Tien jaar na het Pact van Brakkestein
De fluisterrevolutie op het platteland
Brabant
Gelderland
Limburg
Overijssel
Utrecht
Inhoud
Inleiding
Inleiding: Brakkestein schreef stukje historie.................................................................................. 5 Varkenpest: dood en verderf op het platteland.............................................................................. 7 De regeling: urenlang overleg en hoogspanning.......................................................................... 11 De Reconstructiewet: een vitaal platteland in zicht.....................................................................15 Woensdag 15 maart 2000 werd er op het landgoed Brakkestein in Nijmegen een stukje historie geschreven. Bestuurders van de provincies Limburg, NoordBrabant, Gelderland, Utrecht, Overijssel en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ondertekenden na urenlang overleg een contract met de ministeries van LNV en VROM: Het Pact van Brakkestein.
De hoofdrolspelers toen Pieter van Geel: ‘Kritiek? Dan trekken we de regeling toch in’.................................................. 19 Hans Boxem: ‘Ik werd op het matje geroepen’............................................................................. 23 Ger Driessen: ‘Winst, winst en nog eens winst’............................................................................ 27 Herman Kemperman: ‘Er had meer ingezeten’..............................................................................31 Roel Robbertsen: ‘Teveel nadruk gelegd op de verschillen’........................................................ 33 Gerard Daandels: ‘Rampspoed is afgewend’................................................................................. 35 Gerard Doornbos: ‘Het was een trendbreuk’.................................................................................39 Laurens Jan Brinkhorst: ‘Ik ben me lam geschrokken’................................................................. 41
Na drie jaar vol emotionele discussies over maatregelen voor sanering van de intensieve veehouderij, betekende het Pact van Brakkestein dat Rijk, provincies en gemeenten voor de eerste keer schouder aan schouder optrokken om het buitengebied in het zuiden en oosten van Nederland nieuwe impulsen te geven. Dat platteland was lamgeslagen door het uitbreken van de varkenspest in 1997.
De hoofdrolspelers nu Harry Keereweer: ‘Dit is echt gigantisch’........................................................................................45 Jean Bronckers: ‘Oppassen voor teveel drukte op het platteland’.......................................... 49 Piet Jansen: ‘Bij ons heeft het gewoon langer geduurd’..............................................................51 Paul Rüpp: ‘Gewoon doorgaan met bouwen’................................................................................ 53 Bart Krol: ‘Het gaat om de kwaliteit’............................................................................................... 57 André van der Zande: ‘Vernieuwing gaat nooit zonder slag of stoot’....................................59 Chris Kuijpers: ‘Boeren worden niet onevenredig geplaagd’.....................................................63
Het Pact van Brakkestein betekende in veel opzichten een doorbraak. Veehouders kregen een steuntje in de rug om te stoppen met hun bedrijf. Het mestoverschot kon voor een groot deel weggewerkt worden. In het buitengebied verdwenen duizenden oude stallen, die vaak lelijke puisten in het landschap vormden.
Omvang varkensstapel .......................................................................................................................67 De veehouders Mien en Noud van Deursen: ‘De rek is eruit’................................................................................ 69 Martin Jochemsen: ‘Boeren worden ondergewaardeerd’...........................................................71 Lies en Jo Coenen: ‘Er is natuur genoeg’.......................................................................................... 73
Maar het Pact van Brakkestein leverde ook nieuwe planologische inzichten op. De feitelijke start van het fenomeen gebiedsontwikkeling. In ruil voor de financiering van die massale stallensloop konden de vijf provincies maximaal 6500 woningen aan de randen
De zielenherder Mathieu Jenniskens: ‘Het ging mij om de mensen’...................................................................... 75 De minister Gerda Verburg: ‘Uitvoering reconstructie mag sneller’..............................................................79
van dorpskernen bouwen. En het Pact leverde nieuwe verhoudingen tussen Rijk, provincies en gemeenten op. Dit boek gaat over het belang van het Pact van Brakkestein. Tien jaar na de ondertekening blikken de hoofdrolspelers van toen terug. En geven bestuurders van nu en topambtenaren van LNV en VROM hun visie. Maar ook veehouders, de boerenorganisatie LTO en (oud)ministers komen aan het woord. Kritische, positieve, maar vooral openhartige getuigenissen. Natuurlijk zijn er ook de harde feiten: de aanleiding, de resultaten en het vervolg. Slechts één bestuurder weigerde aan het boek mee te werken. Oud-minister Jan Pronk (PvdA, VROM) verklaarde ‘niet in de gelegenheid’ te zijn om geïnterviewd te worden. Het oordeel over het belang van het Pact varieert van ‘nieuwe wegen en een ommekeer’ tot ‘een regelrechte revolutie’. Voor het boek is de term ‘fluisterrevolutie’ bedacht. Daarvoor zijn twee redenen. Het Pact van Brakkestein zorgde daadwerkelijk voor een doorbraak, een trendbreuk op het platteland. Zonder veel tamtam. En jammer genoeg onopgemerkt bij het grote publiek. Gezien de resultaten, had het Pact van Brakkestein meer verdiend.
De resultaten..........................................................................................................................................82
Brabant
Gelderland
Limburg
Overijssel
Utrecht
5
De varkenspest
De varkenspest
Dood en verderf op het platteland De macabere beelden staan nog steeds op het netvlies gegrift. Elke dag opnieuw zoemden de camera’s van nieuwsrubrieken in op die taferelen. Dode varkens die met bulldozers worden gedumpt in vrachtauto’s. Legereenheden in actie op landbouwbedrijven. Wanhopige boeren. Tot in de ziel geraakt. Zonder uitweg. Boerendorpen in rouw. Einde van levenswerken. Soms bood zelfmoord de enige oplossing.
kens nog massaal getransporteerd. Mede daardoor kon de ziekte zich van de ene naar de andere plek slepen. De varkensregistratie was niet optimaal. De controle niet waterdicht. Toenmalig minister Jozias van Aartsen (VVD) verkondigde al na enkele dagen dat de epidemie onder controle was. Hij kreeg snel het verwijt de ramp te laconiek te hebben opgevat. De pest breidde zich maandenlang als een inktvlek uit.
De varkenspest in 1997 bracht ruim een jaar lang dood en verderf op het platteland. De epidemie groeide uit tot een ramp van ongekende omvang en een schade van zo’n 2,5 miljard euro. Alleen de watersnood in 1953 leverde een grotere schadepost op. Meer dan elf miljoen varkens werden geruimd op 1775 veehouderijen.
De Europese Commissie legde Nederland kort na het uitbreken van de varkenspest een exportverbod op voor levende dieren. Er bestond een vaccin tegen varkenspest. Maar er lagen internationale afspraken dat het vaccin niet gebruikt mocht worden. Nadeel van het vaccin was dat het onderscheid tussen zieke en gevaccineerde varkens nauwelijks nog mogelijk was. Het middel was in feite een afgezwakt pestvirus, dat antistoffen moest aanmaken.
De varkenspest, die op 4 februari 1997 uitbrak in het Boekelse kerkdorp Venhorst, leidde tot grote paniek. Voor de afkondiging van vervoersverboden, werden var-
Brabant
Gelderland
Limburg
Overijssel
Utrecht
7
De varkenspest
De varkenspest
De enige keus voor Van Aartsen was massale ruiming. Twee maanden na de uitbraak verklaarde de minister dat hij bezig was met een oorlog tegen het virus, dat zich inmiddels ook verspreidde via het varkenssperma. Een fenomeen waar niemand rekening mee had gehouden. De minister kondigde toen al aan dat de intensieve veehouderij zou moeten afslanken. In juli 1997 presenteerde Van Aartsen zijn plan om de varkensstapel in te krimpen met vier miljoen dieren. Dat zou betekenen dat elke veehouder een kwart van z’n varkens zou moeten inleveren. Daarmee zou een eind moeten komen aan overvolle stallen, het gigantische mestoverschot en de magere diergezondheid. De agrarische sector was laaiend. De maatregel zou bijna de helft van de 50.000 arbeidsplaatsen in de sector kosten, zo luidden de voorspellingen. De boeren wijzen op hun elementaire recht om zelf te beslissen hoeveel varkens ze willen houden. Van Aartsen moet zijn plannen afzwakken. Maar het principe van gedwongen inkrimping blijft overeind in de Wet Herstructurering Varkenshouderij.
Brabant
Gelderland
Limburg
Twee jaar lang woedt er een politieke discussie over de positie van de intensieve veehouderij. In de zomer van 1999 geeft de rechter de boeren gelijk: de overheid mag boeren niet dwingen varkensrechten af te staan. Ondertussen worden wel de kaders opgesteld voor nadere regelgeving over het ruimtebeslag van intensieve veehouderijen in de provincies met de meeste varkensbedrijven: Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Utrecht. Minister Hajo Apotheker (D66), de opvolger van Van Aartsen, maakt die gerechtelijke uitspraak al niet meer mee. Hij stapt op, nadat hij in het kabinet Kok te weinig steun vindt voor zijn plan om de veehouders te compenseren voor het afstaan van hun varkensrechten. Te duur, oordelen zijn collega’s in de ministerraad. Laurens Jan Brinkhorst (D66) wordt de nieuwe minister van Landbouw. Onder zijn leiding krijgt de Reconstructiewet in 2002 definitief gestalte. Het Pact van Brakkestein neemt feitelijk een voorschot op die Reconstructiewet door een eerste forse ingreep in het buitengebied.
Overijssel
Utrecht
9
De regeling
De regeling
De ovale tafel van de witte zaal van Chalet Brakkestein in Nijmegen. Daar worden op 15 maart 2000 na urenlang overleg en onder hoogspanning de handtekeningen gezet onder het Pact van Brakkestein. De ondertekenaars zijn minister Brinkhorst van LNV, een topambtenaar van VROM die namens minister Jan Pronk tekent en de gedeputeerden Pieter Van Geel, Hans Boxem, Roel Robbertsen, Ger Driessen en Herman Kemperman. Namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten tekent wijlen burgemeester Henri Suttorp van Nederweert. De overeenkomst is bijzonder. Ze baant nieuwe wegen voor de planologie op het platteland. De regeling Beëindiging Veehouderijtakken en de regeling Ruimte voor Ruimte leveren een nieuwe aanpak voor het buitengebied op in de vijf provincies met grote concentraties intensieve veehouderijen: Limburg, NoordBrabant, Gelderland, Overijssel en Utrecht. Directe aanleiding voor het overleg: minister Brinkhorst (D66, Landbouw) zit vreselijk omhoog met het mestoverschot, dat ver boven de normen van de Europese Unie ligt. Een fors milieuprobleem, want de mest is niet meer afzetbaar. Boeren kunnen de mest binnen de wettelijke kaders niet meer kwijt. Illegaal dumpen is de enige uitweg die resteert.
Brabant
Gelderland
Limburg
Het Rijk is er dan ook vooral op gespitst om de hoeveelheid mest terug te dringen. Minstens 21,5 miljoen kilo mest moet uit de markt gehaald worden. Daarvoor is ook geld beschikbaar. Zo’n 670 miljoen gulden. Het is echter de vraag of veel veehouders bereid zijn hun mestrechten zomaar af te staan. Ze blijven immers achter met leegstaande stallen, die geen rendement meer opleveren. In de maanden die aan de bijeenkomst in Brakkestein vooraf gaan, zijn allerlei ideeën en plannen op tafel gekomen tijdens ambtelijk en bestuurlijk overleg. Het is met name Brabants gedeputeerde Pieter van Geel die het voortouw neemt voor een aanvullende regeling om veehouders extra te motiveren te stoppen met hun bedrijf. Ze krijgen een vergoeding voor de sloop en de waarde van hun stallen. Dat zou twee vliegen in één klap opleveren. Vermindering van het mestoverschot en een opschoning van het platteland. “Zo wordt een combinatie van milieu-, sociale- en ruimtelijke doelen gerealiseerd”, is een van de conclusies in de overeenkomst. De boer die in aanmerking wil komen voor de sloopvergoeding, moet minstens 200 vierkante meter stal kunnen aanbieden. De vergoeding bedraagt 50 gulden
Overijssel
Utrecht
11
De regeling
De regeling
per vierkante meter stal, plus een vergoeding voor de getaxeerde waarde van de gebouwen. Die vergoeding is maximaal 40 procent van de vervangingswaarde. Rijk en provincie proberen nog Europese subsidiepotten aan te spreken voor de sloopregeling. Voor de vergoeding van de sloop van de stallen wordt een bedrag van 1,1 miljard gulden geraamd. Een bedrag dat geen enkele partij zomaar op tafel wil liggen. Het Rijk legt de bal bij de provincies. Hamvraag is hoe de provincies die investering kunnen terugverdienen? Het sleutelwoord? Extra woningbouw. Door de strenge contingentering zit de woningbouw in Nederland op slot. De verwachting is dan ook dat gemeenten graag zullen meewerken aan de regeling Ruimte voor Ruimte om te kunnen voldoen aan de grote vraag naar huizen in het duurdere segment. De partijen gaan er dan nog vanuit dat 6000 veehouders de regeling aangrijpen om te stoppen met hun bedrijf. De 1,1 miljard gulden moeten de provincies en gemeenten voorschieten, maar dat geld kunnen ze terugverdienen door de bouw van 6500 extra woningen. Als de reductie van 21,5 miljoen kilo mest gehaald wordt met minder dan 6000 veehouders die ermee stoppen, mogen de vijf provincies toch het totale aantal woningen bouwen om het financieel risico te verkleinen.
Brabant
Gelderland
Limburg
De verdeling van de woningen? • Noord-Brabant: 3000 woningen • Gelderland: 1500 woningen • Limburg: 900 woningen • Overijssel: 900 woningen • Utrecht: 200 woningen De uitvoering van de regeling komt in handen van het bureau Laser/Dienst Regelingen. De uitvoering gebeurt in twee tranches. De eerste opent 22 maart 2000 en sluit 20 april 2000. Voor die eerste tranche moeten de vijf provincies 167 miljoen euro overboeken naar Laser. Over die woningbouw worden ook aanvullende afspraken gemaakt. Die woningen moeten zoveel mogelijk aansluiten op bestaande bebouwing, of kunnen op de kavel worden gebouwd waar de stallen worden gesloopt. De provincies kunnen daar zelf over oordelen. Aan het bouwen op kavels wordt een limiet gesteld van maximaal 20 procent. Bouwen in de nabijheid van natuurgebieden, die vallen binnen de Ecologische Hoofdstructuur, is verboden. Overigens worden in het Pact ook afspraken gemaakt over de uitstoot van ammoniak en de zonering van intensieve veehouderijen. Bovendien wordt er nieuw onderzoek aangekondigd naar stankcirkels rond veebedrijven.
Overijssel
Utrecht
13
De Reconstructiewet
De Reconstructiewet
Op weg naar een nieuw, vitaal platteland Zo’n zeven miljard euro is er in totaal beschikbaar voor de uitvoering van de reconstructie in de concentratiegebieden. Dat zijn de regio’s met veel intensieve veehouderij in Limburg, Noord-Brabant, Gelderland, Overijssel en Utrecht. De nadruk ligt daarbij niet meer op varkensvrije zones. In 2004, twee jaar nadat de Reconstructiewet door het parlement was goedgekeurd, verdween het Europees verbod op varkensvaccinatie. De doelstellingen zijn nu veel breder. Meer balans tussen de agrarische sector, natuur, milieu, en recreatie en een beter waterbeheer, zo luidt tegenwoordig het motto. De Reconstructiewet heeft een looptijd van twaalf jaar. Limburg was in april 2004 de eerste provincie die met haar reconstructieplan aan de slag kon gaan. Het Rijk gaf Limburg daarvoor 300 miljoen euro. De uitvoering van de reconstructie is een operatie die ‘van onderop’ gestalte moet krijgen. De regie is in handen van de provincies. Reconstructiecommissies, met vertegenwoordigers van alle organisaties die belangen hebben in het buitengebied, zorgen voor de uitvoering.
