Schoolondersteuningsprofiel Vrijeschool De Es
1
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Algemene informatie............................................................................................................................... 3 School & Leerlingen ............................................................................................................................. 3 Missie............................................................................................................................................... 3 Visie ................................................................................................................................................. 4 Zorg en expertise: Structuur en organisatie van de ondersteuning........................................................ 5 Instroom en uitstroom ........................................................................................................................ 7 Expertise .............................................................................................................................................. 8 Externe expertise............................................................................................................................. 9 Grenzen aan zorg................................................................................................................................... 10 Ambities................................................................................................................................................. 10 Bijlagen 1. Protocol: Pesten of niet? .................................................................................................... 11
2
Inleiding Vrijeschool De Es is een basisschool gevestigd in Assen en is onderdeel van de stichting Vrijescholen Athena. Vrijeschool De Es valt onder het algemeen bijzonder onderwijs. Sinds de intreding van het passendonderwijs valt De Es onder het samenwerkingsverband P.O. 22-01 Regio Assen. De doelstelling is om ieder kind passend onderwijs te verzorgen. De zorgplicht voor onderwijs komt onder verantwoordelijkheid van de scholen te liggen. In dit schoolondersteuningsprofiel (SOP) staat beschreven hoe vrijeschool De Es invulling geeft aan passendonderwijs. In het SOP staat de basisondersteuning en extra ondersteuning van De Es beschreven. Verdere informatie vrijeschool de Es: www.vrijeschoolassen.nl Schoolgids, zorgplan en schoolplan kunt u opvragen via
[email protected] Verdere informatie over passendonderwijs: www.passendonderwijs-po-22-01.nl
Algemene informatie School & Leerlingen De Vrijeschool de Es is gelegen in de wijk Assen-Oost. De kinderen zijn afkomstig uit Assen en de wijde omgeving met een straal van 30 km. Er zijn relatief veel tussentijdse aanmeldingen vanuit het regulier onderwijs. De school kent geen gewogen leerlingen. De school is gehuisvest in een nieuwbouw daterend uit het jaar 2005.
Aantal leerlingen Aantal rugzak leerlingen Cluster 1 afgelopen 5 jaar Aantal rugzak leerlingen Cluster 2 afgelopen 5 jaar Aantal rugzak leerlingen Cluster 3 afgelopen 5 jaar Aantal rugzak leerlingen Cluster 4 afgelopen 5 jaar Aantal verwijzingen naar SBO afgelopen 5 jaar Aantal verwijzingen SO afgelopen 5 jaar Aantal terugplaatsingen S(B)O afgelopen 5 jaar Gemiddelde groepsgrootte over de afgelopen 5 jaar
189 0 0 1 3 5 0 0 23 leerlingen per klas
De inspectie van het onderwijs heeft in oktober 2010 het basisarrangement vastgesteld en ziet geen reden om een bestuursgesprek te voeren. De directeur van de school is belast met de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs en legt hierover verantwoording af aan het bestuur. De Intern Begeleider begeleidt, reflecteert en ondersteunt de leerkracht en heeft diverse coördinerende taken, die gericht zijn op monitoren, versterken en ontwikkelen van de leerlingenzorg. De intern begeleider is verantwoordelijk voor het monitoren van de zorgstructuur en de diverse zorgprocessen. De leerkracht is verantwoordelijk voor het leerproces in de klas. Hij is op de hoogte van het niveau en de ontwikkeling van iedere leerling, kent de streefdoelen en is in staat het onderwijsleerproces te monitoren, vorm te geven en te evalueren. De remedial teacher richt zich op het begeleiden van individuele kinderen binnen en buiten de klas.
Missie De missie is de leidraad voor het gevoerde beleid op vrijeschool de Es. Het is een missie waarnaar we elke dag leven: - We willen samenleven in vrijheid en met respect voor elkaar en onze omgeving;
3
- Eerlijkheid en rechtvaardigheid vormen de basis voor onze onderlinge band; - Wij willen op menselijke school een levendig evenwicht creëren tussen cultuur en natuur; - Wij willen elkaar ontmoeten vanuit respect en openheid voor elkaars opvattingen en samen komen tot nieuwe ontwikkelingen; - Wij willen met humor werken op basis van vertrouwen en op elkaar terug kunnen vallen; - Wij wensen ons ouders als toegewijde, actieve partners, met belangstelling voor de Vrijeschoolpedagogiek; - Onze school wil een warm, veilig en kleurrijk centrum zijn voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar met een eigen, levendige relatie met de maatschappij; - Op onze school willen wij de kinderen in hun eigenheid zien, zodat ze zich kunnen ontwikkelen tot een heel mens en rijk worden door een kunstzinnige aanpak; - Met waarheid zorg en liefde willen wij de kinderen omhullen, hen helpen zichzelf te vinden en de wereld te ontdekken; - Wij willen dat onze leerlingen sociale mensen worden, eerlijk, initiatiefrijk en gretig om vrij de wereld in te gaan.
