgfunctionarissen van de school. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3. Ook kunnen externen t.w. de schoolarts, externe instanties of de leerplichtambtenaar een leerling ter bespreking inbrengen. Nadat de problematiek in kaart is gebracht (ev. door aanvullend onderzoek) wordt een geïntegreerd aanbod van zorg gedaan. Derdelijns zorg/Diepteondersteuning Deze vorm van zorg vindt buiten de school plaats en wordt gegeven door onder andere externe hulpverleningsinstanties. De verantwoordelijkheid m.b.t. de voortgang ligt bij deze vorm van zorg bij de ouder(s)/verzorger(s) van de leerling. Er wordt nauw samen gewerkt met hulpverleningsinstellingen zoals woonvoorzieningen (Philadephia, Wiliam schrikker ), voogdijinstellingen (LDH, WS) gebiedsteams en zorgaanbieders.
7
1.5 Permanente commissie leerlingenzorg (PCL) en zorgadviesteam (ZAT) De werkgroep PCL komt minimaal 2 maal per maand bij elkaar, daarnaast is er eenmaal per maand een ZAT. Als PCL verzorgen ze samen met één van de orthopedagogen de toelating voor Maatwerk. Daarnaast wordt de PCL ingezet als filter naar het ZAT. De PCL speelt een belangrijke rol in het Samenwerkingsverband Fultura. Immers, zij heeft als taak het door het Samenwerkingsverband Fultura uitgestippelde beleid uit te voeren. De PCL komt elke twee weken bijeen. De werkwijze van de PCL is vastgelegd in een reglement. Voorts werkt de PCL volgens een privacy-‐reglement. In de PCL wordt gestreefd naar een zo efficiënt mogelijke werkwijze, waarbij er een directe lijn bestaat met de leerlingenzorg op elk van de drie Scholengemeenschappen. Derhalve zijn de Coördinatoren leerlingenzorg van de scholen tevens lid van de PCL. Zij vertegenwoordigen hun school in de PCL. De PCL heeft een uitgebreid takenpakket. In hoofdlijnen zijn dit de taken: 1. De sluis-‐/zeeffunctie. De PCL is, samen met de deelnemende scholen, verantwoordelijk voor de aanvragen voor Leerwegondersteunend onderwijs en Praktijkonderwijs. De PCL verzamelt gegevens, stelt een dossier samen en formuleert een pré-‐advies. De Regionale Verwijzingscommissie beslist uiteindelijk over het afgeven van een positieve dan wel een negatieve beschikking. De PCL geeft een bindend advies aan de toelatingscommissies van de verschillende scholen bij de aanmelding van leerlingen met een cluster-‐4 indicatie. Ook geeft de PCL de toelatingscommissie advies bij de tussentijdse verplaatsing van zorgleerlingen van de ene school naar de andere binnen het Samenwerkingsverband. De PCL bespreekt en toetst de aanmeldingen voor het RMC en de Rebound. De regio-‐coördinator heeft zitting in het RMC-‐consultatieteam regio Noard-‐Fryslân. 2. De consultatie-‐/adviesfunctie. Op verzoek van de school geeft de PCL aan hoe de begeleiding, ondersteuning en hulpverlening van leerlingen er uit zou kunnen zien, rekening houdend met de mogelijkheden van betrokkenen. Zo kunnen er adviezen gegeven worden over de juiste vorm van interne en externe hulp, over handelingsplanning of een andersoortig traject. Ook kan de PCL knelpunten in de zorgstructuur van een school of het Samenwerkingsverband Fultura signaleren en registreren. Vervolgens kunnen er aanbevelingen ter verbetering geformuleerd worden in de richting van het bevoegd gezag van de school of het Samenwerkingsverband. 3. De monitorfunctie. De PCL houdt zich ook bezig met de ontwikkeling van het Samenwerkingsverband als geheel. Hiermee wordt de kwaliteit en effectiviteit van zorg en onderwijs in beeld gebracht, geëvalueerd en bewaakt. 4. De toewijzingsfunctie. De PCL heeft een taak bij de advisering ten aanzien van die zorgleerlingen, waar de RVC geen beschikking voor afgeeft. De PCL beoordeelt de begeleidingstrajecten, die met behulp van de hiervoor beschikbaar gestelde gelden zijn uitgevoerd.
8
ZAT Het Consultatieteam Leerlingenzorg en het Zorgteam breed van de meeste scholen binnen het SWV zijn gekoppeld in het bovenschoolse ZAT Sneek (Zorg Advies Team). Het accent ligt op de signalering en preventie binnen de scholen. Schematisch is in kaart gebracht welke stappen de school moet zetten voordat zij een leerling via de PCL aanmelden bij het ZAT. De zorgcoördinator kan een leerling zijn hulpvraag inbrengen in de PCL. De PCL kan besluiten tot advisering de hulpvraag neer te leggen bij het ZAT. Hiervoor is een aanmeldingsformulier ontwikkeld, dat met de leerling meegaat: van intern zorgteam tot ZAT. ZAT is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van zowel Fultura als het RMC. In het ZAT hebben zitting: schoolarts, politie, schoolmaatschappelijk werk, gebiedsteam, leerplichtambtenaar, het Save team, jeugdzorg, VNN en alle leden van de PCL. De voorzitter van het ZAT is de regiocoördinator van Fultura.
9
2. De zorg voor de leerling, toelating en verwijzing Het opstellen van het aannamebeleid betekent allereerst dat de doelgroep duidelijk omschreven is. Welke ondersteuningsbehoeften hebben ze en sluit het aan bij het onderwijsaanbod en de inrichting van het onderwijs? Als de leerling binnen de doelgroep valt, kan over gegaan worden op aanmelding en plaatsing van de leerling. Dit zal volgens duidelijke procedures verlopen.
2.1 De doelgroep Het praktijkonderwijs richt zich op leerlingen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De belangrijkste kenmerken van de leerlingen zijn dat ze: •
vooral genieten van leren door dingen te doen
•
vaak handig zijn
•
moeite hebben met leren uit boeken en vaak een leerachterstand hebben bij vakken als lezen en rekenen
•
de school leuk vinden als er gewerkt wordt aan concrete taken in een authentieke context De inhoud van het ontwikkelingsperspectief van de leerling bepaalt of de leerling in de stroom A, B of C geplaatst wordt. De stromen worden als volgt omschreven:
1. Omschrijving leerling stroom A
De leerling in de A stroom heeft continue/nabije begeleiding nodig. H ij laat een wisselend profiel zien maar in de basis blijkt dat hij een sterke behoefte heeft aan veiligheid. De leerling stroomt na 6 leerjaren uit naar dagbesteding.
De cognitieve vermogens liggen aan de onderkant van de bandbreedte van het praktijkonderwijs (55-‐-‐ -‐ -‐ 65). D idactisch functioneren (DLE) is <20. En/of in het sociaal emotioneel functioneren en bij de algemeen dagelijkse vaardigheden l aat de leerling (ernstige) t ekortkomingen zien. C. Onderwijsondersteuningsbehoeften volgens de velden van Sardes
A. Type leerling
B. Toetsgegevens
Indicatiestelling vanuit onderwijsbehoefte (IVO) is een instrument waarmee op basis van de onderwijsbehoefte van de leerling de meest passende onderwijszorg kan worden toegekend. Elke leerling krijgt de instructie en ondersteuning die hij nodig heeft om een volgende stap te kunnen maken in zijn cognitieve en sociaal-‐-‐-‐ emotionele ontwikkeling (Miedema, 2010). De kern van IVO is de match tussen de onderwijsbehoefte van de leerling (de vraag) en de onderwijszorgvoorziening (het aanbod). De onderwijs ondersteuningsbehoeften van de leerlingen op De Diken wordt volgens de vijf velden van Sardes beschreven. Onder de vijf velden wordt het volgende verstaan:
1. Tijd en aandacht 2. Onderwijscurriculum en materialen 3. Benodigde expertise en functies 4. Fysieke omgeving 5. Betrokkenheid en samenwerking met anderen
10
1. H oeveelheid aandacht/handelen in de klas •
De leerling krijgt les in een groep van m aximaal 12 leerlingen.
•
De leerkracht, de praktijkdocent, de gymdocent en onderwijsassistent verzorgen het onderwijs in de onderbouw e n in d e b ovenbouw k omt e r e en s tagedocent b ij.
•
In de onderbouw (klas 1,2 en 3) wordt er aanbod gestuurd en in de bovenbouw (klas 4, 5 en 6) vraaggestuurd gewerkt.
•
Wanneer er sprake is van cluster 1, 2, 3 en 4 problematiek, wordt er expertise aangevraagd.
•
Op school wordt er volgens de 1-‐-‐-‐zorgroute gewerkt. Met de 1-‐-‐-‐zorgroute wordt op groeps-‐-‐-‐, school-‐-‐-‐ en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. De kern van de 1-‐-‐-‐zorgroute is de cyclus van handelingsgericht werken met groepsplannen. Hierin is proactief handelen het uitgangspunt.
2. A angepast lesmateriaal/curriculum •
Leerling volgt een individuele leerlijn. Indien nodig w ordt voor aangepast m ateriaal gezorgd.
•
Binnen de groepen is er een diversiteit aan ontwikkelingsniveaus. Het werken met een pedagogisch en didactisch groepsplan zorgt ervoor dat de leerkracht het onderwijs kan ordenen en vormgeven.
•
Voor elke leerling w ordt een ontwikkelingsperspectiefplan en een individueel ontwikkelingsplan opgesteld. D eze documenten w orden ten m inste een keer per jaar in de leerlingbespreking besproken en geëvalueerd.
•
Er is binnen het lesaanbod voldoende aandacht en ruimte voor het w elbevinden en de ontwikkeling van een w erkhouding (leren leren).
•
In het lesprogramma vindt er qua activiteiten afwisseling in spanning en ontspanning plaats.
•
Het ontwikkelen van (praktische) vaardigheden in een authentieke context staat centraal
11
3. Aanpassingen in de ruimtelijke omgeving Tabel 1 beschrijft de ondersteuningsbehoeften van de leerling in de A stroom op instructiegebied. De leerkracht richt gericht met deze adviezen de omgeving in en geeft de instructie vorm.
Tabel 1: De instructiebehoeften van leerlingen in de A-‐-‐-‐stroom van het praktijkonderwijs. Instructie en ondersteuningstabel Intensiteit ondersteuning
Algemeen en/of Vakspecifiek werkplek
Algemeen en/of Vakspecifiek instructie
Algemeen en/of Vakspecifiek Visuele ondersteuning
Algemeen en/of Vakspecifiek Zelfstandigheid/ taakverwerking
Algemeen en/of Vakspecifiek hulpvragen
A/B Nabije begeleiding
B/C Begeleiding op afroep
afgeschermd Individueel op rustige plek
Individueel in de klas
In tweetallen
Werkgroepen/tafelgroepen
korte mondel. instructie
Vereenvoudigen van de klassikale instructie en opdracht opstarten
Naast klassikale instructie korte individuele uitleg
Klassikale instructie
Concrete voorwerpen Foto’s
Picto’s
Korte directieve zinnen/ stappenplan
Geschreven tekst
Kan 1 dag overzien
Kan meer dagen overzien
Algemeen en/of Vakspecifiek Overicht taakomvang
Algemeen en/of Vakspecifiek leertijdverwerking
+ toelichting
A 1-1 begeleiding Continue beg.
