Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Eindrapport Studie
Deze studie is een opdracht van het kabinet van Vlaams minister van Plattelandsbeleid Kris Peeters aan de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) in het kader van de themagroep ‘Hergebruik van leegstaande gebouwen op het platteland’ van het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg (IPO). West-Vlaamse Intercommunale (WVI) Methodologie: Anna Verhoeve/Bart Boute Baron Ruzettelaan 35 - 8310 Brugge www.wvi.be Opmaak studie: Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Publicatie rapport: april 2010 Contact: Ann-Sophie Debergh IPO - themacoördinator Vlaamse Landmaatschappij Gulden-Vlieslaan 72 - 1060 Brussel tel.:02 543 69 08 - fax: 02 543 73 95
[email protected] www.ipo-online.be - www.vlm.be © VLM-fotoarchief Foto’s:
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Inhoudsopgave 1. Inleiding.........................................................................................................................................................4 1.1. Context........................................................................................................................................................4 1.2. IPO-themagroep Hergebruik leegstaande gebouwen................................................................................. 4 1.3. Onderzoeksvraag....................................................................................................................................... .5 1.4. Opbouw rapport........................................................................................................................................... 5 2. Methodologie studie..................................................................................................................................... 6 2.1. Steekproef plattelandsgemeenten............................................................................................................... 6 2.2. Opmaak digitale basisinventaris.................................................................................................................. 8 2.3. Opmaak detailinventaris.............................................................................................................................. 9 2.4. Beoordeling ruimtelijke kwaliteit................................................................................................................ 12 3. Detailinventaris: resultaten....................................................................................................................... 14 3.1. Aantal niet-zone-eigen ondernemingen..................................................................................................... 14 3.2. Aard gebouw.............................................................................................................................................. 22 3.3. Ouderdom niet-zone-eigen ondernemingen.............................................................................................. 26 3.4. Aard niet-zone-eigen activiteiten............................................................................................................... 30 4. Ruimtelijke impact: resultaten.................................................................................................................. 36 5. Conclusie....................................................................................................................................................43 5.1. Resultaten IPO-studie............................................................................................................................... 43 5.2. Beleidsvervolg........................................................................................................................................... 43 6. Referenties..................................................................................................................................................44 7. Bijlagen.......................................................................................................................................................45 Bijlagen.............................................................................................................................................................67 Overzicht figuren ............................................................................................................................................. 68 Overzicht tabellen............................................................................................................................................. 69 Overzicht kaarten............................................................................................................................................. 70 Afkortingen.......................................................................................................................................................71
-3-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
1. Inleiding 1.1. Context Het Vlaamse platteland wordt gekenmerkt door een veelheid aan functies. Naast landbouw zijn er steeds meer niet-agrarische economische functies aanwezig (handelszaken, aannemers, kantoorfuncties, garages, hout- en metaalbewerking, wellnessactiviteiten, grondwerken, …). Zij bevinden zich aan de rand of buiten het wettelijk kader van de door het ruimtelijk beleid toegelaten functies. De differentiatie van activiteiten op sites in het landelijk gebied is een autonome en sterke dynamiek met onmiskenbare ruimtelijke en economische gevolgen. Het hergebruik van gebouwen in het landelijk gebied is hier een onderdeel van.
Figuur 1.1: Foto’s van niet-agrarische activiteiten die opduiken in het landelijk gebied van plattelandsgemeenten (bron: VLM)
1.2. IPO-themagroep Hergebruik leegstaande gebouwen Sinds 2006 buigt een IPO-themagroep zich over de kansen en bedreigingen van het hergebruik van gebouwen op het platteland. Het IPO (Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) is een beleidsdomeinoverschrijdend overlegorgaan waarin alle Vlaamse ministers, provincies en gemeenten vertegenwoordigd zijn. Het IPO formuleert beleidsaanbevelingen voor plattelandsgebonden knelpunten en uitdagingen. In de jaren 2006 en 2007 werkte de West-Vlaamse Intercommunale (wvi) aan een methodologie om een gedetailleerde inventaris van economische activiteiten in het landelijk gebied te maken (aantal, aard, ouderdom, type gebouw). De focus lag daarbij op de niet-agrarische, niet-horeca activiteiten in de landelijke zones van het gewestplan. De resultaten van de studie werden in 2008 gepresenteerd in de publicatie “Economische dynamiek en ruimtelijke kwaliteit: onderzoek in de regio Roeselare-Tielt” (Verhoeve & De Roo, 2008). Daaruit bleek een sterke en diverse niet-zone-eigen dynamiek aanwezig te zijn in het landelijk gebied van de regio Roeselare-Tielt, die een belangrijk effect kan hebben op de ruimtelijke kwaliteit. Op vraag van het kabinet van Vlaams minister van Plattelandsbeleid Kris Peeters in april 2008 besloot VLM de methodologie, die de West-Vlaamse Intercommunale (wvi) ontwikkelde, toe te passen op een selectie van Vlaamse plattelandsgemeenten. Op die manier kan er nagegaan worden of de onderzoeksresultaten van wvi in de regio Roeselare-Tielt extrapoleerbaar of differentieerbaar zijn over Vlaanderen. De wvi schreef haar methodologie voor VLM uit in het draaiboek “Studie Plattelandseconomie – Verbreding Vlaanderen: draaiboek” (wvi, 2009). Met dat draaiboek ging VLM aan de slag in 18 geselecteerde plattelandsgemeenten verspreid over de 5 Vlaamse provincies. De studie liep van september 2008 (eerste contacten gemeenten) tot december 2009 (verwerken van de gegevens). Het resultaat van die studie ligt nu voor u.
-4-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
1.3. Onderzoeksvraag “Bestaat op het Vlaamse platteland, net als in de regio Roeselare-Tielt, een sterke niet-zone-eigen economische dynamiek en wat is de invloed van deze eventuele dynamiek op de ruimtelijke kwaliteit van het platteland?” Omdat we vooral geïnteresseerd zijn in de economische activiteiten in de kern van het platteland, werd een “onderzoekszone platteland” afgebakend. De “onderzoekszone platteland” is de som van de landelijke bestemmingszones van het gewestplan (landbouw-, bos-, groen-, park- en natuurgebied). Door agrarische en para-agrarische activiteiten (verwerking en/of vermarkting van eigen producten) buiten beschouwing te laten, wordt de focus van dit onderzoek gelegd op de niet-zone-eigen economische activiteiten op het platteland.