Visie Het onderwijsleerproces valt en staat bij een goede didactiek. Hoewel het kind centraal staat, is de leerkracht de spil van het onderwijsleerproces. De leerkracht is degene die het onderwijsleerproces voorbereidt, leidt en evalueert. Door het lesaanbod kunstzinnig aan te bieden sluit het aan bij de belevingswereld en leeftijdsfase van het kind. Goed klassenmanagement, voorspelbaar leerkrachtgedrag en differentiatie in instructie en aanbod zijn belangrijke pijlers in dit onderwijsleerproces. Denken, voelen en willen krijgen in gelijke mate aandacht en worden in samenhang met elkaar ontwikkeld. De leerstof is – naast het ontwikkelen van specifieke vaardigheden – tevens middel om de leerlingen tot verdere ontwikkeling aan te zetten. Het periode-onderwijs maakt het mogelijk dat kinderen zich intensief met de lesstof kunnen verbinden. Door de volgende dag terug te grijpen op wat de voorgaande dag is beleefd, wordt het ontwikkelingsproces versterkt. Na een aantal weken intensieve verbinding met het onderwerp kan de leerstof buiten het dagelijkse bewustzijn verder ‘rijpen’. In alle leeftijdsfasen werkt het ontwikkelings- en leerproces het vruchtbaarste door overdracht van mens tot mens, van hart tot hart. We streven naar kunstzinnig onderwijs. Hiermee bedoelen we niet alleen het hanteren van creatieve werkvormen, maar ook de wijze waarop de leerkracht de lessen voorbereidt, geeft en verwerkt. Creativiteit, toegesneden op de betreffende klas en open staan voor wat in de les actueel is, zijn daar uitingen van. Tevens vinden we het van belang dat kinderen niet alleen “consumeren”, maar ook daadwerkelijk in beweging komen en dat hun wilskracht wordt aangesproken. In de kleuterklassen gebeurt dit via nabootsing, in de lagere klassen worden handen en voeten betrokken bij de leerprocessen. Zo wordt in het rekenonderwijs niet alleen schriftelijk gewerkt, maar worden er bijvoorbeeld ook getalrijen voor- en achteruit gelopen en diverse bewerkingen geklapt en gesprongen.
4
Zorg en expertise: Structuur en organisatie van de ondersteuning Zorgroute Vrijeschool de Es hanteert de 1 zorgroute via het handelingsgericht werken (HGW). Met de 1-zorgroute wordt op groeps-, school- en bovenschools niveau het onderwijs passend gemaakt aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. De kern van de 1-zorgroute is de cyclus van handelingsgericht werken met groepsplannen. Hierin is proactief handelen het uitgangspunt. Schoolniveau Op schoolniveau vinden de klassenbesprekingen en de leerling-besprekingen plaats. Elke cyclus “handelingsgericht werken” (HGW) wordt afgerond met een overleg tussen ib-er en klassenleerkracht. Tijdens het overleg wordt het vorige groepsplan geëvalueerd, het groepsoverzicht besproken, de opbrengsten geëvalueerd, de onderwijsbehoefte aangescherpt om een volgend plan op te kunnen stellen.
Groepsniveau Ook op groepsniveau staat de cyclus HGW centraal. Handelingsgericht werken betekent dat alle kinderen op een systematische manier qua niveau in kaart worden gebracht. Deze cyclus bestaat uit zes stappen die de leerkracht tweemaal per jaar uitvoert. 1. Verzamelen van gegevens van leerlingen in een groepsoverzicht en het op basis hiervan evalueren van het vorige groepsplan 2. Signaleren van de kinderen die de komende periode extra zorg nodig hebben. 3. Benoemen van onderwijs- en ontwikkelingsbehoeften van de leerlingen, vooral in het bijzonder aandacht voor leerlingen die bij stap 2 gesignaleerd zijn. Dit zijn kinderen die er aan de bovenkant en aan de onderkant van het gemiddelde niveau uitspringen. 4. Clusteren van leerlingen met een vergelijkbaar niveau. Dit kan ook klassendoorbrekend zijn in projectvorm. 5. Opstellen van een (groeps)plan onder begeleiding van de Ib-er. 6. Uitvoeren van het (groeps)plan. 7. Tussentijdse evaluatie en eventuele bijstelling. In het (groeps)plan zijn zowel de pedagogische als didactische aandachtspunten zichtbaar. Het opstellen van de groepsplannen wordt gekoppeld aan de twee toetsmomenten in het jaar. Individueel niveau Mocht er uit de evaluatie blijken dat een individuele leerling extra zorg nodig heeft welke niet opgenomen kan worden in het groepsplan, dan wordt er een individueel handelingsplan opgesteld. Het individuele plan is tijdelijk van aard. Dit handelingsplan wordt besproken met de ouders. De Ib-er heeft in dit proces een begeleidende rol. Het handelingsplan wordt opgesteld vanuit de intentie dat de leerling weer gaat profiteren van het groepsplan. Het handelingsplan wordt in de eerst volgende groepsbespreking geëvalueerd. Bij onvoldoende resultaat of voortgang wordt een leerling opnieuw aangemeld voor de leerlingbespreking en kan een nieuw handelingsplan volgen. leerlingbespreking De onderwijsbehoeften van de leerling staan centraal. Er kunnen diverse redenen zijn om een leerling vanuit een groepsbespreking aan te melden voor een leerling bespreking, bijvoorbeeld als - een leerling herhaaldelijk onvoldoende profiteert van het groepsplan - de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling onduidelijk blijven - het (lange termijn) ontwikkelingsperspectief van de leerling ongewis is - Er sterke aanwijzingen of vermoedens zijn voor een ernstige problematiek of stoornis
5