Signaalwoorden
C Zelfstandig
Verkorte klassikale instructie
Geen overzicht Kan een deel overzien
Kan een taak overzien
Kan twee taken overzien
Kan 1 ochtend overzien
Niet zelfstandig Maakt korte opdracht af
Maakt 1 taak af
Kan twee taken achter elkaar afmaken
Kan een ochtend/dagtaak achter elkaar uitvoeren
Kan een (halve) weektaak uitvoeren
Vraagt geen hulp/roepen
Kan via afspraken aangeven dat er hulp nodig is
Kan via systeem hulp vragen
Kan systeem gebruiken en wachten / tussentijds iets doen
Kan systeem gebruiken en omgaan met hulprondes
Enkelvoudige opdracht uitvoeren
10 minuten zelfstandig werken met hulprondes
15 minuten zelfstandig werken met hulprondes
30 min. Zelfst. Werken met hulpr
45 min. Zelfst. Werken met hulpr
60 min. zelfst. Werken met hulpr
Kan opdracht uitvoeren na korte opstart Algemeen en/of Specifiek De leerlingen hebben een Time out nodig. De leerlingen hebben behoefte aan een pedagogische omgeving die voorspelbaarheid, structuur rust, overzicht en duidelijkheid biedt. Duidelijke gebruiken en gewoontes/omgangsvormen bieden houvast en geven veiligheid.
12
4. Expertise •
Leerkracht heeft een SEN opleiding gevolgd.
•
Leerkracht reflecteert op zijn handelen en is voortdurend op zoek naar verdieping van kennis en expertise om het juiste aanbod te realiseren/de hulpvraag te beantwoorden. De leerkracht kent de grenzen van zichzelf, de school en grijpt samen met deskundigen in op het moment dat de hulpvraag te groot wordt.
•
Indien de leerling een hulpvraag heeft, brengt de coach de leerling in het MDO (multi disciplinair overleg). De coach, intern begeleiders, orthopedagoog, schoolarts, maatschappelijk werker, zorgcoördinator en de ambulant begeleiders nemen deel aan het MDO en kijken vanuit hun expertise naar de hulpvraag van de leerling.
•
De intern begeleiders begeleiden leerlingen met ernstige lees-‐ en schrijfproblemen en/of begeleiden leerkrachten die een leerling met ernstige lees-‐ en schrijfproblemen in zijn klas heeft.
•
De intern begeleiders ondersteunen de leerkracht bij de pedagogische en didactische vormgeving van het onderwijs.
•
De fysiotherapeut geeft ondersteuning in het bewegend functioneren van de leerling.
•
De drama therapeut geeft begeleiding op sociaal emotioneel gebied.
•
De orthopedagoog is de gedragsdeskundige op de praktijkschool. Ze verricht onderzoek bij de leerling, geeft handelingsadviezen, verwijst leerlingen en ondersteunt de leerkracht bij de pedagogische en didactische vormgeving van het onderwijs.
5. Samenwerking met externe organisaties •
Met ouders en externe instanties wordt nauw samen gewerkt
•
In school wordt vanuit de basiszorg en het MDO bekeken welke extra training/middelen ingezet m oeten worden om optimale ontwikkeling te waarborgen. De expertise kan onder andere ingewonnen worden bij het expertise centrum Odyssee, het OPDC en Fultura Maatwerk .
•
Er wordt nauw samen gewerkt met ZML scholen in de omgeving, cluster 4 scholen, hulpverleningsinstellingen zoals woonvoorzieningen (Philadephia, Wiliam schrikker ), voogdijinstellingen (LDH, WS) gebiedsteams en zorgaanbieders.
13
D. Inrichting
Onderwijs
•
•
• • • • Zorg • e Basiszorg (1 lijn • coach) • e Breedtezorg (2 lijn • = interne expertise MDO etc) • e Dieptezorg (3 lijn = externe expertise (ODYSSEE/maatwer k/OPDC /passend onderwijs)
In de onderbouw, klas 1 t/m 3 homogene l e e f t i j d s groepen op (aanbod gestuurd). De coach verzorgt het grootste deel van het onderwijs. Naast de coach staat de gymdocent, stage docent en de praktijkondersteuner/leerkracht. Indien nodig zal de groep bij bepaalde vakken bij gestaan worden door een onderwijsassistent. In klas 4 t/m 6 wordt er vraag gestuurd gewerkt. Op grond van het ontwikkelingsperspectief en de gekozen (uitstroom) sector krijgt de leerling een onderwijsprogramma aangeboden. Het onderwijs w ordt vormgegeven door de coach, praktijkondersteuner, gymdocent en stage docent. In de groepen zitten max. 12 leerlingen Geen tussenuren Pauzes zijn kort en duidelijk. H et is duidelijk wat ze waar gaan doen en wie er op dat moment toezicht houdt. Voldoende (financiële) middelen Een goed functionerend MDO Orthopedagogische ondersteuning Inzet interne expertise Inzet expertise vanuit onder andere de externe instanties, het expertisecentrum en de ambulante begeleiding. Met de 1-‐-‐-‐zorgroute wordt op groeps-‐-‐-‐, school-‐-‐-‐ en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen.
14
2. Omschrijving leerling stroom B
A. Type leerling
B. Toetsgegevens
De leerling in de B stroom is een leerling die zowel begeleiding op afroep als nabije begeleiding nodig heeft. De leerling leert de theorie door het in de praktijk te ervaren en uit te voeren. De leerlingen stroomt na 6 leerjaren uit naar werk. leerling heeft een IQ tussen de 55-‐-‐ -‐ -‐ 75 De Op didactisch vlak is de achterstand 3 jaar of meer op twee domeinen. Op sociaal emotioneel gebied functioneert de leerling redelijk evenwichtig. De leerling heeft een positief zelfbeeld en er is sprake van een adequate redzaamheid.
C. Onderwijsondersteuningsbehoeften volgens de velden van Sardes 1. Hoeveelheid aandacht/handelen in de klas •
De leerling krijgt les in een groep van maximaal 16 leerlingen.
•
In de onderbouw, klas 1 t/m 3 wordt gewerkt in heterogene (B/C) groepen (aanbod gestuurd). De coach verzorgt het grootste deel van het onderwijs. Naast de coach staat de gymdocent, stage docent en praktijkleerkrachten.
•
In de bovenbouw (klas 4 t/m 6) wordt er vraag gestuurd gewerkt. Op grond van het ontwikkelingsperspectief en de gekozen (uitstroom) sector krijgt de leerling een onderwijsprogramma aangeboden. H et onderwijs w ordt vormgegeven door de coach, praktijkondersteuner/docent, gymdocent en stage docent.
•
Indien nodig kan er expertise van cluster 1, 2, 3 en 4 aangevraagd w orden.
•
Op school wordt er volgens de 1-‐-‐-‐zorgroute gewerkt. Met de 1-‐-‐-‐zorgroute wordt op groeps-‐-‐-‐, school-‐-‐-‐ en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. De kern van de 1-‐-‐-‐zorgroute is de cyclus van handelingsgericht werken met groepsplannen. Hierin is proactief handelen het uitgangspunt.
2. Aangepast lesmateriaal/curriculum •
De leerling volgt een individuele leerlijn. Indien nodig wordt voor aangepast materiaal gezorgd.
•
Binnen de groepen is er een diversiteit aan ontwikkelingsniveaus. Het werken met een pedagogisch en didactisch groepsplan zorgt ervoor dat de leerkracht het onderwijs kan ordenen en vormgeven.
•
Voor elke leerling wordt een ontwikkelingsperspectiefplan en een individueel ontwikkelingsplan opgesteld. Deze documenten worden ten m inste een keer per jaar in de leerlingbespreking besproken en geëvalueerd.
•
Er is binnen het lesaanbod voldoende aandacht en ruimte voor het welbevinden en de ontwikkeling van een werkhouding.
•
De theorie en praktijk worden afgewisseld. D e leerling leert in een concrete authentieke arbeidscontext.
15
3. Aanpassingen in de ruimtelijke omgeving
Tabel 2 beschrijft de ondersteuningsbehoeften van de B stroom leerling op instructie gebied. De leerkracht richt gericht met deze adviezen de omgeving in en geeft de instructie vorm. Tabel 2: De instructiebehoeften van leerlingen in de B-‐-‐-‐stroom van het praktijkonderwijs.
Instructie en ondersteuningstabel
Intensiteit ondersteuning Algemeen en/of Vakspecifiek Werkplek
Algemeen en/of Vakspecifiek Instructie
Algemeen en/of Vakspecifiek
B/C Begeleiding op afroep
afgeschermd Individueel op rustige plek
in Individueel de klas
In tweetallen
korte mondel. instructie
Vereenvoudigen van de Klassikale instructie en Opdracht Opstarten
Naast klassikale korte instructie individuele uitleg
Concrete voorwerpen Foto’s
Geen overzicht Kan een deel overzien
Algemeen en/of Vakspecifiek Zelfstandigheid/ taakverwerking
Algemeen en/of Vakspecifiek hulpvragen
Algemeen en/of Vakspecifiek leertijdverwerking
Picto’s Signaalwoorden
Niet zelfstandig Maakt korte opdracht af
Vraagt geen hulp/roepen
Kan een taak overzien
Enkelvoudige opdracht uitvoeren
10 minuten zelfstandig werken met hulprondes
Verkorte klassikale instructie
Korte directieve zinnen/ stappenplan
Geschreven tekst
Kan twee taken overzien
Kan 1 ochtend overzien
Kan 1 dag overzien
Kan meer dagen overzien
Kan een ochtend/dagtaak achter elkaar uitvoeren
afmaken
Klassikale instructie
twee taken Maakt 1 taak af Kan achter elkaar
via Kan Afspraken aangeven dat er hulp nodig is
C zelfstandig
Werkgroepen/tafelgroepen
Algemeen en/of Vakspecifiek Overicht taakomvang
A/B Nabije Begeleiding
Visuele ondersteuning
+ toelichting
A 1-1 begeleiding Continue beg.
via Kan systeem vragen hulp
Kan systeem gebruiken en wachten / tussentijds iets doen
Kan een (halve) weektaak uitvoeren
Kan systeem gebruiken en omgaan met hulprondes
15 minuten zelfstandig werken met hulprondes
30 min. Zelfst. Werken met hulpr
45 min. Zelfst. Werken met hulpr
60 min. zelfst. Werken met hulpr
Kan opdracht uitvoeren na korte opstart Algemeen en/of Specifiek De leerlingen hebben een Time out nodig. De leerlingen hebben behoefte aan een pedagogische omgeving die voorspelbaarheid, structuur rust, overzicht en duidelijkheid biedt. Duidelijke gebruiken en gewoontes/omgangsvormen (deze bewoordingen komen wat positiever over) biedt houvast en geeft veiligheid.