1.4. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 vindt u een beschrijving van de methodologie die werd gehanteerd tijdens deze studie. Er wordt uitgelegd waarom en hoe er 18 plattelandsgemeenten geselecteerd werden. Er wordt beschreven hoe een eerste digitale basisinventaris tot stand kwam met gegevens over niet-zone-eigen ondernemingen in het landelijk gebied en hoe deze basisinventaris werd getoetst aan de realiteit. Daarnaast wordt de methode uit de doeken gedaan die gebruikt werd om de niet-zone-eigen ondernemingen met een bestaande ruimtelijke impact te evalueren op basis van de ruimtelijke kwaliteit van de site. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de detailinventaris, zijnde de getoetste gegevens van de digitale basisinventaris, voorgesteld. Eerst wordt er gefocust op het aantal niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact en wordt de activiteitsdichtheid van de 18 gemeenten van de steekproef onderling vergeleken. Daarna wordt er ingezoomd op het type gebouw waarin de niet-zone-eigen activiteiten met ruimtelijke impact plaatsvinden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen hoeves (gebouwen die minder dan 20 jaar geleden in landbouwgebruik waren) en andere gebouwen. Vervolgens wordt er gekeken naar de oprichtingsdynamiek van de niet-zone-eigen ondernemingen. Tenslotte wordt de aard van de niet-zone eigen activiteiten die voorkomen geanalyseerd. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de beoordeling van de ruimtelijke impact van de niet-zone-eigen activiteiten weergegeven. Na elk aspect van de niet-zone-eigen ondernemingen dat wordt belicht in hoofdstukken 3 en 4 (aantal, type gebouw, oprichtingsdynamiek, aard activiteit, beoordeling ruimtelijke impact) wordt in een box apart de vergelijking gemaakt met de resultaten uit de studie van de wvi in de regio Roeselare-Tielt in 2006 en 2007. In het zesde en laatste hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies van deze studie herhaald. Ook wordt vermeld wat het beleidsmatig vervolg op deze studie zal zijn binnen het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg (IPO). Achteraan vindt u de referenties en bijlagen.
-5-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
2. Methodologie studie De methodologie van deze studie is gebaseerd op de methodologie die de West-Vlaamse Intercommunale (wvi) in de periode 2006-2007 ontwikkelde tijdens het project “Plattelandseconomie in de regio Roeselare-Tielt”. De methodologie bestaat uit 3 stappen: 1. opmaak van een digitale basisinventaris van de plattelandseconomie door het combineren van GIS-lagen en databanken; 2. opmaak van een detailinventaris van de reële plattelandseconomie na toetsing van de digitale basisinventaris met terreinkennis; 3. verzamelen van aanvullende informatie over de ruimtelijke kwaliteit van niet-zone-eigen economische activiteiten. Aan de hand van een pilootgemeente (Heuvelland) werd de methode voor de IPO-studie aangepast aan de meest actuele mogelijkheden van externe datasets. De methodologie, met vermelding van alle technische details, vindt u in de publicatie “Studie Plattelandseconomie – Verbreding Vlaanderen: draaiboek” (wvi, 2009). Dit draaiboek is beschikbaar op www.ipo-online.be. Er werd eveneens een IPO-onderzoeksgroep opgericht. In de onderzoeksgroep zetelen onafhankelijke platte-landsexperten, met een academische achtergrond (de lijst met onderzoeksgroepleden vindt u in bijlage 1), die de kwaliteit van de gebruikte methodologie bewaakten. Peter Cabus (Katholieke Universiteit Leuven) was van augustus 2008 tot september 2009 voorzitter van de onderzoeksgroep. Daarna werd hij vervangen door Anna Verhoeve (werkzaam bij wvi tot januari 2009 en sindsdien bij het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO)).
2.1. Steekproef plattelandsgemeenten De onderzoeksgroep koos ervoor om in 9 plattelandsgebieden, verspreid over de 5 Vlaamse provincies, de niet-zone-eigen economische dynamiek na te gaan. Het gaat concreet om twee plattelandsgebieden per provincie, behalve voor de provincie West-Vlaanderen, waar de wvi reeds cijfermateriaal verzamelde in de regio Roeselare-Tielt en één geselecteerd plattelandsgebied dus volstaat. De twee meest rurale gemeenten van alle 9 plattelandsgebieden werden geselecteerd. Er werd dus niet geopteerd voor een mix van rurale en meer verstedelijkte plattelandsgemeenten. De steekproef is daarvoor te beperkt. Om 18 plattelandsgemeenten te kunnen selecteren, werd gebruik gemaakt van de lijst van plattelandsgemeenten die ontwikkeld werd in de publicaties “De stille metamorfose van het Vlaamse platteland” (bijdrage CABUS, 1999b), Tijdschrift voor Ruimte & Planning (bijdrage CABUS & VANHAVERBEKE, 2001), Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie (bijdrage CABUS & VANHAVERBEKE, 2003) en “Ruimte en economie in Vlaanderen” (CABUS & VANHAVERBEKE, 2004). Deze lijst maakt een indeling van de gemeenten per plattelandsgebied volgens ruraliteit en oppervlakte landbouwgrond. De rangschikking volgens ruraliteit is gebaseerd op een clusteranalyse van de Vlaamse gemeenten. De gehanteerde criteria in de clysteranalyse zijn: • • • • • •
agrariciteit (werkgelegenheid in de landbouw (bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ)) als % totale werkgelegenheid); aandeel cultuurgrond (gebaseerd op landbouwtelling (%) in 2002); aandeel landbouwgrond (gebaseerd op kadaster (%) in 2002); bevolkingsdichtheid (inwoners/km² in 2002); bevolkingsevolutie (1992-2002); werkgelegenheidsdichtheid (werknemers/km² in 2002).
