Conseil des usagers de l’électricité et du gaz en Région de Bruxelles-Capitale
Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Advies nr. 2011-02-23/2
ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE RAAD VAN GEBRUIKERS VAN ELEKTRICITEIT EN GAS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST OVER HET VOORONTWERP VAN ORDONNANTIE TER WIJZIGING VAN DE ORDONNANTIE VAN 19 JULI 2001 BETREFFENDE DE ORGANISATIE VAN DE ELEKTRICITEITSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST EN OVER HET VOORONTWERP VAN ORDONNANTIE TER WIJZIGING VAN DE ORDONNANTIE VAN 1 APRIL 2004 BETREFFENDE DE ORGANISATIE VAN DE GASMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Inhoudsopgave Aanhangigmaking A. Context B. Adviesvoorstel Algemene overwegingen Bijzondere overwegingen
Aanhangigmaking Op 3 januari 2011 maakte de minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor energie en leefmilieu een adviesaanvraag aanhangig bij de Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna « de Raad »). Deze adviesaanvraag had betrekking op het voorontwerp van ordonnantie ter wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna « het elektriciteitsvoorontwerp » genoemd). De minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor energie en leefmilieu maakte op 28 januari 2011 eveneens een adviesaanvraag aanhangig bij de Raad met betrekking tot het voorontwerp van ordonnantie ter wijziging van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het
www.raadvangebruikers.be
Bladzijde 1
23/02/2011
Conseil des usagers de l’électricité et du gaz en Région de Bruxelles-Capitale
Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna “het gasvoorontwerp” genoemd).
A. Context In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de elektriciteits- en gasmarkten sinds 1 januari 2007 volledig vrijgemaakt. Deze vrijgemaakte markten worden geregeld in de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna "de elektriciteitsordonnantie" genoemd) en in de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna "de gasordonnantie" genoemd). Op haar vergadering van 22 december 2010 keurde de regering het elektriciteitsvoorontwerp in eerste lezing goed. Op haar vergadering van 26 januari 2011 keurde de regering het gasvoorontwerp in eerste lezing goed. De Raad behoort overeenkomstig artikel 33, § 2 van de elektriciteitsordonnantie en ingevolge de aanhangigmaking door de regering een advies over deze twee voorontwerpen uit te brengen.
B. Adviesvoorstel Algemene overwegingen Door hun maatschappelijke nut en hun gebruikswaarde hebben gas en elektriciteit een bijzonder statuut ten opzichte van de andere consumptiegoederen. Daarom meent de Raad dat het noodzakelijk is om te voorzien in een geschikte omkadering van de relaties tussen de verschillende actoren op de markt : consumenten, leveranciers, beheerders distributienetwerk en gewestelijk transmissienet, enz., waarbij er duidelijke en transparante regels gelden en er een correct evenwicht bestaat tussen de verschillende actoren. Dit met het oog op een Brusselse elektriciteitsmarkt die rekening houdt met de specifieke noden van de gebruikers en toch concurrentieel en aantrekkelijk blijft. De Raad vraagt de regering er zich van te vergewissen dat het BIM en Brugel wel degelijk beschikken over voldoende middelen (mensen en administratieve hulpmiddelen) om de taken die deze twee wetteksten hen toevertrouwt aan te kunnen. Het gaat hier meer in het bijzonder over het beheer van de premies ter stimulatie van rationeel energiegebruik (BIM), de marktstudies en de verspreiding van informatie naar professionele en huishoudelijke afnemers (Brugel).