16
4. Expertise • Indien de leerling een hulpvraag heeft, brengt de coach de leerling in het MDO (multi disciplinair overleg). De coach, intern begeleiders, orthopedagoog, schoolarts, maatschappelijk werker, zorgcoördinator en ambulant begeleiders nemen deel aan het MDO en kijken vanuit hun expertise naar de hulpvraag van de leerling. •
De intern begeleiders begeleiden leerlingen met ernstige lees-‐ en schrijfproblemen en/of begeleiden leerkrachten die een leerling met ernstige lees-‐ en schrijfproblemen in zijn klas heeft.
•
De intern begeleiders ondersteunt de leerkracht bij de pedagogische en didactische vormgeving van het onderwijs.
•
De fysiotherapeut geeft ondersteuning in het bewegend functioneren van de leerling.
•
De drama therapeut geeft begeleiding op sociaal emotionele begeleid.
•
De orthopedagoog, tevens gedragsdeskundige, verricht onderzoek bij de leerling, geeft handelingsadviezen, verwijst leerlingen en ondersteunt de leerkracht bij de pedagogische en didactische vormgeving van het onderwijs.
5. Samenwerking met externe organisaties •
Met ouders en externe instanties wordt nauw samen gewerkt
•
In school wordt vanuit de basiszorg en het MDO bekeken welke extra training/middelen ingezet m oeten worden om optimale ontwikkeling te waarborgen. De expertise kan onder andere ingewonnen worden bij het expertise centrum Odyssee en het OPDC Fultura Maatwerk .
•
Indien nodig wordt er nauw samengewerkt met externe instellingen en partijen.
D. Inrichting Onderwijs
In de onderbouw, klas 1 t/m 3 wordt gewerkt in heterogene (B/C) groepen (aanbod gestuurd). De coach verzorgt het grootste deel van het onderwijs. Naast de coach staat de gymdocent, stage docent en praktijkleerkrachten. • In de bovenbouw (klas 4 t/m 6) wordt er vraag gestuurd gewerkt. Op grond van het ontwikkelingsperspectief en de gekozen (uitstroom) sector krijgt de leerling een onderwijsprogramma aangeboden. H et onderwijs w ordt vormgegeven door de coach, praktijkondersteuner/docent, gymdocent en stage docent. • In de groepen zitten max. 16 leerlingen • Pauzes zijn kort en duidelijk. H et is duidelijk wat ze waar gaan doen en wie er op dat moment toezicht houdt. • tussenuren. Zorg • Geen Een goed functionerend MDO e Basiszorg (1 lijn • Orthopedagogische ondersteuning coach) • Inzet interne expertise e Breedtezorg (2 lijn • Inzet expertise vanuit onder andere de externe instanties, het expertisecentrum en = interne expertise de ambulante begeleiding. MDO etc) • Met de 1-‐ -‐-‐zorgroute wordt op groeps-‐-‐-‐, school-‐-‐-‐ en bovenschools niveau het e Dieptezorg (3 lijn = onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. externe expertise (ODYSSEE/maatwer k/OPDC /passend onderwijs)
•
17
3. Omschrijving leerling Stroom C (uitstroom MBO) A. Type leerling
B. Toetsgegevens
De leerling in de C stroom kan zelfstandig leren (studeren), werken en functioneren. Hieronder wordt onder andere verstaan zelfstandig plannen, een taak opstarten en theoretische en praktische leerstof inprenten en reproduceren. De leerling kan zelf aangeven w anneer hij hulp nodig heeft. Hij heeft inzicht in zijn schooltraject en weet gedurende het schooltraject welke eisen er aan zijn leer-‐ en werkgedrag en functioneren worden gesteld. D e l e e r l i n g i s g e m o t i v e e r d . De leerling stroomt na vier of vijf schooljaren uit naar het MBO. De leerling functioneert aan de bovenkant van de bandbreedte van het praktijkonderwijs. Een IQ van 75/80-‐-‐-‐90. Tussen 1,5 -‐-‐-‐ 3 jaar achterstand op twee domeinen. Op sociaal emotioneel vlak ac c e p t e er t en d o o r z i e t h i j w a t o nt w i k k e l-‐ punt e n z i j n . De leerling bezit een adequate zelfredzaamheid.
C. Onderwijsondersteuningsbehoeften volgens de velden van Sardes 1. Hoeveelheid aandacht/handelen in de klas •
De leerling krijgt les in een groep van maximaal 16 leerlingen.
•
In de onderbouw, klas 1 t/m 3 wordt gewerkt in heterogene (B/C) groepen (aanbod gestuurd). De coach verzorgt het grootste deel van het onderwijs. Naast de coach staat de gymdocent, stage docent en praktijkondersteuner/leerkrachten.
•
In de bovenbouw (klas 4) wordt er vraag gestuurd gewerkt. Op grond van de het ontwikkelingsperspectief (uitstroom MBO) krijgt de leerling een onderwijsprogramma aangeboden. Het onderwijs w ordt vormgegeven door de coach, praktijkondersteuner/docent, gymdocent en stage docent.
•
Het programma is ambitieus en gericht op uitstroom naar het MBO.
•
Indien nodig kan er expertise van cluster 1, 2, 3 en 4 aangevraagd w orden.
•
Op school wordt er volgens de 1-‐-‐-‐zorgroute gewerkt. Met de 1-‐-‐-‐zorgroute wordt op groeps-‐-‐-‐, school-‐-‐-‐ en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. De kern van de 1-‐-‐-‐zorgroute is de cyclus van handelingsgericht werken met groepsplannen. Hierin is proactief handelen het uitgangspunt.
2. Aangepast lesmateriaal/curriculum •
De leerling volgt een individuele leerlijn (gericht op uitstroom MBO). Indien nodig wordt voor aangepast materiaal vanuit cluster 1 en 2 gezorgd.
•
Binnen de groepen is er een diversiteit aan ontwikkelingsniveaus. Het werken met een pedagogisch en didactisch groepsplan zorgt ervoor dat de leerkracht het onderwijs kan ordenen en vormgeven.
•
Voor elke leerling wordt een ontwikkelingsperspectiefplan en een individueel ontwikkelingsplan opgesteld. Deze documenten worden ten m inste een keer per jaar in de leerlingbespreking besproken en geëvalueerd.
18
•
Er is binnen het lesaanbod voldoende aandacht en ruimte voor de sociaal emotionele ontwikkeling en het zelfstandig w erken en functioneren.
•
De leerling wordt op alle leergebieden voorbereid op uitstroom naar het MBO.
•
De leerling krijgt een programma van vier/vijf schooljaren.
19
3. Aanpassingen in de ruimtelijke omgeving Tabel 3 beschrijft de ondersteuningsbehoeften van de leerling in stroom C op instructiegebied. De leerkracht richt gericht met deze adviezen de omgeving in en geeft de instructie vorm.
Tabel 3: De instructiebehoeften van leerlingen in de C-‐-‐-‐stroom van het praktijkonderwijs. Instructie en ondersteuningstabel Intensiteit ondersteuning
Algemeen en/of Vakspecifiek Werkplek
Algemeen en/of Vakspecifiek Instructie
Algemeen en/of Vakspecifiek Visuele ondersteuning
Algemeen en/of Vakspecifiek Zelfstandigheid/ taakverwerking
Algemeen en/of Vakspecifiek hulpvragen
A/B Nabije begeleiding
B/C Begeleiding op afroep
afgeschermd Individueel op rustige plek
Individueel in de klas
In tweetallen
Werkgroepen/tafelgroepen
korte mondel. instructie
Vereenvoudigen van de klassikale instructie en opdracht opstarten
Naast klassikale instructie korte individuele uitleg
Klassikale instructie
Concrete voorwerpen Foto’s
Picto’s
Korte directieve zinnen/ stappenplan
Geschreven tekst
Kan 1 ochtend overzien
Kan 1 dag overzien
Kan meer dagen overzien
Algemeen en/of Vakspecifiek Overicht taakomvang
Algemeen en/of Vakspecifiek leertijdverwerking
+ toelichting
A 1-1 begeleiding Continue beg.
Signaalwoorden
C zelfstandig
Verkorte klassikale instructie
Geen overzicht Kan een deel overzien
Kan een taak overzien
Kan twee taken overzien
Niet zelfstandig Maakt korte opdracht af
Maakt 1 taak af
Kan twee taken achter elkaar afmaken
Kan een ochtend/dagtaak achter elkaar uitvoeren
Kan een (halve) weektaak uitvoeren
Vraagt geen hulp/roepen
Kan via afspraken aangeven dat er hulp nodig is
Kan via systeem hulp vragen
Kan systeem gebruiken en wachten / tussentijds iets doen
Kan systeem gebruiken en omgaan met hulprondes
Enkelvoudige opdracht uitvoeren
10 minuten zelfstandig werken met hulprondes
15 minuten zelfstandig werken met hulprondes
30 min. Zelfst. Werken met hulpr
45 min. Zelfst. Werken met hulpr
60 min. zelfst. Werken met hulpr
Kan opdracht uitvoeren na korte opstart
20
4. Expertise •
De coach en leerkrachten kennen de ingangseisen van het MBO.
•
Indien de leerling een hulpvraag heeft, kan de coach de leerling in het MDO (multi disciplinair overleg) inbrengen. De coach, intern begeleiders, orthopedagoog, schoolarts, maatschappelijk werker, zorgcoördinator en ambulant begeleiders nemen deel aan het MDO en kijken vanuit hun expertise naar de hulpvraag van de leerling. De intern begeleiders/orthopedagoog begeleiden leerlingen met dyslexie en/of begeleiden
•
leerkrachten die een dyslectische leerling in zijn klas heeft. De intern begeleiders ondersteunt de leerkracht bij de pedagogische en didactische vormgeving van
•
het onderwijs. •
De fysiotherapeut geeft ondersteuning in het bewegend functioneren van de leerling.
•
De drama therapeut geeft begeleiding op sociaal emotioneel gebied.
•
De orthopedagoog verricht onderzoek bij de leerling, geeft handelingsadviezen, verwijst leerlingen en ondersteunt de leerkracht bij de pedagogische en didactische vormgeving van het onderwijs. Bij aanname screent de orthopedagoog de leerling op dyslexie.
5. Samenwerking met externe organisaties •
Met ouders en externe instanties wordt nauw samen gewerkt
•
In school wordt vanuit de basiszorg en het MDO bekeken welke extra training/middelen ingezet moeten worden om optimale ontwikkeling te waarborgen. De expertise kan onder andere ingewonnen bij het reguliere VMBO en OPDC/Fultura maatwerk.
•
Er wordt nauw samengewerkt met het MBO, externe instellingen en partijen.
D. Inrichting
Onderwijs
•
•
• • • •
In de onderbouw, klas 1 t/m 3 wordt gewerkt in heterogene (B/C) groepen (aanbod gestuurd). De coach verzorgt het grootste deel van het onderwijs. Naast de coach staat de gymdocent, stage docent en praktijkondersteuner/leerkrachten. In de bovenbouw (klas 4) wordt er vraag gestuurd gewerkt. Op grond van de het ontwikkelingsperspectief (uitstroom MBO) krijgt de leerling een onderwijsprogramma aangeboden. Het onderwijs w ordt vormgegeven door de coach, praktijkondersteuner/docent, gymdocent en stage docent. In de groepen zitten max. 16 leerlingen Pauzes zijn kort en duidelijk. H et is duidelijk wat ze gaan waar doen en wie er op dat moment toezicht houdt. Leerlingen vullen de tussenuren onder begeleiding van een onderwijsassistent in. Het onderwijs richt zich op doorstroom naar het MBO.