-6-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
De 6 meest rurale gemeenten per plattelandsgebied werden vervolgens gerangschikt van klein naar groot volgens oppervlakte landbouwgrond (kadaster, 2002) (zie bijlage 2). Er werd voorrang gegeven aan gemeenten met een oppervlakte landbouwgrond tussen 15 en 30 km² (waarbij 1 km² gelijk is aan 100 ha). De oppervlakte landbouwgrond staat immers rechtstreeks in relatie met de oppervlakte onderzoekszone platteland waarbinnen de studie wordt uitgevoerd. Bij een oppervlakte landbouwgrond kleiner dan 15 km² is de onderzoekszone te beperkt voor de studie; bij een oppervlakte landbouwgrond groter dan 30 km² is de arbeidsintensieve terreintoetsing van de digitale basisinventaris moeilijk te realiseren binnen de geplande timing van de studie. Een uitzondering werd echter gemaakt voor de pilootgemeente Heuvelland, die een veel grotere oppervlakte heeft (82 km²), maar werd geselecteerd omwille van de bereidheid om in de pilootfase medewerking te verlenen. De overige 17 gemeenten die, op basis van de lijst in bijlage 2, als eerste werden gecontacteerd, hebben ingestemd om mee te werken. In tabel 2.1 vindt u een overzicht van de 18 gemeenten die hebben deelgenomen aan de studie gerangschikt per plattelandsgebied en per provincie. Op kaart 2.1 worden ze gesitueerd binnen Vlaanderen. Pilootgemeente Heuvelland heeft op de kaart een donkerdere kleur gekregen. Provincie
Plattelandsgebied Kempen
Antwerpen Mechelen Haspengouw Limburg Noord-Limburg Meetjesland Oost-Vlaanderen Zuid-Oost-Vlaanderen Hageland Vlaams-Brabant Pajottenland West-Vlaanderen
Westhoek
Gemeente Meerhout Merksplas Berlaar St-Katelijne-Waver Kortessem Nieuwerkerken Bocholt Meeuwen-Gruitrode Kaprijke Zomergem Lierde Zingem Geetbets Hoegaarden Bever Lennik Heuvelland Lo-Reninge
Tabel 2.1: De 18 geselecteerde plattelandsgemeenten per plattelandsgebied en provincie, die de steekproef uitmaken van deze studie
-7-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Kaart 2.1: Situering van de 18 geselecteerde gemeenten en de 9 plattelandsgebieden binnen Vlaanderen
De 18 geselecteerde gemeenten ondertekenden een engagementsverklaring ter bevestiging van hun deelname aan de studie (zie bijlage 3). Deze verklaring verbindt VLM ertoe de privacy van de betrokken gemeenten en diens inwoners te waarborgen bij het bekendmaken van de resultaten van de studie. Hoewel de gegevensverzameling op adresniveau is gebeurd, verloopt de communicatie in dit eindrapport uitsluitend geaggregeerd. De informatie op adresniveau kan wel een belangrijke informatiebron zijn voor het ruimtelijk economisch beleid van de gemeente en wordt daarom teruggekoppeld met de gemeente.
2.2. Opmaak digitale basisinventaris Om tot een digitale basisinventaris van de niet-zone-eigen plattelandseconomie te komen, werden de VKBO data (Verrijkte Kruispuntbank voor Ondernemingen, aftap 13/11/2008) van de 18 gemeenten gekoppeld aan de digitale adrespuntenlaag CRAB (Centraal Referentie Adressen Bestand, toestand 1/1/2008) en aan de digitale gewestplannen (vectoriële versie, 2002). De volledige referenties van de digitale bronnen vindt u in bijlage 4. Op dit verzamelde materiaal werden 3 filters uitgevoerd. De eerste filter was louter praktisch van aard want het totaal aantal ondernemingsnummers werd gereduceerd tot de lokaliseerbare ondernemingsnummers. Het koppelen van de VKBO-data aan de CRAB-gegevens is immers niet mogelijk voor elk ondernemingsnummer wegens onnauwkeurigheden in de databanken. De tweede filter was een ruimtelijke filter. Hierbij werd van de lokaliseerbare ondernemingsnummers diegene overgehouden die gelegen zijn in de onderzoekszone platteland. De onderzoekszone platteland bestaat uit de som van alle gebieden op het gewestplan met een landelijke bestemming, nl. agrarisch gebied, natuurgebied, groengebied, parkgebied en bosgebied. Deze oppervlakte werd daarna aan alle grenzen met 20 meter verkleind om fouten met grensgevallen te vermijden. Het betekent wel dat het uiteindelijk aantal overblijvende ondernemingsnummers een (beperkte) onderschatting van de realiteit zal zijn. In bijlage 5 vindt u op een kaart van elke gemeente uit de steekproef de onderzoekszone platteland in het geel aangeduid. De derde filter is een filter op basis van de aard van de activiteit van de onderneming. De (para-) agrarische ondernemingsnummers werden uit de lokaliseerbare ondernemingsnummers in de onderzoekszone platteland gefilterd. De horeca-activiteiten werden, in tegenstelling tot de studie van de wvi in Roeselare-Tielt, wel meegenomen in de eerste fase. Dit betekent dat alle niet-agrarische ondernemingsnummers die gelokaliseerd werden in het landelijk bestemd gebied van de 18 gemeenten overblijven. Deze verzameling van niet-zoneeigen ondernemingsnummers op het platteland vormen samen de digitale basisinventaris.
-8-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
In tabel 2.2 wordt het totaal aantal ondernemingsnummers per gemeente vóór het toepassen van de 3 filters en het aantal ondernemingsnummers na de filtering opgelijst. Het totaal aantal ondernemingsnummers over de volledige oppervlakte van de 18 gemeenten is 36204. In de digitale basisinventaris, na doorvoering van de 3 filters, blijven er nog 2442 of 6.7% niet-zone-eigen ondernemingsnummers, gelegen in de onderzoekszoekzone platteland, over.
Provincie
Plattelands
ANT Mechelen Haspengouw NoordLimburg Meetjesland O-VL
Zuid-OostVlaanderen Hageland
VL-B Pajottenland W-VL
Totaal aantal ondernemingsnummers
Aantal ondernemingsnummers
Meerhout
1932
117
Merksplas
2046
162
Berlaar
2361
89
St-Katelijne-Waver
4794
289
Kortessem
1860
75
Nieuwerkerken
1555
55
Bocholt
3054
141
Meeuwen-Gruitrode
2880
208
Kaprijke
1775
158
Zomergem
2103
191
Lierde
1322
86
Zingem
1139
110
Geetbets
1412
94
Hoegaarden
1524
57
regio Kempen
LIM
Gemeente
Westhoek
na 3 filters
Bever
537
63
Lennik
2543
197
Heuvelland
2223
201
Lo-Reninge
TOTAAL
1144
149
36204
2442
Tabel 2.2: Totaal aantal ondernemingsnummers per gemeente en het aantal ondernemingsnummers geselecteerd voor de start van de studie
In bijlage 6 vindt u op kaart de lokaliseerbare niet-agrarische activiteiten binnen de onderzoekszone voor alle 18 gemeenten.