Brabant
Gelderland
Limburg
Voor de intensieve veehouderij is het landelijk gebied in de Reconstructiewet opgedeeld in drie zones. Uitgangspunt is een ruimtelijke herstructurering. • De extensiveringsgebieden. Dat zijn gebieden met kwetsbare natuur, waar de intensieve veehouderij geen uitbreidingsmogelijkheden meer heeft. Het reconstructiebeleid is erop gericht om die bedrijven te beëindigen, of te verplaatsen. In de vijf provincies zijn ongeveer 260 bedrijven ‘genomineerd’ voor een verplaatsing. Met name door de hoge kosten, enkele miljoenen euro’s per bedrijf, verloopt dat proces moeizaam. • De verwevingsgebieden. In deze gebieden kan de intensieve veehouderij verder aan de slag. Wonen, werken en recreatie gaan daarbij samen met het houden van kippen- en varkensbedrijven. • De Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s). In deze gebieden zou de intensieve veehouderij zich nadrukkelijk moeten concentreren. In de praktijk blijven de vestigingen van agrarische bedrijven ver achter bij de verwachtingen. Langdurige procedures, gebrek aan draagvlak bij de inwoners en de kosten zijn de belangrijkste oorzaken.
Overijssel
Utrecht
15
De Reconstructiewet
De Reconstructiewet
Nieuwe technieken lijken de noodzaak van een strikte gebiedsindeling voor de intensieve veehouderij de komende jaren verder af te zwakken. Luchtwassers reduceren de schadelijke uitstoot van varkensbedrijven bijvoorbeeld tot nul. Allerlei andere duurzame en innovatieve stalsystemen zijn in ontwikkeling. Kernwoorden: diervriendelijk, onschadelijk voor het milieu en energieneutraal. In 2013 moeten intensieve veehouderijen al aan veel strengere eisen voldoen als het gaat om de inrichting van de stallen. Veehouders kunnen op dit moment forse subsidies krijgen voor de integraal duurzame inrichting van stallen. Het ministerie van LNV heeft daarvoor geld vrijgemaakt. In 2011 moet minstens vijf procent van de Nederlandse stallen diervriendelijk en veilig voor mens en milieu zijn. De Reconstructiewet is ook van belang voor de verdere versterking van natuur en landschap. Het netwerk van natuurgebieden, die samen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vormen, moet gestalte krijgen door een massale herverkaveling van gronden in de komende acht jaar.
Brabant
Gelderland
Limburg
Het economisch belang van een aantrekkelijk landschap wordt steeds groter. Niet alleen met het oog op recreatie en toerisme maar ook voor de bevolking die graag wil wonen en leven in een mooie omgeving. Bescherming en herstel van waardevolle landschappen en de ontwikkeling van nieuwe parels in het landschap zijn ook belangrijke onderdelen van de reconstructieplannen in de vijf provincies. Dat geldt ook voor het nieuwe waterbeheer. Onderdelen daarvan zijn beekherstel, de aanleg van waterbergingen en de strijd tegen verdroging van natuurgebieden. Maar bij de uitvoering van de reconstructieplannen gaat het toch vooral ook om de mensen. Niet alleen om veehouders, maar ook om de bewoners van de dorpen in de buitengebieden. Ze zien steeds meer voorzieningen wegvallen. Winkels, zorg en scholen verdwijnen. De agrarische sector biedt steeds minder werkgelegenheid. En woningbouw, om nieuwe bewoners te trekken, is nog maar mondjesmaat mogelijk. Ook voor die problemen moet tijdens de uitvoering van de reconstructie aandacht zijn. Want een buitengebied zonder dorpen en zonder mensen is niet meer dan een openluchtmuseum.
Overijssel
Utrecht
17
Noord-Brabant
Noord-Brabant
“Ik wist dat er nooit geld zou komen om de veehouderij te saneren. Dat was ondenkbaar. Alleen al voor Noord-Brabant sprak je over zo’n 350 miljoen gulden. We moesten de combinatie zoeken. En dat werd het opkopen van mestrechten in combinatie met stallensloop en woningbouw. In een lang weekeinde heb ik in Noord-Brabant ook nog een stukje publiek-private samenwerking op de rails gezet door de uitvoering in handen te leggen van een ontwikkelingsmaatschappij. Dat heeft me in een promotie-onderzoek nog de titel beleidsentrepeneur opgeleverd. Voor de redelijk ondernemende manier waarop we deze publieke zaak hebben aangepakt.
Hij is niet zo’n type dat zichzelf luidruchtig op de borst slaat. Toch is hij de architect van het Pact van Brakkestein en met name de regeling Ruimte voor Ruimte. Pieter van Geel, in 2000 gedeputeerde Ruimtelijke Ordening en Landbouw in Noord-Brabant, later staatssecretaris milieu bij VROM en tegenwoordig CDA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer.
Minister Jan Pronk was tegen de bouw van 6500 woningen. Groen moest groen en rood moest rood blijven. Hij wilde geen woningen in de dorpen, maar strak vasthouden aan de contouren. Teveel woningen? Waar hebben we het over? In de hele provincie Noord-Brabant over 300 woningen per jaar. Pronk kwam uiteindelijk nog met het voorstel om die woningen dan maar op de kavels van de boeren zelf te bouwen. Dan was het buitengebied ermee bezaaid geweest. Uiteindelijk hebben we hem kunnen overtuigen dat de woningen het beste konden aansluiten op de dorpsranden. Dat is goed geslaagd. Want dat was zo’n voorwaarde voor
Pieter van Geel, de architect van het Pact
‘We moesten de combinatie zoeken’ Brabant
Gelderland
Limburg
mij: die woningen moeten niet tot in lengte van jaren herkenbaar blijven als Ruimte voor Ruimte huizen. Uiteraard is er achteraf wel eens kritiek gekomen. Ook vanuit het ministerie van VROM. Mijn reactie was dan steevast: oké, we trekken de regeling morgen in. Maar wie gaat dan de rekening betalen? De provincies en de gemeenten hebben in die tijd echt hun nek uitgestoken om het risico te dragen voor de verkoop van de bouwkavels. Ach en dat die verkoop nu wat langer duurt, is echt niet rampzalig. Er worden beslist geen verliezen geleden. De gemeenten hebben links en rechts wat terugtrekkende bewegingen gemaakt. En de tijd is eenvoudigweg minder gunstig. Bovendien: waar ambtelijk een looptijd van vijf jaar wordt voorspeld, duurt het bestuurlijk meestal tien jaar. En onderschat ook de resultaten niet. In Noord-Brabant alleen hebben we een gigantisch areaal stallen kunnen weghalen. Te vergelijken met een oppervlakte van 500 voetbalvelden. Bovendien is Ruimte voor Ruimte het begin geweest van allerlei andere combinaties voor gebiedsontwikkeling. In de glastuinbouw bijvoorbeeld. Het grote probleem tijdens het overleg in Brakkestein was dat we als gedeputeerden geen mandaat hadden en zonder de instemming van Provinciale Staten niet
Overijssel
Utrecht
19
Noord-Brabant
Noord-Brabant
akkoord konden gaan. We konden geen rechtsgeldig besluit nemen. Minister Brinkhorst heeft gedreigd en gefoeterd. Hij dreigde zelfs hoogst persoonlijk naar de Staten in de reconstructieprovincies te gaan, als er niet ondertekend werd. In de aanloop naar de ondertekening van het Pact was er al veelvuldig overleg over de Reconstructiewet. Ik was daarbij met name ook als vice-voorzitter van het Interprovinciaal Overleg (IPO) betrokken. Overal hoorde je dat vooral de veestapel moest krimpen. Maar er speelde veel meer in het landelijk gebied. De dorpen zaten op slot, de landbouw kon niet meer vooruit en de natuur kon zich maar beperkt ontwikkelen. Verlies, verlies en nog eens verlies dus op het platteland. De Reconstructiewet betekende in feite een geforceerde landinrichting. Normaal duurt dat zo’n 25 jaar. Daarvoor trokken we twaalf jaar uit. Dat was in feite de eerste doorbraak. Het Pact zou je als de eerste vertaalslag daarvan kunnen zien. Het aantal varkens in Nederland is door alle maatregelen niet echt verminderd. Maar het gaat niet om de aantallen. Het gaat om de randvoorwaarden die je stelt. Het dierenwelzijn, de ruimte per dier, de stank, fijn stof en de hoeveelheid ammoniak. Je kunt het ver-
Brabant
Gelderland
Limburg
gelijken met de autobranche. Als overheid stel je ook geen maximum aan het aantal auto’s. Je stelt wel voorwaarden aan de uitstoot van schadelijke stoffen. Het aantal bedrijven zal blijven dalen. Dat is al honderd jaar lang aan de gang. De vraag is alleen hoe je de vooren nadelen van de schaalvergroting moet wegen. De milieuaspecten kun je wellicht beter in de hand houden door de concentratie van dieren op grote bedrijven. Aan de andere kant doemt de vraag op hoeveel risico je op infecties loopt als je teveel dieren op een te beperkte oppervlakte huist. En wat zijn de effecten voor de mens? De oorsprong van het Pact van Brakkestein lag bij de varkenspest. Ik werd gealarmeerd tijdens een vergadering van het College van Gedeputeerde Staten. Ik weet het nog goed. Het was op een dinsdag om 11 uur. Het was zo’n moment dat je de rest van je leven nooit meer vergeet. Het kwam volstrekt onverwacht. En de schaal van de uitbraak was ongekend. Je werd geconfronteerd met heel veel emotie in de contacten met veehouders. De sentimenten van toen, zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar met de effecten van de Q-koorts van nu. En het kan altijd weer gebeuren”.
Overijssel
Utrecht
21
Gelderland
Gelderland
Hij was VVD-gedeputeerde in Gelderland van 1995 tot 2003 en daarna wethouder van de gemeente Berkelland die 45.000 zielen telt. Tegenwoordig is Hans Boxem adviseur en bemiddelaar. Het Pact van Brakkestein? Het leverde Boxem een enorme schrobbering, maar uiteindelijk vooral genoegdoening op.
“Ruimte voor Ruimte? Het is de beste milieumaatregel die we ooit als provincie hebben genomen. Het heeft moeite en lef gekost. Maar ik zag meteen de grote voordelen. Ik was de enige VVD-er aan tafel bij het Pact. Tussen allemaal CDA-ers. Zonder tekenbevoegdheid. Want het toenmalig college van GS in Gelderland was kopschuw. Er zaten grote financiële risico’s aan de regeling Ruimte voor Ruimte. Ik heb toch getekend. Onder voorwaarde van instemming van het college en Provinciale Staten. De volgende dag waren de rapen gaar. Was de stemming om te snijden. Ik werd op het matje geroepen door het college. Daar kreeg ik te horen: “Hans je hebt 200 miljoen gulden van de provincie weggegeven. Hoe durf je?” Ik kreeg het flink voor mijn kiezen. En er werd een strafmaatregel aangekondigd. Als de regeling verlies zou opleveren voor Gelderland zou dat gekort worden op mijn portefeuille. Uiteindelijk hebben we 11,6 miljoen euro overgehouden. En dat vloeit, heel terecht, terug in de kas van de gemeenten. Als wethouder van Berkelland heb ik daar uiteraard op de achtergrond ook een rol in gespeeld.
Hans Boxem (VVD) triomfeerde met Ruimte voor Ruimte
‘De beste milieumaatregel ooit’ Brabant
Gelderland
Limburg
De ondertekening van het Pact was erg spannend. De provincies weifelden. Het financieel risico was groot. Daar tegenover stond minister Brinkhorst. Hij voelde de druk van Brussel tot in Brakkestein. Nederland produceerde volgens Europese richtlijnen teveel fosfaat. Er was geld om die rechten op te kopen, maar wat doe je dan met die leegstaande stallen? Vanuit de provincies kwamen stukje bij beetje de plannen op tafel om die stallen te slopen en voor de financiering de gemeenten extra woningcontingenten toe te wijzen. Gemeenten wilden graag bouwen, maar door de strenge contingentering zat de woningbouw op slot. Minister Pronk gaf ruim 6500 woningen extra voor de uitvoering van de regeling. Zonder al te veel heisa. Korte tijd later kwam de Nota Ruimte. Die betekende het einde van de strikte woningcontingentering. Achteraf heb ik wel eens gedacht dat het allemaal bewust zo geregisseerd is. Om de provincie en gemeenten het risico te laten dragen. Maar ach, de hele operatie heeft schwung op het platteland gebracht. Daar ging het toch om? En uiteindelijk is er toch altijd iemand die de rekening moet betalen. Bij de regeling Ruimte voor Ruimte is dat de koper van de woningen geweest. De bevolking heeft het geld opgebracht.
Overijssel
Utrecht
23
Gelderland
Gelderland
Maar daar staat wel heel veel moois tegenover. Een warme sanering van landbouwers, waarvan ik altijd een groot voorstander ben geweest. Grote milieuwinst door de verkoop van fosfaatrechten. Een mooier platteland, door het opruimen van veel stallen. De regio Ede-Barneveld is er bijvoorbeeld zichtbaar op vooruit gegaan. Heeft veel meer lucht gekregen. Door de woningbouw is de leefbaarheid in kleine kernen toegenomen. En ruimte voor ruimte is nu een instrument voor gebiedsontwikkeling in heel Nederland. Als provincie hebben we toen ook de juiste keus gemaakt door niet eens de wet voor te schrijven, maar alleen kaders te scheppen en de gemeenten te laten uitvoeren. Die gemeenten wilden dolgraag. En we hebben de regeling eenvoudig en helder gehouden. Met duidelijke afspraken.
Brabant
Gelderland
Limburg
Met Ruimte voor Ruimte hebben we aan een vorm van streekverbetering gedaan, waar ik geweldig trots op ben. Maar we zijn er nog niet. In 2013 is er voor de landbouwsector een nieuw moment van stoppen of doorgaan. Dan komen er regels over de inrichting van de stallen. Als provincie en gemeenten zou je nu al over een nieuw pact moeten nadenken, waar de boeren en het buitengebied weer voordeel van hebben. Want de les die ik toch ook van het Pact van Brakkestein heb geleerd, is dat je in je leven als bestuurder lef moet tonen en af en toe risico’s moet nemen. Gewoon durven doen dus”. 25
Overijssel
Utrecht
Limburg
Limburg
Resultaatgericht. Onconventioneel. Een CDA-bestuurder die de bloemen het liefst aan de rand van het ravijn plukt. Daar staan immers de mooiste. De enige gedeputeerde die tien jaar geleden het Pact mede ondertekende en nog steeds in functie is. En als enige een extra financiële garantie van zeven miljoen lospeuterde van het Rijk. In te wisselen als de resultaten van Ruimte voor Ruimte alsnog tegenvallen. Was getekend: gedeputeerde Ger Driessen.
