Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
Inhoudsopgave
Pagina
Inleiding
3
1. Levensomstandigheden van kinderen in ontwikkelingslanden
3
2. Visie
5
3. Inzet en beleidsuitgangspunten per thema
5
4. Kinderen in extreme achterstandssituaties: actiepunten en beleidsuitgangspunten
8
5. De rol van godsdienst en evangelisatie binnen projecten
10
6. Vernieuwende projecten
10
2
Inleiding Een groot deel van de projecten die Wilde Ganzen in ontwikkelingslanden en Oost-Europa steunt, komt op voor de rechten van kinderen en jongeren in een achterstandspositie. Zoals vastgelegd in het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties, gaat het hierbij om kinderen tot achttien jaar. Wij maken in deze nota een onderscheid tussen kinderen in sloppenwijken en op het platteland. Miljoenen kinderen wereldwijd gaan niet naar school, hebben geen toegang tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen, kunnen niet naar de dokter als ze ziek zijn, of spelen en sporten. Wilde Ganzen wil dit veranderen en steunt daarom uiteenlopende projecten die opkomen voor de rechten van kinderen en tegelijkertijd bijdragen aan armoedebestrijding. Naast de steun aan Particuliere Initiatieven voert Wilde Ganzen het programma Together4Change uit. Samen met onze partners International Child Support, SOS Kinderdorpen en Wereldkinderen, streven we met dit programma een veilige leefomgeving na waarin de rechten van kinderen wereldwijd worden gewaarborgd. Dit programma ontvangt overheidssubsidie. Deze nota gaat over de verbetering van de kwaliteit van projecten die gericht zijn op kinderen in sloppenwijken en op het platteland. Voor de beoordeling van deze projecten gebruiken we onder andere de criteria die in dit document zijn opgenomen. Doel van het beleid is om kinderen en jongeren (inclusief die met een beperking) een optimale kans te bieden om zich te kunnen ontplooien. Aan meisjes besteden we, vanwege hun kwetsbare positie, specifieke aandacht. Aangezien Wilde Ganzen niet rechtstreeks projecten van partners steunt, maar samenwerkt met Particuliere Initiatieven, dragen we op die manier bij aan de voorgestelde verbeteringen in deze nota.
1. Levensomstandigheden van kinderen in ontwikkelingslanden Hieronder volgt een overzicht van de situatie van (met name) kinderen in ontwikkelingslanden. Verhoudingen platteland-stad Meer dan de helft van de wereldbevolking leeft onder de armoedegrens, zij moet het doen met minder dan twee dollar per dag. Van hen woont 30% in sloppenwijken en 70% op het platteland. Momenteel woont het grootste deel van de armen op het platteland, maar door de aanhoudende trek naar de stad is die verhouding aan het verschuiven. Al één miljard mensen wonen in overvolle sloppenwijken. De kinderen daar hebben veelal een achterstand in hun ontwikkeling ten opzichte van leeftijdsgenoten in de steden. Beschikbaarheid van basisvoorzieningen Onderwijs Op het platteland komt analfabetisme twee tot drie keer vaker voor dan in stedelijke gebieden. Dit komt door falend overheidsbeleid, maar in nog grotere mate door armoede. Bovendien houden ouders hun dochters vaak thuis. Van de 104 miljoen kinderen die wereldwijd niet naar de kleuter- en basisschool gaan, woont 82% op het platteland. Doorstroming naar het vervolgonderwijs is in ontwikkelingslanden vaak beperkt; vooral meisjes volgen alleen basisonderwijs. Medische zorg en voedsel Wereldwijd zijn zo’n 800 miljoen mensen ondervoed, waarvan 150 miljoen kinderen onder de vijf jaar. Ondervoeding komt op het platteland twee maal zo vaak voor als in de stad. Het leven van sloppenbewoners is onzeker en onveilig. Besmettelijke ziektes verspreiden zich snel in overbevolkte sloppenwijken en aids heeft er zich tot een epidemie ontwikkeld. De woonomstandigheden en sanitaire voorzieningen zijn slecht, er is milieuvervuiling (o.a. vuilnisbelten) en het ontbreekt de wijken veelal aan schoon drinkwater. Deze situatie is zeer onveilig voor kinderen, vooral kinderen onder de vijf jaar zijn extra kwetsbaar. Daarnaast is goede medische zorg WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