2.3. Opmaak detailinventaris Tijdens de tweede fase van de studie werd de digitale basisinventaris, die het resultaat is van het koppelen en bewerken van databank- en GIS-gegevens, getoetst aan de realiteit op het terrein. Uit de testanalyse is gebleken dat deze toetsing noodzakelijk is, omdat de foutenmarge van de digitale basisinventaris te groot wordt geacht om betrouwbare inzichten aan te leveren. Na de verfijning door toetsing aan de reële situatie wordt de basisinventaris de detailinventaris genoemd. Dankzij de toetsing bevat de detailinventaris correcte informatie over het aantal niet-zone-eigen ondernemingen, het type gebouw, de ouderdom en de soort activiteit van de niet-zone-eigen ondernemingen. De digitale basisinventaris bevat 2442 ondernemingsnummers die gelegen zijn in de onderzoekszone platteland van één van de 18 gemeenten en die niet-agrarische activiteiten aangeven. Deze mogelijk nietzone-eigen ondernemingen werden opgelijst per gemeente en ter toetsing voorgelegd aan contactpersonen in de gemeente met een goede terreinkennis. Concreet werd voor elk niet-agrarisch ondernemingsnummer in de onderzoekszone platteland een toetsingsfiche voorbereid. Een voorbeeld van zo’n toetsingsfiche is opgenomen in figuur 2.1.
-9-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Per provincie werd een VLM-medewerker (5 VLM-medewerkers voor de hele studie) aangeduid om vergaderingen met de gemeenten binnen zijn/haar provincie te organiseren. De VLM-medewerker lichtte op elke vergadering de studie toe en begeleidde het toetsen van de fiches.
4 Vestiging Gewestplanzone Type gebouw (in te vullen door contactpersonen) Soort activiteit volgens databank Nacebel Beschrijving
Maatsch. zetel
Groep H/N
Activiteit na controle (in te vullen door contactpersonen) Code na controle (in te vullen door contactpersonen)
Figuur 2.1: Voorbeeld toetsingsfiche gebruikt om de digitale basisinventaris te toetsen aan de realiteit.
Aan het toetsen van de digitale basisinventaris werkten in totaal 51 contactpersonen mee. Meestal zat de VLM-medewerker aan tafel met de stedenbouwkundig ambtenaar, al dan niet samen met de milieu-ambtenaar of de schepen Ruimtelijke Ordening en/of Landbouw en/of Lokale Economie. Soms verleenden ook de burgemeester en andere schepenen hun medewerking. De VLM-medewerkers trachtten de terreinkennis van minstens 2 contactpersonen te raadplegen. Omwille van praktische redenen is dit niet overal gelukt. In die gevallen zat men wel steeds samen met de stedenbouwkundig ambtenaar of de schepen Ruimtelijke Ordening. De toetsingsfiche bevat: • een nummer: dit verwijst naar een nummer op een orthofotokaart (een combinatie van gewestplan en orthofoto) van de gemeente, die de contactpersonen helpt om de ondernemingen te lokaliseren en te herkennen; • informatie uit de digitale basisinventaris - te controleren door de contactpersonen: • vestiging: hier worden de naam, het vestigingsadres, het ondernemingsnummer en de datum van oprichting van de onderneming weergegeven; • maatschappelijke zetel: hier worden de naam, het adres van de maatschappelijke zetel, het nummer van de maatschappelijke zetel en de datum van oprichting van de maatschappelijke zetel weergegeven; • gewestplanzone: de bestemmingszone van het gewestplan waarin de onderneming gelegen is; • soort activiteit volgens databank: activiteiten, geformuleerd volgens de NACE-codes (“Nomenclature Générale des Activités Économiques dans les Communautés Européennes”; de Europese activiteitennomenclatuur), die door de ondernemer officieel wordt opgegeven. • vragen om extra informatie - aan te leveren door de contactpersonen: • type gebouw: Gaat het om een hoeve of een ander gebouw (appartement, handel/huis, huis, magazijn, werkplaats)? Een hoeve wordt in deze studie gedefinieerd als een gebouw dat minder dan 20 jaar geleden dienst deed voor een landbouwactiviteit; • activiteit na controle: Welke activiteit vindt in realiteit plaats op dit vestigingsadres? • code na controle: code toegekend volgens overzicht in tabel 2.3.
-10-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Na het controleren en aanvullen van de informatie op de toetsingsfiche kenden de contactpersonen onder begeleiding van de VLM-medewerker een code toe aan de onderneming. Een overzicht van de codes wordt weergegeven in tabel 2.3.