De Es kent vier soorten leerlingbesprekingen 1. De bespreking tussen ouders en leerkracht 2. De bespreking tussen leerkracht en IB-er 3. De bespreking tussen leerkracht, IB-er en ouders 4. Kinderbespreking in de pedagogische vergadering In algemene zin zal er sprake zijn van ernstige handelingsverlegenheid. De leerkracht weet niet wat de specifieke onderwijsbehoeften van het kind zijn en hoe zij hieraan het beste tegemoet kan komen. De school stelt zich dan de volgende vraag: Wat heeft deze leerling nodig om een bepaald doel te behalen, zowel pedagogisch als didactisch. In de gesprekken over leerlingen wordt gekeken naar wat de school al doet en wat voor het kind beter kan en naar wat wenselijk en haalbaar is. Er worden vervolgens haalbare doelen geformuleerd. Individuele leerlijn Soms kan het zo zijn dat een leerling na intensief begeleiden te weinig vooruitgang boekt en een groepsplan/individueel plan niet meer volstaat. In het kader van passend onderwijs treffen wij dan in samenspraak met ouders voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften aparte voorzieningen en bieden wij planmatige zorg: een eigen leerlijn voor één of meerdere vakken. Dit wordt pas overwogen als E-scores worden behaald gedurende het tweemaal doorlopen van het groepsplan ondanks extra hulp tijdens het uitvoeren van groepsplannen en als blijkt dat het verschil tussen DL en DLE 10 of meer is geworden. Bij voorkeur start een eigen leerlijn vanaf groep 6, omdat de lesstof dan steeds moeilijker wordt. Daarvoor wordt geprobeerd met extra hulp de leerling zo lang mogelijk bij het groepsprogramma te houden door te werken met een minimumprogramma. Ook zijn er leerlingen binnen de school die zo begaafd zijn dat zij door het basisaanbod onvoldoende uitgedaagd worden. De Cito-scores kunnen aanleiding tot overleg zijn en/of de sociaal emotionele ontwikkeling en het gedrag. In samenspraak met de ouders wordt gekeken naar verbreding of verdieping om aan de onderwijsbehoefte van de leerling te voldoen. Er is (nog) geen sprake geweest van een eigen leerlijn voor de (hoog)begaafde leerling. De individuele leerlijn wordt uitgewerkt in een individueel handelingsplan. We houden de opbrengsten van dit handelingsplan aandachtig in de gaten: er moet voldoende leerwinst geboekt worden. Om dit goed te kunnen beoordelen gebruiken wij het ontwikkelingsperspectief (verwachte leeropbrengst) zoals dit in Parnassys, het door school gehanteerde leerlingvolgsysteem, aangegeven wordt. Vanaf groep zes wordt dit ontwikkelingsperspectief uitgewerkt in concrete tussendoelen in het handelingsplan en volgen we zo de ontwikkeling van deze leerlingen. Bij de beslissing om over te gaan tot een eigen leerlijn is er altijd overleg met de ouders en in voorkomende gevallen met een extern deskundige. Een eigen leerlijn bevat: - Een ontwikkelingsperspectief voor het betreffende vakgebied dat is bepaald aan de hand van het verwachte uitstroomniveau van de leerling; - Tussendoelen die bepaald zijn aan de hand van het ontwikkelingsperspectief; - Een beredeneerd, gepland aanbod dat is bepaald op basis van de tussendoelen. Om aan te kunnen tonen dat leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zich naar verwachting (volgens de gestelde tussendoelen) ontwikkelen wordt gekeken naar een uitstroomperspectief. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het leerrendement van de leerling tot nu toe. Het leerlingvolgsysteem van Parnassys geeft een indicatie voor het uitstroomperspectief bij diverse vakgebieden. Daarnaast worden, indien mogelijk, de gegevens van het intelligentieprofiel gebruikt. Daarnaast worden ook de overige gegevens zoals werkhouding en gedrag meegenomen in bepaling van het uitstroom perspectief. De onderstaande tabel helpt ons bij het inschatten of het ontwikkelingsperspectief en het leerrendement realistisch is.
6
IQ / eindniveau voorgezet onderwijs PRO IQ 55-80 LWOO IQ 75-90 IQ 80-90 + specifieke stoornis IQ 90-120 + sociaal emotionele problemen VMBO
Leerrendement lager dan 50% Leerrendement 50%-75% Leerrendement 50%-75%
Eindniveau eind groep 5 Eindniveau eind groep 6 Eindniveau eind groep 6 voor het betreffende vakgebied
Leerrendement 50%-75%
Eindniveau eind groep 7
Leerrendement hoger dan 75%
Eindniveau eind groep 7
(bron: ABC) Onderstaande tabel helpt ons bij het bepalen van de streefdoelen in DLE’s ( voor VMBO, LWOO, Pr.O)
groep 3
groep 4
groep 5
groep 6
groep 7
groep 8
dl 5
dl 10
dl 15
dl 20
dl 25
dl 30
dl 35
dl 40
dl 45
dl 50
dl 55
dl 60
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
DLE
1. VMBO
5
10
14
18
22
26
30
34
38
42
46
50
2. LWOO
3
6
9
12
15
19
22
25
28
32
35
38
3. Pr.O
1
2
5
7
10
12
15
17
20
22
25
27
Wanneer na de eerste evaluaties (tussen een halfjaar tot een jaar na de start) blijkt dat de (eind)doelen naar beneden moeten worden bijgesteld, is een verder onderzoek noodzakelijk. Indien ouders op de hoogte zijn en ingestemd hebben met de eigen leerlijn, worden deze leerlingen in verslaglegging beoordeeld ten opzichte van hun ontwikkeling op die eigen leerlijn. Bij de eigen leerlijn worden de toetsen aangepast aan het niveau van de individuele leerlijn. Als de leerling bijvoorbeeld een jaargroep lager rekent, worden ook de LOVS-toetsen van dat leerjaar afgenomen.
