School-Muziek-Sport: Doen meer kinderen mee? SMS-Kinderfonds Dordrecht 2006-2012 Kinderen die opgroeien in arme gezinnen zijn extra kwetsbaar. Arme kinderen doen het vaak minder goed op school, vertonen vaker probleemgedrag en zijn vaker sociaal uitgesloten dan hun rijkere leeftijdsgenootjes. Om meer kinderen mee te laten doen, kunnen hun ouders een beroep doen op het SMSKinderfonds. Bij de start van het SMS-Kinderfonds in 2006 heeft het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD) een nulmeting uitgevoerd. Dit jaar maten we het bereik, gebruik én effect van het fonds.
Inhoud: 1. 2. 3. 4.
Conclusies Doelgroep, harde kern Bekendheid en gebruik Participatie
Begin 2006 werd het SMS-Kinderfonds in het leven geroepen. Het fonds is een onderdeel van het armoedebeleid van de gemeente Dordrecht en heeft tot doel de maatschappelijke participatie van kinderen uit arme gezinnen te vergroten. Dit kan door een groter aandeel kinderen uit arme gezinnen te laten deelnemen aan sportactiviteiten, muziekles, schoolreisjes en schoolkampen.
Voor de uitvoering van het SMS-Kinderfonds werkt de gemeente samen met Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds. De signalering en aanmelding van de kinderen gebeurt door scholen en hulpverleners (zoals GGD en Jeugdzorg). Kinderen en jongeren tot 18 jaar, woonachtig in Dordrecht in een armoedesituatie komen in aanmerking voor het SMS-Kinderfonds. Als inkomensgrens werd 120% van het wettelijke minimumloon (WML) gerekend, sinds 2012 is dit teruggeschroefd naar 110%. De gemeente had het streven om middelen uit het SMS-Kinderfonds pas in te zetten als voorliggende voorzieningen (bijzondere bijstand, kinderbijslag, kindertoeslag, tegemoetkoming studiekosten etc.) waren benut. Een beoogd neveneffect van het SMS-Kinderfonds was dan ook een betere benutting van de bestaande voorliggende voorzieningen. Vanwege bezuinigingen wordt hier niet meer actief op ingezet. Bij de start van het SMS-Kinderfonds is door het OCD (in 2006) een nul-meting1 uitgevoerd. In deze meting laten we zien in welke mate het SMS-Kinderfonds bijdraagt aan de participatie van kinderen uit arme gezinnen.
De verschillen met 2006 zijn, gezien alle andere invloeden in dat tijdsbestek, te klein om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de invloed van het beleid op de ontwikkelingen. In deze factsheet gaan we daarom niet in op verschillen met de uitkomsten in 2006.
1
Conclusies
Bereik en gebruik SMS-Kinderfonds Ruim 10% van de Dordtse kinderen groeit op in een huishouden met een inkomen <110% wettelijk sociaal minimum (WSM). De doelgroep van het SMS-Kinderfonds in Dordrecht bestaat daarmee uit minimaal 2.600 kinderen. Het SMS-Kinderfonds bereikte in 2011 in Dordrecht ruim 1.600 kinderen. Daarmee maakt ongeveer 65% van de Dordtse kinderen uit een gezin met een inkomen <110% WSM gebruik van het SMS-Kinderfonds. Toch zien we dat er nog zo’n 1.300 Dordtse kinderen op geen enkele manier participeren. Een groot deel daarvan zal uit deze gezinnen met een laag inkomen komen, maar om daar zeker van te zijn is nader onderzoek nodig. In ieder geval kunnen er dus nog 1.000 tot 1.300 kinderen méér worden bereikt.
1
J.M. Schiff (2006). 0-meting SMS- Kinderfonds. Onderzoekcentrum Drechtsteden.
