Samenwerkingsverband MAGISTRUM, OCTAAF en NES OCOM Opleiding: Variant:
Master in Leadership in Education Deeltijd
Visitatiedata: 18 november 2005, Vervolgvisitatie: 8 december 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, januari 2007
2
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Inhoud Inhoud .................................................................................................................................. 3
Deel A: Onderwerpen ........................................................................................................... 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 10 1.5 Oordelen per onderwerp 11 1.6 Schematisch overzicht oordelen 13 1.7 Totaaloordeel 13
Deel B: Facetten.................................................................................................................. 15 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 17 Onderwerp 2 Programma 20 Onderwerp 3 Inzet van Personeel 26 Onderwerp 4 Voorzieningen 28 Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 30 Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 33
Deel C: Bijlagen .................................................................................................................. 35 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 36 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 37 Bijlage 3: Bezoekprogramma 46 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 49
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
3
4
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Deel A: Onderwerpen
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
5
6
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van een panel dat in opdracht van NQA de opleiding Master in Leadership in Education van het Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf en NES OCOM heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in juni 2005, het moment waarop de informatieanalyse plaatsvond. Een onderdeel van het onderzoek was een panelbezoek aan de opleiding. Het panel bestond uit de volgende personen: De heer prof.dr.ir. W.E. During (voorzitter en domeinpanellid); De heer prof. R.B.F.A. Vandenberghe (domeinpanellid); Mevrouw drs. M.E. Voorthuis (NQA-auditor), eerste bezoek; De heer W.A.J. van Uden (NQA-auditor), tweede bezoek. Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Mevrouw I.J.M. de Jong heeft het panel namens NQA ondersteund. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken, met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel over de onderwerpen geformuleerd. • Deel B: het Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de tweepuntsschaal (onvoldoende/voldoende) zoals die door de NVAO is voorgeschreven in het Toetsingskader Nieuwe Opleiding (NVAO, 14 februari 2003). Het facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleiding Master in Leadership in Education bereidt studenten voor op hogere leidinggevende functies en is vooral bedoeld voor schoolleiders en (aspirant)bovenschoolse managers in het primair onderwijs. De opleiding is een driejarige deeltijdopleiding die wordt aangeboden en uitgevoerd door een samenwerkingsverband waarin 22 hogescholen samenwerken vanuit Magistrum, Octaaf en NES OCOM, drie door het Ministerie van OC&W erkende schoolleidersopleidingen. Magistrum vertegenwoordigt de Fontys Hogescholen c.s., NES OCOM de Hogeschool Drenthe c.s. en Octaaf representeert de Hogeschool Windesheim-Vrije Universiteit.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
7
De Fontys Hogescholen fungeren als penvoerder van en voor Magistrum, NES OCOM en Octaaf. Gezamenlijk bieden zij de opleiding Master in Leadership in Education aan ter toetsing volgens de zogenoemde Toets Nieuwe Opleiding. In een eerdere fase is de opleiding bij de DVC gergistreerd als een MBA-opleiding. De opleiding wordt aangestuurd door het opleidingskernoverleg (OKO) en de stuurgroep, een vertegenwoordiging van de Colleges van Bestuur van Magistrum, NES OCOM en Octaaf. De stuurgroep draagt zorg voor de facilitering van de opleiding. De opleidingscoördinator van de opleiding Master in Leadership in Education is ten aanzien van de bedrijfsvoering verantwoording schuldig aan de stuurgroep. Het onderwijs wordt niet op één hogeschool aangeboden, maar op een locatie, die gunstig gelegen is voor de studenten ten opzichte van hun woonplaats, bijvoorbeeld in het Congrescentrum De Bergsche Bossen in Driebergen. De opleiding Master in Leadership in Education is een vervolg op de opleiding Bovenschools Management Primair Onderwijs (BOMA), die in 1999 van start is gegaan. De oprichting van de Nederlandse Schoolleiders Academie en de invoering van de bachelor/master-structuur gaven impulsen om van de BOMA-opleiding een masteropleiding te maken. Daarom werd in 2002 de Opleiding Master of Business Administration in Management of Education (MBAME) aangemeld voor een ex-ante beoordeling om opgenomen te worden in het kandidaatsregister van de Dutch Validation Council. Op 26 juli 2003 volgde de registratie. Dit gaf de opleiding het recht om, gedurende een beperkte periode, aan afgestudeerden van de opleiding een mastertitel toe te kennen. Tijdens de afgelopen jaren is gewerkt aan de verdere afstemming van de DVC-geaccrediteerde MBA-ME met de schoolleideropleidingen van de participerende hogescholen, zodat de schoolleideropleiding en de BOMA-opleiding zich tot een samenhangend traject op masterniveau konden ontwikkelen. Om in aanmerking te komen voor accreditatie door de NVAO heeft de opleiding Master in Leadership in Education een Toets Nieuwe Opleiding laten uitvoeren door de NQA. Conform het toetsingskader van een Toets Nieuwe Opleiding is de beoordeling op een tweepuntsschaal (onvoldoende/voldoende) uitgevoerd. In 2005 startte het consortium met de uitvoering van het curriculum op basis van de DVC-registratie. Waar mogelijk heeft het panel de reeds gerealiseerde kwaliteit meegenomen in haar beoordeling. Per cohort worden maximaal 22 deelnemers toegelaten. De opleiding wordt verzorgd door vijf kerndocenten en 20 jaarlijks aangetrokken expertdocenten, die een deel van het curriculum verzorgen. Naast de docenten zijn er vijf lectoren aan de opleiding verbonden. Zij dragen zorg voor de onderwijskundige ontwikkeling en evaluatie van het programma van de opleiding en hebben een extra taak ten aanzien van het verder ontwikkelen van de onderzoekscomponent van de opleiding. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze, zoals die is neergelegd in het ‘Beoordelingsprotocol’ van NQA voor hbo-masteropleidingen. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven.
8
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Daarna heeft tijdens een bezoek aan de opleiding een informatieanalyse plaatsgevonden door een NQA-auditor en een domeindeskundige. Naar aanleiding van deze analyse is een korte rapportage van bevindingen van het panel opgesteld, die naar de opleiding is gestuurd. Naar aanleiding hiervan heeft de opleiding haar definitieve Aanvraagdossier naar NQA opgestuurd. In de periode oktober/november 2005 bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek dat plaatsvond in november 2005. Zij bestudeerden het Aanvraagdossier (en de bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQAauditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken tijdens het visitatiebezoek. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar Aanvraagdossier kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig was. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel, dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Het bezoek vond plaats op 17 en 18 november 2005. Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten (kerndocenten, expertdocenten, lectoren en de kwaliteitszorgcoördinator) en studenten. Ook vonden gesprekken plaats met afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers. Zowel tijdens de eerste als de tweede dag is ter inzage gelegd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter in een mondelinge terugkoppeling enkele indrukken en ervaringen van het panel gegeven, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Op 8 december 2006 heeft een vervolgbezoek plaatsgevonden. Op basis van de onvoldoende oordelen op de facetten 1.2, 2.2, en 5.1 in het rapport van het eerste bezoek is door het panel een lijst met verbeterpunten opgesteld. Deze vormde het uitgangspunt voor het vervolgbezoek. Tijdens dit vervolgbezoek heeft het panel materiaal bestudeerd en heeft
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
9
het gesproken met het management en kerndocenten. Tijdens het tweede bezoek heeft het panel vastgesteld dat afgezien van de verbeterpunten, de opzet van de opleiding inhoudelijk niet is gewijzigd ten opzichte van het eerste bezoek. De oordelen over de eerder door het panel als voldoende beoordeelde facetten blijven daarom staan. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een Onderwerprapport en een Facetrapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding(en) accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het Facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in december 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding van dit concept heeft de opleiding een aantal aanvullende documenten opgestuurd. Het panel heeft alle toegestuurde documenten bestudeerd en een aantal daarvan verwerkt. De meeste opmerkingen van de opleiding betreffende de feitelijke onjuistheden heeft het panel overgenomen. In het Onderwerprapport en het aangepaste Facetrapport, die samen het Eindrapport vormen en die in april 2006 aan de opleiding is toegezonden wordt door NQA een oordeel over de onderwerpen, de facetten en de opleiding als geheel gegeven. Ook dit Eindrapport is voor een check op feitelijke onjuistheden naar de opleiding gestuurd. Naar aanleiding van de verbeteracties en het tweede bezoek zijn het onderwerprapport en facetrapport aangepast op grond van de bevindingen van het panel. Deze nieuwe versie van het eindrapport is in december 2006 aan de opleiding voorgelegd ter verificatie van feitelijke onjuistheden. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in januari 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in januari 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In paragraaf 1.5 wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten, die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader zijn uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt en het domeinspecifieke kader. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