Code
Betekenis
ACT 1
Niet-agrarisch, niet-horeca activiteit met ruimtelijke impact
ACT 2
Niet-agrarisch, niet-horeca activiteit met (mogelijke) ruimtelijke impact op termijn
ACT 3
Horeca-activiteit in de ruime betekenis
AGR 1
Agrarische activiteit (landbouw/veeteelt/tuinbouw)
AGR 2
Para- en/of verbreed agrarische activiteit
BESTEM
Andere bestemming dan selectie
DUBBEL
Meerdere vestigingen op hetzelfde adres
INSTRM
Activiteit opgenomen in een goedgekeurd planningsinitiatief
NO ACT
Geen economische activiteit met mogelijk ruimtelijke impact
ONBEK
Onbekend
Tabel 2.3: Codering van de ondernemingen gebruikt bij de controle van de basisinventaris
De mogelijke codes zijn: •
•
• •
• • •
ACTIVITEIT: Niet-zone-eigen ondernemingen uit de digitale basisinventaris met een (mogelijke) ruimtelijke impact, die tot op heden (nog) niet zijn opgenomen in een goedgekeurd planningsinstrument, krijgen de code ACT. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen niet-agrarische en niet-horeca activiteiten die reeds een ruimtelijke impact ter plaatse hebben (ACT1) en zij die het potentieel hebben om in de toekomst een ruimtelijke impact te zullen hebben (bijv. door groei van de activiteit) (ACT2). Horeca of plattelandstoerisme wordt geklasseerd als ACT 3. AGRARISCH: Ondanks de filtering van de ondernemingsnummers waarbij de agrarische (akkerbouw, tuinbouw, veehouderij, …) en para-agrarische economische activiteiten (stallenbouw, veetransport, onderhoud landbouwmachines, veevoederproductie, …) niet weerhouden werden bij de opmaak van de digitale basisinventaris, kan het zijn dat er in realiteit op een aantal vestigingsadressen toch louter (para-) agrarische activiteiten plaatsvinden. De agrarische activiteiten krijgen dan code AGR1 en para-agrarische activiteiten (verwerking en/of vermarkting van eigen producten) code AGR2. ANDERE BESTEMMING: Vestigingsadressen die bij toetsing een andere bestemming op het gewestplan blijken te hebben dan een landelijke bestemming (agrarisch, bos-, groen-, park- en natuurgebied). Zij krijgen code BESTEM. DUBBELTELLING: Wanneer verschillende ondernemingsnummers hetzelfde vestigingsadres blijken te hebben, wordt de fiche met het ondernemingsnummer uitgekozen waarvan de opgegeven NACE-codes het meest aansluiten bij de reële activiteiten. Deze studie tracht immers een beeld te verkrijgen van het aantal vestigingsadressen met een niet-zone-eigen activiteit. De andere fiches krijgen code DUBBEL. PLANNINGSINSTRUMENT: Wanneer de niet-zone-eigen onderneming opgenomen is in een goedgekeurd planningsinstrument (BPA, RUP of besluit Vlaamse Regering functiewijzigingen), dan krijgt deze de code INSTRM. ZONDER ACTIVITEIT: Een vestigingsadres krijgt code NO ACT wanneer er geen enkele economische activiteit met (toekomstige) ruimtelijke impact ter plekke aanwezig is. ONBEKEND: De contactpersonen van de gemeente beschikten over onvoldoende informatie over de onderneming om er uitspraak over te doen, waardoor het de code ONBEK krijgt.
Deze studie focust op de vestigingsadressen van niet-zone-eigen activiteiten met een reeds merkbare ruimtelijke impact op het terrein (ACT 1). Zij worden in de derde fase van de studie beoordeeld op de ruimtelijke kwaliteit van hun site.
-11-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
2.4. Beoordeling ruimtelijke kwaliteit In de derde fase van de studie keerden de VLM-medewerkers terug naar de contactpersonen in de gemeente om informatie te verzamelen over de ruimtelijke kwaliteit van de sites van de niet-agrarische, niet-horeca en tevens niet-zone-eigen ondernemingen met bestaande ruimtelijke impact (ACT 1). Aan de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit in de 18 gemeenten werkten in totaal 39 personen mee (zie tabel 2.4).
Provincie
Plattelandsregio Kempen
Antwerpen Mechelen Haspengouw Limburg Noord-Limburg Meetjesland Oost-Vlaanderen Zuid-Oost-Vlaanderen Hageland Vlaams-Brabant Pajottenland West-Vlaanderen
Westhoek
Gemeente
Contactpersonen ruimtelijke kwaliteit
Meerhout
1
Merksplas
5
Berlaar
2
St-Katelijne-Waver
3
Kortessem
2
Nieuwerkerken
2
Bocholt
2
Meeuwen-Gruitrode
2
Kaprijke
2
Zomergem
2
Lierde
2
Zingem
2
Geetbets
1
Hoegaarden
2
Bever
2
Lennik
1
Heuvelland
3
Lo-Reninge
3
TOTAAL
39
Tabel 2.4: Aantal contactpersonen per gemeente die meewerkten aan de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van niet-zone-eigen ondernemingen met bestaande ruimtelijke impact
De wvi ontwikkelde een gestandaardiseerde enquête om voor elke site van een niet-zone-eigen onderneming de ruimtelijke kwaliteit te evalueren. Hierbij wordt nagegaan hoe de site en de gebouwen zijn geïntegreerd in de omgeving. Het gaat niet om een juridisch - planologische beoordeling, noch om de toepassing van de VLAREM-normen. Wel wordt de site beoordeeld op basis van de perceptie van de contactpersonen. Daarbij wordt de site beoordeeld op vijf aspecten, waaraan per aspect de score “negatief”, “neutraal” of “positief” wordt gegeven: • • • • •
gebouwen (architectuur, kleur, …); site, nl. de onbebouwde delen van het erf (verharding, erfbeplanting, …); integratie in het landschap (milieu-impact, reclame, …); mobiliteit (aantal vervoersbewegingen, aard toegangsweg, …); andere hinder (geluid, geur, ..).
-12-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
1 Vestiging Maatsch. zetel Gewestplanzone Type gebouw Beoordeling Gebouwen negatief van ruimtelijke Site (onbebouwde delen erf) negatief impact / Integratie in het landschap negatief kwaliteit Mobiliteitsaspecten negatief Andere: negatief Activiteit na controle Code na controle ACT1
neutraal neutraal neutraal neutraal neutraal
positief positief positief positief positief
Figuur 2.2: Fiche gebruikt ter beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van de niet-zone-eigen ondernemingen
De sites werden één voor één, onder begeleiding van een VLM-medewerker, beoordeeld door de contactpersonen van de gemeente. Dit gebeurde aan de hand van een fiche (figuur 2.2) en een luchtfoto. Indien nodig werd deze werkwijze aangevuld met een terreinbezoek. Bij de verwerking van de beoordeling werd achteraf een eindscore aan elke site gegeven. De eindscore werd op de volgende manier berekend: • • •
wanneer een site op minstens één van de 5 aspecten een negatieve beoordeling krijgt, wordt zijn eindscore NEGATIEF; wanneer een site op alle 5 de aspecten een neutrale beoordeling krijgt, wordt zijn eindscore NEUTRAAL; de overige sites (met een combinatie van positief en neutraal beoordeelde aspecten of volledig positief) krijgen eindscore POSITIEF.
Deze methode zorgt voor een strenge selectie. Sites waarvan één aspect negatief beoordeeld werd (hoewel de andere aspecten positief beoordeeld kunnen zijn), worden beschouwd als sites waarover discussie mogelijk is. Daarom krijgen ze een negatieve eindscore.
