UNIVERSITE LIBRE DE BRUXELLES Centre de Sociologie du Travail, de l’Emploi et de la Formation (Sociologisch centrum voor arbeid, tewerkstelling en opleiding)
VALSTRIKKEN EN HINDERPALEN BIJ DE TEWERKSTELLING VAN VROUWELIJKE NIEUWKOMERS ONDERZOEK BIJ EEN GROEP VROUWEN AFKOMSTIG VAN VERSCHILLENDE LANDEN
EEN PRAKTIJKEVALUATIE
Eindredactie Evaluatieonderzoek uitgevoerd op vraag van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (Federaal Programma /Objectief 3)
1 september 2006
Estelle Krzeslo Mejed Hamzaoui
De gesprekken werden gevoerd door Estelle Krzeslo, Mejed Hamzaoui en Laurent Dery
Oprechte dank aan alle vrouwen, die met ons hebben willen praten Aan de afdeling Verviers van "Lire et Ecrire", Franstalige organisatie voor alfabetisering en taallessen Aan "le Piment", wijkorganisatie in Molenbeek, Brussels Gewest, Jacques Dricot Vital Marage Corinne Moulin en haar vriend, tolk Aan de Ecuadoraanse gemeenschap in Anderlecht, Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Vrouwelijke nieuwkomers
-2-
ULB-TEF September 2006
Inhoudstafel Ons referentiekader............................................................................................................4 Inleiding : de projectontwikkeling .........................................................................................6 Benadeling van vrouwelijke nieuwkomers: bestaat er een alternatief?........................................7 De voornaamste lessen uit vroegere evaluaties: .....................................................................8 De mensen waar het over gaat: hun parcours ...................................................................... 10 Vrouwelijke nieuwkomers en migrantenvrouwen: de invloed van de internationalisatie van de migratie op het onthaalbeleid............................................................................................. 19 Algemeen kader............................................................................................................... 19 Ervaringen ...................................................................................................................... 26 De centrale rol van tewerkstelling – de malaise van de inactiviteit .............. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.28 Een arbeidsmarkt, markten van arbeid ................................................................................ 30 Onzekere jobs, kortstondige tewerkstelling .......................................................................... 30 Tewerkstelling in een grijs circuit........................................................................................ 34 Legale tewerkstelling ........................................................................................................ 39 Ondernemende vrouwen ..............................................42Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Hindernissen, valkuilen en omwegen op de weg naar tewerkstelling ........................................ 45 Waartoe dienen diploma's? ................................................................................................ 54 Kenmerken van het vrouw zijn ......................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Aan zichzelf denken ........................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Slotbemerkingen zonder besluitvorming .............................................................................. 68 Gedeeltelijke bibliografie ................................................................................................... 71 Bijlage 1: Vragenlijst ........................................................................................................ 73 Bijlage 2: Overzicht van de personen in de onderzoeksgroep .................................................. 75
Vrouwelijke nieuwkomers
-3-
ULB-TEF September 2006
Bijlage 3: Deel van het versalg van de bijeenkomst tussen de drie gewestelijke projecten .......... 80
Vrouwelijke nieuwkomers
-4-
ULB-TEF September 2006
ONS REFERENTIEKADER
In december 2003 formuleerde de Europese Vrouwenlobby (European Women’s Lobby) een aanbeveling voor het invoeren van een genderperspectief in het Europees immigratiebeleid. Wij citeren : « De maatregelen van de Europese Gemeenschap hebben over het algemeen geen genderdimensie: de discriminatie, ervaren voor migrantenvrouwen, komt met andere woorden niet tot uiting en men houdt dus geen rekening met hun specifieke situatie. Uitgaan van een « neutrale » benadering van de immigratie heeft als gevolg dat de mensenrechten van vrouwen, alsook hun ervaringen en behoeften niet worden erkend in het actuele politieke debat over de migratie (…) » Dit is een opmerking, die slaat op de meerderheid van de sociale projecten voor professionele inschakeling van migranten en nieuwkomers op de arbeidsmarkt, die ontwikkeld worden in België en in Europa met de steun van het Europees Sociaal Fonds. De aanbevelingen, die benadrukken dat er rekening moet worden gehouden met de problemen in verband met de gelijkheid van kansen ongeacht geslacht, blijven evenwel vaag of te algemeen als het gaat over de middelen om hiertoe te komen. Hoe deze aanbevelingen vertalen? Promotoren van projecten voor inschakeling van allochtonen of van nieuwkomers vertalen deze aandacht voor de genderdimensie tot nu toe in een bekommernis voor gelijke toegang tot het aanbod van opleidingen of, in functie van de gelijke kansen, in de zorg voor het inrichten van cursussen, speciaal gericht op vrouwen. In het merendeel van de gevallen richt deze opleiding en vorming zich dan tot die vrouwen die het meeste achterstand hebben, zoals ongeletterde vrouwen of laaggeschoolden. Ondanks deze aandacht voor gelijke kansen, blijft de ongelijkheid tussen man en vrouw evenwel bestaan, en niet alleen na afloop van een vorming of opleiding: vrouwen op zoek naar werk worden, nadat zij een bepaalde opleiding of studierichting hebben gevolgd, hoe dan ook geconfronteerd met een gesegmenteerde arbeidsmarkt, die aan vrouwen de minst gunstige jobs voorbehoudt. Binnen de opleidingsvoorzieningen zelf bestaat echter evenzeer deze ongelijkheid. De organisatie, de doelstellingen en de interne evaluatiecriteria van deze cursussen zijn namelijk afgestemd op neutrale criteria voor de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt , want onvermijdelijk leidt tot een onderschatting van de bekwaamheden en de vaardigheden van vrouwen. Deze thematiek verdient zonder meer een diepgaande bezinning. Hier enkel bij wijze van voorbeeld een paar concrete elementen: het bestaande opleidingsniveau hanteren als selectiecriterium, om toegelaten te worden tot een bepaalde vorming, heeft een averechts effect, vermits dit criterium geen rekening houdt met de opgedane ervaring in het circuit van de informele economie, waar vrouwen veruit de meerderheid vormen; de aandacht, die wordt besteed aan de invloed van de cultuur van het land van herkomst, kan in een ander cultuurregister leiden tot een onderwaardering van de vrouwelijke bekwaamheid tot het nemen van initiatief of beslissingen en bijvoorbeeld van de
Vrouwelijke nieuwkomers
-5-
ULB-TEF September 2006
bereidheid van vrouwen om te gaan werken. Denken we ook aan de keuze van het soort opleiding of vorming, enzovoort. Bekommerd om het resultaat of ingegeven door realisme, verkiezen projectpromotoren eerder dat type van opleiding, waarvan geweten is dat deze sneller naar een job toe leidt, die evenwel geen enkel concreet perspectief inhoudt, noch in termen van opbouw van sociale rechten, noch in termen van carrière. De knowhow en de competentie van deze instellingen staat niet ter discussie. Wat we hier wel in vraag stellen is de tegenstrijdigheid, waar alle sociale actoren mee worden geconfronteerd. Zij zitten constant tussen twee vuren. Om te beantwoorden aan de vraag kunnen ze uiteindelijk niet anders dan de segregatiemechanismen van de arbeidsmarkt versterken, terwijl zij deze aan de andere kant juist op losse schroeven willen zetten. In voorgaande evaluaties van de projecten voor professionele inschakeling in Brussel hebben wij, samen met de consulenten van de BGDA, al gewezen op een merkwaardig feit. De meeste en de best toegankelijke werkaanbiedingen houden evenveel kansen in voor mannen en vrouwen. Er zijn ook evenveel geschikte vrouwelijke kandidaten. En toch worden er minder vrouwen tewerkgesteld, alsof zij minder bekwaam zijn dan mannen om zich aan te melden op de arbeidsmarkt. We zouden wat dit betreft de lezer willen uitnodigen om eens te gaan kijken naar de criteria, die worden gehanteerd bij de begripsomschrijving van « kritische functies », zoals we die kunnen terugvinden in de publicaties van FEDERGON, de Federatie van partners voor werk, die de bedrijven vertegenwoordigt, die actief zijn op het vlak van bemiddeling, outsourcing en opleiding. De criteria, op basis waarvan het 'kritische' van een functie wordt bepaald, sluiten zoals men zal zien - vrouwen uit (althans voor de functies met de hoogste beroepskwalificaties, waarop deze criteria zich richten). Wat te doen dan met de dringende suggestie om rekening te houden met de genderdimensie in het onthaalbeleid van nieuwkomers? Hiervoor moeten we het antwoord niet alleen gaan zoeken in een hervorming van de praktijk binnen de organisaties. Het antwoord hangt af van een geheel van maatregelen op niveau van de politieke overheden, die het onthaal van vreemdelingen en de mogelijkheden voor hun inschakeling in het gastland versoepelen of belemmeren. Het huidige vreemdelingenbeleid richt zich hoofdzakelijk op de verscherping van de controle aan de grenzen. Dit staat de ontwikkeling in de weg van een nieuw positief onthaalbeleid, dat rekening houdt met recente vaststellingen, zoals bijvoorbeeld de vervrouwelijking van de immigratie. Migraties gebeuren vandaag veel meer op initiatief van vrouwen. Deze sterke vertegenwoordiging van vrouwen botst op structuren, tot stand gekomen op basis van kennis over en ervaring met een mannelijk migratiemodel. Deze structuren beschikken over redelijk beperkte middelen voor onthaal en de roep om aanpassing vindt geen weerklank. In het licht van integratiemaatregelen, gezien de positie van vrouwen in de recente migraties, dringt zich hier een meer fundamentele bezinning op over de sociale veranderingen in de actuele migratiebewegingen, en in het bijzonder het stedelijk en vrouwelijk karakter van de huidige migratie, duidelijk verschillend van vroegere migratiegolven.
Vrouwelijke nieuwkomers
-6-
ULB-TEF September 2006
Inleiding: de projectontwikkeling
Dit rapport is het resultaat van een gemeenschappelijke reflectie van een aantal veldwerkers en organisatieverantwoordelijken, betrokken bij het project van het ESF voor de begeleiding van nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Samen met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, dat de programmering in het kader van dit project van bij de start heeft gecoördineerd, hebben wij afgesproken om heel in het bijzonder aandacht te hebben voor de belevingen van de vrouwelijke nieuwkomers, begeleid door de projectpartners. In het programma van het Europees Sociaal Fonds was inderdaad voorzien dat er speciaal aandacht zou zijn voor de gelijkheid van mannen en vrouwen bij de begeleidingsinitiatieven voor nieuwkomers. Bij nadere observatie van het begeleidingsproces bij tewerkstelling of professionele inschakeling, viel meteen een fenomeen van achterstelling op. Vrouwen bleken duidelijk minder in staat voordeel te halen uit de hen geboden hulp, dan mannen. Dit verschijnsel stond volledig los van het type van beroepsopleiding of begeleidingstraject, alsook van de wijze waarop deze werden ontwikkeld. Dit fenomeen heeft te maken met de dynamiek van de arbeidsmarkt in z'n geheel, waar vrouwen nog steeds moeten onderdoen voor mannen, zowel qua verloning, als op vlak van de mogelijkheid om carrière te maken of om een opleiding te volgen. In dit opzicht is het dan ook niet verwonderlijk dat het eveneens geldt voor de vrouwelijke kandidaten voor tewerkstelling. Dit publiek is daarnaast echter ook nog slachtoffer van zwaardere of meer specifieke handicaps in vergelijking met andere vrouwen in een gelijkwaardige socioeconomische categorie1. Het gaat hier namelijk over buitenlandse vrouwen die nog maar pas in ons land zijn aangekomen. Zij kunnen karakteristieke materiële, sociale, culturele of zelfs psychische problemen hebben en, daar bovenop, is hun administratief statuut verre van stabiel. Dat is trouwens wat hen tot « nieuwkomers » maakt. Er werd dus afgesproken om speciaal aandacht te hebben voor dit deel van het publiek van de projecten en hen precies over deze specifieke problemen te bevragen. Zoals voor het publiek in z'n geheel, zijn we uitgegaan van de hypothese dat alle personen, ingestapt in om het even welk begeleidingsinitiatief, effectief hoopten en wensten om zo snel mogelijk en legaal aan het werk te gaan. Deze hypothese werd bevestigd door de gesprekken met deze vrouwelijke nieuwkomers. Het is een vaststelling, die verder ook alleen maar kan versterkt worden door alle studies over de inschakeling van nieuwkomers, waarop
1 Lees over dit onderwerp in: Maruani M., Reynaud E., Sociologie de l’emploi, La Découverte, coll. Repères, herz. uitg. 2004 ; C. Verschuur en F. Reysoo (dir.), « Genre, nouvelle division internationale du travail et migrations », `Cahiers genre et développement, n°5, L’Harmattan, Paris 2005
Vrouwelijke nieuwkomers
-7-
ULB-TEF September 2006
wij ons hebben gebaseerd, meer bepaald in Frankrijk en in Québec2. Het streven naar legale tewerkstelling is een van de duidelijkste karakteristieken van de strategieën, aangewend om zich in het gastland te integreren.
BENADELING VAN VROUWELIJKE NIEUWKOMERS: BESTAAT ER EEN ALTERNATIEF?
Is het mogelijk een specifiek type van begeleiding uit te werken voor vrouwelijke nieuwkomers, waarbij meer zou worden rekening gehouden met hun karakteristieke positie, en dit niet enkel in algemene termen, maar daadwerkelijk gericht op reële sociale integratie via tewerkstelling? Welke aanbevelingen kunnen worden geformuleerd aan het adres van projectpromotoren en van het Sociaal Fonds, en verder, aan het adres van de overheid en de overheidsinstellingen? Dat is het voorwerp van deze studie. Het is meteen ook de verantwoording van het eenzijdig accent op de vrouwen in het project. Het zal wel niemand ontgaan zijn dat vrouwen specifieke hindernissen kunnen tegenkomen, als vrouw, als vreemdelinge. En dit ongeacht hun voorervaring, hun opleidingsniveau of het soort werk dat hen wordt aangeboden, - het soort jobs waar zij zich op voorbereiden is meestal te situeren in de sector van de huishoudelijke of familiale hulp (op z'n hoogst de sector van de gezondheidszorg). Afgaande op de actuele economische omstandigheden hebben we het hier over onzeker, slecht betaald, weinig gewaardeerd werk, zonder enig vooruitzicht of enige kans op ontwikkeling van « bekwaamheden ». Dat is trouwens de reden waarom vrouwelijke nieuwkomers precies zo'n soort werk kunnen krijgen. De projecten voor onmiddellijke tewerkstelling, die wij opvolgden, bevestigen ook de hypothese van eerder onderzoek naar ongelijke kansen op de arbeidsmarkt, volgens dewelke de ongelijkheid ingebakken is in de sociale constructie van de tewerkstelling3. Vanaf het moment dat er genderanalyses van de arbeidsmarkt worden uitgevoerd, wijzen deze op het feit dat de man in een gunstiger positie staat wat tewerkstelling betreft dan de vrouw. En deze bevoordeling wordt bevestigd door onze ervaringen. Zo zijn mannen in een zelfde positie als "nieuwkomer" ten opzichte van hun vrouwelijke collega's bevoordeeld in termen van tijdelijke beschikbaarheid, van verplaatsingsmogelijkheden, maar ook in de zin van « mentale » beschikbaarheid ten overstaan van de verantwoordelijkheden voor het gezin, die meestal door de vrouw worden gedragen. Deze poging tot analyse van de specifieke moeilijkheden voor vrouwen lijkt ons belangrijk om twee redenen: om de empirische vaststellingen en waarnemingen te objectiveren, in functie van de verhoging van deskundigheid en ervaring van sociale werkers, en anderzijds, om een bijdrage te leveren aan de verbetering van de opvang van dit publiek. Anders geformuleerd, misschien iets bescheidener, willen we graag op z'n minst de vinger leggen op eventuele tekortkomingen. 2
Zie bibliografische lijst
3
M. Maruani, C. Nicole, la sociologie de l’emploi, Ed. La Découverte, Paris, 2001 (herz.uitg.).
Vrouwelijke nieuwkomers
-8-
ULB-TEF September 2006
Door de feitelijke gegevens, materiële feiten, naar voren te schuiven, willen wij niettemin vermijden dat de moeilijkheden, ervaren door vrouwen, eenzijdig worden teruggevoerd tot beschouwingen van zogenaamd culturele of religieuze aard, die nogal eens worden gemaakt als het over vrouwen gaat, en die gemakkelijke relativistische interpretaties inhouden, waartoe bepaalde analisten of politieke verantwoordelijken hun toevlucht nemen, zoals we soms kunnen vaststellen. De hier voorgestelde analyse is eerder embryonaal. Daar zijn we ons van bewust. Hier en daar worden elementen overgenomen uit andere meer diepgaande studies, waarvan er een aantal in de bibliografische gegevens terug te vinden zijn. Langs de andere kant dient eveneens opgemerkt dat we lang niet alle gegevens hebben gebruikt, die we hebben verzameld uit de gevoerde gesprekken. We hebben ons beperkt tot die elementen, die aansluiten bij de initiële onderzoeksvraag.
De voornaamste lessen uit vroegere evaluaties:
Het Europees Sociaal Fonds heeft dus een budgetlijn geopend voor de ondersteuning van instellingen, die een specifiek onthaalbeleid voeren voor « nieuwkomers » in de verschillende landen van de Europese Unie. In België werd het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding belast met de coördinatie van de projecten en elk Gewest heeft eigen uitvoeringsmodaliteiten vastgelegd. Hierin vinden we evenwel één constante, namelijk de verbinding van het eigen project met de overheidsdienst voor tewerkstelling en opleiding, alsook met een aantal gespecialiseerde organisaties voor sociaaleconomische integratie. In de procedures was een externe evaluatie van de initiatieven voorzien. Het Centrum voor Arbeid, Tewerkstelling en Opleiding van de Vrije Universiteit Brussel (TEF-ULB) evalueerde de projecten van het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het project van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legde de klemtoon op de rechtstreekse tewerkstelling van kandidaten in bedrijven, met vestiging in het Gewest, door actieve tussenkomst van de Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA/ORBEm). Het project was een onderdeel van een begeleidingsproject van de BGDA/ORBEM, dat zich speciaal richtte tot een publiek van moeilijk plaatsbare werkzoekenden: er werd met deze mensen een bijzondere methode uitgeprobeerd van actieve prospectie van de arbeidsmarkt1, geïnspireerd op de methode "IOD" ("Intervention sur l’Offre et la Demande"- "Ingrijpen in Aanbod en Vraag ")4, toegepast door diverse organisaties en lokale steunpunten voor tewerkstelling in Frankrijk. 4
Voor meer details over deze methode kunt u het volgende raadplegen: « La lettre de l’Insertion par l’économique », abécédaire ; uitgegeven door het tijdschrift Alternatives économiques, uitg. Scop-SA 'Alternatives Economiques' en meer bepaald de site van de vereniging « construire l’égalité ensemble », NordPas de Calais, http://www.egalite-mixite.com/article.php3?id_article=151
Vrouwelijke nieuwkomers
-9-
ULB-TEF September 2006
Grosso modo komt de "IOD"-methode neer op het volgende: er wordt ingewerkt op degene die werk biedt, de bedrijfsleider, met de vraag een arbeidsplaats voor te stellen, waarin de werkzoekende tewerkgesteld kan worden, gecoacht door een "IOD"-consulent, vanuit de opvatting dat de arbeidsgeschiktheid wordt opgebouwd in de job. De "IOD"-methode wil op die manier een netwerk uitbouwen van partnerbedrijven. Zij is bedoeld voor jonge schoolverlaters zonder diploma of probleemjongeren in specifieke sociale omstandigheden, randdelinquenten, enz., en richt zich vooral tot de KMO's uit een bepaalde streek. Deze methode veronderstelt wel dat er een netwerk bestaat van bedrijven, die aan een dergelijk opzet willen meewerken. Met de steun van het ESF heeft men binnen de BGDA/ORBEM een gespecialiseerde cel kunnen uitbouwen, de "Cellule SIDE" ("Service d’intervention directe sur l’Emploi" – Dienst voor rechtstreekse arbeidsbemiddeling) die de "IOD"-methode hanteert bij de begeleiding van de nieuwkomers. Hierbij is het dan precies de rol van de partnerorganisaties om binnen het eigen publiek, dat door hen wordt begeleid, die kandidaten te selecteren die voor een dergelijke rechtstreekse tewerkstelling in aanmerking komen, en hen daar ook in de mate van het mogelijke op voor te bereiden. Deze partnerorganisaties kregen in het project de functiebenaming « prescripteurs» of « doorverwijzende instantie », waar de gespecialiseerde cel van de BGDA/ORBEm gedurende het hele verloop van het project overleg mee voerde en ervaringen mee uitwisselde, steeds in het bijzijn van de projectcoördinator. Het project van het Waals Gewest betrof de regio's Luik en Verviers. Hier werd de klemtoon gelegd op de beroepsopleidingen, georganiseerd door de openbare dienst voor opleiding en tewerkstelling, de FOREm. Het project streefde in het bijzonder naar een grotere mobiliteit en doorstroming van personen van de basisinstellingen naar de FOREm. De steun van het ESF ging naar initiatief, gericht op de toegankelijkheid van opleidingen voor nieuwkomers. Op voorstel van het Ministerie van het Waals gewest, werd aan de overheidsdienst "FOREm-formation" en in het bijzonder het departement « Espace international » gevraagd om samen te werken met de regionale integratiecentra (« les centres régionaux d’intégration of CRI ») en met de vereniging « Lire & Ecrire » van Luik en van Verviers, voor het onthaal en de begeleiding van de kandidaten voor opleidingen. Hiertoe werd door het departement een workshop (atelier de recherche active d’emploi) ingericht met een aantal voorbereidende sessies, speciaal bedoeld voor deze kandidaatnieuwkomers. Vermits echter de opleidingscycli van de FOREm enkel bedoeld zijn voor kandidaten die houder zijn van een diploma, volgen die kandidaten, die niet over een diploma beschikken, eerst nog een voorbereidende vorming bij een van de partnerorganisaties, meer bepaald bij de vereniging « Lire & Ecrire » . In de twee projecten is er dus een samenwerking tussen de overheidsdienst en een aantal basisorganisaties, ofwel rechtstreeks zoals het geval is in Brussel, ofwel onrechtstreeks via de CRI. Het Waalse en Brusselse project volgden verder elk hun eigen logica en evolueerden elk op eigen manier in de loop van het experiment.
Vrouwelijke nieuwkomers
-10-
ULB-TEF September 2006
Dit verliep in twee fases (2002-2003 en 2004-2005), gebaseerd op dezelfde uitgangspunten voor de twee Gewesten, maar dus elk met een eigen ontwikkeling. De hoofdlijnen hiervan zullen worden onderzocht bij de globale evaluatie op het einde van het project, na 20062007.
TER HEINNERING, DE RICHTLIJNEN VOOR DE EERSTE EVALUATIEFASE (2002-2003)
Deze eerste evaluatie stelde de vraag naar de toepasselijkheid van de voorzieningen in vergelijking met het parcours, het profiel en de vraag van de rechthebbenden (gebruikers). Er waren drie analysestappen: - Hoe kijken de gebruikers aan tegen de ondernomen actie? Met schriftelijke vragenlijst, opgestuurd per post of ingevuld tijdens gesprek. - Hoe verliep de samenwerking tussen de privé-organisaties en de overheidsdiensten? Op basis van gesprekken. - Hoe ontwikkelde de professionele praktijk binnen de privé-organisaties om zich aan te passen aan het doelpubliek? Op basis van gesprekken.
DE TWEEDE EVALUATIEFASE 2003-2004
Voor de tweede evaluatie werd een gelijkaardige structuur gevolgd, aangepast aan de concrete situatie. Ze bestond eveneens uit drie stappen: - Het profiel van de deelnemers. - Waar stonden de deelnemers op het moment van de uitstap uit het projecttraject en wat is er van hen geworden op dit moment? Met schriftelijke vragenlijst, opgestuurd per post of ingevuld tijdens gesprek. - Evaluatie door de veldwerkers van de beroepspraktijk en van het partnership. Op basis van gesprekken.
HET DOELPUBLIEK:
HUN TRAJECT
Slechts een beperkt aantal personen deed een werkervaring op, in aansluiting op de opleiding. En het gaat hierbij hoofdzakelijk om mannen. Een meerderheid van de mensen, zowel de mannen als de vrouwen, betrokken bij de projectinitiatieven, heeft wel werkervaring, maar van voor hun aankomst in België. Het is niet uitgesloten dat sommigen van hen in het zwart werken of hebben gewerkt. Maar met werk van vluchtelingen en illegalen, dat niet werd aangegeven, wordt officieel geen rekening gehouden als werkervaring. Een belangrijk deel van hen heeft een diploma. Als we spreken over socio-economische integratie is er niemand die ervan uitgaat dat opleiding volstaat. Maar het zou op z'n minst kunnen helpen voor het zoeken naar werk (de
Vrouwelijke nieuwkomers
-11-
ULB-TEF September 2006
werkwinkels -"ateliers de recherche active"-, meer kennis over diensten en voorzieningen, inschrijving als werkzoekende, toegang tot interim-bureaus) en voor de voorbereiding op gaan werken. We stellen vast dat van de personen, die een opleiding volgden, het aantal werklozen met een uitkering zo goed als nul is; het merendeel van de nieuwkomers is afhankelijk van een OCMW-uitkering. Het is trouwens dikwijls op aandringen van het OCMW dat de mensen zich opgeven voor het volgen van een opleiding. We hebben eveneens duidelijk kunnen vaststellen dat de mensen met de hoogste diploma's de voornaamste vragende partij zijn voor het volgen van opleiding. Het onderzoek toont aan dat mensen op die manier de ene opleiding na de andere volgen, zonder dat ze ooit aan werk geraken (althans niet officieel). Taallessen worden des te meer gewaardeerd naarmate de organisaties hieraan een stuk inburgering koppelen, in termen van kennismaking met het sociale leven en de instellingen in België, én als hiernaast ook nog concrete hulp wordt geboden bij administratieve problemen. Rechtstreekse tewerkstelling betrof maar een beperkt aantal personen, rekening gehouden met de gevolgde procedure. Maar de werkaanbiedingen waren vooral voor mannen. Vrouwen werden doorverwezen naar opleidingen, die steevast oriënteerden naar de dienstensector of dienstverlenende functies.
DE PROFESSIONELE WERKZAAMHEDEN VAN DE ACTOREN, BETROKKEN BIJ HET PROJECT
Ook al heeft de deelname aan het project de praktijk van de basisorganisaties niet echt door elkaar geschud, het partnership en de ervaringsuitwisseling naar aanleiding hiervan hebben toch een klaardere kijk gegeven op het complexe en tegenstrijdige van hun opdracht. Prioritaire aandacht voor de socio-economische inschakeling van deze publieksgroep dwong de partners tot verduidelijking van hun interventies en tot een aanpassing van hun praktijk aan de meest verscheiden vragen en profielen. De projectpartners noemden drie elementen positief voor hun deelname aan het project. - de professionalisering: een ruimere inzetbaarheid van de beroepskrachten en een verbetering van hun capaciteit om zich aan te passen aan een nieuwe publieksgroep en aan nieuwe vragen - de samenwerking: samenwerken met andere organisaties, contacten onderhouden en informatie uitwisselen, uitbreiden van de samenwerkingspraktijk van een project naar een ander - de innovatiedeskundigheid: uitdenken van nieuwe methodes, bij afwezigheid van aangepaste werkinstrumenten, een versterking van het aanpassingsvermogen.
Vrouwelijke nieuwkomers
-12-
ULB-TEF September 2006
Synthese van de informatie over het profiel van de deelnemers. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de populatie, betrokken bij het project in de twee fasen en voor het gehele project in de twee Gewesten. Als we rekening houden met het feit dat het hier gaat om reële kandidaten voor tewerkstelling, is het aandeel van de vrouwen, 42%, relatief belangrijk.
Brussel1 Brussel 2 Wallonië 1 Wallonië 2 Totaal In %
Totaal
Mannen
Vrouwen
80 183 292 197 752
63 117 164 93 437 58
17 66 128 104 315 42
Over het algemeen ziet de actuele beroeps- en sociale situatie er eerder slecht uit. Een grote meerderheid (82 %) zit zonder werk (niet uitkeringsgerechtigde werklozen) en zijn afhankelijk van sociale steun. Beroepssituatie*
Mannen
Heeft werk
29
Vrouwen
Totaal
In % 10
22
51
Werkzoekend en sociale steunvrager (Wall.1) 132
107
239
Werkzoekend (Wall.2)
31
50
81
Sociale steun (Wall.2)
46
35
81
Student
1
1
2
82 2
Zonder inkomen
2
8
10
Andere
5
3
8
onbekend
11
5
16
Zelfstandige
0
1
1
Totaal
257
232
489
3
(*enkel voor het Waals Gewest) Een belangrijke groep beschikt over een diploma. Diploma Universitair Graduaat Hoger Middelbaar Lager Middelbaar Lagere School Geen Onbekend Totaal
Mannen 101 47 63 43 15 25 25 319
Vrouwen 88 40 37 25 31 21 8 250
Totaal 189 87 100 68 46 46 33 569
In % 33 15 17 12 8 6
Een derde van deze populatie beschikt over een universitair diploma (33%). Praktisch de helft (33% + 15%) heeft een diploma hoger dan middelbaar, wat betekent dat ze dus hun studies verdergezet hebben na hun 18 jaar. Deze diploma's kregen voor het overgrote deel geen gelijkwaardigheidsattest. Dit houdt in dat sommigen in België opnieuw iets anders moeten gaan studeren of een of twee bijkomende studiejaren moeten volgen. Met of zonder diploma, al deze mensen zien zich genoodzaakt ernstig in te binden op hun ambities.
Vrouwelijke nieuwkomers
-13-
ULB-TEF September 2006
De onderzoeksgroep
De vrouwen, die deelnamen aan dit onderzoek, werden voor het merendeel gecontacteerd via de sociale organisaties voor socio-economische inschakeling van Brussel, Verviers en Charleroi. Zij verblijven legaal in België, wat immers een basisvoorwaarde is om zich te kunnen inschrijven voor een opleiding. In de groep zitten in feite ook enkele vrouwen zonder wettelijke verblijfsvergunning, ofwel omdat ze als asielzoeker uitgeprocedeerd zijn, ofwel omdat ze zich (voorlopig) niet hebben aangemeld bij de Dienst Vreemdelingen of elders. Zij zijn evenwel niet clandestien, vermits zij hoe dan ook gekend zijn bij de sociale diensten en sommigen onder hen genieten zelfs een of andere vorm van steun van deze diensten. Wat de toegang tot de arbeidsmarkt ( en de toegankelijke jobs) betreft merkt men evenwel geen verschil op tussen vrouwen, die legaal in ons land verblijven of illegaal. Wij hebben geprobeerd meer zicht te krijgen op hoe de vrouwen zelf de mechanismen van de arbeidsmarkt begrijpen en hoe zij de ervaren moeilijkheden zelf uitleggen, meer bepaald wat betreft de nadelige gevolgen van de ongelijkheid waarvan ze het slachtoffer zijn. Dit bracht ons er onvermijdelijk toe om terug te gaan tot de manier waarop zij hun migratie hebben beleefd en tot de verwachtingen, die zij koesterden over hun tewerkstelling. Het gewicht van het verleden, bijvoorbeeld het verlies van hun werk of, in sommige gevallen, de veranderingen in hun persoonlijke situatie, blijkt voor hen een zware invloed te hebben op de manier waarop zij de migratie beleven, wat op zijn beurt misschien een rem kan zetten op het proces van professionele herinschakeling of een specifieke hindernis hiervoor kan vormen.
Validiteit van de onderzoekspopulatie
Het is ongetwijfeld overbodig om te preciseren dat de groep van 33 vrouwen geen representatieve waarde heeft. Het enige selectiecriterium, als we dit tenminste zo mogen beschouwen, is het behoren tot de groep van nieuwkomers. Dit criterium heeft op zichzelf geen enkele intrinsieke waarde. Dit is uitsluitend gehanteerd om te beantwoorden aan de aanbeveling van het Europees Sociaal Fonds voor het opzetten van specifieke hulpprogramma's, en omdat dit zo wordt toegepast binnen de organisaties, die genieten van de steun van dit Fonds voor specifieke onthaalprogramma's. De definitie van wie "nieuwkomers" zijn is voorwerp van discussie en verschilt naargelang de instelling, die de uitvoerende organisaties op het terrein ondersteunt. We kunnen in elk geval twee elementen onderscheiden: 12 maanden of meer op het grondgebied verblijven en dit op legale wijze. Dit tweede element is een vereiste om bij de organisaties in aanmerking te komen.
Vrouwelijke nieuwkomers
-14-
ULB-TEF September 2006
Er bestaat geen enkel criterium op basis waarvan wat voor representativiteit dan ook zou kunnen worden geargumenteerd. Niemand is in staat om met voldoende precisie aan te geven hoe de bevolking van nieuwkomers er op dit ogenblik uitziet in België, waarmee een representatieve steekproef zou kunnen worden samengesteld. Wij zijn er echter van overtuigd dat de toevallige groep, die wij hebben onderzocht, voldoende representatief is, in die zin dat de inlichtingen die wij hebben kunnen verzamelen op basis van de interviews de informatie bevestigt die uit eerdere gelijkaardige onderzoeken naar voren is gekomen. De enige beperking, die wij wel aan deze representativiteit willen stellen, houdt verband met het feit dat wij de meerderheid van de personen, die door ons werden ondervraagd, hebben ontmoet binnen een organisatie. Daardoor is ons onderzoek enkel representatief voor die groep van vrouwen, die geniet van een omkadering of begeleiding. En die groep vormt wel een minderheid binnen de gehele groep van vrouwelijke nieuwkomers, een minderheid die we zonder twijfel een bevoorrechte minderheid kunnen noemen, die kan terugvallen op een ondersteuning waarvan de meerderheid van de vrouwen gespeend blijft. Laat dit echter geen voldoende reden zijn om aan hun getuigenis geen belang te hechten, integendeel.