“Na de varkenspest in 1997 laaiden de emoties op. De sector zou 25 procent moeten inleveren. Zonder enige vergoeding. In Ysselsteyn sloopten de boeren een wiel van de auto van de minister. Om aan te geven dat de veehouderij niet op drie wielen verder zou kunnen. Ik werd in 1999 gedeputeerde. Allerlei ideeën borrelden op over de toekomst van de intensieve veehouderij. Meer gesloten bedrijven, minder fosfaatdruk, betere diergezondheid. De Reconstructiewet werd aangekondigd. Veel overleg tussen provincie en LNV. Er was teveel fosfaat. Hoe kopen we die rechten op? Wat doen we met de stallen? En hoe zorgen we dat de vele uitwisselingen van vee tussen bedrijven onderling drastisch worden teruggebracht? Dat is vooral belangrijk omdat we dan kunnen werken met ‘gesloten’ bedrijven in plaats van de aanwezige spaghettistructuur.
Gedeputeerde Ger Driessen over de systeeminnovatie
‘Er zijn alleen maar winnaars’
Als kersverse gedeputeerde volgde ik met bewondering hoe collega Pieter van Geel uit Noord-Brabant als inspirator en innovator de leiding nam in het overleg tussen de provincies en de minister. Hij voegde het element van ruimtelijke kwaliteit aan de discussie toe. Te betalen door woningbouw. Ik was toen nog een onorthodoxe denker. Maar de plannen spraken me geweldig aan. Omdat het een kwestie van win, win en nog eens win was. Een gouden greep. Met alleen maar winnaars: boeren die steun kregen, het platteland waar de
Brabant
Gelderland
Limburg
verrommeling werd aangepakt en gemeenten waar een einde kwam aan de heksenjacht, als er eens een woninkje meer werd gebouwd dan was afgesproken. Fantastisch toch? In Midden- en Noord-Limburg deden vrijwel alle gemeenten mee. In onze provincie was de relatie tussen boeren en gemeenten goed. De eerste tranche financierden de gemeenten de sloop. Voor de tweede tranche hebben we een private partner gezocht in een PPS-constructie. Er waren meerdere kandidaten. Het werd uiteindelijk de Rabobank. Voor de uitvoering van die tweede tranche zijn we ingehaald door de crisis. De verkoop van (duurdere) woningen ligt vrijwel stil. Maar ook de procedures rond wijzigingen van bestemmingsplannen en de ontwikkeling van gemeentelijke woningbouwplannen hebben een rol gespeeld bij die vertraging. Ik denk dat we nog vijf jaar nodig hebben om de zaak af te ronden. Limburg had ook een volstrekt andere positie dan de overige provincies. We hadden de minste vraag naar duurdere woningen. Met weinig stedelijke gebieden en relatief dun bevolkt. Dat had gevolgen voor de prijsvorming. Onze grondprijzen waren lager dan in de andere concentratiegebieden en het risico daarom groter. Het onderzoeksinstituut OTB bevestigde dat beeld. Ik ben met die uitkomsten naar minister Brinkhorst gestapt.
Overijssel
Utrecht
27
Limburg
Limburg
En heb uiteindelijk nog een financiële garantstelling der. Bedrijven in het buitengebied (ook niet-agrarische) van zeven miljoen euro gekregen als er bij de eindafre- kunnen eventueel ter plekke uitbreiden. Maar de verkening een verlies resteert voor de provincie Limburg. huiskosten die ze besparen, moeten ze investeren in de omgeving. In nieuwe natuur bijvoorbeeld. Een vorm Terugblikkend kun je niet anders concluderen dan dat van systeeminnovatie die het hele buitengebied ten de reconstructieprovincies geweldig hun nek hebben goede komt. uitgestoken om het Rijk de helpende hand te bieden met het oplossen van allerlei problemen op het platte- Ruimte voor Ruimte heeft de intensieve veehouderij land. En het uiteindelijk resultaat is dat we de schatkist zeker geholpen. Het heeft geleid tot meer concentravan het Rijk ook nog fors vullen. Als je alleen al de BTW tie en schaalvergroting. De grote bedrijven zijn er stertelt over de bouw van 6500 woningen van gemiddeld ker uitgekomen. Maar ook de natuur is winnaar. De vijf ton, spreek je over honderden miljoenen opbrengst sector wordt in 2013 geconfronteerd met een nieuwe voor het Rijk. Dan spreek ik nog niet eens over de werk- sanering. De aangescherpte eisen voor de techniek in gelegenheid die we hebben gecreëerd. Met het Pact de stallen betekent dat nog eens vijftig procent van de van Brakkestein hebben we voor een totale investering veehouderijen verdwijnt. Het aantal dieren blijft gevan ruim drie miljard euro gezorgd. Ongekend. Het was lijk. Van een spaghettistructuur op het platteland naar ook een doorbraak voor de provincies als het gaat om goed geordende bedrijven met veel kwaliteit. gebiedsontwikkeling. De kritiek van partijen als de SP en GroenLinks dat we Ruimte voor Ruimte was een schitterende vondst die met Ruimte voor Ruimte alleen voor de rijken in het buimeer waardering verdient. Het is het begin van het tengebied gebouwd hebben, deel ik absoluut niet. Die anders denken over planologie. Gebiedsontwikkeling woningbouw heeft er voor gezorgd dat er veel doorwaarbij het principe ‘voor wat hoort wat’ uitgangspunt stroming is ontstaan en goedkopere huizen zijn vrijgeis. In Limburg hebben we dat heel ver ontwikkeld. Met komen. Door die verhuisbewegingen is er ook de nodige instrumenten als BOM+ (Bouwkavel op Maat plus) en woonruimte voor mensen met modale inkomens ontVORm (Verhandelbare Ontwikkelingsrechten-methode). staan. Ruimte voor Ruimte? Winnaars, winnaars en nog Bij BOM+ moeten boeren die willen uitbreiden, of een eens winnaars. Maar dan is het wel van belang dat we in nieuw bedrijf starten een tegenprestatie leveren. Ge- de komende jaren de economische crisis overwinnen”. richt op verbetering van de kwaliteit van de omgeving (wandelroutes, natuur). VORm gaat nog een stap ver-
Brabant
Gelderland
Limburg
Overijssel
Utrecht
29
Overijssel
Overijssel
De ondertekenaars van het Pact van Brakkestein werden niet overal als helden ontvangen. CDA-gedeputeerde Herman Kemperman uit Overijssel kreeg de wind van voren in Provinciale Staten.
“Na de varkenspest hadden we een gezamenlijk probleem. Hoe voorkomen we opnieuw zo’n uitbraak van een epidemie onder dieren? De discussies laaiden hoog op. Aanvankelijk kwamen er zelfs plannen op tafel voor varkensvrije zones in Nederland. Plannen waar je nooit meer iets over hebt gehoord. Wat uiteindelijk overeind bleef, was een grote opknapbeurt voor het platteland. Ik vond het een prima idee. Met name in de provincies met de grote veeconcentraties. In Overijssel is dat voornamelijk de regio Twente. De regeling Ruimte voor Ruimte kwam bij ons hard aan. Zorgde voor een schok in Overijssel. Oké, iedereen besefte dat het aantal intensieve veehouderijen zou moeten krimpen. Maar om voor de financiering daarvan woningen te bouwen in het buitengebied was een regelrechte breuk met het verleden. Overijssel kreeg in principe 900 woningen toebedeeld. In de verwachting dat ook 900 veehouders zouden stoppen. Als gedeputeerde kreeg ik veel kritiek op de afspraken uit het Pact. Ik heb de afspraken verdedigd, maar we moesten toch bijstellen. Onder politieke druk moesten we de woningen in de eerste tranche bouwen in de steden. Als onderdeel van het Grote Stedenbeleid in Overijssel. De traditionelen wonnen. Ik weet niet hoeveel woningen er uiteindelijk gerealiseerd zijn. Aan de tweede tranche heeft Overijssel zelfs helemaal niet meer meegedaan.
Herman Kemperman over de schok van de regeling
‘Er had meer ingezeten voor Overijssel’
Achteraf vind ik het toch een gemiste kans. Er had meer ingezeten. Ook voor Overijssel was Ruimte voor Ruimte een mogelijkheid geweest om de rafelige randen van kleine kernen mooi af te werken met woningbouw van hoge kwaliteit. Dat had het buitengebied absoluut
Brabant
Gelderland
Limburg
niet geschaad. Maar ja, zo werkte het in de politieke situatie van toen. In 2000 was het met name de PVDA die zich fel verzette tegen de woningbouw in het buitengebied. De woordvoerder van toen, is nu gemeentebestuurder. En roept dat er vooral overal gebouwd moet worden. Zelf ben ik in 2004, na elf jaar, gestopt als gedeputeerde. Ik ben daarna nog tot burgemeester benoemd. Toch heeft het Pact nog een aardig effect gehad. Het principe van ruimte voor ruimte is uitgegroeid tot een belangrijk instrument voor gebiedsontwikkeling. Ook buiten het Pact van Brakkestein om. En terecht. Want het is een slim middel om win-win situaties te creëren. Ook lokaal en regionaal. We gebruiken het principe nu ook bij de landinrichting in Losser, waarbij ik als voorzitter betrokken ben. Dan gaat het toch om een gebied van 9000 hectare. De opknapbeurt van het platteland, waar het tien jaar geleden allemaal om draaide, had van mij wel wat intenser en voortvarender gemogen. Met een kordatere overheid. Door aarzelingen en te geringe vergoedingen van de overheid, hebben nogal wat boeren besloten toch door te gaan en nieuwe stallen te bouwen. En met de komst van megastallen ontstaan er geheid nieuwe problemen. Maar de reconstructie heeft toch voor wat meer balans gezorgd op dat platteland. Cultureel en maatschappelijk, maar ook sociaal en historisch. Jammer alleen dat het proces van alsmaar meer boeren die stoppen gewoon doorgaat. De landbouw blijft een van de pijlers van ons landschap. En waar de boer verdwijnt, zie je de kwaliteit achteruit gaan”.
Overijssel
Utrecht
31
Utrecht
Utrecht
Roel Robbertsen is sinds juni 2007 commissaris van de koningin in Utrecht. Creativiteit en durf zijn volgens hem de kenmerken van goed bestuur. In 2000 ondertekende hij als Utrechts gedeputeerde het Pact van Brakkestein. Over verbinden in plaats van het verschil opzoeken.
“Als ondertekenaar van het Pact van Brakkestein was het voor mij direct duidelijk dat de regeling Ruimte voor Ruimte de beste oplossing bood voor de problematiek in het landelijk gebied. Er werd ammoniak uit de lucht gehaald, het mestoverschot teruggedrongen en de verdere verrommeling tegengegaan. In die stallen en schuren speelden zich al allerlei activiteiten af, die er eigenlijk niet thuishoorden. Kortom: met de regeling konden we aan de slag voor een duurzamere leefomgeving. In Utrecht heeft de oorspronkelijke regeling zich vooral toegespitst op de gemeente Renswoude. Daar is alleen al 12.000 vierkante meter aan stallen gesloopt. Utrecht heeft de regeling in december 2004 verbreed. Niet meer alleen voor het Valleigebied, maar voor de hele provincie en voor alle vormen van bedrijvigheid. In ruil voor de sloop van minimaal duizend vierkante meter bedrijfsbebouwing mag nu één woning worden gebouwd op dat perceel. Tientallen bedrijven hebben inmiddels meegedaan aan die nieuwe regeling.
Roel Robbertsen en de betekenis van Brakkestein
‘Een beweging in gang gezet’
De afspraken in Brakkestein zijn onderdeel van de reconstructie in de vijf provincies. In de Reconstructiewet is het landelijk gebied feitelijk in drieën gedeeld. In het extensiveringsgebied krijgen natuur en landschap de ruimte. Het landbouwontwikkelingsgebied is gereserveerd voor intensieve vormen van landbouw en de verwevingsgebieden bieden een mengeling van landbouw, natuur en recreatie. Met de wetenschap van nu, hadden we eigenlijk meer oog moeten hebben voor wat die gebieden verbindt. Er is te zeer nadruk gelegd op de verschillen; de conflicten tussen natuur en inten-
Brabant
Gelderland
Limburg
sieve veehouderij. Daarmee wordt een verschil in gebiedskwaliteit gesuggereerd die je in het veld niet snel ervaart. In de landbouwontwikkelingsgebieden zijn er in de praktijk toch nog veel belemmeringen voor de groei van bedrijven. En in verwevingsgebieden zijn er misschien best extra groeimogelijkheden voor boeren, zonder dat landschap of milieu daar erg onder lijden. Het Pact van Brakkestein een stille revolutie? We hebben in elk geval een beweging op gang gebracht die intensieve veehouderijen de mogelijkheid heeft geboden te stoppen. En er is ruimte gekomen voor andere functies. Meer burgers hebben een plek in het landelijk gebied verworven. En het landelijk gebied in de provincie Utrecht is er in kwalitatief opzicht op vooruit gegaan. In de oorspronkelijke regeling Ruimte voor Ruimte kon het voorkomen dat een veehouder gewoon verder ging met zijn bedrijf. Maar dan wel met landgebonden activiteiten. Dat is hooguit incidenteel gebeurd. Ik heb zelf ook gebruik gemaakt van regeling Ruimte voor Ruimte. Mijn kinderen hadden geen belangstelling om ons boerenbedrijf in Renswoude over te nemen. Daarop hebben wij ons aangemeld. In de praktijk merk je dat woningbouw in het landelijk gebied extra aandacht vergt. Vooral om woningen groen in te passen in de groene omgeving. Als dat slaagt, levert de operatie ook weer mooie natuurwinst op. Bovendien betekent die woningbouw, dat allerlei activiteiten die primair op industrieterreinen thuis horen, geen kans meer krijgen. Ook dat is een winsituatie”.
Overijssel
Utrecht
33
Vereniging van Nederlandse gemeenten
Vereniging van Nederlandse gemeenten
Gerard Daandels is burgemeester van Deurne. Als woordvoerder van de VNG bij het landelijk overleg tussen gemeenten, de ministeries van LNV en VROM, was hij nauw betrokken bij het Pact van Brakkestein.
“Burgemeester er is iets gaande op het platteland”. Dat waren 4 februari 1997 de woorden die voor mij de varkenspest inluidden. Ik was toen burgemeester van Mill en Sint Hubert. Bij een veehouder in de gemeente Boekel was de ziekte geconstateerd. Het begin van een donkere periode en soms snoeihard overleg met het Rijk en met name minister van Landbouw Jozias van Aartsen. Van Aartsen was wel heel rechtlijnig. Wilde de veehouders keihard aanpakken. Concentreren binnen varkensvrije zones en een kwart van de rechten afnemen. Ik heb hem daar als woordvoerder van de VNG op aangesproken. Hem er nadrukkelijk op gewezen, dat er een veel groter probleem dreigde dan de varkens en de mest. De sociale gevolgen van zijn ingrepen. Dorpskernen die volstrekt onleefbaar zouden worden en de verloedering van het platteland. De reactie van Van Aartsen? Vier woorden: ‘Dat is uw probleem’. Twee jaar later manifesteerde Laurens Brinkhorst zich een stuk gematigder als landbouwminister. De Regeling Beëindiging Veehouderijen betekende immers dat de boeren konden rekenen op een stukje compensatie. Een lauw/warme sanering. Grote probleem? Wat gaan we met al die stallen doen als veehouders massaal hun mestrechten verkopen? Brinkhorst legde dat probleem op het bordje van de reconstructieprovincies en de gemeenten.
