Guinoune tekst deel4
19-09-2003
21:52
Pagina 247
Samenvatting
De l’impuissance de l’enfance à la revanche par l’écriture. Le parcours de Driss Chraïbi et sa représentation du couple. Verwondering, maar vooral bewondering : dat moet iedereen wel ervaren die kennisneemt van al de boeken waarmee auteurs die geen Fransen zijn maar wel in het Frans schrijven deze taal hebben verrijkt. Waar ze ook vandaan komen, zij hebben gemeen dat ze die oude taal op een nieuwe, onbevangen wijze hanteren, en er mogelijkheden van laten zien waarvan de Fransen zelf zich vaak niet bewust zijn. Taal wordt onder hun handen een spel van de oorspronkelijke taal met de nieuwe taal die zij zich eigen hebben gemaakt. Dat spel kan ook een strijd worden, want oud en nieuw staan vaak op gespannen voet met elkaar. Wat uit deze ontmoeting geboren wordt zal door sommigen een bastaard genoemd worden, maar aan anderen de uitspraak ontlokken dat kinderen van de liefde de mooiste kinderen zijn. Hoe dan ook, het getuigt van durf dat de Marokkaanse schrijver Driss Chraïbi voor de taal van de kolonisator kiest om de maatschappij waarvan hij deel uitmaakt ter discussie te stellen, en dat in 1954, midden in de woelige tijden van de dekolonisatie. In zijn literaire debuut vol duistere en kwade gevoelens tekent zich reeds het onmiskenbare talent af dat door de negentien tot op heden verschenen romans steeds meer bevestigd wordt. Mijn dissertatie beoogt een kenmerkend deel van het werk van Driss Chraïbi via een psychoanalytische benaderingswijze te bestuderen. Daarvoor is het uiteraard tevens nodig dit werk in een socio-culturele context te plaatsen. Voor deze werkwijze is gekozen omdat zij het universum van deze ‘moeilijke’ schrijver toegankelijker blijkt te maken. Wat ik met name beter wilde begrijpen zijn de aspecten in zijn romans die zeker voor de Westerse mens niet zo toegankelijk zijn en deze zelfs tegen de borst stoten en diens leesplezier in de weg staan. Dit laatste vooral vergde in een eerste fase een diepgaande kennismaking met de cultuur van de Maghreb en de Islamitische religie, om dat deel van het universum van de auteur in kaart te brengen. Cultuur en religie, vaak nauw met elkaar verweven, hebben mij gedurende deze hele zoektocht vergezeld. Hoe verhelderend ook, dit bleek niet voldoende. Want achter de woorden ontdekte ik moeilijk grijpbare schimmen, waar ik met de hulp van psychoanalytische concepten en ideeën dichterbij heb trachten te komen. Daartoe moest omzichtig te werk gegaan worden, met name bij het systematisch inventariseren van de romanpersonages, één van de belangrijke kaders van mijn studie. Tijdens deze inventarisatie tekent zich geleidelijk een mensenpaar af dat in het gehele werk overheersend zal blijken te zijn. Dit paar, dat in verschillende verschijningsvormen ten tonele wordt gevoerd, bestaat uit een volwassene en een kind, en neemt uiteindelijk de concrete gedaante aan van een vader en zijn dochter. Dit
247
Guinoune tekst deel4
19-09-2003
21:52
Pagina 248
incestverhaal is binnen het gehele oeuvre van Chraïbi de enige uitbeelding van een sterke en machtige, tevens mythische eeuwige liefde. In zijn romans komen uiteraard ook paren voor van volwassenen. Dit zijn echter, zo blijkt, geen gelukkige koppels, en het stuklopen van hun relaties voert de hoofdpersoon steeds weer terug naar de liefde tussen kind en volwassene. Niet dat de auteur zich daarmee wil opwerpen als pleitbezorger van verboden liefdes. Zijn pen voert hem naar een verbeeldingswereld waarin ruimte bestaat en mág bestaan voor de fantasie van alle kleine jongens die verliefd zijn op hun moeder. De gehechtheid aan de moeder blijkt zo sterk dat een belangrijk deel van het werk van Driss Chraïbi ervan doordrenkt is. In zijn scenario wordt het koppel van moeder en zoon echter vervangen door dat van de vader en zijn dochter. Op die manier weet hij zich te bevrijden van de spanningen die deze incest fantasieën in zijn vroegere romans teweeg hebben gebracht. Het is dus geen gemakkelijke weg waarop we de schrijver moeten volgen. Zijn omzwervingen hebben deze ver van huis gevoerd. Hij wil zich onttrekken aan de greep van de wereld waarin hij geboren is, maar komt daar uiteindelijk toch weer terug. Meer innerlijk rust vindt de auteur pas met de jaren, als de gerijpte auteur van latere romans.
