Samenvatting wetsvoorstel doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging BVE Onderstaande teksten beschrijven de belangrijkste maatregelen uit ‘Focus op Vakmanschap’ in begrijpelijke taal. De teksten, die zijn geautoriseerd door het ministerie, zijn ontleend van de website www.mbo15.nl.
1
Verkorting opleidingen Om het mbo-onderwijs aantrekkelijker te maken worden de meeste vierjarige mbo-opleidingen verkort tot drie jaar. Hierdoor kunnen leerlingen uit het vmbo sneller doorstromen via het mbo naar het hbo. De diploma-eisen voor de niveau-4 opleidingen blijven ook in de meer compacte onderwijsprogramma’s onveranderd. Aantrekkelijk onderwijs Een van de centrale doelstellingen van Focus op Vakmanschap is het aantrekkelijker maken van de mbo-opleidingen. Een kortere, meer compacte opleiding leidt tot meer uitdagend onderwijs en minder schooluitval. Op basis van de wettelijk vastgelegde studieduur staan scholen voor de taak een efficiënt en zorgvuldig opleidingsprogramma in te richten. De wet kent straks (als het wetsvoorstel ‘Doelmatige leerwegen en moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs’ wordt aanvaard) de volgende studieduur: • • • • •
entreeopleiding: 1 jaar basisberoepsopleiding: ten minste 1 en ten hoogste 2 jaar vakopleiding: ten minste 2 en ten hoogste 3 jaar middenkaderopleiding: 3 jaar specialistenopleiding: 1 jaar.
Het is de bedoeling dat deze voorstellen in werking treden per 1 augustus 2014. Efficiënte opleidingsprogramma’s Het is de taak van de school op basis van deze studieduur efficiënte opleidingsprogramma’s te maken. Leerlingen moeten in staat zijn de opleiding in de beoogde studieduur te voltooien. De individuele student die meer of minder tijd nodig heeft om de opleiding af te ronden dan de voorgeschreven studieduur, mag er langer of korter over doen. Er zullen altijd leerlingen zijn die meer tijd nodig hebben om het programma te voltooien. Voor leerlingen die langer op school blijven, neemt het bekostigingsniveau wel af. Het is daarom in het belang van de school (en de leerling) om studenten goed te ondersteunen bij hun schoolloopbaan. Een heldere onderwijsovereenkomst, heldere instructie, voldoende begeleide onderwijsuren én bpv-uren, goede roostering en een goede studie- en beroepskeuzebegeleiding helpen hierbij. Uitzonderingen Een beperkt aantal opleidingen wordt vanwege de aard van de opleidingen uitgezonderd van het verkorten van de opleidingsduur. Het gaat hier om mbo-opleidingen die aantoonbaar zwaarder zijn en waarvoor een maximale opleidingsduur van vier jaar noodzakelijk is om de kwaliteit van de opleiding te kunnen garanderen. Met name opleidingen uit de sector Techniek behouden een onderwijsprogramma van vier jaar. Vrijstellingen Voor individuele studenten die vrijstelling krijgen voor bepaalde onderdelen kan het programma korter zijn. Ook kunnen individuele studenten sneller door de stof, als het onderwijsprogramma daartoe de flexibiliteit biedt. Met EVC kunnen studenten aan de examencommissie van een instelling vrijstellingen vragen voor delen van het onderwijsprogramma. Dit kan vervolgens leiden tot een korter onderwijsprogramma voor individuele studenten. Invoering De verkorting van de opleidingen wordt vanaf het schooljaar 2014/2015 ingevoerd. Veel scholen hebben overigens al eerder hun niveau-4 opleidingen compacter gemaakt. Bedoeling wetsvoorstel • Verkorten (en intensiveren) moet ertoe leiden dat studenten sneller tot het diploma worden gebracht, waarbij de diploma-eisen onveranderd blijven. • Hierdoor worden doorlopende leerlijnen (bijv. vmbo-mbo-hbo) verkort en worden de leerroutes in de beroepskolom aantrekkelijker voor studenten.
2
• •
Beoogd wordt dat instellingen en studenten beter gaan presteren, dat de uitval vermindert en dat het beroepsonderwijs als geheel aantrekkelijker wordt. De kwalificatiedossiers, waarin staat beschreven aan welke eisen een beginnend beroepsbeoefenaar moet voldoen, vormen het uitgangspunt van de opleidingen.
Kern van de maatregel • Het onderwijsprogramma dat een instelling inricht mag niet langer duren dan de wettelijke studieduur. • De student die meer of minder tijd nodig heeft om de opleiding af te ronden dan de voorgeschreven studieduur, mag er langer of korter over doen. • In de wet wordt de volgende studieduur vastgesteld: entreeopleiding: 1 jaar; basisberoepsopleiding: ten minste 1 en ten hoogste 2 jaar; vakopleiding: ten minste 2 en ten hoogste 3 jaar; middenkaderopleiding: 3 jaar; specialistenopleiding: 1 jaar. • Een beperkt aantal opleidingen kan vanwege de aard van de opleidingen uitgezonderd worden van het verkorten van de wettelijke maximale opleidingsduur. • Met EVC kunnen studenten aan de examencommissie van een instelling vragen of het mogelijk is vrijstellingen te verwerven voor delen van het onderwijsprogramma. Dit kan vervolgens leiden tot een korter onderwijsprogramma voor individuele studenten. • Het verkorten van het onderwijsprogramma geldt niet voor de studenten die voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel stonden ingeschreven voor een beroepsopleiding, mits zij de opleiding afmaken uiterlijk in het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de voor hen geldende studieduur is verstreken.
Vragen en antwoorden 1. Mag je iemand die bekostigd ingeschreven is geweest maar nog geen diploma gehaald heeft, het 7de jaar via contractonderwijs zelf laten betalen voor de opleiding? Dat hangt van de situatie af: hoe komt het dat de student er in het 7e jaar nog is? En welke afspraken zijn er in de onderwijsovereenkomst over gemaakt? Uitgangspunt is dat de student die een bekostigde opleiding volgt, die opleiding moet kunnen afronden zonder dat hij zelf de kosten moet betalen. Het gaat dan dus niet om contractonderwijs. De instelling krijgt immers een volledige bekostiging voor deze student. Van beide partijen worden daarbij inspanningen verwacht. Van de instelling wordt verwacht dat de student zodanig wordt begeleid dat hij via een efficiënte leerroute, met voldoende onderwijstijd, wordt gebracht tot het voor hem hoogst haalbare diploma. Van de student wordt de nodige inzet verwacht. Een student die zich niet inspant hoeft niet eindeloos binnen gehouden te worden. In de onderwijsovereenkomst wordt geregeld welke rechten en plichten beide partijen hebben en onder welke condities de instelling de onderwijsovereenkomst kan ontbinden voordat het beoogde diploma behaald is. 2. Mag je een opleiding waar 3 jaar voor staat ook in 2 jaar aanbieden (voor speciale doelgroepen). Voor de vakopleidingen is er een bandbreedte van 2 tot 3 jaar; voor de middenkaderopleidingen moet de studieduur 3 jaar bedragen. Aan alle leerlingen moet een volledige opleiding worden geboden. Studenten hebben recht op opleidingen van bepaalde omvang en intensiteit. Voor individuele studenten die expliciet vrijstelling krijgen voor bepaalde onderdelen – in geval van EVC – kan het programma korter zijn omdat zij bepaalde onderdelen niet hoeven te volgen. Ook kunnen individuele studenten sneller door de stof (als het onderwijsprogramma daartoe de flexibiliteit biedt). 3. Kunnen/mogen er naast opleidingen die zijn ingericht volgens de wettelijke studieduur, ook verkorte trajecten worden ingericht? Een opleidingsroute die niet aan de wettelijke normen voor studieduur en uren mag alleen als contractonderwijs worden aangeboden.