Gerard Daandels en de strijd om een sociale aanpak
‘Het was een grote puinhoop geworden op het platteland’
In de provincie Noord-Brabant kenden we in 1998 al een beleidsregel die het gemeenten mogelijk maakte boeren een bouwkavel aan te bieden als ze hun stallen
Brabant
Gelderland
Limburg
zouden slopen. Gedeputeerde Pieter van Geel lanceerde dat idee. Het Brabantse platteland werd ontsierd door allerlei bouwsels. Met een tegenprestatie voor de boer zouden we daarvan verlost kunnen worden. Dat platteland was hard op weg om een grote puinhoop te worden. Ik weet nog goed dat in een boerderij een taxien busbedrijf was gevestigd. Elke dag reden daar zo’n veertig bussen af en aan. In de aanloop naar het Pact van Brakkestein werkte Van Geel de Brabantse beleidsregel voor stallensloop nader uit. Het werd de Ruimte voor Ruimte-regeling die voor honderd procent uit de koker van Van Geel is gekomen. De bijeenkomst in Brakkestein was hectisch. Buiten op de stoep stond de halve Nederlandse pers. Bijna zeven uur lang werd er gepraat. De materie was complex. De risico’s groot. En er waren veel vragen. Zouden wel voldoende veehouders mee doen? Konden we bestemmingsplannen snel genoeg wijzigen? Hoe zouden gemeenten reageren die eerst niet mochten en nu moesten bouwen? De delegatie uit Overijssel moest telkens overleg plegen met het thuisfront. De gedeputeerde had geen tekenbevoegdheid. Minister Jan Pronk van VROM was faliekant tegen de combinatie van stallensloop en woningbouw aan de randen van de dorpen op het platteland. Dat strookte niet met zijn planologische principes. Hij werd overruled en liet zich niet meer zien in Brakkestein. Een topambtenaar zette uiteindelijk de handtekeningen.
Overijssel
Utrecht
35
Vereniging van Nederlandse gemeenten
Vereniging van Nederlandse gemeenten
Inhoudelijk bleef de opkoopregeling een soort staatsgeheim. Ondanks aandringen kregen we die niet te zien. Een week later zijn we halsoverkop naar het ministerie moeten gaan om allerlei oneffenheden in de regeling te repareren. De oorspronkelijke spelregels hadden bijvoorbeeld betekend dat we langgevelboerderijen deels hadden moeten slopen, omdat de stallen daar ingebouwd zijn. En varkenshouders die stopten, konden als kippenboer verder gaan. Ach, uiteindelijk hebben we een heleboel recht kunnen breien.
n e k a m p o g No
De effecten van het Pact van Brakkestein zijn belangrijk. Je kunt best spreken van een ommekeer. Er is veel meer aandacht voor het platteland gekomen. En de overeenkomst heeft in Noord-Brabant geleid tot nieuwe verhoudingen tussen de gemeenten en de provincie. Als gemeentebestuurders keken we altijd op naar de provincie. Dat waren de echte heren in die hoge toren. Na Brakkestein gingen we schouder aan schouder. Als partners die samen een probleem oplossen.
Brabant
Gelderland
Limburg
Inmiddels is er veel gebeurd. De rampspoed voor het platteland is afgewend. Met de uitvoering van de regeling zitten we ongeveer op de helft. Het is vooral zaak om het ambitieniveau overeind te houden en gemeenten te blijven enthousiasmeren. Vooral omdat het nu tot 2016 duurt, voordat de klus geklaard is. En de boeren? Ooit hebben onderzoekers voorspeld dat zo’n 8000 landbouwbedrijven in Nederland failliet zouden gaan. Dat is niet uitgekomen. Boeren zijn inventieve ondernemers. Ik denk wel dat de komende drie jaar nog zo’n 70 procent van de intensieve veehouderij stopt. Boeren die niet meer willen investeren in milieuvriendelijkere stallen stoppen, concentreren zich op grondgebonden activiteiten, of verkopen hun rechten. En dat betekent twee dingen: verdere schaalvergroting en geen varken of kip minder in Nederland”.
Overijssel
Utrecht
37
Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)
Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO)
Gerard Doornbos was van 1995 tot 2005 voorzitter van de LTO. Roerige jaren, waarin hij geen blad voor de mond nam. En hij doet dat nog steeds niet. Voor minister Van Aartsen heeft hij geen goed woord over. Brinkhorst was een fijne sparringpartner en de intensieve veehouderij draaft volgens hem nog steeds wat te zeer door. Doornbos is tegenwoordig dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Rijnland.
“Na het uitbreken van de varkenspest was de sfeer grimmig. Minister Van Aartsen deed geweldig z’n best om de sector van alle ellende de schuld te geven en in discrediet te brengen. Natuurlijk waren er veehouders die als cowboys opereerden. Maar je kunt dan niet de hele sector over één kam scheren. De parallel met vandaag is dat je ook nooit kunt staven dat alle moslims slecht zijn. Dat is net zo’n onzinnige uitspraak. Met Brinkhorst was het tien keer constructiever en positiever zaken doen. Alleen communiceerde hij onhandig en stroef en zei hij de verkeerde dingen op de verkeerde momenten. De boeren hadden een grote hekel aan hem. Ik zat tijdens veehoudersvergaderingen altijd met het dilemma dat er vanuit de zaal op hem werd afgegeven, terwijl ik persoonlijk een prima werkrelatie met hem had. Hij hield zich altijd aan de afspraken. Ook al was hij een voorstander van de harde lijn richting intensieve veehouderij.
Gerard Doornbos:
De regeling Ruimte voor Ruimte leverde voor de boeren de eerste keer weer wat perspectief op. Geen dwang, maar de mogelijkheid om met financiële steun te reorganiseren door stallensloop en woningbouw of helemaal te stoppen. Dat was in die tijd toch min of meer een trendbreuk, die ook ruimte bood voor nieuwe ontwikkelingen op het platteland.
‘Sector moet meer zoeken naar draagvlak’
Over de reconstructieplannen ben ik van meet af aan sceptisch geweest. Op papier zag het er allemaal mooi
Brabant
Gelderland
Limburg
uit, die herschikking van het land, van extensiveringsgebieden tot landbouwontwikkelingsgebieden. Maar papier is geduldig. Het duurt allemaal te lang. De bedrijfsverplaatsingen stagneren. Zonder nieuwe ontwikkelingen zie je ook geen beëindiging van bedrijven. En met name in Noord-Brabant is de sector blind gebleven voor die nieuwe ontwikkelingen. Zijn veehouders gewoon blijven doordraven en is er gewoon ongebreideld naar verdere groei toegewerkt. Uiteraard spelen industriële belangen daarin ook een rol, maar de sector moet ook aan een stukje zelfreflectie durven doen. Het verwijt dat de varkenspest terug te voeren is op de omvang van bedrijven, is flauwekul. Toch moet je je afvragen of het wenselijk is dat we in Nederland naar die hele grote bedrijven toegaan. Dat levert altijd extra risico’s en schade op als er ooit weer een nieuwe dierenziekte uitbreekt. En die ziektes zijn van alle tijden. De veehouderij zou naar wat meer maatschappelijk draagvlak moeten zoeken. Niet door bulkproductie, maar door hoogwaardige specialisatie. Dat levert toegevoegde waarde op en betekent dat er ook voor bedrijven met kleinere omvang perspectief blijft. Ik volg de ontwikkelingen nu alleen nog op afstand. Als dijkgraaf heb ik ook veel te maken met gebiedsontwikkeling. Alleen gaat het in het werkgebied van Rijnland dan vooral om bollen- en boomteelt, glastuinbouw en natuurlijk de melkveehouderij in een zeer verstedelijkt gebied. Heel anders, maar minstens zo dynamisch”.
Overijssel
Utrecht
39
Ministerie van LNV
Ministerie van LNV
De dag na de gemeenteraadsverkiezingen geniet hij nog na van de wederopstanding van D66. En is hij ook openhartig. Ja, hij heeft toendertijd collega Jan Pronk over de streep moeten trekken voor een extra contingent van 6500 woningen. En ja: hij vond en vindt dat de veehouderij in Nederland veel te ver is doorgeschoten. Is getekend: Laurens Jan Brinkhorst, minister van LNV van 1999 tot en met 2002. Brinkhorst is tegenwoordig hoogleraar aan de Universiteit Leiden.
“Ik zal waarschijnlijk nooit meer minister van LNV worden. Ik kan het dus niet meer herstellen. Maar ik zou niet meer als humoristisch bedoelde uitspraken doen, die niet begrepen werden en voor veel wrevel hebben gezorgd. Daardoor heb ik soms het verwijt gekregen dat ik de spot dreef met de boeren. Ik weet nog goed dat ik een gesloten varkensbedrijf bezocht en me moest wassen, uitkleden en in een wit pak werd gehesen. Na afloop vertelde ik de media, dat het leek alsof ik in een chemische fabriek was geweest. Het enige verschil was dat ik me niet zelf hoefde te beschermen, maar de varkens beschermd moesten worden. Boeren vonden dat beledigend, maar ik vond het een beschrijving van de werkelijkheid.
Oud-minister Brinkhorst schrok zich lam bij aantreden
‘We moesten daden tonen’
Tweede voorbeeld? Ik had een onderzoek laten doen naar de hoeveelheid mestoverschot. De onderzoekers kwamen uiterst beeldend met de conclusie dat het mestoverschot heel Utrecht kon bedekken met een laag van een meter mest. Het bleek echter niet om de provincie, maar om de stad Utrecht te gaan. Waarop ik verkondigde: maar Utrecht is wel een héél grote stad. En ja hoor, dan had ik de boeren weer bespot. Ik volgde in juni 1999 minister Hajo Apotheker op. Die stapte op, omdat hij te weinig steun kreeg voor zijn alternatief varkensplan, dat veel te duur was. Hij struikelde mede over de gerechtelijke procedures die Wien van den Brink van de varkenshoudersbond NVV had aangespannen tegen de verplichte reductie van de varkensstapel.
Brabant
Gelderland
Limburg
Mijn insteek als minister? Zestien miljoen varkens was onacceptabel. De sector was doorgeschoten. In een dichtbevolkt land met beperkte ruimte. Ik ben me lam geschrokken. Twintig jaar eerder waren er nog maar twee miljoen varkens. Het milieubeheer was slecht. Er zaten nogal wat cowboys onder de veehouders die zich nergens iets van aantrokken. Die sjoemelden met de regels. Die het verpestten voor de boeren die wel te goeder trouw waren. Er waren ingrijpende maatregelen nodig. Ik heb toen leiderschap proberen te tonen door heldere lijnen uit te zetten. Ik heb de veehouderij nooit publiekelijk de oorlog verklaard. Dat ligt niet in mijn aard en dat was ook niet aan de orde. Met de LTO ben ik bijvoorbeeld altijd in goed overleg gebleven. Aan LTO-leider Gerard Doornbos heb ik de allerbeste herinneringen. Maar ik was ook geen polderman. Ik besefte dat ik toch de confrontatie aan moest. Met de machtige industrie achter de veehouderij. Met de politieke lobby. Zonder confrontatie zou er helemaal niets veranderen. In de aanloop naar het Pact van het Brakkestein heb ik veelvuldig gesprekken gevoerd met gedeputeerden als Pieter van Geel uit Brabant en Ger Driessen uit Limburg. We zochten gezamenlijk naar een nieuwe aanpak. We waren al veel geld kwijt aan de sector. De varkenspest had ons honderden miljoenen gekost. Hamvragen in dat overleg met de provincies? Hoe kunnen we bedrijfsbeëindigingen stimuleren? En hoe lossen we het nitraatprobleem op? Het vindersloon gaat naar Van Geel. Hij kwam met de combinatie van stallensloop en
Overijssel
Utrecht
41
Ministerie van LNV
Ministerie van LNV
woningbouw. Gebiedsontwikkeling op het platteland die zichzelf terugverdiende. Jan Pronk had aanvankelijk moeite met de regeling. Die druiste in tegen zijn planologische opvattingen van die tijd. Bouwen moest je vooral in de stad. En het was voor hem bijna een vloek om het buitengebied voor een deel in handen te geven van projectontwikkelaars. Voor woningen in het duurdere segment. Want zo zag hij het. We hebben Pronk moeten overtuigen. Want ook de volksgezondheid was in het geding. Ik vergeet nooit dat ik een dorp als Ysselsteyn bezocht. De lucht was zo bezwangerd van de stank van ammoniak dat je niet zonder zakdoek voor je ogen de straat op kon. We moesten de bron van het kwaad wegnemen: minder mest, minder bedrijven. Het was niet alleen een milieuprobleem. De sector was uitgegroeid tot een maatschappelijk probleem. Daar waren Pronk en ik het over eens en daarom ging hij uiteindelijk akkoord, al was het niet van harte. Die 15e maart 2000 in Brakkestein heb ik nog veel druk moeten uitoefenen om de zaak rond te breien. Enkele provincies weifelden. Maar er was geen keus meer. We moesten daden tonen. Mijn oordeel over het Pact? Ruimte voor ruimte was een heel vernieuwende regeling. En we hebben er een eerste slag mee weten te maken. Het mestoverschot is gereduceerd en veel bedrijven zijn gestopt. Rijk en provincie traden als partners op.
Brabant
Gelderland
Limburg
De Reconstructiewet, die ik in 2002 nog door de Tweede Kamer loodste, had al snel niets meer met de oorspronkelijk doelstelling te maken. Met het opheffen van het vaccinatieverbod, verdween het acute risico van een nieuwe epidemie van varkenspest. En daarna heeft bestuurlijk Nederland de kerk ook weer een beetje in het midden gelaten. Handjeklap gedaan met de sector. De noodzaak om de varkensstapel flink te reduceren, is niet meer echt een issue. Er wordt weer over schaalvergroting gesproken. Megastallen. Mijn opvolgers en ook provinciale bestuurders hadden andere prioriteiten, of toonden eenvoudig minder daadkracht. Dat is jammer. De gang van zaken rond de Q-koorts is daarvan een sprekend voorbeeld. Het vinden van de juiste balans op het platteland tussen natuur, landbouw en recreatie staat nu voorop. Er moeten nog honderden veehouderijen naar landbouwontwikkelingsgebieden verplaatst worden. Ik volg de ontwikkelingen in de landbouwsector alleen nog op afstand. In de details verdiep ik me niet meer. Ik denk wel dat er na al die jaren nog steeds heel weinig boeren zijn die de naam Brinkhorst niet meer kennen”.
Overijssel
Utrecht
43
Gelderland
Gelderland
In zijn kantoor in het provinciehuis loodst Harry Keereweer bezoekers steevast naar een stoel waar ze geconfronteerd worden met de ingelijste Loesje-kreet: “Je moet de waarheid niet verwarren met de mening van de meerderheid”. Waarheid én mening: in Gelderland leverde het Pact van Brakkestein goud op.