Instroom en uitstroom Aannamebeleid Zowel bij aanname van een kleuter als een zij-instromer, vindt er eerst een algemeen informatief gesprek plaats met de directeur en de ouders. Bij zij-instromers wordt na het informatief gesprek met de directeur en na toestemming van de ouders, contact opgenomen met de school van herkomst. Daarna wordt het kind uitgenodigd voor een kennismaking. Tijdens de kennismaking wordt met het kind gewerkt en met de ouders eventuele ontwikkelingsvragen besproken. Vervolgens zal de aanname van het kind met de klassenleerkracht besproken worden en wordt de nieuwe leerling in de pedagogische vergadering gemeld, alwaar het besluit tot plaatsing wordt genomen. Wanneer er binnen de school geen plaatsruimte is voor een leerling of als ouders weigeren de grondslag van de school te respecteren of te onderschrijven, mag de school een leerling weigeren. Uitstroombeleid In de zesde klas (groep 8) werden tot nu toe eindtoetsen afgenomen, namelijk het ‘Drempelonderzoek’ en de NIO (Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau). Het Drempelonderzoek meet de leeropbrengsten en de NIO meet het intelligentieniveau van het kind. Het advies met betrekking tot het voortgezet onderwijs komt tot stand op basis van het beeld dat de leerkracht van het kind heeft en beide toetsresultaten. Het beeld wordt
7
met de ouders gedeeld en dan volgt er een definitief advies voor het voortgezet onderwijs. Komend schooljaar vraagt aanpassing omtrent beleid hierover i.v.m. wettelijke verplichting tot eindtoetsing. eerder uitstromen Wanneer de school handelingsverlegen blijft, kan de mogelijkheid onderzocht worden of een leerling (tijdelijk) verwezen wordt naar een andere basisschool voor speciaal basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs. Een verzoek tot toelating moet door de ouders worden ingediend bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL). De school verzorgt samen met de ouders de aanmelding. Indien een leerling de school verlaat, wordt er door de school een onderwijskundig rapport opgesteld. Dit met het doel de vervolgschool van die informatie te voorzien die belangrijk is om de overgang zo goed mogelijk te laten verlopen. In eerste instantie is de klassenleerkracht hiervoor verantwoordelijk, maar het wordt ook ingezien en ondertekend door de directie. Overgang Primair Onderwijs naar Secundair Onderwijs Het vrijeschoolleerplan is geschreven voor kinderen van 4 tot 18 jaar. Hiermee is het leerplan dekkend voor zowel het primair als secundair vrijeschoolonderwijs en daardoor wordt een doorlopende leerlijn gewaarborgd. Het leerplan van het primair vrijeschoolonderwijs is dekkend voor de gestelde kerndoelen vanuit het ministerie. De ervaring leert dat de overgang van primair vrijeschoolonderwijs naar het reguliere secundaire onderwijs probleemloos en passend verloopt. Door het vrijeschoolonderwijs is de algemene ontwikkeling door het lesaanbod breder ontwikkeld waardoor de overgang naar het secundaire onderwijs goed doorlopen kan worden.
Expertise Interne expertise Voor kinderen met een specifieke zorgvraag heeft de school de benodigde expertise in huis. De school beschikt over een Intern begeleider (IB-er) en een Remedial teacher (RT-er). Centraal in de zorgstructuur staat de intern begeleider. De IB-er bewaakt de uitvoering van de afspraken rond leerlingenzorg. Zij begeleidt en ondersteunt de klassenleerkrachten bij het signaleren en analyseren van onderwijsleerproblemen en bij het oplossen van deze problemen. Tevens is zij naast de leerkracht, gesprekspartner voor ouders met zorgen rond de ontwikkeling van hun kind. De IB-er onderhoudt de externe contacten die aan de zorg gekoppeld zijn. De remedial teacher geeft extra begeleiding buiten of in de klas. Hij voert het individuele handelingsplan uit en evalueert met de klassenleerkracht en IB-er wat de vervolgstappen zijn. Hierover worden de ouders geïnformeerd. Als het probleem nog niet is opgelost, volgt opnieuw een bespreking met de IB-er. Hieruit kan een extra handelingsplan volgen. De Remedial teaching door de RT-er vindt zoveel mogelijk in de klassen zelf plaats. De RT uren worden voornamelijk ingezet voor leerlingen met een individuele leerlijn.
specifiek aanbod en specialisme Aanbod dyslexie Aanbod dyscalculie Aanbod leerlingen met een meer dan gemiddelde intelligentie en hoogbegaafde leerlingen Aanbod voor leerlingen met beperkte cognitieve ontwikkelingsmogelijkheden en geringe zelfredzaamheid Aanbod visueel beperkten
Signalerings- en Diagnose-instrumenten. Behandeling extern. Geen aanbod Veelzijdigheid van het vrijeschoolleerplan biedt veel aanknopingspunten voor een rijk aanbod. Daarnaast inzet verrijkingsmateriaal en ondersteuning hoogbegaafdheidsspecialist Onderwijsvorm “Ambachtelijk onderwijs”
Geen aanbod
8
Aanbod auditief beperkten Aanbod leerlingen met taal ontwikkelingsstoornis Aanbod NT2 onderwijs Groepsprogramma aanbod gericht op sociale veiligheid Groepsprogramma aanbod gericht op voorkomen/aanpakken van gedragsproblemen Individueel programma aanbod gericht op voorkomen/aanpakken van gedragsproblemen Aanwezigheid gecertificeerd teamlid taalproblemen Aanwezigheid gecertificeerd teamlid fysiek/medische problemen Aanwezigheid gecertificeerd teamlid rekenproblemen Aanwezigheid gecertificeerd teamlid gedragsproblemen Aanbod ter voorkoming van thuiszitters
Geen aanbod Geen aanbod Geen aanbod Gecertificeerde “Kanjer trainer” in onderwijsteam Gecertificeerde “Kanjer trainer” in onderwijsteam & handhaving pestprotocol Gecertificeerde “Kanjer trainer” in onderwijsteam & handhaving pestprotocol Taalspecialist in onderwijsteam (in opleiding) Drie gecertificeerde teamleden EHBO & BHV Niet aanwezig Één gecertificeerd teamlid “Kanjer” trainer Beleid in ontwikkeling
Externe expertise Indien de zorgvraag van een kind niet via de HGW cyclus beantwoord kan worden, kan op basis van een duidelijke begeleidingsvraag en na toestemming van de ouders het besluit genomen worden een externe handelingsgerichte diagnostiek of handelingsgerichte begeleiding te vragen. Na een inventarisatie van de diagnostische vragen die naar voren zijn gekomen bij de school en bij de ouders wordt besloten welke instantie om hulp gevraagd wordt: - de bovenschoolse commissie van het samenwerkingsverband (psycholoog/orthopedagoog) - het ZAT (Zorg Advies Team) - de begeleidingsdienst voor vrijescholen (psycholoog/orthopedagoog) - een Regionaal Expertise Centrum - een instelling voor jeugdzorg - een instelling voor psychiatrische zorg (GGZ) In geval van een medische of psychosociale vraag kan, ten behoeve van het kind, aan de ouders gevraagd worden om externe diagnostiek, zorg, of opvoedingsondersteuning te vragen bij een zorginstelling. De IB-er kan de casus eerst voorleggen aan een bovenschools zorg en adviesteam (ZAT). Het ZAT is en team waarin onderwijs en jeugdzorg samen vertegenwoordigd zijn. In het team zitten de IB-er, jeugdverpleegkundige en schoolmaatschappelijk werk. Kinderen kunnen aangemeld worden bij het ZAT als kinderen meer ondersteuning nodig hebben, als kinderen gedrag- ontwikkeling- of leerproblemen hebben of leerlingen die thuis problemen hebben.