KENMERKEN VAN DE ONDERVRAAGDE PERSONEN
Hieronder geven wij het overzicht van de personen, die deelnamen aan het onderzoek, met hun naam, hun leeftijd en hun land van herkomst. We hadden hier ook de gegevens aan kunnen toevoegen in verband met scholingsniveau, beroepservaring en talenkennis. In de loop van het verhaal zullen we deze gegevens zo nodig ophalen, als er bijvoorbeeld iets meer moet gezegd worden over de omstandigheden van hun migratie. Deze elementen op zich geven ons al een idee van de ontsluiting van de wereld, waarvan de migraties van vandaag de stille getuigen zijn.
1.
Voornaam (of aangenomen voornaam) Souad
2. 3.
Clara Mimmie
4. 5. 6.
Zohra Irina Lisa
+ 50 25-30
7.
Aïcha
20-25
Marokko
Meer dan 10 jaar
8. 9. 10.
Zahra Maniema Meriem
40-45 40-45
Iran Guinee Afghanistan
4 jaar 5 jaar
Leeftijd
Land – stad van herkomst
Hoe lang reeds in België?
Maritale situatie - Gezinssituatie
22-25
Marokko
6 jaar
30-35
Colombia Rwanda
Anderhalf jaar 2 jaar
Tsjetsjenië Litouwen Somalië
3 jaar
Gehuwd in Marokko met een man uit België Alleenstaande Alleenstaande moeder met 2 minderjarige kinderen Gehuwd, als koppel aangekomen Gehuwd in België, met een Belg Gehuwd in Marokko met een man uit België Gehuwd in Marokko met een man uit België Alleenstaande moeder met kind Alleenstaande moeder met kind Gehuwd
Vrouwelijke nieuwkomers
4 jaar
-15-
ULB-TEF September 2006
11.
Honorine
Congo - Sinds 1998 Sekoumbata, Voorheen Senegal, Casamance
12.
Khadija
30-35
Marokko Casablanca
13.
Zailin
25-30
Cuba
14.
Sevami
21
15.
Naïma
20-25
16.
Saana
20-25
17.
Nadia 1
25-30
18.
Maria 2
19.
Natasha 3
20.
Vera 4
21.
Robertine 5
22.
Lucia
36
23.
Elsa
42
24.
Patricia
30-35
25.
Karima
26.
Talhaoui
40 ans
27.
Cheryl
42 ans
35-40
Vrouwelijke nieuwkomers
- 4 jaar
2,5 jaar ° 2 definitief verblijf
Weduwe met kinderen Hertrouwd met een Belg, gescheiden Slechts een kind kwam met haar mee. Een zoon is later overgekomen. 2 minderjarige kinderen in Congo Gehuwd in Marokko met een man uit België. Gescheiden Hertrouwd Gehuwd met een Belgische expat
in Havanna Vrijgezel Hierheen gekomen op vraag van haar moeder, die was hertrouwd met een Belg Marokko 3 jaar Gehuwd in Marokko met een man uit België. Een kind hier geboren Marokko 4 jaar Gehuwd in Marokko met een man uit België. Na 2 jaar gescheiden Momenteel alleenstaande Marokko 7 maanden Gehuwd in Marokko met een Marokkaan uit Frankrijk. Geen kinderen Somalië 6 jaar Gehuwd Kinderen in Somalië gebleven Armenië6,5 jaar Gehuwd met een landgenoot, Voorheen politiek vluchteling, die vrienden vluchteling heeft in België in Rusland 3 kinderen, waarvan 2 hier geboren Montenegro 4 jaar Gehuwd in België Voorheen Kinderen vluchteling In België aangekomen als in Servië minderjarige, samen met familie, erkend als oorlogsslachtoffers (vader en zus in België) Rwanda 9 maanden Alleenstaand MENA oorlogsslachtoffer, hierheen gebracht door een mensensmokkelaar Ecuador - Ambato 10 jaar Verloofd in Ecuador, daarna gehuwd in België gescheiden hertrouwd met een landgenoot 1 kind uit het tweede huwelijk Ecuador – Quito 8 jaar Gehuwd, 2 dochters Alleen naar België gekomen en later zijn man en dochters overgekomen Ecuador - Quito 6 jaar Gehuwd Uit elkaar, maar later weer samen, 2 dochtertjes, geboren in Ecuador Verwacht een kind Marokko 3 jaar Gehuwd in Marokko met een daarna Frankrijk Fransman van Marokkaanse origine, later zich in België gevestigd Marokko- daarna 8 maanden maar Gehuwd Nederland en hier 10 jaar in Marokko 1 kind Kameroen Hertrouwd met een Belg, die ze 5 Yaoundé jaar geleden heeft ontmoet. 7 aangenomen kinderen Mauritius
2 jaar
-16-
ULB-TEF September 2006
28.
Idrissia
33
Marokko Kenitra 2 jaar Voorheen vier jaar in Frankrijk 4,5 jaar
29.
Tchuupalqua
30.
Francine
18 ans
Congo Kinshasa
31.
Mikhaila
51 ans
Tsjetsjenië 5 jaar Daarna Rusland (St Petersburg)
32.
Sofie
35-40
33.
Kathia 2
35 ans
34.
Marina
35 ans
Rwanda Tanzania Sinds 1999 Kenia, Centr. Afrik. Rep. (1994-1998) Rusland - Sinds 2001 Kaliningrad Rusland -Omsk Sinds 2002
3 jaar
Eerste huwelijk op 15 jarige leeftijd; gescheiden en hertrouwd in 2005 met een Belg Alleenstaande moeder met zoon van 18 jaar ; politiek vluchteling Minderjarige, alleenstaande moeder met 1 baby, hier geboren Aangegeven als alleenstaande, maar met verdwenen echtgenoot; Alleenstaande moeder met zoon van 18 jaar, politiek vluchteling Gehuwd; 5 kinderen, waarvan 3 geadopteerd Politiek vluchteling Gehuwd 3 zonen Gescheiden 1 (mindervalide) zoon
Enkele vrouwen zijn in België aangekomen toen zij nog minderjarig waren, waaronder meerbepaald twee alleenstaande jongeren, die werden opgevangen door een Open Centrum van Fedasil. Strikt genomen zijn dat dus geen nieuwkomers. Eenmaal meerderjarig, dienen zij echter het asielcentrum te verlaten en staan dan meestal zonder steun op straat. In de onderzoeksgroep vinden we geen enkele vrouw uit Azië en de Oost-Europese vrouwen zijn relatief laag vertegenwoordigd, in vergelijking met het aantal dat wordt opgevangen door de basisorganisaties.
Onze onderzoeksmethode
De basis van het onderzoeksmateriaal is een corpus van gesprekken met zo'n drie en dertig vrouwen, waarmee wij hetzij rechtstreeks, hetzij via tussenkomst van de partnerorganisaties uit het project contact hadden. Deze gesprekken werden opgenomen en de opnames werden integraal uitgeschreven. Zij vormen een ruw materiaal, dat wil zeggen zonder dat er iets werd herschreven of geïnterpreteerd. Tot dit corpus behoren ook delen van gesprekken, die werden gevoerd gedurende de voorgaande stappen van het onderzoek (van 2002 en 2004), maar het overgrote deel van het materiaal werd bijeengebracht in het kader van dit onderzoek. Daarnaast konden wij als ruw materiaal ook nog beschikken over de uitgeschreven opnames van gesprekken gevoerd door het SAMV 5, waarover verslag werd uitgebracht tijdens de studiedag van 15 december 2005, georganiseerd door het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Deze gesprekken hadden evenwel een ander doel en werden dan ook niet gebruikt als directe bron voor ons onderzoek.
5
(SAMV) Steunpunt Allochtone Meisjes & Vrouwen
Vrouwelijke nieuwkomers
-17-
ULB-TEF September 2006
Er werd een basisstramien met mogelijke vragen uitgewerkt (Bijlage 1), met als rode draad de identificatie van de specifieke hinderpalen, waardoor vrouwen benadeeld worden in hun proces van integratie. Twee opeenvolgende stappen werden onderscheiden, op basis van een min of meer theoretische chronologische logica. In een eerste gedeelte gaat het over de identiteitsgegevens: leeftijd, afkomst, burgelijke stand bij aankomst, de plaats die België inneemt in het migratietraject en de manier waarop zij in het land zijn gekomen. Het tweede gedeelte gaat over de arbeidsmarkt: beroepservaring, huidige beroepssituatie en de eventuele arbeidsomstandigheden. Dit laatste aspect wordt slechts weinig ontwikkeld in de interviews, omdat slechts weinig vrouwen effectief aan het werk zijn en het over het algemeen niet hun eerste zorg is. Het thema van de vroegere werkervaring daarentegen neemt een belangrijke plaats in, die zelfs verder gaat dan de strikte beroepservaring. Als het gaat over de kanalen waarlangs zij werk vinden, hebben we echter een reeks belangrijke inlichtingen gemist, omdat we uitgingen van de vooronderstelling dat het ging om legaal werk. Het is gekend dat werk vinden niet zomaar het product is van een eenvoudige procedure. Je moet om te beginnen al weten waar je de informatie over werkaanbiedingen kunt vinden. Het leek ons belangrijk aan dit thema meer aandacht te besteden, vermits het ons kan terugvoeren tot bepaalde zeer doeltreffende, hoewel minder duidelijk zichtbare vormen van discriminatie. Het derde gedeelte gaat in op hun inkomenssituatie, over het algemeen onbeduidende informatie, vermits de vrouwen, die geen inkomen hebben, afhangen van OCMW-steun of afhankelijk zijn van het inkomen van hun eventuele partner. Met de laatste vraag gaan we ten slotte in op hun verwachtingen en hun plannen. Over het algemeen ging het in de gesprekken over de plannen voor economische integratie, dikwijls met een heel precies doel: « Ik wil verkoopster worden, verpleegster, enz. ». En men gaat dan door op de wegen om daar te geraken, zoals bijvoorbeeld « Ik moet Frans leren, een beroepsopleiding volgen voor …. », en op wat er in de weg staat. Uittekenen van zo'n beroepstraject is trouwens een onderdeel van de vorming. Het is logisch dat zij hier dan ook naar verwijzen. DE GESPREKSMODALITEITEN
We hielden het stramien voor de interviews redelijk soepel en open, met een relatief korte gespreksduur van ongeveer drie kwartier tot een uur per persoon. Sommige gesprekken gebeurden in groep, andere individueel. We gingen ervan uit, en dat bleek ook te kloppen, dat mensen die elkaar reeds van vroeger kenden er niets op tegen hadden om hun problemen publiekelijk ter sprake te brengen. Het ging immers om bestaande groepen. Groepsgesprekken hebben het voordeel dat er soms vragen naarboven komen, waaraan wij zelf niet zouden denken, doordat de vrouwen hun situaties met elkaar gaan vergelijken. Daarbij kwam een praktisch voordeel, namelijk dat de vrouwen elkaar zo ook konden helpen als er een probleem was voor vertaling. Door de omstandigheden van deze studie was er bovendien geen enkele reden om aan te nemen dat het om vertrouwelijke informatie zou gaan. We herinneren eraan dat alle groepsleden een legaal Vrouwelijke nieuwkomers
-18-
ULB-TEF September 2006
statuut hadden en dat de specifieke sociale situatie van elk van deze mensen gekend was bij de beroepskrachten. Een ander deel gesprekken werd individueel gevoerd, wat gebeurde voor die personen wiens statuut niet duidelijk was. Het gaat om een kleine groep. Deze vrouwen hadden aanvaard om met ons te spreken, nadat wij werden geïntroduceerd door iemand waarin zij vertrouwen hadden. Van bij de aanvang hebben we ook telkens gesteld dat hun persoonlijk statuut voor ons slechts belang had vanuit het gezichtspunt van de beroepsactiviteit en dat zij niet verplicht waren, wel te verstaan, om iets te zeggen dat ze niet wilden zeggen. Sommige van deze vrouwen bevonden zich in een zeer geïsoleerde positie. In ruil voor hun vertrouwen konden wij hen nuttige informatie geven, adressen van diensten waar ze voor hulp terecht konden, voor zichzelf of voor hun kinderen. Tenslotte kunnen we hier nog aan toevoegen dat de getuigen over het algemeen vlot bereid waren om antwoord te geven zelfs op eerder persoonlijke vragen, over hun relatie bijvoorbeeld, of over de relaties op het werk, of bijvoorbeeld over zwart werk. Daar waar de antwoorden onbeduidend zijn, ligt dat eerder aan het feit dat niet de juiste vragen werden gesteld.
HOE KOMT DE GENDERDIMENSIE TOT UITING?
Het migratiebeleid berust ondermeer – niet uitsluitend – op het nemen van maatregelen, die de integratie bevorderen. Bij een eventuele actualisering van deze maatregelen zou men van gezichtspunt moeten veranderen en afstand moeten nemen van de overheersende visie op de migratie van vrouwen als een fenomeen, afhankelijk van een project van mannen (of in het kader van gezinshereniging). Met andere woorden, een visie die rekening houdt met de genderdimensie kan enkel gebaseerd zijn op de erkenning van de vrouw als vrouw, de erkenning van hun fundamentele rechten als persoon, in plaats van als echtgenote of dochter van migrantenmannen of als moeder van migrantenkinderen. Dit houdt tevens de erkenning in van de migratie-ervaring van vrouwen als een specifieke ervaring met een eigen karakter, ongeacht de omstandigheden waarin deze migratie plaats vond. Bovendien mag deze erkenning van de eigen aard zich niet beperken tot de omstandigheden, waarin die migratie plaats vond, maar moet zij uitgebreid worden tot de motivatie voor de migratie en zelfs tot de materiële voorbereiding ervan. Voortgaand op deze redenering, moet het uitgangspunt zijn dat migrantenvrouwen voor zichzelf een aantal stappen hebben moeten ondernemen, dat wil zeggen, voor zichzelf bijvoorbeeld een eigen persoonlijke motivatie om te vertrekken hebben moeten uitwerken, ook als zij het niet zelf waren die het eerste initiatief hebben genomen. Hiermee wordt niet bedoeld dat zij anders tegen het vertrek wilden aankijken of zich tegen het migratieplan
Vrouwelijke nieuwkomers
-19-
ULB-TEF September 2006
wilden verzetten, integendeel, het houdt in dat de vrouwen zich ook zelf als persoon achter het plan hebben geschaard. Ze hebben het zich eigengemaakt. En daar ligt precies de kern van onze bevraging. DE THEORETISCHE GEGEVENS.
Er bestaat heden ten dage een overvloed aan bibliografische gegevens rond het thema 'werk voor vrouwen afkomstig uit de migratie' en over de relatie tussen geslacht en migratie. Het thema 'vrouwen en migratie' staat op de agenda sinds de jaren 80, ingegeven door de gelijkheid van kansen, als gevolg van allerlei werkzaamheden rond vrouw en arbeid. De hypothese over de relatie tussen geslacht en migratie, zoals hier door ons uitgewerkt, was voorwerp van meer recente ontwikkelingen. Uit de overvloed aan literatuur haalden wij vooral die tijdschriftartikels of verslagen, die zich baseerden op eenzelfde type van onderzoek als het onze. Dit soort onderzoek wordt meer en meer gevoerd in onze buurlanden, zoals Frankrijk of Zwitserland, en ook in Spanje en in Québec. De onderzoeken werden uitgevoerd in samenwerking met basisorganisaties met een praktijk, die analoog was aan deze van onze partnerorganisaties, waardoor ze des te verrijkender waren voor onze onderzoeksvraag en in het kader van dit project. Om voor ons onduidelijke redenen ontbreekt het in België aan dit soort onderzoek. Toch bestaan er verschillende publicaties over deze kwestie. De publicaties, waarvan wij op de hoogte zijn, zijn beschrijvend van aard maar toch van groot belang omdat er zo weinig gegevens beschikbaar zijn. Vooral het ontbreken van kwalitatieve analyses en nieuwe hypotheses is te betreuren, vooral wat betreft de analyse van de relatie tussen de migraties en de arbeidsmarkt vanuit de invalshoek van de veranderingen tussen het profiel van de migranten en de prioriteiten op de arbeidsmarkt. Dit tekort maakt dat wij ons eerder machteloos voelen, niet alleen ten aanzien van het begrijpen van de mechanismen die leiden tot de achterstelling van vrouwen, maar ook wat betreft het voorstellen van alternatieven, of zelfs maar het amenderen van het huidige beleid.
Vrouwelijke nieuwkomers en migrantenvrouwen: de invloed van de internationalisatie van de migratie op het onthaalbeleid HET ALGEMEEN KADER.
De tijden zijn veranderd. We gaan hier niet uitweiden over de analyse van de socioeconomische veranderingen ten gevolge van de globalisering. Het valt niet te ontkennen dat er een verband is met de uitbreiding en de versnelde toename van de internationale migraties, als we alleen al kijken naar de lijst van de landen van herkomst van de nieuwkomers in onze onderzoeksgroep, of ook nog naar de omzwervingen, die sommigen onder hen maakten door de wereld.
Vrouwelijke nieuwkomers
-20-
ULB-TEF September 2006
Het staat buiten kijf dat de notie "migratie" vandaag de dag veel complexer is geworden, zelfs als deze gemeenzaam nog altijd wordt geïnterpreteerd als een arbeidsmigratie vanuit de Derde Wereld. Dat heeft te maken met het feit dat de gastlanden zich nog altijd vastklampen aan een migratiemodel, gebaseerd op uitwisseling van diensten tussen het land van oorsprong en het land van opvang (uitwisseling van arbeidskrachten en aanbieden van een toevluchtsoord). Een dergelijk migratiemodel, dat goed functioneerde in de naoorlogse jaren, heeft het voordeel relatief doorzichtig te zijn. Het is inderdaad gebaseerd op een onderscheid tussen de toevloed van migranten als gevolg van wat genoemd wordt 'arbeidsmigratie' en de toevloed van migranten als gevolg van het humanitair beleid en het vluchtelingenbeleid, zoals gedefiniëerd in de Conventie van Genève van 1951. Door de actuele socio-economische en politieke realiteit van de wereld van vandaag is dit onderscheid voorbijgestreefd: deze werkelijkheid wordt inmiddels gekenmerkt door de uitbreiding van de economische ruimte (de internationalisering van de economie en de ontwikkeling van de concurrentie op wereldschaal), veroorzaakt door de economische integratie en het vrij verkeer van kapitaal, van goederen en van personen. In regio's waar rijkdom en armoede en oorlog en vrede hand in hand gaan, is het moeilijk om uit te maken of de mensen de armoede ontvluchten of een toevluchtsoord of veilig onderkomen zoeken, omdat het een en het ander nauw met elkaar vervlochten zijn. De regeringen van de Europese Unie doen alsof er geen interacties zouden bestaan tussen die 2. Ze stellen onrust en onlusten in de wereld aan de kaak, maar staan er weigerachtig tegenover om de band te leggen tussen politieke onlusten en de economische puinhoop van de landen van herkomst, bang om verplicht te worden tot concrete actie. Hun onmiddellijke zorg, tot op heden, is zich in te dijken tegen de ongewenste neveneffecten van dergelijke onlusten, waaronder een grotere toevloed van migranten/vluchtelingen naar ons land. Zo nu en dan gebeurt het dat de druk zo groot is (of het schuldgevoel), dat ze aanvaarden om de grenzen om humanitaire redenen open te stellen voor bepaalde volkeren, als die het slachtoffer zijn van oorlogsgeweld, zoals bijvoorbeeld in Kosovo. Men kan er zeker van zijn dat in andere omstandigheden die grenzen gesloten zouden blijven. Het merendeel van de landen heeft in dit perspectief dan ook een dubbele ontspanningsstrategie uitgewerkt: verscherpte afsluiting van de grenzen, met een versterking van de controles aan de buitengrenzen, en tegelijkertijd een strikter reglementair kader voor de maatregelen voor humanitaire opvang en voor onthaal in het kader van gezinshereniging. Dit gebeurt door voortdurend de criteria te herzien om toegang te krijgen tot het land of om de regularisering van een verblijfsstatuut te krijgen. Uiteindelijk heeft deze aanpak precies het tegenovergestelde resultaat, namelijk een voortdurende toename van het legertje mensen zonder wettige papieren, waardoor dan weer de noodzaak om op gezette tijdstippen over te gaan tot een regulariseringscampanje, om "de voorraad af te bouwen”. Samen met de toename van criteria, de veranderende reglementering en een praktijk die steeds verder af gaat staan van de teksten, resulteert dit op zijn beurt in een situatie waarin
Vrouwelijke nieuwkomers
-21-
ULB-TEF September 2006
het steeds moeilijker wordt om een onderscheid te maken tussen toegestane migratie en illegale migratie. Een dergelijke evolutie creëert allerlei onzekerheid, zowel voor de migranten die hier het slachtoffer van zijn, als voor diegenen die belast zijn met hun omkadering, opvang en begeleiding, en zelfs voor hen die belast zijn met de uitvoering van repressieve maatregelen.
ONDERSCHEID MAKEN
België heeft geen patent op ingewikkeldheid en omfloerstheid van de teksten over het onthaal en het verblijf van vreemdelingen op het grondgebied. Dit fenomeen wordt aan de kaak gesteld in zo goed als alle Europese landen, en de redenen zijn steeds dezelfde. Als we ons alleen tot België beperken6, weten we dat er niet minder dan vijf federale instellingen betrokken zijn bij de problematiek, op verschillende terreinen van de procedure, zonder hierbij dan nog gewag te maken van de andere overheidsniveaus, die elk ook nog eens een stuk verantwoordelijkheid dragen. Om klaar te zien in de categorieën van migranten en terug te vinden wie wel wordt toegelaten en wie wordt afgewezen, beschikken we over minstens vijf brochures of documenten met criteria en definities, zonder, nog maar eens, rekening te houden met wat op dit gebied wordt gepubliceerd door de hulporganisaties. En dan kunnen we daar nog de referenties aan toevoegen, waarop deze publicaties gebaseerd zijn, de wetten en koninklijke besluiten. Of de informatie correct is, moet altijd worden geverifieerd om te voorkomen dat er nog meer verwarring wordt gezaaid. Binnen het kader van deze studie is het belangrijk de grote lijnen te hernemen, al was het maar om zich rekenschap te geven van de grote waaier aan situaties, die we zijn tegengekomen binnen een zo beperkte populatie als de drie en dertig vrouwen, die getuigden. We laten hierbij de arbeidsmigratie terzijde, die altijd wordt toegestaan7 en waarvoor er een aparte wetgeving bestaat. Ondanks de sluiting van de grenzen en ondanks het ordewoord voor zero migratie wordt over het algemeen immigratie in België altijd toegestaan in het kader van een duurzame relatie, (wat valt onder de noemer van gezinshereniging). Verblijfsrecht wordt voor bepaalde personen eveneens erkend op grond van een speciale reglementering voor gevallen van mensenhandel. En niet begeleide minderjarigen worden beschermd tegen uitwijzing,
6
Wij baseren ons hier op het document « Vers une modernisation des statuts de séjour des étrangers », (februari 2006) onder redactie van de Werkgroep "verblijfsstatuten van onbeperkte duur", p/a Vlaams minderhedencentrum, VMC, te raadplegen op de website http://home.scarlet.be/~pj971263/index.htm 7
Uitgebreid door de Richtlijn voor detachering, en nog meer door de Richtlijn ex-Bolkestein.
Vrouwelijke nieuwkomers
-22-
ULB-TEF September 2006
minstens tot ze meerderjarig zijn, omdat België de conventie voor de rechten van het kind ondertekende. Verder geeft België ook een verblijfsvergunning en de mogelijkheid tot regularisering van hun statuut aan sommige vreemdelingen, die een asielaanvraag indienden en die niet kunnen worden "verwijderd" van het grondgebied, omdat: - ze ernstig ziek zijn; - hun procedure de « redelijke » termijn heeft overschreden; - ze duurzame banden hebben (opgebouwd); - er specifieke humanitaire omstandigheden zijn … Er wordt van uitgegaan dat dit kader voldoende breed is om alle situaties te dekken van personen die zich aan onze grenzen aanbieden. Dit is onmogelijk in werkelijkheid. Er zullen altijd categorieën van personen blijven, die onder geen enkel criteria te vatten zijn. Zo zouden er sommigen vergeten zijn, bijvoorbeeld de « staatlozen », of mensen die worden beschouwd als « niet verwijderbaar » en die mogen genieten van een bijkomende bescherming. De facto zullen er altijd weer nieuwe categorieën van vluchtelingen zijn, als we rekening houden met de veranderingen in de wereld, nieuwe oorlogen, natuurrampen, regimewijzigingen en opstoten van xenofobie of nationalisme. Criteria zullen telkens opnieuw moeten worden geherdefinieerd. Deze vereenvoudigde opsomming van erkende categorieën zou ons in staat moeten stellen om duidelijker de situatie te begrijpen van de personen, die wij gingen ontmoeten. De informatie, dat willen we benadrukken, is belangrijk. De administratieve en sociale positie die aan de nieuwkomers wordt toegekend door de bevoegde administratieve diensten zal bepalend zijn voor hun integratietraject in de Belgische samenleving, in die zin dat dit hun rechten en de bestaansmiddelen, waarop ze aanspraak kunnen maken, bepaalt. Dat gebeurt dus niet in functie van hun persoonlijke kenmerken of hun geschiedenis, maar in functie van hun administratief statuut. En het gaat dan om een statuut, als resultaat van een analyse door de administratieve diensten van een politieke situatie van een welbepaalde plaats (van herkomst), op een welbepaald moment.
VERBORGEN VROUWEN
Verschillende internationale studies8 hebben aangetoond dat de toenemende plaats die vrouwen innemen in de migratie vandaag, rechtstreeks verband houdt met de toenemende onlusten in de wereld. In de evaluatie van het aandeel van de vrouw in de migratie, is het de gewoonte9 om twee soorten migraties te onderscheiden: enerzijds, deze die samenhangt met familiale redenen, vrouwen gaan mee met hun echtgenoot of komen hem achterna, en
8
S.Jolly, H. Reeves (Bridge): genre et migrations, Kit Actu’ 2005. ("Bridge" is een onafhankelijke dienst voor onderzoek, gespecialiseerd in Gender en ontwikkeling, opgericht in de schoot van het "Institute of development Studies" (IDS) UK. Het gaat om een verslag van een worskshop "Gender en migraties", die doorging in Genève in maart 2005.
9
Volgens de telling van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen, zie Hoofdstuk 7 « Grensoverschrijdende migraties van arbeidskrachten », rapport opgesteld voor het USRI, 2004.
Vrouwelijke nieuwkomers
-23-
ULB-TEF September 2006
anderzijds de migratie van vluchtelingen en asielzoekers, waarvoor vrouwen de voornaamste vragende partij zijn. Deze studies stellen dat een meerderheid van vrouwen nog steeds het land in komen als echtgenote of dochter van migranten. Een groeiend aantal migreert echter alleen of samen met haar kinderen. Men schat het aandeel van mannen in de internationale migratie op 52% en dat van vrouwen op 48%10. Het fenomeen wordt vastgesteld in alle gastlanden en in het bijzonder in die landen waar men, zoals in Engeland of Italië, speciaal op zoek is naar vrouwelijke arbeidskrachten voor de zorgsector. Bij gebrek aan nationale cijfers moeten we terugvallen op algemene indicaties: in het speciaal nummer van het Zwitserse Tijdschrift "Genre, nouvelle division internationale du travail et migrations." rapporteert F. Reysoo11 in een artikel, onder de titel "Féminisation des migrations." dat volgens de statistische studies van de UNO in 2005 50% van de migranten vrouwen zijn. In België ontbreekt hierover echter elke informatie, wat ons niet verwondert als we rekening houden met de manier waarop de gegevens worden verzameld. Voor de oorlog al werd het dossier van de Vreemdelingenpolitie voor vreemdelingen die naar België kwamen (die toen nog geen "nieuwkomers" werden genoemd), opgesteld per « huishouden ». Voor koppels of families, maar ook voor alleenstaande vrouwen met kinderen werd één enkel dossier opgesteld op naam van de echtgenoot. Voor de overheid is een huishouden samengesteld ofwel uit een koppel, met of zonder kinderen, ofwel uit een alleenstaande of een alleenstaande met kinderen. FEDASIL gaat nog steeds op dezelfde manier te werk: de statistische gegevens die FEDASIL publiceert in haar jaarverslagen geven niet het aantal personen weer, maar het aantal dossiers, waarbij een dossier dan overeenkomt met een huishouden. Om op basis van de dossiers toch tot een schatting te komen van het aantal personen, baseert men zich op het « equivalent personen », een theoretisch aantal personen waaruit een huishouden bestaat volgens een bepaalde ratio, een gemiddeld cijfer dat werd berekend door de Dienst Vreemdelingenzaken12. Een dossier per huishouden, of een dossier per alleenstaande. Dat verklaart het verschil tussen het aantal dossiers en het aantal personen. Volgens de cijfers van FEDASIL vertegenwoordigden in 2004 de huishoudens 45 % van de vreemdelingen die ons land in komen en de alleenstaanden 55 %. Het aantal huishoudens neemt af. Wat interessanter lijkt is het feit dat van de 55% alleenstaanden 10% vrouwen zijn en 4% niet begeleide minderjarigen. 41% zijn alleenstaande mannen. We hadden graag willen weten of het aantal dossiers van alleenstaande vrouwen met de tijd toeneemt, of beter nog,
10
Volgens gegevens van de IAO, in 2003, geciteerd in S.Jolly, ibid.
11
F. Reysoo, Féminisation des migrations in C. Verschuur en F. Reysoo (dir.), Genre, nouvelle division internationale du travail et migrations, `Cahiers genre et développement, n°5, L’harmattan, Paris 2005, 119-121 12
FEDASIL, Jaarverslag 2004, blz..36-38.
Vrouwelijke nieuwkomers
-24-
ULB-TEF September 2006
hoeveel personen van het vrouwelijk geslacht het grondgebied binnen zijn gekomen. De verslagen geven echter geen cijfers over de individuele personen. De overheid heeft ongetwijfeld goede redenen voor deze aanpak. Deze modus operandi bleef trouwens tot in de jaren 60 en tot het verdwijnen van de notie « gezinshoofd » uit de wetgeving ook voor de Belgische burgers de norm voor de administratieve praktijk. Men kan vermoeden dat het hardnekkig blijven voortleven van deze praktijk in de Administratie van Vreemdelingenzaken schatplichtig is aan de hardnekkigheid van het "mannelijk beeld" dat men heeft van de migratie, waarbij voor de administratie het besluit en de uitvoering van het plan om te emigreren op rekening zijn te schrijven van het gezinshoofd, steeds de man. Voor België heeft deze manier van registreren van nieuwe vreemdelingen hoe dan ook als effect dat de aanwezigheid van vrouwen in de toevloed van migranten wordt verhuld, terwijl internationale instellingen en studies er juist op wijzen dat er een groeiend aantal vrouwen is in de migratie. Met deze vaststelling blijkt men echter geen rekening te houden in het officiële discours over de migratie, en meer bepaald in het politieke discours, waar ook de media zich dikwijls bij aansluiten. Men kan veronderstellen dat deze onderwaardering haar grond vindt in de administratieve praktijken, die zelf werden uitgebouwd vertrekkende van het overheersende beeld van de migrant, zoals ons land die heeft gekend gedurende de laatste decennia: een mannelijke migratie van gespierde maar beetje ruwe arbeiders, die werken in de mijnen of in de bouw en die zowel bijdragen aan de industriële ontwikkeling als aan de herbevolking van het land. De onderwaardering is zonder twijfel ook te wijten aan het feit dat het opvangdossier zich vastpint op één situatie, die toch snel kan veranderen, bijvoorbeeld bij het uit elkaar gaan, bij het verlaten van de vrouw, enz. … Dat soort wederwaardigheden registreren wordt natuurlijk moeilijk voor een administratie, die gewend is aan een schema, zoals dat vertoond werd in de eerste Belgische film over de immigratie in België « Déjà s’envole la fleur maigre », de Paul Meyer13. In de openingsscène van deze film stopt een trein in een Waals stationnetje, mannen staan op het perron te wachten. Een van hen, een Siciliaan, komt zijn vrouw en twee kindjes halen en brengt hen naar de woonkazerne, die voorbehouden is voor nieuwe migranten, waar hij iets heeft ingericht dat op een "thuis" moet lijken14. De film toont verder vrouwen die druk doende zijn in hun huishouden en die geleidelijk aan gewend raken aan een leven op het ritme van de thuiskomst van de man van z'n werk in de mijn en van de kinderen die uit school komen. Ze hebben zich geïnstalleerd in de schaduw van de zware arbeid van hun echtgenoot en van hun spelende kinderen, met als enige aspiratie zorgen voor het welzijn van hun gezin. We hadden hen graag willen vragen wat er allemaal in hun hoofd omging, maar blijkbaar had men in die tijd geen aandacht voor dat deel van het vrouwenlichaam.
13
1959. België (1u 30). Realisatie, scenario en dialogen: Paul Meyer. Beeldmateriaal: Freddy Rents, Jules Bechof, Philip Cape, Claude Gabriels. Montage: Rose Tuytschaver, Paul Meyer. Geluid: Roland de Saiency. Muziek: Arsène Souffriau. Productie: Paul Meyer. Distributie: Cinéma Public Films.