“We hebben in Gelderland een oppervlakte stallen gesloopt die gelijk staat aan 325 voetbalvelden. Dat is echt gigantisch. Er hebben 1370 boeren meegedaan aan de regeling en afstand gedaan van hun mestrechten. En het allermooiste is nog dat we 11,6 miljoen euro hebben overgehouden. Je kunt dus wel van een succesvolle operatie spreken. Die beoordeling is gewoon op z’n plaats. Het geheim van het succes? We hebben het allemaal in eigen hand gehouden. Low profile. In goede, open samenwerking met de gemeenten. Met heldere afspraken. En een gedeeld risico. We zijn er altijd heel dicht op blijven zitten. Daarvoor hebben we een ambtenaar vrijgemaakt. Wij zorgden voor de sloop. De gemeenten zorgden voor de woningverkoop. En wij zorgden weer voor de juiste en snelle ondersteuning. Bij de afwikkeling van bestemmingsplannen bijvoorbeeld. Over en weer hebben we ons daarbij aan de afspraken gehouden. En het heeft gewerkt.
Gedeputeerde Harry Keereweer (PvdA)
‘Succes door operatie in eigen handen te houden’
De regeling Ruimte voor Ruimte heeft Gelderland niet alleen een mooier platteland, maar ook 825 extra woningen opgeleverd, waarvan 125 op de kavels. In overleg met gemeenten hebben we die woningen ook vaak nog eens kunnen onderbrengen in grotere
Brabant
Gelderland
Limburg
nieuwbouwwijken, zodat je niet overal plukjes duurdere woningen krijgt, maar de ideale mix. Uiteraard hebben we een financieel risico gelopen. Als de woningverkoop was tegengevallen, hadden we met een miljoenenstrop gezeten. Mijn partij was destijds ook kritisch over de regeling. Achteraf hebben we de hoofdprijs binnengehaald. Maar achteraf is altijd makkelijk. Dan win je ook de Staatsloterij, want je weet het nummer van het winnende lot. De politieke discussie is snel verstomd. Het ging van meet af aan fantastisch. En het principe van Ruimte voor Ruimte is verbreed. We hebben nu de zogenaamde VAB: Vrijkomende Agrarische Bebouwing. Daarbij wordt stallensloop ook weer gelinkt aan woningbouw. Een nieuwe regeling Ruimte voor Ruimte voorzie ik niet meer. Natura 2000 komt er aan. De landbouwsector in Gelderland krijgt nu nog 150 miljoen euro steun uit Brussel. In 2015 vervalt die steun en gaat dat geld voor een groot deel naar natuurontwikkeling. Bij waardevolle natuur kunnen landbouwers al niet meer uitbreiden. De boeren zullen daarom het vizier moeten verbreden. Zoeken naar combinaties met natuurbeheer, recreatie en/of de zorg. Afzet-
Overijssel
Utrecht
45
Gelderland
Gelderland
markten creëren voor streekproducten. Goede kwaliteit natuur brengt ook veel geld op. Het toerisme in Gelderland is gebaat bij die natuur. En daarbij zie ik best een rol weggelegd voor de landbouwsector. Met name voor de grondgebonden veehouderij. Voor de intensieve veehouderij is het alternatief schaalvergroting en verplaatsing naar Landbouw Ontwikkelings Gebieden (LOG’s), waar natuurlijk ook ruimte is voor de grondgebonden melkveehouderij. Maar ook aan die schaalvergroting zijn grenzen. Inpassing in het landschap is daarbij een belangrijker criterium dan aantallen varkens, of kippen. Als overheid is je rol beperkt. Heb je geen invloed op de vlees- melk-, of graanprijzen in de wereld. Uiteindelijk komt het er toch op neer dat de boer zich
Brabant
Gelderland
Limburg
zelf in de markt staande moet houden en niet dankzij subsidies moet zien te overleven. Aan de andere kant kan de overheid ook niet zelf het landschap in de hand blijven houden, zonder steun van de boer. Daarom is die bredere oriëntatie van de sector zo belangrijk. Waarbij duurzaamheid ook een steeds grotere rol gaat spelen. De regeling Ruimte voor Ruimte heeft geen revolutie op het platteland teweeg gebracht. Maar wel voor belangrijke veranderingen gezorgd. We hebben meer oog voor de kwaliteit van het platteland gekregen. En kwaliteit wint het uiteindelijk altijd van de bulk”.
Overijssel
Utrecht
47
Limburg
Limburg
Jean Bronckers (CDA) was in 2000 gedeputeerde financiën in Limburg. Degelijk en betrouwbaar, zo schetsten vriend en vijand zijn beleid. Hij waarschuwde toen al dat de planning van de uitvoering van Ruimte voor Ruimte wellicht iets te optimistisch was. Bronckers is nu waarnemend burgemeester van Margraten en directeur van Ruimte voor Ruimte Limburg Beheer bv, waarin provincie en Rabo aandeelhouders zijn.
“We zijn achterhaald door de recessie. En de ruimtelijke procedures hebben lang geduurd. Er is nauwelijks een plek in Nederland te bedenken waar geen bezwaren worden ingediend tegen nieuwe ontwikkelingen. De duur van die procedures is onderschat in de prognoses over de uitvoer. In die eerste jaren waren de beschikbare kavels in no time weg. Moesten we ze zelfs verloten, zoveel belangstelling was er. De recessie heeft mensen huiverig gemaakt. Ze raken hun eigen woning niet meer kwijt. En dan stokt de doorstroming. We moeten uiterlijk in 2011 onze 747 kavels hebben verkocht. Dat was ook gelukt als de procedures snel waren verlopen. Nu krijg je een cumulatief effect door de crisis. In de oorspronkelijke prognoses startten we met een verlies. Na de eerste jaren zaten we op een rendement van ongeveer veertien miljoen euro. Dat halen we niet meer. Vorig jaar zaten we op negen miljoen. We gaan er nu vanuit dat we vijf jaar extra nodig hebben voor de verkoop. Dat betekent extra rente- en personeelskosten, maar we blijven in de zwarte cijfers en zullen zeker met een positief resultaat afsluiten.
Jean Bronckers, directeur Ruimte voor Ruimte
‘We blijven in de zwarte cijfers’
Ik ben nog steeds van mening dat we er goed aan gedaan hebben om mee te doen met de stallensloop. We moesten het wel proberen. Er dreigde in 2000 veel menselijk leed op het platteland. De naweeën van de
Brabant
Gelderland
Limburg
varkenspest. Een koude sanering van de intensieve veehouderij had veel sociale ellende veroorzaakt. Bovendien bleef je opgezadeld met een enorme hoeveelheid stallen. De eerste tranche hebben we samen met de gemeenten uitgevoerd. Zij zorgden voor de sloopfinanciering van 19,25 miljoen euro. Daarvoor zijn 238 woningen gerealiseerd. De tweede tranche vonden de gemeenten wat teveel van het goede. Daarom zijn we met de Rabo Vastgoed in zee gegaan. We hebben een bedrag van 40 miljoen euro voorgefinancierd. Daarvoor moeten 747 kavels worden verkocht. Het uiteindelijke rendement wordt gezamenlijk gedeeld. We hebben nu 363 kavels verkocht. Nog eens 107 kavels zijn in de verkoop en in totaal zijn 560 percelen planologisch afgerond. De Rekenkamer Zuid-Nederland is op verzoek van Provinciale Staten met een onderzoek bezig naar de uitvoering van de regeling. We zijn altijd heel transparant geweest. De uitkomsten wachten we met vertrouwen af. Hat Pact van Brakkestein heeft voor nieuw elan op het platteland gezorgd. Maar we moeten er wel voor waken dat het wat al te zeer dringen wordt met allerlei nieuwe instrumenten voor gebiedsontwikkeling op dat platteland. Eerst deze regeling uitvoeren en dan verder kijken. Anders verbleekt het effect van alle inspanningen”.
Overijssel
Utrecht
49
Overijssel
Overijssel
Hij is gedeputeerde vanaf 2002. Terugblikkend vindt hij het jammer dat de politieke constellatie in Overijssel het in 2000 onmogelijk maakte om vol gas te geven voor de uitvoering van de regeling Ruimte voor Ruimte. Maar de andere visie op de ontwikkeling van het Overijsselse platteland is er toch gekomen. En daar is Piet Jansen heel tevreden over.
Moeizaam. Heel moeizaam. Anders kan de typering niet luiden voor de uitvoering van de regeling Ruimte voor Ruimte in Overijssel. We stonden voor 900 woningen aan de lat. We zijn er uiteindelijk 800 met de gemeente overeen gekomen. In totaal zijn in Overijssel 166 stallen gesloopt. Ten tijde van het Pact van Brakkestein voerde Overijssel een heel restrictief beleid. Woningbouw hoorde in de steden thuis en absoluut niet op het platteland, zo oordeelden PvdA en VVD in de coalitie. Ik weet nog goed dat een van de VVD-Statenleden de historische woorden sprak: “Ruimte voor ruimte? Dat is planologische prostitutie”. Gelukkig zijn we er door overeenkomsten met de vijf grote steden en de twee subregionale kernen in onze provincie uitgekomen. Maar het heeft lang geduurd. De laatste overeenkomst is pas eind 2009 getekend.
Gedeputeerde Piet Jansen (CDA, Landelijk Gebied, Landbouw en Water)
‘We hebben een inhaalslag gemaakt’
De ommekeer in Overijssel is in 2003 ingezet. Voor het CDA was ruimte voor ruimte een van de belangrijke punten bij de coalitievorming. Bij ons heeft het dus gewoon wat langer geduurd. Maar we zijn er wel flink verder mee gekomen. Uiteindelijk wordt het platteland er gewoon mooier op. Is er ook meer balans. En die planologische opvatting dat de compen-
satiewoningen alleen gebouwd mogen worden in de steden hebben we gelukkig verlaten. Inmiddels is de omslag compleet. We hebben een eigen regeling gemaakt: Rood voor Rood met gesloten beurs. Gemeenten en de landbouwsector zijn tevreden over die regeling. Het levert in alle opzichten een meerwaarde op voor het platteland. De verrommeling was bij ons ook op veel plekken zichtbaar. Bij Rood en Rood krijgen boeren in ruil voor stallensloop een of meerdere bouwkavels voor woningen. Maatwerk, ruimtelijke kwaliteit en flexibiliteit staan voorop. Wij zorgen voor de kaders. Gemeenten voeren uit. Stallensloop, bedrijfsbeëindiging en/of herbestemming van landbouwbedrijven vormen de inzet. Tot 1 september 2009 hebben we 522 aanmeldingen van boeren gehad voor Rood voor Rood. Daarmee kan weer 437.000 vierkante meter aan stallen worden gesloopt. De gemeenten bepalen waar die woningen kunnen komen: de ene keer op de plek van de stal, in andere gevallen aansluitend op bestaande bebouwing. Rood voor Rood heeft in Overijssel gezorgd voor extra vitaliteit op het platteland. En de extra woningen in de dorpen dragen bij aan de leefbaarheid in de kernen”.
In Overijssel is sprake is van een behoorlijk spanningsveld tussen natuur en landbouw. Natura 2000 maakt het er allemaal niet eenvoudiger op. In de provincie hebben we zo’n 25 gebieden die binnen Natura 2000 vallen. De ruimteclaim van de natuur is groot. Aan de andere kant zie je de roep om schaalvergroting in de landbouwsector weer luider worden. Voor mij is het heel simpel: als wij in ons land kiezen voor intensieve veehouderij (en dat doen we) verdient die sector ook gewoon de ruimte. Maar niet alles kan overal. Er moet ook draagvlak zijn. In Overijssel is maatschappelike onrust over dit thema ontstaan door aanvragen van een Brabantse onderneming voor enorm grote stallen met zo’n 20.000 varkens per locatie. De gemeenten moeten de afweging maken. Eerlijk gezegd zit ik persoonlijk niet te wachten op dergelijke grote stallen. Ik ga liever voor normale gezinsbedrijven. Maar dat is ook een verantwoordelijkheid van de sector zelf.
Brabant
Gelderland
Limburg
Overijssel
Utrecht
51
Noord-Brabant
Noord-Brabant
‘Bouwen, bouwen, bouwen’. Dat was het credo van Paul Rüpp, die van 2003 tot en met 2009 CDA-gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling in NoordBrabant was. Rüpp is tegenwoordig voorzitter van de Raad van Bestuur van Avans Hogeschool. Met vestigingen in Tilburg, Breda en Den Bosch biedt Avans opleidingen voor 23.000 studenten. Zijn naam blijft echter rondzingen op momenten dat er weer kabinetsposten te vergeven zijn.
Paul Rüpp, uitvoerder van ruimte voor ruimte in Noord-Brabant
‘Ik geloof niets van die bevolkingskrimp’
“Achteraf denk ik dat we de regeling Ruimte voor Ruimte toch anders hadden moeten opzetten. Door een overeenkomst tussen Rijk, provincies en VNG hadden we de gemeenten moeten verplichten allemaal minstens dertig woningen te bouwen. Per woning hadden de gemeenten dan de kosten van de stallensloop moeten afdragen. De regeling had zo veel sneller en minder stroperiger uitgevoerd kunnen worden.
gepakt. Zonder de stallensloop was het platteland verloederd. Hadden we nu hennepplantages en allerlei andere illegale activiteiten in het buitengebied. De boeren hadden geen perspectief en geen vermogen. Je kunt je afvragen waarom we specifiek de boeren ondersteund hebben en geen andere bedrijfstakken die failliet dreigen te gaan? Dat had alles te maken met het mestoverschot en vooral met die gigantische hoeveelheid gebouwen op het platteland.
De opstelling van de gemeenten heb ik regelmatig als vreselijk ervaren. Wethouders kwamen en gingen. Er zit nu vrijwel geen enkele wethouder meer, die in 2000 ook in functie was. De emotionele binding met de ramp die zich met de varkenspest heeft afgespeeld, is steeds minder. Gemeenten, de goede niet te na gesproken, willen liever zelf verdienen aan bouwplannen. Ze hebben de uitvoering vertraagd. Door bijvoorbeeld onmogelijke bouwlocaties aan te dragen die we eerder als provincie al hadden afgewezen. In 2007 hebben we als provincie de regie meer in handen genomen. We dragen zelf locaties aan. Voeren de druk op. Er ligt nu een totaallijstje. Dat moet voor versnelling zorgen.
Het Pact van Brakkestein maakte eigenlijk ook officieel een eind aan de rare situatie dat we nog maar mondjesmaat mochten bouwen. Dat had al tot een enorme achterstand geleid in Noord-Brabant. In 2003 bouwden we 5400 woningen, terwijl de markt behoefte had aan 10.000 woningen. Als gedeputeerde heb ik me weinig aangetrokken van alle beperkingen die het Rijk oplegde. Ik ben blijven roepen dat we moesten bouwen, bouwen en nog eens bouwen. Bevolkingskrimp? Leegloop op het platteland? Ik geloof er niets van. Als de economie echt weer uit het dal is, hebben we veel mensen uit het buitenland nodig om het werk in Nederland af te krijgen. En die hebben allemaal een woning nodig. De komende tien jaar moeten we zeker nog 100.000 woningen in Brabant bouwen. Op basis van de nog steeds aanwezige kleine groei. En natuurlijk de huishoudensverdunning
Met de regeling hebben we ook niet zozeer de boeren geholpen, als wel een maatschappelijk probleem aan-
Brabant
Gelderland
Limburg
Overijssel
Utrecht
53
Noord-Brabant
Noord-Brabant
die alsmaar verder door gaat. Bovendien moeten we vooral investeren in kwaliteit van het buitengebied in plaats van geld blijven steken in Vogelaarwijken. In Noord-Brabant hebben we Ruimte voor Ruimte uitgevoerd met private partijen in de ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV. De regeling is inmiddels verbreed. Voor de glastuinbouw, de ecologische hoofdstructuur en sanering van militaire terreinen. Van de 2100 kavels die nodig zijn om alle kosten terug te verdienen, zijn er ongeveer 900 verkocht. We hebben in Noord-Brabant ook nog wel een jaar of vijf te gaan, voordat we met de regeling klaar zijn. Ruimte voor Ruimte levert in de praktijk ook het risico op dat je als provincie met dubbele petten moet opereren. Aan de ene kant het gebod om in het buitengebied geen burgerwoningen toe te staan en aan de andere kant de noodzaak om door woningbouw geld binnen te halen. Dat betekende telkens weer behoedzaam opereren en jezelf beperkingen opleggen.
