Samenvatting Grootschalig VerkeersOnderzoek Personenauto’s Randstad Het GVO-PR 2014 In het najaar van 2014 is het eerste Randstadbrede verkeersonderzoek naar het gebruik van de rijkswegen door personenauto’s in en naar de Randstad uitgevoerd: het ‘Grootschalig VerkeersOnderzoek Personenverkeer Randstad’ of kortweg GVO-PR 2014. In dit onderzoek is op één dag op 34 locaties tussen 5.00 uur en 21.00 uur verkeer geteld. Dat waren 1,38 miljoen passages van 736.000 personenauto’s (zie figuur 1 voor een overzicht van de meetlocaties). Via een steekproef hebben ruim 160.000 benaderde kentekenhouders van personenauto’s inzicht gegeven in herkomst, bestemming, motief en andere kenmerken van de waargenomen verplaatsing. Bijzonderheden van dit onderzoek Opvallende kenmerken van het GVO-PR 2014 zijn: • De geografische scope van het onderzoek: Randstadbreed • De medewerking van de leasebranche om de doelgroep ‘zakelijke personenauto’ scherper in beeld te krijgen dan in eerdere kenteken-gebaseerde onderzoeken. • De analyse van het aandeel buitenlandse personenvoertuigen • Een aantal actuele themagerichte onderzoeksvragen: o Filebeleving en mijdgedrag o Openbaar vervoer en thuiswerken o Reisinformatie • De ijking van resultaten op basis van ‘passages’ in plaats van ‘bezit van voertuigen’. De resultaten van het GVO-PR zijn, in tegenstelling tot bijvoorbeeld CBS-onderzoeken, te kenschetsen als een maat voor het echte mobiliteitsaandeel. Resultaten en toepassingsgebieden Het onderzoek heeft belangrijke informatie opgeleverd over de voorkeuren van de weggebruikers en het gebruik van het wegennet. Zo faciliteert het de huidige praktijk dat we het (bereikbaarheids)probleem zowel vanuit verkeerskundig – als gedragskundig perspectief in beeld brengen zodat kan worden gezocht naar slimme, innovatieve en kosteneffectieve oplossingen. Vooral het verbeterde inzicht in de stromen van de zakelijke gebruikers is nuttig voor het bedenken van de juiste aanpassingen voor de juiste doelgroepen. ‘De gebruiker centraal’: Niet het aanbod maar de vraag van de gebruiker is leidend. De oogst van dit onderzoek leidt tot betere afstemming van reisinformatie en reismogelijkheden op de wensen van de weggebruiker. Dit rapport en de bijbehorende dataset en het resultaat worden gebruikt voor MIRT-onderzoeken, Beter Benutten, Mobiliteitsmanagement in projecten en voor het kalibreren van verkeersmodellen. De uitvoering van het onderzoek was in handen van mobiliteitsspecialist Goudappel Coffeng. De onderliggende dataset is beschikbaar via een online-tool waarmee het mogelijk is ‘in te zoomen’ op de specifiek per meetlocatie of op lokaal niveau, analyses uit te voeren of om mobiliteitsinformatie te genereren. De online-tool is bereikbaar via onderstaande link: (http://hez10.goudmap.info/gvo/)
In deze samenvatting gaan we uitsluitend in op resultaten voor alle waarneemlocaties samen. Een uitgebreid overzicht van alle resultaten per waarneemlocatie is te vinden in de genoemde digitale presentatietool voor nadere analyse en toepassing.