3
De Entreeopleiding Vanaf 1 augustus 2014 gaan alle niveau 1 opleidingen, inclusief de AKA-opleidingen, op in de nieuwe entreeopleidingen. Doel is de kwaliteit van de opleidingen te verhogen en de uitval te verlagen. Entreeopleidingen bieden jongeren zonder diploma de kans om in maximaal twee jaar een diploma op niveau-1 te behalen. Het diploma biedt toegang tot de niveau-2-opleidingen. Ook kunnen jongeren na de opleiding aan de slag op de arbeidsmarkt. Wie met een afgeronde entreeopleiding gaat werken geldt niet meer als voortijdig schoolverlater. De entreeopleidingen zijn opgenomen in het wetsvoorstel ‘Doelmatige leerwegen en modernisering van de bekostiging in het mbo’. Het is de bedoeling dat de voorstellen voor de entreeopleidingen in werking treden per 1 augustus 2014. Drempelloos De entreeopleiding is drempelloos. Dat betekent dat de school in principe verplicht is iedereen aan te nemen. Dit geldt niet voor de jongeren die nog volledig leerplichtig zijn of die voldoen aan de vooropleidingseisen voor niveau 2 of hoger. Deze jongeren komen niet in aanmerking voor de entreeopleiding. Jongeren die wel in aanmerking kwamen voor de entreeopleiding maar die al twee jaar een entreeopleiding hebben gevolgd, mogen worden geweigerd. Voor niveau 2 wordt de drempelloze instroom wel afgeschaft. Zorgvuldige intake Van groot belang bij de entreeopleiding is de zorgvuldige intake. In een gesprek tussen school en student wordt duidelijk of de entreeopleiding voor de student geschikt is. School en student leggen de afspraken vast in een onderwijsovereenkomst. Overigens mag de school een student niet weigeren. Wel verplicht de wet tot evaluatie na uiterlijk vier maanden. Dit studieadvies wordt schriftelijk vastgelegd. Een eventueel advies om te stoppen met de opleiding is bindend voor de student en wordt voorafgegaan door een schriftelijke waarschuwing. Zo’n advies kan alleen gegeven worden als de student op school een goede begeleiding heeft gehad. Samenwerking met omgeving De school doet er goed aan rond de entreeopleiding nauw samen te werken met instellingen uit de omgeving. Het gaat dan bijvoorbeeld om praktijkscholen, de Sociale Dienst en de Jeugdzorg. Hoe de school deze samenwerking inricht ligt niet vast. Het is verstandig als de school zelf een regierol op zich neemt. Doel van de samenwerking is dat alle spelers op het juiste moment ingeschakeld kunnen worden. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat de school te veel de rol van maatschappelijk hulpverlener krijgt. Speciale urennorm In verband met het praktische karakter van het onderwijs geldt er voor de entreeopleidingen een aparte urennorm. De opleiding kent (per jaar) minimaal 600 uur begeleide onderwijstijd. Voor de bblvariant gaat het om 200 uur onderwijstijd. Er geldt geen minimum voor de uren beroepspraktijkvorming. Leerlingen moeten voldoen aan de eisen rond taal en rekenen (niveau 2F). Een definitieve regeling is hiervoor nog in de maak. Het is nog niet duidelijk of er één kwalificatiedossier voor alle entreeopleidingen komt, of dat er meerdere dossiers worden vastgesteld voor de diverse domeinen. Financiën Scholen ontvangen een budget voor de entreeopleidingen via de reguliere bekostiging. De bekostiging wordt gebaseerd op de ingeschreven studenten op 1 oktober van het jaar t-2. Er is een bekostigingsduur van 2 jaar. Een student in het eerste verblijfsjaar telt voor 1,2 en voor het tweede verblijfsjaar voor 0,6. Dit stimuleert scholen te zorgen voor een goede begeleiding in het eerste jaar. Omdat de huidige VOA-middelen grotendeels bij het macrobudget voor de entreeopleidingen gevoegd zullen worden, is er sprake van een relatief hoog bedrag per student. Binnen de rijksbijdrage van een instelling zal het bedrag voor de entreeopleidingen apart zichtbaar zijn, maar niet geoormerkt.
4
Bedoeling wetsvoorstel •
•
Het onderwijs voor de entreeopleidingen (voormalig mbo niveau 1) wordt geïntensiveerd, de doelgroep beter voorgesorteerd, de onderwijsaanpak duidelijker vormgegeven en de individuele coaching en loopbaanbegeleiding verbeterd. Hierdoor moet de kwaliteit en het rendement van deze opleidingen omhoog en de uitval van studenten fors omlaag.
Kern van de maatregel • Niveau-1-opleidingen worden apart van de opleidingen op niveau 2,3 en 4 gepositioneerd en omgevormd tot entreeopleidingen. • Een entreeopleiding is gericht op het behalen van een diploma dat toegang biedt tot vervolgonderwijs, maar kan ook leiden tot uitstroom naar de arbeidsmarkt. Deze uitstroom naar werk wordt niet langer als voortijdig schoolverlaten gekwalificeerd. • Studenten die zich aanmelden voor een entreeopleiding worden beter voorgesorteerd: in de wet wordt vastgelegd dat entreeopleidingen uitsluitend toegankelijk zijn voor studenten die niet aan de vooropleidingseisen voor mbo-2, mbo-3 of mbo-4 voldoen en die niet meer tot de doelgroep van het vo behoren (d.w.z. volledig leerplichtig zijn). Entreeopleidingen zijn evenmin toegankelijk voor studenten met veel problemen die wel aan de vooropleidingseisen voldoen; zij kunnen tijdelijk worden opgevangen en begeleid in een plusvoorziening. • Deze voorsortering leidt tot een eenduidiger onderwijsaanpak zodat het onderwijs daadwerkelijk op de doelgroep kan worden afgestemd. • Voor de entreeopleiding wordt het bindend studieadvies ingevoerd. Iedere student moet binnen 4 maanden na de start van de opleiding een studieadvies krijgen. Bij een gebrek aan studieresultaten heeft de instelling de mogelijkheid om de student te adviseren om te kiezen voor een andere opleiding of een andere leerweg, of om het onderwijs te verlaten. De onderwijsovereenkomst en de inschrijving voor de opleiding worden in deze situaties gewijzigd of beëindigd. • Voor de bekostiging van de entreeopleidingen geldt dat het bekostigingspeil omhooggetrokken wordt. Dit gebeurt door de VOA-component voor een groot deel toe te delen aan de entreeopleidingen. • Vergelijkbaar met de distributie van alle opleidingen, hebben mbo-instellingen zelf verantwoordelijkheid te nemen voor een nette regionale distributie van entreeopleidingen over de regio. Dat kan per regio er anders uitzien. • In het wetsvoorstel is geen datum van inwerkingtreding opgenomen, maar is voorgesteld om de datum van inwerkingtreding te bepalen bij Koninklijk Besluit. Beoogd wordt augustus 2014. • Studenten die voor de inwerkingtreding stonden ingeschreven voor een beroepsopleiding mogen deze afmaken uiterlijk in het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de voor hen geldende studieduur is verstreken.
Vragen en antwoorden 1. Wat gebeurt er als een deelnemer in de entreeopleiding, na de start van zijn entreeopleiding, alsnog een diploma haalt, bijvoorbeeld via staatsexamen of Vavo? Dat ligt eraan wat de instelling met de student overeengekomen is. Als degene die is toegelaten tot een entreeopleiding, op het moment van de start van de opleiding nog niet voldeed aan de toelatingseisen voor een opleiding van niveau 2 of hoger, maar gedurende de entreeopleiding alsnog aan die toelatingseisen voldoet, kan hij direct worden toegelaten tot de andere opleiding. Student en instelling moeten samen bekijken of zo’n overstap op dat moment zinvol is. Dat zal zeker het geval zijn als de entreeopleiding nog maar net gestart is. Indien de deelnemer bij de intake al meldt dat hij of zij van plan is binnenkort een diploma te halen waarmee de toegang tot niveau 2 openstaat, zou de instelling natuurlijk kunnen bekijken of de deelnemer meteen (via de toelatingstoets) in een niveau-2opleiding kan worden ingeschreven.
2. Mag instelling B een deelnemer voor de entreeopleiding weigeren die een bindend studieadvies heeft gehad op instelling A?
5
Op grond van een bindend studieadvies bij de ene instelling mag een andere instelling die deelnemer niet weigeren. Een student mag alleen geweigerd worden als hij al 2 jaar in een entreeopleiding heeft doorgebracht. 3. Kan een leerling van een praktijkschool als extraneus (examendeelnemer) nog een AKA diploma behalen? De mogelijkheid om als extraneus examen af te leggen verdwijnt niet. Het ROC krijgt voor extranei – dus ook voor deze leerlingen - alleen niet meer de diplomabekostiging. 4. Bij de AKA-opleiding van een instelling is op dit moment vier keer per jaar een instroommoment. Met de voorgestelde bekostiging voor de entreeopleiding (geen diplomabekostiging) wordt tussentijdse instroom zo goed als onmogelijk gemaakt (want onrendabel). Wordt er nagedacht over alternatieve vormen van bekostiging waardoor tussentijdse instroom mogelijk blijft (bijvoorbeeld leerlinggebonden financiering)? In alle gevallen moet het opleidingsprogramma voor de entreeopleiding een jaar bedragen. In principe komt dus iedere student een keer langs de 1-oktoberdatum en een keer langs de 1-februaridatum. En telt dus volledig mee voor de bekostiging. Op welk moment je start doet dus niet terzake. 5. Mag een groep studenten na vier maanden overgeschreven worden van de BOL naar de BBL en hoe vindt de bekostiging dan plaats? Overstap van bol naar bbl kan alleen als een individuele student daarvoor kiest. De bekostiging vindt plaats op basis van de ingeschreven deelnemers op 1 oktober t-2. Als de deelnemer op 1 oktober in de bol staat ingeschreven, telt de deelnemer (in het eerste verblijfsjaar) voor 1,2 en in het tweede verblijfsjaar voor 0,6. Voor een bbl-deelnemer wordt de helft van de bekostiging voor een boldeelnemer ontvangen. Voor de bbl-deelnemer moet – om voor bekostiging in aanmerking te komen – voor 31 december van het schooljaar een praktijkovereenkomst zijn afgesloten met een erkend leerbedrijf en de deelnemer moet ook daadwerkelijk de beroepspraktijkvorming van de opleiding volgen. De instellingaccountant controleert of de deelnemer daadwerkelijk de opleiding/leerweg volgt waarvoor hij/zij staat ingeschreven: bol of bbl. 6. Komt er in de toekomst één kwalificatiedossier voor de entreeopleiding? Er wordt gedacht aan vier dossiers voor de sectoren economie/handel, techniek, zorg/welzijn en landbouw. Hierbij wordt door de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven onderzocht of er een gemeenschappelijke basis kan worden ontworpen voor de entreekwalificaties. De ontwikkelingen in het vmbo worden ook meegenomen. Meer informatie over de (herziene) kwalificatiedossiers vindt u op www.kwalificatiesmbo.nl. 7. Is er sprake van kwalificeren bij de entreeopleiding? Ja, ook de entreeopleiding is op kwalificatie gericht. Het diploma heeft een civiel effect: het geeft toegang tot de arbeidsmarkt dan wel tot een niveau 2 opleiding. 