3
geconcentreerd in de rijkere delen van steden. Bewoners van sloppenwijken hebben meestal alleen toegang tot gratis medische zorg. Daarnaast is er zowel in de stad als op het platteland een groot tekort aan (levensreddende) medische zorg voor moeder en kind rondom de bevalling. Water en sanitaire voorzieningen Wereldwijd hebben 783 miljoen mensen geen toegang tot veilig drinkwater, daarvan leven er 653 miljoen op het platteland. In sloppenwijken heeft 5% van de bewoners geen schoon drinkwater, op het platteland geldt dit voor 27% van de bewoners. Het Millenniumdoel ten aanzien van beschikbaarheid van veilig drinkwater is ondertussen wel gehaald. Dit betekent dat het aantal mensen dat geen toegang heeft tot veilig drinkwater sinds 1990 is gehalveerd. De toegang tot schoon drinkwater is echter niet gelijkmatig verdeeld. Vooral in de armste landen, zoals die in Sub-Sahara Afrika, is de ongelijke verdeling tussen platteland en stad het grootst en is de situatie vooral voor stedelijke gebieden verbeterd. Als gevolg van het drinken van besmet water, maar ook door een gebrek aan goede sanitaire voorzieningen hebben miljoenen kinderen last van worminfecties. Wereldwijd hebben 2,6 miljard mensen geen toegang tot latrines. Hiervan leven 2 miljard mensen op het platteland. Door het gebrek aan latrines wordt op het platteland de directe leefomgeving vervuild door ontlasting. Sanitaire voorzieningen in sloppenwijken zijn een bron van infecties, omdat zij juist door duizenden mensen worden gebruikt. 1.3 Kinderen in extreme achterstandssituaties Meisjes Ondanks de belofte van de internationale gemeenschap om te werken aan gelijkwaardigheid tussen vrouwen en mannen, worden miljoenen meisjes en vrouwen gediscrimineerd en krijgen zij geen kansen. Wereldwijd gaan er minder meisjes naar school dan jongens. Deze ongelijkheid staat de realisatie van de Millenniumdoelen in de weg, omdat hiervoor gelijkwaardige deelname van álle mensen nodig is. Straatkinderen Naar schatting leven dertig tot honderd miljoen kinderen op straat. Dit is het gevolg van armoede, huiselijk geweld, verwaarlozing, gebrek aan huisvesting, slechte schoolprestaties, verslaving of criminaliteit. In deze ruime schatting worden ook kinderen meegeteld die op straat werken, maar nog wel een band met thuis hebben. Straatkinderen zijn extra kwetsbaar voor mishandeling, prostitutie en verslaving. Aidswezen Sub-Sahara Afrika is het hardst getroffen door de aidsepidemie. Het aantal aidswezen is de afgelopen vijftien jaar met 50% toegenomen. In 2012 zijn er maar liefst 16,6 miljoen kinderen die één of beide ouders hebben verloren aan aids. Uit onderzoek blijkt dat deze kinderen zich het beste ontwikkelen wanneer zij opgroeien in hun eigen omgeving in plaats van in een instelling zoals een kindertehuis. 90% van de aidswezen leeft ook bij een nog levende ouder, grootmoeder, broers of zussen, een ander familielid of een pleeggezin. Hiervoor is echter een groot tekort aan materiële of financiële steun. Gezinnen die weeskinderen opvangen, hebben het financieel extra zwaar. Daardoor kunnen die vaak niet meer naar school. Kinderen met een beperking Op het hebben van een kind met een beperking ligt in ontwikkelingslanden vaak een taboe. Ze worden door hun ouders veelal weggestopt in huis. Deze kinderen krijgen niet waar ze recht op hebben, leven in armoede en gaan meestal niet naar school. Zij krijgen vaak geen kansen en kunnen zich hierdoor niet volledig ontwikkelen.
WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
4
Kinderen in oorlogsgebieden en kinderen in vluchtelingenkampen Miljoenen kinderen lopen het risico om te worden gedood of gewond te raken door oorlogsgeweld. Ook leggen oorlogen de voedselproductie lam, verwoesten drinkwatervoorzieningen en zorgen voor een tekort aan medische zorg en sanitaire voorzieningen. Dit komt bij kinderen extra hard aan, omdat hun lichaam nog in de groei is en juist zij goede voeding en zorg hard nodig hebben. Bovendien kunnen oorlogstrauma’s kinderen de rest van hun leven parten spelen. 2. Visie Wilde Ganzen wil bijdragen aan de realisatie van de Millenniumdoelen van de Verenigde Naties en onderschrijft de doelstellingen van het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind. In dit VN-verdrag is vastgelegd dat kinderen recht hebben op bijzondere zorg en bijstand. Zo is bepaald dat zij onder andere recht hebben op goede gezondheidszorg, voeding, sociale zekerheid en onderwijs, bescherming en participatie. Vanuit deze visie heeft Wilde Ganzen talloze lokale initiatieven ten behoeve van kinderen gesteund, die binnen de kaders van onderwijs en bescherming vallen. Door PI’s en uitvoerende organisaties bekend te maken met de aanpak van het programma Together4Change, levert Wilde Ganzen ook een bijdrage aan de realisatie van het recht op participatie. Organisaties die projecten uitvoeren, moeten zich kunnen ontwikkelen. Wilde Ganzen financiert daarom capaciteitsopbouw en training tot een maximum van 40% van het projectbudget. Met capaciteitsopbouw wordt het vermeerderen van kennis en vaardigheden bij uitvoerende organisaties door middel van (technisch) advies, training en assistentie bedoeld. Daarnaast richt het door de Nederlandse overheid gefinancierde programma Action4Children zich in India, Brazilië, Kenia en Zuid-Afrika op het versterken van particuliere fondsenwerving en belangenbehartiging voor de bestrijding van armoede onder kinderen. Ook creëert het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking binnen de betreffende landen. Door de samenwerking in de alliantie Together4Change (International Child Support, SOS Kinderdorpen, Wereldkinderen en Wilde Ganzen) willen we meer betrokken raken bij de ontwikkeling van een beleid voor integrale armoedebestrijding. Daarnaast kunnen we dankzij deze samenwerking met diverse partners, armoede breed aanpakken. 3. Inzet en beleidsuitgangspunten per thema 3.1 Inleiding Wilde Ganzen beoordeelt projectvoorstellen op haalbaarheid, kwaliteit, toegankelijkheid voor de hele doelgroep, maar ook op beperkende factoren. Wanneer Wilde Ganzen een projectvoorstel niet ter plaatse door collega-organisaties kan laten beoordelen, wordt een consultant ingeschakeld. Wilde Ganzen bespreekt rechtstreeks, of via de Particuliere Initiatiefnemer, met de uitvoerende organisatie de beperkende factoren. Particuliere Initiatieven kunnen bovendien bij Wilde Ganzen terecht voor advies en uiteenlopende trainingen om van hun project(aanvraag) een nog groter succes te maken. Bij het beoordelen van projecten op gebied van onderwijs, opvang en rehabilitatie, let Wilde Ganzen verder onder meer op onderstaande criteria. 3.2 Onderwijs De aanvullende criteria bij onderwijsprojecten zijn ingedeeld in specifieke deelgebieden. Toegankelijkheid Elk kind heeft recht op onderwijs. Beperkende factoren moeten zoveel mogelijk worden uitgesloten. Het betreft hier met name onderwijsprojecten in plattelandsgebieden. (Zie voor beperkende factoren en mogelijke oplossingen de volledige nota.)
WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
5
Duurzaamheid en kwaliteit Onderwijsprojecten moeten duurzaam zijn en goede leerprestaties mogelijk maken. De school, zowel op het platteland als in de stad, moet daarom ingebed zijn in de lokale gemeenschap en ook de ouders erbij betrekken. Waar mogelijk moet de school maatregelen treffen die voorkomen dat kinderen hongerig en ziek in de schoolbanken zitten. Onderwijsprojecten hebben daarom standaard de volgende voorzieningen nodig: goede, gescheiden sanitaire voorzieningen voor jongens en meisjes; goede watervoorzieningen; een team van gekwalificeerde leraren. Zo mogelijk moeten scholen beschikken over: een schoolkantine (voor gratis maaltijden), bij voorkeur in combinatie met schooltuinen; sport- en recreatiefaciliteiten; klassen die niet overvol zijn; een schoolcomité dat bestaat uit ouders, leraren en gemeenschapsvertegenwoordigers. Het is belangrijk dat kinderen een actieve rol spelen in de uitvoering van projecten. Daarom zouden ook leerlingen deel moeten uitmaken van het comité; een aidsvoorlichtingsprogramma. De school is een uitstekende plek als startplaats voor voorlichtingscampagnes over hiv en aids, zeker in culturen waar onderwerpen als seksualiteit en voortplanting in het gezin nauwelijks bespreekbaar zijn; andere gezondheidsprogramma’s (bijv. tegen malaria en tandbederf); een ontwormingsprogramma (halfjaarlijks). Door zo’n programma regelmatig uit te voeren, neemt de aanwezigheid van kinderen op school en hun leerprestaties enorm toe. Verantwoordelijkheid van overheden De verantwoordelijkheid voor het scheppen van randvoorwaarden voor onderwijs (o.a. het aanstellen van leerkrachten) ligt bij de nationale overheden. Het is van belang dat de lokale partner wordt aangespoord om financiering en medewerking van de overheid te krijgen, bijvoorbeeld voor het aanstellen van leerkrachten. Omgeving Het is beter dat in plattelandsgebieden meer scholen worden gebouwd, dan dat kinderen hun dorp moeten verlaten om ver weg onderwijs te volgen. Kinderen presteren namelijk beter wanneer zij tijdens hun schoolperiode thuis kunnen blijven wonen. Dit geldt des te meer voor kinderen van etnische minderheden. Als het oprichten van dorpsscholen niet mogelijk is, draagt Wilde Ganzen bij aan de bouw van internaten. Een risico voor afgelegen dorpsscholen is dat geschoolde docenten daar niet willen wonen en werken. Dit kan voorkomen worden door goede secundaire arbeidsomstandigheden (huisvesting, vervoermiddel als brommer of fiets) te bieden. Ook een graanmolen of oliepers voor het verdienen van extra inkomsten kunnen leraren over de streep trekken. Net als bij gewoon onderwijs is het belangrijk dat vaktrainingen in de buurt van de woonomgeving van jongeren wordt gegeven. Het vakkenpakket moet afgestemd zijn op de lokale behoefte. De lokale markt is immers de beste potentiële werkverschaffer voor jongeren met een afgeronde vakopleiding. Alleen in uiterste nood draagt Wilde Ganzen bij aan de bouw van internaten voor leerlingen van vakopleidingen. Tips & voorwaarden Wilde Ganzen organiseert trainingen voor actievoerders om mogelijke oplossingen voor beperkende factoren te vinden; Wilde Ganzen draagt bij aan de financiering van trainingen van docenten die lesgeven aan kinderen met een beperking. 40% van de beschikbare middelen mag hiervoor worden ingezet; Wilde Ganzen steunt de aanleg van schoolkantines en schooltuintjes, waar lokaal geproduceerde producten worden verbouwd;
WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
6
Kosten voor aidsvoorlichting kunnen worden opgenomen in het budget. Zij mogen maximaal 25% van het budget bedragen; Wilde Ganzen stelt maximaal 40% van haar bijdrage beschikbaar voor kwaliteitsopbouw, training en de oprichting van schoolcomités; Wilde Ganzen financiert waar mogelijk sport- en recreatiefaciliteiten bij scholen; Wilde Ganzen draagt bij aan goede secundaire arbeidsvoorwaarden door de financiering van de bouw van stafhuizen en het creëren van extra inkomstenbronnen voor leraren. Wilde Ganzen steunt scholenbouw alleen als er water- en sanitaire voorzieningen worden aangelegd of al aanwezig zijn; Wilde Ganzen draagt alleen bij aan de bouw van internaten als er geen andere oplossingen voor het bieden van toegang tot onderwijs mogelijk zijn; Vak trainingen moeten, waar mogelijk, opgezet worden binnen de lokale gemeenschap. Wilde Ganzen let erop dat Particuliere Initiatieven (PI) en lokale partners goed onderzoeken welke mogelijkheden er voor (mede)financiering bestaan bij de betreffende overheid; Wilde Ganzen zal via PI’s lokale organisaties stimuleren om bij overheden te lobbyen zodat zij gaan zorgen voor verbeterde secundaire arbeidsvoorwaarden; Wilde Ganzen wijst op de mogelijkheid om druk uit te oefenen op lokale overheden; Wilde Ganzen steunt onderwijsvoorzieningen die zo dicht mogelijk bij de gemeenschap van de doelgroep liggen.