21
Zorg • e Basiszorg (1 lijn • coach) • e Breedtezorg (2 lijn • = interne expertise MDO etc) • e Dieptezorg (3 lijn = externe expertise (ODYSSEE/maatwer k/OPDC /passend onderwijs)
Een goed functionerend MDO Orthopedagogische ondersteuning Inzet Interne expertise. Inzet expertise vanuit onder andere de externe instanties, het expertisecentrum, de ambulante begeleiding en het VMBO. Met de 1-‐-‐-‐zorgroute wordt op groeps-‐-‐-‐, school-‐-‐-‐ en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen.
22
2.2 Toelatingscriteria In Artikel 10.g Toelating praktijkonderwijs; regionale verwijzingscommissie staat bij lid 2 de volgende tekst:“Het bevoegd gezag van de school voor praktijkonderwijs beslist, in overeenstemming met de andere bevoegde gezagsorganen in het in artikel 10h bedoelde samenwerkingsverband en na overleg met de ouders van de in het eerste lid bedoelde leerling, over de toelating van de leerling tot het praktijkonderwijs. Het bevoegd gezag kan een leerling toelaten tot het praktijkonderwijs mits voor 1 oktober van het desbetreffende schooljaar een aanvraag bij een door Onze minister erkende regionale verwijzingscommissie is ingediend om vast te stellen of de leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs. De aanvraag gaat vergezeld van een op de desbetreffende leerling betrekking hebbend onderwijskundig rapport en de op schrift gestelde zienswijze van de ouders. Indien de regionale verwijzingscommissie heeft bepaald dat de leerling toelaatbaar is tot het praktijkonderwijs, kan de desbetreffende leerling de toelating tot een school voor praktijkonderwijs binnen het samenwerkingsverband niet worden geweigerd.” De 16 Regionale Verwijzingscommissies beslissen op basis van landelijk vastgestelde criteria over de aanvraag van een school voor leerlingen die extra zorg nodig hebben en in aanmerking komen voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) of plaatsing in het praktijkonderwijs (pro). Bij de indicatiestelling door deze RVC's staan de volgende drie leerlingkenmerken centraal: •
het IQ van de leerling
•
de leerachterstand van de leerling
•
eventuele sociaal-‐emotionele problematiek van de leerling
De drie criteria moeten in samenhang bekeken worden. Bijvoorbeeld: Een leerling met een IQ van 55-‐80 én een relatieve leerachterstand van minimaal 3 jaar (DLE=<30) op 2 van de 4 domeinen: inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen, waarbij de nadruk ligt op inzichtelijk reken en begrijpend lezen kan in aanmerking komen voor praktijkonderwijs. Maar ook een leerling met een IQ van 80-‐100 die eenzelfde leerachterstand heeft, maar dan als gevolg van sociaal-‐emotionele problematiek, kan voor praktijkonderwijs in aanmerking komen. Hiervoor is wel een psychologisch rapport a.d.h.v. onderzoeken door een deskundige vereist. Zie voor een schematische weergave afbeelding 2. Indicatie
IQ
Relatieve leerachterstand
Sociaal-‐emotionele problematiek
Pro
55-‐80 0,5 of meer (vgl DLE*=<30 eind groep 8) Niet vereist
Pro of lwoo 75-‐80 0,25 of meer (vgl DLE=<45 eind groep 8) Niet vereist Lwoo
75-‐90 0,25-‐0,5 (vgl DLE=45-‐30 eind groep 8)
Niet vereist
Lwoo
91-‐120 0,25-‐0,5 (vgl DLE=45-‐30 eind groep 8)
Vereist
Afbeelding 2 * DLE = Het didactische leeftijdsequivalent (DLE) is een maat voor de vordering in de leerstof. Het DLE drukt uit op welk niveau een leerling staat met het beheersen van de leerstof. 1 DLE is wat de gemiddelde leerling na 1 maand onderwijs op de basisschool onder de knie heeft.
23
Een schooljaar omvat circa 10 maanden onderwijs, zodat een DLE van 10 overeenkomt met wat de gemiddelde leerling op het einde van het eerste leerjaar of groep 3 heeft bereikt.
2.3. Leerlingen met een cluster indicatie Het Speciaal Onderwijs in Nederland is sinds 1 augustus 2003 ingedeeld in vier groepen, de zogenaamde clusters. Elk cluster verwijst naar een bepaalde beperking van de groep leerlingen die daar op school zitten. Voor elk cluster gelden andere eisen om te worden toegelaten, de zogenaamde indicatiecriteria. De vier clusters zijn: Cluster 1: scholen voor kinderen met een visuele beperking Cluster 2: scholen voor kinderen met gehoor-‐, taal-‐, en/of spraakproblemen en ernstige communicatieve beperkingen Cluster 3: scholen voor kinderen met een lichamelijke, een verstandelijke beperking of een meervoudige beperking en langdurige zieke kinderen Cluster 4: scholen voor kinderen met ernstige psychiatrische en/of gedragsstoornissen Het Speciaal Basis Onderwijs (SBO) wordt niet gerekend tot het speciaal onderwijs, deze vorm van onderwijs valt onder het regulier onderwijs. Ook het praktijkonderwijs valt niet onder de categorie speciaal onderwijs. Op de school De Diken hebben een groot aantal leerlingen een clusterindicatie. Dit komt door de (op handen zijnde) invoering van Passend onderwijs. Daarnaast zijn er leerlingen die geen cluster indicatie hebben, maar wel de kenmerken. De school is ervan bewust dat ze zoveel mogelijk maatwerk moet bieden en dit in het individueel ontwikkelingsplan (IOP) verantwoordt.
2.4. Van aanmelding tot toelating Om toegelaten te worden op de De Diken heeft de leerling een toelaatbaarheidsverklaring nodig van een regionale verwijzingscommissie (RVC). Het indienen van een verzoek tot toelating is primair de verantwoordelijkheid van de aanvragende school in samenwerking met de ouders. Dit betekent dat de aanvragende school in samenwerking met ouders een ingevuld aanmeldingsformulier met de daarbij behorende gegevens moeten aanleveren bij de RVC. Scholen die onvoldoende bekend zijn met het onderwijsaanbod van het praktijkonderwijs De Diken en niet goed weten of hun leerling binnen het praktijkschool past, kunnen een observatie en nagesprek aanvragen. De orthopedagoog zal dit in samenwerking met de zorg coördinator organiseren. Als ouders voor de Diken kiezen en de toelaatbaarheidsverklaring is afgegeven, wordt het dossier van de leerling bestudeerd en indien nodig komt de leerling een aantal dagen ter observatie in een groep. De keuze van de groep is al naar gelang de leeftijd, de sociaal emotionele ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling en de kenmerken van de desbetreffende groep. De observatie kan tevens op de school van herkomst uitgevoerd worden. De leerkrachten rapporteren hun bevindingen en brengen verslag uit aan de zorgcoördinator. De orthopedagoog verricht observatie in de klas en doet dossieronderzoek. Deze gegevens worden verwerkt in een startdocument (zie bijlage voorlopig OPP). Het MDO beoordeelt of de desbetreffende leerling op de Diken geplaatst kan worden en dus binnen het ondersteuningsprofiel van de Diken past.
24
De beoordeling wordt middels het voorlopig ontwikkelingsperspectief door de orthopedagoog op schrift gesteld en ondertekend door de voorzitter van het MDO (MT lid) en de orthopedagoog. Binnen zes weken vanaf het moment van plaatsing wordt een definitief ontwikkelingsperspectief opgesteld. Dit document wordt met ouders besproken en overeenkomen. Wanneer blijkt dat de Diken geen passend onderwijsaanbod aan een leerling kan bieden, komt de vraag aan de orde of een andere school binnen het samenwerkingsverband een passend aanbod heeft. In het schooljaar is er een aannamemoment, te weten juni/juli. Uitzonderingen op deze regel zijn leerlingen die verhuisd zijn en noodgevallen. Deze uitzonderingen zijn ter beoordeling van het MDO. Voor zij-‐instromers geldt dezelfde procedure.
2.4. De procedure plaatsing van leerlingen 1. Aanmelding •
Ouders/Verzorgers en de leerling bezoeken De Diken.
•
De zorgcoördinator heeft een gesprek met de ouders/verzorgers en de leerling. De gegevens uit het gesprek worden met het document aanmelding leerling achterhaald en genoteerd (zie document aanmelding ). Ouders/verzorgers vullen de SRZ en leerlingen de schoolvragenlijst in. De gegevens worden verwerkt in magister en het OPP.
•
2. Regionaal verwijzings commissie (RVC) •
Leerling krijgt dossier: waarin zich o.a. een psychologisch onderzoek, een onderwijskundig rapport, een didactisch onderzoek, een sociaal emotioneel onderzoek etc. bevindt.
•
Leerling krijgt toelaatbaarheidsverklaring.
3. Plaatsing leerling De zorgcoördinator zet volgende zaken in de gang: •
De orthopedagoog krijgt melding van een nieuwe leerling.
•
Het dossier wordt door de orthopedagoog en de zorg coördinator bestudeerd en indien nodig wordt de leerling geobserveerd.
•
Bij observatie bereidt de zorgcoördinator de leerkracht van de desbetreffende groep voor. Observatie kan tevens op de school van herkomst plaatsvinden.
Voorzitter van het MDO/ Zorgcoördinator zet volgende zaken in gang: •
De orthopedagoog levert het voorlopig ontwikkelingsperspectief aan (zie format voorlopig OPP).
•
Het voorlopig OPP gaat via de voorzitter van het MDO naar alle leden van het MDO.
•
De bespreking van de plaatsing wordt op de volgende agenda van het MDO geagendeerd.
25
4. Toelating MDO •
De gegevens van de leerling worden in het MDO besproken.
•
Indien noodzakelijk wordt er besloten om extra informatie in te winnen. Dit wordt opgenomen in de actiepunten lijst behorende bij het voorlopig ontwikkelingsperspectief.
•
Het voorlopig OPP wordt ondertekend door de voorzitter van het MDO en de orthopedagoog en als toelatingsdocument opgenomen in het dossier van de leerling en in magister.
•
Uitkomst van de plaatsingsbespreking wordt besproken met de ouders/verzorgers door de zorg coördinator.
•
De orthopedagoog stuurt het voorlopig OPP met actiepunten naar de betreffende coach.
5. Testafname •
In mei/juni wordt de Ruward test bij de nieuwe leerling afgenomen.
•
De gegeven worden naar de orthopedagoog verstuurd en die zal het in magister verwerken.
•
De gegevens worden tevens in het definitieve OPP verwerkt.
6. Plaatsing leerling •
Binnen zes weken na plaatsing heeft de orthopedagoog i.s.m. de coach het definitieve OPP opgesteld. Dit wordt overeengekomen met de ouders/verzorgers en ondertekend.