14
Lees hierover ook T. Santocono, Rue des Italiens, Editions du Cerisier, Mons, 1986.
Vrouwelijke nieuwkomers
-25-
ULB-TEF September 2006
Deze manier van voorstellen van de migratie was niet de enige15, maar ze was voldoende dominant om zich op te dringen als model dat de Overheid voor ogen stond, die belast was met de controle en de regulering van de toevloed van migranten. En dat is zo gebleven, tot op het moment van de sluiting van de grenzen in 1974. In een tijd dat de vrouw op de voorgrond komt als initiatiefnemer van haar eigen immigratietraject, alleen of met haar gezin, wordt dit schema op losse schroeven gezet. Het inadequate van dit schema is duidelijk geworden in 2000, toen de operatie voor collectieve regularisering in België werd gelanceerd. Als het over collectieve regularisering gaat, dan is België zeker geen pionier. Eenzelfde operatie werd door Frankrijk al uitgevoerd in 1997 en Italië en Spanje blijven dit nog regelmatig doen. Deze operatie, die werd aangekondigd als eenmalig, heeft echter heel wat effecten gehad, ook een aantal onverwachte: er kwamen niet alleen zo'n 60.000 personen uit de schaduw te voorschijn, wat de bedoeling was, maar het heeft ook de voorstelling die politieke verantwoordelijken hadden van vluchtelingen en migranten gewijzigd, meer dan ze zelf willen toegeven, en het had daardoor ook invloed op het politieke beleid, onder meer doordat het debat opnieuw open was over de mogelijke herziening van de "zero-migratie". Deze collectieve regularisering, die er kwam na veel barensweeën en conflicten, had inderdaad de aankondiging kunnen zijn voor een opening in het migratiebeleid, omdat hierbij niet alleen de disfunctionering aan het licht kwam, veroorzaakt door de ondoeltreffendheid van de reglementering, maar ook de verandering die het profiel onderging van de mensen die op een statuut wachtten. Hoewel de reglementering werd bijgeschaafd en er nieuwe statuten en nieuwe criteria werden gecreëerd, is de dichotomie blijven bestaan tussen enerzijds pragmatische versoepelingen en anderzijds verstarring van de maatregelen tot opsluiting en uitwijzing. In dit opzicht heeft het aan het licht komen van de vervrouwelijking van de migratie, waaraan het verenigingsleven en het werk van de basisorganisaties haar steentje hebben bijgedragen, de politieke overheid er niet toe aangezet om af te stappen van het patriarchale schema. Het standpunt is ietsje meer gesofistikeerd: de vrouw is niet meer alleen de echtgenoot van … en de moeder van wettige kinderen, ze is nu ook een alleenstaande ouder, en ze kan ook een seksuele prooi zijn of slachtoffer van mishandeling. Er is een zekere vooruitgang vandaag in de aandacht voor een genderperspectief, er zijn maatregelen genomen voor de bescherming van het kind (de vrouw als moeder) en voor de strijd tegen de mensenhandel (de vrouw in de prostitutie). En ook al bestrijdt niemand dat bescherming noodzakelijk is, toch blijft nog alles te doen voor de overwinning van de idee dat de vrouwen rechten hebben, als persoon, als onafhankelijke werkende vrouw.
15
Men heeft ongetwijfeld over het hoofd gezien dat met elke nieuwe migratiestroom ook een aantal sterke onafhankelijke vrouwen mee kwamen, vrouwen waaraan de toegang tot studeren werd geweigerd, politieke militanten, allerlei activisten. Het is dus geen totaal nieuw fenomeen, maar waarmee niemand rekening hield, tenzij feministische historica. (Emma Goldman, épopée d’une anarchiste, Complexe Bruxelles, 2001) Vrouwelijke nieuwkomers
-26-
ULB-TEF September 2006
Ondanks alles gaat men dus vooruit op dit terrein en met dit onderzoek willen wij hiervoor verder materiaal aanbrengen. Om die reden hebben wij ons ook veel gebaseerd op de studie die werd gemaakt door de organisaties, gespecialiseerd in de hulp aan slachtoffers van mensenhandel, voor het overgrote deel immers vrouwen, die terecht komen in de prostitutie. De nota « Migration et genre » (Migratie en gender), die werd gepubliceerd in het Jaarverslag 2000 van Cabiria16, een organisatie uit Lyon, wijst op de specifieke moeilijkheden die vrouwen tegenkomen doorheen hun migratietraject in zijn geheel, dat wil zeggen vanaf het ogenblik dat de beslissing om te emigreren is gevallen. De analyse is nogal origineel in die zin dat ze niet zozeer blijft stilstaan bij de situatie van de vrouwen in hun land van herkomst, maar precies een vergelijking gaat maken tussen de middelen, waarover de mannen en de vrouwen beschikken om hun plannen te realiseren. Daaruit blijkt dat de achterstelling van vrouwen al is ingeschreven in hun migratietraject, lang voor dat het geval is ook in het gastland. Zo is gebleken dat de ervaring van de vrouwen, die in de prostitutie terecht komen, bijzonder is, niet zozeer door hun situatie als prostituee, maar als vrouw, die noch 'echtgenote' noch moeder' is (ook al is een aantal van hen dat ook). Dit perspectief leek ons daarom verhelderend zelfs voor de « gewone » vrouwen, die niet in de prostitutie terecht komen, maar niettemin hebben moeten zoeken naar middelen om te overleven of om hun kinderen en hun gezin in leven te houden.
Ervaringen
TOEGANG, HINDERNISSEN, OMLEIDINGEN
Ons onderzoek bij vrouwelijke nieuwkomers concentreerde zich op één van de aspecten van de migratie-ervaring: de zoektocht naar werk, als het enige en het eerlijkste middel om z'n brood te verdienen en volledig zelfstandig te voorzien in het levensonderhoud van de naastbestaanden. Bovendien zullen de getuigenissen ook een licht werpen op het bijzondere van de migratieervaring van vrouwen, als er in het ene geval verwezen wordt naar de subtiele pogingen tot emancipatie binnen hun gezin, of in het andere geval naar de crisis, ontstaan door de conflicten in de wereld, die hun lotsbestemming veranderde en hen dwong tot vertrekken. Uit hun verhalen raakten wij overtuigd van twee fundamentele zaken: het zoeken naar werk betekent voor deze vrouwen dat ze aan het einde gekomen zijn van hun migratietraject, en aan de andere kant dat zij erin geslaagd zijn hun angsten te overwinnen. Ondanks de hindernissen, ondanks teleurstellingen of zaken die zij betreuren, vandaag kunnen zij zich 16
Cabiria is een organisatie, actief op het terrein van de gezondheid die werkt met prostituees in Lyon http://www.cabiria.asso.fr, "Rapport annuel 2000 Migrations et genre"; "Rapport annuel 2001"
Vrouwelijke nieuwkomers
-27-
ULB-TEF September 2006
door het zoeken naar werk beschouwen als "geïnstalleerd" in België en met het recht op een gelijkwaardige behandeling als alle andere vrouwen in het land. Dat is ongetwijfeld de reden waarom de gesprekken uitlopen op een reflectie over de verschuivingen, die er in hun leven hebben plaatsgevonden. Er dient opgemerkt dat in België de weg naar werk bezaaid is met heel wat hindernissen, en niet alleen voor de vreemdelingen, die recent in België zijn aangekomen. Als men tenminste de regels wil respecteren. Iedereen, die werk zoekt, wordt in feite verondersteld een aantal administratieve stappen te zetten, waar zelfs de meest reguliere burger niet aan kan ontsnappen: zich met z'n C4 of z'n diploma aanbieden bij de bevoegde overheidsdienst in z'n regio om zich in te schrijven als werkzoekende, zich aansluiten bij een werkloosheidskas voor de uitbetaling en vervolgens een dossier samenstellen om te kunnen antwoorden op alle vragen, die zullen worden gesteld door de organismen voor begeleiding en controle (RVA, BGDA, FOREm, VDAB), proberen zich indien mogelijk in te schrijven voor een beroepsopleiding, zich aanbieden bij een organisatie voor socioprofessionele inschakeling als men die kent, zich gaan laten inschrijven bij interimbureaus, naar een werkwinkel gaan, een CV opstellen en motivatiebrieven schrijven om z'n kandidatuur te stellen, … Allemaal stappen, die onvermijdelijk blijken voor wie zijn rechten als werkloze wil verkrijgen en behouden. En dan hebben we het nog niet over inburgeringstrajecten en andere voorstellen voor begeleiding …. Al heel wat Belgen geraken er niet aan uit en raken de weg kwijt, wat moet het dan niet zijn voor vreemdelingen - nieuwkomers? Maar het gaat hier om de vraag of de hindernissen op de weg naar werk, die vrouwelijke nieuwkomers tegenkomen, nog een speciaal karakter hebben door het feit dat zij vrouw zijn, door het feit dat zij vreemdelinge zijn en door het feit dat zij nog maar recent op het grondgebied verblijven. Bij de hinderpalen voor tewerkstelling moet ook de mogelijkheid gerekend worden om een baan te vinden, dus om door een werkgever aan het werk gezet worden. De toegang tot de arbeidsmarkt heeft ook te maken met de « inzetbaarheid » van de tewerkstellingskandidaat: de moeilijkheden om z'n diploma te laten valideren of een gelijkwaardigheidsattest te bekomen, de moeilijkheid om een nuttige beroepsopleiding te vinden, allerlei ontbrekende vaardigheden die moeten worden geïdentificeerd, tekorten die moeten worden opgevuld … Op het einde van die etappe, als men dus ook "inzetbaar" op de arbeidsmarkt wordt verklaard, dan is de tewerkstelling bij een werkgever nog niet verzekerd. Dan komen er andere hinderpalen naar boven, die door geen enkele voorziening te overwinnen zijn: praktijken van racisme en discriminatie, vooroordelen. Toegelaten worden tot een opleiding is een ander hindernissenparcours: nieuwkomers die een specifieke opleiding willen volgen, staan dikwijls voor specifieke problemen: van materiële aard, als men z'n brood moet verdienen kan de wachttijd voor men de opleiding kan starten bij voorbeeld te lang zijn; of problemen in verband met het statuut: als werkzoekende ingeschreven staan is niet altijd voldoende voor sommige opleidingen, die zijn voorbehouden aan uitkeringsgerechtigde werklozen; problemen die verbonden zijn aan een voorafgaande onderwijsvereiste, want de inrichtende macht van onderwijsinstellingen vragen
Vrouwelijke nieuwkomers
-28-
ULB-TEF September 2006
een erkend diploma; en uiteindelijk de taalproblemen … Het komt erop neer dat men zich bij elke opleidingscyclus moet conformeren aan de specifieke vereisten ervan… . En voor nieuwkomers komt hierbij onveranderlijk als eerste etappe het passeren bij een organisatie voor onthaal en begeleiding of bij een jobatelier of een "atelier de recherche active d’emploi". De hierboven beschreven procedure geldt in feite alleen voor nieuwkomers, die afhankelijk zijn van sociale steun. Hierdoor kunnen we volgende groepen terzijde laten: geschoolde vreemdelingen, die gevraagd werden om zich in België te vestigen; vreemde arbeidskrachten waarvan de toegang tot de Belgische arbeidsmarkt afhangt van een contract van onderaanneming, afgesloten tussen hun bedrijf en een inlandse opdrachtgever - hoewel in werkelijkheid de marge tussen deze praktijk en illegaal werk heel nauw is - ; en natuurlijk al diegenen die officieel niet gekend zijn bij de administratie. Instappen in een begeleidingstraject veronderstelt tijdelijke beschikbaarheid, een inkomen en een dosis zelfvertrouwen. DE CENTRALE ROL VAN TEWERKSTELLING – DE MALAISE VAN DE INACTIVITEIT
Het lijkt ons niet overdreven om de kwestie van de toegankelijkheid van de arbeidsmarkt in het centrum te plaatsen van de problematiek van de integratie van nieuwkomers, want dit geldt als bewijs voor de legitimiteit van hun aanwezigheid op het grondgebied en dus ook van hun goed recht niet alleen op toelagen, of om hun kinderen onderwijs te laten volgen, maar ook om hun klachten te laten horen over de dagelijkse problemen, bijvoorbeeld het ontoereikend zijn van de steun of de logheid van de administratie. Het volgende hoofdstuk is opgebouwd aan de hand van uittreksels uit de gesprekken die wij hebben gevoerd met de getuigen. Al is het voornaamste onderwerp de relatie tot werk, ook andere thema's worden zo nu en dan aangekaart, soms zijdelings, soms zodanig expliciet, dat we in functie van een logische opbouw van ons betoog bepaalde uittreksels soms meer dan één keer zullen moeten hernemen. Rekening houdend met de bijzondere situatie van nieuwkomers is het zoeken naar werk tegelijk de start en het eindpunt van een proces van vestiging in het gastland, dat wel iets anders is dan « een lange, rustig voortkabbelende rivier». Het houdt een aanzienlijke wijziging in van hun levensloop, op persoonlijk, familiaal en professioneel gebied. Die veranderingen hebben gewogen op de ondernomen stappen om zich te integreren in de arbeidsmarkt of, meer nog, ze zijn een onderdeel geworden van het eigenlijke proces, van het uiteindelijke mislukken of slagen. Zo maken, bijvoorbeeld, de veranderingen in hun persoonlijke situatie, het afzien van hun diplomakwalificatie of het leren van een nieuwe taal allemaal integraal deel uit van de relatie tot werk. De relatie tot werk die, zoals we hebben benadrukt, de motor is van het integratietraject, zal dus onze gids zijn doorheen het parcours vol hindernissen, waarmee dit traject is bezaaid.
Vrouwelijke nieuwkomers
-29-
ULB-TEF September 2006
Er zit nogal wat irritatie in de antwoorden, wat niet vreemd is aan het feit dat de getuigen zich verplicht voelen om zich te rechtvaardigen ten aanzien van de instelling, die wij vertegenwoordigen. Dit ongemak is niet geveinsd. De verklaringen van oprechtheid, die wij hierbij opnemen vormen misschien geen bewijs; des te meer getuigen die van de enorme energie en ondernemingsgeest waarover deze vrouwen beschikken. De afhankelijkheid wordt ervaren als pijnlijk en lastig, niet zozeer ten aanzien van de diensten voor onthaal, het OCMW, of de opleiding waarmee zij bezig zijn, maar wel voor het zelfbeeld van deze vrouwen. Cheryl: « Oh, ik leef op de kosten van mijn man, dat is alles, want ik heb niks. Op het OCMW hebben ze gezegd mijn man werkt, ze kunnen mij niks geven. We hebben problemen om een werkloosheidvergoeding te krijgen omdat ik ben getrouwd. Ik ben ten laste, ja, ja. Het is daarom dat ik daar nu tegenin ga, ik moet werk vinden, om zelfstandig te zijn en op mezelf te kunnen staan. Niet altijd je handje moeten ophouden, want dat is bedelarij, daar hou ik niet van. Zelfs als het mijn man is, gruw ik van het idee om altijd te moeten zeggen ‘alsjeblieft, kun je me 25 euro geven?’ Ik heb altijd gewerkt, ik heb altijd mijn eigen geld gehad. Ik ben nooit ten laste geweest van iemand, van niemand. Zelfs toen mijn vader leefde was het anders. Het is allemaal heel anders in Afrika, de kinderen zorgen voor zichzelf». Marina: « Mijn inkomen, alles wat ik trek? In het begin was dat wel eigenaardig, nu ben ik er al aan gewend, maar als ik terugdenk aan mijn land, maakt mij dat bang. (…) Ik krijg steun, maar ik weet niet, zonder werk denk ik dat …, ik verlies mijn … Ik kan zo leven, maar dat gaat toch niet, het is niet leuk. Het is moeilijk voor mij om zo te leven. Als ik op de schoolbanken zit, dan vergeet ik.». Lucia: « Ik heb tegen mezelf gezegd, ik ga werken, ik weet niet wat of hoe, maar dat staat vast, ik ga werken.»
HET VERLANGEN OM TE WERKEN, HET VERLANGEN NAAR INTEGRATIE
Laat ons onmiddellijk duidelijk maken dat er niet één vrouw is die niet de wil om te werken uitdrukt, dat wil zeggen om zelf haar brood te verdienen en dus niet van anderen afhankelijk te zijn. Werken, dat betekent zelf voorzien in een inkomen door eigen inspanning, en dus niet langer steun te vragen van een instelling, als het genoeg zou zijn om te leven en de kinderen te eten te geven. Dit verzet tegen afhankelijkheid wordt zelfs geformuleerd door de jonge vrouwen zonder ervaring wat buitenhuis werken betreft. Men zou hiertegen kunnen inbrengen dat de vrouwen die wij hebben ontmoet zichzelf in een goed daglicht willen zetten om te beantwoorden aan de sociale norm van een westerse vrouw, die wij in hun ogen vertegenwoordigen; of dat zij zich verplicht voelen het discours te weerleggen van de instelling waar zij de lessen volgen. Wij geloven van niet. Voor alle vrouwen is vandaag buitenhuis werken noodzakelijk geworden als een recht of een bescherming, maar voor alles een levensnoodzaak.
Vrouwelijke nieuwkomers
-30-
ULB-TEF September 2006
De paradox, waar wij ons in bevinden, is echter dat het merendeel van de vrouwen die aanvaard hebben om met ons te praten over arbeid en tewerkstelling, geen werk hadden. Geen enkel van hen beschouwt zichzelf echter als behorend tot die categorie van niet werkende vrouwen, de « vrouw aan de haard », die zelf « gekozen17 » heeft om niet te werken. Zij zijn gedwongen werkloos. Toch zijn er onder deze momenteel niet beroepsactieve vrouwen een aantal die vroeger wel hebben gewerkt in België. In hun ogen is dat van essentieel belang, omdat zij hierdoor hun aanwezigheid in België kunnen rechtvaardigen en het feit dat hun inschrijving in een opleidingscyclus hen er niet van weerhoudt om werk te zoeken. Vraag: Hoe ziet u zichzelf over tien jaar? Waar denkt u dat u over tien jaar zult staan? Meerderen tegelijk: « Aan het werk ! Khadija: Werk, een mooi huis. V Ik hoor altijd hetzelfde « werk ». Khadija: Ja, dat is wat wij nu nodig hebben, werk. Naima: Als we werk hebben, dan kunnen we iets anders doen. Je hebt werk nodig. Nu ga ik een mooi, enfin ik zeg een mooi, ik ga een huis kopen. Maar mijn man werkt, ik werk niet, het is niet mogelijk».
Een arbeidsmarkt, markten van arbeid ONZEKERE BANEN, KORTSTONDIGE TEWERKSTELLING
De jonge vrouw van Marokkaanse afkomst, Salma, had een eerste en enige werkervaring. De echtgenoot die haar van Marokko naar België bracht, had haar direct ingeschreven in een interim-bureau en die boden haar een deeltijdse baan aan voor drie maanden als kamermeisje. Daarna kreeg ze geen enkel voorstel meer. Ondertussen kreeg Salma een zoon en vandaag is zij, drie jaar na haar aankomst in België, gescheiden en voedt haar zoontje alleen op. Zij heeft geen recht op een werkloosheidsuitkering en krijgt een sociale toelage. Ze heeft geen diploma, maar ze wil opnieuw werk vinden omdat « het is niet nodig om geld te vragen aan iemand anders; eenmaal als je werk hebt, dan kun je iets anders doen ». In afwachting, « Als ik geen werk heb gevonden, dan ga ik een opleiding volgen, ik hoop dat ik hier niet met m'n armen over elkaar moet blijven zitten.» Khadija is getrouwd in Marokko en samen met haar echtgenoot naar België gekomen. In tegenstelling tot Salma, werkte zij in Marokko al vanaf haar 15 jaar. Eenmaal in België was de vraag "al of niet werken" dan ook niet aan de orde. Ze was bovendien snel weer gescheiden en alleen. « Toen ik naar hier gekomen ben (was dat om te) werken, om meteen aan het werk te gaan. Ik heb 9 maanden in een hotel gewerkt en daarna het jaar daarop 3 maanden als 17
Een onjuist woordgebruik, zelfs voor de vrouwen die hier aanspraak op maken.
Vrouwelijke nieuwkomers
-31-
ULB-TEF September 2006
kamermeisje. Dat was aangegeven werk. En daarna, in de verzorging, in een ziekenhuis, schoonmaken. V. En hoe hebt u dat werk gevonden? « Ik ben er helemaal alleen op uit getrokken om te zoeken. Gewoon, ik vraag werk, en ik heb er gevonden; V. Maar hoezo, helemaal alleen, wat wil dat zeggen? U bent ergens gaan aanbellen en hebt dan om werk gevraagd? Ja en op het bureau. Ik heb daar gepraat met mevrouw, zij heeft gezegd kom binnen, wat voor werk zoekt u? En ik heb gezegd: werk in een hotel, dat soort dingen. Daarna ben ik bij het OCMW gekomen, twee maanden, daarna heb ik opnieuw werk gevonden, bij het onderhoudsbedrijf, direct, dus ik ben niet lang op het OCMW gebleven. Mijn man, de eerste, is op het OCMW gebleven, daarom ben ik van hem weggegaan: geen werk, hij rookt veel drugs, dat soort dingen. Want ik, ik ben hierheen gekomen om te werken. Hij werken, ik werken, dat gaat. Maar hij thuis blijven, ik werken, dat is niet goed. Nu doe ik de opleiding, achteraf … maar ik heb meteen gewerkt. Ik volg de opleiding om bij Delacre te gaan werken, in de fabriek, dat zijn koekjes. Ik heb de testen gedaan, maar die zijn allemaal in het Frans. En het is mislukt, twee keer.» De eerste tewerkstelling van Salma en Khadija was als kamermeisje. Dat is een functie die zeer dikwijls wordt uitgeoefend door nieuwkomers, niet omdat zij hiervoor aanleg hebben, maar omdat er een chronisch tekort aan kamermeisjes bestaat en er een onuitputtelijk aanbod is van weinig veeleisende en zeer flexibele arbeidskracht. Bij een tewerkstelling als kamermeisje komt men nooit in contact met de klanten. Als kamermeisje moet je dus geen correct Frans spreken en nog minder kunnen schrijven. In tegenstelling tot wat men onder een dergelijke functie zou kunnen verstaan, is er een hemelsbreed verschil tussen deze tewerkstelling en wat het beroep inhoudt in de grote hotels. In het merendeel van de gevallen worden de contracten trouwens afgesloten met onderaannemers, die aan hotels een onderhoudsdienst aanbieden voor een forfaitaire prijs. Voor de werknemers in deze sector, net zoals voor de uitzendkrachten, geldt ook dat als het tijdelijk contract is afgelopen het zoeken van werk weer kan begin van nul. Van nul, omdat dit soort banen, zelfs al zijn ze volledig legaal, hen niet meer sociale rechten heeft verleend dan als ze in het zwart zouden hebben gewerkt. In verband met ditzelfde probleem van elke keer opnieuw moeten beginnen, gaan we hier ook in op het geval van Honorine, een Congolese vrouw. Zij heeft de vernederingen ondergaan bij de machtswissel en al haar bestaansmiddelen verloren. Kortom, ze is in België aangekomen als vluchteling, haar asielaanvraag is niet ontvankelijk verklaard, maar zij is gebleven. « Ik heb werk gevonden, dat werk was niet aangegeven, het was werk, een middel om in leven te blijven zeg maar, het is de enige manier om echt te kunnen leven, als cafévrouw. Het is echt heel moeilijk. Er zijn geen papieren, ik ben daar een jaar gebleven. Daarna heb ik een andere baan gevonden, als gezelschapsdame (voor een bejaarde mindervalide man). Er zijn daar geen uren, ik blijf de hele dag, ik slaap daar, ik doe de boodschappen, ik breng hem naar het ziekenhuis. Alles doe ik, ik kleed hem aan, ik was hem (…)… . Later ben ik daar weggegaan.
Vrouwelijke nieuwkomers
-32-
ULB-TEF September 2006
Nu ben ik normaal, ik heb de kaart voor vijf jaar. Ik heb hier de vorming gevolgd bij G. (in het jobatelier). (Ik ben) beginnen rondbellen, in een telefoonboek gaan zoeken, vragen welk soort werk je wilt … Maar ik wilde het liefst in een rusthuis, want ik was begonnen met al dat gedoe met viezigheid en troep toen ik begon met dat werk als gezelschapsdame, en dat is toch hetzelfde in een rusthuis. Ik heb gebeld, gebeld, en gebeld. En uiteindelijk heb ik iets gevonden (…) Ik heb vijf maanden gewerkt, maar dat is te (zwaar): in de voormiddag ben je er vroeg in de ochtend, ik doe de karretjes met de ontbijten. Op het middaguur, bij het eten, ik begin met het ophalen van de borden in het centrum, je zet alles op het karretje en gaat ermee naar beneden. Daarna zijn er de dienbladen, waar ze de borden voor de patiënten op zetten. Je moet al die dienbladen afkuisen, voor 70, 80 patiënten, en daarna de borden … Je doet er het werk voor twee mensen, zo gaat het echt waar (…) Ik ben werkloosheidsuitkeringen gaan vragen, dat is niet aanvaard, ik heb 438 dagen gewerkt, je moet er 624 hebben, ik ben naar het OCMW gegaan en heb daar werk gevraagd als Artikel 60». Er is slechts een smalle, haast onbestaande lijn tussen een legaal ingeschreven werk met een kort tijdelijk contract, waarmee men niet het noodzakelijke aantal arbeidsdagen kan cumuleren om z'n rechten te openen, en illegale arbeid. Verder zullen we zien dat in de werkelijkheid van de markt van de huishoudelijk arbeid, er niet alleen een constante verschuiving is van legaal naar illegaal, maar dat ze elkaar overlappen. Zulk soort combinaties van arbeidsstatuten is een van de kenmerken van het werk van nieuwkomers, en van de vrouwelijke nieuwkomers in het bijzonder.
EEN KONINKLIJKE WEG OF EEN DOOD SPOOR, DE DIENSTEN VOOR HUISHOUDHULP EN DE HULP AAN PERSONEN
De vrouwen, die verklaarden te werken of gewerkt te hebben, deden dit allemaal als poetsvrouw bij particulieren of in rusthuizen, of als kamermeisje in hotels. Twee vrouwen die een sociale toelage kregen waren op een bepaald moment tewerkgesteld op basis van Artikel 60, als werkvrouw in een home van het OCMW. De vrouwen met plannen om zich in te schrijven voor een opleiding of die al een stage deden, oriënteerden zich naar werk als keukenpersoneel of in de verzorging. Zij die van plan zijn wat later een opleiding te volgen, waarvoor de inschrijving in een bepaalde richting van beroepsopleiding nog afhankelijk is van een aantal voorafgaandelijke voorwaarden (bijvoorbeeld met succes afwerken van een taalopleiding) oriënteren zich op de verkoop of op secretariaat. Tenslotte probeerden een aantal al een specifieke beroepsrichting, als apotheekassistente of in de informatica (tekstverwerking), maar zij zijn niet geslaagd. In alle gevallen, ongeacht de fase van het project van integratie via werk, speelt dit zich af in de dienstensector, dat wil zeggen het meest "vrouwelijke" segment van de arbeidsmarkt. Voor de beroepsinschakeling ligt de hoofdcontradictie precies in de sector zelf, waarvan overleven of uitbreiding nauw verbonden zijn met de lage arbeidsvoorwaarden en lonen. Omdat er in andere sectoren geen werk is, waarvoor zij in aanmerking komen, hebben de vrouwen als nieuwkomer kans om werk te vinden in deze sector. Probleem is dat zij, zelfs als
Vrouwelijke nieuwkomers
-33-
ULB-TEF September 2006
ze aan het werk zijn, voortdurend het mes op de keel voelen van andere categorieën van arbeidsters die bereid zijn te werken aan nog slechtere voorwaarden. Zo vormen de vrouwen met een illegaal staat een bedreiging voor de vrouwen met een legaal statuut, en vrouwen die later in het land zijn gekomen, en die bereid zijn te werken aan nog slechtere voorwaarden, voor vrouwen met een illegaal statuut. Lucia, een vriendin uit Ecuador die wij hier teruggevonden hebben, heeft daar onder geleden. Zij is werkvrouw bij een welgestelde familie in Rixensart. Zij was bereid met ons te praten over haar angsten. « Ja, ik zie als voorbeeld bij de Poolse vrouwen: er zijn veel minder problemen, ziet u, omdat zij hier mogen werken … het geld houden … en opsturen naar hun land … en als voorbeeld, ze wonen in een appartement met 5 …6 samen , op die manier … ze werken, en dan gaan ze terug naar Polen, ze komen terug… dus dat is … dat is niet … mijn manier van leven… ziet u omdat… da's waar dat ik niet kan gaan … komen van Ecuador. Maar ik zeg, ik probeerde iets van mijn leven te maken … vorm geven aan mijn leven voor de kinderen hier … voor mijn man… Bij ons, dat is moeilijk als iemand tegen mij zegt… u komt werken voor 5 euro… voor mij is dat niet genoeg want ik betaal het appartement… ik kan niet gaan werken voor 5 euro... Het gemiddelde is 8 euro, maar bij de Polen is het veel gemakkelijker… want ze kunnen wonen met 5, 6 of meer samen... dat is veel gemakkelijker … je betaalt misschien 500 euro voor een appartement, zij betalen elk 100 euro… maar ik, ik moet alles betalen. Ofwel zij werken, de dochter, de mama of de zoon en de papa. Op die manier… ziet u…dus het is heel moeilijk… Het is heel anders. Voor de Latino's… en voor de Oost-Europeanen, voor hen is het veel gemakkelijker. V: En dus denkt u dat er een concurrentie bestaat op die markt tussen de Poolse vrouwen en de Latino's, als ik dat zo mag zeggen… Het is waar dat die mevrouw tegen mij heeft gezegd… want op een keer heb ik tegen haar gezegd… "Ik moet bij u weggaan want het is te ver voor mij… en ik moet de trein nemen." Dus toen heb ik tegen haar gezegd: "Maar ziet u… er zijn ook Polen die hier komen." …"Nee, nee, ik waarschuw je, jij moet hier blijven… kijk, ik zal je het treinticket betalen." Nu hebben ze de prijs al opgetrokken van 10€ naar 15€… en daar bovenop het abonnement van Brussel… Dus dat is al 60€…dat is… dat maakt 60€… » In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, bestaat er geen verzadigingsdrempel voor dit soort banen, zowel omdat de vraag naar werk hoog blijft, als omdat een kans op integratie in andere sectoren niet bestaat. Dit verklaart ook waarom de tewerkstelling meestal van korte duur is, zodat zelfs als ze werken het moeilijk is om voldoende dagen te accumuleren om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering. Illegale vrouwen en nieuwkomers zijn onderling verwisselbaar, de enen vormen een bedreiging voor de anderen. Het circuit van de huishoudelijke diensten in de thuishulp verschaft werk, en dus middelen van bestaan, maar ze snijden de werknemer af van de buitenwereld, van de hulp die hij ook kan nodig hebben en ook van de organisatiestructuren. Uiteindelijk betekent het werk hier het tegengestelde van een middel tot emancipatie. Elsa had bijvoorbeeld geen enkel middel van verweer tegen de slechte behandeling die zij onderging tijdens de periode dat ze werkte als inwonende dienstmeid en die haar uiteindelijk in het ziekenhuis deed belanden. Toch is
Vrouwelijke nieuwkomers
-34-
ULB-TEF September 2006
er geen sprake van dat ze klacht zou neerleggen, niet alleen omdat ze illegaal is, maar ook omdat daardoor voor iemand anders de kans op een inkomen zou worden belemmerd. Verre van een anekdote, illustreert dit voorbeeld een vreselijk efficiënt tewerkstellingsmechanisme, dat zeker niet alleen tot clandestiene banen beperkt is. Deze markt draagt bij tot de uitbouw van een parallelle economie die welig bloeit dank zij de monopolisering van de informatiekanalen, nu eens binnen een gemeenschap, dan weer binnen een bepaalde sector van activiteit of een familie. We staan zeker nog ver af van de maffia of van de Chinese slangenhoofden, die de clandestiene werkplaatsen bevoorraden op de "Sentier"18 in Parijs en voedsel geven aan politiefeuilletons. Alle onderzoek over tewerkstelling van vluchtelingen en migranten in andere landen tonen aan dat het hier om normale praktijken gaat, die blijkbaar bijzonder rendabel zijn als de beschikbare arbeidsplaatsen geschikt zijn voor om het even welke kandidaat. Het gaat om banen waarvoor het minimum aan voorkennis en ervaring is vereist, maar die wel een voorgeschiktheid vereisen om flexibel, slecht betaald, uitgebuit en mobiel te zijn. Overgangsbanen in afwachting van de kans op iets beters. De kwetsbaarheid van de vrouwen heeft ook te maken met het feit dat de meesten van hen, als nieuwkomer en illegaal, niets weten over sociale reglementering, zelfs niet van het bestaan daarvan. De sociale werkers stellen dat keer op keer vast. Een van hen gaf het voorbeeld van een Turkse vrouw, nieuwkomer, die zich niet de minstens vragen had gesteld bij het feit dat ze moest betalen om een echt arbeidscontract te mogen tekenen, wat ze dan ook gewoon heeft gedaan. Heel weinig vrouwen kunnen wegkomen uit de sector waarin ze werk vonden, tenzij er een duidelijke breuk of verandering in hun leven komt, met een andere bestaanszekerheid. Dit impliceert dat een verandering van oriëntatie, om bijvoorbeeld terug een functie uit te oefenen die beter overeenstemt met hun opleiding, of om nieuw initiatief te ontplooien - en daaraan ontbreekt het hen niet - het risico inhoudt dat ze zonder inkomen vallen, omdat ze op zichzelf geen recht hebben op sociale steun. Het hoeft dan ook geen betoog dat voor het opheffen van de hinderpalen voor sociaalprofessionele integratie van vrouwelijke nieuwkomers allereerst hun eigenheid dient te worden erkend, een individualisering van hun rechten en het veilig stellen van hun beroepstraject. TEWERKSTELLING IN EEN GRIJS CIRCUIT
Lucia, Elsa en Patricia, die we ontmoetten in een centrum van de Latijns-Amerikaanse gemeenschap, hebben werk, maar geen verblijfsvergunning. Opnieuw die tegenstrijdigheid, deze nieuwkomers beleven de realiteit van werken, maar ze werken illegaal.