10
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen van de opleiding Het facet Domeinspecifieke eisen (1.1) en het facet Oriëntatie HBO-Master (1.3) zijn met een voldoende beoordeeld. De doelstellingen van de opleiding sluiten volgens het panel goed aan bij de eisen die door de beroepspraktijk worden gesteld. De eindkwalificaties zijn gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd naar het beroepsprofiel en voldoen aan de NSA-standaard. Het panel heeft tevens vastgesteld dat de eindkwalificaties in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld. Het facet Niveau Master (1.2) is na het tweede bezoek eveneens met een ‘voldoende’ beoordeeld. Het panel is van oordeel dat de opleiding zodanige verbeteringen heeft aangebracht in de beschrijving van de opleidingscompetenties, dat het masterniveau logisch volgt uit de opleidingscompetenties. Het panel het onderwerp Doelstellingen van het programma derhalve als positief. 1.5.2 Programma Alle facetten van dit onderwerp zijn na het tweede bezoek met een ‘voldoende’ beoordeeld. De facetten Eisen HBO (2.1), Samenhang in het opleidingsprogramma (2.3), Studielast (2.4), Instroom (2.5) en Duur (2.6) zijn door het panel na het eerste bezoek als ‘voldoende’ beoordeeld. Het facet De relatie doelstellingen en inhoud van het programma (2.2) is na het tweede bezoek met een ‘voldoende’ beoordeeld. In de tussenliggende periode heeft de opleiding 1) een heldere relatie gelegd tussen de eindkwalificaties en de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen, 2) bij de toetsing de beoordeling van kennis en inzicht meer nadruk gegeven en 3) de beoordelingscriteria en –systematiek aangescherpt. Op grond van de verbeteringen voor facet 2.2 komt het panel tot een positief oordeel over het onderwerp Programma. 1.5.3 Inzet van personeel Het panel heeft de facetten Eisen HBO (3.1), Kwantiteit personeel (3.2) en Kwaliteit personeel (3.3) alledrie als ‘voldoende’ beoordeeld. De opleiding heeft een team van docenten aangetrokken dat een verbinding legt tussen de theorie en de praktijk. De kerndocenten zijn allen parttime werkzaam in de beroepspraktijk. Alle docenten zijn gekwalificeerd om onderwijs op masterniveau te verzorgen. Het panel is van oordeel dat er voldoende capaciteit vrijgemaakt wordt om de opleiding te kunnen continueren. Het panel komt op basis van de drie voldoendes op de drie facetten tot een positief oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. 1.5.4 Voorzieningen Het panel heeft de facetten Materiële voorzieningen (4.1) en Studiebegeleiding (4.2) met een ‘voldoende’ beoordeeld. De lesplaats wordt zorgvuldig uitgekozen, waarbij rekening wordt gehouden met de woonplaats van de studenten. De studenten hebben in voldoende mate toegang tot digitale leeromgevingen. De studenten worden zowel door kerndocenten, als door hun portfoliodocenten, begeleiders op de werkplek en lectoren begeleid. Het panel komt derhalve tot een positief oordeel over het onderwerp Voorzieningen.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
11
1.5.5 Interne Kwaliteitszorg De facetten Systematische aanpak (5.1) en Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (5.2) zijn als ‘voldoende’ beoordeeld. Het panel komt eveneens tot een voldoende oordeel op Systematische aanpak (5.1) vanwege het feit dat de opleiding in de periode tussen het eerste en tweede bezoek ervoor heeft gekozen om een opleidingseigen kwaliteitszorgsysteem in te voeren en af te zien van het onveranderd overnemen van het Windesheim-systeem. Het systeem is al behoorlijk op orde en biedt voldoende zicht op de manier waarop evaluatieinstrumenten invloed hebben op de kwaliteit. Ook is in de bedoelde periode een systeem van toetsbare streefdoelen opgezet, waardoor verbeteracties concreet geformuleerd kunnen worden. Het panel komt tot een voldoende oordeel op het facet Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (5.2), met name omdat de opleiding er thans hard aan werkt om hen meer structureel bij de kwaliteitszorg te betrekken, onder andere door het in het leven roepen van een opleidingscommissie. Het panel komt tot een positief oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. 1.5.6 Condities voor de continuïteit Alle drie de facetten Afstudeergarantie (6.1), Investeringen (6.2) en Financiële voorzieningen (6.3) zijn door het panel met een ‘voldoende’ beoordeeld. Na het visitatiebezoek heeft het panel een Samenwerkingscontract (2006) toegestuurd gekregen, waarin een Afstudeergarantie (6.1) wordt gegeven voor cohort 2005. Het panel vindt deze Afstudeergarantie voldoende overtuigend. Op basis hiervan oordeelt zij positief over dit facet. Het panel komt eveneens tot een voldoende oordeel op het facet Investeringen (6.2). Zij heeft na het bezoek een globaal overzicht van investeringen in de ontwikkeling van het curriculum voor de opleiding ontvangen en beoordeelt deze als voldoende. Het facet Financiële voorzieningen (facet 6.3) wordt ook met een voldoende beoordeeld. In het Samenwerkingscontract wordt een garantie gegeven voor eventuele aanloopverliezen. Deze worden afgedekt door de drie hogescholen, volgens de verhouding 1:1:1. Het panel vindt deze constructie voldoende overtuigend. Het onderwerp Condities voor de continuïteit wordt aldus als positief beoordeeld.
12
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstellingen 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau Master 1.3 Oriëntatie hbo-master Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaal oordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne Kwaliteitszorg 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Totaaloordeel
1.7
Opleiding Master in Leadership in Education Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op al de zes onderwerpen POSITIEF scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
13
14
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Deel B: Facetten
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
15
16
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Master in Leadership in Education bereidt studenten voor op hogere leidinggevende functies binnen het primair onderwijs en is vooral bedoeld voor schoolleiders en (aspirant) bovenschools managers die leiding (willen) geven aan grote of meerdere scholen of aan samenwerkingsverbanden van scholen (Excellente schoolleiders/Bovenschools Management). • De opleiding leidt op tot het profiel van de bovenschools manager/excellente schoolleider. Het profiel benoemt vier specifieke rollen en vijftien competenties voor leidinggevenden in complexe professionele beroepscontexten. • Voordat het beroepsprofiel in 1999 door bureau Berenschot is uitgewerkt zijn twee validerings-/werkconferenties belegd met vertegenwoordigers van het beroepenveld, de stuurgroep van de opleiding en met het Opleidingskernoverleg (OKO). De eindkwalificaties zijn ontwikkeld op basis van het beroepsprofiel. • In 2004 is een nieuw onderzoek uitgevoerd door de Nederlandse Schoolleiders Academie. Daarmee is het beroepsprofiel Schoolleiders; bekwaam, betrokken, bewogen en bevlogen NSA Beroepsstandaard 2004 -2005 voor managementfuncties in het primair onderwijs tot stand gekomen. De publicatie van de NSA-standaard heeft geleid tot een vergelijkend onderzoek binnen de opleiding. Uit dit intern onderzoek concludeert de opleiding dat de competenties waarvoor de Master in Leadership in Education opleidt, dekkend zijn voor de in de nieuwe beroepsstandaard geformuleerde competenties. • In het Aanvraagdossier stelt de opleiding dat zij haar competenties internationaal heeft getoetst. Zij heeft studiebezoeken gebracht aan België, Zweden, Engeland, Schotland, Finland en Canada. Er is daar gesproken over ontwikkelingen in de eisen die in die landen aan schoolleiders worden gesteld. • Het beroepsprofiel wordt jaarlijks besproken op de studiedag/expertmeeting van de opleiding, waarbij ook het veldnetwerk van de opleiding vertegenwoordigd is. De opleiding krijgt op deze bijeenkomst inhoudelijk feedback op de actualiteit en relevantie van de beroeps-/ opleidingscompetenties. • Het panel vindt de doelstellingen van de opleiding goed aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en door de beroepspraktijk worden gesteld aan de opleiding Master in Leadership in Education. Zij is positief over het feit dat de eindkwalificaties zijn gebaseerd op onderzoek dat is uitgevoerd naar het beroepsprofiel en dat deze voldoen aan de NSA-standaard.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
17
Facet 1.2
Niveau Master
Voldoende
Criteria - De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren als referentiekader voor de operationalisatie van haar masterniveau. In een kruistabel in het Aanvraagdossier wordt weergegeven op welke wijze de Dublin descriptoren met de opleidingscompetenties corresponderen. Op verzoek van het panel heeft de opleiding deze kruistabel geconcretiseerd. Dat heeft geleid tot een overzicht waarin de relatie Dublin Descriptoren, opleidingskwalificaties en leerdoelen voor kennis, vaardigheden en attitudes zichtbaar wordt. Dit overzicht maakt inzichtelijk dat de toenemende moeilijkheidsgraad van de leerdoelen of de complexiteit van de context waarin ze gerealiseerd moeten worden het masterniveau beschrijven. • Een belangrijk aspect van het masterniveau vindt het panel de wijze waarop onderzoek in de kwalificaties beschreven wordt. De opleiding kiest voor toepassingsgericht praktijkrelevant onderzoek. Hiermee bedoelt de opleiding dat de student dient te beschikken over de kennis en vaardigheden om een onderzoek dat inzicht moet bieden in de eigen beroepspraktijk methodologisch adequaat voor te bereiden en uit te voeren. In diverse thema;s van het opleidingsprogramma komen onderzoeksvaardigheden aan de orde. In de leerdoelen van het eindassessment worden specifieke kwalificaties beschreven die naar het oordeel van het panel een hbo-master waardig zijn. Het panel vindt het van belang dat in de eindkwalificaties is opgenomen dat studenten in staat zijn de weerslag van onderzoeken te beoordelen met behulp van adequate kennis van methodologie en statistiek en op grond daarvan te beslissen over het gebruik ervan in hun beroepspraktijk.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO Master
Voldoende
Criteria De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Master in HBO: - zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties - een HBO-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een HBOopleiding vereist is of dienstig is.
