Schild-muis-octo-vogel-bok Handleiding voor de leerkracht – Groep 1-2
Colofon © Cubiss Tilburg, 2008 J:\Klantenservice\Rode Draad\Handleiding leerkracht\schild-muis-octo-vogel-bok leerkracht groep 1-2 040708.doc
Inhoudsopgave
pagina
1.
Inleiding
5
2 2.1 2.2
Inhoud en opzet van het project Inhoud project ‘Schild-muis-octo-vogel-bok’ De opzet van dit project
6 6 6
3. 3.1 3.2 3.3
Introductie en werkwijze in week één Voorbereiding Introductie van het prentenboek ‘Ik voel een voet’ Verwerkingssuggesties
6 6 7 8
4. 4.1 4.2 4.3
Introductie en werkwijze in week drie Voorbereiding Interactief voorlezen Verwerkingssuggesties
9 9 10 10
5. 5.1 5.2 5.3
Introductie en werkwijze in week vier Voorbereiding Interactief voorlezen Verwerkingssuggesties
11 11 11 12
6. 6.1 6.2
Introductie en werkwijze in week vier Interactief voorlezen Verwerkingssuggesties
13 13 15
7.
Week vijf: afsluiting van het project
14
1.
Inleiding
Het project ‘Schild-muis-octo-vogel-bok’ is onderdeel van het leesbevorderingsprogramma Rode Draad, waarbij plezier beleven aan een boek centraal staat. In groep 1 en 2 ligt het accent daarbij op voorlezen. Voorlezen, het samen bekijken van prentenboeken en er over praten, versjes lezen en liedjes zingen zijn belangrijke elementen in leesbevordering voor de kleuters. Door voorlezen en plaatjes kijken komen kinderen actief en passief met taal in aanraking. Er is een positieve samenhang vastgesteld tussen het voorlezen en het aanvankelijk en begrijpend lezen van kinderen. Ook speelt het boek een grote rol bij de ontwikkeling van fantasie en creativiteit, bij de uitbreiding en herkenning van de leefwereld en bij het herkennen van en leren omgaan met gevoelens. Dit komt nadrukkelijk aan de orde bij het werken met prentenboeken in de klas. In deze handleiding ‘Schild-muis-octo-vogel-bok’ vindt u allerlei suggesties om het prentenboek ‘Ik voel een voet!’ interactief aan te bieden. Het verhaal kent verschillende thema’s zoals zintuigen (voelen, horen) en fantasie (het is niet wat het lijkt). Het project richt zich vooral op het stimuleren van de taalontwikkeling van kleuters. Daarnaast vormt het verhaal een zinvolle context voor allerlei activiteiten die in een kleuterklas aan de orde komen. De suggesties in deze handleiding zijn gebaseerd op de richtlijnen van VVE-Taallijn. Interactief voorlezen is één van de onderdelen van VVE -Taallijn (www.sardes.nl/projecten). Taallijn is ontwikkeld door het Expertisecentrum Nederlands en Sardes in opdracht van Ministerie van OCW. Binnen de Taallijn ligt de nadruk op de interactie met en tussen kinderen. Doel van de interactie is naast taalaanbod ook taalproductie te stimuleren. Taal leren kinderen voor een belangrijk deel door het voeren van gesprekken. Inzet in onderwijspraktijk Het project kan op verschillende manieren in de onderwijspraktijk ingezet worden. Het project sluit aan op de Kerndoelen basisonderwijs die in het schooljaar 2009 – 2010 volledig ingevoerd zijn. Kerndoel 9 Nederlands Schriftelijk taalonderwijs stelt: ‘De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten’. De kerndoelen geven aan wat in elk geval aan alle leerlingen moet worden aangeboden in de periode waarin zij het basisonderwijs bezoeken. De leesbevorderingsactiviteiten in deze Handleiding leerkracht zijn gebaseerd op de Tussendoelen & Leerlijnen Nederlands. De kerndoelen zijn door SLO en Expertisecentrum Nederlands uitgewerkt in tussendoelen en leerlijnen. Hierin wordt het mogelijke onderwijsaanbod bij de verschillende kerndoelen per leerjaar beschreven. Meer informatie over Kerndoelen basisonderwijs en Tussendoelen & Leerlijnen vindt u op http://tule.slo.nl en www.slo.nl.