18
Gao Y. en V. Poisson, de handel en de Chinese uitbuiting van Chinese migranten in Frankrijk, Speciaal actieprogramma ter bestrijding van de dwangarbeid (SAP-FL), Internationaal Arbeidsbureau,
Vrouwelijke nieuwkomers
-35-
ULB-TEF September 2006
Hiermee willen we niet beweren dat nieuwkomers veroordeeld zijn tot illegaal werk, maar we moeten toegeven dat het illegale werk de meest eenvoudige weg naar de arbeidsmarkt is, de kortste en de snelste, op voorwaarde dat je de risico's erbij neemt. Om het anders te formuleren, het volume aan banen als huishoudhulp is des te hoger naarmate de eisen van de kandidaten lager zijn: de beste kandidaten zijn zij die geen vragen stellen … . Lucia komt uit Ecuador, maar zij spreekt vloeiend Frans. Ze kwam naar België om een huwelijk te vermijden. Lucia had haar studies van geneeskunde al opgegeven. V.: Wanneer bent u in België aangekomen, hoe bent u te werk gegaan, wist u wat u te doen stond? Bij mijn aankomst hebben ze mij dat een beetje uitgelegd V.: Wie gaf u die uitleg? Een vriendin van mij, die … Zij heeft mij uitgelegd wat ik moest doen, wat voor soort werk er was en dat ze al een plaats wist voor mij, een baan voor mij. V.: Zij had al iets gezocht voor u? Ja, ja, ja, en dan heeft ze een beetje uitleg gegeven V.: U was niet op de hoogte van de instellingen en al die zaken, waar u zich moest gaan inschrijven…? Nee, nee, nee V.: Uw vriendin heeft u dus begeleid? Als je dat zo kunt zeggen, ja. Ik heb gewerkt, ik denk dat het veertien dagen was, dat was een inwonende betrekking. Dat was voor mij iets heel nieuws, ik kon dat niet goed, en met kinderen, dat was een beetje moeilijk. Ik wist niet goed hoe ik dat moest aanpakken, en dat is dus niet goed gegaan, daarom heeft het maar veertien dagen geduurd, en daarna zat ik zonder werk, acht … zes of acht maanden, zoiets. En daarna heb ik nog eens zoiets gedaan, inwonend, maar dan voor drie maanden, denk ik. Het was ook bij particulieren en, wat kwam er daarna, daarna ben ik in een ander huis gaan werken, extern, het was dan zonder inwonen, en dat was al wat beter, voor ongeveer zes maanden, en daarna ben ik per uur beginnen werken bij verschillende mensen, en zo is dat verder gegaan. Elsa komt ook uit Ecuador. Zij spreekt echter geen Frans, het gesprek vond plaats met de hulp van een tolk. « Ze zegt dat ze acht jaar geleden alleen hier gekomen is en dat drie jaar geleden haar man en haar dochters konden overkomen... Zij is hierheen gekomen om te werken omdat het ginder heel moeilijk is, in feite werkt zij hier… en toen haar man en kinderen nog ginder waren, wel, met wat zij hier verdiende kon zij haar familie ginds onderhouden… Haar man had ginds werk in een bedrijf, zij werkte niet, en om gezondheidsredenen is hij moeten stoppen en heeft hij geen ander werk meer gevonden, wat maakt dat zij naar België is gekomen. Ze hebben dat zo beslist toen ze beseften dat het voor een vrouw gemakkelijker was als poetsvrouw werk te vinden in België, dan voor een man.» De redenering, gemaakt in het huishouden van Elsa, laat zien hoe het komt dat heel wat vrouwen, die hier als alleenstaande aankomen, in werkelijkheid getrouwd zijn. In dit geval bestond er een akkoord tussen man en vrouw. De opgegeven reden is echter niet te veralgemenen. De markt van de huishoudelijke hulp aan particulieren is niet zo gemakkelijk toegankelijk als zij beweert: om tot de gelukkigen te behoren moet je op een of andere
Vrouwelijke nieuwkomers
-36-
ULB-TEF September 2006
manier een toverwoord hebben ("Sesam, open u!"), een contact, een tussenpersoon, een adres… . We blijven nog even stilstaan bij Elsa, een archetype van de clandestiene inwonende dienstmeid19. Behalve een paar spectaculaire revelaties over gevallen van moderne huisslavernij van jonge meisjes in de villa's van diplomaten, wordt er weinig gesproken over deze discrete dienstbodes, die inwonen bij hun patroons, niemand kennen, en enkel buiten komen in de kring van hun eigen gemeenschap. Het is dus relatief gemakkelijk om hen afgeschermd te houden van blikken van de buitenwereld, want noch de meesters, noch zij zelf hebben er belang bij om deze situaties openbaar te maken. Zelfs in geval van misbruik, geven de slachtoffers er de voorkeur aan om zich stilletjes terug te trekken uit het netwerk, zonder daarom van activiteit te veranderen. In het beste geval slagen ze erin om werk te vinden in buitendienst. Ook Elsa zal bij haar aankomst in België opgevangen worden door een « vriendin» die haar opwacht om haar rechtstreeks bij de werkgever te brengen. « Ze zegt dat ze iemand kende… Eigenlijk, daar in Ecuador, kende ze niemand hier, maar er waren vrienden die iemand kenden en die de naam aan elkaar doorgaven en .. voilà… Zij had een naam van een persoon in België en dus heeft ze gezegd 'Het wordt België… V.: Had u papieren toen u hier aankwam? Toen ze hier aankwam had ze enkel haar paspoort, waarmee ze Ecuador kon verlaten… en ze is hier aangekomen in totale illegaliteit. Ze zegt dat ze bij haar aankomst hier, onmiddellijk contact heeft opgenomen met het ... het contact, dus met die persoon die voor haar dat werk als inwonende dienstmeid had gevonden, maar ze voelde zich ellendig… en ze zal dat zo meteen uitleggen… omdat ze de hele week opgesloten zat voor dat werk, en ze mocht geen contact… geen enkel contact opnemen met haar familie, en dan is ze ziek geworden ... Dus ze heeft een tijdje gewerkt bij die persoon, maar ze is ziek geworden door ondervoeding omdat die persoon haar enkel het strikte minimum te eten gaf, dus ze was ziek van ondervoeding maar bovendien ook psychologisch omdat ze geen enkel contact mocht hebben met haar familie… waardoor ze dus ziek geworden is, ze was ongeveer acht dagen in het ziekenhuis en ik heb haar gevraagd of ze daarna terug is gaan werken, zij heeft nee gezegd, ze heeft niet meer bij die persoon gewerkt. Toen ze uit het ziekenhuis ontslagen is, kon ze niet meer bij die eerste persoon gaan werken, ze is iemand van Ecuador tegen gekomen die hier leefde die een heleboel mensen kende en die mensen hebben haar in het begin een paar uur werk gegeven, en ze waren tevreden en dan kreeg ze meer uren en ze voelde zich dan veel beter want daar was ze veel vrijer en ze kreeg ook te eten. V.: Was ze toen nog altijd inwonend? Nee, nee, daar werkte ze per uur, bij allerlei mensen, Belgen, Engelsen, al die mensen hebben haar goed behandeld. V.: En altijd in het zwart? Dus in feite, ze moest alles betalen (voor het ziekenhuis), dus die hebben haar geholpen, in het zwart altijd... enfin dat ze haar geholpen hebben… .. 19
Koning Boudewijnstichting: « Het internationaal huispersoneel in België » - 26/02/03, verkennende studie, beschikbaar op de website http://www.kbs-frb.be (er werd een hoofdstuk gewijd aan de Ecuadoriaanse gemeenschap in België, blz. 55-56)
Vrouwelijke nieuwkomers
-37-
ULB-TEF September 2006
Alles laat veronderstellen dat er bij het netwerk van « vrienden », dat zogezegd goed gelegen kwam, weinig aan het toeval was gelegen. Men zou het een redelijk normaal fenomeen van nationale solidariteit binnen een gemeenschap kunnen noemen, dat zich heeft geprofessionaliseerd als een dienst, enerzijds voor onthaal en tewerkstelling van landgenoten die nieuw in het land aankomen, en anderzijds voor het leveren van huishoudelijk personeel aan wie er naar op zoek is. De rol van de tussenpersoon bestaat erin van vraag en aanbod op elkaar af te stemmen op basis van hetzelfde criterium, namelijk vrouwelijk, illegaal personeel. Men kan vermoeden dat dit soort « vrienden » zelden filantropische motieven hebben, maar in het voorliggende geval beperkte de rol van de tussenpersoon zich tot contact leggen en verhinderde deze persoon niet dat de vrouwen, die dat wilden, er konden uit stappen zonder risico's. Het is trouwens een fout van ons geweest dat wij Elsa, noch de andere vrouwen niet gevraagd hebben naar de prijs, die ze betaald hebben voor dat onthaal en die tewerkstelling. We hadden moeten weten of er betaald werd in het begin, in Ecuador, om het adres van de vriendin te krijgen, en wat de vriendin heeft gevraagd om haar aan werk te helpen. Van de andere kant hadden we ook moeten weten of die tussenpersonen ook door de werkgevers werden vergoed voor het leveren van personeel. Elsa is een goede kandidaat. Om hiervan overtuigd te zijn, volstaat het te weten dat zij nog altijd geen woord Frans spreekt, terwijl ze al acht jaar in België is. Het is pas nadat haar man en dochters zijn overgekomen dat zij zich vragen is gaan stellen over haar situatie. Dat is sinds twee jaar. « Ze hebben een aanvraag voor regularisatie ingediend... Ik heb haar gevraagd of dat was als vluchteling. Zij heeft nee gezegd, het is echt om de kaart te vragen om hier legaal te mogen werken en dan belasting te betalen… Nadat ze ziek was geworden, heeft ze in feite een verblijfsvergunning gekregen voor drie jaar. Die is ondertussen vervallen, dus nu is ze opnieuw illegaal en … Het is een soort verblijfsvergunning, die ze moet laten zien bij politiecontrole. Toen ze is gaan vragen om die te verlengen, toen heeft die persoon op de Dienst Vreemdelingen haar gezegd: 'Maar kijk, je kunt beter een aanvraag voor regularisatie indienen'. Daar zijn ze nu mee bezig.» Het statuut van inwonende dienstbodes en de bijzondere omstandigheden van uitbuiting zijn voorgelegd aan de overheid. Er zijn ondertussen een aantal hervormingen doorgevoerd om een einde te stellen aan de misbruiken. Men kan hier meer over lezen in de aanbevelingen bij het rapport van de Koning Boudewijnstichting. (cit.Supra). Elsa heeft kunnen ontsnappen uit deze dramatische situatie, maar haar aanvraag voor regularisatie werd geweigerd en ze is nog altijd illegaal, maar niet meer clandestien. Het voorbeeld van Elsa illustreert een van de facetten van die ondergrondse economie, die zich kan ontwikkelen dank zij de marginale positie van bepaalde groepen nieuwkomers, zo goed als niet op de hoogte van hun elementaire rechten, en al helemaal niet van de sociale rechten die gelden in het gastland. Het feit dat dit soort dienstverlening bestaat binnen een bepaalde nationaliteitsgroep, betekent daarom niet dat het over een etnisch metier of niche gaat. Het gaat er alleen over
Vrouwelijke nieuwkomers
-38-
ULB-TEF September 2006
dat de huishoudhulp inmiddels georganiseerd lijkt als een economisch integratiecircuit, op touw gezet door een groep, die hier al is ingeplant, ten voordele van diegenen die nieuw in het land komen20. De bloei van het circuit trekt zijn voordeel uit de constante aanvulling van de voorraad van illegalen, gecreëerd door het aanschroeven van de criteria voor regularisatie en door de traagheid van de procedures. Wat in elk geval wordt aangetoond door het voorbeeld van de Zuid-Amerikaanse huisbedienden is het feit dat er bepaalde voorwaarden zijn voor een tewerkstelling op de markt van het huispersoneel, precies omdat die markt in volle opgang is, en bijzonder concurrentieel en selectief. En een van deze voorwaarden, zoals zal blijken uit de volgende gevallen, is dat men op deze markt moet worden geïntroduceerd. Om een werkgever te vinden, of het nu gaat om een particulier of om een bedrijf, moet men op de hoogte zijn van en deel uit maken van een formeel (etnisch) of informeel netwerk, ingeschreven staan bij een agentschap, gestuurd zijn door het OCMW, of door om het even welke instelling. Alleenstaand en geïsoleerd, zoals de Russische vrouw, Marina, die helemaal niemand kent, vindt men geen werk. « Ik weet niet waar ik moet zoeken ». Ze heeft gelijk als ze dat zegt, maar ze vergist zich als ze denkt dat haar goede wil moet volstaan. « Ik heb altijd gedacht dat ik vlugger werk zou hebben, kuisen, afwassen, dat gaat vlugger, want in Rusland is dat niet te tellen… Ik weet dat ik veel kan. Eerst dacht ik te gaan werken als keukenhulp, maar ze hebben nee tegen me gezegd. Dat is vervelend…voor mij, ik zou dat kunnen, waarom niet? In een fabriek, als verkoopster, ik kan dat, ik leer heel snel. Maar ik weet niet waar ik moet zoeken. Bijvoorbeeld, als ik die vrouw zie, zij wast voor mensen, ik kan dat doen, de crèche, ik kan dat ook doen.» Zoveel is duidelijk, als er één vrouw slecht voorbereid is, dan is het wel Marina. Zij redeneert alsof alles wel van zelf in orde zal komen: op de vraag hoe zij het zich had voorgesteld, haar onthaal hier, is haar antwoord: « Ik dacht aan een groot gesloten huis, je leeft er en je werkt er, je betaalt geen huur omdat je buitenlandse bent, maar je werkt. Ik dacht dat het veel eenvoudiger was, ze sturen je naar een fabriek, of naaien … ». Maar voor haar is de essentie, en het doel van haar reis, niet haar eigen toekomst, maar die van haar zoon. « Ik dacht, mijn leven is toch om zeep, maar mijn zoontje, hij zal naar school gaan». Blijkbaar werd ze beïnvloed door televisiebeelden over kandidaatvluchtelingen, verzameld in transitkampen.
20
L. Costes, « Quel sens donner aux métiers ethniques? » in C. de Wenden en V. Vuddamalay, Existe-t-il des métiers ethniques?, revue Panoramiques, Uitg.. Cordet et Marianne, 2003
Vrouwelijke nieuwkomers
-39-
ULB-TEF September 2006
LEGALE TEWERKSTELLING
Op het moment dat wij deze nieuwkomers hebben ontmoet, waren er maar een paar die legaal aan het werk waren. Slecht één is klassiek tewerkgesteld, met een voltijds contract van onbepaalde duur. Een andere vrouw werkt als PWA en een derde vrouw is tewerkgesteld volgens Artikel 60. Geen enkele vrouw heeft een werkloosheidsuitkering, zelfs als ze voorheen legaal heeft gewerkt. Dit komt door het feit dat ze niet aan het voldoende aantal dagen kwamen om hun recht te openen. De vrouw met een klassiek contract is tewerkgesteld bij een Nederlandstalig lokaal steunpunt voor werk. De vrouw werd onder Artikel 60 ter beschikking gesteld van een Brusselse "Mission locale". Het gaat hier om atypische werkgevers. Sofie is Rwandese en heeft vijf kinderen ten laste. Sinds kort werkt zij voor een initiatief van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Zij studeerde af aan een sociale school. Haar diploma was voor Sofie de laatste fase van een geslaagd integratietraject. Sofie ontvluchtte de burgeroorlog in Rwanda in 1984. Na enkele jaren ballingschap in verschillende Afrikaanse landen is zij in 1999 in België beland « Ik ben op de luchthaven aangekomen met een toeristenvisum. Wat heb ik dan gedaan? Ik heb iemand opgebeld, een kennis van Rwanda, die hier woonde. Daar heb ik aan gevraagd wat je moest doen om het grondgebied in te komen. Hij heeft mij gezegd: « Als je door de controle bent gekomen zonder je te melden, dan moet jij je zo vlug mogelijk ergens gaan aangeven, vooraleer naar buiten te gaan. Je moet je onmiddellijk gaan melden.» Zij heeft een dossier ingediend bij de Dienst Vreemdelingen. « Ik had een oranje kaart voor twee jaar, voor een tijdelijk verblijf voor twee jaar. Zo'n oranje kaart, dat was niks voor mij. Er is dan geen echte asielaanvraag. Je meldt je aan, ze vragen een serie formulieren, ze zeggen dat de aanvraag ontvankelijk is. En dan lees je op de papieren die ze geven dat het geen echte verblijfsvergunning is. Dat werkt ook op het moreel van de mensen. Zolang ik een oranje kaart had, wilde ik niet investeren op lange termijn. Na twee jaar werd ik opgeroepen voor een interview en daarna kreeg ik de papieren als erkend vluchteling. (In die tussentijd) stond ik op het OCMW. De Dienst vreemdelingen hadden mij dat aangeraden.» Nu zij werk heeft, is er voor Sofie geen reden meer om de donkere periodes uit haar integratietraject te verbergen. « Ik heb in het zwart gewerkt, omdat de steun van het OCMW niet voldoende is om een familie te eten te geven. Ik werkte in een hotel, ik was kamermeisje, en daarnaast hielp ik ook bij het onthaal van Engelstalige klanten.» Sofie had een diploma van onderwijzeres, maar zij kon geen gelijkwaardigheidsattest krijgen omdat er bepaalde certificaten ontbraken. Alleen haar middelbare schooldiploma werd gevalideerd, een gelukkig toeval. « De Franse Gemeenschap kende de scholen, ik was op een internaat van Belgische zusters, die ook hier in België zaten. Als je dus vertelde over welke school het ging, dan
Vrouwelijke nieuwkomers
-40-
ULB-TEF September 2006
gingen ze dat aan die zusters vragen. En dan konden die zusters bevestigen: ‘Deze persoon heeft bij ons gestudeerd. Zij heeft haar diploma behaald.' » Ze gaat opnieuw studeren. « Ik kon hier niet werken. Ik heb een beetje de gemakkelijke weg gezocht. Ik ben iets gaan studeren in dezelfde zin. Ik heb voor sociaal assistent gekozen, omdat ik dacht dat de lessen ongeveer hetzelfde zouden zijn. Dus heb ik me daarvoor ingeschreven.» Dat Sofie werk vond, komt niet "door geluk". Ze kreeg de juiste raadgevingen: ze heeft kunnen profiteren van correcte en betrouwbare informatie van een persoon uit haar kenniskring en van de nauwe banden tussen instellingen in Rwanda en in België. Voor heel wat andere hooggeschoolden is zoiets niet het geval. Het atypische van haar parcours zit in feite in de ontmoeting met een werkgever van een basisorganisatie, die in haar het model heeft gevonden van het geslaagde beroepstraject, zoals ze dit aan hun publiek aanbieden. Het geval van Varvara T. is een illustratie van een andere vorm van legale tewerkstelling, waar nieuwkomers toegang toe hebben, via de gesubsidieerde Agentschappen voor Plaatselijke Werkgelegenheid (PWA). Varvara is Tsjetsjeense. Zij is sinds 2001 in België met een statuut van politiek vluchteling. Ze werkt als PWA en doet het huishouden bij particulieren. «Ik mag 45 uur per maand werken, niet meer, met 4.18 euro per uur. Ik doe het huishouden bij bejaarde personen. Maar nu werk ik maar bij 10 mensen. Maar het is moeilijk, niet fysiek, maar moreel is het… Behalve, ik doe het wel graag omdat ik voor die oude mensen niet alleen huishoudster ben, maar zij zijn ook een beetje alleen, ze praten gaan, op die manier. Varvara is 51 jaar, ze studeerde aan het Financieel-economisch Instituut van Leningrad, ze heeft gewerkt als financieel directeur, eerst van een bedrijf, daarna in een bank. Zij spreekt Engels. Er bestaat maar weinig kans dat ze een werk op hetzelfde niveau zal vinden. Ik begrijp nu dat ik veel tijd heb verloren. Ik had me moeten inschrijven, omdat mijn aanvraag niet ontvankelijk was, kon ik dat niet. En omdat ik in januari al 2,5 jaar hier gebleven ben. Ik had voor een diploma-equivalentie moeten zorgen, dat zou misschien beter geweest zijn. Dat hebben ze tegen me gezegd, als raad. Maar ze hebben gezegd: "Nee, het is te laat. Het is te lang geleden dat u uw studies afmaakte. Het is geen goed idee." Nu weet ik het niet, eerlijk waar, ik weet het niet …. » Het geval van deze vrouw illustreert meerdere aspecten. Varvara is één van het groeiende aantal vrouwen met een diploma, die hun land hebben moeten verlaten om politieke redenen. Ondanks hun beroepsbekwaamheid, en bijvoorbeeld hun talenkennis, staat zij uiteindelijk in precies dezelfde schoenen als Honorine, wiens geval verder wordt beschreven, huisbediende op het scherp van de snede tussen legaal en illegaal werk. Laat ons naar Varvara luisteren:
Vrouwelijke nieuwkomers
-41-
ULB-TEF September 2006
« Er was een van die vrouwen, ze is gestorven, en daarna wilde haar dochter dat ik bij haar werkte, ze was maar een beetje ouder dan ik. En dan ben ik daar dus binnen gegaan om bij haar te werken, alleen aan de binnenkant, zij had niet het recht (op gebruik van PWA). Ik ben drie maanden bij haar gekomen, maar dan werd het een beetje te heet. Het OCMW heeft gezegd dat ik mag werken, maar ik mag geen geld verdienen. Alleen, ik doe het, in black. Ze hebben me gezegd dat met het OCMW je maximum 5,70 € hebt, of zoiets. Sommigen zeggen dat dat veel is, maar dat is niet veel. En ook, als je gewoon was om meer uit te geven, dan is het moeilijk, ik probeer om netjes te leven.» Als aanvulling op de toelage van het OCMW, die niet volstaat, kan Varvara enkel als PWA gaan werken. Nu is het zo dat ze precies datzelfde werk kan doen in het zwart. Dat wijst nog maar eens concreet op de concurrentie en het onderling inwisselbare van de werkstatuten op een en dezelfde markt van de huishoudhulp.
SCHOONMAKEN EN VERZORGEN.
Allochtone migrantenvrouwen en (kandidaat)vluchtelingen hebben dus relatief beperkte mogelijkheden om werk te vinden, en heel wat minder dan hun mannelijke collega's. Studie en onderzoek hebben aangetoond dat de meeste van deze vrouwen, als ze aan het werk zijn, werken als huishoudhulp, bejaardenhulp, ziekenoppas of babysit bij particulieren, of in de HORECA werken als kamermeisje, afwasser, of serveerster. Verder werken ze ook als sanitaire helpster in de rusthuizen en homes voor bejaarden, in de schoonmaak op zaal in ziekenhuizen, of als poetsvrouw in een bedrijf. Enkelen onder hen hebben een administratieve job, zijn verkoopster, of houden soms een filiaal open van een keten, bijvoorbeeld van wasserettes of droogkuis. Zeldzaam zijn diegenen, die werk vinden in een groot bedrijf, en nog zeldzamer, diegenen die een job vinden in overeenstemming met hun beroepskwalificatie, zelfs voor knelpuntberoepen, zoals verpleegster, laat staan als ziekenhuisarts. Voor alle sectoren van huispersoneel en huishoudelijke diensten geldt hetzelfde, namelijk dat het de meest vrouwelijke sectoren zijn, die een maximum aan tijdelijke tewerkstelling voor een laag loon aanbieden. Het is precies om die reden dat de vraag naar dit type van diensten onuitputtelijk lijkt en dat de ingeschreven banen er in concurrentie staan enerzijds met illegale banen en anderzijds met de gesubsidieerde banen onder de noemer van de plaatselijke werkgelegenheid. Deze interactie speelt een typische rol in de functionering van de sector en is soms een voorwaarde voor de rendabiliteit van deze sectoren21. Alle vrouwen, waarmee wij hebben gesproken, vertelden ons dat ze werkten of gewerkt hadden in de dienstensector, nu eens legaal, dan weer in het zwart. Dit fenomeen van het samengaan van verschillende tewerkstellingsstatuten voor dezelfde functies is een 21
A ce propos, dans l’enquête que nous avons mené sur le secteur de l’hôtellerie, nous avons eu l’occasion de décrire les mécanismes de pressions sur les prix qui amène à recourir au travail illégal dans certains segments d’activité, dont, notamment, le nettoyage des chambres. (Projet européen SMALL (représentation syndicale dans les PME en Europe)
Vrouwelijke nieuwkomers
-42-
ULB-TEF September 2006
weerspiegeling van de gelaagdheid van de arbeidsmarkt voor vrouwen, die tot uiting komt door de hiërarchiesering, niet zo zeer van de banen, als wel van de kandidaten voor tewerkstelling. En de criteria hebben niets te maken met professionele bekwaamheid, ervaring of diploma. Grondslag voor de hiërarchie is de graad van sociale kwetsbaarheid. Op deze schaal staan de vrouwelijke nieuwkomers niet alleen helemaal onderaan, wat inhoudt dat zij de slechtste banen krijgen, maar binnen de groep van nieuwkomers staan dan ook nog de illegalen lager op de ladder dan de legalen, en binnen de groep illegalen staan de Zwart-Afrikaanse vrouwen lager dan de Europese vrouwen, enzovoort. Het is niet zozeer de sector van activiteit op zichzelf, die probleem stelt voor de vrouwen die werk zoeken als nieuwkomer, maar wel die concurrentiesfeer, die hen bijzonder op hun ongemak stelt, en het zo goed als onmogelijk maakt om weg te raken uit de afhankelijkheidspositie waarin zij zich bevinden, zowel ten aanzien van de arbeidsmarkt, als in hun relatie met de autoriteiten. Als afsluiting van dit hoofdstuk willen we stilstaan bij twee voorbeelden, die een beetje speciaal zijn, maar die toch meer voorkomen dan men zou denken. We willen hiermee aantonen dat sommige vrouwen in staat zijn om van de nood een deugd te maken en van hun verbanning gebruik te maken om aan hun leven een geheel andere wending te geven, in plaats van zich door hun verleden verpletterd te voelen en passief te staan tegenover wat hen overkomt. Het komt neer op het uiteenzetten van dromen, maar die dan wel eens werkelijkheid zouden kunnen worden. Men kan tegenwerpen – zonder twijfel terecht – dat er meer mislukkingen zijn dan successen.
ONDERNEMENDE VROUWEN
Het toeval wil dat onder de vrouwen, die onze getuigen zijn, twee vrouwen zich onderscheiden door hun strijdbaarheid, die ze niet verloren hebben onder het gewicht van de problemen. Drissia volgt een opleidingscyclus in een organisatie, zij volgt onder meer taallessen Frans, omdat ze het niet voldoende goed kanschrijven. Momenteel heeft ze geen werk en is bereid om het even welk werk, dat zich zou aanbieden, aan te nemen. Patricia, van Ecuador, werkt in het zwart, zij is uitgeprocedeerd en krijgt een financiële steun voor medische zorgen van het OCMW. Beiden vertonen sterke overeenkomst met het profiel dat François Brun beschrijft voor die Chinese arbeiders van de "Sentier", die zich geleidelijk aan hebben geïnstalleerd als patroon van een atelier, met dit verschil dat zij vrouwen zijn … : « En tant que migrants, leurs profils sociologiques sont souvent proches : loin de représenter toute la misère du monde, beaucoup disposent d’un petit capital social, culturel, voire financier qui leur a permis de partir et qu’ils imaginaient de faire fructifier aussi vite que possible. Une partie de ceux qui travaillaient étaient indépendants. Venus pour travailler (beaucoup) et gagner de l’argent
Vrouwelijke nieuwkomers
-43-
ULB-TEF September 2006
(beaucoup), ils ne disposaient pas en revanche des moyens de faire reconnaître et valoir une éventuelle qualification, ne serait-ce que pour des problèmes de langue (…) ». (Usage d’entreprise et inactivation du droit social, Cahier quatre pages, n°49, janvier/février 2002, Centre d’Etudes pour l’Emploi). In Marokko was Drissia erin geslaagd om het winkeltje van haar moeder uit te breiden en er een zekere bekendheid aan te geven door de creatie van een eigen lijn van traditionele kleding. Ze organiseerde zelfs modeshows in de andere Maghreblanden en in Frankrijk. Drissia heeft hoegenaamd geen gewoon levensparcours: op haar 15 jaar was ze getrouwd, maar al vlug weer gescheiden. Ze is daarna alleenstaande gebleven, waarbij ze systematisch elke verloofde, die haar ouders voorstelden, weigerde. Ze was dus verplicht haar eigen brood te verdienen in Marokko. Dan heeft ze alles achter zich gelaten. Na heel wat avonturen is ze uiteindelijk in België beland, illegaal. Ze ontmoet een Belgische man, waar ze ook mee trouwt. Zo heeft ze haar papieren gekregen. Ze heeft geen werk en geen eigen inkomen. Ze is ook Nederlands aan het leren. « Ik heb wel gewerkt, als verkoopster, maar bij een Turkse baas. Hij wilde mijn werk niet aangeven. Ik heb er een week op gewacht of hij mijn nummer van de bankrekening zou vragen, maar hij gaf me het geld zo, uit de kassa. Ik zei: 'Mijn excuses, maar kan ik niet gedeclareerd werken?' Dat was te duur, zei hij. 'Maar schrijf me dan in voor minstens twee uur.' Nee, zwart. Dan heb ik gezegd 'Sorry, dan niet.' Op dit moment, wat ik zou willen, maar dat is duur, een winkel openen, dat kost veel geld. En de bank vraagt een borg, en ik heb geen borg. Ik wil doen zoals in Marokko, dat marcheert goed, ik doe dat graag, ik kan dat goed, maar … Maar ik ken ook niet veel mensen, ik heb hier niemand, geen familie, geen … Alleen maar nieuwe vrienden, maar dat is het niet. Normaal heb ik de vrienden veel nodig. Dus eerst de taal, en het geld. V.: Zou u hetzelfde gaan doen, traditionele kleding? Ja, ik doe zelf de aankoop van de stoffen. V.: En zou dat hier kunnen lukken, denkt u? Ja, dat gaat, met zo'n beetje overal modeshows, dat gaat. Maar nu wil ik werken als verkoopster en daarna kan in het geld investeren. Inch’ Allah. Ik hou wel van de verkoop, het is heel tof, ik vind de mensen altijd … Maar natuurlijk, welke bank zou een nieuwkomer willen helpen op een markt, die niet zonder risico's is. Maar hoe dan ook, Drissia kent het vak en heeft ervaring, en in dit segment van de markt zou ze niet de enige zijn. Patricia studeerde marketing in Ecuador, maar is weggegaan om de familiale conflicten te temperen. Op aanraden van een schoonmoeder, die in België leefde, is ze naar Brussel gekomen. Haar aanvraag voor regularisatie werd onontvankelijk verklaard, maar ze is van plan een nieuwe aanvraag in te dienen. Onmiddellijk na haar aankomst heeft haar schoonmoeder gezorgd voor een werk als poetsvrouw. Haar man en kinderen zijn nagekomen. De echtgenoot werkt min of meer in het zwart, en Patricia poetst bij particulieren. Ze verwacht een kind.
Vrouwelijke nieuwkomers
-44-
ULB-TEF September 2006
«Als onze regularisering in orde is, dan willen we hier voor altijd blijven, want we hebben ons leven hier al uitgebouwd. … We hebben van alles gekocht. We zijn het hier al gewoon… Ze zeggen … ik, ik ben hier graag… Mijn man ook.. en mijn kinderen ook…. In feite herinneren ze zich niet zoveel van Ecuador. Ik zou hier graag willen blijven… maar niet om altijd te werken zoals nu … We denken … ik zou wel graag een winkel hebben... of iets in die zin, begrijpt u… liever een werk als zelfstandige. Ik heb zoiets gedaan als een marktonderzoek: bij voorbeeld … er zijn hier veel Latino's… dus Latijns-Amerikaanse producten … of zoiets … producten … begrijpt u? Er zijn er hier niet zoveel te krijgen… of veel te duur, omdat ze via Spanje komen… en vanuit Spanje worden ze dan hier ingevoerd, dus dat is te duur… Dus, heb ik gezegd, misschien als … als we een bedrijf zouden hebben … een rechtstreeks netwerk van invoer uitbouwen. Het is aan zoiets dat ik heb gedacht. Deze voorbeelden zijn natuurlijk niet voldoende als bewijs van de deskundigheid en de aspiraties die leven bij de vrouwen die hier aankomen als nieuwkomer, maar ze gaan in tegen het beeld van passiviteit en defaitisme, dat zo dikwijls aan deze vrouwen wordt toegedicht.