-13-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
3. Detailinventaris: resultaten In deze studie vragen we ons af of op het Vlaamse platteland, en meer bepaald in de 18 geselecteerde plattelandsgemeenten, een niet-zone-eigen economische dynamiek bestaat. En zo ja, om hoeveel ondernemingen het gaat, in welke gebouwen de economische activiteiten plaatsvinden, wanneer de activiteiten zijn gestart en om welke activiteiten het gaat. Tijdens deze studie werd de detailinventaris opgemaakt om op deze vragen een antwoord te geven. De detailinventaris ontstond (zoals reeds uitgelegd in hoofdstuk 2) door de digitale basisinventaris (koppeling van databank- en GISgegevens) binnen elke gemeente door personen met terreinkennis te laten toetsen aan de realiteit. De resultaten leest u in dit hoofdstuk.
3.1. Aantal niet-zone-eigen ondernemingen De toetsing van de digitale basisinventaris gebeurde (zoals uitgelegd in hoofdstuk 2) door een code toe te kennen aan elk ondernemingsnummer. Bij de toetsing werd aan de horeca of plattelandstoerisme-activiteiten een aparte code toegekend (ACT 3). De niet-agrarische, niet-horeca activiteiten werden via codes opgesplitst naar gelang de aanwezigheid van een ruimtelijke impact (ACT 1) of het potentieel om een ruimtelijke impact te ontwikkelen in de toekomst (ACT 2). De aantallen niet-zone-eigen activiteiten (niet-agrarische en niet-horeca) en de aantallen horeca-activiteiten in elk van de 18 gemeenten zijn weergegeven in tabel 3.1. In bijlage 7 vindt u het overzicht van alle toegekende codes per gemeente. U vindt er, naast de niet-zone-eigen en de horeca-activiteiten van de gemeente, ook de aantallen van de andere codes: • • • • • •
het aantal ondernemingen waar na toetsing toch een (para-) agrarische activiteit bleek door te gaan ( AGR1 en AGR2); de vestigingsadressen die een andere dan een landelijke bestemming bleken te hebben op het gewestplan (BESTEM); evenals het aantal economische activiteiten opgenomen in een goedgekeurd planningsinitiatief (INSTRM); het aantal ondernemingsnummers gevestigd op hetzelfde adres (DUBBEL); het aantal vestigingsadressen zonder economische activiteit ter plaatse (NO ACT); het aantal ondernemingen waarover onvoldoende informatie beschikbaar was (ONBEK).
-14-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie
Niet-agrarische, niethoreca activiteit met ruimtelijke impact
Niet-agrarische, niet-horeca activiteit met mogelijke ruimtelijke impact in de toekomst
Horeca activiteit in ruime betekenis
17
4
4
Merksplas
7
17
2
Berlaar
13
7
2
St-Katelijne-Waver
30
8
1
Gemeente Meerhout
ANT
LIM
O-VL
VL-B
W-VL
Kortessem
11
2
4
Nieuwerkerken
9
0
1
Bocholt
73
0
2
MeeuwenGruitrode
61
2
10
Kaprijke
68
7
2
Zomergem
27
13
2
Lierde
12
17
3
Zingem
24
5
3
Geetbets
14
6
2
Hoegaarden
9
3
0
Bever
17
3
1
Lennik
31
9
4
Heuvelland
58
6
27
Lo-Reninge
37
2
5
518
111
75
TOTAAL
Tabel 3.1: Overzicht van het aantal niet-zone-eigen ondernemingen met een huidige ruimtelijke impact of met een mogelijke ruimtelijke impact in de toekomst en het aantal horeca- of plattelandstoerisme-activiteiten in de onderzoekszone platteland.
Uit tabel 3.1 blijkt dat van de 2442 ondernemingsnummers, die via 3 filters geselecteerd werden voor de studie, het in 518 gevallen gaat om niet-zone-eigen activiteiten, niet-agrarisch en niet-horeca, die op dit moment een ruimtelijke impact hebben. Van de 2442 ondernemingsnummers werden er ook 111 beoordeeld als niet-zone-eigen activiteiten, nietagrarisch en niet-horeca, die in de toekomst een ruimtelijke impact kunnen ontwikkelen. In Merksplas en Lierde werd er geoordeeld dat er meer niet-zone-eigen activiteiten met een potentiële ruimtelijke impact zijn dan met een bestaande ruimtelijke impact. Het aantal niet-zone-eigen activiteiten met een mogelijke ruimtelijke impact werd in de studie vooral bijgehouden als informatie voor de gemeenten zelf. Op die manier weten zij welke sites in de toekomst zouden kunnen evolueren in de richting van een duidelijke ruimtelijke impact op de omgeving. Vijfenzeventig van de 2442 ondernemingsnummers bleken horeca- of plattelandstoerisme-activiteiten te zijn. In de meeste gemeenten gaat het om een beperkt aantal activiteiten, enkel Meeuwen-Gruitrode (10) en Heuvelland (27) zijn uitschieters. Deze studie focust zich specifiek op de 518 niet-zone-eigen activiteiten die vandaag reeds een ruimtelijke impact hebben. De 111 niet-zone-eigen activiteiten met een mogelijke ruimtelijke impact in de toekomst en de 75 horeca- en plattelandstoerisme-activiteiten worden daarom niet verder besproken in dit rapport.
3.1.1 Absolute aantal niet-zone-eigen activiteiten Opgelet, de absolute aantallen uit tabel 3.1 kunnen niet gebruikt worden om de dynamieken tussen gemeenten te vergelijken! Bij het vergelijken tussen gemeenten is het noodzakelijk dat de aantallen worden bekeken in verhouding tot de oppervlakte onderzoekszone platteland van de gemeenten.
-15-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
In de provincie Antwerpen varieert het absolute aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact in de 4 geselecteerde gemeenten tussen minimum 7 (Merksplas) en maximum 30 (SintKatelijne-Waver). In de provincie Limburg varieert dit tussen 9 (Nieuwerkerken) en 73 (Bocholt), in de provincie Oost-Vlaanderen tussen 12 (Lierde) en 68 (Kaprijke); in de provincie Vlaams-Brabant tussen 9 (Hoegaarden) en 31 (Lennik) en in de provincie West-Vlaanderen tussen 37 (Lo-Reninge) en 58 (Heuvelland). De hoogste absolute aantallen niet-zone-eigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact zijn dus te vinden in Bocholt (73), Kaprijke (68), Meeuwen-Gruitrode (61) en Heuvelland (58). De laagste absolute aantallen in Merksplas (7), Hoegaarden en Nieuwerkerken (allebei 9), en Kortessem (11).