5
2.
Inhoud en opzet van het project
2.1
Inhoud project ‘Schild-muis-octo-vogel-bok’ U ontvangt van de bibliotheek het prentenboek ‘Ik voel een voet!’ van Maranke Rinck met illustraties van Martijn van der Linden dat bij dit project hoort. Het is uitgegeven bij uitgeverij Lemniscaat in 2008. In dit prachtige prentenboek staat de fantasie centraal. Vijf dieren slapen in een hangmat. Het is nacht en pikdonker. Plotseling hoort de schildpad een geheimzinnig ritselend geluid. Eén voor één gaan ze op onderzoek uit. Wie of wat zou het zijn? Naast dit prentenboek ontvangt u van de bibliotheek de volgende materialen om het verhaal te introduceren en te verwerken: - een hangmat met veiligheidsspelden; - een map met 6 kopieervellen van de dieren; - een handleiding leerkracht.
2.2
De opzet van dit project Het prentenboek ‘Ik voel een voet!’ van Maranke Rinck en Martijn van der Linden staat centraal in dit project. De zintuigen voelen en horen spelen een belangrijke rol in het verhaal maar ook de fantasie (‘iets is niet wat het lijkt’) is een thema. De bijgeleverde hangmat heeft tijdens het project de rol van alternatieve projecttafel. In de handleiding wordt uitgegaan van een projectperiode van vijf weken. U kunt op verschillende manieren werken met het project. Er kan bijvoorbeeld in de periode dat de Rode Draad op school is één dag per week met het project gewerkt worden. Een andere mogelijkheid is om het werken met het project te clusteren tot een periode van twee tot drie weken. De voorleesactiviteiten in deze handleiding zijn beschreven volgens de richtlijnen van Taallijn VVE. De taallijn VVE volgt een voorleescyclus met zes stappen. Deze stappen zijn in de handleiding ‘Schild-muis-octo-vogel-bok’ geïntegreerd in de verschillende projectweken. 1. Voorbereiding door de leerkracht. Verhaal lezen en probleemstelling bepalen. 2. Kinderen nieuwsgierig maken. Aan de hand van de platen voorspellen kinderen de inhoud van het verhaal. 3. Introduceren van verhaalfiguren en voorlezen van het verhaal. 4. Ingaan op het verhaal. De verhaallijn, het probleem en de oplossing. 5. Doorgaan op het verhaal. 6. Afsluiting van het project.
3.
Introductie en werkwijze in week één
3.1
Voorbereiding Kies een vaste dag in de week voor het introduceren van het project en vervolgens voor het voorlezen van het prentenboek op verschillende manieren.
6
Bijvoorbeeld de maandag. Introduceer deze dag bij de kinderen als maandag Boekdag. Ook voor het verder werken met het project is het raadzaam een vast moment te kiezen. Zo wordt het project ingebed in het dagprogramma. Lees het prentenboek eerst zelf en bepaal de probleemstelling zodat u het gesprek met de kinderen over het verhaal goed kunt leiden. Inrichting lokaal: hangmat als projecttafel Benodigdheden: - hangmat; - grote kartonnen doos; - cd met geheimzinnige muziek; - zaklantaarn. Van de bibliotheek heeft u de materialen ontvangen die horen bij het project. U kunt de hangmat o.a. gebruiken als projecttafel. Met de veiligheidsspelden kunt u de werkjes van de kinderen vastzetten. Gedurende het project maakt u met de kinderen een achtergrond voor de hangmat geïnspireerd op het prentenboek. Introduceer het project met een donker lokaal en een grote voeldoos die midden in de kring staat. In de voeldoos staat het prentenboek ‘Ik voel een voet!’. Zorg dat de onderkant van de doos open kan zodat de doos steeds met iets anders gevuld kan worden. Een geheimzinnig nachtmuziekje zorgt voor nog meer sfeer. Een voeldoos kunt u maken van een grote kartonnen doos. Schilder de doos zwart en maak aan iedere kant halverwege de doos een rondgat waar een hand in past. Deze doos kunt u gedurende het project voor verschillende activiteiten gebruiken. 3.2