Bij complexe nieuwe leerlingen: •
Binnen zes weken bezoekt de schoolmaatschappelijk werker het gezin. De schoolmaatschappelijk werker bespreekt met de ouders of er hulpverlening in het gezin geweest en of er hulp gewenst is. Hij geeft informatie over financiële regelingen en over hulpverleningsinstanties. Van dit intakegesprek maakt de schoolmaatschappelijk werker een verslag en hij verwerkt tevens de informatie in magister. De gegevens komen daarmee tevens in het definitieve OPP.
•
De schoolarts verricht medisch onderzoek. De onderzoeksgegevens worden in het definitieve OPP opgenomen.
2.5. Verwijzing en doorstroom De school kan tot de conclusie komen dat een andere school/plek beter past bij een leerling. Dan adviseert het MDO i.s.m. het samenwerkingsverband Fultura om naar een andere school/plek te gaan. De school zal ouders en leerling begeleiden bij de overstap. Zolang er geen andere plek is, blijft de leerling ingeschreven op de Diken en is de leerling leerplichtig. Uitgangspunt bij doorstroom naar een andere vorm van onderwijs is dat de leerling goed op zijn plaats is qua didactisch niveau en sociaal emotionele ontwikkeling zodat de succeskansen voor de leerling reëel zijn.
•
Bij doorstroom naar het LWOO gelden de toelatingscriteria van de RVC
•
Bij doorstroom naar het ROC wordt het volgende aangeraden:
26
De leerling zit in de C stroom. Uit de evaluatie van het OPP en het IOP komt naar voren dat hij kan doorstromen naar het ROC. Ouders en de leerling zijn in het traject meegenomen. Het MDO heeft het besluit genomen en dit is middels een uitstroomverslag vast gelegd. •
In principe is de toelating tot het ROC assistent niveau 1 drempelloos, maar er wordt wel een toets Nederlandse taal en rekenen afgenomen en vaak ook een motivatietoets. Op grond van de uitslag wordt de leerling aangenomen of afgewezen.
2.6. Uitstroom en nazorg De school wil de leerling goede begeleiding geven bij de uitstroom naar werk. Passende arbeid met goede begeleiding op de werkplek en externe begeleiding door bijvoorbeeld een arbeidsdeskundige of nazorg vanuit de school, vergroot de kans dat de leerling de baan kan behouden. In het MDO wordt de uitstroom van leerlingen besproken en middels een uitstroomdocument vast gelegd. Na het verlaten van de school met baan c.q. vervolgopleiding kunnen leerlingen, ouders en bedrijf nog rekenen op begeleiding vanuit de school. Gedurende twee jaar wordt regelmatig contact opgenomen met de schoolverlater en/ of het bedrijf. Bij problemen kan de stagebegeleider de leerling ondersteunen.
27
3. Interne zorgstructuur Het is belangrijk om te zorgen voor interne afstemming in zowel de overleggen als de functies. Op die manier ontstaat er duidelijkheid en effectiviteit. Uiteindelijk zorgt het mede ervoor dat de leerlingen optimale zorg en begeleiding krijgen. 3.1 Overlegorganen Inhoudelijke overleggen Stuurgroep zorg Doel en werkwijze
Betrokkenen Tijd Taken en verantwoordelijkheden Communicatie
Het team komt bij elkaar om: • De zorg in het algemeen te bespreken. • Het zorgbeleid (momenteel met name de 1-‐zorgroute) uit te zetten en te evalueren • De knelpunten in de zorg te benoemen en oplossingen te bespreken • Met elkaar de geboden ondersteuning te evalueren, opbrengsten in kaart te brengen en eventueel nieuwe voorstellen voor ondersteuning in te brengen. • De stuurgroep zorg zal i.s.m. het MT het onderwijspersoneel instrueren en meenemen De stuurgroep zorg bestaat uit de zorgcoördinator (tevens MT lid), de intern begeleiders, de orthopedagoog en de ICT-‐er op afroep. Een keer in de maand komt de stuurgroep bij elkaar. Het MT lid (zorgcoördinator) is voorzitter en zorgt voor de agenda en de notulen. Alle leden kunnen punten inbrengen. De documenten en de voorstellen die uit dit overleg komen, worden in onder andere het MT ter goedkeuring voorgelegd en besproken. Van daaruit wordt het team/onderwijspersoneel meegenomen.
Multi disciplinair overleg (MDO)
Tijd
Het MDO heeft als taak om er met het team voor te zorgen dat iedere leerling optimaal gebruik kan maken van de leerstof op school en zich daardoor maximaal kan ontwikkelen. Het MDO heeft in de ondersteuningsstructuur verschillende taken: 1. Het bespreken van de aanname en plaatsing van nieuwe leerlingen. 2. Het bespreken en het geven van ondersteuning bij ernstige zorgen. 3. Het evalueren van de ontwikkeling van leerlingen die de school verlaten. 4. Het bespreken van de onderwijsinhoudelijke opbrengsten van het onderwijs op leerling-‐, groeps-‐ en schoolniveau. De werkwijze van het MDO wordt verderop in het hoofdstuk van aanmelding tot plaatsing en communicatie over leerlingen besproken. Coach, intern begeleiders, orthopedagoog, schoolarts, maatschappelijk werker, zorgcoördinator (tevens MT lid en voorzitter) en ambulant begeleiders. Elke maand op donderdag van 14:45-‐16:00 een MDO.
Procedure
•
Doel en werkwijze
Betrokkenen
• • • • •
Procedure evaluatie voortgang
• • • • •
De coach/AB’er etc. meldt bij de zorgcoördinator (MT lid en voorzitter MDO) of de intern begeleiders dat hij zich ernstige zorgen maakt over de ontwikkeling van een leerling. De leerling kan tevens reeds in de groeps-‐/leerlingbespreking besproken zijn en van daaruit in het MDO aangemeld worden. De zorgcoördinator/intern begeleiders stellen vragen om te achterhalen of de leerling in het MDO besproken moet worden. Indien blijkt dat dit het geval is, formuleert de coach de hulpvraag zo concreet en duidelijk mogelijk. De coach bereidt zich voor met het officiële voorbereidingsformulier MDO. Het MT lid zet de hulpvraag op de agenda, zodat de disciplines zich kunnen voorbereiden. De agenda wordt een week voor het MDO verstuurd. Tijdens het MDO wordt de hulpvraag besproken (zie werkwijze) De leerlingbegeleiders en het MT lid informeren/bekijken na het MDO of en hoe de adviezen ingezet worden en wat het teweeg heeft gebracht. Er kan besloten worden om de leerling nogmaals op de agenda van het MDO te zetten. De evaluatie wordt in magister onder logboek MDO genoteerd.
28
•
In januari en juni worden de leerlingen, die op de agenda van het MDO hebben gestaan, geëvalueerd. De opbrengsten van het MDO worden geanalyseerd en geëvalueerd. Uit de opbrengsten komen punten ter verbetering.
XL vergadering Doel en werkwijze
• • Betrokkenen Tijd Taken en verantwoordelijkheden
• •
Communicatie
Doel: • Intervisie “Intervisie is een georganiseerd gesprek tussen mensen die werkzaam of in opleiding zijn in hetzelfde vakgebied. Onderwerp van gesprek zijn de verrichte werkzaamheden en de daaraan gerelateerde successen, vragen en problemen, oogmerk is dat de deskundigheid van de betrokkenen wordt vergroot en de kwaliteit van het werk verbetert. Anders dan bij supervisie is er geen hiërarchische situatie waarin iemand de leiding heeft (wikipedia)”. • Het bespreken van inhoudelijke onderwerpen/issues betreffende de uitvoering van de zorg en begeleiding van leerlingen. Werkwijze: De ambulant begeleiders, de fysiotherapeut, de dramatherapeut, de intern begeleiders, de orthopedagoog en de zorgcoördinator komen vier maal in het jaar bij elkaar. De ambulant begeleiders, de fysiotherapeut, de dramatherapeut, de intern begeleiders, de orthopedagoog en de zorgcoördinator (tevens MT lid). 4 keer in het schooljaar van 14:45-‐16:00. De zorgcoördinator (tevens MT lid) maakt de agenda en verstuurt de agenda naar de betrokkenen. Het MT lid is tevens verantwoordelijk voor de notulen. De betrokkenen bereiden zich op het overleg voor en brengen in wat ze op de agenda willen hebben. De documenten en de voorstellen die uit dit overleg komen, worden onder andere in het MT besproken.
Het Zorgteam Het bespreken, monitoren en evalueren van de ontwikkeling van individuele leerlingen. De zorgcoördinator, de orthopedagoog en de intern begeleiders. Eventueel coaches en leerkrachten. Elke week op een vast tijdstip.
Doel en werkwijze Betrokkenen Tijd Taken en verantwoordelijkheden
• •
Communicatie
Coaches en leerkrachten kunnen advies inwinnen betreffende de zorg omtrent leerlingen. Alle betrokkenen brengen leerlingen in. Ze formuleren een hulpvraag. De afspraken worden met de coach en/of leerling besproken. Van daaruit worden acties ondernomen en besproken wie/wanneer geïnformeerd wordt.
Inhoudelijke teamoverleggen/studiedagen
Betrokkenen
Het onderwijspersoneel wordt geïnstrueerd/meegenomen in de verschillende activiteiten van de zorg en krijgt onderwijs/verdieping betreffende specifieke onderwerpen. De leerkrachten en onderwijsassistenten, de stuurgroep zorg en het MT.
Tijd
In de teamoverleggen op maandag (14.45-‐16:00) en/of op studiedagen
Doel en werkwijze •
Taken en verantwoordelijkheden
•
De zorg coördinator is vanuit de stuurgroep zorg verantwoordelijk voor het initiëren van onderwerpen/items. Zij geven aan wat er op de agenda komt.
Het coach overleg Doel en werkwijze
Doel • Intervisie • Het bespreken van inhoudelijke onderwerpen/issues aangaande de uitvoering van de functie mentor. Werkwijze • 3 keer in het schooljaar vindt er coach overleg plaats.
•
De agenda wordt door het MT lid in samenspraak met de mentoren gemaakt en afgestemd.
29
Betrokkenen
Alle coaches van de klassen 1 t/m 6, de intern begeleiders en de zorgcoördinator.
Tijd
3 maal in het schooljaar van 14.45-‐16:00
Taken en verantwoordelijkheden
• • •
De zorgcoördinator maakt de agenda en verstuurt de agenda naar de coaches. De zorg coördinator is tevens verantwoordelijk voor de notulen. De coaches bereiden zich op het overleg voor en brengen in wat ze graag op de agenda willen hebben.
Communiceren over leerlingen 1. MDO bij zittende leerlingen Gedurende de schoolloopbaan van een leerling kan de problematiek dusdanig complex zijn dat het nodig is dat alle leden van het MDO vanuit hun professionaliteit naar het probleem kijken en vanuit hun expertise handelingsadviezen geven. Alle leden van het MDO en de coaches kunnen leerlingen inbrengen. In een schematisch overzicht staat de werkwijze beschreven betreffende een hulpvraag bij zittende leerlingen.