8. Is invoering van de entreeopleiding per 2014 verplicht? In het wetsvoorstel is geen datum van inwerkingtreding opgenomen, maar is voorgesteld om de datum van inwerkingtreding te bepalen bij Koninklijk Besluit. Beoogd wordt inderdaad dat het wetsvoorstel per augustus 2014 van kracht wordt (de urennorm BBL per augustus 2013). Instellingen zetten vanaf die datum hun aka- en assistentopleidingen als entreeopleidingen voort conform de nieuwe regels. 9. Krijgt de entreeopleiding het karakter van de aka-opleiding: oriëntatie en daarna verdieping in een sector/branche? Zou je kunnen zeggen dat daarmee de smalle niveau-1-opleidingen zoals die er nu zijn, verdwijnen? De entreeopleidingen omvatten alle huidige assistentopleidingen en arbeidsmarktkwalificerende (aka)opleidingen. Omdat het straks niet mogelijk is om na het behalen van een diploma entreeopleiding nog een keer een andere entreeopleiding te doen, is het niet mogelijk na de entreeopleiding een “verdieping” te verwerven in een smalle, beroepsgerichte assistentopleiding. Daarom is de intake bij de entreeopleiding zo belangrijk: het gaat erom dat een student zoveel mogelijk direct in een passende opleiding geplaatst wordt. Het studieadvies na uiterlijk vier maanden dat elke student gaat krijgen kan daarom ook in voorkomende gevallen inhouden: gezien je kwaliteiten is het verstandig nu over te stappen van een aka naar een andere assistentopleiding, of andersom. Een advies voor de andere leerweg, bol of bbl, is uiteraard ook mogelijk. Zo wordt er ook in tweede instantie, na vier maanden, gewerkt aan het alsnog zo goed mogelijk plaatsen van studenten in de meest passende
6
opleiding. 10. Is er een ondergrens qua IQ voor toelating tot de entreeopleiding? Neen, er is geen ondergrens in IQ voor de toelating tot de entreeopleiding; de entreeopleiding is drempelloos (de enige drempel zit in de leerplicht: de studenten die in een entreeopleiding opgeleid willen worden, mogen niet meer volledig leerplichtig zijn). Wel is het verstandig om de student (en haar/zijn ouders) bij de intake erop te wijzen dat bij gebrek aan resultaten de opleiding na vier maanden afgesloten kan worden met een bindend studieadvies gevolgd door uitschrijving. Het is dus verstandig dat zij nadenken over de vraag of inschrijving zin heeft. Vooraf kan echter niemand geweigerd worden. 11. Waar ligt de grens bij iedereen aannemen? Zijn er dan helemaal geen contra-indicaties? Studenten kunnen alleen geweigerd worden als zij al twee jaar in een entreeopleiding ingeschreven zijn geweest. Een bindend studieadvies geldt alleen voor die ene opleiding aan die ene instelling. Andere instellingen kunnen dus niet iemand met een negatief bindend studieadvies om die reden weigeren. Wel doen de instelling en de student er goed aan bij de intake te onderzoeken of de opleiding in dit geval zin heeft en bij positieve uitkomst zouden ze duidelijke afspraken moeten maken over begeleiding, inzet, aanwezigheid, participatie aan toetsen en stage, enzovoort en deze afspraken in de onderwijsovereenkomst vast te leggen. 12. Hoe kunnen roc en aoc bepalen of een deelnemer aan een bbl traject nog valt binnen het totaal aantal afgesproken deelnemers? Men wil graag helderheid over de aantallen leerlingen die bekostigd kunnen worden in de entreeopleiding. Het aantal leerlingen heeft geen plafond maar wel het budget. Betekent dit dat als er veel leerlingen in de entreeopleiding zitten het bedrag per leerling naar beneden gaat? Het blijkt een vaker voorkomende misverstand te zijn dat roc's bekostigd worden voor een beperkt aantal deelnemers. Dat is niet zo. In de bekostigingsbrief aan de instellingen wordt de bekostiging voor de entreeopleiding apart genoemd zodat de instelling weet hoeveel geld in principe voor de entreeopleidingen is bedoeld. Maar dit wil niet zeggen dat dit bedrag geoormerkt is. Neen, de bekostiging voor de entreeopleiding is en blijft onderdeel van de totale lumpsum en het bedrag voor de entreeopleidingen is daarbij, net als bij de andere opleidingen, gebaseerd op het aantal studenten van twee jaar daarvoor. Dalingen en stijgingen van studentenaantallen moet de instelling binnen haar bekostiging opvangen. Met een vertraging van twee jaar wordt de bekostiging aangepast. Omdat demografisch er veelal geen grote schoksgewijze veranderingen plaatsvinden, gaan stijgingen van studentenaantallen in de ene opleiding vaak gepaard met dalingen in de andere. Hierdoor wordt het ook mogelijk dat een roc met eigen intern toewijzingsbeleid het onderwijs verzorgt voor alle aangemelde studenten. 13. Kan een uitvaller uit niveau 2 zonder vo-diploma wel terecht in de entreeopleiding? Een student die uitvalt uit niveau 2 en geen diploma heeft is iemand die geen diploma heeft en kan daarom naar de entreeopleiding. De vraag is dan wel: hoe kon deze student in mbo-2 geplaatst worden. Hoe verliep het toelatingsonderzoek? 14. Als een leerling met of zonder diploma uitstroomt maar met werk, is dat dan wel of geen VSV? Een student die een diploma van de entreeopleiding heeft en op de teldatum van 1 oktober een baan voor minimaal 12 uur wordt niet geteld als vsv-er. Een vsv-er zonder enig mbo-diploma is een vsv-er ook al heeft deze werk. 15. Mag een instelling een student weigeren voor een entreeopleiding wanneer uit de intake kan worden afgeleid dat deze student de opleiding hoogstwaarschijnlijk niet zal afmaken in de tijd die ervoor staat, vanwege persoonlijke factoren (geen ziekte of handicap)? In de entreeopleidingen is er sprake van een drempelloze instroom. Iedere student die zich meldt en die voldoet aan de criteria (niet volledig leerplichtig, niet voldoende vooropleiding voor een niveau-2opleiding of hoger), moet tot een entreeopleiding worden toegelaten. Elke student moet de kans krijgen te laten zien dat hij/zij het kan. Studenten mogen dus niet op voorhand geweigerd worden. Dat kan alleen als hij al twee jaar in een entreeopleiding was ingeschreven. In de entreeopleiding wordt wel de mogelijkheid van een bindend studieadvies geïntroduceerd: dan kan een instelling in geval van een student die in het geheel geen studievordering laat zien, na 4 maanden deze student adviseren om van opleiding of leerweg te veranderen, of, in het uiterste geval, het onderwijs te verlaten.
7
Bekostiging De wet ‘Bevorderen van meer doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging’ maakt het mogelijk een nieuw bekostigingsmodel in te voeren. Aanvankelijk was het de bedoeling deze nieuwe bekostiging al in te voeren vanaf 1 januari 2015. Of en wanneer dit gebeurt is nog onduidelijk. Cascade In het cascademodel, dat dus misschien in de toekomst ingevoerd gaat worden, is het niveau van bekostiging in het eerste verblijfsjaar van een student het hoogst en neemt dit af naarmate het aantal schooljaren van de student toeneemt. Dit model prikkelt scholen het onderwijs in het eerste jaar te intensiveren en de studie als geheel compacter te maken. De nieuwe wet maakt het mogelijk dit model in te voeren. Als dit daadwerkelijk gebeurt, wordt dat geregeld in het Uitvoeringsbesluit WEB. Dat geldt ook voor enkele andere mogelijke wijzigingen in de bekostiging. Het gaat dan onder andere om het voornemen om de prijsfactoren, de aparte bekostiging per opleiding, aan te passen. Andere elementen betreffen de verdeling van de VOA-middelen en de regeling voor eerder behaalde diploma’s (het stapelen). In het nieuwe model wordt de bekostigingswaarde van een diploma gecorrigeerd met de waarde van een eerder behaald diploma. Planning Het was aanvankelijk de bedoeling de nieuwe bekostiging in te voeren vanaf het bekostigingsjaar 2015. Ook zouden dan de prijsfactoren worden afgeschaft. De komende tijd onderzoekt het ministerie via simulaties de effecten van het nieuwe model. In afwachting daarvan verandert er voorlopig nog niets aan de bekostiging. Als de bekostiging daadwerkelijk verandert, geschiedt dat in de toekomst door een wijziging van het Uitvoeringsbesluit WEB. Bedoeling wetgever • Beoogd wordt de allocatie van de rijksmiddelen voor het mbo over de betrokken instellingen te verbeteren. • Met het verkorten van mbo-leerroutes wordt tevens bevorderd dat studenten zoveel mogelijk aan het begin direct op het juiste niveau en in de juiste leerweg worden ingeschreven. Het doel is de studenten een zo efficiënt mogelijke leerroute (ook richting het hbo) te bieden. • Beoogd wordt dat studenten op het hoogst haalbare niveau uitstromen. Kern van de maatregel • De bekostiging wordt verdeeld in deelbudgetten voor entreeopleidingen en voor niveau-2, 3 en 4opleidingen. • In de bekostiging wordt het mogelijk te differentiëren naar verblijfsduur van studenten en naar eerder behaalde diploma’s. • In de inputbekostiging kan aan studenten een gewicht worden toegekend al naar gelang de verblijfsduur van de student in het mbo (de cascade). • In het eerste jaar wordt een hoge factor toegekend, passend bij het streven het onderwijs in dat jaar te intensiveren. In de jaren daarna wordt deze factor steeds lager en na het 6e jaar houdt de inputbekostiging op. Na drie jaar niet ingeschreven te hebben gestaan in het mbo (op peildatum 1 oktober) begint de cascade opnieuw. • Stapelen van diploma’s (bv. om onderwijskundige redenen) blijft mogelijk, maar instellingen ontvangen daar niet langer een hogere diplomavergoeding voor. • De deeltijd-bol en bbl-studenten zonder geldige bpv-overeenkomst worden niet meer bekostigd. • Het VOA budget wordt meer ingezet voor de entreeopleidingen dan tot dusver voor de niveau-1opleidingen gold. Vragen en antwoorden 1. Wanneer komt er meer duidelijkheid over de invulling van de nieuwe bekostiging? In juni 2013 zal de minister van OCW de Tweede Kamer informeren over de uitwerking van de bekostiging (inclusief de cascade en de prijsfactoren). Vooral worden simulaties ten aanzien van de effecten van de nieuwe bekostigingssystematiek uitgevoerd in overleg met de MBO Raad. De uitwerking van de bekostiging wordt neergelegd in het UWeb.