2
Direct effect SMS-Kinderfonds Opvallend is dat ouders die al vier jaar of langer gebruik maken van het SMSKinderfonds (de kerngroep), bekender zijn met de landelijke en de gemeentelijke voorzieningen, dan ouders die een inkomen hebben tot 110% van het WML. De voorlichting die medewerkers van het SMS-Kinderfonds hierover geven is dus van belang voor deze groep. Daarnaast valt te verwachten dat ouders die tot de kerngroep behoren veel meer moeite hebben met het rondkomen dan ouders die een inkomen hebben tot 110% van het WML. Toch zien we dat net wat meer ouders uit de kerngroep een warme maaltijd op tafel kunnen zetten. Het lijkt erop dat deze ouders dus net wat meer draagkracht hebben door het SMS-kinderfonds. Daarnaast blijkt dat het aandeel kinderen uit de kerngroep dat vanwege financiële redenen niet sport of naar zwemles gaat, lager is dan bij ouders met een inkomen <110% WML. Hieruit blijkt duidelijk dat zij door het SMS-Kinderfonds beter in staat zijn ‘noodzakelijke’ activiteiten als zwemles en sport te bekostigen. Langdurig effect SMS-Kinderfonds Ongeveer 65% van de Dordtse kinderen uit een gezin met een inkomen <110% WSM maakt gebruik van het SMS-Kinderfonds. Negen op de tien gezinnen die gebruik maken van het fonds geven aan dat (nog steeds) één of meer van hun kinderen niet deel kunnen nemen aan diverse activiteiten vanwege de kosten. Wat de betekenis is voor de 1.600 kinderen die een bijdrage krijgen van het fonds om mee te doen, laat zich deels raden. Er zijn diverse onderzoeken die laten zien dat deelname aan (een van deze) activiteiten ook effecten heeft op de participatie in de samenleving op latere leeftijd. In het hier en nu zal meegaan op schoolreisje of lid zijn van een sportclub, hen plezier doen. Maar of ze er door deze deelname ook meer ‘bijhoren’ of ‘meer aansluiting’ vinden zou een zeer interessant vervolgonderzoek kunnen zijn.
2
Doelgroep en harde kern
Hoeveel gezinnen zouden gebruik kunnen maken van het SMS-Kinderfonds? Wat zijn kenmerken van deze gezinnen en hoe is hun financiële situatie? De doelgroep van het SMS-Kinderfonds bestaat uit kinderen die opgroeien in een huishouden tot 110% van het Wettelijk Minimum Loon (WML). Tot en met 2011 gold dit voor kinderen die opgroeiden in een huishouden tot 120% WML. Omvang doelgroep Hoeveel kinderen precies in aanmerking komen voor het SMS-Kinderfonds is onbekend, maar gelet op landelijke gegevens is de schatting dat ruim 2.200 kinderen van 5 tot 18 jaar in Dordrecht opgroeien in huishoudens tot 120WML2. Om de schatting nog iets beter toe te kunnen spitsen op Dordrecht kijken we naar de meest recente cijfers over het aantal kinderen van 0-18 jaar dat opgroeit in huishoudens tot 110% WSM3 (Wettelijk Sociaal Minimum) of 120%WSM. We zien dat ongeveer 10% van de Dordtse kinderen in 2009 in een gezin leefde met een inkomen tot 110% WSM (tabel 2.1). Landelijk was dat net geen 9%.
Tabel 1
Aantal Dordtse kinderen (0 t/m 18) in particuliere huishoudens
categorie totaal
tot 110% WSM tot 120% WSM Bron: RIO
2007 aantal aandeel 24.050
2.650 3.280
11 14
2008 aantal aandeel 23.860
2.450 2.940
10 12
2009 aantal aandeel 23.620
2.380 2.990
10 13
Het CBS bericht in de armoedemonitor 20114 dat het aantal kinderen in armoede in de jaren direct na de economische recessie van 2002-2003 een piek bereikte, om vervolgens terug te lopen tot zijn laagste punt in 2007. Sinds 2008 neemt het aantal 2
A. Roest (2011). Kunnen méér kinderen meedoen? Veranderingen in de maatschappelijke deelname van kinderen, 2008-2010 SCP. (Het SCP legde de ondergrens bij 5 jaar, omdat er voor die tijd nauwelijks sprake is van maatschappelijk meedoen.) Volgens het SCP (op basis van het 2004-2009) leeft 12% van de kinderen 5-18 in een huishouden met een inkomen <120%. 3 Het WSM is afgeleid van het WML. Het WML is een vast bedrag, ongeacht huishoudensituatie. Hoewel in allerlei verordeningen en wetteksten staat dat de grens ligt op 110%WML, wordt in de praktijk vaak gebruik gemaakt van het afgeleide WSM. Dat geldt ook voor Dordrecht. 4 Armoedemonitor 2011. Den Haag: SCP/CBS
3
arme kinderen weer met enkele tienduizenden per jaar toe. Op basis van de verwachtingen van het CBS en het SCP kunnen we stellen dat het aantal kinderen in huishoudens tot 110% WSM minimaal 10% van het totaal aantal kinderen bedraagt en waarschijnlijk meer.