Introductie van het prentenboek ‘Ik voel een voet!’ Vang de kinderen op bij de deur van het lokaal. Ga met elkaar naar binnen. Maak het een beetje geheimzinnig door te fluisteren en zachtjes naar binnen te gaan. Als de kinderen zitten wordt de voeldoos met een zaklantaarn beschenen en bekeken. ‘Wat zou het zijn?’ De gaten worden ontdekt. ‘Wie durft er zijn in hand in te stoppen?’ Zorg dat er in iedere kant van de doos een gat is. Zo kunnen vier kinderen tegelijk voelen wat er in de doos zit. ‘Wat voel je?’ Nadat de kinderen geraden hebben wat er in de voeldoos zit haalt u het boek te voorschijn. Introduceer het prentenboek. Het boek wordt tijdens deze eerste kennismaking niet volledig voorgelezen. Kinderen mogen hun eigen invulling geven aan de platen die hen getoond worden. Met deze eerste kennismaking prikkelt u de nieuwsgierigheid van kinderen naar het verhaal en laat u de kinderen voorspellen waar het verhaal over gaat. Vertel wie de schrijver is en wie de illustrator. Wijs de titel aan en lees het voor. Bekijk de voorkant van en de achterkant. Het is voor taalzwakke kinderen een manier om voorkennis op te doen waardoor het echte voorlezen van het verhaal beter opgenomen kan worden. Geef de kinderen een kijkvraag mee zoals bijvoorbeeld ‘Wie doen er allemaal mee in het verhaal?’ Stel aan de hand van de platen vragen zoals ‘Waar denken jullie dat het verhaal over gaat? Waarom denk je dat?’ Laat niet het hele boek zien want dan wordt de clou al weggegeven. Stop met de pagina waarop de slurf van de olifant te zien is. Octopus is een moeilijk woord voor inktvis. Dit woord zullen niet alle kleuters kennen. Bespreek wat een octopus is wat tentakels zijn en wat hij kan en waar hij leeft. Ook een vleermuis vraagt wellicht om wat uitleg.
7
3.3
Verwerkingssuggesties Klank en Letters Het kunnen verbinden van een klank met het letterteken is een belangrijke voorwaarde om te leren lezen. Een goede reden om hier aandacht aan te besteden. In het boek ‘Ik voel een voet!’ komen zes dieren voor. Zet tijdens de projectweken de beginletter van één dier centraal. De eerste week is dat de S van Schilpad. De tweede week de V van Vogel en Vleermuis. Ook de B van Bok leent zich goed voor een dergelijke activiteit. De letter O van Octopus en Olifant wordt overgeslagen omdat dit eerder verwarrend werkt vanwege de verschillende klanken. Zoek op de eerste pagina in het boek het woord Schildpad en laat dit woord zien. Teken een grote S en laat de kinderen zien dat de letter de vorm heeft van een slang, een woord dat ook begint met de letter S. Bespreek of er kinderen in klas zijn waarvan de naam begint met een S. Bedenk met elkaar woorden die beginnen met de letter S. Speel met de klank, verzin echte woorden en onzinwoorden die beginnen met de letter S en rijg ze als een slang aan elkaar door ieder kind zijn of haar S-woord te laten opnoemen. Dit kan hard, zacht, blij, boos enzovoort. Maak van alle of een aantal S-woorden een SSSS–liedje op een willekeurige eenvoudige melodie. Begin het SSSS-liedje met het woord schildpad en eindig met sssssssssss en een vinger voor de mond. Letters in de hangmat Benodigdheden: - hangmat en veiligheidsspelden; - kaartjes; - stempeldoos en letters. Op de eerste pagina is de hangmat met de dieren afgebeeld. Naast het prentenboek ontvangt u van de bibliotheek een kleurrijke hangmat. Tijdens deze eerste week kunt u de hangmat gebruiken als projecttafel. Bekijk en bespreek de hangmat met de kinderen. Bijvoorbeeld: ‘Wie heeft er wel eens in een hangmat gelegen? Wanneer en waar. In de winter?’ Vraag de kinderen van thuis voorwerpen mee te nemen die beginnen met de letter S. Gebruik de hangmat als verzamelplek voor de verschillende voorwerpen. Met de veiligheidsspelden kunt u voorwerpen vastmaken aan de stof van de hangmat. Zorg dat boven de hangmat een grote letter S zichtbaar is. Bespreek de voorwerpen die meegenomen worden in de kring en maak er kaartjes van. In de schrijfhoek kunnen kinderen deze S-woorden stempelen. Voeldoos Benodigdheden: - voeldoos; - twee blinddoeken; - voorwerpen met de beginletter S; - zandloper of kookwekker. In de voeldoos kunt u kinderen laten raden naar de voorwerpen die meegenomen zijn van thuis. Kinderen leren het meest van interactie met elkaar. Door voorwerpen te laten omschrijven werkt u aan de woordenschat van kinderen. Zorg voor twee blinddoeken of gebruik maskers waarvan de ogen met gekleurd tape dichtgeplakt zijn. Spreek de spelregels duidelijk af met de kinderen. Bespreek de verschillende rollen. Welke vragen kan je stellen en hoe geef je antwoord op de vragen zonder alles te verraden? 8
Twee kinderen kiezen een voorwerp voor in de voeldoos. De andere twee kinderen raden het voorwerp door eerst vragen te stellen en in tweede instantie het voorwerp te betasten. Gebruik een zandloper of kookwekker en stel deze in op twee minuten. Als de kookwekker afgaat moeten kinderen het voorwerp raden. Als ze het niet weten mogen ze het voorwerp voelen als hulpmiddel bij het oplossen van het raadsel. Wissel vervolgens van rol. De kinderen die raden mogen nu omschrijven. De dieren in collagetechniek Benodigdheden: - lapjes stof of cadeaupier of tijdschriften; - kopieervellen; - stevig A3 papier of karton; - elastiekjes; - splitpennen. Bij het project ontvangt u een aantal kopieervellen van de dieren. Deze kunt u op verschillende manieren gebruiken. De dieren zijn geschilderd in een collageachtige techniek. De tekeningen in het boek vormen de inspiratie voor de kinderen om van de kleurplaten hun eigen collages te maken. Gebruik hiervoor lapjes stof, cadeaupapier of uit tijdschriften geknipt papier. Laat ieder kind een eigen map maken door een stevig vel-A3 in het midden te vouwen. Bevestig in iedere hoek een elastiek achter twee spitpennen. Plak de collage op de voorkant. Zo heeft ieder kind een portfolio waarin de verschillende werkjes tijdens het project verzameld worden. Verzamel de mappen in de hangmat. Voeldoosjesmuseum Benodigdheden: - schoenendozen; - zwarte verf; - materialen met een verschillende structuur bijvoorbeeld watten – schuurpapier – lijm enz; - verschillende voorwerpen bijvoorbeeld een schroef - een pen – een stekker enz. Ieder kind maakt zijn eigen voeldoosje voor het voeldoosjesmuseum. Het voeldoosjes museum is een onderdeel van de afsluitende presentatie. Ouders worden door de kinderen in het voeldoosjesmuseum rondgeleid. Prik een rondje uit de zijkant van de doos waar een hand door kan. Nog spannender kan een voeldoosje zijn als er enkel met één vinger gevoeld kan worden. Plak bijvoorbeeld een bekertje, een wasbol of dop gevuld met water of lijm in het midden van een doosje. Prik een klein gaatje boven in de deksel. Voelen wordt op die manier een verrassende ervaring.
4.