18
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Aanvraagdossier wordt de volgende definitie van het beroep beschreven: De bovenschoolse manager / excellente schoolleider is een onderwijskundig leider met een eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de toegankelijkheid van het onderwijs van de scholen waaraan hij leiding geeft. Hij geeft daartoe onderwijskundig leiding aan en ondersteunt het management van de scholen in het creëren, realiseren en waar nodig innoveren van een inspirerende en professionele leergemeenschap. • Op basis van onderzoek heeft bureau Berenschot in beeld gebracht welke competenties in sterkere mate van toepassing zijn voor bovenschoolse managers dan voor schoolleiders. In een overzicht laat de opleiding zien in welke mate de competenties van belang zijn voor de functies van schoolleider en voor de bovenschoolse manager. Het verschil leidt opleidingstechnisch tot een niveauverschil. Ook de context waarbinnen de bovenschools manager functioneert is onderscheidend. De opleiding spreekt over het schaalniveau van functioneren en over de dynamiek en de complexiteit van de beroepscontexten. De tabel laat daarmee (tegelijkertijd) zien waarin de opleiding Master in Leadership in Education zich onderscheidt van de opleiding Schoolleider primair onderwijs. Het grootste verschil zit in de competenties: Ondernemerschap, Visie en Informatiemanagement. Deze competenties gelden in sterkere mate voor de bovenschoolse manager. De competentie Probleemoplossend is voor beide functies gelijk. • De opleiding draagt zorg voor haar oriëntatie op het beroepenveld via een netwerk van voor het beroep belangrijke beroepsorganisaties. Zij onderhoudt proactief contacten met verschillende organisaties, waaronder: Samos (platform van de vijf erkende opleidingen Schoolleiding), Overlegplatform met het Ministerie van OC&W (en de vakorganisaties) in zake directies primair onderwijs en met de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA). • Door de contacten met het beroepenveld bewaakt de opleiding dat de doelen en de inrichting van het opleidingsprogramma overeenkomen met de behoeften van de arbeidsmarkt. De opleiding participeert in een ontwikkelproject van de NSA, dat gericht is op de formulering van de (start)bekwaamheden van de schoolleider. • Tevens is een werkveldcommissie actief. Deze komt drie keer per jaar bij elkaar. In de werkveldcommissie zitten praktiserende bovenschoolse directeuren en vertegenwoordigers van besturenorganisaties (Besturenraad en VBS). • De opleiding organiseert jaarlijks een expertmeeting voor de gastdocenten en de leden van de werkveldcommissie, tijdens welke de aansluiting van de eindkwalificaties op de ontwikkelingen in het beroepenveld een vast punt van de agenda vormt. • Het panel is van oordeel dat de door de opleiding beoogde eindkwalificaties in voldoende mate zijn ontleend aan het beroepenveld waartoe zij opleidt. De eindkwalificaties zijn in samenspraak met het beroepenveld opgesteld.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
19
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding zorgt via de docenten (drie van de vijf docenten van het kernteam zijn praktiserende bovenschoolse directeuren), de gastdocenten en het College van lectoren voor de inbreng van recente ontwikkelingen in de praktijk binnen de opleiding. Daarnaast zijn de studenten allen werkzaam binnen de context van het beroepenveld waarvoor zij worden opgeleid. Het panel concludeert naar aanleiding van gesprekken met studenten en vertegenwoordigers uit het werkveld, dat de actuele ontwikkelingen uit de beroepspraktijk in voldoende mate geïntegreerd zijn in het curriculum. • De onderzoekscomponent komt in het hele programma aan de orde, dat wil zeggen in elk van de drie programmacirkels (fasen van de opleiding). In de eerste programmacirkel maken de studenten kennis met relevante bronnen en vormen van onderzoek. In de tweede programmacirkel wordt door de student een vergelijkend onderzoek uitgevoerd (literatuur en publicaties van en over toepassingsgericht onderzoek), dat resulteert in een essay. Tijdens de derde programmacirkel werkt de student volgens de action-research methodology aan een actieonderzoek met de context van de eigen beroepspraktijk als vertrekpunt. • Uit het Aanvraagdossier blijkt dat de bewaking van de kennisontwikkeling binnen de verschillende thema’s bij het lectorencollege van de opleiding ligt. In 2004/2005 hebben de lectoren zich vooral bezig gehouden met de actualisering van de literatuur in de opleiding. In de komende jaren zullen zij werken aan een verdere implementatie van onderzoek in het curriculum. Tijdens het tweede bezoek van het panel heeft het kunnen vaststellen dat de lectoren intensief betrokken zijn bij de thema’s: bij vier van de vijf thema’s waaruit het programma bestaat is een lector de inhoudelijke trekker. • De opleiding biedt de student een jaarlijks geactualiseerde (internationale) literatuurlijst en een lijst met onderzoeksartikelen. Daarnaast worden studenten gewezen op relevante websites. Het panel heeft de literatuur en het studiemateriaal bestudeerd en concludeert dat zowel de literatuur als het studiemateriaal voldoende actueel is. Veelal wordt echter gewerkt met secundaire bronnen, dan wel worden samenvattingen van de literatuur aangeboden. Het panel beschouwt het ontbreken van primaire bronnen op de literatuurlijst als een tekortkoming. De opleiding heeft hierin gedurende de periode tussen
20
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
het eerste en tweede bezoek verbetering aangebracht. Bij zijn tweede bezoek heeft het panel vastgesteld dat de literatuur voldoende wetenschappelijk is en dat er op de literatuurlijsten van de thema’s primaire bronnen vermeld staan.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het opleidingsprogramma bestaat uit vier inhoudelijke thema’s: School en Omgeving, School en Leiderschap, School en Vernieuwing en School en Kwaliteit. Het vijfde thema is speciaal gericht op School en Onderzoek en leidt het afstudeertraject in. Ieder thema is gekoppeld aan een lector. De lectoren zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de actualiteit van hun thema en begeleiden studenten bij het afstudeeronderzoek. Het afstudeeronderzoek is gekoppeld aan één van de vijf thema’s. • Het opleidingsprogramma berust op de constructivistische leertheorie van Kolb. Leren wordt volgens deze theorie beschouwd als een cyclisch proces, waarvoor vier vaardigheden (doen, bezinnen, denken en beslissen) nodig zijn. Na bestudering van het materiaal concludeert het panel dat er voldoende verschillende werkvormen aangeboden worden om studenten zich deze vier vaardigheden eigen te laten maken. • De vier vormen van leren stimuleren tevens de vier verschillende leerstijlen, die van activist, reflector, theoreticus en pragmaticus. Volgens het Aanvraagdossier draagt het expliciteren van de leerstijlen bij aan de bewuste ontwikkeling van de eigen leiderschapsstijl van de studenten. In het dossier geeft de opleiding voor elke leerstijl in een tabel aan welke werkvormen aangeboden worden. • In het programma is een studiereis naar het buitenland opgenomen. In gesprekken met studenten van de voortgezette opleiding Bovenschools Management (de voorganger van de Master in Leadership in Education) is naar voren gekomen dat zij de studiereis als zeer waardevol ervaren. Het panel heeft tijdens zijn eerste bezoek een aantal verslagen van studenten over de studiereis naar Finland bekeken, maar heeft daarin geen vertaalslag gezien naar de eigen praktijk of leersituatie. Volgens de opleiding vindt die vertaalslag plaats in het portfolio van de student, maar in de voorbeelden die tijdens het eerste bezoek ter inzage lagen bevatten de portfolio’s die vertaalslag niet. Tijdens zijn tweede bezoek heeft het panel een aantal andere verslagen en portfolio’s ingezien waarin de reflectie en vertaalslag wel zijn opgenomen. Hieruit concludeert het panel dat de nieuwe opleiding aan deze vertaalslag op een meer consequente manier aandacht dient te besteden. • Het ontwikkelen van beroepsvaardigheden komt in verschillende programmaonderdelen aan de orde: via de inhoud van het onderdeel, het werken en leren in de praktijk en het uitvoeren van toepassingsgericht onderzoek. © NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
21
•
•
• •
•
•
22