8
2. Wat verandert er ten aanzien van de diplomabekostiging? Voor de diplomabekostiging van de opleidingen niveau 2 t/m 4 tellen de diploma’s van extranei niet meer mee. Tenzij het een “uitgesteld examen” betreft. Van een uitgesteld examen is sprake als de student binnen 2 jaar na het verlaten van de instelling alsnog een diploma haalt. Ook is nieuw dat de waarde (voor de bekostiging) van een diploma wordt gecorrigeerd met de waarde van een eerder behaald diploma. Bijvoorbeeld: een diploma op niveau 3 van een deelnemer (waarde 3 eenheden) die eerder een diploma op niveau 2 (1 eenheid) heeft gehaald, telt voor 2 eenheid (3 eenheden – 1 eenheid). De nieuwe bekostiging waarvan de gewijzigde diplomabekostiging deel uitmaakt, zorgt voor (kleine) herverdeeleffecten over de instellingen. Om instellingen de gelegenheid te geven toe te groeien naar de nieuwe situatie wordt voorzien in een overgangsbekostiging van 4 jaar. Gedurende deze vier jaar wordt het verschil tussen de “oude” en de “nieuwe” bekostiging in stappen van 25% bijbetaald of ingehouden. 3. Hoe wordt de entreeopleiding bekostigd? Voor de entreeopleidingen komt een apart “budget entreeopleidingen”. De bekostiging entreeopleiding wordt gebaseerd op de ingeschreven studenten van het jaar t-2. Ook voor de entreeopleidingen wordt de zogenoemde cascade ingevoerd. Dat houdt in dat een student in het eerste verblijfsjaar meer bekostigd wordt dan een student in latere jaren. Voor de entreeopleiding wordt gedacht aan de volgende factoren: 1e verblijfsjaar 1,2 en voor het 2e verblijfsjaar een factor van 0,6. Voor het 3e en de volgende verblijfsjaren een factor van 0. Dit betekent in feite een bekostigingsduur van 2 jaar. Deze cascade geldt voor zowel de bol- als de bbl-student. Voor studenten in de bbl wordt een bbl-factor toegepast van 0,5. Omdat de huidige VOA-middelen grotendeels bij het macrobudget voor de entreeopleidingen gevoegd zullen worden, is er sprake van relatief hoog bedrag per student. Binnen de rijksbijdrage van een instelling zal het bedrag voor de entreeopleiding apart inzichtelijk zijn, maar niet geoormerkt. 4. Hoe zit het met de financiering van de specialistenopleidingen; gewoon binnen het cascademodel of anders? De cascade wordt toegepast op basis van het verblijfsjaar in het mbo van de student, dat is ongeacht bij welke instelling dat is en voor welke opleiding. Dus ja, voor de specialistenopleiding geldt hetzelfde als voor de andere opleidingen: ze vallen binnen het cascademodel. 5. Vanaf jan 2015 krijgen we geen examenbekostiging meer voor entreeopleidingen. Wat zijn de gevolgen voor de bekostiging van de studenten die in 2012/2013 hun diploma behalen, i.v.m. de T-2 bekostiging? De diploma’s die in 2012 en 2013 worden afgegeven, zijn mede bepalend voor de bekostiging van resp. het kalenderjaar 2014 en 2015. De nieuwe bekostiging wordt per 2015 ingevoerd. Voor de entreeopleiding is besloten alleen de ingeschreven deelnemers als basis voor de verdeling van het landelijk budget te gebruiken. De in 2013 afgegeven diploma's voor entreeopleidingen zijn dus niet bepalend voor de bekostiging in 2015. Dat wil echter niet zeggen dat instellingen geld mislopen. Voor de entreeopleidingen wordt een apart budget verdeeld over de instellingen. Aan dit budget wordt een belangrijk deel van de VOA-middelen toegevoegd zodat het bedrag per deelnemer in buurt komt van het bedrag voor een deelnemer met LWOO. Dit landelijk budget wordt verdeeld over de instellingen naar rato van de deelnemers in niveau 1. Omdat de diploma’s niet meer meetellen bij de verdeling wordt het bedrag per ingeschreven deelnemer hoger. Op die manier ontvangt elke instelling een budget voor de verzorging van de entreeopleidingen. 6. Wij hebben een aantal extranei niveau 1 (jongeren vanuit een samenwerkingsverband met het praktijkonderwijs die als extranei ingeschreven worden voor AKA). Wordt daar geen diplomavergoeding meer voor gegeven? Voor de entreeopleidingen wordt geen diplomabekostiging meer gegeven; dat geldt dus ook voor extranei niveau 1. 7. Hoe ziet de bekostiging er uit voor een deelnemer onder de 18 (leerplichtig) die na 4maanden een negatief bindend studieadvies krijgt?
9
De bekostiging van de entreeopleiding is gebaseerd op twee teldata, t.w. 1 oktober en 1 februari. Aangezien het bindend studieadvies uiterlijk binnen vier maanden na de inschrijving moet worden gegeven, zal een student in de regel voor 1 februari uitgeschreven moeten zijn. Deze student telt dan in principe voor de helft mee bij de bekostiging. Als de deelnemer binnen de instelling blijft en een andere opleiding volgt, blijft de deelnemer ingeschreven staan en verandert er niets in de bekostiging. Als de deelnemer bij een andere instelling voor 1 februari (de tweede teldatum) voor een opleiding wordt ingeschreven, telt de student voor de helft mee voor de bekostiging van de “nieuwe” instelling. 8. Mogen instellingen onderling verrekenen als men een constructie heeft om de doelmatigheid te vergroten (bijvoorbeeld 1e en 2e jaar op instelling A en het derde en vierde jaar op B). Studenten worden bekostigd waar zij zijn ingeschreven. Iedere instelling moet de rijksbijdrage rechtmatig en doelmatig besteden. Zie voorts de notitie Helderheid. 9. Mag een instelling een student weigeren voor een opleiding wanneer hij al meerdere jaren op een andere mbo-instelling ingeschreven heeft gestaan (en dus inschrijvingsjaren heeft verbruikt) en zich bij de instelling aanmeldt voor een totaal andere mbo-opleiding? In entreeopleidingen kunnen studenten geweigerd worden als zij al twee jaar in een entreeopleiding ingeschreven zijn geweest. In opleidingen op niveau 2, 3 of 4 bepaalt de instelling het toelatingsbeleid. De instelling moet daarbij onder meer rekening houden met de wettelijke zorgplicht voor toegankelijk beroepsonderwijs en met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. Het toelatingsbeleid van de instelling moet kenbaar zijn en consistent worden toegepast. Een instelling mag niet louter uit financiële motieven een student de toelating ontzeggen. In het intakegesprek kan uiteraard wel de voorgeschiedenis van de student ter sprake komen; de voorgeschiedenis kan een rol spelen bij de afspraken die tussen opleiding en student gemaakt worden. De weigering om een student toe te laten kan worden aangevochten voor de rechter. 10. Mag een instelling een student die na niveau-2-diplomering door wil stromen naar niveau 3 weigeren voor deze opleiding vanwege financiële gronden (bijvoorbeeld omdat de student nog 1,5 jaar zou moeten doorstuderen, waarvan een fiks deel met lage bekostiging)? Dat past niet erg bij de zorg die van een instelling jegens haar studenten verwacht mag worden en die onder meer voortvloeit uit artikel 1.3.5 van de WEB! Leerlingen weigeren op financiële gronden is uit den boze. Dat geldt al helemaal als het om eigen studenten gaat. Het is de bedoeling dat een student direct op het adequate niveau wordt ingeschreven en via een doelmatige leerroute naar het hoogst haalbare diploma wordt geleid. Dus als het enigszins kan: direct naar niveau 3. Maar als een student niet direct naar niveau 3 kan vanwege een ontoereikende vooropleiding wordt verwacht dat de leerling kan stapelen en dat de instelling daartoe de gelegenheid biedt. Voor de goede orde: niveau 2 is een voldoende vooropleiding voor niveau 3. 