Introductie en werkwijze in week twee
4.1
Voorbereiding Vul een doosje met rijst zodat u een prikkelende start heeft van het voorlezen. Herinner de kinderen aan de vorige keer dat het boek bekeken is en wat toen bedacht is over de inhoud van het verhaal. Start de vertelling met het geluid van een doosje gevuld met rijst. 9
4.2
Interactief voorlezen Laat in dit geval niet de voorkant van het boek zien maar begin met de eerste pagina. Wijs op de dichte ogen van de dieren en laat het rijstdoosje nogmaals horen. Zorg dat de kinderen niet zien dat u dit geluid maakt. Stop het bijvoorbeeld in een zak van een kledingstuk. Betrek de kinderen bij de vertelling door ook aan hen te vragen ‘Horen jullie wat ik hoor?’. Laat de kinderen voorspellen wat er gebeurt als de hangmat beweegt, wiebelt en zwaait. Onderstreep de val uit de hangmat met een klap in uw handen. Beeld met uw mimiek en lichaamstaal ‘stokstil’ uit en laat een pauze vallen. Licht het woord ingewikkeld toe door een synoniem als het woord moeilijk er aan toe te voegen. Laat de kinderen voorspellen wat schildpad voelt. Bij de octopus en de volgende dieren kunt u de kinderen laten voorspellen wat de dieren gaan zeggen. ‘Daar ritselt een…?’ en ‘Ik ben gewoon een ….?’ ‘Wat denken jullie’’
4.3
Verwerkingssuggesties Klank en letters Benodigdheden: - tijdschriften; - letterstempels. Deze week staat de letter V centraal. In het verhaal komt de letter V veelvuldig voor. Denk aan vleermuis en vogel maar ook aan voel en voet. Laat de pagina zien waarop de vleermuis op onderzoek gaat.’Vleermuis fladdert met haar vleugels’. Wijs de letter V aan en bespreek de vorm van de letter. Bekijk vervolgens de voorkant van het boek waarop ook twee maal de letter V te ontdekken is. Nodig de kinderen uit de letter V met hun handen uit te beelden. Bedenk met elkaar nog meer woorden die beginnen met de letter V. Laat kinderen in tijdschriften afbeeldingen zoeken en uitknippen van voorwerpen die beginnen met de letter V. Schrijf de woorden bij de afbeeldingen en laat kinderen de woorden erbij stempelen. Letter V uitbeelden Bespreek met de kinderen de vorm van de letter V. Twee lijnen die elkaar onderaan ontmoeten. Eerder heeft u de kinderen de letter V met de handen laten vormen. ‘Hoe zou het nog meer kunnen?’ Nodig de kinderen uit om mee te denken. Bijvoorbeeld door met je voeten de letter V uit te beelden of laat de kinderen in tweetallen de letter V vormen waarbij ieder kind een poot van de letter is en de twee hoofden elkaar onderaan raken. Natuurlijk maken de kinderen zich zo lang en smal mogelijk. Bespreek ook of de poten van de letter V van gelijke grootte moeten zijn en misschien moeten de combinaties van de kinderen ook dezelfde kleur kleren aanhebben. Maak hiervan met een digitale camera foto`s waarbij u steeds een ander standpunt kiest. Vanuit vogelperspectief, vanaf de grond, enzovoort. Laat de letterfoto`s zien op een smartboard of op de computer. Een geprinte versie kan toegevoegd worden aan het portofolio. Liedje Bij het prentenboek is een variatie gemaakt op de wijs van het klassieke liedje ’Eén, twee, drie vier hoedje van hoedje van…’. Op http://www.kennisnet.nl/po/leerkracht/vakken/muziek/kinderliedjes/index.html kunt u de muziek beluisteren. Laat steeds de desbetreffende pagina uit het prentenboek zien. Zorg dat alle dieren aan bod komen. 10
Liedje: Eén, twee, drie,vier Wat hoor ik daar Wat voel ik hier Eén, twee, drie, vier Ik voel een heel groot dier Voelen hier en voelen daar, Voelen voelen raden maar Eén, twee, drie, vier Ik voel een (schildpad) hier. Begeleidt het liedje met een dansje. U kunt dit doen door op de plaats: - bij één, één keer te springen; - bij twee, twee handen omhoog te doen; - bij drie, drie vingers te laten zien, en; - bij vier, twee handen in de lucht te steken en met twee voeten van de grond te springen; - bij ‘wat hoor ik daar’ handen achter de oren plaatsen; - bij ‘wat voel ik hier’ armen naar voren steken waarbij de handen met de palmen omhoog wijzen. Nachtschilderij De zwarte achtergrond en de collagetechniek van de illustraties vormen de inspiratie tot het maken van een nachtschilderij. Laat kinderen met vetkrijt een A4 voorzien van kleurvlakken. Hier overheen wordt de nacht getekend door met zwart vetkrijt de kleuren te laten verdwijnen. Met een scherp voorwerp kunnen kinderen een schild-muis-octovogel-bok dier tekenen in de zwarte laag, geïnspireerd op het verhaal.