Afspraken Het is van belang zaken in een goed tempo te behandelen: • Het k nelpunt wordt door de orthopedagoog op de eerst volgende bijeenkomst van het MDO besproken. • Een crisisgeval kan op het laatste moment nog op de MDO-‐agenda geplaatst worden. • Het kan voorkomen dat de onderzoeksfase wordt overgeslagen en d at er direct al een advies uit het MDO komt.
Gedurende de schoolloopbaan van een leerling kan er een probleem ontstaan :
Het probleem doorsturen naar het MDO, waardoor het probleem overgaat in de intakefase voor de verdere behandeling.
Intakefase: • De probleemanalyse vanuit de hulpvraag wordt verspreid naar de leden van het MDO. • De hulpvraag wordt geagendeerd door de voorzitter op de agenda v an het MDO • Ieder lid van het MDO bestudeert de hulpvraag en bereidt zich voor.
Strategiebespreking: • De informatie tot nu toe wordt besproken. • Het MDO bepaalt wat er moet worden gedaan. • Er wordt expliciet verwoord hoe en wanneer de ouders/verzorgers betrokken worden in het proces. • Alle acties worden genotuleerd.
Onderzoeksfase • Ieder die iets moet ondernemen in deze onderzoeksfase onderneemt zo snel mogelijk actie en legt de resultaten vast in een beknopt verslag • De zorgcoördinator (voorzitter en MT lid) bundelt deze acties en houdt de mentor op de hoogte.
Adviesbespreking • Er wordt een advies geformuleerd en geregistreerd. • Er wordt een traject en evaluatie afgesproken. • Tenslotte worden alle stukken gebundeld en opgeborgen in het leerling-‐dossier en magister. • Leerkrachten en ouders nemen kennis van de inhoud van de bespreking en verdere stappen. De coach is hiervoor verantwoordelijk. Dit kan schriftelijk of via een gesprek. Indien zinvol kan daarbij een lid van het MDO of een andere collega worden uitgenodigd.
30
Indien de zorg binnen De Diken niet toereikend is voor een bepaalde leerling, dan kan er externe expertise ingeroepen worden zoals : •
Expertise centrum passend onderwijs voor ieder kind Odyssee. Het expertise centrum geeft advies coördineert/koppelt vraag en aanbod van de zorg en begeleidt, traint en coacht kinderen, leerkrachten en ouders.
•
Fultura maatwerk
•
Externe instellingen die gespecialiseerd zijn in werken met leerlingen van het praktijkonderwijs.
•
Ambulante begeleiding vanuit cluster 1, 2, 3 en 4. Deze ondersteuning wordt ingeroepen door de leden van het MDO met toestemming van ouders/verzorgers.
2. De leerlingbespreking Doel en werkwijze
Doel: Het monitoren van het ontwikkelingsperspectief en het daaraan gekoppelde individuele ontwikkelingsplan van de leerling. Werkwijze: • Alle leerlingen worden standaard tenminste eenmaal per schooljaar in de leerlingenbespreking besproken, waarbij in ieder geval het ontwikkelingsperspectief van de leerling ter sprake komt. • In de leerlingbespreking worden leerlingen besproken (die vanuit de groepsbespreking aangemeld zijn) omdat hun onderwijsbehoeften onduidelijk zijn, zij onvoldoende profiteren van het groepsplan/onderwijs of hun ontwikkelingsperspectief onduidelijk is/om bijstelling vraagt. • De hulpvraag van de leerling kan doorgeschoven worden naar het MDO of het ZAT • Binnen de leerlingenbespreking wordt voortdurend een vertaalslag gemaakt naar wat het ontwikkelingsperspectief, het IOP en de onderwijsbehoeften betekenen voor het handelen van de leerkracht. • De volgende onderwerpen en vragen komen aan bod: -‐ Wat is het ontwikkelingsperspectief? Ontwikkelt de leerling zich conform het ontwikkelingsperspectief/het individueel ontwikkelingsplan? Moet het bijgesteld worden. -‐ Wat zijn bij deze leerling de factoren die de ontwikkeling en het leren belemmeren en stimuleren? -‐ Wat heeft deze leerling nodig om zich te ontwikkelen? -‐ Wat heeft deze leerling nodig om te leren? -‐ Hoe wordt er aan het OPP en de onderwijsbehoeften in het IOP en binnen de groep tegemoet gekomen? -‐ Afstemming met leerling en met ouders. -‐ Samenwerking onderwijspersoneel inzake de ontwikkeling van de leerlingen.
Betrokkenen Tijd Taken en verantwoordelijkheden
Bij de leerlingenbespreking zijn de coach, de orthopedagoog, de intern begeleiders en de zorg coördinator (lid MT) aanwezig. De leerlingenbespreking vinden twee maal per jaar in januari en juni plaats. De bespreking zal 1 ½ duren. De coach geeft vooraf aan welke leerlingen er op de agenda komen en wat de vraag is (zie format voorbereiding leerlingenbespreking). Dit mailt hij van te voren aan de betrokkenen. De coach zorgt dat indien nodig de ouders en het betreffende onderwijspersoneel op de hoogte worden gebracht van de inhoud/besluiten/adviezen van de bespreking. * De zorgcoördinator (MT lid) leidt de bespreking. * De orthopedagoog is eindverantwoordelijk voor het monitoren en bijstellen van het ontwikkelingsperspectief. * De intern begeleider zorgt voor verslaglegging van de inhoud/besluiten/adviezen.
31
3. Consultatie Een leerkracht kan tussendoor een vraag hebben of advies in willen winnen. Door bij een lid van het zorgteam langs te gaan of een mail te sturen raakt het zorgteamlid op de hoogte en wordt er een afspraak gemaakt. Tijdens een consultatie worden vaak één, enkele leerlingen en de bijbehorende hulpvraag besproken.
3.2 Taken en verantwoordelijkheden zorgfunctionaressen Coach Functie
Contacten
Taken op schoolniveau
Taken op groepsniveau Taken op leerlingniveau
De coach is de spil in de contacten tussen leerling, school en thuis en verzorgt de coachlessen aan zijn/haar groep. Tot de taken van de coach worden de volgende hoofdbestanddelen gerekend: • Contact onderhouden met ouder(s) en / of verzorger(s). • Het mede uitdragen en voorleven voor een door het team gedragen pedagogisch klimaat in de school. • Het uitdragen van de christelijke of openbare identiteit. • Het verstrekken van informatie aan de leerlingen met betrekking tot de schoolorganisatie. • Het verstrekken van informatie over leerlingen van zijn groep aan collega-‐docenten en/of het zorgteam en in voorkomende gevallen in nauw overleg met de teamleider. • Met leerlingen over studievoortgang en gedrag en om hen te begeleiden (bij complexe problemen), tot betere studieresultaten te komen, te corrigeren, af te stemmen en te stimuleren; • Met ouders over de studievoortgang, resultaten, gedrag en ontwikkeling van de leerling om hen te informeren en tot afspraken te komen; • Met (in-‐ en externe) deskundigen over complexe leer-‐ en gedragsproblemen om af te stemmen over te nemen handelingsstappen; • Met collega-‐leraren om kennis van ontwikkelingen in het eigen vakgebied over te dragen en om hen vanuit de rol als coach (op pedagogisch en didactisch vlak) feedback te geven, te coachen en te superviseren; • Met collega's over vernieuwingen en verbeteringen op vakinhoudelijk gebied en of op pedagogische en/of didactische methoden om af te stemmen; • Met instellingen voor vervolgonderwijs om een netwerk op te bouwen en op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen in het veld en vakinhoudelijke ontwikkelingen. De coach is de spil in de begeleiding van de leerlingen. Neemt deel aan het coach overleggen. Neemt deel aan en bereidt groeps-‐ en leerlingbespreking voor. Plant en organiseert de werkzaamheden voortvloeiend vanuit de jaaragenda zorg. Is aanwezig tijdens ouderavonden etc. Zorgt dat de klassenmap op orde is. Bewaakt het functioneren van de groep. Verzorgt de klassikale coachlessen tijdens het daarvoor bestemde lesuur. • Stelt samen met de leerling het individueel ontwikkelingsplan (IOP) op en bespreekt dit met de ouders /verzorgers en zorgt voor ondertekening. • Bewaakt de voortgang van het OPP/IOP en voert met de leerling regelmatig een coachingsgesprek. • Bewaakt/meet de resultaten van de leerlingen en bespreekt deze met hen, ook met de vakdocenten. • Voert leerlinggegevens in het leerlingvolgsysteem (LVS). • Informeert docenten als er problemen zijn. • Onderhoudt de contacten met ouders. • Neemt bij ziekte contact op met het thuisfront. • Meldt leerlingen aan bij zorgteam/MDO (indien nodig). Onderneemt zelf geen actie naar externe hulpverleningsinstantie. Indien externe hulpverleningsinstantie de mentor benadert, verwijst hij naar zorgcoördinator, intern begeleiders of vertrouwenspersoon. • Houdt het onderwijspersoneel (en ouders) op de hoogte van het functioneren van de leerlingen. • Voert gesprekken met de leerlingen over schoolse zaken (indien gewenst over persoonlijke zaken). • Is betrokken bij zijn/haar leerlingen. • Begeleidt/adviseert betreffende het plannen van werkzaamheden met betrekking school. • De coach verzorgt de overdracht van gegevens.
32
Orthopedagoog De orthopedagoog is zowel bij binnenkomst, gedurende de schoolperiode als bij de uitstroom betrokken bij de leerlingen. Zij houdt zich bezig met beleidsontwikkeling met betrekking tot plaatsing van leerlingen. Daarnaast verricht zij psychodiagnostisch onderzoek (in de hele breedte van de ontwikkeling: bijvoorbeeld sociaal-‐emotioneel, sociale redzaamheid, cognitie) om enerzijds de ontwikkeling van de leerlingen goed in kaart te brengen en anderzijds om aan de wettelijk verplichte herindicaties te voldoen. Ook ondersteunt en begeleidt de orthopedagoog leerkrachten bij hulpvragen rondom leerlingen.
Functie
Intern begeleiders Taken op schoolniveau
Taken op groepsniveau
Taken op • leerling/leerkrachtniveau • • •
De Intern begeleider coördineert de zorg voor de leerlingen. Neemt deel aan de XL vergadering. Neemt deel aan het zorgteam, stuurgroep zorg en het multi disciplinair overleg (MDO). Zorgt er voor dat informatie over leerlingen bij de juiste persoon terecht komt. Onderhoudt contacten met zorginstellingen, externe instanties etc. Coördineert de medische protocollen en zorg . Coördineert het pestprotocol. Begeleidt, coacht, en coördineert de zorg in de groepen. Ondersteunt de coach bij het opstellen en evalueren en zo nodig bijstellen van het IOP. Onderhoudt met de coach het contact met de ambulant begeleider i.v.m. begeleiding en voortgang leerling. Voert oudergesprekken. Dit kan zijn op verzoek van de coach, maar ook van ouders. Signaleert zorgen omtrent functioneren leerlingen en leerkrachten. Volgt of de handelingsadviezen worden ingezet en of de leerling de juiste zorg & begeleiding krijgt (inhoud OPP en IOP). Begeleidt (bij uitzondering) individuele leerlingen (bij onder andere dyslexie, gedragsproblematiek). Houdt bij of de gegevens en informatie in het leerling volgsysteem (magister) staan en in de dossiers zijn terecht gekomen.