Dat betekent dat in 2012 de Dordtse doelgroep van het SMS-Kinderfonds uit minimaal 2.600 kinderen bestaat.
In wat voor soort gezinnen wonen deze kinderen? Om te kunnen beoordelen of er verschillen zijn tussen gezinnen met een laag inkomen en andere gezinnen, vroegen we twee groepen een vragenlijst in te vullen: 1. de kerngroep; deze bestaat uit ouders van kinderen die vier jaar of langer achtereenvolgend gebruik maakten van het SMS-Kinderfonds. De respons was 33%, voldoende om betrouwbare uitspraken te doen. 2. ouders van kinderen in de leeftijd tot 19 jaar. We trokken een steekproef uit het GBA5 en kregen ook een respons van 33%. In deze groep maken we onderscheid tussen huishoudens met een inkomen tot 110% WML en huishoudens met een inkomen boven 110% WML.6
We vergelijken telkens deze drie groepen: de kerngroep (die vier jaar of langer achtereen gebruik maakt van het SMS-Kinderfonds), de groep met een inkomen onder 110% WSM en de groep met een inkomen boven 110% WSM.
Achtergrondkenmerken doelgroep Zijn er verschillen tussen de drie onderzoeksgroepen? We kijken achtereenvolgens of deze groepen zich van elkaar onderscheiden op het gebied van huishoudsituatie, aantal thuiswonende kinderen, de dagbesteding van de ouder(-s) en de financiële situatie. Huishoudensituatie We zien in de huishoudensituatie geen verschil tussen de harde kern en de groep met een inkomen onder 110% WML. De groep met een hoger inkomen bestaat uit beduidend minder eenoudergezinnen.
Figuur 1
Huishoudensituatie
harde kern en <110% WSM
>110% WSM 14%
33% tweeoudergezin eenoudergezin 67%
86%
Kijken we naar het aantal kinderen, dan valt op dat gezinnen met een inkomen <110% WSM vaker één en minder vaak twee kinderen hebben dan gezinnen met een hoger
5
Die we manipuleerden, waardoor we meer huishoudens aanschreven met een laag inkomen We hebben respondenten gevraagd naar het netto maandinkomen van het huishouden. De berekening is dan als volgt. Voor een alleenstaande ouder is het WSM €1130,39 en voor een echtpaar is dit €1241,37. Nemen we dan 110%WSM, dan is de grens voor een alleenstaande ouder €1243,43 en voor een tweeoudergezin € 1365,51 (bron rijksoverheid.nl). Dit kan nog nader gespecificeerd worden naar het aantal kinderen in het gezin, waardoor de grens voor de meeste ouders nog wat lager ligt dan deze bedragen, en dus wat minder ouders in aanmerking komen (http://www.leergelddrechtsteden.nl/over_leergeld.html). In deze factsheet houden we geen rekening met het aantal kinderen, omdat de inkomenscategorieën die respondenten moeten invullen dan te specifiek moeten worden. Uit ervaringen weten we dat mensen deze dan niet altijd betrouwbaar invullen. Voor een eenoudergezin gebruiken we daarom de antwoordcategorie die het dichtst bij 110% WSM ligt, nl €1250,00 en voor een tweeoudergezin is dit €1399,00. 6
4
inkomen. Opvallend is dat gezinnen uit de harde kern een ander beeld geven dan de gezinnen met een inkomen <110% WSM (figuur 2). Dat zou erop kunnen duiden dat van de gezinnen met een laag inkomen, vooral de gezinnen met meer kinderen gebruik maken van het SMS-Kinderfonds.
Figuur 2 Aantal thuiswonende kinderen
29%
harde kern
49%
<110% WSM
17%
49%
>110% WSM
35%
31%
landelijk 0%
18%
42%
20%
1
12% 3%
47%
41% 40%
2
60%
3
4%
3%
13%
3%
80%
4
100% 5 of meer
Arbeidsparticipatie Kijken we naar de arbeidsparticipatie van de ouders, dan zien we weer een groot verschil tussen de groep die meer dan 110% WSM verdient en de andere twee groepen. In tabel 2 zien we dat van de huishoudens die vier jaar achtereen gebruik maakten van het SMS-Kinderfonds er geen één gezin is waarvan beide ouders werken. Ook bij de groep die minder dan 110% WSM ontvangt is dit aandeel klein (10%). Terwijl van de groep met de (wat) hogere inkomens meer dan zeven op de tien huishoudens bestaan uit twee werkende ouders.