Vrouwelijke nieuwkomers
-45-
ULB-TEF September 2006
Hindernissen, valkuilen en omwegen op de weg naar tewerkstelling Deze weg naar tewerkstelling en de ondervonden hindernissen vormden de kern van onze gesprekken. De vraag naar de hindernissen werd gesteld zonder enige vooringenomenheid, maar de enorme verscheidenheid aan antwoorden leerde ons dat de vrouwen deze vraag op de meest diverse manieren interpreteerden. Het ging er zo'n beetje aan toe alsof zij hierbij van de gelegenheid gebruik maakten om een soort zelfonderzoek te doen, vertrekkende van de herinnering aan de eerste hinderpaal, die zij als een soort ontgroening beschouwen. We hebben ons er dan voor behoed om teveel aanwijzingen te geven over wat we zelf in ons hoofd hadden, om zo de vrije loop te laten aan hun redenering, waar de werkelijkheid en hun perceptie van die werkelijkheid door elkaar lopen. Er zijn hindernissen van allerlei orde, en het is niet gemakkelijk om hier enige hiërarchie in aan te brengen: in de loop van het gesprek gaan de vrouwen zich afvragen of de eerste hinderpaal diegene is, die het moeilijkste was om te overwinnen, of diegene die het eerst op hun weg kwam. Gaat het om één afgebakende hindernis, of is het een complex geheel? Eenmaal de hindernis genomen, staat de weg dan verder open, of is het de aankondiging van nieuwe, lastiger obstakels, zoals in het sprookje van Madame d’Aulnoy, waar de arme Gracieuse, die gevangen zit, telkens een nog ingewikkelder borduurwerk krijgt tot aan de finale proef voor een jurk in maandraad, waardoor haar belofte zal uitkomen …. Of ook nog, zijn deze hinderpalen wel reëel, materieel, of zijn ze subjectief, enkel onoverkomelijk voor mij, door wie ik ben, ik, die niet de kracht heb om ze te overwinnen …. Je moet met iets beginnen. Dat 'iets' is meestal de taal leren. DE TAAL VAN AESOPUS
Uiteindelijk komt het altijd op hetzelfde neer, wat de vrouwen zeggen: «Ik spreek niet goed Frans of ik kan niet goed Frans schrijven … dat is wat de werkgevers me elke keer zeggen als ik ze ontmoet ». Wat de reflectie over de rol van het aanleren van de taal in het sociaalprofessioneel integratieproces vertroebelt, is niet zozeer het nut van dat aanleren op zich, dat onbetwistbaar is, maar wel datgene dat daar allemaal onder schuil gaat. Er spelen twee zaken: er is de selectie, als het vereiste niveau zo hoog is dat het die personen uitsluit, die van in hun land van herkomst analfabeet of weinig geletterd zijn, en daarnaast is er de kwestie van het etnocentrisme, die van het aanleren van de taal een test maakt, waarmee de « de vreemdeling », of meer bepaald « de anderstalige » het bewijs kan leveren van zijn of haar loyaliteit ten opzichte van het gastland. In de twee gevallen is het voor de vluchteling of de migrant niet het praktisch nut van het kennen van de taal die het
Vrouwelijke nieuwkomers
-46-
ULB-TEF September 2006
aanleren van de taal verantwoordt, maar wel de controle door het gastland, die zijn voorkeur te kennen geeft voor bepaalde categorieën en die een bewijs van loyaliteit vraagt. Ten aanzien van onze problematiek bekijken wij de kwestie van het aanleren van de taal in relatie met de sociaalprofessionele integratie. Voor de overheden is de uitnodiging om de taal te leren of de verplichting om de taal te kennen niet altijd ingegeven door de tewerkstelling. Soms heeft dit, zoals in Vlaanderen of in andere landen (Duitsland, Nederland)22, een veel bredere bedoeling en is het bijvoorbeeld een voorwaarde voor de hele integratie, de mogelijkheden om van steun te genieten, om een tijdelijke of permanente verblijfsvergunning te krijgen, of voor een naturalisatie. Hoe dan ook, er bestaat geen enkele twijfel over het feit dat de vrouwen het niet kennen van de taal beoordelen als de eerste hinderpaal op hun weg naar werk. Tussen de regels schijnen echter een aantal andere elementen door. Laat we eerst duidelijk stellen dat het niet kennen van de taal van het gastland nog niet betekent dat men geen andere taal kent23, of dus onontwikkeld of ongeletterd is. Het dominerende gevoel is echter dat het niet kennen van de taal een stigma met zich meebrengt, een teken van onwetendheid, een kenmerk van onaangepastheid, het bewijs van « niet geïntegreerd zijn ». Dat er een band zou bestaan tussen het kennen van de taal van het gastland en de mate van geïntegreerd zijn kan niet worden bewezen. Er zou allereerst al eensgezindheid moeten bestaan over wat men als "geïntegreerd" beschouwt, of liever als « niet geïntegreerd ». Als we er de sociologische werken op moeten nagaan om een precieze betekenis te geven aan de term 'integratie' (en bijvoorbeeld het onderscheid met assimilatie), denkt iedereen daarentegen precies te weten wat de term « niet geïntegreerd zijn » betekent. Wie niet geïntegreerd is, is noodzakelijk een « andere », een vreemdeling, een « alien ». Een gevaar. Volgend citaat van Norbert Elias24 toont aan hoe de vreemdelingen, door het feit dat ze vreemdeling zijn, een risicofactor zijn voor de « inheemse bevolking ». « Un groupe installé a tendance à attribuer à son groupe intrus, dans sa totalité, les ‘ mauvaises ‘ caractéristiques de ses pires éléments. (…). A l’inverse, le groupe installé a tendance à calquer l’image de lui qu’il a dans sa section exemplaire (…) sur la minorité des ‘meilleurs ‘. Cette distorsion dans des directions opposées, permet au groupe installé de se convaincre lui-même en même temps de ses propres allégations : il y a toujours un élément ou un autre pour prouver que son groupe est bon et que l’autre est mauvais » 22
Verslag van de studiedag, georganiseerd door het Franse Ministerie van Tewerkstelling, van Arbeid en van Sociale cohesie en het Ministerie van Cultuur en Communicatie, « l’intégration linguistique des adultes migrants en Europe », 28-29 juni 2004, Sèvres.
23
« Formation linguistique et intégration socio professionnelle des réfugiés », in Migrations Etudes, tijdschrift van het Agenschap voor de ontwikkeling van de interculturele relaties (l’Agence pour le développement des relations interculturelles - ADRI), 110, november december 2002
24
N. Elias, J-L.Scotson., Logiques de l’exclusion, geciteerd door J-L Tabin, « les paradoxes de l’intégration » in Paradoxe de l’intégration, Essai sur le rôle de la non intégration des étrangers pour l’intégration à la société nationale, uitg. ESP Lausanne, 2000.
Vrouwelijke nieuwkomers
-47-
ULB-TEF September 2006
De wederzijdse samenhang "niet geïntegreerd - gevaar" behoort tot de evidenties. Het volstaat om terug te denken aan de enorme verbazing toen de identiteit aan het licht kwam van de Britse bommenwerpers in de Londense metro in juli 2005. In plaats van exotische wezens met lange baarden en gekleed in djellaba, ging het om vier doodgewone jonge mensen, met jeans en vesten, netjes geschoren en kort haar, dat wil zeggen onopvallend, … geïntegreerd, dus onschadelijk. Vrouwen die niet geïntegreerd zijn, roepen niet noodzakelijk het beeld op van 'bedreiging' of 'gevaar', maar eerder dat van slachtoffer, de vertrapte vrouw die moet worden gered. Dit soort vrouw draagt onvermijdelijk de hoofddoek, is analfabeet, onderworpen en zwijgzaam en heeft een massa kinderen. Een dergelijke vrouw heeft niets te zoeken op de arbeidsmarkt, zij kan niet tewerkgesteld worden. Op slag wordt het aanleren van de taal voor de vrouwen, als nieuwkomer, eerder dan noodzaak voor het vinden van werk, een garantie voor erkenning. Omdat hun diploma blijkbaar geen enkel nut heeft, omdat hun talenkennis geen waarde heeft, blijft voor hen, om te bewijzen dat ze bekwaam zijn, niets anders over dan zich te identificeren met de bevolking van het gastland, dus, op de allereerste plaats te praten zoals iedereen. Als je praat zoals iedereen is er kans dat je op dezelfde voet behandeld wordt als iedereen…. Iets wat Zaïlin goed gezien had! Zij heeft haar naturalisatie aangevraagd en is getrouwd met een Belg. « Want als je zegt dat je Belg bent, denkt de baas bij zichzelf, ze zal correct praten, ze is goed geïntegreerd. Maar als je zegt dat je uit een ander land komt, zeggen ze, misschien praat ze niet goed Frans, misschien is ze niet goed geïntegreerd. (…) dus ik denk dat de dag dat ik zal zeggen dat ik Belg ben, dan denk ik dat ze me misschien zullen opbellen: ‘ Mevrouw u mag eens komen praten’, en dat is het. Toch om te praten, en dan kunnen ze zien of ze me nemen of niet. Maar om te praten, dat ze me laten praten ». Het leven van Zaïlin zou er beter uitzien als ze de taal goed zou spreken. Zij is Cubaanse. Ze studeerde landbouwkunde in Cuba, maar ze werd ziek en heeft haar studies moeten opgeven. Ze is verkoopster geworden in een luxeboetiek van een groot hotel. Zo is ze in contact gekomen met haar toekomstige man, een Belg die voor z'n beroep op reis was. Dit koppel heeft de boodschap van de overheid perfect begrepen: zolang Zaïlin niet goed de taal spreekt, zal ze niet beschouwd worden als een geïntegreerde vrouw. « Ik, mijn man, en ik ook, we hebben beslist dat ik Frans moest leren als ik me wilde integreren in België, en dus zijn we begonnen met aan mensen te vragen waar ik lessen kon volgen om Frans te leren. En toen hebben ze ons gezegd dat we ons moesten inlichten bij FOREm. Toen ben ik naar de FOREm opleiding geweest, en daar hebben ze ons het adres van Lire & Ecrire gegeven, en ik ben onmiddellijk gegaan. Ik ben hier (in Verviers) aangekomen in september en ben gegaan in september. »
Vrouwelijke nieuwkomers
-48-
ULB-TEF September 2006
Zaïlin heeft zelf de achtereenvolgende stappen van haar traject uitgestippeld. De eerste stap is het Frans, want dat is de meest zichtbare hinderpaal, daarna komt de beroepsbekwaamheid, want alles moet herbegonnen worden omdat de werkgever geen rekening houdt met diploma of ervaring. En ten slotte de laatste stap, de naturalisatie, want blijkbaar worden de vreemdelingen gediscrimineerd. De strategie van Zaïlin bestaat erin de terughoudendheid van werkgevers en instellingen voor te zijn. Ze wil opgaan in de massa, « geassimileerd » zijn. Ze eist deze anonimiteit op als een recht. Dat was de betekenis die er moest worden gegeven aan "integratie". « Als ik bijvoorbeeld hier klaar zal zijn met school, zal ik werk zoeken : maar als ik geen werk vind denk ik er ook aan om een handelsopleiding te volgen, zoals handels vertegenwoordigster voor kleding en dan denk ik eraan om dat te doen, en dat is het, dat is mijn droom. Het is mooi, het is samen met mensen zijn, mensen kennen, zich iemand voelen, dat is het. Maar wel als ik geen werk vind. Op een dag had ik een advertentie gevonden voor schoenenverkoopster, en ik ben me gaan aanmelden. Ze hebben me gevraagd « heeft u Activa », als u Activa heeft dan neem ik u direct, maar ik had dat niet. Maar als ik dat die dag had gehad, dan ben ik zeker dat ik werk had gehad, want ze had snel iemand nodig. Kortom, ik hoop snel mijn Belgisch paspoort te krijgen. De dag dat ik mijn paspoort zal krijgen, zal ik me echt vrij voelen, ik voel me nu al vrij, maar als ik mijn paspoort zal krijgen zal ik me nog meer vrij voelen. En als ik werk zal zoeken zal ik nooit schrijven dat ik genaturaliseerd ben, ik ben Belg, en misschien zal ik iets hebben. V.: Denkt u dat dit meespeelt ? « Want als je zegt dat je Belg bent, denkt de baas bij zichzelf, ze zal correct praten, ze is goed geïntegreerd. Maar als je zegt dat je uit een ander land komt, zeggen ze , misschien praat ze niet goed Frans, misschien is ze niet goed geïntegreerd. Er is zoveel vraag, er zijn zoveel mensen die willen werken, niet alleen Belgen, iedereen, er is zoveel keuze : dus ik denk dat de dag dat ik zal zeggen dat ik Belg ben, dan denk ik dat ze me misschien zullen opbellen: ‘ Mevrouw u mag eens komen praten’, en dat is het. Toch om te praten, en dan kunnen ze zien of ze me nemen of niet. Maar om te praten, dat ze me laten praten ». V. : En u denkt dat u dat nu niet kunt? Maar neen want elke keer als ik mij CV laat belt niemand me, zelf niet om te vragen hoe ik ben, om me te zien. Dat is het probleem, laat me praten, geef me de kans om te praten, om te tonen of ik geschikt ben of niet, maar niemand belt me op. Dat ze toch kunnen zien dat ik wil werken, echt waar, niet om niets te doen. Ik wil echt werken. Maar niemand belt me, en het is daarom dat ik daarnet zei dat de moraal niet goed is ». Laten we toegeven dat het moeilijk is om te ontsnappen aan de schijnbare logica van de redenering: welke patroon wil er nu een verkoopster aannemen die niet goed Frans spreekt? Zeker als het verkoop van luxeartikelen betreft. Maar hoe moeten we dan de taalvoorwaarde uitleggen die Creyf’s Interim stelt om Maria en Zohra in te schrijven, die alle twee werk zoeken in een koekjesfabriek? Het taalargument bewijst altijd zijn doeltreffendheid om een werkweigering te verantwoorden, als het in werkelijkheid om een selectiecriterium gaat bij een overvloed aan aanvragen.
Vrouwelijke nieuwkomers
-49-
ULB-TEF September 2006
Maria, die uit Somalië komt, halt ook haar taalproblemen aan, maar ze is zich terdege bewust dat er iets anders achter zit. « Nooit werk gevonden. Ik heb gezocht maar het is niet gemakkelijk voor ons als men niet goed Frans praat en als we het briefje moeten geven, dan weet men niet dat het daarom is… En nu denk ik eraan … Wanneer je in een Interim of ergens vraagt, zeggen ze : ‘Zie je, je praat niet goed Frans, je begint altijd op school’ ; Dat is daarom, omdat ik 6 jaar heb gestudeerd, 4 jaar hier en 2 jaar daar, en dan nog, het is niet … genoeg. Er is geen ander probleem … Neen». Maria is weg van haar man. Als nieuwkomer kent zij alleen maar landgenoten of andere Arabisch sprekenden. In haar geval is het aanleren van de taal niet gemakkelijk omdat ze weinig gelegenheid heeft om zich te oefenen in de taal van haar gastland. « Maar uiteindelijk ben ik helemaal alleen thuis. En ken ik alleen maar Marokkanen, Ethiopiërs, Nigerianen, en we praten soms Arabisch et soms Somalisch, dus het is een beetje ingewikkeld». Dat haar kennissenkring zo eng is, vormt zeker een handicap op gebied van taal, maar ook in haar traject als emigrante. Aanvankelijk was haar enige contact met de buitenwereld het OCMW, die haar een toelage uitbetaalde. Omdat ze geen enkel ander circuit kende om werk te vinden, richtte zij zich allereerst tot het OCMW. « Ik heb werk gevraagd bij het OCMW, maar dat was heel lang geleden. Maar toen had ik niet goed gesproken, maar nu heb ik het niet gevraagd. ». Het OCMW heeft haar naar taalopleiding doorgestuurd en nu zij in het integratiecircuit zit van "Lire & Ecrire", verwacht zij geen hulp meer van het OCMW. «Ik wil werken, maar nu ben ik de opleiding gestart, we wachten op de stage van dit jaar en nadien gaan we werk zoeken. ». V.: Wat voor werk? « In de schoonmaak » Als we het traject van Maria goed begrijpen, dan biedt "Lire & Ecrire" haar een antwoord op twee bijkomende problemen: door de taal te leren kan ze loskomen uit de familiale beslotenheid, waardoor ze steun kan vinden, relaties die haar zullen steunen bij haar zoektocht naar werk. Sindsdien voelt Maria zich in staat om werk te zoeken en zelfs om stages te doen. Zohra is van Kroatië. Ze heeft een kappersdiploma en ze is klaar om te gaan werken. « Op dit moment, zoek ik niet (een opleiding die een band heeft met mijn opleiding in het begin (kapster)). Ik weet niet, maar ik zoek werk als arbeidster in een chocoladefabriek en zo, want ik heb daar ervaring daarvan, ik heb in mijn land als student gewerkt. Ook als verkoopster en arbeidster in een fabriek, met chocolade, met koekjes, en zo. Ik heb hier in België ook geprobeerd, bij Delacre, maar mijn niveau van Frans was niet goed, dus ik ga nog eens proberen dit jaar. Die interim die Creyfs heet, (die mij heeft gezegd dat mijn niveau van Frans niet goed is) En daar op de computer en zo, heb je vragen. Ik was met mijn vriendin, en zij kon geen Frans praten. Misschien is het daardoor, ik kan niet samen luisteren en schrijven en dus heb ik mijn examen mislukt.
Vrouwelijke nieuwkomers
-50-
ULB-TEF September 2006
Ze zeggen altijd « er is niets, wacht… ». Ik denk dat het niet alleen de taal is. Maar ik moet echt gemotiveerd zijn, actief » Eenmaal op gang gaat Zohra nog verder in haar betoog: ze staat ook nog voor een administratieve hinderpaal, en daarnaast aan een gevoel van minachting: «En ik ben ook interim geweest, maar ze zochten een werkvergunning. En ik had niet direct een werkvergunning, ik verwacht mijn naturalisatie binnenkort, ik hoop het. En daar, hebben ze dat gezocht. Maar ik heb geen werkvergunning bij me, want ik moet dat niet. En ze zijn niet beleefd geweest met mij, helemaal niet et ze hebben gezegd ‘Ik hoop dat ik je niet meer zie in de interim’ Toen heb ik buiten gegaan en heb ik niet binnen gegaan ». Robertine is Franstalig. Ze is niet zo lang naar school geweest en ze weet date en opleiding zal moeten volgen op werk te vinden. Ze heeft geen hoge beroepsaspiraties. Ze wil iets vinden in de schoonmaak of in de huishoudhulp. Maar kijk, er zijn ongetwijfeld een boel kandidaten voor die opleidingen en ze zullen dus moeten selecteren. Robertine heeft testen gedaan. Maar het is duidelijk dat ze niet goed begrijpt wat ze had moeten doen om in die testen te slagen, want het soort banen dat zij zoekt vereisen niet veel schrijfwerk. « Ik kan goed schrijven, luisteren (begrijpen), maar het probleem is schrijven. Dus hij (de man van de opleiding) heeft me formulieren gegeven om in te vullen en ik heb niet goed geschreven. Ik heb gekozen voor een opleiding « onderhoudspersoneel» in ziekenhuizen. Hij heeft me gezegd dat ik omwille van het schrijven niet ben gekozen. « Je moet goed kunnen schrijven om de opleiding te doen ». Want voor ik hier kwam om een opleiding te doen waren er veel mensen. Hij heeft me op de wachtlijst gezet (…) hij heeft me gezegd dat alle plaatsen genomen waren, hij heeft me gezegd te wachten tot in september. Maar wachten tot in september dat is nogal iets, dat is moeilijk voor me (…) dus heeft hij me formulieren gegeven om mijn niveau van het Frans te bekijken. Maar spijtig genoeg heeft hij me niet gekozen, ik heb dan gewacht , ik heb gewacht op een telefoontje. Ik heb gewacht, hij heeft me gezegd « kom langs », en daarom ben ik hier gekomen. Dus als ik hier afrond, als ik werk vind, ga ik werken. Als ik geen werk vind, in plaats van te wachten, ga ik opleidingen doen. Je kan restauratie, of schoonmaak in ziekenhuismilieu, of thuishulp doen. Dus daar waar ik kan ga ik proberen overal mijn CV te plaatsen in de drie, en dat wat zich het eerste wordt voorgesteld zal ik doen, want dat doe ik graag ». Met Francine ten slotte komt ook de positieve dimensie van het aanleren van de taal naar boven. Doorheen de opleiding kan een heel schoolparcours heropgebouwd worden, waarvoor Francine vroeger nooit de kans kreeg. Voor Francine is het grootste probleem niet de kennis van de taal, maar haar algemene kennis. Zij is nooit naar school geweest. Het komt er voor haar op aan om alles in te halen wat haar ontbreekt om een beroepsopleiding te kunnen volgen. Als wij haar goed begrepen hebben, dan moet Francine niet leren praten, maar leren communiceren, dat wil zeggen dingen leren begrijpen en zich leren uitdrukken. Francine is vandaag twintig jaar en kreeg pas een baby. Ze leeft alleen. Afkomstig uit Congo, Kinshasa, werd ze naar België gebracht door een lid van de congregatie, die haar van de straat heeft opgeraapt. Tot aan haar meerderjarigheid verbleef ze in een open asielcentrum, maar nu is ze aan haar lot overgelaten. Gelukkig lossen de sociale werkers elkaar af om haar raad te geven over de stappen die ze moet zetten, en over de noodzaak om een opleiding te volgen. Een opleiding volgen loopt voor Francine via de weg van de taallessen Frans. Vrouwelijke nieuwkomers
-51-
ULB-TEF September 2006
« Wanneer ik ben aangekomen, omdat ik de Franse taal niet begreep, vanaf het Klein Kasteeltje, zat ik zo in een hotel, waar we Frans leerden. En toen ik klaar was ; ben ik in een opleiding gestapt met alternerend leren en werken, kokopleiding, maar op school hebben ze me gezegd dat omdat het Frans niet ging, dat zij een adres voor me zouden zoeken, ze hebben me naar hier gestuurd, dicht bij Sint Gillis. Ik heb toch een jaar daar die kokopleiding gedaan, het ging goed, maar dus omdat ik niet goed Frans begreep, dan heeft de sociaal assistente van de school me naar hier gestuurd om Frans te leren. Nadien ga ik een opleiding doen om te kunnen werken (…) Voor mij, dus, omdat ik een beetje problemen heb met het Frans, heb ik niet echt een certificaat, of een papier om te tonen aan de bazen dat ik zoek, dus dat gaat ook niet. Echt een niveau hebben. Goed Frans begrijpen, want men kan me soms zeggen … Ik praat, dat weet ik, maar ik ben niet zeker over elke letter, is het wel echt het woord dat ik zoek ? Soms begrijp ik zelf niet wat de letters van het OCMW betekenen, en het is daarom dat ik eerst Frans moet begrijpen, en ook praten, en schrijven. Een beroep dat ik ga afwerken, gekwalificeerd. Maar mijn project is te komen tot een opleiding, om goed Frans te kunnen praten, lezen en schrijven, en nog een gekwalificeerde opleiding. Vroeger kende ik niets, maar ik doe echt mijn best om te veranderen, werken in het leven, onafhankelijk zijn.
HET BOS EN DE BOMEN
Wanneer zij veroordeeld zijn om zich op een primitieve manier uit te drukken, zijn de vrouwen beducht om in diskrediet te worden gebracht, hun diploma's geweigerd te zien worden en hun bekwaamheden in vraag gesteld. Sommige vrouwen ergeren zich over de weigering om een opleiding te volgen of over een werkweigering, die ze hebben moeten incasseren vanwege hun institutionele bemiddelaars, want ze zien daarin een manier om de eigen handen in onschuld te wassen en telkens de verantwoordelijkheid op de rug van de kandidaat te schuiven. Dat is de logica zelf van de instellingen: de verantwoordelijkheid van de overheid is rechtstreeks verbonden aan de persoonlijke verantwoordelijkheid van de migrant25. De overheden zetten voorzieningen op, financieren die, maar het is aan de migranten om er aan mee te doen. Sommige landen verplichten een deelname, andere rekenen op een vrijwillige deelname, maar in alle gevallen is het de migrant die er het middelpunt van is. En ook elke mislukking, die het gevolg is van het niet beheersen van de taal, is toe te schrijven aan de migrant zelf. Opgesloten zitten in deze vicieuze cirkel is blijkbaar moeilijk te verdragen voor zo iemand als Cheryl, wiens geschiedenis bewijst dat het haar niet bepaald aan dynamisme ontbreekt. Cheryl komt van Kameroen en is tweetalig, Frans en Engels. Ze heeft haar middelbare schoolopleiding en een hogeschoolopleiding van secretariaat, aangevuld met een medische specialisatie. Zij is ook artieste. Na heel wat beroepservaringen, zoekt ze werk en volgt een jobatelier. Zij moest formulieren invullen in verband met haar kennis van de taal, maar het zag ernaar uit dat er een misverstand was ….
25
Verslag van de studiedag « l’intégration linguistique des adultes migrants en Europe », op. cit.
Vrouwelijke nieuwkomers
-52-
ULB-TEF September 2006
« Ik zei bij mezelf, dus, voor zover ik heb kunnen opmerken, zei ik dus, met het onderwijs dat we hebben gehad, zijn het wel niet dezelfde vragenlijsten die ze hier stellen. Want wij weten bijvoorbeeld dat als we testen doen om te werken, dan is het soms één vraag, of een kennis van een test, of een begrip van een test… En het Frans, dat men bijvoorbeeld geeft, dus ik geef een voorbeeld, want ik ben een test gaan doen, waarbij men me vroeg, de kous en de schoen, waarop lijkt dat ? Dus heb ik geschreven, dat zijn kleren, maar ik denk niet dat dat het juiste antwoord was. En wanneer ze vragen, het oog en het oor waarop lijkt dat, dan heb ik gezegd zintuigen, maar iemand heeft me gezegd dat dat niet het antwoord was. Ik weet niet hoe het hier gaat en het is ook zo ingewikkeld. Voor ons die aankomen, men stelt ons vragenlijsten die we nooit hebben gezien, en dan moet je veel nadenken, en zo van dat alles.» Marina, die bereid is om het even waar te gaan werken, botst telkens weer op een slechte kennis van het Frans: « Het OCMW heeft me gezegd ‘U moet Frans leren’ maar ik begrijp niet wat ze wil, misschien gebruikt ze een specifieke woordenschat die ik zou moeten begrijpen. Zij (de sociaal assistente) wil me niets voorstellen (een job) want ze vindt dat het voor mij nog niet nodig is.» Men zou uiteindelijk kunnen zeggen dat het probleem niet zo zeer zit in het nut van dat leren van de taal, maar wel in de eenvormigheid van de vereiste, ongeacht de persoon, ongeacht de omstandigheden. De vereiste stelt zich inderdaad op dezelfde manier voor iemand die verkoopster wil worden in een schoenenwinkel en aan iemand die een opleiding wil volgen voor schoonmaakster in het ziekenhuis; aan iemand die universitaire studies heeft gedaan en aan iemand die nooit naar school is geweest… En dit gaat gepaard aan het niet erkennen van het beheersen van andere talen van sommige nieuwkomers. Dat die andere talen ook nuttig kunnen zijn is van geen betekenis om de toegankelijkheid van een baan te beoordelen, en dit terwijl de werkgevers zich beklagen over het gebrek aan meertalige kandidaten. We sluiten deze reeks getuigenissen af met deze van Drissia die niet bepaald de minst dynamisme lijkt van onze getuigen. Slimme vogel die ze is, begrijpt ze heel zeker de ware inzet van de verwijten over een gebrekkige taalbeheersing: « Ja, ik heb veel werk gezocht, en sinds ik de oranje kaart heb, ben ik werk beginnen zoeken. Met de oranje kaart, zoals ik hier heb, heb je geen werkvergunning nodig. Ik ben er mee naar de gemeente geweest. Die heeft ja gezegd, ze hebben getekend en me de kaart gegeven. En door de manier waarop ik Frans spreek, mis ik veel werk want ik spreek niet goed Frans. Ik heb ervaring in de verkoop, dus ik zoek werk als verkoopster, dus heb ik ervaring. Maar voor de mensen, omdat ik niet goed praat, vegen ze hun voeten aan mijn ervaring. Het is daarom dat ik hier ben, om mijn Frans te verbeteren. En ik heb ook Nederlands gevraagd, zo leer ik ook Nederlands. En ik heb nog een probleem, een klein probleempje, wanneer ik mijn voornaam en naam gebruik, krijg ik zelden een telefoon van de interim, en nu gebruik ik de naam van mijn man, en dat gaat… (lachen)
Vrouwelijke nieuwkomers
-53-
ULB-TEF September 2006
In dit opzicht lijkt ons de ervaring interessant van die Vlaamse basisorganisatie, waar de Engelstalige nieuwkomers de vorming in het Engels volgen. De opleidingen waren gericht op sectoren zoals de HORECA , waar men deze taal wel kan gebruiken. Het merendeel van de nieuwkomers, die op deze manier snel aan werk werden geholpen, waren echter mannen.
DE ROL VAN HET BEROEPSVERLEDEN IN HET PROCES NAAR WERK
De manier waarop nieuwkomers aankijken tegen werk wordt sterk beïnvloed door hun situatie in het land van herkomst, hun statuut en burgerlijke stand, en ook hun beroepservaring en diploma. De helft van de vrouwen in onze groep werkte in hun land, en sommigen waren de enige kostwinner. Enkelen lieten hun werk staan om hun man te volgen naar het buitenland. Anderen zijn moeten vluchten en lieten hierbij een gunstige werksituatie achter. We hebben het al eerder onderstreept, de aanwezigheid van beroepsactieve vrouwen, kaders en universitairen, is een van de elementen waardoor de samenstelling van de huidige groep migranten – nieuwkomers, verschilt van de vroegere migratiegolven Beroepservaring, diploma's, talenkennis, het zijn allemaal zaken die echter niet dikwijls een troef waren in een integratietraject naar werk. Er zijn studies die aantonen dat de tewerkstellingsgraad in het gastland hoger ligt voor vrouwen, die in hun eigen land aan het werk waren. Op basis van ons panel hebben we deze hypothese niet kunnen verifiëren. Toch kunnen we ervan uitgaan dat de kennis van de arbeidsmarkt een gunstige facto ris om werk te vinden. Voor het diploma bestaan er wel tegengestelde effecten. Er wordt slechts zeer uitzonderlijk rekening gehouden met een behaald diploma, tijdens een integratietraject naar werk. Soms heeft het ook een averechts effect, zoals blijkt uit de ervaring van Canadese onderzoekers. In dit geval vormden de diploma's en de andere bekwaamheden een bijkomende hinderpaal voor de sociaalprofessionele integratie: Cardu en Sanschagrin26 citeren het geval van Afrikaanse universitairen, wiens diploma's met minachting en wantrouwen worden bekeken door werkgevers, overtuigd dat zij dit enkel via slinkse wegen op de kop hebben kunnen tikken. Het gebrek aan waardering voor de behaalde opleiding in het land van herkomst ziet men als een onrechtvaardigheid en sommige vrouwen willen het niet graag toegeven. Maar de geschiedenis van vrouwen in de migratie27 tonen aan dat over het algemeen vrouwen gemakkelijker dan mannen de professionele declassering aanvaarden, net zoals dit aangetoond wordt door de ongelijkheid in lonen en kansen op carrière. De vrouwen die
26
Cardu et Sanchagrin, op.cit ; onze eigen evaluatiewerkzaamheden.
27
Nancy L. Green, Repenser les migrations, coll. le nœud gordien, Presses universitaires de France, Paris, 2002
Vrouwelijke nieuwkomers
-54-
ULB-TEF September 2006
willen werken, zijn bereid elk soort werk te doen dat voor hen toegankelijk zou zijn. En, in het geval van nieuwkomers, meestal hebben ze niet te kiezen. Dat is wat Drissia ook zegt: « Ja, ik heb veel werk gezocht, en sinds ik de oranje kaart heb ben ik werk beginnen zoeken. Met de oranje kaart, zoals ik hier heb, heb je geen werkvergunning nodig. Ik ben er mee naar de gemeente geweest, Ze heeft ja gezegd, ze heeft getekend en me de kaart gegeven. En door de manier waarop ik Frans spreek, mis ik veel werk want ik spreek niet goed Frans. Ik heb ervaring in de verkoop, dus ik zoek werk als verkoopster, dus heb ik ervaring. Maar voor de mensen, omdat ik niet goed praat, vegen ze hun voeten aan mijn ervaring. V. Dus op dit ogenblik heeft u geen werk? Neen omdat ik niet goed praat, het is daarom dat ik hier ben, om mijn Frans te verbeteren. En ik heb ook Nederlands gevraagd, zo leer ik ook Nederlands. En ik heb nog een probleem, een klein probleempje, wanneer ik mijn voornaam en naam gebruik, krijg ik zelden een telefoon van de interim, en nu gebruik ik de naam van mij man, en dat gaat… (lachen)
Waartoe dienen diploma's? Er zijn maar weinig personen, die een werk hebben gevonden in overeenstemming met hun diploma. Dat is vooral zo voor de vrouwen. En dit situeert zich dan meestal buiten het normale circuit van de aanwerving van geschoolde mensen door bedrijven. Het gaat bijna exclusief om mannen. En hierbij speelt het diploma dan ook nog enkel indirect een rol. Zo kan het diploma bijvoorbeeld, in theorie, de basis zijn voor toelating tot een bepaalde beroepsopleiding. In werkelijkheid is er van de vrouwen in ons panel geen één tot een beroepsopleiding toegelaten, zelfs indien zij hiervoor het vereiste niveau hadden. In Brussel hebben de vrouwen alleen de kans om een beroepsopleiding te volgen in het specifieke kader van de samenwerkingsakkoorden voor sociaalprofessionele integratie van niet uitkeringsgerechtigde, laaggeschoolde werkzoekenden28. Hierdoor zijn de geschoolde vrouwen met diploma dus uitgesloten. Beschikken over een diploma is dus duidelijk niet altijd een troef. In de praktijk is het diploma een selectiecriterium voor het volgen van een opleiding, waarbij de selectie niet gebeurt op basis van het statuut, maar op basis van de vooropleiding. Een stage bijvoorbeeld in de « internationale» werkwinkel van de FOREm is enkel mogelijk voor werkzoekenden (ook zonder uitkering of met een steuntoelage) met een diploma van 28
Op basis van de gegevens van het Jaarverslag 2004 van "Bruxelles Formation" is het niet mogelijk om een evaluatie te maken van het aantal vrouwen in het opleidingscircuit in samenwerking met de basisorganisaties voor sociaalprofessionele integratie, die als enige opleidingen hebben, die leiden tot een « beroepskwalificatie » die open staat voor nieuwkomers. Dat is wellicht geen vergetelheid.