www.raadvangebruikers.be
Bladzijde 2
23/02/2011
Conseil des usagers de l’électricité et du gaz en Région de Bruxelles-Capitale
Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Raad is van mening dat de vijf kernpunten die in de toelichting bij de voorontwerpen ontwikkeld worden fundamenteel zijn. De Raad staat gunstig tegenover de verschillende maatregelen die worden voorgesteld met het oog op betere relaties tussen de afnemers, netwerkbeheerders en leveranciers en op de kwaliteit van de prestaties, namelijk : de klantendienst in de nabijheid, de schadevergoedingsregeling, de geschillendienst en het informatiecentrum. De Raad vestigt evenwel de aandacht op de doorvoeringmodaliteiten van deze maatregelen en de implicaties ervan voor de verschillende marktspelers. Wat het informatiecentrum betreft, staat de Raad meer in het bijzonder gunstig tegenover het Informatiecentrum waarin de ordonnantie voorziet. Het zal met name de taak hebben om de gebruikers te begeleiden en in het bijzonder de gebruikers waarbij er geen zekerheid bestaat omtrent de keuze van een leverancier, het afsluiten van een contract, enz. Om een kwaliteitsvolle dienstverlening te garanderen en om eventuele belangenconflicten te vermijden staat deze dienstverlening los van welke marktspeler ook en hangt ze niet rechtstreeks af van het Gewest of zijn bestuur. De organisatie die deze opdracht uitvoert, is erkend en draagt de verdediging van de consument als maatschappelijke doelstelling in het vaandel. Rekening houdend met het vorige staat de Raad gunstig tegenover specifieke beschermingsmaatregelen, maar betreurt hij het ontbreken van een voorafgaande economische en maatschappelijke evaluatie van de kosten en baten van deze maatregelen voor de gemeenschap en de verschillende actoren. Om deze reden blijft er twijfel bestaan of het volledige voorgestelde maatregelenpakket wel tegemoet kan komen aan de vooropgestelde doelstelling, namelijk zij die er nood aan hebben een passende mate aan bescherming te bieden. De Raad vraagt zich met name af of het toepassingsveld van een aantal bepalingen niet te breed is, zoals bijvoorbeeld de inperking van de borgsommen en/of de invorderingskosten die in de voorgestelde voorontwerpen voor alle consumenten gelden. Met betrekking tot dit punt verwijst de Raad naar zijn advies nr. 2010-02-10/1 en vraagt dat de regels die respectievelijk op de professionele en de huishoudelijke afnemers van toepassing zijn voor deze beter gedefinieerde categorieën toegelicht worden. De Raad staat trouwens achter het principe van de maatregel die, op aan de procedure voorafgaande vraag van de afnemer (namelijk vanaf de ingebrekestelling), voorziet in het toekennen van het statuut van beschermde afnemer. De Raad ziet deze schikking als een voorzorgsmaatregel waarmee men enerzijds het risico op schulden beperken kan en anderzijds de noodzakelijke begeleidingsmaatregelen sneller kan invoeren. In verband met de Brusselse regulator is de Raad van mening dat hij sterker uit de wijzigingen in het elektriciteitsvoorontwerp komt. Het blijft evenwel wenselijk dat de regulator op bevoorrechte manier aandacht besteedt aan de dialoog en de communicatie met de marktspelers.
www.raadvangebruikers.be
Bladzijde 3
23/02/2011
Conseil des usagers de l’électricité et du gaz en Région de Bruxelles-Capitale
Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Raad is van mening dat een breder overleg met het Vlaams en het Waals Gewest wenselijk is vanuit het standpunt dat het betrachten van meer harmonisering tussen de drie bestaande wetgevingen een leidraad vormt bij de wijzigingsvoorstellen voor deze gewestelijke elektriciteits- en gaswetgevingen die de bedoeling hebben de taak van enerzijds de elektriciteits- en gasleverende bedrijven en anderzijds de consumentenondernemingen in de drie Gewesten te vereenvoudigen. De Raad meent eveneens dat een grotere harmonisering tussen deze gewestelijke wetgevingen moet streven naar een betere bescherming van de consumenten die het nodig hebben en dat men daarbij rekening moet houden met de maatschappelijk-economische realiteit binnen elk Gewest. De Raad stelt tot slot vast dat er in de voorgestelde voorontwerpen bepalingen blijven bestaan die voor verschillende, soms zelfs tegenovergestelde interpretaties vatbaar zijn. De Raad meent dat er in dit opzicht nood is aan opheldering en verduidelijking zodat de marktspelers een maximum aan juridische veiligheid geboden krijgen en dat er garantie is op een harmonieuze, objectieve en discriminatieloze werking van de markt.
Bijzondere overwegingen Naast de algemene overwegingen meent de Raad dat een reeks wijzigingsvoorstellen een probleem stellen. Sommige ervan kunnen best verduidelijkt worden, sommige lijken contraproductief ten opzichte van de nagestreefde doelstellingen en sommige stellen problemen wat de uitvoeringsmodaliteiten betreft. 1. Aangaande de betere bescherming van elke consument stelt de Raad zich vragen over : de rol en de reikwijdte van de beslissingen van de geschillendienst : is het opportuun om hem in de plaats van een bemiddelende rol een dwingende beslissingsmacht toe te kennen, des te meer daar deze beslissingen bevestigd dienen te worden door de RB van Brugel ? ; de manier om een klacht in te dienen wanneer er een netbeheerder bij betrokken is : men dient te verduidelijken dat de klacht dan in de eerste plaats bestemd is voor de beheerder van het netwerk waarop de consument aangesloten is ; de termijnen waarin voorzien werd om op de klachten te antwoorden lijken niet met elkaar te stroken (5 werkdagen om de ontvangst te bevestigen, 20 werkdagen om te antwoorden, maar er is sprake van 2 maanden voor de afhandeling van het geschil) ; de vormelijkheidsmodus die gebruikt wordt voor de toepassing van de vastgelegde schadevergoedingsregeling. Om tot een efficiënte werking van een dergelijk systeem te komen moeten de aanvragen voor schadeloosstelling ingediend worden op basis van een aangetekende zending of van een typeformulier; een opheldering van het begrip « nabijheidsdienst » zoals men erom vraagt in artikel 35, 2° van het elektriciteitsvoorontwerp en in artikel 36, 3° van het gasvoorontwerp; www.raadvangebruikers.be