Tabel 2
werkende ouders per groep (%) tweeoudergezin
eenoudergezin
twee werkend
één werkend
niet werkend
één werkend
niet werkend
harde kern <110% WSM > 110% WSM
0 10 73
35
65
19
81
30 27
40 0
21 79
79 21
Totaal
55
26
19
44
56
Financiële situatie Wat betekent de financiële situatie van gezinnen nu in de dagelijkse praktijk? Ruim de helft van de gezinnen uit de kerngroep moet schulden maken om rond te komen (zie figuur 3). Dit geldt ook voor ruim een derde van de gezinnen met een inkomen tot 110% WSM. Maar een klein deel van deze groepen kunnen een beetje geld overhouden. Toch zien we hier een verbetering ten opzichte van 2006. Toen zei bijna de helft van de respondenten met een inkomen tot 120% WSM dat ze schulden moesten maken om rond te komen.
Figuur 3 Financiële situatie harde kern
53%
<110% WSM
>110% WSM
Dordrecht
7%
36%
3% 8%
9%
10%
32%
7%
0% 20% schulden maken een beetje geld o verhouden
34%
44%
10%
39%
32% 40% 60% spaarmiddelen aanspreken veel geld o verho uden
6%
18%
37%
15% 80% ik kan precies
100%
Dordrecht: bron Participatiemonitor 2009
5
We zien nog beter wat dat betekent voor het dagelijks leven van deze gezinnen wanneer we kijken naar figuur 4. Als we naar het gemiddelde Dordtse gezin kijken, kan vrijwel elk gezin dagelijks een warme maaltijd betalen, maar zoomen we in op de kerngroep of de groep met een inkomen onder 110% WSM dan kunnen nog maar acht op de tien gezinnen dat. De verschillen worden nog groter wanneer we kijken naar de andere aspecten.
Figuur 4 Voldoende geld voor levensbehoeften naar inkomensgroep
84% 82%
dagelijks warme maaltijd
98% 96% 62% 68%
dagelijks groente/fruit
98%
28% 32%
regelmatig nieuwe kleren
kerngroep <110%WSM
90% 82%
>110% WSM Dordrecht
26% 38%
schoolkosten kinderen betalen
uitstapjes met gezin
94% 88% 8% 16% 82% 76% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Dordrecht: bron participatiemonitor 2009, OCD
3
Bekendheid en gebruik regelingen
Naast een hogere deelname aan activiteiten door kinderen uit arme gezinnen, was een betere benutting van voorliggende voorzieningen tot 2011 een belangrijk nevendoel van het SMS-Kinderfonds. Stichting Leergeld besteedt bij een aanvraag altijd aandacht aan het gebruik van voorliggende voorzieningen. Stichting Jeugdsportfonds doet dit niet. Vanaf het begin tot 2010 ving de Sociale Dienst dit op door extra voorlichting te geven, maar wegens bezuinigingen zijn ze hier in 2010 mee gestopt. Met name voor de gezinnen met een inkomen tot 110% WSM is de bekendheid en het gebruik van deze voorzieningen van belang, omdat veel voorzieningen bedoeld zijn voor mensen met een laag inkomen. We vroegen onze respondenten naar de bekendheid met en het gebruik van deze voorzieningen. We stelden deze vraag ook in de nulmeting in 2006, waardoor we ook kunnen kijken naar de ontwikkeling in de bekendheid en het gebruik. Landelijke voorzieningen De bekendheid van landelijke voorzieningen is vanzelfsprekend hoger bij de groep die er recht op heeft. Op de kinderbijslag na zijn de hier genoemde voorzieningen inkomensafhankelijk. We verwachten daarom bij alle regelingen een betere bekendheid van deze voorzieningen. In figuur 5 valt daardoor het lage aandeel mensen uit de harde kern en de inkomensgroep < 110% WSM op, dat bekend is met de regeling voor een tegemoetkoming van schoolkosten.