Figuur 1 Overzicht van de meetlocaties
(1) Enquêteresultaten: de weggebruiker en de gemaakte rit In het GVO-PR 2014 is voor het eerst gevraagd naar de algemene persoonskenmerken van de respondenten. De uitkomsten passen in het beeld van de gemiddelde automobilist op een werkdag: • Ongeveer twee derde van de automobilisten is man. • De leeftijdsverdeling is goed gespreid over de jaren waarin een rijbewijs mogelijk is. • Het opgegeven opleidingsniveau in dit onderzoek is iets hoger dan het landelijk gemiddelde. • De gemiddelde voertuigbezetting bedraagt 1,3 personen per auto. • Bijna twee derde van de ritmotieven is werk gerelateerd, namelijk 50% werk en 15% zakelijk. Bezoek kent een aandeel van 11% en het aandeel recreatief bedraagt 7% (zie ook figuur 2). • De gemiddelde ritafstand bedraagt 47 kilometer. • Het gemiddeld opgegeven jaarkilometrage bedraagt 22.800 km. Het gemiddelde opgegeven jaarkilometrage (22.800 km per jaar) is beduidend hoger dan de 13.000 kilometer volgens het CBS. Dit heeft te maken met het feit dat het gaat om passages en niet om voertuigbezit: De kans om een voertuig waar te nemen dat veel kilometers maakt is uiteraard groter dan de kans op het waarnemen van een voertuig dat veel stilstaat. Daarnaast is ook de invloed van leaserijders zichtbaar.
Werken
7,6%
Zakelijk
7,0%
Onderwijs volgen 10,6%
Winkelen
49,6%
Recreeren/sporten/vakantie
6,9% 2,1% 1,5%
Familie/kennissen bezoeken
14,7%
Anders, woninggebonden Anders, niet-woninggebonden
Figuur 2 Overzicht ritmotieven
(2) Enquêteresultaten: thematische vragen In dit GVO-PR 2014 zijn, naast de gebruikelijke ritkenmerken, ook vragen gesteld over actuele mobiliteitsthema’s als filebeleving en mijdgedrag, openbaar vervoer, anders werken/thuiswerken en reisinformatie. De bevindingen: In de file 60% van de respondenten staat minimaal 1x per week in de file. 25% zegt daarentegen niet of nauwelijks in de file te staan. 5% zegt de route te hebben aangepast om files te vermijden. 24% is eerder of later vertrokken om files te vermijden (zie figuur 3).
Nee
13,3% 10,7%
Ja, ik ben later vertrokken 76,0%
Ja, ik ben vroeger vertrokken
Figuur 3 Eerder of later vertrokken om files te vermijden.
De vertragingstijd die men in het algemeen nog accepteert is 10-15 minuten. 44% van de respondenten accepteert meer vertraging dan men oploopt, 31% van de respondenten accepteert daarentegen minder vertraging dan men oploopt. De gemiddelde automobilist is zeer actief om reisinformatie over zijn rit te verzamelen om eventuele alternatieven te overwegen. Ook het eerder vertrekken om de spits te mijden wordt ook relatief vaak overwogen. De overweging om te kiezen voor een andere vervoerwijze is het minst populair Alternatieven: Openbaar vervoer & anders werken 57% van de respondenten had – naar eigen zeggen – hun rit op 9 september 2014 ook met een andere vervoerwijze kunnen maken. Het merendeel heeft dit echter niet overwogen. De lange(re) OV-reistijd is meestal de reden om voor de auto te kiezen. 38% van de respondenten zegt nooit met het openbaar vervoer te gaan. Van hen die wel eens het OV gebruiken, kiest voor het OV voor een vakantie (bijvoorbeeld met de trein naar Schiphol) of om het betaald parkeren te voorkomen in de steden. Ongeveer de helft van de respondenten zegt wel eens thuis te werken. Ze doen dit overwegend een halve tot één hele dag in de week. Ruim driekwart van de respondenten heeft op 9 september 2014 zijn vertrektijd niet aangepast om eventueel files te vermijden. Reisinformatie De gemiddelde automobilist is zeer actief om reisinformatie over zijn rit te verzamelen. In algemene zin is de reisinformatiebehoefte vooral gericht op zekerheid (waar? hoe lang?) en acute oplossingen (welk alternatief heb ik?). Het liefst wil de automobilist informatie over waar files staan en hoe lang ze zijn. De andere, vaak genoemde, gewenste informatie is hiervan afgeleid (extra reistijd, wegopbrekingen, alternatieve routes). Veel minder vaak is men geïnteresseerd in openbaar vervoerinformatie of prognoses over files. De radio geldt verreweg als meest betrouwbare en ook als meest gebruikte middel om reisinformatie te verkrijgen. 41% noemt de radio als eerste betrouwbare communicatiemiddel (gevolgd door informatiepanelen boven de weg en websites), 47% noemt de radio het eerst als meest gebruikte communicatiemiddel (met navigatiesystemen en websites als runner-ups). 15% van de respondenten noemt als eerste zijn navigatiesysteem als meest gebruikte communicatiemiddel (zie figuur 4).