3.3 Voedselzekerheid en gezondheid Projecten die duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding als doel hebben, moeten streven naar de realisatie van voedselzekerheid en gezondheid voor kwetsbare groepen. Voor het slagen van bijvoorbeeld onderwijsprojecten, is het belangrijk dat kinderen gezond zijn en geen honger lijden. Wilde Ganzen stimuleert daarom de productie van lokale schoolvoeding, bijvoorbeeld door de aanleg van schooltuinen en de bouw en inrichting van schoolkantines. Deze maatregelen ter bestrijding van honger verhogen bovendien de deelname aan onderwijs. Tips & voorwaarden Wilde Ganzen draagt bij aan de opzet van schoolkantines en schooltuinen. Wilde Ganzen stelt als voorwaarde voor steun aan scholen dat deze voorzieningen voor schoon drinkwater krijgen en gescheiden sanitaire voorzieningen voor jongens en meisjes. 3.4 Water Schoon drinkwater is een basisvoorwaarde voor een gezond leven. Het is de eerste levensbehoefte en elk mens heeft er recht op. Veilig water is het belangrijkste middel om kindersterfte tegen te gaan. Als drinkwatervoorzieningen zijn aangelegd, moeten zij ook onderhouden worden. De actieve betrokkenheid van de lokale gemeenschap is hierbij van groot belang. Tips & voorwaarden Wilde Ganzen draagt bij aan de inzet van ovens op zonne-energie als het installeren van een bron voor schoon drinkwater niet mogelijk is; Wilde Ganzen promoot de oprichting van watercomités; Wilde Ganzen ziet erop toe dat watervoorzieningen getoetst zijn aan de UNICEF-criteria voor veilig drinkwater. 3.5 Sanitaire voorzieningen Ieder mens heeft recht op toegang tot veilige sanitaire voorzieningen. Naast schoon water zijn die onmisbaar in de strijd tegen kindersterfte in ontwikkelingslanden. Alle door Wilde Ganzen gesteunde scholen horen standaard over veilige sanitaire voorzieningen te beschikken. Deze moeten voor jongens en meisjes gescheiden zijn. Tips & voorwaarden Wilde Ganzen let erop dat voorzieningen zijn getoetst aan de UNICEF-criteria voor betrouwbare sanitaire voorzieningen; WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
7
Wilde Ganzen let erop dat scholen aparte sanitaire voorzieningen hebben voor jongens en meisjes.
4. Kinderen in extreme achterstandssituaties: actiepunten en beleidsuitgangspunten 4.1 Inleiding Wilde Ganzen besteedt in het bijzonder aandacht aan de volgende doelgroepen: meisjes, weeskinderen, kinderen met een beperking, straatkinderen en aidswezen. Voor al deze kinderen geldt dat het voor hen het beste is om in de eigen omgeving op te groeien. De familie en de lokale gemeenschap spelen hierbij een centrale rol. Alleenstaande kinderen zijn extra kwetsbaar voor ontvoering door handelaren of voor het gevaar om betrokken te raken bij criminele activiteiten. Onderdak in een ‘safe house’ kan een oplossing bieden. Ook voor kinderen met een ernstige beperking kan het nodig zijn dat zij in een instelling worden geplaatst om hun veiligheid te waarborgen. In specifieke situaties kan het dus tijdelijk of blijvend noodzakelijk zijn om (wees)kinderen buiten het gezin, de familie of de gemeenschap op te vangen. In onderstaande tabel staan specifieke situaties waarin kwetsbare kinderen kunnen verkeren met daarbij de mogelijke oplossingen. In alle andere gevallen wijst Wilde Ganzen verzoeken af voor steun aan weeshuizen waarin meer dan tien kinderen worden opgevangen. Knelpunten -Dreiging van ontvoering door handelaren. -Dreiging betrokken te worden bij criminele activiteiten. De verblijfplaats van het gezin of andere verzorgers is nog niet bekend (straatkinderen, vluchtelingen, voormalig kindsoldaten).
Mogelijke oplossing Veiligheid bieden in ‘safe houses’ tot het kind weer naar de eigen omgeving terug kan.
Straatkinderen in een rehabilitatietraject.
Rehabilitatie bieden die is gericht op het herenigen van de kinderen met de ouders of de naaste familie.
Kinderen met een ernstige lichamelijke of verstandelijke beperking die bijzondere zorg nodig hebben die niet in het kader van ‘community based programma’s’ kan worden geboden.
Adequate zorg en bescherming bieden in een zorginstelling.