Gebouw Het schoolgebouw waarin de Es is gevestigd is gebouwd in 2005. De school is rolstoelvriendelijk, heeft een invalidetoilet en verzorgingsruimte. Er is geen prikkelarme werkruimte aanwezig, maar wel een zogenoemde time-outplek. Er zijn twee werkruimtes aanwezig voor de schoolleider, de administratie, de Ib-er en externe specialisten. Het gebouw beschikt verder over een grote zaal en er is een kantine aanwezig welke wordt
9
gedeeld met kinderdagverblijf SKID. De school beschikt over een kindvriendelijk en milieuvriendelijk schoolplein.
Grenzen aan zorg Het streven is deze kinderen zo goed mogelijk binnen de school te begeleiden volgens de uitgangspunten van HGW. Daarbij staat het welbevinden van het kind centraal. Als alle inspanningen onvoldoende resultaat geven en het welbevinden van het kind in het gedrang komt, wordt in overleg met alle betrokkenen, overgegaan tot aanmelding bij het speciaal basisonderwijs of het speciaal onderwijs. Het is ook mogelijk dat een leerling wordt (terug)geplaatst op een reguliere basisschool wanneer blijkt dat de leerling niet kan ‘aarden’ binnen het vrijeschoolonderwijs of wanneer de leerling hier niet voldoende van profiteert. Als school zorgen we voor een veilig schoolklimaat, waarin onze leerlingen hun talenten tot bloei kunnen laten komen. Echter, we hebben niet voor alle talentontwikkeling de expertise en kennis in huis die op specifieke gebieden nodig is. We kunnen op het gebied van persoonlijke en medische verzorging de reguliere hulp en aandacht bieden. De school heeft geen extra handen en kennis in huis voor specifieke handelingen. De leerkracht is primair verantwoordelijk voor het onderwijs in de hele klas. De tijd en zorg die specifieke verzorging van een leerling betreft moet te verantwoorden en te combineren zijn met zijn/haar hoofdtaak als leerkracht. De inrichting van fysieke ruimte in de school betreffen een lift, drempelvrije ruimtes en een invalide toilet. Uitstromen Onder het samenwerkingsverband P.O. 22-01 vallen vier speciale onderwijsvoorzieningen. SBO de Meander en SBO de Boei zijn scholen voor speciaal basis onderwijs. Op deze scholen kunnen leerlingen terecht met een betrekkelijk laag of laag intelligentieniveau, kinderen die een leerachterstand hebben, kinderen met opvoedingsmoeilijkheden en alle andere kinderen die speciale zorg en aandacht nodig hebben. Het speciaal basisonderwijs valt niet onder de wet 'speciaal onderwijs', maar is in feite een speciale vorm van onderwijs voor kinderen die het op een reguliere basisschool niet redden. Kinderen op sbo-scholen dienen na het verlaten van deze school dezelfde basiskennis behaald te hebben als kinderen die op een gewone basisschool gezeten hebben, maar ze mogen daar wel langer over doen. So de Aventurijn is een school waar speciaal onderwijs voor cluster 4 leerlingen wordt aangeboden. Hieronder vallen de leerlingen met een ernstig gedragsprobleem en/of psychiatrische stoornis. So de W.A. van Lieflandschool is een school waar speciaal onderwijs voor cluster 3 leerlingen wordt aangeboden. Hieronder vallen leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking, leerlingen die langdurig ziek zijn of leerlingen met epilepsie. Er zijn binnen de regio geen scholen met speciaal onderwijs voor leerlingen uit cluster 1 en 2. Hieronder vallen de leerlingen met een visuele beperking, auditieve beperking of kinderen met een taalontwikkelingsstoornis.
Ambities De leerkrachten in de school zijn opgeleid om goed Vrijeschool onderwijs te geven. Het aantal leerlingen met specifieke gedragsproblematiek neemt toe. Om deze kinderen goed te kunnen bedienen, zal de school het komende jaar investeren in schoolbreed studie omtrent gedragsproblematiek.
10
De afgelopen twee jaar heeft de school zich toegelegd om voor de meer begaafde leerlingen een passend onderwijsaanbod te realiseren. De vrijeschool ziet begaafdheid bij leerlingen breder dan alleen “hoog begaafd” of “hoog intelligente kinderen”. Immers, het vrijeschool onderwijs staat voor een totale ontwikkeling van het kind en niet voor een eenzijdige cognitieve ontwikkeling. Voor de hoog intelligente c.q. hoogbegaafde kinderen en kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte op het gebied van het gedrag, zoekt de Vrijeschool samenwerking met andere scholen binnen het samenwerkingsverband of andere externe partners. Algemeen: de school zou meer formatieruimte in de klas willen creëren.
Bijlagen 1. Protocol: Pesten of niet?