6
Figuur 5 Bekendheid landelijke voorzieningen
100% kinderbijslag
99% 100% 99%
kinderto eslag
93% 82%
kerngroep <110%WSM 92%
alleenstaande o udertoeslag
>110% WSM
88% 81% 46%
tegemoetko ming scho olkosten
43% 63% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Gemeentelijke voorzieningen Van de gemeentelijke voorzieningen zijn respondenten het meest bekend met de kwijtschelding voor de gemeentelijke belastingen. Er wordt het meest gebruik gemaakt van de bijzondere bijstand.
Figuur 6 Bekendheid gemeentelijke voorzieningen
79%
kwijtschelding gemeentelijke belastingen
63% 43% 33%
bijzondere bijstand
37% 34% 43%
Regeling Gratis Peuteren
Persoonlijk Minima Budget
Bonus voor Vrijwilligerswerk
kerngroep
29%
<110%WSM
32%
>110% WSM
36% 32% 14% 21% 15% 13% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
7
Tabel 3 Bekendheid en gebruik regelingen (%) bekendheid landelijke regelingen kinderbijslag kindertoeslag alleenstaande oudertoeslagb tegemoetkoming schoolkostenc gemeentelijke regelingen Regeling gratis peuterspeelzaal PMB: Persoonlijk Minima Budget Bonus voor Vrijwilligerswerk Bijzondere bijstand kwijtschelding gemeentelijke belastingen
gebruik
kerngroep
<110%
>110%
kerngroep
<110%
>110%
100 99
100 93
100 82
95 90
94 88
96 44
92
88
81
89
88
83
45
49
70
45
45
18
43
29
32
5
17
1
36
32
14
22
26
1
21
15
13
3
4
1
33
39
34
24
37
1
79
63
43
77
61
4
Toelichtinga : we tellen hier de mensen die er op het moment van de afname van de vragenlijsten gebruik van maakten, behalve bij bijzondere bijstand, daar telden we ook de mensen die er voorheen gebruik van hebben gemaakt. Toelichtingb : gepercenteerd op alleenstaande ouders Toelichtingc: gepercenteerd op gezinnen met een kind in de leeftijd van 12-17 jaar
4
Participatie doelgroep en harde kern
Doen meer kinderen mee? Dat is het doel van het SMS-Kinderfonds. In hoeverre participeren kinderen uit arme en niet-arme gezinnen als het gaat om sport, hobbyclubs en schoolactiviteiten? En hoe is de financiële situatie van arme gezinnen eigenlijk? Gebruik SMS Stichting Leergeld en het Jeugdsportfonds dragen zorg voor de uitvoering van het SMS-Kinderfonds. In tabel 4 zien we dat in 2011 2.861 aanvragen zijn gehonoreerd. In totaal werden hiermee 1.616 kinderen geholpen. Dat betekent dat er per kind gemiddeld 1,8 aanvragen werden gehonoreerd. De doelgroep bestond in 2011 uit minimaal 2.475 kinderen. Dat wil zeggen dat ongeveer 65% van de arme kinderen gebruik maakt van het SMS-Kinderfonds.
Deze kinderen zouden zonder het SMS-Kinderfonds niet mee doen. In 2011 deden dus ruim 1.600 meer kinderen mee.
Tabel 4 categorie 2006 2007 2008 2009 2010
Aantal kinderen dat gebruik maakte van het SMS-Kinderfonds St. Leergeld aanvragen kinderen 610 385 1.414 1.907 2.653 2.953
Jeugdsportfonds aanvragen kinderen .
totaal aanvragen kinderen 610 385
831 1.054 1.361 1.479
. 35 30 44
35 30 44
1.414 1.942 2.683 2.997
831 1.089 1.391 1.523
2011 2.861 1.572 Bron: St. Leergeld en Jeugdsportfonds
44
44
2.905
1.616
Het aantal gehonoreerde aanvragen per kind is in de afgelopen jaren iets opgelopen, van 1,6 aanvragen per kind in 2006 tot 1,8 aanvragen per kind in 2012. Zo kan iemand bijvoorbeeld voor hetzelfde kind een aanvraag indienen voor een lidmaatschap en voor een schoolreisje. Het niet-gebruik kan verschillende oorzaken hebben, zowel positieve als negatieve. Zo zijn er gezinnen die er geen gebruik van willen maken (trots) en gezinnen die er niet bekend mee zijn. 8
Meedoen We vroegen ons af hoeveel gezinnen er zijn waarin geen van de kinderen deelneemt aan een van de activiteiten uit tabel 5. Dit komt voor in 17% van de gezinnen. We zien hier geen verschillen tussen gezinnen met laag of een hoog inkomen. Omgerekend naar absolute aantallen7 participeren zo’n 1.300 Dordtse kinderen op geen enkele manier. Tabel 5 geeft de participatie van kinderen in de verschillende leeftijdscategorieën weer per inkomensgroep. De gegevens zijn op het niveau van het kind berekend (in tegenstelling tot de overige uitkomsten die zijn berekend op huishoudenniveau). De deelname aan activiteiten is bij kinderen uit gezinnen met een laag inkomen in alle leeftijdsgroepen lager dan bij andere kinderen. Kinderen uit de kerngroep van 0-3 jaar doen nog helemaal niet mee.