5.
Introductie en werkwijze in week drie
5.1
Voorbereiding Tijdens deze derde voorleesactiviteit gaat u vooral in op de verhaallijn, het probleem en de oplossing in het verhaal. Introduceer het voorlezen met de hangmat. Verzamel boeken van verschillend formaat. Grote, dikke en dunne boeken. Leg deze boeken in de hangmat waaronder het prentenboek ‘Ik voel een voet!’. Houdt een dik zwaar exemplaar achter de hand zodat u na afloop van het voorlezen bij het nabespreken het verschil van het gewicht van de olifant zichtbaar kunt maken.
5.2
Interactief voorlezen Het is belangrijk om open vragen te stellen. Laat de kinderen vrijuit vertellen en associëren. Speel de vraag eens door naar een minder mondig kind. Ook het tegendeel beweren kan reacties uitlokken bij kinderen. Lees het verhaal letterlijk voor. Deze derde keer staat het nabespreken in het teken van Olifant. Bekijk Olifant met elkaar en kijk of de kinderen de verschillende lichaamsdelen van de olifant herkennen. U kunt ook met elkaar terugkijken naar de pagina’s waarop de verschillende dieren zichzelf in groot formaat dachten te herkennen. 11
Ieder dier bevoelt een stukje van de olifant zoals hij door de illustrator is afgebeeld. Op de volgende pagina kijk je als het ware in het hoofd van de dieren; het is hun fantasie. Bespreek of kinderen dit verschil tussen de zogenaamde werkelijkheid en fantasie zien. Vraag de kinderen waarom Olifant een beetje droevig is? Misschien herkennen ze dit gevoel ook. Vergelijk de eerste pagina waarop de vijf dieren in de hangmat liggen met de laatste pagina waarop ook Olifant in de hangmat ligt. Een vraag kan zijn: ‘Wat zijn de verschillen en hoe komt dat?’ 5.3
Verwerkingssuggesties Wegen met de hangmat U kunt het verhaal als anker gebruiken om bezig te zijn met wegen en meten. Laat zien wat er gebeurt als u één of een aantal zware boeken in de hangmat legt. Door de afstand van de hangmat tot de grond te meten in de verschillende stadia van gewicht kunnen kinderen oefenen met meten en wegen. Om die afstand te meten kunt u kinderen een duimstok laten maken. Duimstok maken. Benodigdheden - repen papier; - stempelkussen. Geef kinderen een lange reep papier en laat hen bijvoorbeeld tien duimen hier achter elkaar op stempelen. Laat hen het aantal duimen tellen die de afstand aangeven. Door ook een duimstok met grote voeten te maken kunt u laten zien dat er meer duimen dan voetstappen nodig zijn om te meten. ‘Hoe zou dat komen?’. Maak de meetlat door met blote voeten en verf voetafdrukken achterelkaar te stempelen op een reep papier. Laat kinderen experimenteren met hun duimstok en voetenmeetlat. Geef een aantal meetopdrachten bijvoorbeeld: Hoeveel duimen is jouw tafeltje, het boek. Hoeveel voeten heb je nodig om de afstand te meten naar de deur, enzovoort. Wegen en meten Benodigdheden: - klerenhanger met twee dezelfde lichtgewicht plastictasjes van bijvoorbeeld de HEMA; - verschillende materialen zoals pingpongballen, tennisballen, boeken, knikkers, steentjes enz. Gebruik de kleerhanger als weegschaal door de hanger aan een touwtje omhoog te houden. Laat kinderen in groepjes werken met verschillende materialen zodat ze zien dat een volle zak met pingpongballen hetzelfde weegt als een aantal tennisballen. Laat kinderen voorspellen wat zwaarder is en praat met elkaar over wat zwaarder is. ‘Hoe kun je dat zien?. Wanneer weegt iets even veel?’ enzovoort. Liedjes Olifant speelt een belangrijke rol deze week. Zing met elkaar allerlei liedjes over een olifant zoals bijvoorbeeld te vinden zijn op de website: http://www.kinderliedjes.nu/index.php?s=olifant: - daar komt familie Olifant; - de olifant heeft de aller dikste billen van het hele land; - olifantje in het bos.