11. Mag een instelling een student weigeren voor een opleiding wanneer uit de intake kan worden afgeleid dat deze student vanwege ziekte of handicap de opleiding hoogstwaarschijnlijk niet zal afmaken in de tijd die ervoor staat? In de entreeopleidingen is er sprake van een drempelloze instroom. Iedere student die zich meldt en die voldoet aan de criteria (niet volledig leerplichtig, niet voldoende vooropleiding voor een niveau-2opleiding of hoger), moet tot een entreeopleiding worden toegelaten. Elke student moet de kans krijgen te laten zien dat hij/zij het kan. Studenten mogen dus niet op voorhand geweigerd worden. Dat kan alleen als hij al twee jaar in een entreeopleiding was ingeschreven. Bij de niveau 2-, 3- en 4-opleidingen beslist het bevoegd gezag over de toelating; studenten kunnen daar geweigerd worden. Ze houdt daarbij rekening met de Wet gelijke behandeling, die stelt dat op grond van handicap of chronische ziekte in principe geen onderscheid gemaakt mag worden. Gelet op de zorg voor toegankelijk onderwijs kunnen studenten alleen in heel specifieke gevallen geweigerd worden. Het bevoegd gezag kan bijvoorbeeld voor specifieke opleidingen een toelatingsbeleid op basis van geschiktheid voeren (denk aan bijvoorbeeld sportopleidingen). Het aannamebeleid van de instelling moet kenbaar zijn en consistent toegepast worden; weigeringen kunnen aangevochten worden voor de rechter. Weigeren van studenten op de enkele grond dat ze mogelijk niet binnen de gestelde tijd hun opleiding afmaken past niet bij een goede zorg voor toegankelijk onderwijs. 12. Mag je een bbl’er inschrijven die nog geen arbeidsovereenkomst heeft? Er verandert in dit opzicht niets. De WEB vereist niet dat er op het moment van inschrijven al een bpvovereenkomst is (de WEB spreekt niet van arbeidsovereenkomst). De instelling heeft wel een
10
zorgplicht en moet al bij het begin goed nagaan of er een goede opleiding (met inbegrip van bpv) geboden kan worden. Als een student wordt toegelaten tot de bbl-opleiding maar hij heeft nog geen bpv-plek, mag van de instelling verwacht worden dat de student wordt geholpen bij het vinden van zo’n plek. Als het vanwege bijvoorbeeld arbeidsmarktomstandigheden moeilijk is om een bpv-plek te vinden, moet de student worden gestimuleerd om voor een andere studie of een andere leerweg te kiezen. Het is de bedoeling om in het UWEB weer te bepalen dat alleen bbl’ers die voor het eind van hetzelfe kalenderjaar een bpv-overeenkomst hebben, meetellen voor bekostiging. 13. Mag je iemand die bekostigd ingeschreven is geweest maar nog geen diploma gehaald heeft, het 7de jaar via contractonderwijs zelf laten betalen voor de opleiding? Dat hangt van de situatie af: hoe komt het dat de student er in het 7e jaar nog is? En welke afspraken zijn er in de onderwijsovereenkomst over gemaakt? Uitgangspunt is dat de student die een bekostigde opleiding volgt, die opleiding moet kunnen afronden zonder dat hij zelf de kosten moet betalen. Het gaat dan dus niet om contractonderwijs. De instelling krijgt immers een volledige bekostiging voor deze student. Van beide partijen worden daarbij inspanningen verwacht. Van de instelling wordt verwacht dat de student zodanig wordt begeleid dat hij via een efficiënte leerroute, met voldoende onderwijstijd, wordt gebracht tot het voor hem hoogst haalbare diploma. Van de student wordt de nodige inzet verwacht. Een student die zich niet inspant hoeft niet eindeloos binnen gehouden te worden. In de onderwijsovereenkomst wordt geregeld welke rechten en plichten beide partijen hebben en onder welke condities de instelling de onderwijsovereenkomst kan ontbinden voordat het beoogde diploma behaald is. 14. Wat is de derde leerweg en mogen bekostigde scholen die ook aanbieden? In het wetsvoorstel is onder meer bepaald dat zowel bol als bbl voltijdse opleidingen zijn; de deeltijdbol verdwijnt. Zowel in het bekostigd onderwijs als in het niet bekostigd onderwijs moeten de bol en de bbl voldoen aan de urennormen. Voor een aantal studenten is noch de bol noch de bbl een geschikte leerweg om een mbo-diploma te behalen. Vooral volwassenen hebben baat bij een opleiding die meer mogelijkheden tot maatwerk biedt, zoals een vorm van afstandonderwijs. Voor deze doelgroep blijft, uitsluitend in de private sector (en dus onbekostigd), de mogelijkheid bestaan voor het behalen van een mbo-diploma via een andere leerweg dan de bol of de bbl. Voor deze leerweg gelden geen urennormen. Bij deze leerweg ligt het zwaartepunt van het toezicht van de inspectie op de examinering, zodat de kwaliteit van het diploma voldoende is geborgd. Voor deze leerweg moet een aparte erkenning worden aangevraagd. Dat geldt ook voor bekostigde instellingen die deze derde leerweg willen aanbieden (die dan niet bekostigd zal zijn).
11
Kwalificatiestructuur Een heldere en eenvoudige kwalificatiestructuur helpt scholen aantrekkelijk en doelmatig onderwijs aan te bieden. Vanaf het schooljaar 2014/2015 moeten alle opleidingen gebaseerd zijn op de nieuwe kwalificatiedossiers. Kwalificatiestructuur Kenmerkend voor het beroepsonderwijs in Nederland is de nauwe samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Scholen en bedrijven stellen per beroep vast aan welke eisen een leerling moet voldoen om een diploma te behalen. Al deze eisen (weergegeven in kwalificaties) vormen gezamenlijk de landelijke kwalificatiestructuur. Nog maar kort geleden (per 1 januari 2012) is de beroepsgerichte kwalificatiestructuur, na een lange experimenteerperiode, in de wet verankerd. De nieuwe kwalificatiestructuur telt nog 627 verschillende kwalificaties. Vanwege dit hoge aantal heeft de minister in het actieplan Focus op Vakmanschap voorgesteld de kwalificatiestructuur nogmaals te herzien. De dossiers worden aangepast op basis van een nieuw model en toetsingskader. De SBB heeft daarvoor voorstellen gedaan en de minister heeft de SBB gevraagd zorg te dragen voor het uitwerken van kwalificatiedossiers op basis van het nieuwe format. Basis, profiel en keuze In het nieuwe format bestaat ieder kwalificatiedossier uit drie onderdelen: de basis, profiel(en) en keuze(s). De basis bestaat uit beroepsgerichte basistaken en algemene basistaken. Bij de beroepsgerichte taken gaat het om de kerntaken die betrekking hebben op het wezen van de beroepengroep. Bij de algemene basistaken gaat het om eisen rond taal, rekenen en burgerschap. Binnen één dossier bestaan meestal meerdere kwalificaties. Deze verschillen tussen de beroepen in één dossier worden beschreven in het profiel. Het profiel bevat de kerntaken die verplicht zijn voor een specifieke beroepsgroep of doorstroomrichting. De naam van het profiel wordt vermeld op het diploma. Bijvoorbeeld het profiel ‘patisserie’ bij het dossier ‘brood & banket’. Tot slot bevat ieder dossier nog een (of meerdere) keuze(s), een verrijking of verdieping van de opleiding. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om een regionale invulling van de opleiding in overleg met het bedrijfsleven. Op die manier kunnen scholen maatwerk leveren en kunnen innovaties uit het werkveld snel in de opleiding worden verwerkt. Dit keuzedeel omvat maximaal 15% van de totale studieduur. Het proces Vertegenwoordigers van scholen en bedrijfsleven werken in de zogenaamde paritaire commissies aan de transitie van de bestaande kwalificatiedossiers naar het nieuwe model. Bij het ontwikkelen van de kwalificatiedossiers worden ook docenten en praktijkopleiders betrokken. De eerste conceptdossiers worden op basis van een nieuw toetsingskader door de Toetsingskamer begin 2013 beoordeeld; bij een positief oordeel kunnen ze gebruikt worden voor praktijktesten in het voorjaar van 2013. Het is de bedoeling dat begin 2013 ongeveer een derde deel van de kwalificatiedossiers is herzien. Zo nodig worden naar aanleiding van de praktijktest nog wijzigingen in de dossiers aangebracht. Daarnaast worden in 2013 de andere kwalificatiedossiers herzien, zodat begin 2014 alle vernieuwde dossiers kunnen worden vastgesteld door de minister van OCW. Het streven is dat in augustus 2014 alle opleidingen zijn gebaseerd op de nieuwe kwalificatiestructuur.