-16-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
3.1.2 Intergemeentelijke verschillen: activiteitsdichtheid De intergemeentelijke verschillen in aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact kunnen worden vergeleken via de activiteitsdichtheid die weergegeven wordt in tabel 3.2. Tabel 3.2 geeft een overzicht van de totale oppervlakte van elke gemeente en de oppervlakte onderzoekszone platteland (som landelijke bestemmingszones – 20m aan rand) van de gemeente. Hiermee wordt de ruraliteitsgraad van elke gemeente berekend. De ruraliteitsgraad drukt het aandeel onderzoekszone platteland per gemeente uit in percentage. Met gegevens over het absoluut aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact en de oppervlakte onderzoekszone platteland wordt de activiteitsdichtheid berekend. De activiteitsdichtheid van de gemeenten weerspiegelt het aantal niet-zone-eigen ondernemingen met een ruimtelijke impact per km² onderzoekszone platteland. Oppervlakte Plattelands regio
Kempen Mechelen Haspengouw NoordLimburg Meetjesland Zuid-OostVlaanderen Hageland Pajottenland Westhoek
Gemeente
Onderzoekszone Totaal platteland (km²) (km²)
Ruraliteits graad
Niet-zone-eigen economische activiteit met ruimtelijke impact
Activiteits dichtheid
Meerhout
36,5
29,3
80,3
17
0,58
Merksplas
44,6
34,9
78,3
7
0,20
Berlaar
24,5
19,1
78
13
0,68
St-Katelijne-Waver
36,2
25
69,1
30
1,20
34
30,1
88,5
11
0,37
Nieuwerkerken
Kortessem
22,5
18,2
80,9
9
0,49
Bocholt
59,3
48,2
81,3
73
1,51
Meeuwen-Gruitrode
91,3
71,9
78,8
61
0,85
Kaprijke
33,6
29,3
87
68
2,32
Zomergem
39,3
35,3
89,9
27
0,76
Lierde
26,3
23,5
89,2
12
0,51
Zingem
24,3
18,7
76,8
24
1,29
Geetbets
35,5
33
92,9
14
0,42
Hoegaarden
34,2
30,5
89,4
9
0,29
Bever
19,3
18,1
93,9
17
0,94
Lennik
31,1
27,1
87,1
31
1,14
Heuvelland
95,2
91,6
96,2
58
0,63
Lo-Reninge
63,4
62
97,9
37
0,60
751
645,9
86
518
0,80
TOTAAL
Tabel 3.2: Ruraliteitsgraad (aandeel oppervlakte onderzoekszone platteland per gemeente) en activiteitsdichtheid (aantal niet –zoneeigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact per km² onderzoekszone platteland)
-17-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Om de activiteitsdichtheid tussen de gemeenten onderling beter te kunnen vergelijken, werden ze uitgezet in figuur 3.1. 0 Meerhout Merksplas Berlaar St-Katelijne-Waver Kortessem Nieuw erkerken Bocholt Meeuw en-Gruitrode Kaprijke Zomergem Lierde Zingem Geetbets Hoegaarden Bever Lennik Heuvelland Lo-Reninge
0,5
1
1,5
2
2,5
0,58 0,2 0,68 1,2 0,37 0,49 1,51 0,85 2,32 0,76 0,51 1,29 0,42 0,29 0,94 1,14 0,63 0,6
Figuur 3.1: De activiteitsdichtheid (aantal niet –zone-eigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact per km² onderzoekszone platteland)
In bijlage 8 wordt op kaart de activiteitsdichtheid van de niet-zone-eigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact per gemeente weergegeven. Uit tabel 3.2 blijkt dat de gemeenten met de grootste totale oppervlakte (Heuvelland (95.2 km²), MeeuwenGruitrode (91.3 km²), Lo-Reninge (63.4 km²) en Bocholt (59.3 km²)) ook de grootste oppervlakte onderzoekszone platteland hebben (Heuvelland (91.6 km²), Meeuwen-Gruitrode (71.9 km²), Lo-Reninge (62 km²) en Bocholt (48.2 km²)). De kleinste gemeenten met tevens ook de kleinste oppervlakte onderzoekszone platteland zijn Bever (19.3 km² oppervlakte, 18.1 km² onderzoekszone platteland), Nieuwerkerken (22.5 km² en 18.2 km²), Zingem (24.3km² en 18.7 km²) en Berlaar (24.5km² en 19.1 km²). Volgens de ruraliteitsgraad in tabel 3.2 (volgens selectie onderzoekszone platteland) zijn de meest rurale gemeenten van 18 gemeenten uit de steekproef Lo-Reninge, Heuvelland, Bever en Geetbets. De minst rurale gemeenten zijn Sint-Katelijne-Waver, Zingem, Berlaar en Merksplas. De berekende activiteitsdichtheid in tabel 3.2 toont aan dat in Kaprijke, Bocholt, Zingem en Sint-KatelijneWaver de meeste niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact te vinden zijn per km² onderzoekszone platteland zijn. De gemeenten met de minste niet-zone-eigen activiteiten met ruimtelijke impact per km² onderzoekszone platteland zijn Merksplas, Hoegaarden, Kortessem en Geetbets. De cijfers van de ruraliteitsgraad en de activiteitsdichtheid van de geselecteerde plattelandsgemeenten vertonen geen indicatie van een mogelijke relatie tussen de twee. De minst rurale gemeenten in deze studie zijn dus niet perse de gemeenten met een hoge activiteitsdichtheid. De West-Vlaamse gemeenten Heuvelland en Lo-Reninge, met relatief hoge absolute aantallen van niet-zoneeigen economische activiteiten met ruimtelijke impact, hebben in vergelijking met andere gemeenten geen opvallend hoge activiteitsdichtheid.
-18-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Conclusie i.v.m. het aantal niet-zone-eigen ondernemingen In de 18 geselecteerde plattelandsgemeenten van deze studie wordt een duidelijke niet-zone-eigen economische dynamiek vastgesteld. In totaal gaat het om 518 niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact die bij de opmaak van de detailinventaris gedetecteerd werden. De gemeenten Kaprijke, Bocholt, Zingem en Sint-Katelijke-Waver kennen de grootste dichtheid van niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in de oppervlakte onderzoekszone platteland binnen hun gemeente. De gemeenten Merksplas, Hoegaarden, Kortessem en Geetbets worden gekenmerkt door de laagste activiteitsdichtheid. Er zijn geen indicaties waarneembaar van een mogelijke relatie tussen de ruraliteitsgraad en de activiteitsdichtheid van de geselecteerde plattelandsgemeenten. De niet-zone-eigen economische dynamiek doet zich in alle geselecteerde plattelandsgemeenten verspreid over de 5 Vlaamse provincies voor. Er bestaan echter grote intergemeentelijke verschillen wat betreft de activiteitsdichtheid in een gemeente.