In het Aanvraagdossier zijn in een matrix de vijftien competenties van de opleiding herkenbaar gerelateerd aan de inhoud van de afzonderlijke thema’s. Tijdens zijn eerste bezoek concludeert het panel na bestudering van het programma, dat de wijze waarop de doelstellingen zijn geïntegreerd en geconcretiseerd in het curriculum niet duidelijk is. Volgens het panel geeft de opleiding niet concreet aan op welke wijze zij de eindkwalificaties heeft vertaald in de leerdoelen van de verschillende onderdelen van het programma. Op verzoek van het panel heeft de opleiding een nieuw overzicht gemaakt om de vertaling van eindkwalificaties naar leerdoelen inzichtelijk te maken. Naar het oordeel van het panel biedt dit nieuwe overzicht een duidelijk beeld van de leerdoelen in relatie tot de programmaonderdelen en de eindkwalificaties. Tevens wordt inzichtelijk dat de leerdoelen van de 1e, 2e en 3e cirkel toenemen in moeilijkheidsgraad of complexiteit. Aan het einde van elke programmacirkel wordt een assessment bij de studenten afgenomen. Het eerste assessment bestaat uit drie delen: onderbouwen wat de betekenis van de ontwikkelingen binnen het onderzoeksgebied voor de eigen praktijksituatie zou kunnen zijn, de persoonlijke competentieontwikkeling verhelderen en de capaciteit tot leren van de student toetsen. In het tweede assessment moet de student zijn probleemstelling verdedigen tegenover de lector met het aandachtsgebied School en Onderzoek. En in het afsluitende assessment dient de student zijn onderzoek en zijn persoonlijke competentieontwikkeling te verdedigen ten overstaan van de opleiding, de leergemeenschap waarvan hij deel uitmaakt en een externe gecommitteerde (vertegenwoordiging van de werkveldcommissie). Elk onderdeel wordt volgens de opleiding beoordeeld met behulp van een gespreksprotocol. Alle formele regels inzake toetsing binnen de opleiding liggen vast in het Onderwijs en Examenregelement (2002) van de opleiding. De opleiding heeft een Examencommissie ingesteld ten behoeve van de organisatie en coördinatie van examens en tentamens. Naast de voorzitter maken een portfoliodocent, een kerndocent en een extern deskundige deel uit van de Examencommissie. De beoordelingscriteria voor de verschillende toetsvormen zijn beschreven in de Studiegids. Afhankelijk van het aantal aspecten van de vastgestelde beoordelingscriteria waaraan de student voldoet, loopt de waardering uiteen van onvoldoende tot uitstekend. Tijdens het eerste bezoek heeft het panel geconcludeerd dat de toetsmethode onvoldoende waarborgen biedt dat de student voldoende kennis en inzicht heeft verworven, omdat - De beoordelingscriteria te veel interpretatieruimte laten - Het onduidelijk is hoe docenten de criteria hanteren - Een toelichting op de beoordeling van scripties en toetsen ontbreekt - Het beoordelen van het leerproces zeer dominant is en de toetsing van kennis en inzicht grotendeels afwezig is - Het eigen oordeel van studenten over hun ontwikkeling belangrijk is dan het oordeel van docenten of andere experts over het bereikte niveau van de ontwikkeling. In de periode tussen het eerste en het tweede bezoek heeft de opleiding de toetsingsprocedure voor de nieuwe opleiding aangepast. De beoordelingscriteria zijn aangescherpt en bovendien bespreekt het docententeam de criteria om een grotere intersubjectiviteit van de beoordelingen te garanderen. Ook heeft een docent-beoordelaar © NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
•
•
de plicht om in geval van twijfel te overleggen met een collega. Ten slotte kan een student een herbeoordeling aanvragen als hij het met een beoordeling niet eens is. Het eigen oordeel van studenten over hun ontwikkeling blijft een rol spelen, maar het panel is overtuigd dat de procedures van 360 gradenfeedback en de begeleiding door de portfoliodocent voldoende garantie biedt dat het beoogde niveau in de ontwikkeling bereikt wordt. Samenvattend komt het panel op basis van de twee bezoeken tot een voldoende oordeel op dit facet vanwege het feit dat de aanpassingen in het toetsinstrumentarium voldoende garanderen dat de studenten het beoogde niveau bereiken.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criteria - Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma is, zoals al vermeld, opgebouwd uit drie programmacirkels, die de studenten doorlopen. • De excellente schoolleider wordt in zijn functie aangesproken op vier rollen: de schoolleider als ondernemer, onderwijskundig leider, beheerder en begeleider. De vier rollen zijn steeds gekoppeld aan elk thema van het opleidingsprogramma. • De thema’s School en omgeving en School en vernieuwing leggen het accent op de externe oriëntatie van de schoolleider en op de ontwikkeling van de bijbehorende rollen en competenties. De thema’s School en leiderschap en School en kwaliteit leggen het accent op de interne oriëntatie van de schoolleider en de ontwikkeling van de bijbehorende rollen en competenties. De thema’s worden twee keer in het opleidingsprogramma (in programmacirkel 1 en 2) aangeboden, waarbij de complexiteit van de situatie en de problematiek waarvoor de aanstaande schoolleider zich geplaatst ziet onderscheidend is. • De bewaking van de samenhang in het programma-aanbod is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het lectorencollege en het OKO. • In de Onderwijsevaluaties (2000-2005) van de voorloper van deze opleiding worden de studenten bevraagd over hun waardering voor de inhoud en samenhang van het opleidingsprogramma. Driekwart van de studenten waardeert de inhoud als goed tot uitstekend. Zij geven aan dat zij goed en volledig zijn geïnformeerd over de opbouw van het programma. Tijdens de gesprekken van het panel met studenten en alumni is dit bevestigd. • Het panel is van oordeel dat de opleiding door middel van de drie programmacirkels en het werken in thema’s een goed samenhangend programma heeft. De samenhang wordt ook op een heldere manier in het Aanvraagdossier verwoord.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
23
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria - Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Elke student ontvangt bij aanvang van de opleiding de Studiegids waarin het opleidingsprogramma staat toegelicht en een Onderwijsexamenreglement (2002), waarin de afspraken rond toetsing en beoordeling zijn opgenomen. • De communicatie over de logistiek van de uitvoering van het lesprogramma wordt verzorgd vanuit het secretariaat van de opleiding. Via het teleleerplatform Blackboard kunnen de studenten elkaar, maar ook alle direct betrokken docenten bereiken. • De opleiding heeft ervoor gezorgd, dat de verschillende programmaonderdelen en de bijbehorende toetsen evenwichtig gespreid zijn over het cursusjaar. Gemiddeld worden er twee bijeenkomsten (colleges) per maand gepland en wordt het laatste half jaar gekenmerkt door zelfstudie (Portfolio en Afstudeeronderzoek). • De opleiding maakt de studievoortgang voor de student inzichtelijk door drempels in het curriculum op te nemen. Na elke programmacirkel wordt een assessment afgenomen, waarin gekeken wordt of de student voldoende kennis en vaardigheden heeft om door te kunnen stromen naar de volgende programmacirkel (vergelijk 2.2). • Om de studeerbaarheid te vergroten loopt, naar aanleiding van evaluaties onder studenten van de voorloper van deze opleiding, een cursusjaar van de nieuwe opleiding van november tot november. Door deze planning kan de student gebruik maken van het zomerreces voor zijn studie en kan hij de werkzaamheden binnen de eigen school/scholen eind augustus/begin september opstarten. • De bewaking van de studielast is de verantwoordelijkheid van het OKO. • De studenten met wie het panel tijdens het bezoek heeft gesproken, vertelden dat zij de opleiding als intensief en daardoor zwaar ervaren. Zij vinden het programma echter wel voldoende studeerbaar.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria - Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectiecriteria. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Aanvraagdossier noemt de opleiding de instroomeisen waaraan studenten moeten voldoen. Dit zijn: 1) minimaal drie jaren werkzaam zijn als schoolleider of een functie binnen het primair onderwijs hebben vervuld op managementniveau met een substantieel
24
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
•
• •
•
pakket aan managementtaken, 2) minimaal een opleiding op hbo-bachelor niveau (Pabo, al dan niet aangevuld met de schoolleideropleiding), of een gelijkwaardige opleiding. Tevens dient de student aan te tonen zogenoemde bovenschoolse taken en verantwoordelijkheden te hebben. Bovendien wordt beoordeeld of hij/zij van zijn/haar werkgever toestemming heeft om opdrachten tijdens werktijd uit te voeren en of de werkgever en collega’s bereid zijn om de benodigde werkplekfeedback te geven. Tijdens de intake wordt de werkplek in kaart gebracht en getoetst. Het assessment bepaalt of en waar de student de opleiding instroomt. Indien nodig onderzoekt de opleiding de door de student beschreven beroepscontext op de werkplek. Het intakeassessment kan op basis van eerder verworven competenties leiden tot een vrijstelling voor het eerste jaar. Het diploma schoolleider primair onderwijs voldoet in principe om tot het tweede studiejaar te worden toegelaten, mits de kandidaat beschikt over minimaal drie jaar praktijkervaring en het intakeassessment voor programmacirkel 2 met voldoende resultaat aflegt. In het intakeassessment wordt bij deze studenten nagegaan of zij het referentiekader van de master in de verwoording en verantwoording van hun competentiebeheersing kunnen expliciteren. De Examencommissie bewaakt de kwaliteit van de instroom, zij heeft deze taak gemandateerd aan de opleidingscoördinator en de kerndocenten van het OKO. De student vult voor het intakegesprek een vragenlijst in over zijn leerstijl en geeft een zelfbeoordeling van zijn competenties. De portfoliodocent bespreekt in een eerste gesprek de uitkomsten van de vragenlijsten. De student stelt in samenspraak met de portfoliodocent vast welke competenties op welke wijze ontwikkeld moeten (kunnen) worden. Dit eerste gesprek leidt tot het opzetten van een Persoonlijk Ontwikkelingsplan, dat een onderdeel is van het portfolio. Het panel is van oordeel dat het beoogde programma in voldoende mate aansluit bij de kwalificaties van de studenten die instromen, zo stelt zij onder andere op basis van het gesprek met de studenten vast.