Overig Klassiek (TV,ervaring,krant,kaart) VerkeersInformatiedienst (VID) Info collegas Apps en specifieke tools Websites Infopanelen Navigatie auto, incl TomTom Teletekst Radio 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Figuur 4 Meest gebruikte communicatiemiddel (als eerste genoemd)
Maatregelen Rijkswaterstaat We hebben een open vraag opgenomen om te onderzoeken hoe de automobilist staat tegenover Rijkswaterstaat als organisatie. De vraag luidde als volgt: ‘Welke maatregelen Rijkswaterstaat zou moeten nemen om de bereikbaarheid van de Randstad te vergroten?’
De gegeven antwoorden van de respondenten zijn in rubrieken verdeeld. De grootste categorie (met 32% van de antwoorden) gaat over het uitbreiden en verbeteren van de infrastructuur. Het thema regelgeving en handhaving scoort 12%. Hiermee worden opmerkingen bedoeld als ‘houd de spitsstroken langer open’. Locatiespecifieke opmerkingen als ‘ze moeten op de A1 een extra rijstrook maken’ scoort 9%. (3) Vergelijking leaserijder versus particuliere rijder Met het GVO-PR 2014 is voor het eerst mogelijk geworden in kentekenonderzoeken een vergelijking te maken tussen de particuliere rijder en de leaserijder. Leaserijders maken deel uit van het zakelijk verkeer en dit is een belangrijke doelgroep om te faciliteren. Door de samenwerking met de leasebranche is het aantal respondenten leaserijders voldoende groot (3.375 leaserijders ten opzichte van 38.735 particuliere respondenten). Uit dit GVO-onderzoek blijkt dat de gemiddelde leaserijder een hoogopgeleide man is van middelbare leeftijd. Ten opzichte van de ‘gemiddelde automobilist’ blijkt uit het GVO-PR dat de leaserijder: • vaker alleen in de auto zit; • vaker een werk gerelateerde rit maakt; • een langere rit maakt, vaker een rit maakt en veel meer kilometers maakt per jaar; • meer in de file staat, meer vertragingstijd oploopt én meer vertragingstijd accepteert; • zijn vertrektijd vaker aanpast om files te mijden en vaker alternatieve route zoekt; • minder vaak een alternatieve vervoerwijze overweegt, met als belangrijkste argumenten om niet voor het OV te kiezen: o meerdere bestemmingen o slechte overstap o comfort • minder gevoelig is voor prijsprikkels richting het OV; • iets vaker aangeeft nooit met het OV te reizen; • beduidend vaker wel eens thuis te werken; • vaker (zaken)auto als flexplek aanmerkt; • iets meer vertrouwen te hebben in navigatiesystemen, apps en specifieke tools (naast radio en informatiepanelen); • specifiekere reisinformatie wil ontvangen (duur van de vertraging, de extra reistijd en oponthoud, alternatieve of snellere routes). We hebben geen verschil geconstateerd (privé- versus leaserijder) in de (principe) mogelijkheid de betreffende rit met het openbaar vervoer te maken of in het gebruik van communicatiemiddelen voor reisinformatie. Ofwel: De leaserijder is een actieve filemijdende autorijder die meer dan gemiddeld zoekt naar alternatieve en snellere routes. Dit biedt interessante mogelijkheden voor vervolgonderzoek. (4) Samenstelling van het verkeer Aandeel personenvoertuigen 82% van de passerende voertuigen op dinsdag 9 september 2014 betrof een personenauto. 10% betrof een bestelauto. 2% betrof een ongelede vrachtauto (waaronder bussen) en 6% betrof een gelede vrachtauto (trekker oplegger of een vrachtauto met aanhanger). Dit is in lijn met het beeld wat is waargenomen in het GVO-GR 2012 naar vrachtverkeer in de Randstad. Aandeel buitenlands personenverkeer 3% van de passerende personenvoertuigen op dinsdag 9 september 2014 betrof een personenvoertuig met een buitenlands kenteken. In het onderzoek hebben we een nadere onderverdeling gemaakt naar de herkomst van buitenlandse voertuigen naar 16 Europese landen. De meeste buitenlandse personenauto’s op de onderzochte autosnelwegen zijn afkomstig uit Duitsland (36%), gevolgd door België (33%) en Polen (12%). De overige landen kennen een aandeel van minder dan 5%.