12
De nieuwe urennormen MBO Vanaf het schooljaar 2014/2015 gelden er voor mbo-opleidingen aangescherpte eisen rond onderwijsuren. Met deze nieuwe eisen beoogt de wetgever de kwaliteit van het mbo-onderwijs te verhogen. Scholen kunnen, onder voorwaarden, kiezen voor een minder intensief onderwijsprogramma. Intensivering bol-opleidingen Uitgangspunt bij de nieuwe urennormen, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel ‘Doelmatige leerwegen en modernisering van de bekostiging in het mbo’, is een jaarlijkse studiebelasting van 1.600 uur. De mbo-student wordt geacht per jaar veertig weken van veertig uur met de opleiding bezig te zijn. Van deze 1.600 uur moet een school per jaar gemiddeld minimaal 1.000 uur besteden aan onderwijs op school en beroepspraktijkvorming. De resterende uren besteedt de leerling bijvoorbeeld aan huiswerk of zelfstudie. De eis van minimaal 1.000 uur is een intensivering in vergelijking met de oude norm van 850 uur. Begeleide onderwijsuren, beroepspraktijkvorming Het gaat bij de urennormen om een minimum aantal begeleide onderwijsuren en een minimum aantal uren beroepspraktijkvorming. Begeleide onderwijsuren zijn onderwijsuren die worden verzorgd door het onderwijspersoneel. Bij beroepspraktijkvorming gaat het om de uren die een leerling besteedt aan het onderricht in de praktijk (de stage bij een erkend leerbedrijf). Evenwichtig programma De wet geeft scholen vrijheid bij de inrichting van de opleidingsprogramma’s. Een algemene eis is dat er sprake is van een evenwichtig onderwijsprogramma. Het gaat dan bijvoorbeeld over de verdeling van de uren over het schooljaar, over de verdeling tussen onderwijsuren en beroepspraktijkvorming en over de verdeling over meerdere schooljaren. Klokuren Bij de urennorm wordt standaard gesproken over klokuren. Als de school werkt met lesuren van vijftig minuten, moeten deze worden omgerekend. Bijvoorbeeld: zes lesuren van vijftig minuten (300 minuten) vormen vijf klokuren. Extra eisen eerste studiejaar Voor het eerste studiejaar van een bol-opleiding geldt een aanvullende eis. In het eerste jaar moet het onderwijsprogramma mimimaal 700 uur begeleide onderwijstijd kennen. Door deze intensivering wordt gegarandeerd dat leerlingen het eerste jaar voldoende les op school krijgen. Voorbeeld: Een driejarige bol-opleiding moet minimaal 3.000 uren kennen. Volgens de wet moet hiervan minimaal 1.800 uur besteed worden aan onderwijs binnen de school en 900 aan beroepspraktijkvorming. Een evenwichtig onderwijsprogramma is dan bijvoorbeeld:
Totaal 1.100 1.000 1.000 3.100 (minimaal 3.000)
Contacttijd 800 700 600 2.100 (min. 1.800)
BPV 300 300 400 1.000 (min. 900)
Beroepsbegeleidende leerweg (bbl): Volgens deze normen bestaat een bbl-studiejaar uit een onderwijsprogramma van in totaal minimaal 850 uur, waarvan minimaal 200 uur begeleide onderwijs tijd en 610 uur beroepspraktijkvorming. De resterende 40 uur kan ofwel door begeleide onderwijsuren ofwel door beroepspraktijkvorming worden ingevuld.
13
Afwijking is mogelijk Scholen mogen onder voorwaarden kiezen voor een minder intensief onderwijsprogramma. Als zij dat doen, moeten zij kunnen aantonen dat zij dat vanuit een visie op kwalitatief goed onderwijs doen. Bovendien geldt als eis dat de deelnemersraad een positief oordeel geeft over het minder intensieve onderwijsprogramma. Planning De nieuwe urennormen voor de bol-opleidingen zijn van kracht vanaf het schooljaar 2014/2015. Voor de bbl-opleidingen gelden de nieuwe normen al vanaf het schooljaar 2013/2014. Bedoeling van het wetsvoorstel • Er is een goede en efficiënte benutting van de onderwijstijd van de student • Leidend tot een volwaardig en intensief onderwijsprogramma voor de student. • Intensivering van de begeleide onderwijstijd in het eerste leerjaar. • Er is een goed evenwicht tussen het schoolse leren en het leren in de praktijk in alle studiejaren. • In het onderwijsprogramma is aandacht voor basisvaardigheden (taal en rekenen), vakkennis, beroepsspecifieke vaardigheden (beroepspraktijkvorming) en opleidingsoverstijgende eisen zoals burgerschapsvorming. • Er is meer aandacht voor loopbaanoriëntatie, mentoring en coaching. • Hierdoor wordt de onderwijsprestatie van studenten bevorderd en voortijdig schooluitval verminderd. Kern van de maatregel • De studielast bedraagt ten minste 1600 klokuren per volledig studiejaar. Per leerweg (bol en bbl) worden aangescherpte urennormen voor het onderwijsprogramma vastgesteld. • Deze urennormen bestaan enerzijds uit een minimaal aantal begeleide onderwijsuren en anderzijds uit een minimaal aantal uren beroepspraktijkvorming, • Voor de bol-opleidingen op niveau 2, 3 en 4 bevat het onderwijsprogramma in het eerste studiejaar ten minste 700 begeleide onderwijsuren. Voor de opleidingen op niveau 1 bevat het onderwijsprogramma in het eerste studiejaar ten minste 600 begeleide onderwijsuren. • Voor de bbl-opleidingen bevat elk studiejaar ten minste 850 klokuren, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 uren beroepspraktijkvorming. • Scholen krijgen daarnaast de ruimte om voor opleidingen een onderwijsprogramma aan te bieden dat niet volledig aan de urennormen voldoet, als de kwaliteit van die opleiding desondanks is gewaarborgd. • De nieuwe urennormen gelden per 1 augustus 2013 voor de bbl en per 1 augustus 2014 voor de bol. • De urennormen gelden niet voor de studenten die voor deze data stonden ingeschreven voor een beroepsopleiding, mits zij de opleiding afmaken uiterlijk in het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de voor hen geldende studieduur is verstreken. NB. Kijk hier wat de consequenties zijn voor niet-bekostigde instellingen. Vragen en antwoorden 1. Hoe zien de nieuwe urennormen voor het mbo er precies uit? Voor de beroepsopleidende leerweg (bol): bol
Entreeopleidingen
Ten minste Begeleide onderwijsuren 1ste jaar
600
Totaal
600
BPV
totaal 1000
14
Het onderwijsprogramma voor een entreeopleiding in de bol omvat in totaal ten minste 1000 klokuren, waarvan ten minste 600 uur begeleide onderwijsuren. Voor entreeopleidingen in de bol wordt geen minimum gesteld aan het aantal uren bpv.
bol
Eenjarige mbo-opleidingen
Ten minste Begeleide onderwijsuren
BPV
1ste jaar
700
250
Totaal
700
250
totaal 1000
Het onderwijsprogramma voor de eenjarige basisberoepsopleiding en voor de specialistenopleiding omvat in totaal ten minste 1000 klokuren, waarvan ten minste 700 begeleide onderwijsuren en ten minste 250 klokuren bpv. Als het aantal begeleide onderwijsuren op het minimum van 700 zit, dient de bpv tenminste 50 uur meer te tellen dan het minimum en omgekeerd, zodat het totaal altijd ten minste 1000 uren bedraagt.
bol
Tweejarige mbo-opleidingen
Ten minste Begeleide onderwijsuren 1ste jaar
BPV
totaal
450
2000
700
2de jaar Totaal
1250
Het onderwijsprogramma voor de tweejarige basisberoepsopleiding en de tweejarige vakopleiding omvat in totaal ten minste 2000 uur, waarvan ten minste 1250 begeleide onderwijsuren en ten minste 450 uren bpv. In het eerste jaar dienen er ten minste 700 uur begeleide onderwijsuren te zijn.
bol
Driejarige mbo-opleidingen
Ten minste Begeleide onderwijsuren 1ste jaar
BPV
totaal
900
3000
700
2de jaar 3de jaar Totaal
1800
Voor de 3-jarige vakopleiding en voor de middenkaderopleiding omvat het onderwijsprogramma in totaal ten minste 3000 uren, waarvan ten minste 1800 uur begeleide onderwijsuren en ten minste 900 uur bpv. Ook voor deze opleidingen dienen er in het eerste jaar ten minste 700 begeleide onderwijsuren te zijn.
15
bol
Vierjarige mbo-opleidingen
Ten minste Begeleide onderwijsuren 1ste jaar
BPV
totaal
700
2de jaar 3de jaar 4de jaar Totaal 2350 1350 4000 Voor de uitgezonderde middenkaderopleidingen met een 4-jarige opleidingsduur omvat het onderwijsprogramma in totaal ten minste 4000 uren, waarvan ten minste 2350 uur begeleide onderwijsuren en ten minste 1350 uur bpv. Ook voor deze opleidingen geldt, dat het 1e leerjaar ten minste 700 begeleide onderwijsuren omvat. Om tot een totaal van 4000 uur te komen zullen de begeleide onderwijsuren en/of de uren bpv opgehoogd moeten worden. Voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl): Het onderwijsprogramma voor de bbl omvat voor elke beroepsopleiding op elk niveau in elk studiejaar ten minste 850 klokuren, waarvan ten minste 200 begeleide onderwijsuren en ten minste 610 uren bpv. Aandachtspunten: •
•
Als het laatste studiejaar van bol- en bbl-opleidingen op niveau 2, 3 en 4 gerekend vanaf 1 september korter is dan 10 maanden, dan worden het aantal begeleide onderwijsuren en het aantal bpv uren in dat studiejaar evenredig verlaagd. Er wordt bij deze berekening naar boven afgerond op hele maanden. Voor opleidingen waarvan een studieduur is vastgesteld van meer dan drie volledige studiejaren wordt het onderwijsprogramma naar evenredigheid verhoogd met begeleide onderwijsuren en uren bpv.
2. Wordt bij de controle of het eerste jaar 700 uur begeleide lessen omvat, gekeken of het een eerste jaar van een opleiding is of naar het feit dat de deelnemer het eerste jaar op een instelling zit? Primair aangrijpingspunt voor het inspectietoezicht is het opleidingsprogramma en niet de individuele student. Dus het eerste jaar van een opleiding, zoals beschreven in de Onderwijs- en examenregeling, moet aan de eisen voldoen. 3. Is er bij doorstroomtrajecten weer sprake van een 1e jaar (bijvoorbeeld een student doet eerst niveau 2 en start daarna in een niveau-3-opleiding) Het opleidingsprogramma van elke opleiding moet aan de normen voldoen. Het eerste jaar van een opleiding moet dus in het eerste jaar meer uren hebben. 4. Hoe ga je deelnemers inschrijven die nog een klein stukje van de opleiding moeten doen (bijvoorbeeld het onderdeel Nederlandse taal of rekenen) maar die geen volledig weekprogramma hebben? Studenten die begonnen zijn aan een opleiding moeten die kunnen afronden. Zij kunnen gewoon worden ingeschreven als onderwijsdeelnemers (voor een zo kort mogelijk traject!).