Brabant
Gelderland
Limburg
De vrees in de dorpen dat de woningen die voortvloeiden uit de regeling Ruimte voor Ruimte allemaal zouden worden weggekaapt door mensen uit de stad, is onterecht gebleken. Negentig procent van de kavelkopers komt uit het eigen dorp. Daaronder zowel de loodgieter als de professor en ook de zelfbouwer die enkele tonnen weet te sparen door zelf de handen uit de mouwen te steken. Ondanks alle minpunten kun je toch wel spreken van een ommekeer. Niet alleen als het gaat om de planologie en de omgevingskwaliteit op het platteland. Het was ook het begin van een andere provincie. Van afwachtende en louter toetsende overheden, werden de provincies proactieve en ondernemende partners. Het tijdperk van alleen maar ‘ja’, of ‘nee’ oordelen , is met het Pact van Brakkestein afgesloten”.
Overijssel
Utrecht
55
Utrecht
Utrecht
Het belang van de regeling Ruimte voor Ruimte in de woonprovincie Utrecht? Vooral de kwaliteit van het landelijk gebied. Voor de juiste balans met de stedelijke drukte, zo benadrukt Bart Krol, sinds 2007 gedeputeerde.
“We willen van het landelijk gebied in Utrecht beslist geen openluchtmuseum maken. Er moet dynamiek blijven. Landbouwers kunnen er gewoon aan de slag blijven. Maar in de kleinste provincie met anderhalf miljoen inwoners is lucht en ruimte in het landelijk gebied uiterst belangrijk. Zeker met het oog op de enorme druk van de woningmarkt, maar ook de natuur, op de resterende grond. Voor mij is het belangrijkste effect van ruimte voor ruimte: de kwaliteit die je creëert in het landelijk gebied en niet de milieuwinst of de extra woningen. Het karakter van de agrarische sector is in Utrecht volledig anders dan in Brabant, of Limburg. Kleinschaliger, beperkter. Geconcentreerd in het zuidoosten van de provincie. Aan de ene kant zie je de tendens van verdere schaalvergroting. Aan de andere kant functieverbredingen. Landbouwbedrijven die aan kinderopvang en zorg gaan doen. Die doen het goed.
Gedeputeerde Bart Krol (CDA, RO, Stedelijke Vernieuwing en Landelijk gebied)
Utrecht heeft in 2004 in het nieuwe streekplan de regeling Ruimte voor Ruimte verbreed, maar ook aangescherpt. Het principe dat er voor elke duizend vierkante meter stallen één woning op de bedrijfskavel gebouw mocht worden, is wat uit de hand gelopen. Met name grotere bedrijven hebben doodleuk drie, vier woningen op hun kavel kunnen bouwen. Dat is eigenlijk wat teveel van het goede. Nu is het uitgangspunt maximaal één woning. En voor een tweede moet je al een extra prestatie leveren. Iets aan de natuur toevoegen bijvoorbeeld. Van de ongeveer honderd woningen die we inmiddels hebben gerealiseerd zijn er ook gebouwd aan de randen van dorpskernen. Onder meer in Renswoude. We zitten nu op de helft. Hebben nog ruimte voor ongeveer honderd woningen.
‘Landelijk gebied moet echt niet uitgroeien tot openluchtmuseum’ Brabant
Gelderland
Limburg
De verbreding betekent dat in Utrecht nu ook akkerbouwers en niet-agrarische bedrijven kunnen meedoen aan de nieuwe regeling. We richten ons nu veel meer minder op beperking van de mestproductie, het milieu en de intensieve veehouderij, maar concentreren ons op de verfraaiing van het platteland. En we gebruiken daarbij het principe van ruimte voor ruimte als een mooi instrument voor de ruimtelijke ordening. Maar het blijft natuurlijk dringen in het landelijk gebied. Natuur claimt steeds meer ruimte. Ik sluit niet uit dat de volksgezondheid op korte termijn wel eens het criterium wordt voor een nieuwe beëindigersregeling in de landbouwsector. Want ook in Utrecht zijn we geconfronteerd met Q-koorts. Zijn bedrijven geruimd en mensen ziek geworden. Ik hoef er niet omheen te draaien. De intensieve veehouderij in Utrecht krijgt het heel moeilijk. Maar nogmaals: creatieve en innovatieve boeren met een bredere horizon zullen het altijd redden. En dat verdient respect. Als gedeputeerde heb ik de hele ruimtelijke ordening in mijn portefeuille. De stadsvernieuwing en de kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied bijten zich niet. Natuurlijk heeft de stad altijd de neiging naar het buitengebied op te schuiven. Ook daar moet je balans zien te vinden. De stad en het buitengebied kunnen niet zonder elkaar. In onze volle provincie moeten de mensen snel en makkelijk de natuur in kunnen. Utrecht doet uiteraard ook aan gebiedsontwikkeling. Rood voor groen bijvoorbeeld. Dat is de basis voor de nieuwe bestemming van de voormalige vliegbasis Soesterberg. Natuur, maar ook woningen en bedrijvigheid. En zo blijft er heel veel moois te doen in het landelijk gebied. Ook in Utrecht”.
Overijssel
Utrecht
57
Ministerie LNV
Ministerie LNV
André van der Zande trad in 2002 aan als directeur-generaal bij het ministerie van LNV. Hij trof een sector aan die compleet in verwarring was en onder grote druk stond. Hij spreekt in superlatieven over het Pact van Brakkestein: ‘revolutionair, een kanteling in denken, doorbraak van een taboe’. Maar de huidige secretaris-generaal en hoogste ambtelijke baas van LNV is ook nuchter: “Nu zouden we er niet meer aan beginnen”.
“In de aanloop naar het Pact van Brakkestein werkte ik nog in Wageningen. Voor het adviesbureau Alterra. Ik schreef kleine memo’s over de plannen. Ruimte voor Ruimte heette toen nog Steen voor Steen. We moesten vooral Jan Pronk overtuigen. Die aarzelde. Hij was bang dat het buitengebied een prooi van projectontwikkelaars zou worden. Ik had toen geen spoor van twijfel. Bouwruimte verkopen voor landschapswinst was een geweldig ontwikkelingsplan. Maar voor traditionele planologen was het zoiets als de duivel uitdrijven met Beëlzebub; het buitengebied zou er alleen maar verder op achteruit gaan met al die woningbouw. En we waren toch allemaal opgegroeid met het idee van ééns bebouwd, altijd bebouwd? Slopen voor nieuwe ruimtelijke zoneringen kenden we niet. Maar vernieuwing gaat nooit zonder slag of stoot. Neem de nieuwe landgoederen. Tegenstanders hebben het over megalomane gebouwen in het buitengebied. Maar ze brengen wél veel nieuwe natuur met zich mee. En landgoederen staan er toch al vanaf de 17e eeuw. Ik vind het een kwestie van kansen grijpen.
Secretaris-generaal André van der Zande
‘Platteland moet bruisen’
Tijden zijn veranderd. Nu zou ik niet meer aan Ruimte voor Ruimte beginnen. In 2000 was er vraag naar
Brabant
Gelderland
Limburg
zeker 100.000 woningen in de hogere prijsklasse. Projectontwikkelaars bezwoeren dat we geen enkel risico liepen. En met de koopkracht zat het wel snor. De eerste jaren liep de kavelverkoop ook als een trein. Maar vraag kun je niet creëren. Daar komt bij dat elke wethouder op een gegeven moment ook weer met eigen bouwplannen wil scoren. En crises komen en gaan. Dat heb je niet in de hand. De uitvoering van de regeling duurt nu gewoon een paar jaar langer. Dat is absoluut geen ramp. Elke economische dip gaat voorbij. De autoverkopen stijgen weer, om maar een voorbeeld te noemen. Een van de belangrijkste karaktertrekken van ruimtelijke ontwikkelingen is dat ze vooral tijd vragen. Ik vind trouwens absoluut niet dat de provincies met de kavelverkopen de hete ijzers uit het vuur hebben moeten halen voor het Rijk. We zijn als partners opgetreden. Onze opdracht lag bij het opkopen van de mestrechten. De provincies hebben zich juist kunnen profileren met de stallensloop en de woningbouw. De taakverdeling was van meet af aan helder. De Reconstructiewet komt er feitelijk op neer dat we brandgangen hebben gecreëerd in een brandhaard die door het opheffen van het vaccinatieverbod een an-
Overijssel
Utrecht
59
Ministerie LNV
Ministerie LNV
der karakter heeft gekregen. Nieuwe technieken zorgen er nu opnieuw voor dat zonering geen doel meer op zich is. Luchtwassers reduceren de aantasting van natuur en milieu door ammoniak in theorie tot nul. Centrale vraag is of de sector die nieuwe investeringsronde gaat maken. Ik ben daar niet zo somber over. Nog interne onderzoeken van het Landbouw Economisch Instituut duiden erop dat het aantal stoppers echt niet de pan uit gaat rijzen. Het wordt wel stevig.
n e k a m p o g No
De invulling van landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) loopt stroef. De bevolking schrikt zich nu rot van die zogenaamde megastallen. Massale gebouwen die ze niet willen. En de boeren die willen verplaatsen worden geconfronteerd met vergunning na vergunning. Het draagvlak voor de LOG’s is overschat. Minister Cees Veerman waarschuwde de provincies al voor de juiste maatvoering in de plannen voor bedrijfsverplaatsingen als onderdeel van de reconstructie. Meestal zijn de ogen groter dan de maag. En voor geld is alles te koop, maar dat geld raakt eens op. Vitaal platteland is voor mij nog steeds de mooiste naam voor het buitengebied nieuwe stijl. Het platteland moet bruisen en leven. Zeker met oog op de ouder wordende bevolking, die tijd heeft om te genieten van rust en ruimte. Maar er moet ook plaats zijn voor
Brabant
Gelderland
Limburg
horeca en toerisme. En natuurlijk ook de landbouw. Die wel op een milieuvriendelijke en efficiënte manier produceert. Maar ook LOG’s kunnen een aanwinst zijn voor het nieuwe buitengebied. Mensen zijn gefascineerd door nieuwe, schone en zuinige technieken en willen die graag bekijken. Als Nederland zijn we koploper in het temmen van virussen en dierziekten. Die kennis exporteren we inmiddels over de hele wereld. Het karakter van het Nederlandse buitengebied is in sommige regio’s zo bijzonder dat je het kunt vergelijken met Toscane. En de hele wereld mag dat komen bekijken. Maar je moet wel eerlijk en nuchter blijven. Er zijn ook lessen te trekken uit de afgelopen tien jaar. De inpassing van woningen in het buitengebied had op onderdelen beter gekund. En de reconstructieplannen waren soms te massaal en te grootschalig. We hadden ook beter moeten kijken naar de inpassing van de LOG’s. Vooral als het gaat om schaal en locatie. Daar staat wel die schitterende doorbraak van Ruimte voor Ruimte tegenover. Een soort moederregeling die mooie kindjes heeft gekregen. Zoals de sanering van verspreid glas. Want de gebiedsontwikkeling op het platteland heeft lokaal en regionaal allerlei verfijnde uitwerkingen gekregen. En dat is geweldige winst”.
Overijssel
Utrecht
61
Ministerie van VROM
Ministerie van VROM
Toen het Pact van Brakkestein werd ondertekend, was Chris Kuijpers nog hoofd van de afdeling stedelijk gebied bij het ministerie van VROM. In juli 2007 werd hij benoemd tot directeurgeneraal Ruimte van VROM. Over trendbreuken, schrikreacties, tandenknarsen en Mooi Nederland.
“Vooral Brussel drong na de varkenspest aan op actie in Nederland. Een mestprobleem was er al veel langer en meerdere keren werd de nitraatrichtlijn in Nederland overtreden. Zwaar ingrijpen in de omvang van de varkensstapel was onvermijdelijk. Daarbij werd het snel duidelijk dat het Rijk die saneringskosten niet volledig voor z’n rekening kon nemen.
De grootschalige toepassing van de regeling in landelijk gebied, onder provinciale regie, was een trendbreuk. Zeker omdat extra woningbouw in die tijd een kwestie van passen en meten van gemeenten was. Bij benutting van stedelijke ruimte was het wel al langer gebruik om woningbouw in te zetten om extra geld te verwerven.
Het initiatief van toenmalig gedeputeerde Pieter van Geel om stallen van te beëindigen bedrijven in Brabant te slopen in ruil voor beperkte woningbouw, had bij ons al een goede voedingsbodem. Al enige tijd zagen we bij VROM dat er best wat meer ruimte zou mogen komen voor woningbouw in het landelijk gebied. Bijvoorbeeld in ruil voor sloop van gebouwen die hun functie verloren.
Het Pact van Brakkestein betekende een doorbreking van de verkokering. Complex door de onderlinge verbinding van thema’s: het milieuvraagstuk, de reconstructie, de landschapskwaliteit en bouwen in het buitengebied. Maar die beleidsthema’s speelden zich niet persé in één gebied af. De sloop van stallen in dorp A in Brabant, kon extra woningen opleveren in dorp B. Het Pact zorgde vooral voor de financiële samenhang en niet zozeer voor de samenkomst van sloop en woningbouw in een bepaald gebied.
Mét de provincies was het voor het ministerie van VROM duidelijk dat stallensloop zonder enige vergoeding weinig veehouders zou aanspreken om te stoppen. Van Geel heeft in de aanloop naar het Pact van Brakkestein de uiteindelijke regeling Ruimte voor Ruimte uitgewerkt. Stallensloop gefinancierd door extra woningbouw. We schrokken wel wat van de 6500 woningen die nodig zouden zijn om de operatie financieel mogelijk te maken. Maar het ging dan ook om enkele miljoenen vierkante meter aan stallen die zouden verdwijnen.
Chris Kuijpers, directeur-generaal Ruimte van het ministerie van VROM
‘We schrokken van aantal woningen voor financiering van de operatie’ Brabant
Gelderland
Limburg
Met het Pact van Brakkestein was veel geld gemoeid. Honderden miljoenen euro’s. Niet alleen overheidsgeld, maar er werd ook gerekend en een beetje gespeculeerd op veel privaat geld. De provincies hebben ook flink hun nek uitgestoken door dat financieel risico te nemen. Over het algemeen levert gebiedsontwikkeling projecten op, waarvoor de provincie de uitgelezen bestuurslaag
Overijssel
Utrecht
63
Ministerie van VROM
Ministerie van VROM
vormt. Bij nationale projecten, zoals de bescherming tegen hoogwater, moet het Rijk de regie voeren. Bij ruimte voor ruimte hebben de provincies een cruciale rol gespeeld, die Rijk en gemeenten niet hadden kunnen spelen. Maar vooraf zijn wel gezamenlijke kaders opgesteld voor die gebiedsontwikkeling. Dat leverde een prima verdeling van de verantwoordelijkheden op.
zijn onderschat en zijn ook de oorzaken waarom de landbouwontwikkelingsgebieden niet gemakkelijk vol lopen. In de praktijk doen zich sinds 2002 vooral spannende ontwikkelingen voor in de verwevingsgebieden, waar beperkte uitbreidingen van agrarische bedrijven onder voorwaarden nog mogelijk zijn. In extensiveringsgebieden vind je de meeste stoppers.