Zakelijk personenverkeer 36% van de passerende voertuigen op dinsdag 9 september (5.00-21.00 uur) betrof een zakelijke personenauto. Dit zijn voertuigen waarvan het kenteken op naam van een bedrijf is gesteld en niet op naam van een particulier. Zakelijke personenauto’s rijden gemiddeld langer en vaker dan particuliere personenauto’s. Dit is terug te zien in de resultaten: Zakelijke personenauto’s hebben een mobiliteitsaandeel van 36% (op basis van passages). Dit ligt hoger dan het percentage op basis van geregistreerde aantallen (31%) en zeker op basis van het bezit. Het bezitsaandeel van leaseauto’s bedraagt 7,3% (berekend volgens opgaven van CBS en VNA). Het aandeel zakelijke personenauto’s varieert per tijdstip van 27% in het avonduur van 20.0021.00 uur tot 42% in het ochtendspitsuur 8.00-9.00 uur. Leaseauto’s (als onderdeel van zakelijk personenverkeer) Een groot deel van de zakelijke personenauto’s staat op naam van een leasemaatschappij. Niet alle zakelijke personenauto’s, want deze kan ook op naam staan van bijvoorbeeld een schildersbedrijf met één of enkele auto’s in eigendom. We constateerden dat 20% van de passerende voertuigen op dinsdag 9 september (5.00 -21.00 uur) een leaseauto uit de ‘vloot’ van één van de 25 grootste leasemaatschappijen in Nederland betrof. Dat is 56% van al het zakelijk personenverkeer. Een relatief beperkt aantal leasemaatschappijen is dus betrokken bij een relatief groot mobiliteitsaandeel. Zo zijn de auto’s van de vier grootste leasemaatschappijen LeasePlan, Athlon, Alphabet en Arval samen goed voor meer zakelijk verkeer dan de 40.000 bedrijven die slechts één of enkele personenauto’s op hun naam hebben staan, namelijk 35% tegen 33%. (5) Hoe is het GVO-personenonderzoek uitgevoerd? Het GVO-PR 2014 betrof een kentekenenquête op 34 meetlocaties in de Randstad. De registratiedag was op dinsdag 9 september 2014. Alle passerende voertuigen zijn met camera’s geregistreerd en zijn hiervan de kentekens opgenomen. De waarneemlocaties bevonden zich op autosnelwegen en een enkele provinciale weg in de Randstad en op de grenzen daarvan. Een steekproef van kentekenhouders van Nederlandse personenauto’s kreeg een enquête toegestuurd. Hiervoor zijn adressen verkregen via de Dienst voor het Wegverkeer (RDW), zowel voor de selectie van de onderzoekspopulatie als voor het – per post – benaderen van hen. Het enquêteonderdeel is uitgevoerd onder particuliere personenauto’s, aangevuld met personenauto’s op naam van vijf deelnemende leasemaatschappijen. De enquête bevatte vragen over de waargenomen rit, zoals herkomst, bestemming en ritmotief. Ook zijn vragen gesteld over actuele mobiliteitsthema’s. Het invullen van de enquête was anoniem en vrijwillig. De antwoorden op de enquêtevragen zijn op geen enkele manier terug te herleiden tot individuen. Ook via internet was het invullen anoniem. Naast de enquête zijn aanvullende analyses uitgevoerd om mobiliteitsaandelen te bepalen. Het betrof analyses van het kentekenbestand voor het aandeel buitenlands personenverkeer en voor het aandeel zakelijk personenverkeer, waaronder de leasemaatschappijen. Ook zijn visuele tellingen uitgevoerd van de cameraregistraties om de absolute aantallen en voertuigverdeling te bepalen. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het daartoe opgestelde Plan van Aanpak in lijn met het Handboek Verzamelen Verplaatsingsgegevens, inclusief de daarin opgenomen richtlijnen voor het waarborgen van de privacy van de verkeersdeelnemers. Er is geen sprake gebleken van bijzondere omstandigheden op de dag van waarneming (zoals extreme weersinvloeden of storingen) die de representativiteit van de uitkomsten zouden kunnen corrumperen. Onderzoeksomvang en respons Op de 34 meetlocaties zijn met ongeveer 150 camera’s tussen 5.00 uur en 21.00 uur circa 1,7 miljoen voertuigen geteld, waarvan 1,38 miljoen passages een personenauto betrof. Na