16
5. Een bekostigde instelling voldoet niet aan de 200-uren-norm bij bbl. Wat gebeurt er met de WVA als dit niet voldoen komt omdat de realisatie niet is gelukt? En wat als de planning fout was? Alle bbl-opleidingen moeten aan de norm voldoen. Anders zijn het geen bbl-opleidingen en is er geen recht op WVA. Mocht de belastingdienst constateren dat niet aan de voorwaarden is voldaan, dan ontstaat er voor de werkgever een probleem. Overigens is in het Regeerakkoord ook aangekondigd dat er een subsidieregeling in de plaats komt van de WVA. Hoe die er precies komt uit te zien is nog niet bekend. 6. Hoe schrijft men deelnemers in die niet aan de urennorm voldoen? Het gaat er om dat de opleidingsprogramma’s aan de urennorm voldoen. Studenten die kiezen voor een bol- of bbl-opleiding verbinden zich daarmee aan het volgen van een onderwijsprogramma dat aan de normen voldoet. Als zij daarvoor niet kiezen, kan hen alleen een onbekostigde opleiding (in het contractonderwijs) worden geboden, waarvoor dan overigens ook geen aanspraak op WVA ontstaat. 7. Mag de belastingdienst een oordeel gaan geven over de 200-uren-norm? Het toezicht op de naleving van de urennormen in het onderwijs is belegd bij de inspectie van het onderwijs. De belastingdienst ziet toe op de naleving van de normen in de WVA. Overigens is in het Regeerakkoord ook aangekondigd dat er een subsidieregeling in de plaats komt van de WVA. Hoe die er precies komt uit te zien is nog niet bekend. 8. Hoe zit het met de eisen aan het onderwijsprogramma, in het bijzonder bpv, bij de specialistenopleiding? Voor de specialistenopleiding geldt een urennorm van 1000 uur, waarvan minimaal 700 uur begeleide onderwijstijd en 250 uur bpv als het een bol-opleiding betreft. Bij een bbl-opleiding gaat het om ten minste 850 klokuren, waarvan ten minste 200 uur begeleide onderwijs en ten minste 610 uur bpv. 9. Hoe zit het met de eisen aan het onderwijsprogramma als niveau 4 gericht is op doorstroom naar het hbo? Ook dan moet het opleidingsprogramma aan alle eisen en urennormen voldoen. 10. Indien de wet m.b.t. tot de 6 weken vakantie wordt aangenomen, geldt dat dan ook voor het MBO/VAVO? Gelden de 1040 uur ook voor het vavo? Nee, de inrichtingsvoorschriften van de Wet op het voorgezet onderwijs zijn niet van toepassing op het vavo. Het wetsvoorstel doelmatige leerwegen/modernisering bekostiging is overigens ook niet van toepassing op het vavo. 11. SBB heeft een lijstje gemaakt met een voorstel voor middenkaderopleidingen die langer dan 3 jaar mogen duren (maximaal 4 jaar). Wat zijn de normen voor begeleide onderwijsuren en bpv voor deze opleidingen? Voor opleidingen waarvan een studieduur is vastgesteld van meer dan drie volledige studiejaren wordt het onderwijsprogramma naar evenredigheid verhoogd met begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming. 12. Wanneer mag een school een onderwijsprogramma aanbieden dat niet volledig aan de urennormen voldoet? De kwaliteit van de opleiding moet zijn gewaarborgd. Dit moet blijken uit studenttevredenheid, tevredenheid van het afnemend veld en studiesucces. Het bevoegd gezag moet vooraf het voornemen om een onderwijsprogramma met minder uren aan te bieden, ter instemming voorleggen aan de deelnemersraad (medezeggenschapsorgaan van studenten). Het onderwijsprogramma wordt vervolgens verder uitgewerkt in de onderwijs- en examenregeling en alle studenten moeten tijdig worden geïnformeerd over de onderwijs- en examenregeling. Het bevoegd gezag moet kunnen onderbouwen welke onderwijskundige visie ten grondslag ligt aan de andere invulling van het onderwijsprogramma en moet de kwaliteit van de betreffende opleidingen kunnen waarborgen, moet vooraf kunnen aantonen op welke wijze de kwaliteit geborgd is en achteraf kunnen aantonen dat de kwaliteit ook wordt gerealiseerd; daarover moet worden gerapporteerd in het jaarverslag.
17
Doelmatig opleidingenaanbod De overheid streeft naar een arbeidsmarktrelevant, doelmatig en toegankelijk aanbod van mboopleidingen in Nederland. De komende jaren staan scholen voor de opgave het gezamenlijke opleidingenaanbod zo doelmatig mogelijk in te richten. Kwaliteit mbo-sector Op dit moment zijn scholen, in afstemming met het regionale bedrijfsleven, zelf verantwoordelijk voor hun opleidingenaanbod. In veel regio’s concurreren scholen met elkaar om de gunst van leerlingen. Deze concurrentie kan leiden tot niveauverbetering, maar ook tot versnippering en kwaliteitsverlies. Daarnaast hebben veel scholen de laatste jaren opleidingen opgezet met slechts een beperkte arbeidsmarktrelevantie. De angst bestaat dat veel leerlingen worden opgeleid voor beroepen waar geen of te weinig werk in te vinden is. In een tijd dat het aantal leerlingen over de brede linie krimpt, is het van belang gezamenlijk te werken aan de kwaliteit van de mbo-sector als geheel. Daarom stimuleert de overheid de macrodoelmatigheid van het opleidingenaanbod. Het is daarbij van belang dat scholen: • • •
voldoende kunnen investeren in de kwaliteit van opleidingen door versnippering van het aanbod tegen te gaan (doelmatigheid); aansluiten op de vraag vanuit de regionale arbeidsmarkt en sectoren waarvoor zij werken (arbeidsmarktrelevantie); rekening houden met de bereikbaarheid voor studenten (toegankelijkheid).
Deze doelstellingen kunnen alleen bereikt worden als scholen hieraan gezamenlijk werken. Zelfregulering De minister kiest nadrukkelijk voor een aanpak waarbij zelfregulering een grote rol speelt. Scholen onderzoeken, in nauw overleg met het bedrijfsleven, zelf onderling in hoeverre er sprake is van een regionaal doelmatig opleidingenaanbod. Scholen kunnen meer samen gaan werken, als dat vanuit macroperspectief doelmatig is. SBB, de samenwerkingsorganisatie van beroepsonderwijs en bedrijfsleven, heeft de opdracht gekregen om deze zelfregulering te stimuleren. In dat kader werkt SBB momenteel onder andere aan de opzet van een databank over de arbeidsmarktrelevantie van mbo-opleidingen. SBB kan hierbij gebruik maken van eigen data, maar kan ook een beroep doen op de (pilot-)studie die het CBS, op verzoek van OCW, momenteel uitvoert naar de arbeidsmarktpositie van schoolverlaters (instellingen hebben in oktober 2012 goedkeuring hiervoor gegeven). SBB werkt daarnaast aan een set van spelregels voor het stimuleren van een doelmatig opleidingenaanbod in de regio. Deze set van spelregels is ook van belang voor het advies van SBB over de vormgeving van het escalatiemechanisme als instellingen onderling niet tot overeenstemming komen over wie wat aanbiedt. MBO15 ondersteunt scholen op individueel niveau bij het tot stand brengen van een geactualiseerd opleidingenportfolio. In dat kader kunnen scholen gebruik maken van de ondersteuning door deskundige adviseurs. Kleinschalige opleidingen Er is binnen bedrijfsleven en onderwijs veel zorg over kleinschalige opleidingen die een beperkte, maar duidelijke arbeidsmarktrelevantie hebben. Het is voor het behoud van het vakmanschap van belang dat dergelijke opleidingen behouden blijven. SBB werkt momenteel aan een advies over de bescherming van deze kleine opleidingen. Tot slot werkt SBB ook aan een advies over (populaire) opleidingen met een beperkt arbeidsmarktperspectief.