EERSTE
DEEL
Mijn studie bestaat uit vier delen. In het eerste – inleidende - deel leek het mij minder van belang om uit te weiden over de biografie van de auteur, dan om deze te situeren in een literaire context, binnen de Franstalige literatuur van de Maghreb. Aansluitend komt aan de orde hoe zijn werk is gelezen en ontvangen in Frankrijk en in Marokko. Een bijzondere plaats is in dit verband ingeruimd voor Le passé simple, niet alleen omdat dit Chraïbi’s eerste roman is, maar ook vanwege de buitengewoon rijke en inspirerende inhoud van dit boek, waarop de volgende romans voortbouwen. Bovendien heeft het schandaal waartoe het verschijnen van Le passé simple heeft geleid de auteur voor het leven getekend. In dit eerste deel bespreek ik ook de uiteenlopende sociologische invloeden die terug te vinden zijn in Chraïbi’s werk, respectievelijk de pre-islamitische cultuur, de islam en de kolonisatie. Hierdoor krijgt de lezer tevens meer zicht op het eigen karakter van Franstalige schrijvers uit de Maghreb in het algemeen. Dit eerste deel wordt besloten met een uiteenzetting over de psychoanalytische methode van Freud en zijn navolgers die ik in deze studie hanteer, en wordt deze methode tegen haar socio-culturele achtergrond geplaatst. Bij dit alles horen de vier teksten die ik ter afsluiting bespreek en die bij uitstek kenmerkend zijn voor de traditie van de Maghreb: twee volksverhalen, over Jawdar en over Ali, en twee religieuze mythen, over Abraham en over Jozef.
TWEEDE
DEEL
Dit deel is beurtelings gewijd aan de wereld van de vrouwen en aan de wereld van de mannen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen westerlingen en personages uit de Maghreb. De personages die geïnventariseerd en geanalyseerd worden zijn genomen uit een serie romans die
248
Guinoune tekst deel4
19-09-2003
21:52
Pagina 249
representatief zijn voor het gehele oeuvre van Driss Chraïbi. Deze selectie is tevens gemaakt op grond van drie onderscheiden periodes, die van de “romans de la famille”, van de “romans de l’ailleurs” en van de “romans de la tribu”. In de eerste groep wordt verhaald over een jongeman die nog met één been in de wereld van zijn familie staat. In de “romans de l’ailleurs” daarentegen heeft diezelfde hoofdpersoon de Westerse wereld ontdekt, waar andere modellen en wetten gelden dan die van thuis. De “romans de la tribu” tenslotte vertellen het verhaal van de volwassen man die zijn leven voor een belangrijk deel achter zich heeft en die terugkeert naar de bronnen, naar de geschiedenis van land en voorouders. Bestudering van de personages uit deze verschillende werken leidt tot een aantal conclusies die deels ook vragen zijn. Uit de beschrijvingen van de vrouwelijke wereld komt een schrijver naar voren die verstrikt is in een compromis tussen zijn intellectuele ontwikkeling en het gewicht van de traditie die hij in zich mee draagt. Hoe sterk de aantrekkingskracht van buitenlandse vrouwen en van de fantasieën die zij oproepen ook moge zijn, de ideale vrouw blijft die van de eigen traditie: onderworpen aan de man en, vooral, moeder. Als de verkenning van de wereld van de moeder in deze romans één ding duidelijk maakt, is het wel haar macht. De Maghreb moeder is dominant aanwezig en de bewondering van de zoon voor haar kent geen grenzen. Geleidelijk tekent zich in deze romans dan ook een centrale relatie af, die van moeder en zoon. Wanneer we hierna de mannenwereld nader bekijken, worden de voorafgaande conclusies alleen maar bevestigd. Wel zien we de hoofdpersoon, die in alle boeken dezelfde blijft, tussen de eerste en de laatste roman een duidelijke ontwikkeling doormaken: de kwetsbare en weinig zelfverzekerde ‘zoon van’, verwerft een steeds grotere autonomie en wordt uiteindelijk een sterke en machtige figuur. Ook de conclusie van dit deel laat zien hoe, in affectief opzicht, alle personages te plaatsen zijn in het ‘face à face’ van een volwassene en een kind. De hoofdpersoon streeft daarbij uitsluitend naar een relatie van ‘één op één’: een derde persoon wordt stelselmatig buitengesloten.