Facet 2.6
Duur
Voldoende
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: HBOmaster: minimaal 60 studiepunten (EC). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor programmacirkel 1 geldt een studiebelasting van 24 European Creditpoints (EC). Programmacirkel 2 bevat 33 EC en programmacirkel 3 geldt een studiebelasting van 13 EC. • In totaal omvat de opleiding 70 EC, verdeeld over drie jaar.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
25
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Voldoende
Criteria De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel: - het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent naast de lectoren twee typen docenten: kerndocenten (vijf) en expertdocenten (twintig per jaar). Een aantal kerndocenten heeft ook een taak als portfoliodocent. • Vier van de vijf lectoren zijn verbonden aan de binnen de opleiding samenwerkende hogescholen, de vijfde lector is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. • De kerndocenten beschikken zonder uitzondering over veel ervaring op het gebied van management, organisatie en onderwijs. Drie van de vijf kerndocenten zijn momenteel zelf praktiserend bovenschools manager. De expertdocenten worden bij de opleiding betrokken vanwege hun inhoudelijke expertise en/of ervaring. De opleiding acht het van groot belang dat de expertdocenten beschikken over competenties en kwalificaties die samenhangen met de opleidingscompetenties, dat zij (recente) ervaring hebben met het werkveld waartoe de opleiding opleidt en dat zij een nationaal en/of internationaal erkend deskundige zijn op hun vakgebied, blijkens het Docentprofiel 2002. Na de visitatie heeft de opleiding een concept-managementcontract opgesteld. In het concept-managementcontract voor 2006 geeft de opleiding aan dat het OKO de kwaliteiten ten aanzien van de gewenste didactische- en begeleidende vaardigheden, explicieter gaat formuleren. Het panel gaat ervan uit dat bij formele aanvang van de nieuwe opleiding dit gerealiseerd zal zijn. • Uit gesprekken die het panel met studenten heeft gevoerd en na bestudering van de curricula vitae, is gebleken dat zowel de kerndocenten, de expertdocenten als de lectoren over voldoende actuele vakkennis beschikken en dat zij een goede verbinding kunnen leggen tussen de opleiding en de praktijk. Daarnaast blijkt uit evaluaties van cohort 2004 dat driekwart van de studenten tevreden is met de expertdocenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren.
26
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een eigen personeelsbudget. De bewaking voor voldoende inzet van fte’s voor de opleiding ligt bij de opleidingscoördinator, die deze verwerkt in de begroting. De begroting wordt in de stuurgroep vastgesteld. • Jaarlijks wordt geld vrijgemaakt om de inzet van expertdocenten te kunnen realiseren. De opleiding trekt per jaar een twintigtal expertdocenten aan. Voor het cohort 2005 staat daarvoor ongeveer 41.000 euro gereserveerd. • De docent-studentratio is 1:16. • De opleiding werkt met vijf kerndocenten met een formatieomvang van totaal 3.000 docentbelastingsuren (dbu). • De inzet van kern- en portfoliodocenten wordt jaarlijks voor een heel cohort vastgelegd door de stuurgroep. Voor het cohort 2005-2008 is in totaal 134.100 euro begroot voor de inzet van de kern- en portfoliodocenten. De opleidingscoördinatie beslaat een halve formatieplaats. • De gezamenlijke hogescholen hebben als back-up voldoende gekwalificeerde docenten. Zij geven de garantie dat, indien nodig, direct kan worden voorzien in een vervanging van minimaal 50% van de kerndocenten, zo blijkt uit de nota Personeelsbeleid 2005. • In de Jaarbrief 2006, gericht aan alle directeuren van Windesheim, wordt aangegeven dat het verzuim in 2005 onder de 4.6% diende te zijn. Voor 2006 geldt een streefcijfer van 3.8%. De opleiding Master in Leadership in Education heeft een streefdoel van minder dan 1%.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria - Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle kerndocenten van de opleiding zijn werkzaam bij één van de betrokken hogescholen. • In het Docentenprofiel 2002 wordt aangegeven aan welke eisen de kerndocenten moeten voldoen. Uit de CV’s van de docenten blijkt dat zij allen inhoudelijk goed toegerust zijn om het thema waarvoor zij uitvoeringsverantwoordelijkheid dragen uit te voeren. Volgens de opleiding zijn de portfoliodocenten beoordeeld op hun coachingsvaardigheden. • Alle kerndocenten zijn op wetenschappelijk niveau opgeleid, zo blijkt uit hun curricula vitae. De kerndocenten werken op detacheringbasis bij de opleiding. De docenten zijn volgens het panel voldoende gekwalificeerd om onderwijs op masterniveau te verzorgen. • Formeel is het de taak van de uitlenende hogeschool om de betrokken docenten op niveau te houden. Echter, in de normjaartaak van de kerndocenten van de opleiding Master in Leadership in Education is 10% opgenomen ten behoeve van professionalisering. De opleidingscoördinator heeft aangegeven het komende jaar de professionaliseringswensen van de docenten te inventariseren en met hen te bespreken welke wensen kunnen worden gerealiseerd. Vooralsnog heeft de opleiding de
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
27
•
•
•
deskundigheidsbevordering gekoppeld aan de jaarlijkse internationale studiereis, de studiedag, de participatie in een onderzoekslijn binnen het opleidingsprogramma en de organisatie van de intervisie voor de kerndocenten van de opleiding in het OKO. De opleidingscoördinator houdt eenmaal per jaar een functioneringsgesprek met de kerndocenten. Dit gesprek wordt gevoerd aan de hand van een gespreksformulier. Aan de orde komen in ieder geval: het functioneren van de kerndocent in algemene zin, de opzet en inhoud van de bijeenkomsten die geleid worden door de kerndocent, de kennis en kunde van de kerndocent in relatie tot het docentenprofiel, de uitslagen van de gehouden evaluaties en de scholingsbehoefte en de leerwensen van de kerndocent (in relatie tot de doelen die de opleiding nastreeft). Het panel heeft de formulieren bestudeerd en vindt dat deze er gedegen en goed uitzien. De opleidingscoördinator bespreekt met de expertdocent zijn functioneren aan de hand van evaluatie-uitslagen van studenten. Naar aanleiding van dit gesprek en het beraad binnen het OKO met de opleidingscoördinator wordt beslist of de samenwerking met de expertdocent al dan niet wordt gecontinueerd. Het is één maal voorgekomen dat naar aanleiding van evaluaties een expertdocent niet meer is ingezet. In de nieuwe opleiding zal met hetzelfde docententeam worden gewerkt. Hiermee is er volgens het panel voldoende garantie voor de kwaliteit van de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De voorzieningen ten behoeve van de opleiding zijn centraal georganiseerd. De participerende hogescholen creëren hier budget voor (zie ook onderwerp 6). De reguliere studiebijeenkomsten voor de opleiding worden georganiseerd in een centraal gelegen congrescentrum. Deze vaste lesplaats wordt zorgvuldig gekozen, waarbij rekening wordt gehouden met de woonplaatsen van de studenten. • De studenten worden ingeschreven bij de Christelijke Hogeschool Windesheim. • De studenten hebben toegang tot de mediatheek van één van de volgende hogescholen: Fontys Hogescholen, locaties Eindhoven en Den Bosch, de Christelijke hogeschool Windesheim en PC Hogeschool Marnix Academie en de Hogeschool Drenthe. Tijdens de eerste bijeenkomst van de opleiding wordt de student gevraagd van welke mediatheek hij tijdens de studie gebruik wil maken. Indien gewenst kan ook toegang worden geregeld tot een van de overige veertien hogescholen die in het consortium samenwerken.