De kwaliteitsverbetering van het buitengebied was de belangrijkste reden waarom het Rijk mee kon gaan met ruimte voor ruimte. Er kon een flinke vergroening in het buitengebied worden bereikt. Stallen verdwenen en de nieuwe woningen werden vooral aan de rand van bestaande kernen gebouwd. De geurhinder werd minder en dat heeft nieuwe kansen geboden voor toerisme en recreatie. Dit soort concepten kunnen rekenen op mijn steun en zijn later ook breder toegepast via de Nota Ruimte.
Het ideale buitengebied? Ik ben erg gelukkig met het programma Mooi Nederland, waarin oud-minister Cramer de kwaliteit van het landelijk gebied zo’n voorname plaats gaf. De kwaliteiten van water, groen en bebouwing moeten met elkaar in evenwicht zijn. Natuurlijk variërend van plek tot plek. Met rust, openheid en stilte als bepalend karakter. De kenmerken van stedelijke ruimte behoren juist dichtheid, dynamiek en hoogte van bebouwing te zijn.
De Reconstructiewet is vooral gebaseerd op de gedachte dat agrarische bedrijven gemakkelijk verplaatsbaar zijn. Dat idee is ook bij de provincies en vertegenwoordigers van LTO lange tijd gemeengoed geweest. Maar uit proefberekeningen die al in 2000 zijn gemaakt, bleek dat elke verplaatsing in de miljoenen loopt. Het gaat niet alleen om nieuwbouw, maar ook om kapitaalverlies op de plek van vertrek. Verder speelt ook nog zoiets als de binding die veeboeren hebben met hun bedrijf. Bovendien is het gemakkelijker om wat extra te investeren in een beperkte uitbreiding in plaats van een integrale vernieuwing. Die aspecten
Brabant
Gelderland
Limburg
Ik geloof overigens niet dat boeren onevenredig worden geplaagd door claims van natuurorganisaties. Het ene gebruik houdt beperkingen in voor het andere. Natuurbeschermers vinden de uitbreiding van stedelijke bebouwing soms ook een gruwel. Ik heb nooit gemerkt dat minister Jan Pronk alleen tandenknarsend aan het Pact heeft meegewerkt. Hij was ook milieuminister en zag de noodzaak voor het terugdringen van de varkensstapel als geen ander. En vergeet niet dat tegenover die woningbouw ook die vergroening van het buitengebied stond. Dat knarsen heb ik nooit gehoord”.
Overijssel
Utrecht
65
Omvang varkensstapel
Omvang varkensstapel
De effecten van het Pact van Brakkestein Het Pact van Brakkestein heeft ook effect gehad op de omvang van de varkensstapel in Nederland. De opkoopregeling van varkensrechten en de stallensloop zorgt na 2000 mede voor een scherp dalende curve in de statistieken van het aantal varkens. Het aantal varkens daalt in de jaren van de uitvoering van de Regeling Beëindiging Veehouderijen en de stallensloop met ongeveer 2 miljoen dieren. De varkensstapel groeide de afgelopen vijf jaar weer naar meer dan twaalf miljoen dieren. Die varkens zijn terug te vinden op steeds minder, maar wel veel grotere bedrijven. Het aantal varkenshouderijen is sinds 1995 gehalveerd. Op dit moment zijn er in Nederland nog zo’n 7500 varkensbedrijven. Dat aantal bedrijven slinkt de komende jaren verder.
Brabant
Gelderland
Limburg
Het gemiddeld aantal varkens per bedrijf schommelt nu rond de 1500. Over tien jaar is dat meer dan verdubbeld. De verwachting is dat de resterende varkensbedrijven in 2020 gemiddeld 3200 varkens tellen. Aantal varkens in Nederland (Bron CBS)
Jaar 2000 2 0 0 1 2 002 2 003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
aantallen
12 . 820.000 11 . 5 15 .000 11 . 1 53 .000 10 . 766.000 11 . 1 40.000 11 .000.000 11 . 220.000 11 . 7 10.000 11 . 7 35.000 12 . 108.000
Overijssel
67
Utrecht
De veehouders
De veehouders
Ze zijn gelukkig. Mien (59) en Noud van Deursen (62), op de rand van het Brabantse Bakel en Deurne. Ze verkochten in 2000 hun mestrechten en lieten 1900 vierkante meter stal slopen. “Ik zou niet meer terug willen, maar het heeft wel veel pijn gedaan”.
“We zijn in 1997 gevrijwaard gebleven van varkenspest. Toch heeft die periode diepen wonden geslagen. Je hele leven lang heb je van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat goed voor je dieren gezorgd. En dan word je toch de dupe van een fok- en vervoersverbod en moet je de jonge biggen een spuitje geven. Ze mochten immers niet meer naar het slachthuis. Je gaat echt door een hel. Want zelf kun je er helemaal niets aan doen. In die tijd ben ik redelijk depressief geraakt. Je ziet je droom in duigen vallen.
ten. Hij heeft een landbouwopleiding gedaan. Maar hij werkt nu bij een keukenbedrijf.
We hadden 900 vleesvarkens en 175 fokzeugen. Na de varkenspest heb ik het vertrouwen in de politiek verloren. Regels zijn goed. Moeten er zijn. Maar waarom moeten die in Nederland strenger zijn dan in de rest van Europa? Dierenwelzijn? Geen boer is slecht voor z’n dieren. Milieu? Ammoniak, luchtwassers, mest, stank, het houdt niet op. Maar het platteland is wél gevormd door de boer. De sector heeft wel degelijk oog voor de samenleving. Die opeenstapeling van regels betekent dat de boeren steeds maar weer extra investeringen moet doen. En gedwongen zijn explosief te groeien om voldoende rendement te halen. Maar dat houdt natuurlijk een keer op. Ik voorspel dat minstens 70 procent van mijn oud-collega’s nog verdwijnt. De rek is eruit. Het is kommer en kwel. En de sector zelf kan er niets aan doen.
Over de vergoeding waren we tevreden. Er was ook een alternatief. Even is er dan het vakantiegevoel. Niet meer vroeg op. Rust. Na veertien dagen begint het echter te knagen. Ik was 55. Wilde aanvankelijk nog eens voor mezelf beginnen. Sierhekwerk maken. Leek me wel leuk. Maar daar kwam weer zoveel bij kijken. Ik werk nu bij een hoveniersbedrijf. En we genieten weer van het leven. Zonder die zware druk. Vangen de kleinkinderen op en kunnen op vakantie.
Ik heb na 1997 een tijdlang meegelopen in de vakbond voor varkenshouders. Hoorde de verhalen over de consequenties van de varkenspest. En ik vond dat er in Nederland geen toekomst meer is voor de intensieve veehouderij. Ons land is te klein. We hebben te weinig ruimte. De varkenspest leidde er ook toe dat ik mijn opvolger kwijtraakte. Mijn zoon zag het niet meer zit-
Mien en Noud van Deursen tevreden over regeling stallensloop
‘Je gaat door een hel’ Brabant
Gelderland
Limburg
Toen de regeling Ruimte voor Ruimte werd afgekondigd, hebben Mien en ik de knoop doorgehakt. We hebben er niet over getwijfeld. Ook niet lang over hoeven na te denken. Voor ons was het gewoon een goede oplossing. Het vertrek van het laatste varken en de sloop van de stallen blijft wel in je geheugen gegrift. Dat was je leven. Daar hadden we 33 jaar voor gewerkt.
Het platteland is er toch wel op vooruit gegaan. Onze stallen hebben plaatsgemaakt voor een geweldig groot gazon. We hebben nu een fantastisch uitzicht. Ik had echt niet geweten wat ik met die stallen aan moest. Er is nu veel open ruimte gecreëerd. Maar ik maak me wel zorgen wat er met die ruimte gebeurd op de langere termijn? De boeren die er nu wonen, worden ouder en er komt een moment dat ze vertrekken. Wie gaat dat beheer doen? Na tien jaar knaagt het niet meer. Gelukkig zijn we samen uit het dal gekropen. We zijn er nu overheen. Maar wat was het een zwarte periode”.
Overijssel
Utrecht
69
De veehouders
De veehouders
In de keuken van zijn boerenwoning in Renswoude wijst Martin Jochemsen op een ingelijste foto aan de muur. Waar zich nu een fantastisch weids landschap ontvouwt, staan op de foto nog ruim 8000 vierkante meter aan varkensen kalverenstallen en kippenloodsen. Jochemsen mist ze niet. Ruimte voor ruimte was voor hem een uitkomst.
“We worden ondergewaardeerd. Terwijl we het landschap toch altijd goed beheerd hebben. En de sector heeft het altijd gedaan. Wij waren schuldig aan de zure regen. Daar hoor je toch niemand meer over? Want eigenlijk was er niets aan de hand. Het houden van vee moet je liggen. Maar één ding staat buiten kijf. Als je niet goed voor je vee zorgt, is het zo gedaan met je bedrijf. Tegenwoordig moet het alsmaar groter zijn. Ik ben er eigenlijk geen voorstander van. Maar kleinschalig kan niet meer. Dan heb je te weinig omzet. De praktijk is nu dus dat je meteen naar de bank moet. Daar krijg je geen financiering meer voor een stal van 500 varkens, maar wel voor een van 2000 varkens. Als boer heb je geen inspraak meer. De banken en de financieel deskundigen maken de dienst uit. En die zijn ook de baas. Je bent eigenlijk geen boer meer. Je bent zetboer. Van de bank. Ik heb vier dochters. En geen opvolger. Dat was voor mij een belangrijke reden om te stoppen. Met een zoon had ik doorgeboerd. Had ik me verder gespecialiseerd in de kippen. En was ik de hoogte ingegaan met nieuwe legbatterijen. Ik was al bezig met de plannen. Zes etages. Maar er speelden meer zaken. Zoveel regelgeving en de beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Op een gegeven ogenblik heb je er gewoon geen zin meer in. Heb je het idee dat je vastloopt. De markt staat geweldig onder druk. Nee, je moet tegenwoordig een speciale kick hebben om nog boer te blijven.
Martin Jochemsen had doorgeboerd als hij een zoon had
‘De banken zijn nu de baas’ Brabant
Gelderland
Limburg
Vijfentwintig jaar geleden was het nog een mooie tijd om te boeren. Was er niets aan de hand. Je had je eigen verantwoordelijkheid. Zelfstandig was nog écht zelfstandig. En je kon onbelemmerd de natuur in. Nu houdt de boswachter je aan, omdat je de hond los laat lopen. Maar dat landschap is toch van ons allemaal? Regels? Nederland gaat eraan onderdoor. In dit deel van Renswoude waren vroeger alleen maar boerenbedrijven. Nu houdt alleen mijn buurman nog varkens en koeien. De rest is gestopt. In de woningen wonen nu ondernemers. Ze komen voor de rust en het natuurschoon. En ik heb al vaker de vraag gekregen of ik mijn resterende grond van zo’n vier hectare niet ook nog wil verkopen. Maar ik ga mijn tuin niet ook nog wegdoen. Ik heb drie grote woningen op de kavel kunnen bouwen in ruil voor de bedrijfsbeëindiging. De provincie Utrecht had die regeling. Ik ben er blij mee. Ik help nu links en rechts bij loonbedrijven. Ik assisteer mijn dochters met verbouwingen en ben druk met mijn oldtimer tractors. Emoties heb ik eigenlijk niet echt gehad, toen de stallen verdwenen. Ik was de tweede generatie boer op deze plek. Mijn vader is het bedrijf begonnen. Hij was ook al uitgekocht. Hij moest weg uit Ede. Ja en zo herhaalt de geschiedenis zich. Alleen zal ik niet meer opnieuw beginnen”.
Overijssel
Utrecht
71
De veehouders
De veehouders
Ze missen hun 72.000 kippen niet. Lies (65) en Jo Coenen (68) uit Ospel besloten aan de stallensloop mee te doen bij gebrek aan een opvolger. En omdat ze nog van het leven wilden genieten. Ruim 5500 vierkante meter stal ging tegen de vlakte. Ook een reeks andere naburige stallen verdwenen. Het buitengebied in Ospel kreeg daarvoor veel extra lucht.
“Het heeft maar heel even hartzeer opgeleverd. Tijdens de sloop. Daarna was het over. De romantiek is er vanaf. In het boerenleven moet het tegenwoordig meteen groot en nog groter zijn. Geleidelijke groei kan niet meer, mag niet meer, of is niet meer in tel. Maar de lasten zijn in een groot bedrijf ook groot en dat is vaak de oorzaak van veel problemen.
Nederland is toch een beetje dolgedraaid. Al die geforceerde natuurontwikkeling. Ik plaats er mijn vraagtekens bij. Als we er met de camper op uitgaan, ontdekt je snel dat er natuur zat is. En mooie akkergrond is ook natuur. Die combinatie zouden bestuurders en politici veel meer moeten leggen. Geef de boer nadrukkelijker een natuurtaak.
De grootvader van Lies is hier beginnen te boeren. Aanvankelijk waren er ook nog koeien en varkens. Uiteindelijk hebben we ons geconcentreerd op de kippen. Dat levert toch het meeste rendement op en de bedrijfsvoering is niet te moeilijk. We hebben het altijd zonder personeel gedaan. Last van dierenziektes hebben we nooit gehad. Een kwestie van goede zorg. En hokken tijdelijk leeg laten staan, zodat het klimaat weer optimaal kan worden. Bij het uitbreken van de vogelpest, kwam nog een heel leger aanzetten om ons bedrijf te ruimen. Maar we stonden al leeg. Er viel niets te ruimen. De vergoeding voor de stallensloop was trouwens goed geregeld. Die vergoeding was alleszins redelijk.
We zijn bijna veertig jaar samen. Lies was enige dochter. Toen ik kwam kennismaken, riep haar vader dat ik eerst naar de kippen moest komen kijken. Hij wilde natuurlijk kijken wat voor vlees hij in de kuip had. Ik ben blij dat we samen het bedrijf hebben overgenomen. Je bent een vrij man met een eigen bedrijf. En we hebben de ouders van Lies absoluut niet teleurgesteld. En na al die jaren zijn we beslist niet uitgepraat. We kunnen uren in de keuken babbelen. We doen veel samen in huis. Nee, we hebben absoluut niet het idee dat het bestaan leeg is geworden na de kippen.
Al die regels voor de veehouderij waren niet prettig. Maar de sector was op een gegeven ogenblik de schuldige voor alles wat verkeerd ging in het milieu. Toch wil elke boer het beste met z’n bedrijf. Anders verdien je niets. Ga je snel kapot. We hebben toch het idee dat veel van die regels bedacht worden door mensen vanachter hun bureau. Die weinig kennis hebben van de boerenmentaliteit. Ook de consument weet nauwelijks wat er zich afspeelt in de sector. Dat is jammer. We hebben hier wel eens mensen gehad, die ons vroegen waar die batterijen nou hangen. Ze meenden dat legbatterijen ook iets met stroom te maken hadden.