DERDE
DEEL
Om een beter inzicht te krijgen in dit soort patronen, wordt in het derde deel ingegaan op de wereld van het kind en de rol van het liefdespaar. Basis daarvoor is een nadere beschouwing van het erfgoed dat aan kinderen wordt overgedragen binnen de Arabische Maghreb-cultuur. Dit gebeurt op verschillende wijze voor jongens en voor meisjes. Hun beider plaats is binnen de religieuze traditie heel precies vastgelegd, en dat leidt onvermijdelijk tot zich herhalende gedrags- denk- en handelingspatronen bij volwassenen. In dit deel wordt stilgestaan bij de belangrijkste momenten in de ontwikkeling van de jongen: het einde van de borstvoeding, de besnijdenis en de uitsluiting uit het badhuis, drie stadia in het proces van afscheid nemen van de moeder. Rode draad hier blijft de hechte band tussen moeder en zoon. In de persoonlijke geschiedenis van Driss Chraïbi neemt bovendien het personage van een jonger broertje, Hamid geheten, een bijzondere plaats in. Het beeld van deze Hamid is als een obsessie aanwezig in het literaire universum van de auteur, en de dood van dit broertje is in alle romans opnieuw tussen de regels door te lezen. Uit de studie van het liefdespaar komt naar voren dat de samenleving van de Maghreb en
249
Guinoune tekst deel4
19-09-2003
21:52
Pagina 250
de westerse samenleving zich in tegengestelde richting hebben ontwikkeld: de Maghreb was ooit liberaal en is orthodox geworden, terwijl het Westen zich via een liberalisatieproces heeft losgemaakt van haar middeleeuwse ketenen. Het eerste paar dat ik in dit deel bestudeer is dat van de ouders. Het vervult de rol die de samenleving van hen verwacht: ze dragen de voorouderlijke waarden en het respect daarvoor over op hun kinderen. De belangrijkste van deze waarden is natuurlijk de onderdanigheid die door de Islam wordt gepredikt. Kenmerkend voor het westerse paar van man en vrouw is dat dit bij Driss Chraïbi niet goed functioneert en meer verdriet dan vreugde brengt. Zijn schildering van gemengde paren laat zien hoe moeilijk het is voor een schrijver uit de Maghreb om een identiteit te creëren die zich zowel in de Islam met zijn vele gemeenschapstradities als in de individualistische westerse cultuur thuis voelt. Binnen zo een liefdesrelatie ontstaat er noodzakelijkerwijs innerlijke verscheurdheid. Die relaties zijn daarom gedoemd te mislukken. De manier waarop daarentegen het vader-dochter paar wordt geschilderd, verenigd in een eeuwige liefde, leidt tot de conclusie dat het op schrift verwoorden en verheerlijken van dit taboe het eindpunt is van een lang traject van de schrijver dat begint in “Le passé simple” en zijn eindpunt heeft in het diptiek “La mère du printemps” en “Naissance à l’Aube”. Met het vertellen van deze incestueuze relatie wordt in feite de achterliggende fantasie, de incest van moeder en zoon, bezworen. Deze twee, moeder en zoon, vullen de gehele oedipale ruimte, die eigenlijk voor drie bestemd is. Dit gebeurt, verhullend onthullend, in de woorden van het vader-dochter verhaal. Maar het liefdespaar van volwassene en kind dat dominant aanwezig is in dit oeuvre wordt gevormd door moeder en zoon.