11
Bijlage 1
Pesten of niet? Inhoud Inleiding ......................................................................................................................................... Pag 02 Begripsvorming ............................................................................................................................ Pag 03 Structuur van het pestprotocol ................................................................................................... Pag 04 Praktische uitwerking van het pestprotocol ............................................................................. Pag 05 Bijlagen 5.1 Bijlage: Begeleiding van kinderen ............................................................................ Pag 08 5.2 Bijlage: Adviezen aan ouders ................................................................................... Pag 09 5.3 Bijlage: Stroomschema pestprotocol ..................................................................... Pag 10 5.4 Bijlage 4: Plan van aanpak ....................................................................................... Pag 11 Literatuur en verwijzingen .......................................................................................................... Pag 13
12
1. Inleiding De meeste basisschoolleerlingen, ruim zestig procent, worden wel eens gepest. Een enkel keertje gepest worden, daar is overheen te komen. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat 8% van de basisschoolleerlingen minstens één keer per week gepest worden. Dit zijn er minimaal twee per klas. Pesten gebeurt vooral op school. Bijna de helft van de gepeste kinderen vertelt het aan de leerkracht. Volgens de leerlingen grijpen de leerkrachten lang niet altijd in als er gepest wordt. De meeste kinderen vinden het vervelend om te merken dat andere kinderen worden gepest. Veertig procent van de kinderen probeert te helpen als een ander kind wordt gepest. Ongeveer even veel kinderen vinden dat ze eigenlijk iets zouden moeten doen, maar doen uiteindelijk toch niets. Veel kinderen vertellen thuis niet dat ze gepest worden. Ook op onze school wordt gepest. Dit is een feit wat onder ogen gezien moet worden. Met dit pestprotocol geven wij aan dat het pesten niet wordt toegestaan en dat wij de problematiek actief aanpakken.
13
2. Begripsvorming Pesten Pesten is het systematisch uitoefenen van psychische en/of fysieke mishandeling door één of meerdere individuen op een persoon, die niet is staat is zichzelf te verdedigen. Bij pesten is de macht ongelijk verdeeld. Pesten heeft negatieve gevolgen voor het slachtoffer. Deze mag niet voor zichzelf opkomen noch zich verweren. Doet hij dit wel, kan dit voor de pester(-s) een reden zijn hem nog harder aan te pakken. Plagen Bij plagen is er sprake van incidenten. Een persoon zegt iets, een ander zegt iets terug en meestal is het dan afgelopen. Vaak is het een kwestie van elkaar voor de gek houden. De machtsverhouding is gelijk. Plager(-s) en geplaagde(-n) hebben een gelijke of bijna gelijke macht. Bij plagen loopt de geplaagde geen blijvende psychische en/of fysieke schade op en is in staat om zich te verweren. Naar aanleiding van de beschreven definities mag gesteld worden dat plagen (met in acht neming van fatsoensregels) kan, het is een deel van het sociale proces dat kinderen doormaken. Pesten daarentegen is ongewild gedrag. Het is niet toegestaan. Voorbeelden van pesten kunnen zijn:
altijd een bijnaam, nooit bij de eigen naam noemen, zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot, een klasgenoot voortdurend ergens de schuld van geven, briefjes doorgeven, beledigen, opmerkingen maken over kleding, isoleren, buiten school opwachten, op weg naar huis achterna rijden, naar het huis van het slachtoffer gaan, bezittingen afpakken, schelden of schreeuwen tegen het slachtoffer, fysiek geweld, schelden of bedreigen via MSN.
Het moet wel duidelijk zijn dat pesten een probleem is dat een oorzaak heeft. Ergens ligt de basis van het probleem. Deze oorzaak moet boven tafel komen, pas daarna kan er effectief gewerkt worden. Mogelijke oorzaken van pestgedrag kunnen zijn:
Een problematische thuissituatie Voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen) Voortdurend in een niet-passende rol worden gedrukt Voortdurend met elkaar de competitie aan gaan Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt 14
3. Structuur van het pestprotocol Als achtergrond van dit protocol dient een visie op opvoeden en sociaal gedrag zoals dat is verwoord in de bijlage. Uiteraard dient dit protocol niet in iedere situatie strikt gevolgd te worden. Het fungeert als leidraad om te handelen, met de nadrukkelijke ruimte in situaties af te wijken en een eigen invulling te geven. Wanneer er zich een pestprobleem voordoet dan: licht de leerkracht de schoolleider en het college in, wordt vastgesteld wat de aard en de ernst van het pestprobleem is. Er zijn verschillende manieren (of mogelijke combinaties daarvan) waarop vervolgens gereageerd kan worden: de ouders van de pester en de gepeste worden ingelicht. alle ouders worden ingelicht. er vinden gesprekken plaats met (een deel van) de kinderen in de klas. We verdelen het handelingsproces in 6 fasen: 1. voorkomen 2. onderzoeken en informeren 3. gesprekken met betrokkenen en evt. derden 4. maken van een plan van aanpak 5. uitwerken van het plan van aanpak EVALUATIEMOMENT 6. afronden en nazorg plegen. N.B. Tijdens alle fasen blijft het informeren van de verschillende betrokkenen noodzakelijk!
15
4. Praktische uitwerking van het pestprotocol Fase 1: pestprobleem voorkomen. Allereerst eraan werken om een pestprobleem te voorkomen. Nodig daarvoor is op de hoogte te zijn van wat er zich onder de kinderen afspeelt. Dat doen we op twee manieren. 1. Regelmatig zijn er kringgesprekken met de kinderen en lessen in sociaal wenselijk gedrag. Als leidraad daarvoor wordt de regel gebruikt: “Wij storen elkaar niet!” Daarnaast blijven ook de individuele klassenregels gelden. Waar nodig wordt er gebruik gemaakt van de literatuur die beschreven staat in deel 6. 2. Ten minste 1x per jaar wordt er op een ouderavond expliciet aandacht besteed aan de vraag op welke wijze de kinderen de klas ervaren. Vaak vertellen kinderen hun beleving eerder aan de ouders dan dat zij er op school mee in de openbaarheid komen. Fase 2: Onderzoeken en informeren. Er is een melding gemaakt van een pestsituatie, deze kan van verschillende kanten komen: ouders, leerlingen en leerkrachten. Een melding dient te allen tijde serieus genomen te worden! In de eerste plaats dient onderzocht te worden of het werkelijk gaat om een pestprobleem. Er vinden gesprekken plaats door de leerkracht met de betrokken leerling(-en) en/of de ouders en eventueel andere leerkrachten. Eventueel kan ook een kringgesprek plaatsvinden in de betrokken klas. Wanneer de conclusie is dat er sprake is van een pestprobleem informeert de betrokken leerkracht de schoolleider en het college. Deze groep informeert zich door kennis te nemen van de feiten en ondersteunt de klassenleerkracht bij de voortgang. In het verdere verloop van de afhandeling van het pestprobleem blijft de klassenleerkracht de schoolleider en het college telkens op de hoogte houden van het verloop. Binnen de vergadering kan een advies uitgebracht worden aan de leerkracht met betrekking tot het plan van aanpak. Fase 3: Gesprekken met betrokkenen en evt. derden. In deze fase doet de leerkracht onderzoek bij betrokkenen waarbij zo mogelijk alle elementen van het pestprobleem aan de orde komen. De gesprekken vinden dan ook plaats met de slachtoffers en de daders, hun ouders en medeklasgenoten. Eventueel andere betrokkenen worden ook bij deze gespreksronde betrokken. Tijdens deze fase wordt ook geprobeerd een beeld te vormen van de mogelijke hulp die geboden kan worden en die gewenst wordt. Fase 4: Het maken van een plan van aanpak. In de derde fase wordt in kaart gebracht op welke wijze het pestprobleem wordt aangepakt . Er moet sprake zijn van een veranderingsproces ten aanzien van de ontstane situatie. Dit proces moet er op gericht zijn deze situatie te doorbreken. Hierbij kunnen verschillende trajecten doorlopen worden. - In bijna alle situaties is het wenselijk de ouders te informeren over de situatie in de klas en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. In een aantal gevallen kan het noodzakelijk zijn dat de oudergroep nadrukkelijk betrokken wordt in het veranderingsproces. Voor nadere uitwerking verwijzen we naar het onderdeel: ‘oudergroep’, verderop in dit protocol.