ontdubbeling resteerde een totale onderzoeksomvang van 502.000 unieke kentekens van particuliere eigenaren en 234.000 unieke kentekens van zakelijke eigenaren (waaronder lease). Er zijn ruim 42.100 enquêtes terugontvangen en in de dataset opgenomen. Dat is een nettooverall respons van 26.1% op de 161.500 verstuurde enquêtes. De netto respons onder voertuiggebruikers van de vijf deelnemende leasemaatschappijen lag hoger: 33,5% op 9.500 verstuurde enquêtes. (6) Innovaties in de onderzoeksmethodiek De laatste jaren is het enquêteren via internet steeds meer ingeburgerd. We hebben in dit onderzoek ingespeeld op deze maatschappelijke trend door onderzoekstechnieken per post en internet tegelijkertijd in te zetten. Zo is voor het eerst gewerkt met een beloningskans (verloting) als lokmiddel. Internet only Een gedeelte van de geënquêteerden kreeg alleen de mogelijkheid per internet te reageren (en dus niet de gebruikelijke papieren enquête en retourenvelop) om de effecten van deze kostenbesparing op de respons te onderzoeken. De netto respons van de ‘internet-only’-subgroep bedroeg 20,1%. Dat is lager dan de range 30-35% die de traditionele werkwijze kenmerkt, maar beduidend hoger dan eerdere proeven. Het lijkt erop dat internetrespons voldoende geaccepteerd is geraakt. Ook de hoge respons onder leaserijders (33,5%) die alleen via internet konden reageren (maar per e-mail waren benaderd) duidt in die richting. Wij adviseren deze innovatie verder te ontwikkelen en in een volgende onderzoek met een iets grotere steekproef dan gebruikelijk wederom te toetsen. Samenwerking leasebranche Voor GVO-PR is samenwerking gezocht met de leasebranche om de respons onder de zakelijke rijder te verhogen. Uiteindelijk hebben vijf leasemaatschappijen actief meegewerkt aan het benaderen van hun rijders voor deelname aan de enquête. Gezien de hoge netto respons (33,5%), het mobiliteitsaandeel (20% van alle passages door slechts 25 leasebedrijven) en de waargenomen verschillen, adviseren wij Rijkswaterstaat om door te gaan op deze bemoedigende weg qua samenwerking met de leasebedrijven en de VNA als belangenbehartiger. Wij danken de VNA en de deelnemende leasemaatschappijen Arval, Mercedes Benz Financial Service, Autolease Midden Nederland, Huiskes Kokkeler Autolease en Achilles Diensten voor hun medewerking aan GVO-PR 2014. Beloning Voor het eerst is gewerkt met een beloningskans (verloting) als lokmiddel en daarmee responsverhogende maatregel. 96% van de respondenten heeft haar of zijn e-mailadres ter beschikking gesteld om kans te maken op deze beloning. Wij adviseren deze relatief goedkope maatregel te handhaven. Overig Wij adviseren om het vragen naar persoonskenmerken (geslacht, leeftijd, opleiding) te handhaven. Dit is zinvol om de setting van het onderzoek te duiden en geeft een rijkere dataset voor andere toepassingen. De gehanteerde definitie van zakelijke personenauto is een goed werkbare definitie. Wij adviseren deze definitie te standaardiseren om vergelijkbaarheid met andere onderzoeken mogelijk te maken. Dit geldt ook voor het onderscheid tussen voertuigbezit en voertuigwaarneming om het ‘marktaandeel’ in de mobiliteit te meten.