Ambulant begeleiders (AB’er) Taken op schoolniveau
• • •
Taken op groepsniveau
• •
Taken op schoolniveau
Algemene voorlichting voor het hele team betreffende de beperking. Beleidsmatige voorlichting geven over de werkwijze van de cluster binnen passend onderwijs. Als AB’er een duidelijke positie innemen. Samen met de coach zorgen voor een goede overdracht en goede communicatie naar het onderwijspersoneel. Samen met de leerling/coach uitleg geven over de beperking van de leerling. Indien van toepassing en indien mogelijk leerlingen met (dezelfde) beperking clusteren zodat ze van elkaar kunnen leren. • Leerlingen ondersteunen/prikkelen/uitdagen zodat ze gemotiveerd blijven en zich ontwikkelen. • Het geven van zowel inhoudelijke als praktische handvaten aan de leerling, leerkracht en (in samenspraak met de coach) aan ouders. • Het begeleiden/ondersteunen van de leerling, leerkracht en (in samenspraak met de coach) ouders om inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van de leerling te krijgen. • Het geven van informatie/advies over de beperking van de leerling en de daarbij horende ondersteuning. • De leerling ondersteunen bij het maken van huiswerk, het voorbereiden van een presentatie etc.. • Het geven van advies over /het introduceren van passende materialen, boeken, lesstof etc.. • Samen met de coach alert zijn op het feit dat de informatie over de leerling meegaat met de leerling naar bijvoorbeeld een andere coach/ school/stage . • Pre teaching. • AB’ers nemen deel aan de XL vergadering en aan het MDO. Administratief: • Verslaglegging observaties/gesprekken; via de coach in magister laten plaatsen. • Inzichtelijk maken van de afspraken en de voortgang. • Ondersteunen van de coach bij het schrijven van het OPP. Coach is hierbij initiatiefnemer. • Indicatie/arrangement van de leerling volgen en daarover inzichtelijk communiceren.
33
Dramatherapeut Functie
De dramtherapeut richt op psychische, sociale en/of emotionele problemen. Het doel is om deze problemen op te heffen, overwinnen, onderkennen, verminderen of accepteren. Via het MDO worden leerlingen voor dramatherapie aangemeld.
Fysiotherapeut (Ergotherapeut in functiebouwwerk) Functie
De fysiotherapeut richt zich op het bewegend functioneren van de leerling. Via het MDO worden leerlingen voor fysiotherapie aangemeld.
Taken
• • • • •
Het screenen van het motorische probleem. Het opstellen en evalueren van een behandelplan. Het plan richt zicht op de hulpvraag van de leerling. Uitvoering van de individuele behandeling. Afstemmen van de behandeling met de betreffende coach.
Verdere taken: • Inhoudelijke en organisatorische coördinatie tussen “de Diken”, de Sinne en de Piet Bakker. De scholen die gebruik maken van het Zedemo materiaal; • Afnemen en uitwerken van de Ruward test van alle eerstejaars leerlingen en verwerken in een gestructureerd verslag; • Omzetten van de testresultaten in advies, gericht op adequate Zedemo training.
Maatschappelijk werker Functie
De maatschappelijk werker is lid van het MDO. Via het MDO worden leerlingen bij hem aangemeld. Op 1 januari 2015 werken het schoolmaatschappelijk werk, MEE en de procesmanager niet meer vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin Zuidwest Fryslân (CJG ZWF). Ouders, verzorgers, jongeren en professionals met kleine en grote vragen over opvoeden, opgroeien en gezondheid kunnen dan terecht bij de gebiedsteams. Er is geen verwijzing nodig en de hulp is gratis. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) wordt geen onderdeel van de gebiedsteams, maar werkt als zelfstandige organisatie verder. De schoolverpleegkundige van de Jeugdgezondheidszorg en de schoolmaatschappelijk werker van het gebiedsteam zorgen voor een goede samenwerking met korte lijnen.
Schoolarts Functie
De schoolarts is in dienst van de GG&GD. Hij is lid van het MDO. Veel van zijn activiteiten komen hieruit voor.
3.3. Zorgarrangementen De ondersteuning die geboden wordt op school als arrangement betiteld. De arrangementen worden door het MDO toegekend. Binnen het praktijkonderwijs de Diken worden de volgende arrangementen aangeboden: 1. VIP-‐Room arrangement Voor de kwetsbare leerlingen op school is er een VIP-‐Room arrangement voor de pauzes ingesteld. Leerlingen die de kantine als te bedreigend ervaren (soms leerlingen met een cluster 2 of 3 beschikking) worden na een intake, in overleg met coach en ouders in de ‘VIP-‐Room’ geplaatst. Dit houdt in dat ze hun pauzes doorbrengen in een kleine groep in het woonhuis, waar een collega van het zorgteam bij aanwezig is. 2. Dramatherapie arrangement Dramatherapie is een specialistische behandelvorm. Binnen dramatherapie worden verschillende werkvormen en expressietechnieken ingezet, zoals bijv. rollenspellen, improvisatiespel, verhalen en gedichten maken. Leerlingen die bijvoorbeeld sociaal emotioneel kwetsbaar zijn, leerlingen die zich niet goed kunnen uiten of leerlingen die begeleiding nodig zijn bij het verwerken van rouw kunnen aangemeld worden.
34
3. Fysiotherapie arrangement (Ergotherapeut in functiebouwwerk) Binnen de school wordt fysiotherapie op verschillende manier ingezet. Fysiotherapie als behandeling maar ook motorische remedial teaching. Daarnaast doet de fysiotherapeute Ruward onderzoeken. Dit zijn onderzoeken naar de leerling binnen de motorische vaardigheden functioneert. Indien uitval geconstateerd wordt, passende fysiotherapie aangeboden. Daarnaast krijgen de eerstejaars leerlingen motorische training met Zedemo materiaal. 4. Rugzak arrangement Onder het rugzakarrangement wordt verstaan: de extra begeleiding van de ambulant begeleider horende bij het cluster. Gesprekken met leerling, ouders en daarnaast ook het goed inzetten van de middelen. De XL-‐ begeleider is de leerlingbegeleider die vanuit De Diken aansluit bij deze gesprekken. Samen met de coach, leerlingbegeleider en ambulant begeleider wordt bekeken welke verdere ondersteuning voor deze leerling noodzakelijk is. Veel leerlingen in het Diken XL arrangement vallen ook onder het rugzak arrangement. 5. Maatschappelijk werk arrangement Vanuit het MDO kan het voorkomen dat een ondersteuningsbehoefte voornamelijk ligt in de thuissituatie. In die gevallen kunnen leerlingen en ouders individuele gesprekken krijgen met maatschappelijk werker van die op school is werkzaam is. 6. Medisch arrangement De schoolarts voert extra gesprekken met ouders en/of leerlingen n.a.v. schoolartsbezoek. Daarnaast biedt de schoolarts ondersteuning in trajecten waarbij medisch specialisme noodzakelijk is. 7. Observatie arrangement De school merkt dat de aanmeldingen vanuit het regulier VO toenemen. Deze leerlingen worden geplaatst conform het protocol voorlopige plaatsingen binnen Fultura scholen. Ook dit is een vorm van preventie. De school wil hiermee bereiken dat leerlingen op de juiste school worden geplaatst. Na een observatie arrangement worden deze leerlingen binnen een passende coachgroep op school geplaatst, al dan niet uitgebreid met een ondersteuningsarrangement. Soms komt het voor dat we na een observatie arrangement toch ook moeten doorverwijzen naar speciaal onderwijs. 8. Psychodiagnostisch arrangement Psychodiagnostisch onderzoek. Onder andere intelligentie onderzoek, persoonlijkheidsonderzoek, dyslexie onderzoek etc. Uitgevoerd door de orthopedagoge en psychodiagnostisch medewerker. Op de leeftijd van 16 jaar krijgt iedere leerling een perspectief onderzoek. Hiermee wordt de basis gelegd voor de documentatie die nodig is voor een passende uitstroom.
35
9. Psychotherapeutisch arrangement Therapeutische behandelsessies vanuit verschillende invalshoeken. Bijvoorbeeld oplossingsgerichte gespreksvoering, motiverende gespreksvoering etc. 10. Sova arrangement. In het kader van sociale vaardigheidstraining worden verschillende trainingen aangeboden. Rots en water (weerbaarheidstraining) Girlstalk (seksuele weerbaarheid meisjes) en Boys are us (seksuele voorlichting jongens).
36
4. De 1-‐zorgroute en de daaraan gekoppelde zorgagenda De school De Diken kiest ervoor om de zorg cyclisch en planmatig vorm te geven. Dit wordt gedaan volgens de cyclus handelingsgericht werken uit 1-‐zorgroute. De basis van het werken met 1-‐zorgroute zijn de zeven uitgangspunten van het handelingsgericht werken (HGW). 4.1. Inhoud van de 1-‐zorgroute De 1-‐zorgroute is een model waarin handelings-‐ en opbrengstgericht werken met groepsplannen vanuit het ontwikkelperspectief van elke leerling centraal staat, zowel op cognitief en didactisch gebied als op sociaal-‐ emotioneel en pedagogisch niveau. Er wordt gestreefd naar optimale afstemming met en tussen alle verantwoordelijke partners in de keten van onderwijs en zorg voor elke leerling. De 1-‐zorgroute past in Passend Onderwijs en de Zorgplicht.