28
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
•
•
•
•
De opleiding beschikt over een teleleerplatform (Blackboard) voor de communicatie tussen opleiding en student en voor de studenten onderling. Om de studenten te scholen in het gebruik van Blackboard wordt per cohort een bijeenkomst belegd op een hogeschool. De studenten hebben het panel in de gesprekken laten weten dat zij Blackboard vooral gebruiken om zich te informeren. Blackboard wordt nog niet als discussieplatform gebruikt. In het concept Managementcontract 2006 zijn verbeteracties opgenomen ten behoeve van het voeren van professionele dialoog met medecursisten via Blackboard. Naast Blackboard kunnen studenten informatie vinden op het intranet van Windesheim, Windesheim Portaal geheten. De informatie betreft cijfers en roosters, maar ook informele bijeenkomsten en dergelijke. Via Portaal kunnen studenten naar het Windesheim Mediacenter om bijvoorbeeld digitaal boeken te verlengen. De verantwoordelijkheid voor de borging van de kwaliteit van de voorzieningen ligt bij de opleidingscoördinator. De stuurgroep wordt hierover jaarlijks geïnformeerd en faciliteert de voorzieningen. Uit gesprekken en bestudering van onderwijsevaluaties is gebleken dat studenten tevreden zijn over de voorzieningen en de accommodaties.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De cijferadministratie wordt bijgehouden op het secretariaat van de opleiding, dat gevestigd is in de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle. • Studiebegeleiding wordt op verschillende manieren en momenten gerealiseerd: in begeleidingsgesprekken, op de werkplek, bij de uitvoering van het onderzoek en bij het werken aan het portfolio. Daarnaast krijgen studenten begeleiding in een leergemeenschap van vijf tot zes studenten. • Een centrale plaats in de begeleiding is weggelegd voor de portfoliodocent. In het Aanvraagdossier worden de verschillende begeleidingstaken van de portfoliodocent beschreven. Hij begeleidt studenten bij het opzetten en uitvoeren van het Persoonlijk Ontwikkelingsplan en het formuleren van zijn persoonlijke leerdoelen. Daarnaast treedt de portfoliodocent op als eerste corrector van de toetsen en voert voortgangsgesprekken met de student. Gedurende de hele opleiding wordt de voortgang van de student weergegeven in het Persoonlijk Ontwikkelingsplan. Uit gesprekken met studenten is gebleken dat de portfoliodocenten verdieping stimuleren en voldoende feedback geven op het leerproces van de studenten.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
29
•
•
•
•
•
De begeleiding, door begeleiders op de werkplek, de kerndocenten en de lectoren is gericht op het expliciteren van het leren door de betrokkenen op de werkplek. De vooruitgang in het leren en competentieontwikkeling wordt door de studenten weergegeven in het portfolio. Het panel heeft portfolio’s ingezien en oordeelt hier positief over. Ook tijdens de een- en tweedaagse contactbijeenkomsten worden studenten begeleid. De kerndocent is aanwezig voor de inhoudelijke begeleiding, de portfoliodocent voor de competentiebegeleiding en de opleidingscoördinator voor vragen en onduidelijkheden. Voor de begeleiding van studenten tijdens hun verplichte stage buiten de eigen werkplek, worden afspraken gemaakt met de eigen werkgever van de student en met de stageinstelling. De stage kan pas worden uitgevoerd, nadat de stagegever, de portfoliodocent en de betrokken kerndocent het door de student geschreven stageplan hebben goedgekeurd. De lectoren begeleiden de studenten bij het afstudeeronderzoek. Zij dragen er zorg voor dat de onderzoeksvraag geoperationaliseerd kan worden en bewaken de methodiek van het onderzoek en de inbedding van de vraagstelling in de actuele ontwikkelingen binnen de wetenschap. Naast lectoren worden kerndocenten en eventueel externe deskundigen betrokken bij de begeleiding van het afstudeeronderzoek. Voor de begeleiding van de scriptie is twintig uur begroot. In de begroting is ook voorzien in een tweede lezer. Studenten toonden zich tevreden over de begeleiding bij het schrijven van hun scriptie. Studenten hebben zich in de gesprekken met het panel in het algemeen tevreden getoond over de begeleiding.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Systematische aanpak
Voldoende
Criteria - Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft ten aanzien van kwaliteitszorg in het Aanvraagdossier het volgende beleid geformuleerd: De opleiding heeft ten aanzien van de zes accreditatieonderwerpen kwaliteitsdoelen geformuleerd in de vorm van streefdoelen. In de realisatie van de doelen moet de PDCA-cyclus herkenbaar zijn. In de realisatie en evaluatie van de doelen worden de stakeholders betrokken. De stuurgroep van de opleiding draagt zorg voor de naleving van de PDCA-cyclus via het managementcontract. • In het Aanvraagdossier geeft de opleiding in een schema per accreditatieonderwerp de PDCA-cyclus weer. Bij 'plan' worden de streefdoelen per onderwerp weergeven, bij 'do' worden de maatregelen genoemd die getroffen worden om de streefdoelen te realiseren. Bij 'check' worden de uit te voeren evaluaties beschreven en bij 'act' wordt aangeven wat
30
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
•
•
•
•
•
er met de bevindingen van de evaluaties wordt gedaan. Ook worden de stakeholders van het betreffende onderwerp genoemd. De taken en verantwoordelijkheden zijn op generiek niveau beschreven in het Aanvraagdossier. Daarnaast zijn in het Aanvraagdossier per facet onder de kopjes ‘beoordeling en bijstelling’ de instrumenten en processen beschreven die zicht geven op de kwaliteitsbewaking. De opleiding vermeldt verder in het Aanvraagdossier dat haar kwaliteitszorg geïntegreerd is binnen het systeem van de Christelijke Hogeschool Windesheim. Het panel heeft tijdens en na het bezoek het (digitale) kwaliteitszorgsysteem van de School of Education (voorheen Windesheim Educatief) bestudeerd en heeft vastgesteld dat de in het Aanvraagdossier beschreven PDCA-cyclus nog niet geïntegreerd is in dit systeem. In de periode tussen het eerste en tweede bezoek heeft de opleiding een eigen kwaliteitszorgsysteem ingevoerd, waarvan de structuur is afgeleid van het systeem van de School of Education. Het nieuwe systeem is echter een eigen MLE-systeem, gevuld met MLE-specifieke documenten en met cycli voor diverse processen. Het systeem is in ontwikkeling maar biedt reeds voldoende informatie over cyclische kwaliteitsbewaking voor diverse processen. Het panel heeft er vertrouwen in dat dit systeem op korte termijn geheel gevuld zal zijn. Na het bezoek heeft de opleiding de Windesheimnota Kwaliteit, Beleidsmatig verankerd (14 juni 2005) opgestuurd. In een aan de nota toegevoegd hoofdstuk: Kwaliteitszorg in het managementcontract 2006 geeft de opleiding aan dat aan het eind van 2006 de bestaande documenten in het digitale kwaliteitshandboek zullen zijn opgenomen. Het panel had na het eerste bezoek twijfels over de invoering van de voornemens in de nota. De opleiding heeft de periode tussen het eerste en tweede bezoek gebruikt om de voornemens daadwerkelijk uit te voeren. Er is een kwaliteitscoördinator voor MLE aangesteld die samen met de kwaliteitscoördinator van de School of Education het kwaliteitssysteem heeft gevuld met documenten voor beleid, beheer en uitvoering. De kwaliteitscoördinator MLE is verantwoordelijk voor de uitvoering van de evaluatiekalender en het juiste gebruik van het instrumentarium. De twijfels die het panel na het eerste bezoek had over de doelgerichtheid van het kwaliteitszorgsysteem zijn hiermee weggenomen. Vond het panel tijdens het eerste bezoek dat de door de opleiding in het Aanvraagdossier en in de nagezonden notitie geformuleerde kwalitatieve streefdoelen onvoldoende toetsbaar zijn, tijdens het tweede bezoek heeft de opleiding duidelijk gemaakt dat voor de meeste kwaliteitsobjecten wel toetsbare streefdoelen zijn geformuleerd. Het panel meent dat de opleiding hierdoor in voldoende mate kan vaststellen wanneer een streefdoel is gerealiseerd en welk resultaat aanleiding is om verbetermaatregelen te nemen. De opleiding evalueert (ook in de ‘oude’ programmering) regelmatig haar onderwijs. Zij geeft in het Aanvraagdossier in een tabel de door haar gehanteerde evaluatieinstrumenten weer. De opleiding evalueert haar onderwijs zowel mondeling als schriftelijk. Dit beleid zal in de nieuwe opleiding worden gecontinueerd. Mondelinge evaluaties vinden plaats tijdens de bijeenkomsten aan de hand van een standaardformulier waardoor de verslagen van de gesprekken met verschillende docenten vergelijkbaar zijn. Voor de schriftelijke evaluatie maakt de opleiding per onderdeel gebruik van gestandaardiseerde evaluatieformulieren. De organisatie van deze
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
31