16
In de lagere klassen kan een verhaal, dat pedagogisch is afgestemd op de problematiek, een goede manier zijn het probleem aan te pakken. Behalve dit verhaal kunnen gesprekjes over onderdelen van het thema gehouden worden. Van belang is dat de wijze waarop het pestprobleem moet worden aangepakt passend dient te zijn voor de leeftijdsgroep - waarmee men te maken heeft. Zo zal in de hogere klassen het probleem gemakkelijker open benoemd kunnen worden dan in de lagere klassen. Gebruik kan worden gemaakt van de eerder genoemde methode; ‘Kinderen en omgaan met waarden en normen’ , een methode die de school heeft aangeschaft om o.a. voor dit doel te gebruiken. - Tijdens het hele traject kan een ‘logboek’ worden bijgehouden waarin de leerkracht beschrijft hoe het gehele proces verloopt. Fase 5: Uitwerken van het plan van aanpak. Enkele suggesties bij het uitwerken van het plan van aanpak zijn: 1. Kringgesprekken met de klas 2. Inventariseren in de groep wie welke rol heeft: slachtoffer, dader, partijkiezer, meedoener, voorvechter, afzijdige. 3. Elk groepslid bewust maken van zijn eigen rol en goed stilstaan bij de verschillende gevoelens. (van de gepeste, de dader enz.) 4. Het aanstellen van bewakers van het proces . 5. Het afspreken van momenten waarop geëvalueerd wordt. In het begin dagelijks, daarna wekelijks en uiteindelijk een paar maal per jaar. 6. Het aanleren en bevorderen van positieve gevoelens en eigenschappen zoals, troosten, helpen, complimentjes geven en het afremmen van elkaar, daar waar dat nodig is. 7. Het creëren van een gezond leef - en leerklimaat en een positieve sfeer. Oudergroep. In sommige gevallen is het noodzakelijk de gehele oudergroep te betrekken in het plan van aanpak om het veranderingsproces goed te laten verlopen. Zaken die op een dergelijke ouderavond aan de orde kunnen komen zijn: Voorbereiding ten aanzien van de ouders: Er moet hulp geboden worden aan een eventueel slachtoffer, aan de grote middengroep van de klas, maar ook aan de dader. De aanwezigen moeten erop voorbereid zijn dat ouders van eventuele daders iets moeilijks te verwerken krijgen. De ouders bouwen dit vertrouwelijke beeld gezamenlijk op om de hulpverlening richting te geven. Er wordt afgesproken namen te noemen. Ouders moet uitgelegd worden, dat de kinderen in twee sociale circuits leven, te weten: een circuit waar toezicht is en de schoolregels gelden en een circuit zonder toezicht, de sociale laag die niet zichtbaar is. Pesten speelt zich bijna altijd in dit laatste circuit af. De leerkracht kent het gedrag in dit circuit niet. Ouders krijgen vaker mededelingen van hun kind hoe het er daaraan toegaat. De hulp van ouders is dus nodig om een gezamenlijk beeld te ontwikkelen van de sociale situatie in de klas. Aan alle ouders wordt nu gevraagd om beurten te vertellen hoe hun kind de sociale situatie van de klas beleeft. Zij krijgen op deze wijze de mogelijkheid om aan hun betrokkenheid vorm te geven. Voordat overgegaan kan worden naar de zesde fase is er een moment van evaluatie: “In hoeverre heeft het opgestelde plan van aanpak effect gehad?” Als er geconcludeerd mag worden dat het effect onbevredigend is moet er teruggegaan worden naar fase 3. Op zo’n moment moet er hulp van buitenaf worden ingeschakeld. Er kan gedacht worden aan de schoolbegeleidingsdienst, de 17
GGD, het schoolmaatschappelijk werk of het zorgteam. Tijdens de tweede loop van het traject kunnen strengere maatregelen genomen worden zoals: het plaatsen van de pester in een andere groep binnen de school, het plaatsen van de pester in een groep op een andere school. In extreme gevallen kan een leerling geschorst of verwijderd worden. Fase 6: Afronden en nazorg plegen In deze fase kan wederom berichtgeving naar de oudergroep worden gedaan. Daarnaast kan het noodzakelijk zijn met de oudergroep afspraken te maken over de toekomst. Door het instellen van bijvoorbeeld een klassenuur, waar in een kringgesprek gesproken wordt over de gebeurtenissen in de afgelopen week, kan aan een vorm van nazorg gedaan worden. (Hoe gaat het nu met de kinderen? Waar zitten nog kleine knelpunten? Waar is de inbreng van de leerkracht nog noodzakelijk?) Het is op den duur mogelijk en wenselijk dat de leerlingen zich zo veilig gaan voelen dat zij hun gevoelens goed leren uiten. Deze fase sluit dan weer aan bij de eerste fase: Het voorkomen van een pestprobleem. 5.1 Bijlage: Begeleiding van kinderen Begeleiding van de gepeste:
Medeleven tonen en luisteren en vragen: hoe en door wie wordt er gepest. Nagaan hoe de leerling zelf reageert, wat doet hij/zij voor, tijdens en na het pesten. Huilen of heel boos worden is juist vaak een reactie die een pester wil uitlokken. De leerling laten inzien dat je op een andere manier kunt reageren. Zoeken en oefenen van een andere reactie bijvoorbeeld: je niet afzonderen. Het gepeste kind laten inzien waarom een kind pest. Nagaan welke oplossing het kind zelf wil. Sterke kanten van de leerling benadrukken. Belonen (schouderklopje) als de leerling zich anders/beter opstelt. Praten met de ouders van de gepeste leerling en de ouders van de pester(s). Het gepeste kind niet overbeschermen, bijvoorbeeld: naar school brengen of “ik zal het de pesters wel eens gaan vertellen”. Hiermee plaats je het gepeste kind juist in een uitzonderingspositie, waardoor het pesten zelfs nog toe kan nemen.