4.2. Handelingsgericht werken met groepsplannen De kern van de 1-‐zorgroute bestaat uit handelingsgericht werken met groepsplannen. De leerkracht doet dat in de groep met behulp van instrumenten: groepsoverzichten en groepsplannen. De stappen die worden doorlopen zijn: 1) evalueren vorig groepsplan en verzamelen gegevens 2) selecteren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 3) benoemen van specifieke onderwijsbehoeften 4) clusteren van leerlingen met gelijke specifieke onderwijsbehoeften 5) opstellen van het groepsplan
37
6) uitvoeren van het groepsplan De stappen 1 t/m 3 worden in het groepsoverzicht vermeld. De stappen 4 t/m 5 komen in het groepsplan terug. Dit plan bestaat uit: subgroepen, doelen, aanpak, organisatie en evaluatie. Het verschil met gangbare plannen is dat in de 1-‐zorgroute groepsplannen aansluitend aan elkaar zijn en dat alle leerlingen er een plek in hebben. Één leerling is óók een groepje binnen het groepsplan. Als het echt niet anders kan, wordt er een individueel plan opgesteld dat als aanhangsel aan het groepsplan wordt toegevoegd. De groepsbespreking Een groepsbespreking is het moment waarop leerkracht, intern begeleider en zorgcoordinator samen kijken naar de cyclus van HGW met groepsplannen. Per schooljaar wordt de cyclus twee keer doorlopen, afhankelijk van het vakgebied. De groepsbespreking draait om de hele groep, maar leerlingen worden al wel geselecteerd voor de leerlingbespreking. Tijdens een groepsbespreking worden de stappen van HGW systematisch doorlopen: Stap 1: Evaluatie vorige groepsplan en verzamelen gegevens in het groepsoverzicht -‐ zijn de doelen behaald? ja / nee, wat is daarvan de oorzaak? -‐ is de evaluatie aanleiding om straks nog andere kinderen te selecteren? -‐ zijn de gegevens voldoende uitgebreid en gespecificeerd indien nodig? Stap 2: Selecteren van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften -‐ Welke aandachtspunten zijn voor de hele groep? -‐ zijn de juiste leerlingen geselecteerd? Stap 3: Benoemen van specifieke onderwijsbehoeften -‐ zijn de onderwijsbehoeften voldoende specifiek benoemd? -‐ zijn de onderwijsbehoeften in relatie tot de doelen benoemd? Stap 4: Clustering van leerlingen met gelijke onderwijsbehoeften -‐ welke leerlingen worden geclusterd op grond van welke doelen/welke aanpak? -‐ komt de clustering in voldoende mate tegemoet aan alle onderwijsbehoeften? Stap 5: Opstellen van het groepsplan -‐ hoe worden de doelen per subgroep geformuleerd? -‐ wat is de aanpak van elke subgroep? -‐ hoe is de organisatie van de aanpak? -‐ hoe worden de doelen geëvalueerd? De groepsbespreking kent een heldere rolverdeling: de internbegeleider en de zorg coördinator zijn verantwoordelijk voor een goede begeleiding van de coach/leerkracht. De coach/leerkracht is verantwoordelijk voor een goede uitvoering. Aan het einde van de groepsbespreking maakt de leerkracht zijn groepsplan af en begint met de uitvoering ervan. De intern begeleider voert een klassenconsultatie uit om de leerkracht feedback te geven op de uitvoering van zijn groepsplan.
38
4.3 Het OPP en IOP De school werkt doelgericht aan individuele leertrajecten die enerzijds aansluiten bij de ontwikkelingsniveaus en mogelijkheden van de leerlingen, en anderzijds gericht zijn op de competenties die gevraagd worden om deel te nemen aan de maatschappij. Voor elke leerling wordt een ontwikkelingsperspectiefplan en een individueel ontwikkelingsplan geschreven. Het perspectief, het ontwikkelingsniveau, de daarbij protectieve en belemmerende factoren en de ondersteuningsbehoeften van elke leerling worden onder andere in het ontwikkelingsperspectief beschreven. Het IOP is een concrete vertaling van het OPP en zal onder andere de ouders en de leerling inzicht geven in het traject dat de leerling volgt. Het IOP wordt twee maal in het schooljaar samen met de leerling geschreven, besproken en geëvalueerd. De leerling is eigenaar van dit plan. Het OPP wordt tenminste een maal en het IOP wordt tweemaal in het schooljaar geëvalueerd. 4.3 Het portfolio In zijn portfolio verzamelt de leerling alle bewijzen waarvan hij vindt dat ze representatief zijn voor de competenties die hij heeft verworven. Het is een bewijzendossier, een registratiedocument van zijn leer-‐ en ontwikkelingsproces. In de coachgesprekken spreken docent en leerling af welke bewijzen de leerling wil gaan leveren voor zijn portfolio. Deze bewijzen kunnen allerlei vormen aannemen, zoals bijvoorbeeld werkstukken, presentaties, foto’s, verslagen en certificaten. Het portfolio is belangrijk voor de leerling, de school en de toekomstige werkgever. De leerling krijgt een realistisch beeld van zijn eigen mogelijkheden. Tijdens het werken aan het portfolio ontstaan bij de leerling leervragen waarop wij faciliterend reageren. 4.4. De leerlingbespreking Bij de leerlingbespreking staat het individu centraal, de leerling dus. Deze wordt aangemeld door de leerkracht met een duidelijke hulpvraag en voorzien van belangrijke informatie. In het hoofdstuk de interne zorgstructuur is de inhoud van de leerlingbespreking reeds omschreven. 4.5. De klassenconsultatie/observatie Een klassenconsultatie heeft tot doel om de leerkracht te professionaliseren in het aansturen van de onderwijsleerprocessen in zijn groep. Binnen de 1-‐zorgroute staat het werken met groepsplannen centraal. Hierin is onder andere vastgelegd hoe de leerkracht differentieert, hoe hij omgaat met de diverse onderwijsbehoeften in zijn groep en hoe hij dat organiseert. Het plan is dus de basis van het handelen van de leerkracht. De klassenconsultaties worden gesystematiseerd door de observatiepunten vast te leggen in een observatieverslag. Vaak bevat dit verslag nog meer punten dan alleen het omgaan met het groepsplan. Zo kunnen er ook afspraken betreffende de wijze van instructie geven in worden opgenomen of de manier waarop het zelfstandig werken moet worden vormgegeven. Kortom: schoolafspraken over hoe de onderwijsleerprocessen in de groep moeten zijn. Ook kan er worden gekeken naar de betrokkenheid van leerlingen. Per slot van rekening is het zo dat als de onderwijsbehoeften en de onderwijsaanpak goed bij elkaar aansluiten dit zou moeten leiden tot een grotere betrokkenheid van alle leerlingen.
39
4.6. Leerlingvolgsysteem Tijdens de schoolloopbaan van de leerling op De Diken wordt vanaf het begin vorderingen, bijzonderheden en resultaten bijgehouden in het leerlingvolgsysteem (LVS) magister. Dit gebeurt zowel op het gebied van theoretische vaardigheden als op dat van praktische vaardigheden. Een schooljaar bestaat uit vijf periodes. Elke periode wordt afgesloten met een toetsweek waarin getoetst en geregistreerd wordt en waarin tevens de leerling-‐coach gesprekken plaats vinden. Het leerlingvolgsysteem is bedoeld als aanvulling op de dagelijkse voortgangscontrole door de leerkracht van de leerlingen. Doorgaans twee keer per jaar kan per ontwikkelingsgebied vastgesteld worden: -‐ of de leerlingen voldoende vooruitgang boeken -‐ of de leerstof op het niveau van de leerling is afgestemd -‐ welke leerlingen extra hulp nodig hebben -‐ of er aanwijzingen zijn voor verbetering van het onderwijsgedrag -‐ welke onderdelen van het onderwijsprogramma voor verbetering in aanmerking komen. 4.7. Methode onafhankelijke toetsen De leerlijn voor rekenen is vormgegeven op basis van de methode Werken Aan. Deze methode is dekkend voor het referentieniveau 1F. Er wordt gedifferentieerd naar referentieniveau 2F met behulp van de methode Deviant. In de leerlijn wordt planmatige opbrengstgericht gewerkt hierbij wordt gebruik gemaakt van methode afhankelijke toetsen en methode onafhankelijke toetsen (drempel onderzoek Kapinga). De leerlijn voor Nederlandse taal is vormgegeven op basis van de methode Werken Aan. Deze methode is dekkend voor het referentieniveau 1F. Er wordt gedifferentieerd naar referentieniveau 2F met behulp van de methode Deviant. In de leerlijn wordt planmatige opbrengstgericht gewerkt hierbij wordt gebruik gemaakt van methode afhankelijke toetsen en methode onafhankelijke toetsen (drempel onderzoek Kapinga). De leerlijn voor sociaal-‐emotionele ontwikkeling is vormgegeven op basis van de methode Leefstijl. Hierbij worden de SEOL-‐toetsen en LVS ingezet om planmatig en opbrengstgericht te kunnen werken. Hiernaast bestaat de mogelijkheid om indien nodig vraag gestuurd vanuit het MDO voor leerlingen de Rots en water-‐ training in te zetten. 4.8. Toetsmomenten Deze zijn vastgelegd in de zorgagenda van de school. De intern begeleider maakt de zorgagenda. De coach/leerkracht neemt de toetsen af, bespreekt de resultaten in de groeps-‐ en/of leerlingbespreking met de intern begeleider en zorgcoördinator, met de leerling in een (coach)gesprek en met ouders in een oudergesprek en registreert de resultaten in het leerlingvolgsysteem.
40
4.2. Zorgagenda Schooljaar 2015-‐2016 Maand
Activiteit
Augustus
• • • •
Startgesprekken (IOP en eventueel OPP bespreken) Toetsweek werken aan ste OPP 1 jaars opstellen ste IOP 1 jaars opstellen
September
• • •
Leerlingbesprekingen 1 jaars ste Coach-‐leerling gesprekken 1 jaars ste Oudergesprekken 1 jaars
Oktober
• • • •
Toetsweek Coach-‐leerling gesprekken Pedagogisch groepsplan opstellen Groepsplanbesprekingen
November
•
Afname methode onafhankelijke toetsen
December
• • • •
Toetsweek IOP periode 1 en 2 evalueren IOP periode 3, 4 en 5 opstellen Coach-‐leerling gesprekken
Januari
• •
Leerlingbesprekingen Oudergesprekken
Februari
• • • •
Toetsweek Coach-‐leerling gesprekken Evaluatie pedagogisch groepsplan Groepsbespreking
Maart
ste
April
• • •
MDO nieuwe leerlingen Toetsweek Coach-‐leerling gesprekken
Mei
• •
Afname methode onafhankelijke toetsen MDO nieuwe leerlingen
Juni/juli
• • • • • • •
Toetsweek IOP periode 3, 4 en 5 evalueren IOP periode 1, 2 (nieuwe schooljaar) opstellen Coach-‐leerling gesprekken Leerlingbesprekingen Oudergesprekken MDO nieuwe leerlingen en uitstroom leerlingen.
41
5. Kwaliteitszorg binnen zorg & begeleiding In het praktijkonderwijs is het van belang om de opbrengsten van het geboden onderwijs en de geboden zorg steeds meer inzichtelijk te maken en te verantwoorden. Echter opbrengsten kunnen simpelweg niet worden uitgedrukt in een doorstroomcijfer van leerlingen naar de regionale arbeidsmarkt dan wel naar een vervolgopleiding. In het praktijkonderwijs is onderwijs op maat van de leerling een uitgangspunt. Dit veronderstelt ook een resultaatmeting en verantwoording naar de maat van de leerling. Binnen de zorg zijn in de jaarlijkse kwaliteitsagenda de volgende activiteiten opgenomen en middels kwaliteitskaarten omschreven: 1.
Analyse OPP’s leerlingen klas 1 t/m 5
2.
Klassenconsultatie/observatie
3.
Afstemmingsoverleg toeleverende scholen
4.
Uitstroommonitor (ProZo)
5.
Volgmonitor (ProZo)
6.
Evaluatie leerlingen MDO
7.
Analyse leerlingen nieuwe instroom
8.
Kwaliteit van toetsen/LVS binnen sector. Per sector wordt er een proces en product analyse (op zowel de toets als de toetsresulaten).
9.
Analyse opbrengsten/leerprestaties onderwijs op leerling-‐, groeps-‐ en schoolniveau. De gegevens worden in het multidisciplinair overleg (MDO) besproken.
10. Evaluatie interne zorgstructuur
De omschrijving van de activiteiten zijn middels kaarten in de kwaliteitsagenda opgenomen. Uit de gegevens volgt een analyse waaruit opbrengsten worden gegenereerd. De opbrengsten leiden tot verbeterpunten.
42