evaluaties wordt volgens de opleiding uitgevoerd door het bureau Tentamenverwerking van de School of Education van de Christelijke Hogeschool Windesheim. In de nieuwe opleiding zal dit beleid worden gecontinueerd. De evaluatieformulieren en de evaluatierapporten zien er volgens het panel gedegen en professioneel uit. • Volgens het Aanvraagdossier worden de resultaten van de onderwijsevaluaties besproken in het gezamenlijk overleg van lectoren en kerndocenten. Deze worden tijdens het koersoverleg – een overleg van het OKO en het College van lectoren - vertaald naar aanbevelingen of nieuwe activiteiten. Het OKO neemt deze mee naar de stuurgroep en maakt resultaatgerichte afspraken in het managementcontract voor het volgende cursusjaar, zo wordt in het Aanvraagdossier vermeld.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg door hun deelname aan evaluaties (zie ook 5.1). In het Aanvraagdossier wordt vermeld dat de betrokken stakeholders van de nieuwe opleiding (dus ook de studenten) schriftelijk een verslag van bevindingen van de evaluaties en de verbeteracties krijgen, zoals die in het Managementcontract zijn opgenomen. Uit gesprekken van het panel met studenten is gebleken dat zij tot op heden nog niet geraadpleegd of geïnformeerd worden over de uitkomsten van de evaluaties of over verbeteracties of veranderingen die zullen plaatsvinden. Het panel veronderstelt dat het ontbreken van een opleidingscommissie of een ander inspraak- of medezeggenschapsorgaan voor studenten hier mede debet aan is. Het panel heeft na het visitatiebezoek een notitie toegestuurd gekregen, waaruit blijkt dat de opleiding van plan is om een opleidingscommissie in het leven te roepen. Hierdoor kan de betrokkenheid van studenten en docenten bij de kwaliteitszorg toenemen, zo oordeelt het panel. Tijdens het tweede bezoek heeft het panel van het management vernomen dat de opleidingscommissie in oprichting is. Verder heeft de opleiding het voornemen om vanaf september 2006 elke docent voor elke contactdag een planformulier te laten invullen, waarin hij benoemt op welke doelen hij inzet. Na afloop wordt beschreven in welke mate de doelen zijn gerealiseerd, dan wel in hoeverre daarvan is afgeweken. De opleiding heeft hier een evaluatieformulier voor ontworpen. • Het werkveld is zijdelings betrokken bij de kwaliteitszorg door de bijeenkomsten, tijdens welke onder andere over de opleidingscompetenties wordt gesproken. De werkveldadviescommissie dient voor minimaal een derde uit alumni te bestaan, momenteel is dat twee derde.
32
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Onderwerp 6
Facet 6.1
Condities voor continuïteit
Afstudeergarantie
Voldoende
Criteria - De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Samenwerkingscontract Master of Business Administration In Management of Education (mei 2004) is de formeel-juridische eindverantwoordelijkheid voor de opleiding neergelegd bij de drie Colleges van Besturen van de hogescholen Fontys, Drenthe en Windesheim. De samenwerking is aangegaan voor de periode van één cohort (2005). Echter verlenging vindt stilzwijgend plaats. De naam van de opleiding is veranderd en luidt nu: Master in Leadership in Education. • In operationele zin is het College van Bestuur van de VU-Windesheim eindverantwoordelijk voor de opleiding Master in Leadership in Education. • Binnen de stuurgroep worden afspraken gemaakt ten aanzien van de bedrijfsvoering van de opleiding. Deze worden vastgelegd in het Managementcontract, dat de stuurgroep afsluit met de opleidingscoördinator van de opleiding. Het panel heeft een ingevuld concept-managementcontract ingezien en heeft vertrouwen in deze procedure. • Het panel heeft het Samenwerkingscontract bestudeerd en vindt dit contract als afstudeergarantie voldoende overtuigend.
Facet 6.2
Investeringen
Voldoende
Criteria - De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Aanvraagdossier is de begroting voor het cohort 2005 opgenomen. De begroting maakt onderdeel uit van de begroting van de afdeling Windesheim Educatief van de Hogeschool Windesheim. De betrokken hogescholen Fontys, Windesheim en Drenthe leveren ieder hun bijdrage aan de begroting. • De opleiding werkt met een cohortbegroting. Deze wordt per kalender/boekjaar ondergebracht in de begroting van de schoolleideropleiding. Laatstgenoemde begroting is op zijn beurt weer onderdeel van de begroting van Windesheim Educatief. • De cohortbegroting van de opleiding wordt opgesteld door de opleidingscoördinator van de opleiding en wordt vervolgens door de stuurgroep vastgesteld. De begroting van cohort 2005 (voor een cursusgroep van twintig studenten) bedraagt 412.000 euro, dat betekent 20.600 euro per student en 138.000 euro per collegejaar.
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
33
•
•
De controller van de afdeling Financieel Economische Zaken neemt eens per kwartaal de exploitatie door met de opleidingscoördinator van de opleiding. De opleidingscoördinator bespreekt eens per kwartaal de cijfers met de leden van de stuurgroep, blijkens het Aanvraagdossier. Het panel beoordeelt de begroting over cohort 2005 als solide. Na het visitatiebezoek heeft het panel een globaal overzicht van investeringen in de ontwikkeling van het curriculum voor de Master in Leadership in Education toegestuurd gekregen en beoordeelt deze als voldoende.
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Master in Leadership in Education kent zoals gezegd een eigen cohortbegroting. Deze maakt onderdeel uit van de begroting van de afdeling Windesheim Educatief van de Hogeschool Windesheim. De betrokken hogescholen Fontys, Windesheim en Drenthe leveren ieder een gelijkwaardige bijdrage aan deze begroting. • In de begroting zijn bedragen gereserveerd voor de ondersteunende diensten van de hogeschool, zoals de studentenadministratie, de afdeling Financieel Economische Zaken, de dienst P&O, het bedrijfsbureau, de afdeling PR en marketing, evenementen, kwaliteitszorg, de dienst ict en de juridische dienst. Het panel concludeert na bestudering van de begroting dat de opleiding voldoende middelen beschikbaar heeft om bovenstaande diensten goed te laten functioneren. • Bij eventuele aanloopverliezen stelt de Hogeschool Windesheim zich garant voor de dekking. In het Samenwerkingscontract (mei 2004) wordt deze garantie door alle drie de partners afgedekt, volgens de verhouding 1:1:1. Dit geldt overigens ook voor eventuele overschotten, die eveneens over de drie partijen zullen worden verdeeld.
34
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
C:
Bijlagen
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
35
Bijlage 1:
36
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
37
38
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
39
40
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
41
42
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid NQA 1e bezoek Mevrouw Drs. M.E. Voorthuis
Panellid NQA 2e bezoek De heer W.A.J. van Uden
Panellid domein/werkveld De heer Prof. R.B.F.A. Vandenberghe
Panellid domein (voorzitter) de heer Prof. Dr. Ir. W.E. During
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
X
Relevante werkvelddeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatie- of auditdeskundigheid
Alle panelleden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer prof. dr. ir. During De heer During is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van management. Hij heeft deelgenomen aan visitaties van masteropleidingen door de DVC en aan visitaties in het kader van toetsen nieuwe masteropleidingen door de NVAO. Opleiding: 1957 – 1965 1963 – 1965 1984
TH Delft, Technische Fysica, Reactor fysica (kernreactoren) ISW, hogere bedrijfskunde, avondcursus Universiteit Twente, doctoraat bedrijfskunde (innovatiemanagement)
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
43
Werkervaring: 1967 – 1973 Berenschot. Organisatie adviseur, productieorganisatie, strategie, innovatie, technology forecasting 1973 – 2004 Universiteit Twente. UHD innovatie en integrale kwaliteitszorg, hoogleraar innovatief ondernemerschap 1987 – 1994 Directeur/Dean TSM Business School (de Business School van de UT) en directeur van het ondernemerscentrum 1994 – 2000 Oprichter-directeur onderzoekscentrum ondernemerschap, thans het Nederlands centrum voor Kennisintensief Ondernemerschap (NIKOS) 2000 – 2004 (deeltijd) Hoogleraar/onderzoeksleider NIKOS 1973 – heden Adviseur voor bedrijfsleven en overheid op het gebied van innovatiemanagement, ondernemerschap, samenwerking/netwerkvorming en onderwijsontwikkeling
De heer prof. em. R.B.F.A. Vandenberghe De heer Vandenberghe is ingezet vanwege zijn domein- en werkvelddeskundigheid en internationale deskundigheid op het gebied van onderwijs en onderwijsmanagement. De heer Vandenberghe was tot oktober 2004 hoogleraar van de KU Leuven. Hij was hoofd van het Centrum voor Onderwijsbeleid en –vernieuwing (aan het Departement Pedagogische Wetenschappen) en heeft veel onderzoek gedaan over vernieuwingen in het onderwijs. Daarover heeft hij gepubliceerd in internationale en nationale tijdschriften en heeft diverse boeken gepubliceerd. Hij is tevens lid geweest van een visitatiecommissie van de QANU. Opleiding: 1958 1962 1964 1970
Leraar primair onderwijs Lic. Psychologie Lic. Pedagogische Wetenschappen Dr Pedagogische Wetenschappen
Werkervaring: Onderwijs en Onderzoek aan de universiteit
Mevrouw drs. M.E. Voorthuis Mevrouw Voorthuis beschikt zowel door haar opleiding als door haar werk over een brede onderwijskundige kennis van en ervaring met het onderwijs. Zij heeft een groot aantal jaren gewerkt als senioradviseur en - onderzoeker op het terrein van met name het hoger onderwijs en de bve sector en hierover gepubliceerd. Voor het hoger onderwijs voerde zij een groot aantal onderzoeken en adviestrajecten uit. Deze hadden onder andere betrekking op de implementatie en evaluatie van tal van onderwijskundige vernieuwingen, alsook op kwaliteitszorg. Andere terreinen waarop zij onderzoek deed en adviestrajecten uitvoerde zijn studiebegeleiding en studieloopbanen, studiekeuzeprocessen en de positie van allochtone studenten in het hoger onderwijs. Daarnaast was zij gedurende een aantal jaren projectleider van een monitorproject van management- en verkooptrainingen bij een gerenomeerd internationaal bedrijf voor managementtrainingen. Als auditor heeft zij ruime ervaring binnen verschillende domeinen in zowel het hoger beroepsonderwijs, als het universitaire onderwijs.