Bladzijde 4
23/02/2011
Conseil des usagers de l’électricité et du gaz en Région de Bruxelles-Capitale
Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
de forfaitaire schadeloosstellingen: de Raad wenst dat er uitdrukkelijk een vermelding voorkomt onder artikel 32 septies, namelijk dat deze bepaling met name de professionele afnemers niet belet om gerechtelijke stappen te ondernemen. 2. Ten opzichte van de aangescherpte sociale-beschermingsmaatregelen stipt de Raad de volgende elementen aan : overeenkomstig het algemene idee van de noodzaak om een beter onderscheid te maken tussen huishoudelijke en professionele afnemers, zoals aangehaald onder de algemene overwegingen, is de Raad van mening dat op zijn minst de maatregelen in verband met de borgstelling, de gebruikmaking van de vermogensbegrenzer, de beperking van de invorderingskosten, de levering tijdens de winter en de toelating voor afsluiting die aan de vrederechter voorgelegd wordt, beperkt moeten blijven tot de huishoudelijke gebruiker ; aangaande de toepassingsmodaliteiten van deze maatregelen, eens ze strikt gebonden zijn aan de huishoudelijke sector, is de Raad verdeeld. Het is namelijk zo dat de leveranciers in verband met deze thematiek en met Febeg als tussenpersoon een differentiëring wensen in de toepassing van het sociale beleid tussen de beschermde, vermoedelijk kwetsbare, afnemers en de niet-beschermde afenemers. bij deze maatregelen wijst de Raad op een aantal onduidelijkheden die kunnen leiden tot uiteenlopende interpretaties of moeilijkheden bij de doorvoering. Bijgevolg dienen ze opgehelderd te worden : • voor de borgstelling, het beoogde kader door de toevoeging van de vermelding « of die zijn afbetalingsplan niet heeft nageleefd »; • de omstandigheden voor het afsluiten zonder toelating van de vrederechter (einde contract na afloop van de contracttermijn, modaliteiten en bewijs van het detecteren van een verbruiker, enz.); • ten aanzien van de beperking van de invorderingskosten : de onzekerheid omtrent het toe te passen stelsel bij een verandering van statuut en omtrent de beoogde procedures (in der minne en/of gerechtelijke fase ?) • voor de levering in de winter door de noodleverancier: de relevantie van het automatische toekennen van het specifieke sociaal tarief en van een onbeperkte levering, ongeacht de situatie (en dus met inbegrip van het eventuele geval van nalatigheid door de gebruiker of levering aan niet-kwetsbare consumenten) • de modaliteiten van de facultatieve controle (door de OCMW’s en door Brugel) waarmee men wil vaststellen of een als "beschermd" erkende afnemer nog steeds voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van dit statuut. • de ordonnantie voorziet voor de beschermde afnemer in het volgende algemene principe : « het verdwijnen van de
www.raadvangebruikers.be
Bladzijde 5
23/02/2011
Conseil des usagers de l’électricité et du gaz en Région de Bruxelles-Capitale
Raad van Gebruikers van elektriciteit en gas van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
voorwaarde die leidde tot het verkrijgen van het statuut van beschermde afnemer leidt tot het verlies van het vermelde statuut en de terugkeer naar de vrijgemaakte markt ». De toepassing van dit principe is evenwel moeilijk omdat de modaliteiten voor deze transfer ontbreken ; • voor een huisgezin zou de mogelijkheid moeten bestaan om een meterstand te doen opnemen zonder dat de termijn van de procedure voor wanbetalingen hierdoor verlengd wordt. De Raad is van mening dat de terugkeer van de beschermde afnemer naar het vrijgemaakte circuit na de aanzuivering met 75 % van zijn schuld een contraproductieve maatregel is die geen doorgang zou mogen vinden omdat hij de schuldproblemen dreigt te verergeren in plaats van ze op te lossen. Bovendien zou het ingewikkeld zijn om de maatregel uit te voeren. De beschermde afnemer zou slechts naar het vrijgemaakte circuit mogen terugkeren nadat hij zijn schuld volledig ingelost heeft. 3. Betreffende de thematiek van de betere werking van de markt stipt de Raad in het bijzonder het volgende aan : de betere samenhang tussen de elektriciteits- en de gasordonnanties wanneer de bepalingen dezelfde elementen behandelen; inzake groene elektriciteit, een nood aan opheldering aangaande de gebruikte begrippen (groenestroomcertificaten, labels voor herkomstgarantie, certificaten voor herkomstgarantie) en de actoren (leveranciers en/of netwerkbeheerder ?) waarop verplichtingen voor terugname en terugkoop rusten; om elementen die in het technische reglement zitten door te voeren wordt de MIG op transparante manier en door alle marktspelers uitgewerkt. De Raad heeft twijfels bij een tussenkomst van de regering in dit proces, des te meer daar de MIG aan de regulator voorgelegd wordt.
www.raadvangebruikers.be
Bladzijde 6
23/02/2011