12
6.
Introductie en werkwijze in week vier
6.1
Interactief voorlezen De kinderen hebben het verhaal al een aantal keren gehoord. U kunt het voorlezen nu introduceren met een vraag. Bijvoorbeeld: ‘Welk dier vinden jullie het leukst?’. Nodig de kinderen uit om het verhaal te vertellen aan de hand van de pagina’s. Lees de eerste pagina voor en laat vervolgens de kinderen bij de volgende pagina’s het verhaal vertellen. Moedig aan door vragen te stellen als: ‘Wat gebeurde er toen? Wie was het dapperst? Wat voelde Vleermuis? Wat zei Octopus?’ enzovoort. Op de laatste pagina slapen de dieren. ‘Olifant ook? Hoe weet je dat en wat gebeurt er dan? Wat hoort Olifant, wat denk je?’. Laat kinderen vrij fantaseren.
6.2
Verwerkingssuggesties Klank en letters Benodigdheden: - digitale camera. Bok is nog niet aan de beurt geweest. Zet deze week de letter b van Bok centraal. Verzamel met elkaar in de klas allerlei voorwerpen die beginnen met de letter b. Laat kinderen ook van thuis spullen meenemen. Ieder kind maakt een digitale foto van zijn of haar voorwerp. Door deze foto`s in een powerpoint presentatie te verzamelen maakt u als het ware een digitaal letterboek. Maak woordkaartjes van de verschillende voorwerpen en laat kinderen het woord van het kaartje bij het voorwerp typen. Met deze presentatie kunt u klassikaal werken als u een digitaal schoolbord heeft. Individueel of in kleine groepjes voor de computer is natuurlijk ook mogelijk. Bekijk het digitale letterboek met elkaar. Voor het oefenen van het fonemisch bewustzijn kunt u de verschillende woorden opdelen in lettergrepen en weer verbinden tot woorden. Laat kinderen de lettergrepen stappen of springen zodat ze dit lijfelijk verankeren. Ook het uitbeelden van de letter b helpt hierbij. Laat de kinderen de letter b spelen met hun lijf. Zet de kinderen kaarsrecht neer en maak allemaal een bolle buik. Begeleidt de bolle buik met de handen of stop allemaal een kussentje onder de trui. Zo hebben alle kinderen een echte bolle buik net zoals de letter b. Door de kinderen te fotograferen heeft u een mooie eerste dia als startpagina van het digitale letterboek b. Uitbeelden Het verhaal is op een eenvoudige manier in de speelzaal na te spelen. Zorg dat de kinderen op de grond kunnen liggen. Gebruik het boek als leidraad en neem de kinderen mee in de fantasiewereld van het verhaal. U vertelt en de kinderen beelden uit. De zinnetjes die steeds terugkomen, spreken de kinderen met u mee. Zet alle kinderen, behalve de kinderen die de olifant uitbeelden, op één lijn alsof ze in een hangmat liggen. Olifant bevindt zich aan de andere kant van de speelzaal. Verdeel de klas in zes groepjes. Ieder groepje heeft de rol van een dier uit het boek. Alle dieren hebben hun eigen bewegingspatroon, bespreek dit met elkaar. Een schilpad is heel traag, de vleermuis fladdert. De octopus loopt op handen en voeten en sluipt.