Lies en Jo Coenen uit Ospel hadden maar even hartzeer
‘De romantiek is er vanaf’ Brabant
Gelderland
Limburg
We zijn niet de enige zonder opvolger. In onze omgeving zijn diverse boeren die op termijn gewoon moeten stoppen. Er is niemand meer. En bedrijven die te dicht bij de bebouwing zitten, stoppen op een gegeven ogenblik vanzelf. Veel problemen op het platteland lossen zich zo vanzelf op. We hebben een zoon en een dochter. Onze zoon studeert psychologie. Hij had echt niets met kippen. Onze dochter zit wat meer in ons vaarwater. Ze heeft nog niet zo lang geleden een boerderij in Slowakije gekocht. Nee, nee, geen kippen. Voor toeristen….”
Overijssel
Utrecht
73
De zielenherder
De zielenherder
De dag dat hij als nieuwe pastoor kwam kennismaken met het kerkbestuur van Ysselsteyn, verkondigde minister Jozias van Aartsen in het dorp, dat de Nederlandse veehouders een kwart van hun varkens verplicht moesten inleveren. Het kostte Van Aartsen een van de wielen van z’n auto. Pastoor Jenniskens ontpopte zich tijdens de varkenspest in alle opzichten als zielenherder voor de boeren. Vanuit Rome blikt hij terug op dat drama en op de regeling Ruimte voor Ruimte.
“Mijn eerste begrafenis in Ysselsteyn was ook de eerste verjaardag van de uitbraak van de varkenspest. Het was een boer die het niet meer zag zitten. De emoties laaiden in die dagen hoog op. Een ontmoeting met minister Brinkhorst moest bijvoorbeeld afgelast worden. Vanuit Noord-Brabant waren er signalen gekomen, dat er een levensbedreigende situatie voor de minister zou kunnen ontstaan. In Ysselsteyn waren de mensen voor bijna honderd procent afhankelijk van de landbouw. Dat hield niet alleen mij, maar ook alle inwoners bezig. Het kabinet stelde zo’n radicale wetgeving voor, dat er van de boeren niet veel meer zou overblijven. Voordat ik naar Ysselsteyn kwam, had ik 23 jaar in Afrika gewerkt. Ik behoor tot de congregatie van De Montfortanen. Na Afrika werkte ik bijna zes jaar bij de Bond Zonder Naam, een organisatie die de wereld wilde verbeteren door bij zichzelf te beginnen en aandacht te hebben voor mensen in nood. Ik had dus geleerd om naar mensen in nood te luisteren. Die eigenschap kan heel veel goeds doen.
Mathieu Jenniskens, boerenpastoor in Ysselsteyn
‘Boer heeft meer liefde voor zijn dieren dan alle activisten bij elkaar’
Het pastorale werk gebeurt als je midden tussen de mensen staat. De media wisten me opeens te vinden. Het begon met NRC Handelsblad. Ik werd gebeld en zei dat de gedwongen afbouw van de varkensstapel
Brabant
Gelderland
Limburg
desastreus zou zijn voor ons dorp. Naar aanleiding van die uitspraak heeft minister Brinkhorst contact met me opgenomen. En hij is me komen bezoeken. We hebben een uur gepraat. Hij bekeek de zaak vooral van de technische kant. De hoeveelheid mest die de grond in ging, moest verminderen. Ik heb hem proberen te verduidelijken dat het mij om de mensen ging. Dat je niet zomaar wetten kunt veranderen, die het veehouders onmogelijk maken om verder te boeren. Vooral omdat die boeren eigenlijk alles hadden geïnvesteerd in hun bedrijven. Ik heb Brinkhorst weten te overtuigen dat hij nog eens terug moest komen om met de veehouders zelf te praten. De schuld van de varkenspest? De overheden hadden jarenlang zelf gepropageerd, dat er meer geproduceerd moest worden. Schaalvergroting was het toverwoord. Denk maar eens aan onze Europese Commissaris Sicco Mansholt. De overheid gaf toen ook zoveel subsidie dat je als boer voor gek verklaard werd, als je daar geen gebruik van maakte. Er was trouwens een verschil in de opstelling van de verschillende overheden tijdens de varkenspest. Het Rijk toonde het minste begrip voor de situatie. Het provinciebestuur en ook de regio Venray hadden meer begrip voor de situatie van de boeren. De beelden in die tijd, dat de veehouderij een sector was die het milieu naar de mallemoer hielp en zich niet bekommerde om dierengezondheid, werden door de
Overijssel
Utrecht
75
De zielenherder
De zielenherder
groene partijen gecreëerd. Maar een boer heeft meer liefde voor z’n dieren dan al die dierenactivisten bij elkaar die roekeloos met dieren én mensen omgaan.
in de belangstelling. Boeren uit heel Noord-Limburg hielden nauwlettend in de gaten wat er bij ons gebeurde. In ons dorp waren meer dan 200 veehouderijen.
In die tijd heb ik als pastoor geprobeerd er altijd bij te zijn als er iets gebeurde met onze boeren. En vooral morele steun te geven als het weer eens echt moeilijk werd. Een jaar lang heb ik wekelijks met onze mensen en deskundigen van het ministerie vergaderd om een eigen plan op te stellen dat aan de minister zou worden voorgelegd. Ik heb toen vaker gezegd, dat groter en meer niet centraal zou moeten staan, maar dat het vooral zou moeten gaan om betere kwaliteit. Met kwaliteit kun je ook winst behalen.
Ik zou graag in Ysselsteyn zijn gebleven. In 2005 hielden de Montfortanen een kapittel. Dat doen ze elke zes jaar om zich te bezinnen op de toestand om de hoek, maar ook wereldwijd. Ik werd door de Nederlandse Provincie afgevaardigd naar het Generaal Kapittel in Rome. De H. Geest heeft daar naar mijn gevoel een klein foutje gemaakt: ik ben gekozen als assistent van de Generale Overste.
Ik heb er ook voor gepleit om boeren de mogelijkheid te bieden eervol en met opgeheven hoofd te laten stoppen en mensen niet met een grote schuld te laten zitten. Ik ben ervan overtuigd dat de opkoopregeling van mestrechten en de Regeling Ruimte voor Ruimte een vrucht is van dat overleg. Geef mensen een kans. Bied ze de ruimte om op waardige wijze een ander beroep te kiezen. Toch zijn er ook mooie elementen uit die tijd. De saamhorigheid. Boeren, burgers en buitenlui groeiden samen. Hadden aandacht voor elkaar. Ysselsteyn stond toen echt
Brabant
Gelderland
Limburg
Hebben de boeren tijdens de varkenspest steun gevonden in het geloof? Ach, mensen met een gezond boerenverstand lopen niet te koop met wat er in hun hart omgaat. Maar ik ben er zeker van dat ze zich gesteund voelden door wat de kerk voor hen deed en door wat er in onze kerk gebeurde. Dat heb ik vaker mogen horen. Mijn functie in Rome betekent dat ik nu ook veel reis door Europa. Ik ben altijd belangstellend, hoe er in andere landen wordt geboerd. Dat is niet erg verschillend van Nederland. Of het zou moeten zijn dat in Frankrijk, Duitsland en Italië veel meer ruimte is. In Nederland zit je met alles heel dicht op elkaar”.
Overijssel
Utrecht
77
Ministerie van LNV
Ministerie van LNV
Ze is vier dagen demissionair. Het vierde kabinet Balkende is exit. Het crisisgevoel is alweer deels voorbij. Jammer, maar het werk gaat gewoon door, zo redeneert ze. Gerda Verburg is enthousiast over de resultaten van de Regeling Beëindiging Veehouderijen en Ruimte voor Ruimte. Maar ze waarschuwt tegelijkertijd: Er is nog veel te doen in de reconstructiegebieden.
“De boer is geen boekhouder. Dat moeten we ook niet van hem willen maken. Ik ben het niet eens met geluiden uit de sector dat onze regelgeving het ondernemen onmogelijk maakt. We zijn juist volop in de weer om die regeldruk te verminderen. De boer moet er wel voor zorgen dat hij midden in de samenleving staat. Dat er verbindingen worden gelegd met die samenleving. Duurzaamheid is daarbij het toverwoord. Aandacht voor mens, dier en milieu. Meer productkwaliteit. Maar daarbij is wellicht de grootste rol weggelegd voor de consument. De bevolking moet kiezen voor duurzamer voedsel. En de mensen moeten bereid zijn er ook voor te betalen. De supermarkt, het restaurant, de bedrijfskantine, de hele catering moet de consument daar ook van bewust maken. Al die partijen hebben we verzameld in het Platform Verduurzaming Voedsel. Daarin moeten zodanige afspraken worden gemaakt dat we over vijftien jaar internationaal koploper zijn met duurzame voedselproductie. Het ministerie steekt daar tot en met 2012 tien miljoen euro in. Het Pact van Brakkestein is een hele belangrijke stap geweest in de reconstructie die uiteindelijk toch voor een betere balans in het gebruik van de ruimte op het platteland moet zorgen. Intelligent en oplossingsge-
Minister Gerda Verburg van LNV
‘Geen boekhouder van de boer maken’ Brabant
Gelderland
Limburg
richt zijn de sleutelwoorden van die afspraken in maart 2000. Ik was toen Tweede Kamerlid. Kan me herinneren dat de problematiek ernstig was en de emoties erg hoog opliepen: ammoniak, stank, mest, varkenspest, plannen voor varkenszones en een mogelijke koude sanering met veel sociale onrust. Eigenlijk had het Pact voor alle partijen iets moois in petto. Voor de boer, het milieu, de gemeenten en de kwaliteit van het platteland. Op alle fronten moest iets gebeuren. En op alle fronten werd de verantwoordelijkheid genomen. Alle partijen betaalden een deel van de rekening. Werkelijk briljant bedacht. Ruimte voor Ruimte mag je beschouwen als de voorloper en grondlegger van de gebiedsgerichte aanpak via het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Alle partijen hebben daarin de handen in elkaar geslagen op weg naar een vitaal platteland. Ik ben erg trots op het resultaat van het Pact. Wij hebben ruim 15 miljoen kilo fosfaat uit de markt kunnen halen. Dat is tweederde van de oorspronkelijke doelstelling van 23,5 miljoen kilo mest. Een prima resultaat. Er zijn honderden hectaren stalruimte gesloopt en de gemeenten in de vijf reconstructieprovincies hebben de woningbouw een forse, extra injectie kunnen geven. Maar eerlijk is eerlijk. We zijn er nog lang niet. We pro-
Overijssel
Utrecht
79
Ministerie van LNV
Ministerie van LNV
duceren volgens Europese richtlijnen nog steeds te veel fosfaat. Nieuwe actieprogramma’s moeten leiden tot een maximering van het mestgebruik per hectare. De uitvoering van de reconstructieplannen zou van mij ook wat sneller mogen. De invulling van de landbouwontwikkelingsgebieden gaat moeizaam. De aanpak van de Q-koorts vergt nu veel energie. Niemand heeft stilgestaan bij de risico’s van de geitenhouderijen die alsmaar zijn gegroeid. Ook in de buurt van dorpscentra. We hopen dat de huidige vaccinatiestrategie afdoende is. Dan hebben we al een wereld gewonnen. Aan zonering van de geitensector denk ik nog niet. De spanning over het ruimtegebruik op het platteland neemt toe. Tegenstellingen worden scherper. Welke functie moet het worden? Rood, zwart, of groen? Dat is terug te voeren op de hoge ambities. Nederland is ambitieus. De landbouwsector wil ruimte, de natuurorganisaties roepen dat ook. Natura 2000 is daar maar één, grensoverschrijdend, voorbeeld van. Ik ben bezig met stappen om partijen nader tot elkaar te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat we kansen laten liggen. Door slimme combinaties te maken. We moeten af van het idee van óf landbouwgrond, óf natuurgebieden. Natuurmonumenten en LTO moeten zich nadrukke-
Brabant
Gelderland
Limburg
lijker als partners manifesteren. Met minder uitstoot, alternatieve voeding en energiezuinige stallen kan de landbouwsector een hand reiken richting natuur. En waarom zouden koeien de gronden van Natuurmonumenten niet kunnen begrazen? Dat is agrarisch onderhoud van de natuur. Mijn beleid voor de veehouderij reikt verder. Uiteraard moet je oog houden voor de verdere verduurzaming van de sectoren, de schaalvergroting en innovatie, maar daarnaast moet er ook ruimte gecreëerd worden voor de multifunctionele boer. Die zich deels ook richt op zorg, recreatie en de verkoop van streekproducten. Met zo’n diversiteit blijft er een goede toekomst voor boeren. Het is goed dat er in zo’n langlopend proces als de reconstructie van het platteland periodiek wordt teruggeblikt en vooruit gekeken. Zodat het weer helder wordt waar we precies staan. Mogelijk doen we dat iets te weinig. Want door vaker te laten zien, dat er echt vooruitgang is, kun je voor nog wat meer draagvlak zorgen”.
Overijssel
Utrecht
81
De resultaten
Minder fosfaat, een groener platteland en enkele duizenden nieuwe woningen aan de rand van dorpskernen. Dat zijn de resultaten van het Pact van Brakkestein. In het staatje hieronder staan de resultaten per provincie op een rijtje. De kavelverkoop is nog niet afgerond. Provincie
Mestrechten
Stallensloop
fosfaat*
meters*
Limburg
2.864.100 kg
in kilogrammen
Aantal veehouders
in vierkante
aantal RBV-deelnemers* op basis van het Pact van
Noord-Brabant 7.408.800 kg Gelderland Overijssel Utrecht
3.408.000 kg
1 .1 6 7.600 kg
396.200 kg
15.244.700 kg
Peildatum 01.01.2010
595.400 m2 1.7 5 1 .900 m
2
515.500 m2 131.400 m
2
Beschikbare woningen
22.400 m2
3.016.600 m2
Gerealiseerde woningen
Brakkestein (en later daarop
451 155 7
1369 625 171
4173
aangepast in IPO overleg) 900 (1200)
3000 (2296) 1500 (690) 900
200 6500
600
1010
114
630 **
* bron: Ministerie LNV, Directie Kennis , nr. DK006, Oggink en van Vliet, “Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), Eindevaluatie”, april 2005
** Provinciale Staten van Overijssel hebben in 2000 een regeling vastgesteld die afwijkt van de regeling in de andere reconstructieprovincies. De hoofdlijn van de Overijsselse regeling is dat Ruimte voor Ruimte-locaties moeten passen in het Streekplan Overijssel 2000+ en
slechts mogen worden ontwikkeld in of aan de vijf steden, Kampen en de regionale centra Steenwijk en Hardenberg. PS hebben niet willen toestaan dat een RvR-woning wordt gebouwd op de plaats van een gesloopte stal of in de nabij gelegen kleine kern, wat in andere
reconstructieprovincies wel tot de mogelijkheden behoort. De onderhandelingen van GS van Overijssel met bovengenoemde gemeenten
zijn nog niet afgerond. Daardoor is het niet mogelijk om gedetailleerd inzicht te geven in de uiteindelijke resultaten en in het aantal RvR woningen dat boven op het reguliere woningbouwprogramma wordt gerealiseerd. Bovendien zal niet met alle gemeenten een exact aantal te bouwen RvR woningen worden afgesproken. Soms zijn raamovereenkomsten overeengekomen, soms worden andere planologische ontwikkelingen door de provincie ondersteund via het RvR dossier.