Vrouwelijke nieuwkomers
-55-
ULB-TEF September 2006
minstens hoger secundair. Maar een dergelijke stage geeft niet automatisch ook toegang tot de eigenlijke beroepsopleiding.
Het diploma of het specialisme kan ook een rol spelen in de keuze van het beroepscircuit. Bij voorbeeld een baan in de gezondheidssector. We hebben het voorbeeld gegeven van Natasha, verpleegster, die een opleiding volgde voor apothekersassistente, maar niet geslaagd is voor de toelatingsproeven. Mimmie, die ooit verpleegkunde begon, zal zich richten op een opleiding als familiehulp, hulppersoneel in de verzorgingssector …. In een van de groepen van nieuwkomers, die wij hebben ontmoet, had een belangrijk deel van de vrouwen interesse voor dit soort opleiding. Nochtans beschikten niet al deze vrouwen over een vooropleiding of ervaring op het terrein van de gezondheidszorg. Het gaat met dit soort banen net zoals bij de jobs als kamermeisje, waarvoor dan weer in een andere groep veel interesse bestond, omdat ze a priori gemakkelijk toegankelijk lijken, de vraag naar arbeidskracht in die sector hoog is en ze veel gebruik maken van allochtone vrouwen. De begeleiders van de basisorganisaties ondersteunen de vraag, temeer daar de vereiste voorkennis en ervaring relatief miniem is. De organisaties, die zich vooral met allochtone vrouwen bezig houden, promoten dit soort opleidingen.
EQUIVALENTIE VAN DIPLOMA'S, EEN GELUK EN EEN ONGELUK
Een bepaald aantal nieuwkomers met een diploma hebben stappen ondernomen om een attest van gelijkwaardigheid te bekomen. De gevallen van erkenning van het diploma zijn echter uitzonderlijk. En de procedure is complex en kost veel geld. Staat de inrichtende macht van het onderwijs in België hier aanzienlijk terughoudender tegenover dan deze in andere landen? We kunnen begrijpen dat elk land een beveiligingsmuur optrekt als filter voor het binnenkomen van beschermde beroepen zoals verpleegsters, dokters, boekhouders, enz. … En, in elk geval, worden ze hiervoor onder druk gezet door de corporatistische verenigingen, die verondersteld worden de markt te beschermen. Er is trouwens geen evolutie te verwachten in deze houding, behalve voor de Europese onderdanen, en dan nog met beperkingen ten aanzien van de burgers uit Centraal Europa. Maar onderdanen van landen buiten Europa krijgen niet de kans om hun kunnen hier te ontplooien, althans niet officieel, tenzij binnen het model van de « geselecteerde migratie », waarbij de toelating om het land in te komen en de verblijfsvergunning precies afhankelijk zijn van het beschikken over een bepaald diploma29. Toch kan een diploma-equivalentie bekomen worden op basis van bijkomende studies. Maar de toegankelijkheid van die studies hangt in sterke mate af van de manier waarop deze studies hier zijn georganiseerd. Hier kan zich een verschil in behandeling van mannen en 29
Verblijfsvergunning « bekwaamheden en talenten », zoals aangeboden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, zie Le Monde, 28 april 2006, blz. 9. Een dergelijk beleid wordt ook gevoerd in Engeland en Duitsland.
Vrouwelijke nieuwkomers
-56-
ULB-TEF September 2006
vrouwen voordoen door de concrete mogelijkheid om dergelijke studies te volgen. Voor vrouwen is het niet altijd evident omdat zij de last dragen van de zorg voor kleine kinderen. Dat is onder andere het geval voor een jonge vrouw in onze groep die alleen haar kind opvoedt: overdag lessen volgen is voor haar onmogelijk, waardoor zij er de voorkeur aan geeft om zich om te scholen naar een baan als familiehulp of bejaardenhulp. Maar er stellen zich nog andere hinderpalen dan de praktische mogelijkheid om de lessen te volgen: Natasha, uit Armenië, heeft meer dan 15 jaar beroepservaring in haar land, als verpleegster, en daarna als polyvalente bediende en later boekhoudster in een bank in Rusland. Ze verneemt dat ze haar verpleegsterdiploma kan laten gelden om werk te vinden. Ze krijgt de raad om Frans te leren en dan een diploma-equivalentie aan te vragen, wat haar verplicht opnieuw te beginnen studeren. « Ik ben hier aangekomen, ik heb Frans geleerd, daarna zat ik thuis met kleine kinderen. Ik wilde een diploma-equivalentie. Maar wat heb ik gekregen voor dat diploma, kijk, ik ben er hier mee naar een verpleegsterschool gegaan, en ik moet nog bij studeren. Maar ik ben nu 44. Ik heb geen zin om nog te studeren. Je moet daar veel tijd voor hebben. Vorig jaar heb ik een opleiding voor apotheekassistente geprobeerd, maar ik ben niet geslaagd voor het toelatingsexamen. Ik dacht dat ik het wel goed gedaan had, dat ik erdoor was. Maar toen ik opbelde, zeiden ze nee. Dat is jammer, want het sloot wel dicht aan bij mijn beroep. Ik zal het misschien nog eens proberen. Ik wil zoiets verder doen. Ik wil geen poetsvrouw zijn.» Natasha voelt zich te oud om verpleegsterstudies te hernemen. Maar ze heeft het vooral over het feit dat alleen jongeren kans hebben op een interim-job. Vooral voor een beroep dat zo zwaar is. Veel meer kans om werk te vinden voor jonge mensen als interimair. Ik weet het niet, ik voel dat zo aan, dat heeft met de leeftijd te maken. Aan de anderen zegt zij dat haar beurt in elk geval voorbij is. « Want je bent jong, nu moet je blijven werken , daar heb je nu de goeie leeftijd voor.» Natasha geeft hier een redelijk scherpzinnige analyse van de moeilijkheden die zij zou moeten overwinnen: het is waar, vertelt ze ons, dat ik een diploma heb en dat ik een equivalentie zou kunnen aanvragen, zoals ze mij hebben aangeraden. Maar op mijn leeftijd zou het toch een hele inspanning vragen om zowel mijn kennis van het Frans weer helemaal op te frissen, als mijn vakbekwaamheid weer op niveau te brengen, een zware maar vooral nutteloze inspanning. En ze beklemtoont dat het vooral jonge mensen zijn, die kans maken op een betrekking. Ten slotte blijft er voor haar enkel de optie als poetsvrouw. En dat wil ze niet. Haar situatie doet ons denken aan die van Varvara, waar we het eerder over hadden, die nu via PWA werkt in de familiehulp. Varvara is 51 jaar en heeft een universitair diploma, maar niemand gaf haar de raad om een gelijkwaardigheidsattest aan te vragen. Er waren maar een paar vrouwen in ons panel boven de veertig. De hoogstgeschoolden onder hen, die in eigen land trouwens een job hadden, zouden zeker nooit een equivalentie
Vrouwelijke nieuwkomers
-57-
ULB-TEF September 2006
bekomen voor een specialisatie, die in ons land als hopeloos verouderd zou bekeken worden ( economie binnen een geplande markt, ingenieur, …). Toch is de voornaamste hinderpaal de leeftijd, waardoor ze het niet kunnen halen van jongere vrouwen, zelfs ongeschoolde. Beide groepen vrouwen zijn kandidaat voor dezelfde banen. Het diploma kan vrouwen met werkervaring in de medische sector aanzetten om zich te oriënteren naar kortlopende opleidingen in een verwante sector, zelfs als die een flink stuk beneden hun bekwaamheidsniveau liggen. En dit wordt dikwijls ook aangemoedigd, omdat het om sectoren gaat waarvan bekend staat dat er werk te vinden is. De werkelijkheid is echter dat die verzorgingsinstellingen, waar er behoefte bestaat aan geschoold personeel, zich hoegenaamd niet geroepen voelen om rekening te houden met het feitelijke diploma van de nieuwkomers, in de mate dat deze nieuwkomers werk nodig hebben en dus bereid zijn dit te doen aan een minimumloon. We hebben gesproken met Albertine Tshikenondo, studente aan de ULB, die nachten draait in een rusthuis. Ze heeft een studie gedaan naar de Afrikaanse verpleegsters, die als verpleegassistente aan het werk zijn in de rushuizen. We geven hier heel in het kort een paar van de bevindingen weer uit de thesis van Madame Tshikenondo30. Er wordt een hoofdstuk gewijd aan de gediplomeerde verpleegsters, die stappen hebben ondernomen om een diploma-equivalentie te bekomen. Zij citeert het cijfer van 400 à 600 dossiers voor de aanvraag van een gelijkwaardigheidsattest, ingediend bij de Franse Gemeenschap, volgens de cijfers van het Riziv. Een ander hoofdstuk is gewijd aan de wettelijke reglementering en de officiële procedures voor de erkenning van diploma's en opleidingen. Bij de analyse van de motivaties voor weigering wordt een opsomming gegeven van de leemtes en het gebrek aan samenhang, waarbij de auteur het bestaan van duidelijke en objectieve criteria in vraag stelt. Ten slotte maakt Mevrouw Tshikenondo een analyse van de praktijk in de rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen, die buitenlandse gediplomeerde verpleegsters aanwerven als bejaardenhulp, gezinshulp, hulpverpleegsters. Deze analyse is gebaseerd op een enquête bij de betrokken personen. Wij geven hier een korte samenvatting.
Elementen van het onderzoek bij Afrikaanse verpleegsters, te werk gesteld in rusthuizen.
30
« L’insertion professionnelle et le vécu des « infirmières » immigrées d’origine africaine dans les maisons de repos et les maisons de repos et de soins à Bruxelles ». Mémoire présenté en vue de l’obtention du grade de licenciée en sciences du travail, sous la direction de M. Hamzaoui, septembre 2006, 79 pages.
Vrouwelijke nieuwkomers
-58-
ULB-TEF September 2006
Rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen stellen blijkbaar vooral alleenstaande vrouwen beneden de 35 jaar te werk. Deze jonge vrouwen blijken inderdaad best gestand tegen de zware arbeid. Deze kwestie kwam al aan de orde in het getuigenis van Honorine. Op de 20 ondervraagde personen zijn er 14 nieuwkomers, die minder dan 5 jaar in het land verblijven. Van deze nieuwkomers hebben er 6 een asielaanvraag lopen. 10 van de 20 werden aangenomen met een studentencontract, terwijl het in feite om gewone loontrekkenden gaat. Door een dergelijk studentenstatuut ontsnapt de werkgever aan een aantal sociale verplichtingen. Aanhouden van een dergelijk tewerkstellingsstatuut is in feite illegaal. We kunnen hier ook gewag maken van sociale fraude. Geen een van deze vrouwen bekwam een volledige diploma-equivalentie, terwijl zij dit diploma meer dan vijf jaar geleden behaalden en minstens een jaar gewerkt hebben in een ziekenhuis in hun land van herkomst. Er werden alleen gedeeltelijke equivalenties erkend door de Franse Gemeenschap. Uit de motivaties voor weigering kunnen we afleiden dat de Franse Gemeenschap van oordeel is dat het bekwaamheidsniveau onvoldoende is, omdat de personen niet het zelfde studieprogramma volgden als datgene wat opgelegd is in België (aantal stage- en lesuren, gespecialiseerde cursussen, geen eindwerk). De Franse Gemeenschap oordeelt verder dat deze personen geen voldoende niveau hebben omdat zij geen ervaring hebben met de moderne technologieën voor het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, die vroeger gebeurden met traditionele medische instrumenten. (Bij voorbeeld, digitale bloeddrukmeters). In plaats van de competentie van het personeel in vraag te stellen, zou men in dit verband dus beter de technologische achterstand van Afrika aan de orde stellen. Ten slotte oordeelt de Franse Gemeenschap dat zij onvoldoende de Franse taal beheersen, en dat terwijl zij ondertussen al minstens vijf jaar contact hebben met het publiek. Het onderzoek geeft aan dat slechts 8 van de 20 vrouwen beslist hebben om opnieuw te gaan studeren, waarbij zij dan echter werk en studies moeten combineren. Dat is de reden waarom zij nachtdiensten doen, zoals de auteur van de thesis zelf. Voegen we hier nog aan toe dat de meerderheid van deze vrouwen getrouwd is en kinderen heeft. Deze analyse toont aan dat het niet erkennen van de diploma's in het voordeel is van de werkgever, op vlak van de verloning, maar dat dit ook leidt tot allerlei onregelmatigheden op vlak van de sociale rechten: al deze verpleegsters worden onveranderlijk beschouwd (en uitbetaald) als verpleegassistente: volgens hun contract zijn zij « polyvalent », en dus verplicht om zo'n beetje alle werk te doen, gaande van afwassen en schoonmaken tot in bepaalde gevallen keukendienst, wat illegaal is en de werkgevers toelaat te besparen op de posten voor catering en hotelbedrijf. Deze arbeidskrachten zijn dus bijzonder interessant, omdat zij in staat zijn (en ook verplicht) om handelingen te stellen die wettelijk en exclusief enkel mogen uitgevoerd worden door gediplomeerd verplegend personeel, met alle verantwoordelijkheid en risico's die hieraan zijn verbonden. Want als er problemen zijn kan de werkgever de verantwoordelijkheid altijd afschuiven op het personeel. De reden, ingeroepen voor deze praktijk, is het tekort aan verplegend personeel. Terwijl de wet voorschrijft dat er tijdens de nacht altijd een gediplomeerd verpleegkundige in de instelling aanwezig moet zijn, zijn het dus verpleegassistenten die met deze taak worden belast. En
Vrouwelijke nieuwkomers
-59-
ULB-TEF September 2006
het feit dat het in werkelijkheid wel gediplomeerde verpleegsters zijn, laat toe om de wet te omzeilen. In deze omstandigheden is de werkelijkheid dat dit personeel zich van alles en nog wat moet laten welgevallen en goed gelegen komt om de personeelskosten te drukken. Mevrouw Tshikenondo wijst inderdaad op de verschillende vormen van misbruik en het niet respecteren van de sociale wetgeving en van de collectieve arbeidsovereenkomsten, waar dit personeel het slachtoffer van is. Het is de verdienste van Mevrouw Tshikenondo dat zij aantoont hoe men gebruik maakt van een bepaalde categorie van vrouwen, gediplomeerde nieuwkomers, waarvan men zou denken dat zij het toch gemakkelijker zouden hebben dan anderen om hun kennis en bekwaamheid te doen valoriseren. Het gaat hier bovendien om een voorbeeldsector voor de inschakeling van nieuwkomers, wat het belang van deze studie nog extra beklemtoont.
Vrouwelijke nieuwkomers
-60-
ULB-TEF September 2006
Kenmerken van het vrouw zijn In ons inleidende gedeelte hebben we getracht aan te tonen dat de migratie van vrouwen specifieke kenmerken vertoont, verschillend van de migratie van mannen, maar dat de reglementering deze niet wil zien of verwaarloost. Die specifieke kenmerken zijn terug te vinden doorheen het gehele migratieparcours, vanaf de beslissing en het werkelijke vertrek tot de installatie op het grondgebied en de beschikbare informatie. Hoe dit komt en de wijze waarop dit tot uiting komt, wordt behandeld in dikke volumes en historische en filosofische debatten. Het is niet ons onderwerp. Wat ons interesseert is meer prozaïsch de manier waarop deze verschillen in ons onderzoek tot uiting zijn gekomen. Ons uitgangspunt is wat de vrouwen ervaren over de veranderingen in de gezinsrelaties, die de migratiebewegingen met zich mee brengen. Het lijkt ons onmogelijk om een uitleg te geven aan het individuele parcours, de keuzes, de beslissingen, zonder rekening te houden met dit gegeven. De vrouwen blijken inderdaad bij hun keuze rekening te houden met de gevolgen voor het leven van de anderen, op de eerste plaats niet zo zeer vanuit een bepaalde opofferingsgeest, zoals men zou kunnen denken (en zoals sommigen ook beweren), maar wel voor zichzelf, in hun relatie met de omgeving. Men zou kunnen zeggen veeleer vanuit zin voor verantwoordelijkheid. We hebben hier dus meerdere elementen samengebracht, die deze identiteit als vrouw bepalen en die op hun parcours hebben gewogen, zonder dat zij zich hiervan konden losmaken, zelfs als deze elementen hen in een ondergeschikte positie plaatsen ten aanzien van de mannen. We vragen ons af of het isolement zwaarder weegt dan voor de mannen, welke rol het maritaal statuut en het administratief statuut spelen, hoe dit identiteiten en strategieën beïnvloedt …. AAN ZICHZELF DENKEN
Op gevaar af van over te komen als naïef, hebben wij ons telkens de vraag gesteld hoe dat gaat, als je vanuit Omsk of Kenitra hier aankomt, om erachter te komen wat je moet doen en waar je heen moet, als je aankomt in een land dat je niet kent, België bij voorbeeld, en hoe je het aanpakt om later werk te vinden, als je niet het geluk hebt al iemand te kennen of iemand te hebben die je kan helpen. We hebben ervoor gekozen om deze kwestie te illustreren aan de hand van het geval van twee vrouwen, die als het ware blind en hals over kop zijn vertrokken en in België zijn aangekomen zonder enige band met dit land, geen familie, geen enkel contact. In dergelijke omstandigheden is de uitdaging bijzonder zwaar. En des te zwaarder voor deze twee vrouwen, die in Rusland hebben geleefd en een periode van geplande economie hebben gekend, waarin zij zich geen zorgen hoefden te maken over hun toekomst. Toen wij hen ontmoetten, hadden zij de eerste hinderpalen overwonnen en waren, met de hulp van de basisorganisaties, bezig aan een proces van « normalisatie ».Maar hun toekomst moet nog helemaal worden opgebouwd. Marina heeft een zoontje, dat aan een autistische stoornis lijdt. Zij is sinds twee jaar in België. Haar situatie werd tamelijk snel geregulariseerd. Vrouwelijke nieuwkomers
-61-
ULB-TEF September 2006
« Het is in Rusland heel moeilijk om voor een gehandicapt kind te zorgen, er is gewoon niks, ik ben overal gaan aankloppen, het is miserie. Zo gaat het in Rusland, het is de vrouw die ervoor moet zorgen. Overal heb ik … Ze hebben me gezegd, het is afgelopen, er is niets, ik heb beslist om weg te gaan, overal naar toe, als mijn zoontje maar naar school kon gaan. Tijd tussen het nemen van de beslissing en het uitvoeren … ik ben meteen vertrokken. Mijn man is niet mee willen komen. Hij heeft mij de scheiding opgestuurd, hier. Ik ben op Internet gaan zoeken waar ze iets deden voor kinderen met autisme, waar je het gemakkelijkste naar toe kon. Naar Frankrijk, ik denk dat het moeilijker is, dat idee heb ik, als vreemdeling. Naar België, naar Israël, naar Canada. … Voor Israël moesten er een boel papieren in orde gemaakt worden, daar had ik geen tijd voor. Als ik al die papieren bijeen moet gaan zoeken, dan vertrek ik nooit. Naar België, dat was eenvoudiger, je komt per auto, het volstaat om asiel aan te vragen, te zeggen dat mijn kind ziek is, dat er geen school voor hem is.» Mikhaïla is Tsjetsjeense, politiek vluchteling. Ze raakte verstrikt in de oorlogsperikelen, met een broer en een echtgenoot die in de separatistische politieke oppositie militeerden, en zij heeft moeten vluchten. Ze kwam illegaal het land binnen en werd aangehouden, waarna zij blijkbaar 10 maanden in een gesloten centrum verbleef. Zij weet niet wat haar statuut is. Ze heeft gestudeerd en werkte als boekhoudster. Door te vluchten is ze alles kwijt geraakt. « Ik ben getrouwd, maar hier hebben ze genoteerd dat ik alleenstaande ben. Mijn man is verdwenen, dus ik begrijp niet goed waarom ze dat zo hebben opgeschreven. Er was oorlog, en er zijn een heleboel mensen vermist. (…) Ik ben uit Rusland vertrokken met de trein, en daarna met de auto. Ik ken hier niemand. Ik heb daar eigenlijk niet voor gekozen (voor België), dat is eigenlijk zo per toeval gekomen, want we hadden beslist naar het buitenland te vluchten en er waren mensen die … niet echt dat ze dat organiseerden, maar die … ik weet het niet. Ik was alleen, en op een dag voelde ik mij vreselijk ellendig, want ik wist niet waar naar toe. Ik snap niks van de taal.» Behalve deze twee extreme gevallen kunnen de meeste vrouwen, als ze hier aankomen, rekenen op een of andere ondersteuning in het land, of het nu van een familielid is, of van iemand uit de kring van hun eigen gemeenschap, of in het meest klassieke geval een echtgenoot, die initiatief nam voor de emigratie, en die zij maar te volgen hebben. Die omgeving is geruststellend, omdat het zorgt voor de eerste opvang, maar het is ook bedreigend, omdat het de vrouw een rol toebedeelt, die zij niet noodzakelijk zelf heeft gekozen. In dit kleurrijke landschap zien we bij voorbeeld het geval van een jonge Oekraïense vrouw, Irina, een drietalige secretaresse, die ervan droomde om naar West-Europa te gaan. Zij heeft zich gewend tot een gespecialiseerd agentschap, die haar de ideale huwelijkskandidaat heeft voorgesteld, een Belg die in Wallonië woonde. De familie van haar verloofde, enthousiast over de toekomstige huisvrouw, was bijzonder teleurgesteld toen Irina werk ging zoeken en lessen wilde gaan volgen om Frans te leren. Het werd Irina verboden om het huis te verlaten, en uiteindelijk is ze met de hulp van een buurvrouw uit haar netelige situatie kunnen ontsnappen om daarna de nodige stappen te zetten.
Vrouwelijke nieuwkomers
-62-
ULB-TEF September 2006
Pijnlijker zijn die gevallen, waar de vrouw onverwacht met een situatie wordt geconfronteerd, waarbij bijvoorbeeld de echtgenoot haar verlaat en de vrouw het van het ene op het andere moment zonder verdere steun van familie moet stellen. Zoals Kathia, die helemaal niet weet hoe haar administratieve situatie eruit ziet, omdat ze zich zelf nooit ergens mee heeft moeten bezig houden. « Ik weet het niet, mijn man wist hoe het allemaal in elkaar zat, hij weet alles. Ik weet niet van hoe of wat.» Zoiets komt meer voor dan men zou denken. Het overkomt dikwijls vrouwen, die in het land kwamen via familiehereniging en volkomen onderworpen zijn aan hun eigen man. Het zal tijd kosten voor deze vrouwen voor zij kunnen beginnen nadenken over hun eigen bestemming. DE OPBOUW VAN EEN EIGEN IDENTITEIT
Het werd al dikwijls gezegd, de migratie beïnvloedt de identiteit: je hebt de vrouw van voor en van na de migratie: migreren is aanleiding tot het ontwikkelen van nieuwe capaciteiten en deskundigheid. Het is duidelijk dat over het algemeen de vrouwen, met wie wij spraken, niet meer helemaal dezelfde zijn als diegenen die zich aan onze grenzen hebben aangeboden en zich geleidelijk aan in ons land hebben gevestigd31. Het kan zijn dat voor sommige vrouwen het verlangen naar verandering al bestond en dat de migratie hiervoor dan een middel is, of het doel; voor anderen komt deze verandering eerder onverwachts en is ze niet voorbereid, zoals bij Mikhaïla en Marina. Het verlangen naar verandering bestond bij Naïma, Salma of Khadija, die trouwden in Marokko met landgenoten, die in België woonden. « Al van toen ik klein was, droomde ik ervan naar Europa te gaan.» Om die reden heeft zo tamelijk gemakkelijk het huwelijksverzoek van haar aanbidder aanvaard. Na twee jaar is ze gescheiden. Khadija, waar we het ook over hadden, werkte al sinds haar 15°. Na haar scheiding wilde ze niet terug naar Marokko. Maar zelfs als ze hier geen werk zou vinden, zou ze toch nooit meer kunnen aanvaarden wat ze toen wel aanvaardde …. «Dat is hetzelfde leven als in Marokko. Ik deed al het werk 's avonds, wat was dat zwaar, dat werk. Zo gaat dat in Marokko … en niet betaald, minder loon. Er zijn daar geen wetten voor. Daarom ben ik willen vertrekken.» In werkelijkheid dekt het woord 'verandering' veel verschillende ladingen. Slechts weinig vrouwen maken zich een precieze voorstelling van wat dit voor hen inhoudt, behalve dat de 31
Dit lijkt een gemeenspraak. In feite is het dat ook. Onderzoeken bij vrouwen uit diverse gemeenschappen (Roemeense, Filippijnse, Congolese, Indonesische, of uit deelstaten van India), uitgevoerd in Canada, in Zwitserland of in Groot-Brittanië komen allemaal tot deze zelfde vaststelling. (Zie C. Verschuur en F. Reysoo, « Genre, nouvelle division internationale du travail et migration », Cahiers Genre et développement, n°5 2005, L’harmattan, en ook H. Cardu en M. Sanschagrin, « Les femmes et la migration, les représentations identitaires et les stratégies devant les obstacles à l’insertion socio professionnelle à Québec », Recherche féministes, vol. 15, n°2, p.87-122
Vrouwelijke nieuwkomers
-63-
ULB-TEF September 2006
situatie niet meer dezelfde zal zijn als in hun eigen land, voor hen, voor hun kinderen, voor hun echtgenoot. Behalve in enkele uitzonderlijke gevallen, verwacht iedereen zich min of meer aan het feit dat ze hun brood zullen moeten verdienen en dat ze hun plan zullen moeten trekken om aan geld te komen. Bovendien kan een vrouw, die hier alleen staat als nieuwkomer, zich niet voorstellen dat haar hulp wordt geboden zonder dat daar iets tegenover staat: « Hoe ben ik hier terecht gekomen. Ik kreeg in het onthaalcentrum een brief van CIRE, met een uitnodiging. Ze hadden met iedereen een gesprek. Toen ik (naar Brussel) ging, maakte de sociaal assistente (van het centrum) zich zorgen over mij, ze wilde niet dat ik alleen zou gaan. Dat heeft me heel erg geraakt … in Rusland had ik zo iets nog nooit mee gemaakt, voor mij was dat iets merkwaardigs.»
HET HUWELIJKSSTATUUT
Het huwelijksstatuut is het eerste element dat de identiteit van een vrouw bepaalt. Dit statuut speelt een strategische rol bij de plaats, toebedeeld aan de vrouw in het migratieproces, om zo bij voorbaat de modaliteiten vast te leggen voor haar sociale en professionele inschakeling. Globaal krijgt elke vrouw door het huwelijk een bepaald statuut in de maatschappij en, nog steeds in een groot aantal landen, ook haar sociaal statuut. Dit dragen ze met zich mee op hun migratie-omzwervingen. Zowel bij inschrijving als bij de latere fase van erkenning als vluchteling, zal het huwelijksstatuut een verantwoording zijn voor het verschil in behandeling van vrouwen, die hun man vergezellen, en alleenstaande vrouwen. En dit onderscheid blijft bestaan in de latere fase van integratie en tewerkstelling, zoals we in de interviews hebben kunnen vaststellen. In onze groep is de meerderheid van de vrouwen getrouwd. Enkelen onder hen kwamen het land binnen in het kader van de gezinshereniging, als het jonge vrouwen betreft, waarmee een buitenlandse of Belgische inwoner van ons land is gaan trouwen in het land van herkomst. Deze man heeft hen dan mee teruggebracht na het huwelijk, maar soms komt het ook voor dat sommige vrouwen enkele jaren hebben moeten wachten vooraleer zij hun echtgenoot konden vervoegen. Hoe dan ook, deze jonge vrouwen verlaten voor de eerste maal hun familie en komen in een totaal nieuwe omgeving terecht. Het minste wat je kunt zeggen is dat zij hier niet op voorbereid zijn. R. Silberman32 wijst op het feit dat deze vorm van gezinshereniging ertoe kan leiden dat vrouwen afgehouden worden van een proces van socialisering en meer bepaald ook van werk buitenshuis. Sommige vrouwen sluiten zich af door steun te zoeken bij de schoonfamilie, waar ze achteraf spijt van krijgen, want het terugplooien op de familie van de echtgenoot versterkt nog de moeilijkheden die ze ondervinden, in die zin dat de beperkte socialisering binnen de eigen familie hen afsluit van de culturele omgeving van het gastland en in het bijzonder ook van de kennis van hun rechten en de mogelijke rechtsmiddelen, die hen ter beschikking staan. 32
R. Silberman, Le rapport à l’emploi des femmes immigrées, femmes immigrées et issues de l’immigration, p.111
Vrouwelijke nieuwkomers
-64-
ULB-TEF September 2006
Het gebeurt niet zelden dat de verwachtingen niet worden ingelost bij een huwelijk, als een soort loterij waarbij ze niet meteen het groot lot hebben gewonnen. Slechts één van de drie vrouwen die op deze manier naar ons land kwamen, in het kleine groepje waarmee wij hebben gepraat, leeft nog samen met haar man. De anderen zijn uit elkaar gegaan. Wat echter een groot deel van deze vrouwen niet weten, dat is dat, eenmaal uiteen, eenmaal gescheiden, de nieuwe situatie hun administratieve statuut en hun verblijfsrecht kan bedreigen. We herinneren aan de reglementering. Echtgenoten, die in het land kwamen via gezinshereniging, bekomen een regularisatie na samenwonen met hun echtgenoot gedurende een periode van minstens 6 maanden als hij Belg is, van minstens een jaar als hij vreemdeling is. Indien zij hun man verlaten binnen deze periode, dan verliezen zij hun rechten. Zoals dat ook het geval was voor de vrouwen in ons groepje, kunnen we opmerken date en groot deel van de vrouwen, die zo het land in komen, nauwelijks verder studeerden dan hun middenschool (voor Marokkaanse vrouwen betekent dat tot hun 15 jaar): ze kregen een beetje Frans, maar zijn dat alweer vergeten. Hoewel ze dus laaggeschoold zijn, zijn deze vrouwen toch, in tegenstelling tot hun moeders (of tot de vrouwen van een vorige generatie), naar school geweest en niet meer totaal ongeletterd. Zelfs als ze uit een verloren dorpje in het Rifgebergte afkomstig zouden zijn, is de buitenwereld hen niet volledig vreemd: ze vingen echo's op via televisie, via school, via familieleden die naar het buitenland vertrokken. Op het moment dat wij hen hebben ontmoet, waren ze het stadium van de regressie al voorbij en in staat om hier met een zekere afstandelijkheid en zelfs een dosis ironie op terug te kijken. Aan de andere kant heb je dan de vrouwen, die door de administratie worden genoteerd als alleenstaande: vrouwen, die hun man hebben verlaten of die door hun man werden verlaten in hun land van herkomst, zijn opnieuw onafhankelijk geworden. Een van de vrouwen is weduwe, maar in de meeste gevallen zijn de alleenstaande vrouwen eigenlijk gehuwde vrouwen. Er zijn twee plaatjes mogelijk: de vrouwen die met het akkoord van hun man alleen zijn vertrokken. Daar gaat het om een vooruitziende immigratiestrategie, waarbij het migratierisico wordt beperkt door die partner te laten vertrekken, die het meeste kans heeft om snel een baan te vinden op een bepaalde arbeidsmarkt, om op die manier de overkomst van de andere partner voor te bereiden of soms ook wel de terugkeer. Een ander werkwijze bestaat erin dat de partner met het beste loon in het land achterblijft. In beide gevallen is het de vrouw die als eerste vertrekt. Als zij geen werk vindt, dan is er altijd nog een inkomen in het huishouden. Ofwel is het de vrouw die vertrekt, omdat de man een betere situatie heeft in het land. Het andere plaatje is dit van de vrouw, die vertrekt zonder het akkoord van haar echtgenoot. Zij komen hier alleen aan, of vergezeld van hun kinderen. Lucia is bijvoorbeeld vertrokken omdat zij niet langer met haar verloofde wilde trouwen. Simpel uitgedrukt, heeft zij aanvaard om haar geneeskundestudies stop te zetten omdat hij jaloers was. Ze heeft hem verlaten, is
Vrouwelijke nieuwkomers
-65-
ULB-TEF September 2006
naar België gekomen, en is gescheiden. Uiteindelijk is zij hertrouwd met een landgenoot in België. Marina, die vertrok met haar zoontje zonder het akkoord van haar echtgenoot, ontving enkele maanden na haar installatie in België een formulier ter ondertekening om de echtscheiding aan te tekenen. Idriss is gescheiden van de man, die haar familie haar had toegewezen toen ze 15 jaar was, en weigerde daarna elk huwelijksaanzoek. Zij is vertrokken omdat ze zelf haar statuut wilde kiezen. Maar zij had geen kinderen. Veel gehuwde vrouwen zijn alleen vertrokken omwille van de kinderen. Zo is de moeder van de kleine Carmen een kapster, afkomstig uit Goiânia in Brazilië. Zij is als alleenstaande aangekomen, met een toeristenvisum, om de studies van haar kinderen te betalen. Ze verblijft illegaal in België. Maar omdat ze regelmatig iets verdient door te werken bij een landgenoot, heeft ze besloten haar dochter te laten overkomen om hier verder naar school te gaan, omdat hier het onderwijs gratis is en ze een stiel kan leren en een diploma kan behalen. Zij hoopt dat ze ook haar zoon kan laten overkomen, ondanks het verzet van de vader, die in Brazilië is gebleven33. Het meest dringende voor de vrouwen, die hier alleen zijn aangekomen, is het vinden van de middelen om hun kinderen te laten overkomen en hen hier op te voeden. Zij blijven in een land zoals België, omdat zij hen ook de kans wil geven om te studeren. In landen als Brazilië, Rusland, Ecuador, of in de landen van Afrika moet er betaald worden voor de school. Toch zijn de kinderen niet altijd vragende partij. Niet dat zij noodzakelijk in hun land willen blijven, maar ze dromen ervan om te kunnen reizen, om naar Groot-Brittannië te gaan, of naar de Verenigde Staten. Maar zonder papieren is dat natuurlijk onmogelijk34. Dat is een beetje het geval voor Sevami, die haar vader en haar land, Mauritius, heeft moeten verlaten, omdat haar moeder, die hertrouwd was met een Belg, haar verplicht heeft naar België te komen om te studeren. Maar zij voelt zich daar niet echt gelukkig bij. Ons groep telt enkele alleenstaanden, maar dat zij ook geen echte « nieuwkomers » omdat ze minderjarig waren bij hun aankomst in België. De enen kwamen in het gezelschap van hun familie of van hun moeder, de anderen hebben (hadden) het statuut van 'Niet-begeleide minderjarige'. Op het moment dat ze meerderjarig worden, komen ze in een situatie terecht, die analoog is aan deze van de andere alleenstaande vrouwen. Ten slotte, het laatste geval, zijn er de vrouwen die hier alleen aangekomen zijn (weduwen, gescheiden, door hun man verlaten) en die in België zijn getrouwd met een Belg, die zij hier hebben ontmoet. Deze vrouwen hebben een procedure voor regularisatie in gang kunnen zetten. Enkelen zitten in een procedure voor naturalisatie. Op professioneel vlak heeft dit echter nauwelijks een impact.