13
De vogel fladdert ook maar heel voorzichtig en de bok springt. Vijf kinderen vormen samen de olifant. Ieder kind vertegenwoordigt een lichaamsdeel waar de andere dieren zichzelf in herkennen. Eén kind is de poot, een ander kind de slurf, de volgende het oor, weer een ander de slagtand en als laatste is een kind de staart. Wellicht bedenken de kinderen dat ze attributen nodig hebben om de olifant goed te kunnen uitbeelden zoals bijvoorbeeld een lap stof als oor en een sjaal als staart. Volg het verhaal en laat de verschillende schilpadden op weg gaan om te voelen, vervolgens de vleermuizen enzovoort.
Verhaal De dieren slapen in de hangmat. Schildpad wordt wakker, hij hoort iets. De andere dieren worden wakker, ze gaan zitten. De hangmat beweegt, wiebelt en zwaait. De hangmat kiepert om en de dieren vallen op de grond. Vervolgens gaan de groepjes dieren op onderzoek uit.
Sluit af met opnieuw slapen in de hangmat
Actie Laat de kinderen hun ogen sluiten en neem ze mee in de wiegende beweging van de hangmat. Laat het geluid van het rijstdoosje weer horen. de kinderen gaan zitten en wiegen met hun bovenlichaam.
De kinderen vallen achterover waarbij ze in hun handen klappen. De dieren staan op en achtereenvolgens gaan zij op onderzoek uit en voelen aan de schild-muis-octovogel-bok. Alle dieren hebben hun eigen bewegingspatroon. Een schilpad is heel traag, de vleermuis fladdert. De octopus loopt op handen en voeten en sluipt. De vogel fladdert ook maar heel voorzichtig en de bok springt. Na ieder dier zegt u ‘Ik voel een supergrote ………schildpad, vleermuis enz.’ Stel dan de vraag aan de kinderen ‘Klopte het wat de dieren voelden?’ Het olifanten groepje krijgt hierin ook een plekje. Alle kinderen sluiten de ogen.
Schild-muis-octo-vogel-bok Hoe ziet dat vreemde dier er uit? Laat kinderen hun eigen fantasie dier maken. Verdeel de klas in groepjes. Per groepje wordt er één dier gemaakt. Ieder kind geeft vorm aan een lichaamsdeel. Bijvoorbeeld lijf, kop, vleugel, poot en staart. Geef ieder kind een andere kleur en eventueel ander materiaal, bijvoorbeeld gewone verf, verf waaraan zaagsel of behangersplak is toegevoegd, vetkrijt enzovoort. De lichaamsdelen worden uitgeknipt en op zwart papier tot één fantasiedier collage geplakt.
14
7.
Week vijf: Afsluiting van het project
De laatste week staat in het teken van de presentatie van de kinderen. Tijdens het project zijn de kinderen intensief met het prentenboek ‘Ik voel een voet’ bezig geweest. Naast afsluiting van dit project met de klas is het aan te bevelen de verschillende projecten van Rode Draad met alle groepen af te sluiten. De kinderen kunnen aan elkaar laten zien waar ze de afgelopen tijd mee bezig zijn geweest. Dit heeft ook een leesbevorderend effect. Ouders kunnen uitgenodigd worden om te kijken naar voordrachten en werkstukjes die gemaakt zijn bij de verschillende projecten. De afsluiting van Rode Draad kan ook aanleiding zijn om een viering eens in de ‘boekensfeer’ te gieten. Op deze manier maakt u als school aan de ouders duidelijk dat plezier beleven aan boeken ‘plezierig’ serieus genomen wordt. Presentatie Lees het prentenboek nog eenmaal voor zodat ook de ouders het verhaal kennen. Gebruik het geluidje als prikkelende introductie en betrek de kinderen zoveel mogelijk bij de vertelling. Uw voorbeeldgedrag zal ouders wellicht inspireren om thuis meer interactief voor te lezen. Na het voorlezen kunnen kinderen de ouders rondleiden langs de verschillende uitgestalde werkjes in de hangmat en in het voeldoosjesmuseum. Sluit de bijeenkomst af met het zingen van het liedje ‘Eén twee drie vier’.
15