Plaatsing in gezin of gemeenschap is niet mogelijk omdat:
Kleinschalige opvang bieden in een gezinsvervangend tehuis.
Noodopvang en traumaverwerking bieden in ‘transit centra’ tot het kind met gezin of naaste familie kan worden herenigd.
- de herkomst van het kind onbekend is. Geen adoptiemogelijkheid. - de mogelijkheden van de plaatselijke gemeenschap om weeskinderen op te vangen zijn uitgeput, bijvoorbeeld wegens armoede of aids. Tips & voorwaarden Wilde Ganzen kan bijdragen aan deze specifieke situaties, mits: de kinderen, indien mogelijk, zo snel mogelijk re-integreren in het gezin en de eigen gemeenschap. kinderen officieel erkend onderwijs krijgen. kinderen geregistreerd worden en een geboortecertificaat krijgen. kinderen goede voeding en gezondheidszorg krijgen. kinderen toegang krijgen tot verbeterde water- en sanitaire voorzieningen. WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
8
Bij reeds bestaande weeshuizen kan uitsluitend worden bijgedragen aan de uitbreiding/renovatie van bijvoorbeeld de keuken, bijgebouwen, de aanschaf van vervoermiddelen, etc., mits dit niet als gevolg heeft dat er meer kinderen worden opgenomen. Uitbreiding van de opvangcapaciteit is dan ook niet mogelijk. Wilde Ganzen zal waar nodig het PI adviseren om met de uitvoerende partner te overleggen over kleinschalige vormen van opvang. Wanneer de aanvraag de uitbreiding van woonruimte betreft, kan Wilde Ganzen het project alleen ondersteunen als het over kleine wooneenheden gaat, waarin maximaal tien kinderen worden gehuisvest. 4.2 Meisjes Meisjes zijn extra kwetsbaar en krijgen in ontwikkelingslanden minder kansen dan jongens. Wilde Ganzen besteedt daarom extra aandacht aan hun situatie. Bij onderwijsprojecten wordt scherp toegezien op de participatie van meisjes, maar ook op de omstandigheden die deze participatie mogelijk moeten maken, zoals goede, gescheiden sanitaire voorzieningen. 4.3. Straatkinderen De eerste stap in het herstel van het leven van straatkinderen hoort er in eerste instantie op gericht te zijn dat zij herenigd worden met hun ouders of naaste familie. Wilde Ganzen steunt daarom opname in een instelling als die zo kort mogelijk duurt en traumaverwerking en rehabilitatie (mogelijk ook veiligheid) tot doel heeft. Tijdens de rehabilitatiefase wordt in alle basisbehoeften voorzien en stippelt de instelling samen met het kind een traject voor terugkeer uit. Referenties met betrekking tot de directeur en de verzorgers worden nagetrokken. Wanneer terugkeer naar de eigen omgeving niet mogelijk is, stelt Wilde Ganzen als voorwaarde dat het kind opvang, scholing en training krijgt tot het zelfstandig is. 4.4 (Aids)wezen Nog steeds is het gebruikelijk dat weeskinderen in een instelling of weeshuis terechtkomen. Dit heeft meestal tot gevolg dat deze kinderen zonder veel affectie en individuele aandacht zullen opgroeien. Ze krijgen onvoldoende de gelegenheid om een eigen identiteit te ontwikkelen, of het gevoel om ergens bij te horen. Een kind dat de ouders heeft verloren, kan het beste in de vertrouwde omgeving blijven. De naaste familie en de lokale gemeenschap spelen daarbij een cruciale rol. Uitgaande van het belang van het kind, ondersteunt Wilde Ganzen bij voorkeur projecten waarbij (aids)wezen binnen de eigen familie en de eigen leefgemeenschap worden opgevangen. Controlemechanismen op misbruik of uitbuiting van het kind moeten in deze programma’s zijn opgenomen. 4.5 Kinderen met een beperking Mensen met een beperking hebben minder toegang tot onderwijs, werk en andere voorzieningen. Verhoudingsgewijs zijn zij daarom sterker vertegenwoordigd onder de zwakken en armen in de samenleving, in het bijzonder in ontwikkelingslanden en in Oost-Europa. Ieder mens dat zichzelf kan redden hoeft minder een beroep te doen op zijn of haar omgeving. Daarom ondersteunt Wilde Ganzen programma’s die onderwijs en rehabilitatie van kinderen met een beperking tot doel hebben. Waar mogelijk faciliteert Wilde Ganzen de uitvoering van revalidatieactiviteiten waarbij ouders, leerkrachten en de dorpsgemeenschap worden betrokken. Wilde Ganzen biedt ondersteuning aan zorginstellingen die kinderen met een ernstige lichamelijke of verstandelijke beperking adequate zorg en veiligheid bieden. Als voorwaarde geldt dat kinderen toegang hebben tot basisvoorzieningen en dat referenties van hun verzorgers en de instellingsdirecteur zijn gecontroleerd. 4.6 Kinderen in oorlogsgebieden en kinderen in vluchtelingenkampen Alle kinderen in oorlogssituaties hebben recht op hulp en bescherming tegen geweld, misbruik, marteling en andere wreedheden. Ze hebben het recht bij hun familie te zijn en recht op onderwijs, gezondheidszorg en goede voeding. Deze rechten zijn vastgelegd in het Verdrag voor de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties. Wilde Ganzen draagt waar mogelijk bij aan de bescherming en verbetering van de leefomstandigheden van kinderen in oorlogssituaties en vluchtelingenkampen.
WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
9
5. De rol van godsdienst en evangelisatie binnen projecten Wilde Ganzen ontvangt regelmatig aanvragen van religieuze organisaties die een evangeliserende doelstelling hebben. In het VN Kinderrechtenverdrag staat dat de culturele waarden van de gemeenschap waarin een kind opgroeit, gerespecteerd moeten worden en dat een kind uit een etnische of religieuze minderheidsgroep recht heeft op een eigen cultuur, godsdienst en taal. Organisaties met een religieuze signatuur die anders is dan die van hun doelgroepen, dienen de religieuze identiteit en de culturele tradities van gemeenschappen waarin zij actief zijn, te respecteren. Het opdringen van de religieuze identiteit bij het uitvoeren van programma’s ter verbetering van levensomstandigheden, wordt door Wilde Ganzen niet geaccepteerd. Wilde Ganzen werkt niet samen met organisaties die evangelisatie als primaire, expliciete of achterliggende doelstelling hebben. Bij samenwerking met hulpverlenende religieuze organisaties besteedt Wilde Ganzen in ieder geval aandacht aan de volgende punten: De organisatie brengt het kind qua identiteit niet in een uitzonderingspositie; De ontvankelijkheid voor de religieuze boodschap van de organisatie is geen voorwaarde voor het ontvangen van hulp. 6. Vernieuwende projecten 6.1 Inleiding Wilde Ganzen is bereid om een beperkt aantal vernieuwende projecten voor kinderen structureel te steunen. Financiering van training en capaciteitsopbouw kan duidelijke kwalitatieve verbetering van projecten betekenen. Ook het werken met kindgebonden budgetten kan effectief zijn. De budgetten hebben betrekking op kosten voor onderwijs, vaktraining, voeding, kleding en overige mogelijke kosten voor bijvoorbeeld integratie en rouwverwerking. 6.2 Inzet en beleidsuitgangspunten Wilde Ganzen kent actieresultaat en premie toe tot maximaal 40% van de totale projectkosten voor training en capaciteitsopbouw van de uitvoerende organisaties. Maar alleen wanneer dit noodzakelijk is om de resultaten van de gedane investeringen duurzaam te maken. De besteding van deze bijdrage mag één jaar duren. Aan de financiering van lopende kosten wordt niet bijgedragen. Daarnaast draagt Wilde Ganzen bij aan een beperkt aantal vernieuwende projecten waarbij met kindgebonden budgetten wordt gewerkt, met name wanneer de projecten zich richten op meisjes. Verreweg de meeste projecten die Wilde Ganzen krijgt voorgelegd, richten zich op basisvoorzieningen en bescherming. Wanneer er nieuwe voorstellen liggen ten aanzien van participatie van kinderen, worden deze welwillend beoordeeld, ook als de aanvraag hoofdzakelijk niet-concrete kosten betreft. Te denken valt bijvoorbeeld aan de financiering van leiderschapstrainingen. Deze nieuwe mogelijkheden van financiering bieden bovendien de kans om alternatieve vormen van fondsenwerving te ontwikkelen, die mensen langduriger betrokken houden bij een project en bij Wilde Ganzen.
Wilde Ganzen, juni 2012
WILDE GANZEN Samenvatting beleidsnota: Kinderen in Sloppenwijken en op het Platteland
10