Tabel 5 % kinderen dat deelneemt aan activiteiten, naar leeftijdsgroep en inkomensgroep categorie 0-3 jaar 4-11 jaar 12-17 jaar kern <110 >110 kern <110 >110 kern <110 >110 schoolreisjes zwemles sportclub muziek of dans hobby bij vereniging activiteiten buurthuis
0
23
22
75
75
87
69
78
91
0 0
10 10
22 21
34 33
35 31
47 61
13 39
11 32
9 53
0
4
8
6
9
21
3
4
14
0
7
6
5
5
8
3
4
14
0
9
3
14
14
7
12
13
5
Niet meedoen om financiële redenen We hebben gezinnen gevraagd in hoeverre hun kinderen niet mee kunnen doen aan activiteiten vanwege financiële redenen. Van alle gezinnen in Dordrecht zegt bijna een kwart dat een of meer van hun kinderen geen lid is van een sportclub vanwege de kosten. Dit geldt voor twee op de tien gezinnen ook voor het volgen van zwemlessen. In 16% van de gezinnen gaan een of meer kinderen niet mee op schoolreis vanwege de financiën. Van de gezinnen met een inkomen boven 110% WSM geeft 35% aan dat hun kinderen niet mee kunnen doen aan één of meer activiteiten vanwege de kosten. Dat geldt voor acht op de tien gezinnen met een inkomen onder 110% WSM en voor ruim negen op de tien uit de harde kern. Omgerekend naar aantallen praten we dan over ongeveer 2.000 kinderen die opgroeien in een gezin met een inkomen <110% WSM die aan één of meer activiteiten niet meedoen. Een deel van deze kinderen doet dus wel aan sommige activiteiten mee, maar kan ook aan iets niet meedoen. Zo’n kind gaat bijvoorbeeld wel mee op schoolreis, maar zit niet op zwemles. In figuur 7 hebben we op een rij gezet aan welke activiteiten kinderen niet deelnemen vanwege de kosten. Zo zien we dat bij drie op de tien gezinnen uit de kerngroep en de groep met een inkomen <110% (een deel van) de kinderen uit het gezin niet op zwemles zit.
7
Er zijn in Dordrecht in 2012 4.566 gezinnen. 17% * 4.566=776. In een gezin wonen gemiddeld 1,7 kinderen. 776*1,7=1.319
9
Figuur 7 Niet meedoen vanwege financiële redenen
32% andere hobby bij vereniging
26% 5% 31%
muziek- dansles
27% 8% 30%
sporten
kerngroep
34%
<110%WSM
8%
>110% WSM 27%
zwemles
29% 4% 21%
buurthuis activiteiten
22% 4% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Deelname aan activiteiten brengt ook vaak materiële kosten met zich mee (bijvoorbeeld de aanschaf van sportkleding). Logischerwijs zien we ook hier grote verschillen tussen de inkomensgroepen (in figuur 8). Van de inkomens <110% WSM heeft 15% er geen moeite mee om deze spullen te betalen, vier op de tien hebben er wel moeite mee, maar ze schaffen de spullen toch aan, de overige 45% kan het niet betalen.
Figuur 8 Moeite met kosten voor de aanschaf van spullen
harde kern
<110% WSM
10%
36%
15%
40%
>110% WSM
0% geen moeite
54%
78%
20%
40% 60% moeite, maar we betalen
45%
18%
4%
80% 100% kunnen niet betalen
drs. A.E. de Jong drs. J.H. van Laarhoven september 2012 Postbus 619 3300 AP Dordrecht (078) 770 39 05
[email protected] www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl
10