Begeleiding van de pester:
Praten; zoeken naar de reden van het ruzie maken/ pesten. (baas willen zijn, jaloezie, verveling, buitengesloten voelen) Laten inzien wat het effect van zijn/ haar gedrag is voor de gepeste. Excuses laten aanbieden. In laten zien welke sterke (leuke) kanten de gepeste heeft. Wij houden ons aan de regel: “Pesten is verboden in en om de school”; straffen als het kind wel pest, daarnaast belonen (schouderklopje) als kind zich aan de regels houdt.
18
Kind leren niet meteen kwaad te reageren, leren beheersen, de ‘stop-eerst-nadenkenhouding’ of een andere manier van gedrag aanleren. Contact tussen ouders en school; elkaar informeren en overleggen. Inleven in het kind; wat is de oorzaak van het pesten? Zoeken van een sport of club; waar het kind kan ervaren dat contact met andere kinderen wel leuk kan zijn. Inschakelen hulp: SoVa-strainingen, Jeugdgezondheidszorg, huisarts, GGD, Zorgteam.
5.2 Bijlage: Adviezen aan ouders Ouders van gepeste kinderen: Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind. Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders van de pester(-s) om het probleem bespreekbaar te maken. Pesten op school kunt u het beste direct met de leerkracht bespreken. Door positieve stimulering en zgn. schouderklopjes kan het zelfrespect vergroot worden of weer terug komen. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport . Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt. Ouders van pesters: Neem het probleem van uw kind serieus. Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden. Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. Maak uw kind gevoelig voor wat het anderen aandoet. Besteed extra aandacht aan uw kind. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind. Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat. Alle andere ouders: Neem de ouders van het gepeste kind serieus. Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag. Geef zelf het goede voorbeeld. Leer uw kind voor anderen op te komen. Leer uw kind voor zichzelf op te komen.
19
5.3 Bijlage: Stroomschema pestprotocol (Klassenboek)
Fase 1: voorkomen
Melding Pesten
Fase 2: onderzoeken en informeren Fase 3: gesprekken met betrokkenen en evt. derden Fase 4: maken van een plan van aanpak Fase 5: uitwerken van het plan van aanpak
Evaluatie
Fase 6: afronden en nazorg plegen.
20
5.4 Bijlage: Plan van aanpak (Op het netwerk te vinden als “PVA.DOC”) Naam gepeste(-n): Naam pester(-s): Melding probleem door: Betrokkenen overleg: Startdatum: Einddatum: Fase 3: gesprekken met betrokkenen en evt. derden
Beschrijf kort wat er in de gesprekken aan de orde is geweest én wie heeft deelgenomen aan de gesprekken.
Zijn alle betrokkenen over deze stap geïnformeerd? JA / NEE Fase 4: maken van een plan van aanpak Beschrijf de te volgen werkwijze. Geef alle stappen aan.
Zijn alle betrokkenen over deze stap geïnformeerd? JA / NEE Fase 5: uitwerken van het plan van aanpak Wat is er werkelijk aan het probleem gedaan?
Zijn alle betrokkenen over deze stap geïnformeerd? JA / NEE
21
Evaluatie Heeft het plan van aanpak voldoende effect gehad JA / NEE Indien “NEE” is geantwoord, Moet er terug gegaan worden naar Fase 3 én dient er een tweede plan van aanpak opgesteld te worden. Zijn alle betrokkenen over deze stap geïnformeerd? JA / NEE Fase 6: afronden en nazorg plegen Beschrijf kort hoe deze fase gerealiseerd gaat worden.
Zijn alle betrokkenen over deze stap geïnformeerd? JA / NEE
6. Literatuur en verwijzingen Boekenlijst: Pesten op school, Dieter en Gita Krowatschek, Pesten op school, Bob van der Meer Internet: http://www.pestweb.nl/aps/pestweb http://www.pesten.net Bij het maken van dit pestprotocol zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Pestprotocol Parcivalschool Arnhem Vereniging tegen het pesten (http://www.tegenpesten.kicks-ass.org) Drs. Bob van der Meer (http://www.pesten.net) Juf Online (http://www.geocities.com/juf_online/klassen.html)
22
Afsprakencontract tussen leerlingen. naam leerling(en): ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………. “Er is pas een probleem als er ook een oplossing mogelijk is “ Omschrijf in het kort wat het probleem is:
Omschrijf in het kort wat de oplossing is:
We houden ons aan de onderstaande afspraken die we samen hebben gemaakt ( eventueel met hulp van de leerkracht) voor de duur van …..weken.
Evaluatie: datum:…….
Handtekeningen van de betrokken leerlingen.
23