33
V. Marage, Trajectoires migratoires et espaces de sociabilité, le cas des mineurs sans titre de séjour en région de Bruxelles-capitale, Enquête de trajectoires individuelles et évaluation des logiques partenariales locales et des pratiques professionnelles, Rapport de recherche 2005, Onderzoek uitgevoerd op vraag van de Arrondissementsraad voor de Bijzondere Jeugdzorg Brussel 34
V. Marage, op.cit.
Vrouwelijke nieuwkomers
-66-
ULB-TEF September 2006
Bij studies over de migratie van vrouwen, tellen we onder deze die handelen over de « nieuwe vrouwelijke migranten », wat de alleenstaande vrouwen zijn, ook deze over de prostituees, dat wil zeggen de vrouwen die in de seksindustrie werken of de «seksarbeidsters», zoals die vandaag worden genoemd. Op het eerste zicht maken zij geen deel uit van onze onderzoeksgroep. Het is echter niet ongepast om deze categorie hierbij te voegen, vermits « zelfs als hiertoe geen reden bestaat, wordt de migratie van arme vrouwen altijd in verband gebracht met seksarbeid35 ». Wij verwijzen de lezers in dit verband naar de geciteerde werken. Toch willen we onderlijnen dat die arbeidsmarkt, voor deze vrouwen, een uitweg biedt op dezelfde manier als andere, behalve in geval van fysieke bedreiging. Zo is ook het migratietraject voor deze vrouwen niet fundamenteel anders36, zelfs als de integratie soms gebeurt onder specifieke vormen.
HUWELIJKSSTATUUT EN ADMINISTRATIEF STATUUT EN HUN EFFECTEN OP DE INTEGRATIE
Als we een verband leggen tussen het huwelijksstatuut bij aankomst en het administratief statuut, toegekend door de Dienst Vreemdelingenzaken, dan merken we een verschil op in de manier waarop de aanvraag in overweging wordt genomen. Alles lijkt erop te wijzen dat gehuwde vrouwen, aangekomen in het kader van gezinshereniging, gemakkelijker een erkenning krijgen dan alleenstaande vrouwen. Natuurlijk, een gezinshereniging is een bestaande categorie, maar de positie van echtgenote, partner van een legaal in het land verblijvende man, is blijkbaar een garantie omdat het past in het klassieke schema, gemakkelijk herkenbaar voor de instelling en beantwoordend aan de traditie, volgens welke de migratie van de vrouw gerechtvaardigd wordt door de keuze van de echtgenoot. De administratie blijkt daarentegen veel pietluttiger te zijn voor alleenstaande vrouwen, die niet onmiddellijk symbool kunnen staan voor politieke vluchtelingen in de eigenlijke zin van het woord. Als het over vrouwen gaat, lijkt het wel alsof er altijd getwijfeld wordt aan het werkelijke risico dat ze hebben gelopen, zelfs al heeft de wet erkenningscriteria toegelaten voor vervolgingen, die rechtstreeks verband houden met het vrouw zijn (gedwongen huwelijk, geweld, …). Het komt erop neer dat deze vervolging op een of andere manier een spectaculair karakter moet hebben of voer was voor de media. Als het doorstane leed eerder als banaal wordt beoordeeld, behorend tot wat beschouwd wordt als het privéleven van een koppel of tot « culturele verschillen », dan oordeelt men dat deze criteria niet van toepassing zijn. De alleenstaanden, die deel uitmaakten van onze onderzoeksgroep, en die een regularisatie hebben bekomen, zijn politieke vluchtelingen zoals Mikhaïla, Kathia, uit Tsjetsjenië, of Zahra
35
L.S.Robinson, « ‘Sex and the city’, la prostitution à l’ère des migrations mondiales », Recherches féministes, volume 15, n°2, 2002, Migrations, Université Laval, Québec
36
Cabiria op. cit.
Vrouwelijke nieuwkomers
-67-
ULB-TEF September 2006
uit Iran, alleenstaande moeders met kinderen. De andere alleenstaande vrouwen, Cheryl, Idrissa, Zaïlin, Honorine, zijn hertrouwd met een Belg. Dit verschil in behandeling kan op z'n minst worden beschouwd als een ongelijkheid op basis van burgerlijke stand, in het ergste geval als een actieve discriminatie. We hebben niet de indruk dat gehuwde of alleenstaande mannen met zoveel wantrouwen worden ondervraagd over hun huwelijkssituatie, omdat die geen enkel impact heeft op hun migratieparcours. Integendeel, het migratietraject van het overgrote deel van de vrouwen (behalve misschien de studenten), wordt gestructureerd door de verhouding tot de partner en tot de kinderen. Op administratief vlak wordt geen rekening gehouden met de weerslag van deze subjectieve afhankelijkheid op het integratieproces. De administratie houdt effectief enkel de materiële gegevens bij, en het dossier opgesteld door de Dienst Vreemdelingen om de asielaanvraag te registreren, is, zoals we gezien hebben, dit van een gezin. Als datum van aankomst voor het hele gezin wordt de datum van aankomst genoteerd van het gezinshoofd. Dit heeft, nog maar eens, een nadelig effect voor de vrouwen, die met hen meekomen, waarbij er geen rekening wordt gehouden met de veranderingen die zich kunnen voordoen in hun huwelijksstatuut. En dit terwijl alle ervaringen aantonen dat het integratieproces van alleenstaande vrouwen als nieuwkomer slechts echt begint op het moment van de scheiding of de breuk met hun partner, als de vrouwen beschikken over een eigen statuut. In dit verband kan enkel de individualisering van rechten in de richting gaan van een verbetering van de fundamentele rechten van vrouwen als nieuwkomer, door hun statuut los te koppelen van dit van hun partner. Dit verklaart ook waarom de duur van hun verblijf bij een instelling in het merendeel van de gevallen groter is dat wat bepaald werd door de instellingen, die zich bezig houden met de integratie van deze categorie van vrouwelijke nieuwkomers.
Vrouwelijke nieuwkomers
-68-
ULB-TEF September 2006
Slotbemerkingen zonder besluitvorming Op initiatief van de toenmalige Minister voor Arbeid en tewerkstelling, Mevrouw L. Onkelinx, organiseerde de organisatie « Le monde selon les femmes » in 2002 een studiedag over het thema "L’intégration des femmes migrantes au marché de l’emploi en Belgique" – De integratie van allochtone vrouwen op de Belgische arbeidsmarkt - . Uitgangspunt vormde een werkdocument van Mevrouw Jeannine Moninga-Gbogbu37. Hierin werd een lijst opgenomen van de voornaamste kritiekpunten, gebaseerd op een onderzoek bij basisorganisaties en getuigenissen van allochtone vrouwen, nieuwkomers. Wij nemen de kritieken hier op in de volgorde, waarin ze in het document zijn behandeld38. Deeltijds werk Zwart werk Geen rekening houden met opleiding en diploma's van het buitenland Voor mensen zonder papieren staan de georganiseerde vorming en opleiding niet open Administratieve logheid van de procedures voor regularisatie Ontbreken van een fatsoenlijk onthaalbeleid Onvoldoende structuren voor kinderopvang Opgelegd profiel voor beroepsoriëntatie Beperkt actieterrein en beperkte mogelijkheden voor oprichting van migrantenorganisaties Geen erkenning als NGO en gebrek aan subsidies Ondergekwalificeerd werk Discriminatie bij aanwerving, op basis van statuut, geslacht en nationaliteit Te weinig duidelijkheid over de keuze van een beroepstraject en de presentatie van het bilan over de aangeleerde bekwaamheden Sociale druk, vooroordelen, achterlijke culturen en tradities, godsdienst Slechte taakverdeling binnen het gezin Onwetendheid over rechten als werknemer, geen syndicale aansluiting
Sommige van deze vaststellingen zijn nog steeds actueel, ondanks enkele secundaire verbeteringen, bijvoorbeeld in de bepaling van de opdracht van de basisorganisaties en in de maatregelen voor onthaal. Voor een belangrijk deel van de geciteerde problemen bestaat nog steeds geen oplossing, in het bijzonder voor de institutionele problemen in verband met de toegang tot de arbeidsmarkt. Bij wijze van voorbeeld, de ingewikkelde en dure procedure voor het bekomen van een diploma-equivalentie of voor de erkenning van een diploma, enz. ….
37 J.Moninga-Gbogbu, M. de la Peña – p. Choque, M-T Ndumba., L’intégration des femmes migrantes au marché de l’emploi en Belgique, le Monde selon les femmes, Verslag van het Colloquium van 19 maart 2001, 42 bladzijden
38
Blz. 17
Vrouwelijke nieuwkomers
-69-
ULB-TEF September 2006
Om de hinderpalen uit de weg te ruimen, die te maken hebben met de functionering van de arbeidsmarkt, zoals de isolering in een betrekking of de slechte kwaliteit van de aangeboden banen, is het niet voldoende om beroep te doen op de goede wil van de operatoren. Dit betekent niet dat er geen extra aandacht kan worden besteed aan de consequenties die zij hebben voor de levensomstandigheden van de vrouwen, bij voorbeeld door een versoepeling van de criteria om recht te hebben op sociale uitkeringen. Vandaag, in 2006, is de aanwezigheid van nieuwe categorieën van migranten op ons grondgebied een meer vaststaand fenomeen, beter erkend door de overheid en bij de bevolking. Dat er meer vrouwen immigreren, een van de voornaamste indicaties voor de verandering in de migratiebewegingen over de hele wereld, wordt duidelijk vastgesteld op het terrein door de sociale instellingen, die instaan voor steun en opvang, en door de tewerkstellingsorganen. Maar als het gaat over de maatregelen op het niveau van het onthaalbeleid, dan staan we nog nergens, want er wordt prioriteit gegeven aan maatregelen om de migratie naar ons land te beperken en het controle- en uitwijzingsbeleid te versterken, terwijl tegelijk de grenzen worden open gesteld voor een welgekozen vorm van immigratie. Deze oriëntatie, die wordt ondersteund door de Europese instanties, gaat in praktijk in tegen de doelstelling van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, elders verdedigd: men weet heel goed dat deze selectieve vorm van immigratie slechts leidt tot de versterking van clandestiene immigratiecircuits, die specifieke risico's inhouden voor de vrouwen. En, van een andere kant, betekent deze selectieve immigratie, die geschoolden en kaders bevoordeelt, een beperking van de kansen voor vrouwen, die minder talrijk zijn in deze categorieën. Wat ons echter meer onmiddellijk bezighoudt, zijn de opmerkingen over de modaliteiten van opvang en opvolging van de vrouwen door de basisorganisaties. Deze benadrukken die genderdimensie en het principe van gelijke kansen in de programma's en in de praktijk van de instellingen. Het gaat er inderdaad niet om vrouwen "toe te voegen" aan de lijst van risicogroepen, wat dikwijls wordt voorgesteld als een gelijke kansenbeleid, maar het probleem bestaat erin om samen te werken met deze groep om hen meer bewust te maken zodat zij als werknemer hun eigen lot in handen kunnen nemen. Niets belet om in de programma's voor bevordering van de tewerkstelling van vrouwen, de vrouwen te helpen om hun rechten als werknemer beter te kennen en te verdedigen en om zich te verzetten tegen de meest extreme vormen van uitbuiting, en dit zowel in taallessen als in sociaalprofessionele opleidingen. Vandaag blijken ook de vakbonden gesensibiliseerd voor het respect voor de rechten van vluchtelingen en asielvragers, een nieuw terrein voor interventie, laat dit gezegd zijn. Het zou goed zijn uitwisselingen te organiseren, in het bijzonder voor de dienstensector en de HORECA, waar legale en illegale arbeidskracht tewerkgesteld is: dergelijke samenwerking bestaat al, bijvoorbeeld in Italië, tussen de organisaties voor vluchtelingen en migrantenorganisaties en de vakbonden, om de rechten te verdedigen van illegale werknemers in de voedingsindustrie en het hotelwezen. En zelfs al lijkt het in België een immense taak, omdat het zo moeilijk is om de medewerking van de vakbonden te bekomen, gaat het hier toch om een middel om de aanwezigheid van
Vrouwelijke nieuwkomers
-70-
ULB-TEF September 2006
nieuwkomers op ons grondgebied te bevestigen en hen dan ook als werknemers te verdedigen. In verband met de voorgestelde programma’s: Het is al gezegd. Daar waar de prioriteit naar tewerkstelling gaat, geven de basisorganisaties, belast met vrouwelijke nieuwkomers, de voorkeur aan een oriëntatie op sectoren voor dienstverlening aan personen, de huishoudhulp, enz. … . Deze arbeidscircuits worden het meest gekozen omdat ze niet anders kunnen, hoewel de beroepsaspiraties in werkelijkheid veel meer gediversifieerd zijn. In deze omstandigheden is het moeilijk om zich naar andere pistes voor werk te oriënteren, tenzij als zelfstandige, om de toegang naar meer gespecialiseerde opleiding wordt geblokkeerd door het niveau van taalbeheersing, dat als onvoldoende wordt beschouwd, door een te laag voorafgaand scholing – of opleidingsniveau, of nog door het gebrek aan financiële middelen. Er worden zogenaamde « inburgering »programma's aan nieuwkomers aangeboden. Een dergelijk inschakelingsparcours ziet er meestal uit als een algemeen geldende richting, die zoals een schoolprogramma een homogeen publiek vereist, terwijl in werkelijkheid de verscheidenheid groot is. Een verscheidenheid, die tot uiting komt in de behaalde diploma's of in de kennis van de landstaal, gemakkelijk hanteerbare en verifieerbare criteria, maar ook in de persoonlijke aspiraties van de mensen, hun vroegere ervaringen, hun vermogen om initiatief te nemen en hun graad van autonomie. Zolang het gaat om programma's, opgebouwd op basis van standaardprofielen, worden deze door de deelnemers eerder ervaren als een zoveelste administratieve verplichting, in plaats als een ontwikkelingskans. Loskomen uit deze vicieuze cirkel stelt enorme moeilijkheden: de organisaties hebben te lijden onder een gebrek aan middelen, worden geconfronteerd met administratieve hinderpalen - de verplichting zich aan te passen aan richtlijnen, ingegeven door politieke en budgettaire overwegingen - , lijden onder een isolement en een gebrek aan samenwerking en uitwisseling met andere voorzieningen, die zich richten op hetzelfde publiek. In werkelijkheid is een van de voornaamste problemen, al even moeilijk om te overwinnen, het gebrek aan erkenning en waardering voor het werk van opvang en begeleiding van deze organisaties, terwijl zij in de praktijk de gebreken invullen van de overheid. Rekening houden met de specificiteit van de migratietrajecten van vrouwen, zoals aan het licht gekomen in dit onderzoek, draagt bij tot een betere integratie van vrouwelijke nieuwkomers in de gastsamenleving. Tot voor kort bleven de vrouwelijke migranten in de schaduw staan van hun echtgenoot en werden hun behoeften en aspiraties eenvoudigweg ontkend. Het is onvermijdelijk dat een ombuiging van dit gezichtspunt een reëel probleem is, dat de organisaties voor opvang en onthaal van allochtonen bezig houdt.
Vrouwelijke nieuwkomers
-71-
ULB-TEF September 2006
GEDEELTELIJKE BIBLIOGRAFISCHE GEGEVENS
Tijdschriften Migrations Etudes, synthèse des travaux sur l’immigration et la présence étrangère en France N°103 bis, december 2001: Les plates forme d’accueil des primo arrivants: enquête auprès des bénéficiaires. Samenvatting van de studie van het 'Fonds d’action social pour les travailleurs immigrés et leurs familles' (FAS), Françoise Enel, Cécile Delesalle (Veres Consultants) N°110, november-december 2002: Formation linguistique et intégration socioprofessionnelle des réfugiés. Samenvatting van een studie over de opleiding van vluchtelingen, op last van de Franse 'Direction de la population et des migrations', onder de verantwoordelijkheid van Véronique Vasseur en Kattel le Tiec, (Association Quest’us) n°124, mei-juni 2004: L’accès à l’emploi des primo arrivants. (Samenvatting van de studie voor het Franse 'Ministère des Affaires sociales, du travail et de la Solidarité', Françoise Enel, Cécile Delesalle (Veres Consultants) Vrouwenstudies, Université Laval, Québec, Vol. 15, Migrations n°2, 2002 H. Cardu et M. Sanschagrin, « Les femmes et la migration, les représentations identitaires et les stratégies devant les obstacles à l’insertion socio professionnelle à Québec », p.87-122 L.S. Robinson, « ‘Sex and the city ‘», la prostitution à l’ère des migrations mondiales, "Revue européenne des Migrations Internationales" Volume 15, n°2, A. Ramirez, « La valeur du travail. L’insertion dans le marché du travail des immigrées marocaines en Espagne », pp.9-36 "Plein droit", revue du GISTI N°11, juillet 1990, « Etrangère et femme, une double discrimination »
Vrouwelijke nieuwkomers
-72-
ULB-TEF September 2006
NASLAGWERKEN
F. Brun, S. Laacher « Situation régulière, » Centre d’Etudes pour l’Emploi, l’Harmattan, Paris, 2001 Nancy L. Green, Repenser les migrations, coll. le noeud gordien, Presses universitaires de France, Paris, 2002 Gao Y. et V. Poisson, Le trafic et l’exploitation chinoise des immigrants chinois en France, Programme d’action spécial pour combattre le travail forcé (SAP-FL), Bureau International du travail, C. Verschuur et F. Reysoo (dir), Genre, nouvelle division internationale du travail et migrations, `Cahiers genre et développement, n°5, L’Harmattan, Paris 2005
RAPPORTEN
Association Cabiria, action de santé communautaire avec les femmes prostituées, Lyon Rapport annuel 2000 Migrations et genre ; Rapport annuel 2001 http://www.cabiria.asso.fr, Commissariat général du plan, Immigration, marché du travail, intégration, Rapport du séminaire présidé par François Héran, 230 p. (anciens et nouveaux parcours migratoires, p.145-203, 285-311 V. Marage, Trajectoires migratoires et espaces de sociabilité, le cas des mineurs sans titre de séjour en région de Bruxelles-capitale, Enquête de trajectoires individuelles et évaluation des logiques partenariales locales et des pratiques professionnelles, Onderzoeksrapport 2005, Onderzoek, uitgevoerd op vraag van de Arrondissementsraad voor Bijzondere Jeugdzorg, Brussel Roxane Silberman, le rapport à l’emploi des femmes immigrées : les processus de précarisation
Vrouwelijke nieuwkomers
-73-
ULB-TEF September 2006
BIJLAGE 1 VRAGENLIJST
Stap 1 Reconstructie van het immigratietraject Identificatie 1
Leeftijd – geboortedatum
2
Burgerlijke stand: gehuwd, feitelijk gescheiden, gescheiden, weduwe, alleenstaande …
3
Geboorteland, streek, nationaliteit In het geboorteland
4
Bent u naar school geweest, hoeveel jaar of welke studies, heeft u een diploma behaald, welk, uw specialiteit
5
Hebt u daar gewerkt? Welk beroep oefende u uit (of wat had u graag willen doen)? Familieleden in het buitenland? In België Is België voor u het eerste emigratieland?
7
Jaar van aankomst in België of hoelang al in België, Of in welk jaar een dossier voor regularisatie ingediend; of in welk jaar werd u geregulariseerd? Het circuit van aankomst
8
Legaal in het kader van familiehereniging Een asielaanvraag, Illegaal, Hebt u hulp gekregen? (van familie, partner, landgenoten, vrienden…)
9
Waarom België?
10
Hoe was het onthaal bij uw aankomst, kreeg u hulp en zo ja, welke bij de stappen, die moesten gezet worden? Stap II de arbeidsmarkt Werk zoeken? Terugkomen op het werk in het land van herkomst Hebt u momenteel een legaal werk in België?
11
In welke sector? Welke onderneming? Wat is uw functie – uw concrete arbeidsplaats?
13
Welk contract, welke overeenkomst met de werkgever?
14
Verdient u voldoende in verhouding met uw behoeften? Werkt er nog iemand anders in uw gezin (partner, kind, broer, zus…)
15
Beantwoordt het werk dat u doet aan uw studies en/of aan uw beroepservaring? Uitleggen
Vrouwelijke nieuwkomers
-74-
ULB-TEF September 2006
Is het de eerste keer dat u dat werk doet? 17
Moeilijkheden of faciliteiten om dat werk te doen? (Middelen voor verplaatsing volgens de opgelegde uren, hulp voor kinderopvang, de taal…) Het Circuit om werk te vinden
16
Hoe hebt u dit werk gevonden? (organisatie, BGDA, landgenoten, vrienden, familie, andere…..) Stap III andere materiële inkomsten
18
De bestaansmiddelen bij aankomst in België, buiten sociale toelage of werk
19
Welke verwachtingen, welke plannen?
Bijkomende vragen Werk vinden en de tussenpersonen: onder welke condities? De documenten voor regularisatie: wie wordt geregulariseerd? Verkrijgen van documenten in het geboorteland
Vrouwelijke nieuwkomers
-75-
ULB-TEF September 2006
BIJLAGE 2: OVERZICHT VAN DE PERSONEN IN DE ONDERZOEKSGROEP Voornaam (of aangenomen Leeftijd voornaam)
1. Souad
22-25
2. Clara
Land – stad van herkomst
Hoe lang al in België?
Maritale situatie Gezinssituatie
Marokko
6 jaar
Colombia
Anderhalf jaar
Gehuwd in Marokko met een man uit België en familiehereniging Alleenstaande
3. Mimmie
30-35
Rwanda
2 jaar
4. Zohra
+ 50
Tsjetsjenië
3 jaar
5. Irina
25-30
Litouwen
6. Lisa 7. Aïcha
Alleenstaande moeder met 2 minderjarige kinderen Gehuwd, als koppel aangekomen Gehuwd in België, met een Italiaanse Belg
Somalië
4 jaar
20-25
Marokko
Meer dan 10 Gehuwd jaar
8.
Zahra
40-45
Iran
9.
Maniema
40-45
Guinee
4 jaar
10. Meriem
Afghanistan
5 jaar
11. Honorine
Congo - Sinds 1998 Sekoumbata, Voorheen Senegal, Casamance
Diploma Studies
Vroegere werkervaring
Werkte niet in Marokko
Banden bij aankomst, steun
Een opleiding volgen voor bejaardenhulp
Vrienden, familie
Diploma Hoger Onderwijs Design 3 jaar Middelbare studies -
Assistent marketing in textielsector
Een opleiding volgen voor Web master
Sociaal assistent van de ziekenkas
Handel en verkoop
Eerst verpleegster worden, nu een opleiding volgen voor bejaardenhulp
Sociaal assistent Opleiding Sociale Promotie, naar Forem
Middelbaar en Hogere Studies
Secretaresse in overheidsdienst
Liggen nog niet vast, wil haar ruime talenkennis ten nutte maken. In afwachting, om het even wat Deeltijds werken, de echtgenoot heeft werk.
buurvrouw
Verkoop
Gehuwd, als koppel aangekomen, 1 kind
Alleenstaande moeder met kind
Universitair, economie (of boekhouding?)
Alleenstaande moeder met kind Getrouwd
-
Weduwe met kinderen Slechts een kind kwam met haar mee. Een zoon is later overgekomen. 2 minderjarige kinderen in Congo. Hertrouwd met een Belg, gescheiden
Beroepsplannen
Winkelbediende in Marokko Droogkuis in België Boekhoud assistente
Stage bejaardenhulp in een rusthuis, een opleiding volgen in die richting, maar overgekwalificeerd
-
Koksopleiding
Vrienden die in het zelfde project zitten.
Verkoop op markten, in Congo
Vorming van "Lire &t écrire" Deelname jobatelier
Opgevangen in de eigen gemeenschap. Had geen papieren tot ze hertrouwde. Heeft momenteel een verblijfskaart voor 5 jaar.
-Werk in café in België in Werk zoeken in een rusthuis het zwart -Inwonend huisbediende -Poetsvrouw in privérusthuizen (legaal) SIDE -Poetsvrouw Mission Locale St.Joost-ten-Node (art.60)
12. Khadija
30-35
Marokko Casablanca
13. Zailin
25-30
Cuba
14. Sevami
21
15. Naïma
16. Saana
- 4 jaar
Gehuwd in Marokko met een man uit België. Gescheiden Hertrouwd Familiehereniging, met 2° man
Tot 5° jaar Lagere School (12 jaar) in het Frans. Gestopt met school, eigen beslissing Diploma van naaister
In Marokko, werk in textiel vanaf haar 15°: In België: Kamermeisje in een hotel, als Art. 60 in een rusthuis, stage als arbeidster in fabriek (proeven)
Absolute prioriteit : werk vinden In afwachting: Frans leren lezen en schrijven Heeft Rijbewijs D
Opgevangen door echtgenoot
Gehuwd met een 2,5 jaar ° definitief Belgische expat in Cuba, 2 verblijf ontmoet in Havanna, die werkt voor een internationaal bedrijf.
Tot 17 jaar (gestopt om medische redenen)
In Cuba: receptioniste in groot hotel, 18 jaar verkoopster in schoenenwinkel Vergezelt echtegnoot op markten
In Cuba : landbouwkunde Na de basisvorming: een commerciële opleiding, vertegenwoordigster textiel en kleding; om mensen te ontmeoetn
Via vrienden verwezen naar FOREm
Mauritius
2 jaar
- tot 10 jaar op school -
Opleiding voor familiehulp Drietalig: Frans, Engels, Kreools
20-25
Marokko
3 jaar
Vrijgezel Hierheen gekomen op vraag van haar moeder, die was hertrouwd met een Belg en al 14 jaar hier woont. Familiehereniging, met haar moeder. Gehuwd in Marokko met een man uit België. Familiehereniging Een kind, hier geboren
Tot 4° (10-12 jr.) in het Frans Betreurt situatie
Een vak leren – verkoopster In afwachting: Frans leren; Droomt ervan om verpleegster te worden Avondschool
Door moeder naar België gehaald. Zelf geen vragende partij. Moeder werkt in het zwart. Begeleid door stiefvader. Begeleid door haar zus
20-25
Marokko
4 jaar
Gehuwd in Marokko met een man uit België. Na 2 jaar gescheiden Momenteel alleenstaande
Geen studies (verwijdering)
17. Nadia 1
Marokko
7 maanden
Gehuwd in Marokko met Naar school tot een Marokkaan uit België het 9° jaar (15 Familiehereniging. jaar) De man werkt Geen kinderen
18. Maria 2
Somalië
6 jaar
Gehuwd Familiehereniging Kinderen in Somalië gebleven (procedure loopt)
Femmes-Primo
-77-
Studies, + Receptionniste Arabisch geleerd in hotel
In België: Deeltijds interimwerk als kamermeisje in hotel
Absolute prioriteit : werk vinden Zelfs als poetsvrouw, als het moet
Door echtgenoot ingeschreven in interimbureau.
1 jaar in Marokko
Wacht met werk zoeken tot ze de Franse taal beheerst. Daarna aanvraag opleiding verpleeghulp
Familie van echtgenoot in Luik, door tante van haar man verwezen naar L&E
Ingeschreven in interimbureau Aanvraag voor werk bij OCMW Zoekt in schoonmaaksector
Opgevangen door echtgenoot
ULB-TEF Septembre 2006
19. Natasha
35-40
3
20. Zohra 4
21. Robertine
ArmeniëVoorheen vluchteling in Rusland
6,5 jaar
Montenegro Voorheen vluchteling in Servië
4 jaar
Rwanda
9 maanden
Gehuwd met een landgenoot, politiek vluchteling, die vrienden heeft in België 3 kinderen, waarvan 2 hier geboren Man zonder werk: psycholoog, economist, militair; geen diploma equivalenties; kan studies niet verdfer zetten
Verpleegster Studies in Rusland
Gehuwd in België Kinderen
Kapperschool en studentenjob + Engels, Italiaans, via zelfstudie (TV)
Ingeschreven in uitzendbedrijf, maar krijgt nooit aanbiedingen; geen rijbewijs.
Alleenstaand Lager MENA oorlogsslachtoffer, Middelbaar maar minderjarig spreekt 5 talen (Kinir, shwa. Engels - Frans)
Als jong meisje 5 jaar bijbaantje in markthandel
Staat op wachtlijst voor een baan, maar wordt nooit gekozen; Schoonmaakster in ziekenhuis Nog geen werk gezocht Of keukendienst Liever opleidingen volgen Of huishoudhulp dan zitten wachten
Bij Dienst Vr. afgezet door een mensensmokkelaar. Doorgestuurd naar onthaalcentrum in Luxemburg tot 18 jr. Appartement in Dison
In België aangekomen als minderjarige, samen met familie, erkend als oorlogsslachtoffers (vader en zus in België)
5
12 à 15 jaar verpleegster in polikliniek in Armenië, daarna bankbediende in Rusland
Diploma-equivalentie aangevraagd Niet geslaagd in toegangsproeven voor opleiding als apotheekassistente
Via Dienst Vreemdelingen doorgestuurd naar Open Centrum in Herent
Integratieparcours onder de hoede van het OCMW, onder contract Zoekt werk als fabrieksarbeidster
Door Dienst Vr. doorgestuurd naar OCMW in Vl., positieve procedure, verhuisd naar Verviers; sociale woning; Raad gekregen van een tante
Doet vrijwilligerswerk in een B. organisatie.
22. Lucia
36
Ecuador Ambato
- 10 jaar
Verloofd in Ecuador, daarna gehuwd in België gescheiden hertrouwd met een landgenoot 1 kind uit het tweede huwelijk
Twee jaar Geneeskunde, specialisatie Gynecologie , opgegeven voor huwelijk
Hotelreceptie in Ecuador. Inwonende huisbediende in het zwart; na regularisatie werk onder Art. 60 in rusthuis (geen recht op dop) Momenteel poetsvrouw bij particulieren in het zwart
Alleen gekomen met toeristenvisum. Opgevangen door een "vriendin".
23. Elsa
42
Ecuador Quito
– 8 jaar
Gehuwd, 2 dochters (19 en 21)? Alleen naar België gekomen en 3 jaar geleden zijn man en dochters overgekomen
3 jaar Lagere School
Ecuador: poetsvrouw België: geplaatst als inwonende dienstmeid
Alleen gekomen. Contacten in België (parallel circuit)
Actuellement illégale (permis de séjour dépassé)
Femmes-Primo
-78-
ULB-TEF Septembre 2006
24. Patricia
30-35
Ecuador - Quito
6 jaar
Marokko daarna Frankrijk
3 jaar
Actuellement en procédure
25. Karima
40 ans
Marokkodaarna Nederland hier
27. Cheryl
42 ans
Kameroen Yaoundé
33
Marokko 2 jaar Kenitra Voorheen vier jaar in Frankrijk
-
(bruxelles) Helmet
29. Varvara
Femmes-Primo
Marketingstudies , met Engels, maar opgegeven omwille van te hoge studiekosten
Ecuador: secretaresse. België: poetsvrouw, in het zwart (man werkt als tuinman)
Eerste plan: marketingstudies verderzetten Momenteel: hier haar leven uitbouwen Project: commercieel importbedrijfje uitbouwen voor Latino-producten Zoekt een opleiding voor bedrijfsbeheer
Alleen gekomen, bij schoonmoeder, waar man inwoont. Man heeft baan als tuinman bij bedrijf van z'n moeder. Onduidelijk statuut (geen recht op dop).