VIERDE
DEEL
Tot hiertoe heb ik mij beperkt tot de inhoud van het oeuvre van Chraïbi. Bij een literair werk gaat het echter niet alleen om de inhoud doch ook om de vorm, om taal en stijl dus. Dit is het onderwerp van het laatste deel van deze studie. Uitgangspunt daarbij is het gegeven dat, taal en stijl gedragen worden door een metonymische en een metaforische as, of zoals we deze ook noemen, wanneer het over de behandeling van hele teksten gaat, het metonymische en het metaforische ‘veld’. Met deze termen wordt niet verwezen naar de bekende stijlfiguren van dezelfde naam. Deze fixeren de bewegingen in de menselijke geest waarover het hier gaat binnen vaste patronen. In een psychoanalytisch perspectief verstaan we onder ‘metonymisch veld’ en ‘metaforisch veld’ twee elkaar aanvullende verschijningsvormen van de menselijke geest, die tot ontwikkeling komen in wat wij de ‘wereld van de moeder’ - de vroege kindertijd – en de ‘wereld van de vader’ – de jaren van verstand – noemen. Zolang een kind bij de moeder is, beschouwt het zichzelf als centrum van alles. Het is de tijd waarin taal vooral functioneert als klank en ritme, en als band met de moeder. Wanneer een kind spreekt zet het vooral woorden naast elkaar, en zullen deze in de eerste plaats lichaamstaal zijn, en nabijheid, veiligheid uitdrukken. Herhaling van hetzelfde is hier het meest geliefde mechanisme. In een later stadium staan bij dit soort taalgebruik helderheid en overzichtelijkheid voorop. In de jaren hierna moet, dankzij de figuur van de vader, het kind rekening gaan houden met de ander in zijn leven, met wetten van uitstel en delen met anderen. Dan wordt het metonymisch veld van
250
Guinoune tekst deel4
19-09-2003
21:52
Pagina 251
de nabijheid gekoppeld aan het metaforische veld van de overdrachtelijkheid, dat wil zeggen van het ontdekken, aanvaarden en bespelen van andere mensen, met eigen verlangens, eigen wetten. Wat het tevens aan die eerste, narcistisch gekleurde wereld toevoegt is de wens op de ander te lijken of de plicht hem of haar te gehoorzamen. De pen voert de schrijver naar een meer avontuurlijker schriftuur, maar vooral naar meer innerlijke afstand, waarvan de mogelijkheid tot abstraheren een van de manifestaties is. De weg die wordt afgelegd tussen beide polen, van de ‘moeder’ naar de ‘vader’ leidt van een kinderlijk spel met de klank en het ritme van woorden – puur ‘metonymie’ - tot teksten als de verklaring van de rechten van de mens – puur ‘metaforiek’ – . Natuurlijk kunnen beide taaluitingen niet zonder elkaar bestaan, evenmin als een moeder en een vader dat kunnen. Er is altijd iets van de één terug te vinden in de ander. En bij woordkunstenaars zal de wereld van de moeder en van het lichaam bijna altijd een grote plaats innemen. De belangrijkste vraag is echter steeds weer hoe die twee velden, het metonymische en het metaforische, in elkaar grijpen. Die articulatie is het waar de psychoanalyse voortdurend naar op zoek is. Deze laat ons zien dat de geschiedenis van onze taalverwerving, die samenvalt met de geschiedenis die ieder van ons persoonlijk heeft met zijn of haar ouders of hun plaatsvervangers, leidt tot een vorm van spreken en schrijven volgens bepaalde patronen – een bepaalde herkenbare stijl. Die te herkennen en te onderzoeken betekent meer inzicht in een tekst, een boek, een oeuvre. Met zulk een onderzoek maak ik hier, na de meer inhoudelijke hoofdstukken, een begin naar aanleiding van het werk van Driss Chraïbi. Wat het metonymische veld betreft, onderzoek ik met name de taal van het lichaam, van de verschillende zintuigen, in zijn werk, en de figuur van de herhaling, die centraal staat in dit veld. In het metaforische veld ligt de nadruk op de metaforiek van de ruimte, op de afstandelijkheid die spreekt uit zijn humor, en om te beginnen wordt ook ingegaan op de metafoor als stijlfiguur binnen een representatief tekstfragment uit één van zijn romans. Deze specifieke benadering bevestigt de conclusies over het ego-centrisme van de auteur waartoe de eerdere delen geleid hebben, en toont de overheersende plaats die een narcistisch taalgebruik in zijn werk inneemt.
CONCLUSIE Tenslotte: ik hoop dat dit werk zal bijdragen aan een groeiend begrip voor de cultuur van de Maghreb en, meer in het bijzonder, voor de originaliteit van het werk van Driss Chraïbi. Deze grote Marokkaanse romanschrijver spreekt de lezer minder aan door zijn invoelingsvermogen in anderen dan door een zelfbetrokkenheid waarin ieder van ons iets van zichzelf zal kunnen herkennen. Het paradoxale van dit bijzondere schrijftalent is dat het enerzijds als een soort lange monoloog soms moeilijk toegankelijk is, maar dat anderzijds het narcisme dat het uitstraalt voor de lezer buitengewoon verleidelijk is.
251