18
Professionalisering docenten en management Uiteindelijk staat of valt het succes van middelbaar beroepsonderwijs met de kwaliteit van docenten. Focus op Vakmanschap pleit daarom voor meer aandacht voor professionalisering. Meer ruimte voor docenten, meer aandacht voor prestaties. Al langer is er binnen het mbo aandacht voor de kwaliteit van docenten. Zo hebben werkgevers en werknemers in het mbo een Professioneel Statuut hiervoor afgesloten (2009). In het verlengde daarvan hebben de MBO Raad en het ministerie van Onderwijs in 2011 een Bestuursakkoord gesloten over de verdere professionalisering van mbo-docenten. De ambities van Focus op Vakmanschap (2011) sluiten hier naadloos op aan. School aan zet Rode draad in alle plannen is dat de school zelf aan zet is: het is de opdracht van de school om planmatig te werken aan de professionalisering van het personeel. In het Bestuursakkoord is afgesproken dat scholen hiervoor een plan opstellen voor de periode 2012-2015. Het plan omvat in ieder geval een schets van de uitgangssituatie van de instelling, de meetbare en kwantificeerbare doelstellingen en de voorgenomen activiteiten. De voortgang van het plan wordt jaarlijks besproken met het programmamanagement MBO15. Voor de professionaliseringsactiviteiten ontvangen de scholen de komende jaren extra budget. Professionalisering onderwijspersoneel Onderdeel van het plan is in ieder geval een aanpak die docenten in staat stelt zich verder te professionaliseren. Doel hiervan is een substantiële verhoging van het aantal masteropgeleide docenten. In samenwerking met de Onderwijscoöperatie (een samenwerkingsverband van enkele grote onderwijsberoepsverenigingen van Nederland) wordt gewerkt aan een lerarenregister voor mbodocenten. Hierbij horen ook mogelijkheden voor na- en bijscholing. Management Ook het management binnen de scholen moet planmatig werken aan professionalisering. Het gaat daarbij onder andere om het houden van functionerings- en beoordelingsgesprekken en het formuleren van opleidingsdoelen van medewerkers. Een van de doelen van de aanpak is dan ook een aantoonbare verbetering van het hrm-beleid binnen de school. Instroomroutes De instroom van nieuwe leraren en zij-instromers uit het bedrijfsleven kan een impuls geven aan de kwaliteit van de docententeams. Het opleiden van docenten en zij-instromers in de school, via een samenwerking tussen mbo-instelling en lerarenopleiding (academies), blijkt in de praktijk al tot goede resultaten te leiden. Prestatiebeloning Een gevoelig punt is het idee van prestatiebeloning. Volgens sommigen is het van belang dat docenten die extra goed presteren hiervoor ook extra beloond worden. De plannen hiervoor vanuit het ministerie zijn ondertussen geschrapt. Scholen zijn uiteraard, binnen de grenzen van de cao, nog wel zelf vrij om hier afspraken over te maken.
19
Geen drempelloze instroom meer in mbo-2 Vraag 1. In het Actieplan mbo Focus op vakmanschap 2011-2015 wordt gesproken over een toelatingsonderzoek op instellingsniveau voor de mbo-2-opleidingen. Is hier al iets meer over bekend en zijn (worden) hier eisen voor ontwikkeld? Leerlingen die niet voldoen aan de vooropleidingseisen voor mbo-2 kunnen via een toelatingsonderzoek alsnog worden toegelaten. OCW gaat hier geen voorschriften of toetsen voor ontwikkelen. Het is aan de instellingen dit aan te pakken. Het enige dat van belang is, is dat het toelatingsonderzoek betrouwbaar en deugdelijk moet zijn en dat (bij eventuele onderzoeken) de inspectie dit moet kunnen constateren; daarom moet het onderzoek gedocumenteerd worden. Vraag 2. Kunnen leerlingen vanuit het praktijkonderwijs straks nog doorstromen naar een mbo2-opleiding? De leerlingen uit het praktijkonderwijs kunnen niet zonder meer naar mbo-2. Daarvoor heb je immers in principe een vmbo-diploma nodig. Op dat principe kan echter een uitzondering worden gemaakt: als een instelling bij de intake van een student zonder diploma de stellige indruk heeft dat de student wel degelijk een niveau-2-opleiding met succes kan volgen, kan de instelling besluiten tot een toelatingsonderzoek en bij positieve uitkomst daarvan de student in een niveau-2-opleiding plaatsen.
20
Niet bekostigde instellingen
1. Zijn niet-bekostigde instellingen voor de bol en bbl gehouden aan de urennormen voor begeleide onderwijstijd en bpv? Ook de niet-bekostigde instellingen zijn gehouden aan de urennormen voor bol- en bbl-opleidingen. Zij mogen de opleidingen wel in een korter tijdsbestek aanbieden dan de bekostigde scholen. Als zij opleidingen met een kortere studieduur aanbieden, gelden de urennormen voor die opleidingen naar rato van de studieduur. Een schematisch overzicht van de urennormen waaraan bekostigde instellingen gehouden zijn, is hier te vinden. 2. Zijn niet-bekostigde instellingen voor de bol en bbl gehouden aan de 1600 uur studielast per jaar? Een volledig studiejaar telt 1600 uur studielast. Daarvan mag niet worden afgeweken. Alleen als bijvoorbeeld de studieduur van een niveau 2 opleiding op ¾ jaar gesteld wordt, dan is de volledige studieduur minder dan een volledig studiejaar en alleen dan hoeft een studiejaar geen 1600 uur te omvatten. Wel moeten de urennormen naar rato worden toegepast. Wil men in andere situaties afwijken van de 1600 uur studielast per jaar dan staat de derde leerweg open. 3. Is het toegestaan om andere opleidingen dan de bol en de bbl aan te bieden? Niet-bekostigde instellingen mogen naast de bol en bbl de derde leerweg aanbieden. Voor deze leerweg geldt geen urennorm. Bij deze leerweg ligt het zwaartepunt van het toezicht van de inspectie op de examinering, zodat de kwaliteit van het diploma voldoende is geborgd. Voor deze leerweg moet een aparte erkenning worden aangevraagd. Dat geldt ook voor bekostigde instellingen die deze derde leerweg willen aanbieden (die dan niet bekostigd zal zijn). 4. Niet-bekostigde instellingen krijgen de mogelijkheid om als derde leerweg onderwijs aan te bieden zonder urennorm. Hiervoor moet wel apart erkenning aangevraagd worden. Hoe gaat deze erkenning er dan uit zien? Is dit dezelfde procedure als de huidige erkenningsregeling? De aanvraag voor erkenning van het aanbieden van onderwijs door een niet-bekostigde instelling zal vooral vergezeld moeten gaan van gegevens over de kwaliteit van de examinering. Een publicatie over de aanvraagprocedure is in voorbereiding.
21
Andere onderwerpen Vragen en antwoorden over andere onderwerpen
1. Hoe werkt het wetsvoorstel uit voor de gecombineerde leerweg: een opleiding die voor (alle) leerlingen begint met een periode waarin sprake is van een boltraject en die wordt vervolgd met een periode van bbl? De wet kent niet de mogelijkheid van een gecombineerde leerweg. Een opleiding kan worden verzorgd in de beroepsbegeleidende of de beroepsopleidende leerweg, maar niet in een leerweg die in de eerste helft van de opleiding beroepsopleidend is en in de 2e helft van de opleiding beroepsbegeleidend (of andersom). Je maakt een programma voor bol of bbl, dat zich uitstrekt over de hele opleiding en de hele studieduur. Er gelden verschillende regels voor de onderscheiden leerwegen. Niet alleen voor de bekostiging maar ook als het om de onderwijstijd gaat. De normen voor onderwijstijd gelden voor de hele opleiding en van tevoren moet ook inzichtelijk zijn hoe de begeleide onderwijsuren en de bpv-uren over de hele studie verdeeld zijn. Je kunt een deelnemer dus maar voor een van de beide leerwegen inschrijven. Overstap van bol naar bbl kan alleen als een individuele student er na de start achterkomt dat de andere leerweg voor hem geschikter is. De overstap is m.a.w. mogelijk als individuele keuze, maar is niet als systeem op deze wijze te plannen. 2. Is het nog mogelijk om te stapelen en hoe wordt dat bekostigd? Stapelen van opleidingen en diploma’s is inderdaad nog mogelijk. Het nieuwe beleid is er echter op gericht de leerling zoveel mogelijk direct op het juiste niveau te laten starten en de opleiding in een zo kort mogelijke periode te laten doorlopen. Dit door een zorgvuldige intake, kwalitatieve loopbaan- en studiebegeleiding en een gevarieerd programma op basis van de geldende kwalificatie- en exameneisen, waarbij de leerling voldoende wordt uitgedaagd. De nieuwe bekostiging wordt zo ingericht dat stapelen ook financieel mogelijk blijft, maar dat ondoelmatige stapelen wordt ontmoedigd. Rond de zomer van 2013 komt er meer duidelijkheid over de invulling van de nieuwe bekostigingssystematiek. 3. Wat zijn de consequenties voor onze huidige studenten als straks het wetsvoorstel in werking treedt? Het wetsvoorstel geeft een cohortgarantie. Dat betekent dat studenten die een opleiding zijn gestart voordat het wetsvoorstel in werking treedt, hun opleiding mogen voltooien, uiterlijk in het studiejaar volgend op het studiejaar waarin de voor hen geldende studieduur is verstreken.. Een voorbeeld: een student die in september 2010 gestart is met een driejarige opleiding (niveau 3) heeft tot en met studiejaar 2013/2014 de gelegenheid om zijn opleiding ‘oude stijl’ met een diploma af te ronden. 4. Kan iemand die nu in een aka-opleiding zit nog doorstromen naar een assistentopleiding? Onder de huidige wet is het mogelijk om na een aka-opleiding in te stromen in een andere assistentopleiding op niveau 1. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel is dat niet meer mogelijk. De entreeopleiding vervangt met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel de aka- en assistentopleidingen. Een student die voor inwerkingtreding van de wet is begonnen aan een akaopleiding mag die afronden. Als hij het diploma heeft behaald kan hij doorstromen naar een niveau 2 opleiding, maar niet meer naar een andere entreeopleiding. 5. Scholen mogen straks onder voorwaarden en mits de kwaliteit van de opleiding goed is, afwijken van de urennormen. Geldt dit ook voor de urennorm voor de WVA? Of moet je voor de WVA altijd minimaal 200 uur begeleide onderwijstijd in de bbl aanbieden? In het Regeerakkoord is ook aangekondigd dat er een subsidieregeling in de plaats komt van de WVA. Hoe die er precies komt uit te zien is nog niet bekend.
22