Lagere Scool
-
Iets voor mezelf doen Plan: studies, opleiding om te werken in kinderopvang
Gekomen in kader van gezinshereniging
Middelbaar en universiteit begonnen, niet afgemaakt, in economie, boekhouding Kan Engels
-
Hoopt op werk als apotheekassistente, momenteel taallessen; Hoopt daarna opleiding te volgen
Verblijf in Nederland
Hertrouwd, sinds 8 maanden, met een Belg, die ze 5 jaar geleden heeft ontmoet, op toernee.. 7 aangenomen kinderen
Opleiding Secretariaat dactylo Na 1991, opleiding verpleegkunde, ziekenzorg, farmacie Tweetalig FransEngels
Artieste, op toernee sinds 1985 in heel Europa, tot in 1991. Werk in diverse gespecialiseerde ziekenhuizen. In medisch kabinet Vorming rond AIDS
Zoekt werk als secretaresse, Artistiek werk, verpleeghulp … Volgt opleidingen, Solliciteert veel
Toekomstige echtgenoot, maar zonder papieren. Administratieve problemen bij onthaal
Eerste huwelijk op 15 jarige leeftijd; gescheiden; 7 jaar lang elk huwelijksaanbod geweigerd. Geen kinderen. Hertrouwd in 2005 met een Vlaming, Installatie in België
Studies gestopt voor huwelijk Na scheiding leren naaien, + modeontwerp
Verantwoordelijke winkel, Zoekt werk als verkoopster; tot nu toe familiebedrijf. geweigerd omwille van de taal Daarna Directie bedrijf in modedesign, modeshows in Marokko en Europa
Alleenstaande moeder met zoon van 18 jaar ; politiek vluchteling
Hoog niveau van scholing in informatica en boekhouding + Frans
Gehuwd in Marokko met een Fransman van Marokkaanse afkomst, later zich in België gevestigd 8 maanden Gehuwd met een maar 10 jaar informaticus, die werkt en in Marokko vond in België kinderen
26. Talhaoui
28. Idrissia
Gehuwd Uit elkaar, maar later weer samen, 2 dochtertjes, geboren in Ecuador (9 en 10) Verwacht een kind
4,5 jaar
-79-
PWA bejaardenhulp Werkt "en black" Zoekt stabiele job
ULB-TEF Septembre 2006
Illegaal, bij nichtje aangekomen; geregulariseerd na huwelijk.
30 Francine
18 ans
Congo Kinshasa
3 jaar
Minderjarige, alleenstaande moeder met 1 baby, hier geboren
Lagere school + Alternerend leren
31 mikhaïla
51 ans
Tsjetsjenië 5 jaar Daarna Rusland (St Petersburg)
Gediplomeerd economiste aan universiteit van St Petersburg Partijlid
5 à 6 jaar financieel directeur textielbedrijf; Daarna bankdirecteur; Spreekt Engels
Clandestien land binnengekomen via smokkelcircuit. Een jaar later asiel aangevraagd. Onthaalcentrum
32 Sofie
35-40
Rwanda Sinds 1999 Tanzania Kenia, Centr. Afrik. Rep. (1994-1998)
Gediplomeerd onderwijzeres Fran Engels Afrikaanse talen Diploma Sociaal Assistent in België
7 jaar onderwijzeres tot in 1994 België: Sociaal assistente
Als toerist douane gepasseerd. Daarna zich aangeboden bij Dienst Vr.; 2 jaar later erkend als politiek vluchteling; genaturaliseerd
33 Kathia 2
35 ans
Rusland Kaliningrad
Aangegeven als alleenstaande, maar met verdwenen echtgenoot; Alleenstaande moeder met zoon van 18 jaar, familie van politieke opposanten tegen Russische invasie vluchteling Gehuwd; 5 kinderen, waarvan 3 geadopteerd Politiek vluchteling, eerst naar Tanzania, dan Kenia en Centr.Afr.Rep. (Franstalige landen) (1994-1998) Oorlog ontvlucht Gehuwd 3 zonen
Kapster en Tuinbouw
Kapster
34 Marina
35 ans
Rusland -Omsk
Gescheiden 1 (mindervalide) zoon
Onderwijzers opleiding
Femmes-Primo
- Sinds 2001
Sinds 2002
-80-
Koksopleiding, in alternerend leren, taallessen Frans
Door Kerkelijke Instelling naar Dienst Vr. gebracht, Niet-begeleide Minderjarige, opvang in Klein Kasteeltje
-
Meegekomen met echtgenoot. Man regelt alles. Zonder papieren.
Wegraken uit isolement, zich organiseren, werken
Mensensmokkel, Dienst Vr., Onthaalcentrum, OCMW in Wallonië
ULB-TEF Septembre 2006
Bijlage 3: Deel van het Verslag van de Bijeenkomst op 12 september 2006 Op 12 september 2006 ging er op het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding een bijeenkomst door van de partners uit de drie Gewesten, betrokken bij het ESF project ‘Toegang tot en consolidatie van de tewerkstelling van nieuwkomers’. Een van de workshops van deze ontmoetingsdag ging over vrouwelijke nieuwkomers. Het deel van het verslag dat wij hieronder opnemen gaat over deze workshop. De resultaten van het onderzoek, in opdracht van het Centrum, werden op deze dag door de onderzoekers zelf voorgesteld en met de deelnemers besproken. _______________________________________________________________________ Workshop vrouwelijke nieuwkomers
Debat tussen de projectpartners en de onderzoekers, na de voorstelling van de resultaten van het onderzoek ‘Valstrikken en hinderpalen bij de tewerkstelling van vrouwelijke nieuwkomers' door E. Krzeslo en M. Hamzaoui. 1. Ziet het er werkelijk zo somber uit als beschreven wordt in dit onderzoek? De onderzoekers hebben zelf gewerkt met personen, die niet echt aan het werk waren, en met functieprofielen op uitvoerend niveau, terwijl dit niet altijd de realiteit is bij de openbare tewerkstellingsdiensten (ORBEM, FOREM, VDAB). Het is een feit dat je in de structuren van dit soort uitvoerend werk nu niet bepaald een bliksemcarrière kunt maken. Er bestaan nu eenmaal geen tien verschillende functieniveaus tussen de persoon die uitvoerend het poetswerk verricht en de chef. Het zijn banen zonder veel hiërarchiesering in de mogelijkheden om door te groeien, noch voor vrouwen, noch voor mannen. Personen, die in hun land van herkomst een welomschreven functie uitoefenden, beschikken daarom nog niet noodzakelijk over dezelfde bagage aan kennis en technische ervaring, die sterk kunnen verschillen van land tot land. Niet alles is rechtstreeks over te brengen. Deze mensen slagen er echter wel in om hier ook een duurzame baan te vinden, met perspectief op carrière. Bovendien zijn de banen voor vrouwen niet altijd per definitie slechter dan de banen voor mannen. Bij voorbeeld, in de schoonmaaksector vind je evenveel mannen als vrouwen, in de verkoop en in de dienstensector misschien iets meer vrouwen, maar daarom niet noodzakelijk met slechtere contracten dan die van de mannen. Eigenlijk is de ervaring van een openbare plaatsingsdienst, die een bepaald type van nieuwkomers tewerkstelt, niet tegengesteld aan andere ervaringen. Het is de weerspiegeling van een duale werkelijkheid, die niet eigen is aan Brussel, noch aan België. De overgrote meerderheid van de nieuwkomers zijn niet actief. 80 % van de werkzoekende nieuwkomers slaagt er niet in een baan te vinden. Slechts 20% van hen vindt een werkgever. Het is dus geen toeval dat slechts een minderheid werk heeft en dat de meerderheid geen werk vindt. De tendens, vastgesteld bij deze kleine onderzoeksgroep is in feite enkel een bevestiging van de werkloosheidsituatie, die geldt voor de meerderheid. Men had het publiek ook doelbewust kunnen selecteren en enkel geschoolde vrouwen kunnen interviewen, of zelfstandige. Om die reden hebben wij de
onderzoekspopulatie uitgebreid met personen, die niet in een sociaalprofessioneel integratietraject zitten en deelnemen aan activiteiten van organisaties, die niet als partner bij het project zijn betrokken. Maar de meerderheid van de nieuwkomers hebben geen werk, en niet omgekeerd. Het percentage nieuwkomers aan het werk gaat maximaal tot 30%, ongeacht de meest gesofistikeerde dienstverlening, met inbegrip van de publieke tewerkstellingsdienst. Dit wondercijfer van 30%, dat verschillende studies vooropstellen, is de uitdrukking van de normale selectie op de arbeidsmarkt, los van elke integratiemaatregel. In verband met het voorafgaande werk dat wordt gedaan door de "doorverwijzende" basisorganisaties, is het belangrijk dat niet te snel ingegaan wordt op de eerste vraag van de mensen, die bij hen komen met een beroeps- en studieverleden, die altijd een vraag is naar werk. Eenmaal men immers aanvaardt om op een lager niveau te gaan werken dan de eigen kwalificatie, is het zeer moeilijk om daarop terug te komen en een inkomen aan z'n neus te laten voorbij gaan om terug naar school te gaan. Men moet ook durven kijken naar projecten op lange termijn, zoals terug gaan studeren. Het is jammer dat geschoolde mensen moeten gaan poetsen, terwijl er daarnaast andere mensen zonder enige kwalificatie rondlopen, die dit soort jobs nodig hebben. De meningsverschillen, die hier tot uiting komen, zijn misschien het gevolg van verschillende waarnemingen. Misschien 9 op de 10 vrouwen, die eerst bij de "doorverwijzers" van de basisorganisaties terecht komen, beantwoorden aan dat profiel van laaggeschoolde of ondergekwalificeerde vrouwen, waarvoor de vooruitzichten weinig opbeurend zijn. Maar natuurlijk komen deze vrouwen uiteindelijk niet terecht bij de "SIDE"-cel of bij de overheidsdienst voor tewerkstelling en begeleiding. Heel wat van de vrouwen met een universitair diploma, die wij hebben ontmoet bij de "doorverwijzers" zijn aan het werk gaan als poetsvrouw, omdat zij een kind hebben of omdat zij werk nodig hadden. Een ander voorbeeld, op het moment dat het niveau van hun taalbeheersing in twijfel wordt getrokken, verliezen deze nieuwkomers een perspectief op vooruitgang. Ze worden niet doorgestuurd naar de tewerkstellingsdienst en keren op hun stappen terug om terecht te komen bij de doorverwijzende organisaties. Het is belangrijk om hierbij te preciseren dat de erkenning van het diploma en de valorisering van de gedane studies niet alleen een probleem is voor nieuwkomers die zich voor het eerst op de arbeidsmarkt aanbieden, maar eveneens voor hen, die na een loopbaanonderbreking terug op de arbeidsmarkt komen. Nemen we het voorbeeld van mensen op een zekere leeftijd, die terug willen gaan werken, met een diploma verpleegkunde of boekhoudkunde, maar die gedurende lange tijd dit beroep niet meer hebben uitgeoefend. Zij beheersen niet meer alle technieken, nodig om hun functie uit te oefenen. De technologische evolutie en nieuwe wettelijke reglementeringen vereisen dat zij zich recycleren. Het is dus geen specifiek probleem van nieuwkomers.
Femmes-Primo
-82-
2. Het is onmogelijk om het vrouw zijn los te koppelen van echtgenote en moeder zijn. De onderzoekers hebben expliciet vermeld dat dit onderzoek enkel rekening hield met de vrouw als vrouw, en niet als moeder. Het is deze vrouw, die het onderzoek op de voorgrond plaatst, die emigreert, werk zoekt en hierbij problemen ondervindt. Maar van zodra men het probleem aanroert van werk en van de toegankelijkheid van de arbeidsmarkt, is deze vrouw, die emigreert en zich aanbiedt op de arbeidsmarkt, niet meer die vrouw op zich, los van de dimensie van moeder en echtgenote. Het gaat dan om de totale vrouw, in haar volledige zijn, die kinderen heeft, die thuis moet blijven om voor hen te zorgen, en die om die reden niet kan gaan werken of een opleiding volgen. Het is die vrouw, die als echtgenote botst op de weigering van haar man als ze een vorming wil gaan volgen die gemengd wordt gegeven. Als we het probleem van werk vinden en uit werken gaan voor vrouwelijke nieuwkomers behandelen, dan moeten we alle dimensies van de ervaring van het vrouw zijn hierbij betrekken, met inbegrip van deze als moeder en echtgenote, want elk van deze dimensies kan een bron van hinderpalen zijn. 3. Welk niveau van taalbeheersing is noodzakelijk voor werk? Laten we het voorbeeld nemen van een nieuwkomer, die met succes een taalcursus Frans volgt, en die op straat lovende opmerkingen krijgt omdat hij zo goed Frans spreekt. Tijdens een aanwervingsgesprek zal hij te horen krijgen dat zijn taalkennis onvoldoende is. Uit dit soort ervaringen trekken velen de conclusie ofwel dat de taalbeheersing, die men verwacht van allochtonen die solliciteren voor een welbepaalde betrekking, een zuiver subjectieve aangelegenheid is, ofwel dat het om een verkapte discriminatie gaat, waarbij de taal enkel als voorwendsel wordt gebruikt. En dit terwijl er een massa geld en energie wordt geïnvesteerd in taallessen, met uiterst zwak effect op tewerkstelling. Organisatoren van taallessen Frans als Tweede Taal ("FLE") , zoals 'Lire & Ecrire' , zien op die manier hun leerlingen vooruitgang maken, oriënteren hen dan ook naar een stage of naar de arbeidsmarkt, waarna ze diezelfde mensen terug zien komen omdat hun taalbeheersing niet voldoende wordt geacht… . En dit terwijl deze mensen door een sociaal leven en de omgang met Belgische Franstalige collega's alleen maar sneller vorderingen zouden maken. Een eerste interpretatie van dit soort situaties stelt dat het door de werkgever vereiste niveau van taalkennis afhankelijk is van de krapte van de voorhanden arbeidskrachten. Als er maar weinig kandidaten zijn, dan zal een zwak niveau van taalkennis geen obstakel vormen. Als er een overvloed aan kandidaten is, wordt zal dit zelfde niveau onvoldoende zijn. Een tweede interpretatie gaat over waar het in de grond om draait bij het aanleren van de taal van het gastland. Het gaat in zekere zin om een proef, waardoor kan worden nagegaan of de persoon wel echt geïntegreerd is. Wij maken ons allemaal een welbepaalde, precieze voorstelling van een persoon die niet is geïntegreerd. Bij voorbeeld, de vier Engelse jongeren die de bommen legden bij de aanslagen in Londen in juli 2005, gaven de indruk van perfect geïntegreerd te zijn, spraken perfect Engels, waardoor er algemene verbijstering was over hun daden. Ander voorbeeld, als we denken aan een vrouw die niet geïntegreerd is in de samenleving van het gastland, dan zien we
Femmes-Primo
-83-
een vrouw die de hoofddoek draagt, die een meter achter haar man loopt op straat en de pakjes moet dragen. Vlot de taal spreken van het gastland getuigt van loyaliteit ten aanzien van dit land. Binnen het momentele algemeen bestaande klimaat van wantrouwen kan dit soort van politieke criteria overheersen op de pragmatische noden. Het is immers duidelijk dat de taalkennis, die nodig is voor het uitvoeren van een bepaalde functie, toch een uiterst rekbaar gegeven is. Een goede taalbeheersing kunnen bewijzen om koekjes in te pakken lijkt absurd. Als het aantal potentiële kandidaten niet zo groot zou zijn, dan zou de werkgever de nood aan arbeidskrachten prioritair stellen boven elke taalvereiste. Het vereiste taalniveau is afhankelijk van een politiek criterium en van een vraag naar arbeidskrachten. In Oostenrijk bijvoorbeeld heeft een nieuwkomer enkel recht op een voorlopig verblijf als hij slechts een bepaald niveau haalt. 4. Overgekwalificeerd zijn bij aanwerving betekent beneden zijn niveau werken. In de bedrijfslogica is het normaal om eerder iemand met te hoge kwalificaties aan te werven dan personen met te lage kwalificaties. Je neemt nu eenmaal liever iemand aan, die net dat ietsje meer heeft dan wat nodig is voor de te betrekken functie. Rechtvaardigheid bestaat niet op de arbeidsmarkt. Als er voor een functie een heleboel kandidaten zijn, zullen bepaalde criteria expliciet aangegeven zijn, voor andere criteria zullen eerder allerlei subjectieve zaken spelen, of zelfs discriminaties. Er bestaat nu een dubbele eis: een goede kennis van het Frans, naast meer technische kwalificaties. Nemen we het voorbeeld van een vrachtwagenchauffeur met Rijbewijs C, die niet goed Frans sprak en er heel lang over gedaan heeft om werk te vinden, ondanks een zeer grote vraag op de markt. Hij moet niet alleen zijn vrachtwagen kunnen besturen, hij komt ook in contact met de klanten, moet leveringsbonnen kunnen invullen, enz. Er zijn tal van factoren, die de werkgever zullen overtuigen, als hij de keuze heeft om iemand aan te werven die én een Rijbewijs C heeft, én goed Frans spreekt. Binnen de openbare dienst voor tewerkstelling en arbeid en de integratiecel "SIDE" van de ORBEM/BGDA bestaat het werk van de arbeidsconsulent erin om precies over een verlaging van de aanwervingscriteria te negotiëren (taal, diploma, bekwaamheid, enz.). Dit kan echter enkel als de persoon ook een sleutelbekwaamheid te bieden heeft, waardoor abstractie kan gemaakt worden van andere elementen, die minder gunstig liggen voor een tewerkstelling. Een aantal werkgevers zijn warm gemaakt voor dit soort problematiek en zijn in staat om de beroepsbekwaamheden van de persoon te erkennen. Maar er bestaan evenveel verschillende werkgevers als kandidaten: anderen zullen enkel gevoelig zijn aan de economische argumenten, of ze botsen op interne regels van functionering. Het project dat de aanzet was tot dit onderzoek werd oorspronkelijk opgezet in een perspectief van gelijke kansen. Doel was precies een omkering van de tendensen, vastgesteld op het terrein. Sommige selectiecriteria kunnen niet objectief gehanteerd worden en zijn verbonden aan de toestand op de arbeidsmarkt (tekort aan arbeidskrachten, overvloed aan kandidaten, bepaalde selectiepraktijken, enz.). Als we blindelings de subjectieve keuzes zouden moeten volgen, gemaakt op de arbeidsmarkt, wat zou er dan gebeuren met de verhoopte vooruitgang op het gebied van de tewerkstelling van vrouwen en van de diversiteit? Bij voorbeeld, bij de aanvang van het project bleven er in een bepaalde basisorganisatie zo'n 4 à 5 jaar geleden slechts een of twee vrouwen
Femmes-Primo
-84-
over op het einde van de vormingscyclus. Er moet dus voorrang gegeven worden aan de vrouwen, met als vertrekpunt een positieve discriminatie. Verder heeft men geprobeerd om tegemoet te komen aan een aantal specifieke hinderpalen, door de uitbouw van een kinderopvang, een begeleidingsgroep gericht op de echtgenoten, enz. Een ander sterk voorbeeld is het fastfoodbedrijf Exki. Op een dag komt er op de personeelsafdeling een kandidatuur binnen van een dove persoon, die graag zou werken op een post in direct contact met de klanten. Exki neemt de uitdaging aan en neemt deze persoon in dienst, wat een aantal wijzigingen in het communicatiesysteem vroeg; maar vandaag werken er 10 dove mensen aan de kassa's van hun restaurants. Het aanvankelijke voorstel om de klanten te waarschuwen dat zij aan de kassas bediend werden door een dove, werd door de dove werknemers zelf verworpen. Exki nam een belangrijk risico door deze mensen aan te werven, maar deze gedurfde uitdaging bleek zijn vruchten af te werpen. Werkgevers, die durven en die zich lanceren in projecten, die een aantal bestaande voorstellingen doorbreken, moeten worden aangemoedigd, want het werkt echt. Dit bewijst nog maar eens dat de manier van aanwerven steeds afhankelijk is van de arbeidsmarkt zelf. De criteria van bekwaamheid, diploma en taalkennis moeten door de mensen die instaan voor aanwervingen opnieuw in deze context worden gezet. We denken aan het voorbeeld van de Spaanse verpleegsters, die dringend werden aangeworven in Frankrijk. Er bestond een grote nood aan verpleegsters en alle selectiecriteria werden tot een minimum herleid: buitenlands diploma van verpleegster en deelname aan een drie weken durende snelcursus Frans, toegespitst op de ziekenhuispraktijk. Iets gelijkaardigs geldt voor vrachtwagenchauffeurs. Bij aanwerving op de Belgische markt speelt de taalkwestie niet echt, want ze rijden op Europa en zelfs buiten Europa. De werkvoorwaarden verschillen natuurlijk volgens sector en beroep. Maar bij aanwervingen speelt altijd een stukje subjectieve beoordeling, het gaat niet om een exacte wetenschap, en het werk van de in te vullen betrekking kan ook niet altijd exact omschreven worden. Bovendien zijn de eisen van de werkgevers per definitie een weerspiegeling van hun eigen belangen. Het ligt dan ook nogal delicaat, in termen van sociaal overleg en van sociale rechten, om zich enkel naar deze eisen te plooien, zelfs in tijden van crisis. Momenteel spelen twee elementen een rol in de natuurlijke selectiewijze op de arbeidsmarkt: de krachtsverhouding op de arbeidsmarkt (vraag en aanbod) en de sociale krachtsverhoudingen (werkgever/werknemer). In dit kader moeten bepaalde categorieën van werkzoekenden (nieuwkomers, laaggeschoolden, mensen die onvoldoende een van beide landstalen beheersen) het voorwerp uitmaken van een gericht beleid, vermits de huidige krachtsverhoudingen op de arbeidsmarkt bijzonder sterk in hun nadeel spelen. Anderzijds hoeven we ook geen voedsel te geven aan allerlei fantasieën, noch over werkgevers (de boze wolf met de grote mond), noch over kandidaten (hun beroepsbekwaamheden en mogelijkheden). Het blijven twee moeilijk met elkaar te verenigingen realiteiten. Daarvan getuigen de spanningen, ervaren door de mensen van de integratiecel voor rechtstreekse tewerkstelling "SIDE"-ORBEM/BGDA in hun bemiddelende rol tussen de werkgevers en het voorafgaande werk met de kandidaten door de basisorganisaties. SIDE werkte onder andere met Kmo's, met minder dan 50 werknemers, die specifieke noden hebben. De eenvoudige wilsverklaring van de werkzoekende volstaat niet, de arbeidsmarkt kan zich niet aanpassen aan elke kandidaat, ook al werd voorafgaand formidabel werk geleverd om de inzetbaarheid van de kandidaat te verhogen.
Femmes-Primo
-85-
Tewerkstelling van personen met (te) hoge kwalificaties op arbeidsplaatsen voor ongeschoolden of laaggeschoolden stelt problemen. Waarom niet gewoon het spel spelen en dit soort werk voorbehouden aan mensen met lage beroepskwalificaties? Is het niet veel interessanter om kandidaten te stimuleren om hoger te mikken in plaats van hen werk voor te stellen beneden hun niveau? Het lijkt contraproductief om gediplomeerden terug te vinden in schoonmaakdiensten, terwijl er kandidaten met weinig scholing zijn voor deze arbeidsplaatsen. Dit gezegd zijnde moeten we de bekwaamheid niet onderschatten, die nodig is om een functie uit te oefenen die op het eerste zicht bestemd lijkt voor lagergeschoolden. En er moet ook rekening gehouden worden met de arbeidsomstandigheden. Een baan als magazijnier in het diepvriesbedrijf Iglo, waarbij men in nachtdienst paletten moet verplaatsen bij 20 graden onder nul, heeft niets te maken met een baan als magazijnier bij Marcolini, waar pralines moeten worden ingepakt. In beide gevallen gaat het om een baan als magazijnier, die echter naar wel heel verschillende werkelijkheden verwijzen. Dat geldt ook in de schoonmaak, er moet rekening gehouden worden met de reële arbeidsfactoren van een bepaalde functie. Een Latijns-Amerikaanse, die 10 jaar in het onderwijs stond, en waaraan men een baan had aangeboden voor het schoonmaken van computers, was beter geplaatst voor deze functie dan anderen, omdat er moest gewerkt worden met het Europees parlement, een veeltalige omgeving, waarvoor men anderhalve maand in Brusselse werkte, een maand naar Luxemburg moest en een maand naar Straatsburg en daarbij moest logeren in een gemeenschapshuis. Niet iedereen kan zich plooien naar dit soort eisen.
Femmes-Primo
-86-
5. Bijzondere maatregelen voor vrouwen binnen de voorzieningen voor begeleiding van nieuwkomers. In het kader van het ESF project ondertekenden als partners uit Wallonië, Brussel en Vlaanderen een samenwerkingsovereenkomst, waarin voor de activiteiten van het lopende jaar uitdrukkelijk werd gesteld dat « bijzondere aandacht moest worden gegeven aan de vrouwen». Welke maatregelen werden concreet genomen in hun begeleidingsaanbod door elk van de partners om te beantwoorden aan de specifieke moeilijkheden, ervaren door vrouwen? Æ « Wij organiseren een cyclus 'Frans Tweede Taal' en een vorming over de beginselen van de democratie. Jaar na jaar stelden we vast dat er op het einde van de cyclus maar twee vrouwen overbleven. We hebben onze manier van rekruteren veranderd. Als er bij de aanvang 50% vrouwelijke deelnemers waren, dan bleven er maar enkelen over op het einde. Daarom hebben we beslist om 60 tot 65% vrouwen te rekruteren. Er moesten 7 of 8 vrouwen zijn op een groep van 12 personen, om op het einde van de vorming een evenwichtig aantal mannen en vrouwen over te houden. Daarbij aansluitend voorzagen we in een sociale begeleiding om de vrouwen te oriënteren en een reeks typische problemen op te lossen. Bij de start van het project hadden we ook een dienst die actief hielp met zoeken naar kinderopvang en naar psychosociale begeleiding (voor echtscheiding, vrouwenmishandeling, enz. )» Æ « Wij organiseren ook taallessen, specifiek gericht op tewerkstelling. Bij ons was er een financieel probleem, omdat wij geen kinderopvang aanboden tijdens de vormingssessies, terwijl dit in andere organisaties wel bestond. Bij ons publiek was er geen sprake van dat de man op de kinderen zou passen. Soms zaten we dan in een situatie waarbij er voor 10 mannen maar één vrouw bij de deelnemers was.» Æ « In onze afdeling van "Lire & Ecrire" hebben we altijd 50% vrouwen en 50% mannen gehad. We hebben nooit problemen gehad met rekrutering, terwijl het toch over een vormingsmodule gaat van 6 weken fulltime. We hebben ons de vraag gesteld waaraan het ligt dat wij dit probleem van gebrek aan vrouwelijke deelnemers niet tegenkomen, dat zo markant aanwezig is in andere organisaties. Ligt het aan het feit dat wij ons specifiek richten op een publiek van analfabeten, dat wij meer vrouwen hebben? Wij hebben echter vastgesteld dat de ongeletterde mensen met werk, die bij ons avondlessen volgen, uitsluitend mannen zijn. Langs de ene kant moet je een arbeidscontract hebben om die avondlessen te mogen volgen, en langs de andere kant stelt dit problemen van kinderopvang voor de vrouwen. Sommige clandestiene vrouwen slagen erin om de meest ongelooflijke regelingen te arrangeren voor de opvang van hun kinderen. Maar men moet weten dat als men babysit regelt voor de kinderen om te gaan werken (in het zwart of niet), dat men ook een inkomen heeft, waarvan een deel dan wordt besteed aan die kinderopvang. Dit ligt helemaal anders als men een vorming volgt, waarbij men helemaal niet zeker is of er iets uit zal komen.» Æ « In het SAIDA project van de VDAB organiseerden we jobateliers voor beroepsoriëntatie, bedoeld voor personen die een inburgeringstraject volgen. Wij waren dus afhankelijk van de voorafgaande rekrutering door de onthaaldiensten, die zowel mannen als vrouwen naar ons doorstuurden. Wat de genderdimensie betreft, pasten wij in 2006 de methode van gender screening toe op het lesmateriaal, dat wij momenteel
Femmes-Primo
-87-
gebruiken. We onderzoeken het materiaal grondig op zijn genderneutraliteit. Een speciale werkgroep gaat voornamelijk werken op de neutraliteit van de taal en van de gebruikte illustraties en zal eventuele clichés eruit halen. Naast deze gender screening hebben we nog geen specifieke acties voorzien naar de vrouwelijke nieuwkomers.»
6. Gemengde werking in de vorming en opleiding voor nieuwkomers Een gemengd publiek kan problemen stellen voor de deelname van een bepaald type van vrouwelijke nieuwkomers. Plannen de partners programma's die uitsluitend gericht zijn op vrouwen? Æ « In onze afdeling van "Lire & Ecrire" doen wij dat niet graag, vooral niet als dit ons uitdrukkelijk gevraagd wordt om godsdienstige redenen. Maar over het algemeen nemen er alleen maar vrouwen deel aan onze workshops rond tewerkstelling en werk zoeken… .» Æ « Soms krijgen we wel vragen uit een bepaalde gemeenschap om taallessen te organiseren die voorbehouden zijn aan vrouwen. Of er komen zich mensen inschrijven, die geen mannen in de groep willen.» Æ « Er bestaan bij de "Piment" verdeelde meningen. De mannen verdragen de aanwezigheid van vrouwen naast andere mannen niet. Moet je in een democratische samenleving dergelijk onderscheid op basis van het geslacht aanvaarden? Is dit een stap naar integratie voor deze personen of juist een stap achteruit? We hebben besloten om die niet gemengde cursussen te organiseren en te bekijken hoe we de echtgenoten konden aanpakken. Uiteindelijk is het beter de vrouwen in de vorming te hebben, dan dat zij thuis geïsoleerd worden. Maar we lopen niet echt warm voor deze manier van werken.» Æ « In onze afdeling van "Lire & Ecrire" is ongeveer één cyclus op drie voorbehouden voor vrouwen. Soms is het gewoon een beschermende maatregel, om ervoor te zorgen dat die vrouwen niet voortdurend hun man op hun nek hebben zitten.» Æ « Vorig jaar was er bij ons een vrouw, die mishandeld werd door haar man. Zij werd naar ons doorverwezen omdat bij ons de mannen niet mogen binnenkomen. Maar die man kwam toch binnen, hij gaf ons ervanlangs… Beperken de problemen, die vrouwen tegenkomen, zich tot kwesties van kinderopvang? Heel zeker niet. Alle moeilijkheden, die in het onderzoek naar voor werden gebracht, komen wij tegen. Als vrouwen midden in een vorming of opleiding afhaken om te gaan werken, dan zitten de oorzaken daarvan in de situaties, waarover wij het zo-even hebben gehad: ze voelen er zich slecht bij dat ze afhankelijk zijn van sociale steun of van hun man, ze denken aan het naar school gaan of aan de toekomst van hun kinderen … alle motieven zijn aanwezig. Waar kunnen wij echter op inspelen? Die vrouwen zouden moeten gecoacht worden of terecht moeten kunnen bij een permanentie om dit soort problemen op te lossen. »
Femmes-Primo
-88-
BIJLAGE: DEELNEMERSLIJST Bijeenkomst van 12 september 2006 Deelnemerslijst
Alexandre Azer-Nessim, Coordinateur ISP/équivalences de diplôme, CIRÉ Jean-François Borsu, FOREm - Espace international Carl Callewaert, Verantwoordelijke inburgering, VDAB Séverine De Potter, Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding Isabelle Demortier, Lire et Ecrire Verviers Ida Dequeecker, VDAB Jacques Dricot, LE PIMENT asbl Mieke Gaudissabois, Projectcoordinator, VDAB Mejed Hamzaoui, Centre de sociologie du Travail, de l’Emploi et de la Formation, ULB Philippe Heinen, Lire et Ecrire Bruxelles Estelle Krzeslo, Centre de sociologie du Travail, de l’Emploi et de la Formation, ULB Catherine Kabageni, TRACE vzw Marie-Frédérique Lorant, Coordinatrice formations, CBAI Griet Lavens, ORBEM – BGDA Martine Lecloux, CRVI Josée Mailhot, Lire et Ecrire Bruxelles Loredana Marchi, FOYER vzw Yamina Meziani, CRIPEL Metusera Nsengiyumua, FOYER vzw Olivier Rasson, ORBEM - BGDA Liesbet Van den Wijngaert, Projectverantwoordelijke SAIDA – VDAB Michel Vanderkam, Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding Yadranka Zorica, FOREm – Espace international
Femmes-Primo
-89-
Deze studie werd gemaakt met de steun van de federale cel ESF (Europees Soaciaal Fonds), de BGDA en het Waals Gewest in het kader van het project van ontwikkeling van arbeidskansen voor nieuwkomers (programmatie 2001 - 2006 DOCUP 3)
Coördinatie door het Centrum voor gelijkheid van kansen en
racismebestrijding
Met de samenwerking van de projectpartners in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:
Met de samenwerking van de projectpartners in het Waals Gewest:
CBAI (Brusselse Centrum voor Intercultureel Werk),
CRIPEL (Regionaal Integratie Centrum van Luik),
CIRÉ (Coordinatie et Initiatieven voor en met de vluchtelingen en vreemdelingen),
CRVI (Regionaal Integratie Centrum van Verviers),
Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel,
Le Forem – Espace International,
Le Piment asbl, Lire et Ecrire Brussel, DRTT (Dienst Rechtstreekse Tussenkomst voor Tewerkstelling) – BGDA, Tracé Brussel vzw.
Lire et Ecrire Luik, Lire et Ecrire Verviers.