44
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Opleiding: 1973 1985 1989 1992 1995 2000
Diploma Pedagogische Academie Doctoraal Pedagogische Wetenschappen, met het hoofdvak Onderwijskunde en de bijvakken Organisatiesociologie en Bestuurskunde Leergang Modulair Onderwijs bij het Nederlands Studie Centrum Cursus Gegevensverwerking met Data Entry en SPSS/PC+ Training Krauthammer International Cursus Vergelijking ATLAS/ti-Nvivo
Werkervaring: 1973 - 1977 1985 - 2002 2002 - 2004 2004 - heden 2005-2006
Basisonderwijs SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg Netherlands Quality Agency Vanuit NQA gedetacheerd bij de Qality Assurance Netherlands Universities (QANU)
Panellid NQA de heer W.A.J. van Uden De heer Van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties en audits. Hij heeft kennis van het hoger onderwijs via zijn werkzaamheden op de Hogeschool Zeeland en zijn werkzaamheden voor HBO-raad/NQA. Opleiding: 1969 – 1975 1975 – 1976 1976 – 1981 1981 1983 – 1987 1987 1996
Atheneum A Propedeuse Psychologie Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis Kandidaatsexamen Nederlands Nederlands MO B NIMA PR A Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief, Erasmus Universiteit
Werkervaring: 1982 – 1983 1983 – 1989 1989 – 1991 1991 – heden 1993 – 2004
Militaire dienstplicht Docent Nederlands MTS Docent Communicatie MEAO Docent Communicatie Hogeschool Zeeland Opleidingsmanager opleiding Communicatie Hogeschool Zeeland (onderbreking ’00-’02) 2004 – heden beleidsadviseur kwaliteitszorg Hogeschool Zeeland 2001 – heden Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad, secretaris visitatiecommissies/Auditor NQA 2001 – heden Eigenaar communicatieadviesbureau
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
45
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Master in Leadership in Education op 18 november 2005 Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers 08.30 – 10.00 uur
Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
10.00 – 10.45 uur
Gesprek met management over strategische en financiële aspecten
Dhr. drs. Eddy Alkema, directeur faculteit Windesheim Educatief Mevr. Gijske Tol, Unit directeur, unit Educatie HS Drenthe Dhr. drs. Ron Dankers, voorzitter stuurgroep opleiding MLE Dhr. Rikus Renting, opleidingscoördinator opleiding MLE
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met (kern)docenten en opleidingsmanagement en/of lector over inhoudelijke aspecten
Mevr. Dr. Marjan Vermeulen, lector Dhr. prof. dr. Eric Verbiest, lector Dhr. Hans-Dieter Prommersberger, docent kwaliteitszorg Dhr. drs. Aad Nieuwstraten, docent School en Vernieuwing Dhr. drs. Reinald van Dijkhorst, kwaliteitszorg Windesheim Educatief Dhr. drs. Ben Sanders, kerndocent Dhr. drs. Wim Folker, kerndocent Dhr. drs. Niek van der Zanden, portfoliobegeleider Dhr. drs. Meindert Meesters, kerndocent Dhr. drs. Cor vd Berg, kerndocent Dhr. Rikus Renting, opl.coördinator
11.45 – 12.45 uur
Gesprek met werkveldadviescommissie en afgestudeerden over beroepsprofiel
Dhr. Adriaan van Hove, werkveldcommissie Dhr. drs. Jan Noltes, werkveldcommissie Dhr. Funs Uiting, werkveldcommissie Dhr. Jan van der Heijden, werkveldcommissie Dhr. Theo van Rijzewijk, werkveldcommissie Dhr. Frank Jankowski, afgestudeerde Mevr. Morssinkhof-Mulder, afgestudeerde
46
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
12.45 – 13.45 uur
lunchpauze
(Visitatiepanel)
13.45 – 14.30 uur
Gesprek met studenten
Mevr. Miriam van den Berg-Schuur Mevr. Petra Palokaj-Van Haren Dhr. Jan Noordam Dhr. Mark Vrolijk
14.30 – 17.00 uur
Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern overleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.45 uur
Afsluitend gesprek met opleidingsmanagement
Dhr. drs. Eddy Alkema, directeur faculteit Windesheim Educatief Dhr. Martin Giessen MBA, CvB Hogeschool Drenthe Mevr. Gijske Tol, Unit directeur, unit Educatie HS Drenthe Dhr. drs. Ron Dankers, voorzitter stuurgroep opleiding MLE Dhr. Rikus Renting, opleidingscoördinator Dhr. drs. Ben Sanders, lid OKO Dhr. drs. Cor van den Berg, lid OKO
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
47
Programma visitatie Master in Leadership in Education op 8 december 2006 Tijdstip 11.00 – 12.15 12.15 – 12.45 12.45 – 13.45
Programmaonderdeel voorbereidende vergadering en materiaalbestudering lunchpauze gesprek met management, kerndocenten en curriculumontwerper over kwalificaties en curriculum
13.45 – 14.30
gesprek met management, kerndocenten en curriculumontwerper over kwaliteitszorg
14.30 -15.45 15.45 – 16.00
intern paneloverleg afsluitend gesprek
48
Deelnemers (visitatiepanel) (visitatiepanel) dhr. A.J. Nieuwstraten (opleidingscoördinator) dhr. M.J. Meesters (OKO-lid) dhr. B.M.A. Sanders (OKO-lid) dhr. C. van den Berg (OKO-lid) Mevr. I. van der Pluijm (curriculumontwerp) dhr. A.J. Nieuwstraten (opleidingscoördinator) dhr. M.J. Meesters (OKO-lid) dhr. B.M.A. Sanders (OKO-lid) dhr. C. van den Berg (OKO-lid en kwaliteitszorgcoordinator MLE) dhr. A.A. van der Ven (kwaliteitszorgcoordinator Windesheim School of Education) (visitatiepanel) dhr. A.J. Nieuwstraten (opleidingscoördinator) dhr. M.J. Meesters (OKO-lid) dhr. B.M.A. Sanders (OKO-lid) dhr. C. van den Berg (OKO-lid) dhr. R.A.C.W.L. Dankers (stuurgroep MLE) dhr. J. Noltes (stuurgroep MLE) dhr. E. ALkema (directeur Windesheim School of Education)
© NQA - visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Inzagedocument 1: Competentieprofielen Bovenschoolse Manager, Berenschot Inzagedocument 2: Master NSA competentiematrix Inzagedocument 3: Verslagen werkveldcommissie Inzagedocument 4: Concept Startbekwaamheden Inzagedocument 5: Project Expertise Primair Onderwijs Inzagedocument 6: Handleiding Blackboard Inzagedocument 7: NSA beroepsstandaard Inzagedocument 8: Onderwijsevaluaties Inzagedocument 9: Verslagen studiereis Inzagedocument 10: Verslagen expertmeeting Inzagedocument 11: Verslagen lectorenoverleg Inzagedocument 12: Portfolio-instrument Inzagedocument 13: Voorbeelden van toetsen/opdrachten Inzagedocument 14: Intake-assessment formulieren Inzagedocument 15: Informatiemateriaal stage
© NQA - Visitatie Samenwerkingsverband Magistrum, Octaaf, NES OCOM - opleiding Master in Leadership in Education
49