Opmerking i.v.m. het aantal niet-zone-eigen ondernemingen Het absolute aantal niet-zone-eigen activiteiten dat uit dit onderzoek volgt, betreft om verschillende redenen een onderschatting van de realiteit. De eerste redenen zijn van methodologische aard: (1) de niet lokaliseerbare ondernemingen werden weggelaten uit de digitale basisinventaris (filter 1 in de methodologie), dit betekent niet dat deze ondernemingen niet bestaan; (2) de verkleining van de onderzoekszone platteland met 20m aan elke grens om fouten met grensgevallen te vermijden (filter 2 in methodologie). Daarnaast dienden de contactpersonen een onderscheid te maken tussen niet-zone-eigen activiteiten met een huidige ruimtelijke impact en niet-zone-eigen activiteiten met een mogelijke ruimtelijke impact in de toekomst. Hierbij werden de ondernemingen bij de minste twijfel over de ruimtelijke impact van de activiteiten opgenomen in de tweede categorie. Die tweede categorie werd niet verder meegenomen in de studie.
-19-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BOX 3.1: Absolute aantallen en intergemeentelijke verschillen in Roeselare-Tielt Na het vaststellen van de niet-zone-eigen dynamiek van de 18 plattelandsgemeenten verspreid over Vlaanderen, is het interessant om die dynamiek te vergelijken met de dynamiek die eerder werd vastgesteld door de wvi in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare en Tielt (kaart 3.1). Deze laatsten zijn echter geen plattelandsgemeenten zoals de 18 gemeenten, die geselecteerd werden voor deze IPO-studie. De studie in Roeselare-Tielt werd uitgevoerd in de jaren 2006 en 2007, waarbij de VKBO-data van 1 januari 2006 en het gewestplan van 1 januari 2002 werden gebruikt (Verhoeve & De Roo, 2008). Ter vergelijking, de IPO -studie werd uitgevoerd in 2009 en maakt gebruikt van de VKBO-data van 13 november 2008 en het gewestplan van 2002.
Kaart 3.1: Situering van de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt in Vlaanderen (Verhoeve & De Roo, 2008)
In tabel 3.3 wordt de ruraliteitsgraad en activiteidsdichtheid van de 17 gemeenten in de regio Roeselare-Tielt weergegeven.
Tabel 3.3: Ruraliteitsgraad en activiteitsdichtheid per gemeente in de regio Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
-20-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Om de cijfers van de activiteitsdichtheid gemakkelijker te kunnen vergelijken werden de cijfers van RoeselareTielt en de cijfers van de 18 gemeenten uit de VLM-studie samen opgenomen in figuur 3.2.
Figuur 3.2: Overzicht activiteitsgraad gemeenten IPO-studie en wvi-studie (Verhoeve & De Roo, 2008)
Uit tabel 3.3 blijkt dat er in Roeselare-Tielt 875 niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact werden gedetecteerd, verspreid over 17 gemeenten. Het hoogste absolute aantal niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact bedraagt 90 (Ardooie), het laagste 21 (Wielsbeke). De hoogste gedetecteerde activiteitsdichtheid is 4.6 (Ingelmunster), het laagste is 0.9 (Staden). De totale activiteitsdichtheid over de 17 gemeenten samen is 1.8. Uit figuur 3.2 blijkt dat de activiteitsdichtheid in de 18 plattelandsgemeenten van de IPO-studie in het algemeen lager ligt dan in de gemeenten van Roeselare-Tielt.
-21-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
3.2. Aard gebouw Nu het aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in de 18 geselecteerde gemeenten gekend is, is het interessant om na te gaan hoeveel van deze activiteiten al dan niet in een hoeve plaatsvinden. In deze studie wordt een “hoeve” gedefinieerd als “een gebouw dat minder dan 20 jaar geleden in landbouwgebruik was”. Het zijn de contactpersonen van de gemeenten, die op basis van hun terreinkennis, een inschatting hebben gemaakt van de aard van het gebouw. In deze studie wordt dus geen gebruik gemaakt van de informatie uit het kadaster over de aard van het gebouw. Dit omdat bleek dat de foutenmarge in het kadaster te groot is voor deze toepassing (Verhoeve & De Roo, 2008). Onder de term “ander gebouw” verstaan we in deze studie alles wat geen hoeve is: appartement, huis, een combinatie van huis & handel, magazijn, werkplaats, … In tabel 3.4 wordt het absolute aantal en het percentage niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in hoeves en andere gebouwen per gemeente weergegeven.
Gemeente Meerhout
Totaal niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact
Hoeve
Ander gebouw
% hoeve
% ander gebouw
17
2
15
11,8
88,2
Merksplas
7
1
6
14,3
85,7
Berlaar
13
2
11
15,4
84,6
St-Katelijne-Waver
30
7
23
23,3
76,7
Kortessem
11
0
11
0
100,0
Nieuwerkerken
9
1
8
11,1
88,9
Bocholt
73
13
60
17,8
82,2
MeeuwenGruitrode
61
16
45
26,2
73,8
Kaprijke
68
24
44
35,3
64,7
Zomergem
27
3
24
11,1
88,9
Lierde
12
5
7
41,7
58,3
Zingem
24
7
17
29,2
70,8
Geetbets
14
7
7
50,0
50,0
Hoegaarden
9
4
5
44,4
55,6
Bever
17
9
8
52,9
47,1
Lennik
31
3
28
9,7
90,3
Heuvelland
58
25
33
43,1
56,9
Lo-Reninge
37
20
17
54,1
45,9
TOTAAL
518
149
369
28,8
71,2
Tabel 3.4: Aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact per gemeente die gehuisvest is in een hoeve (minder dan 20 jaar geleden in landbouwgebruik) of een ander gebouw
Uit tabel 3.4 blijkt dat 149 niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in een hoeve plaatsvinden. Dit komt neer op 28.8% van de 518 niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact. Verder blijkt dat er grote intergemeentelijke verschillen bestaan. De gemeenten waar procentueel de meeste niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in een hoeve plaatsvinden Lo-Reninge (54.1%), Bever (52.9%), Geetbets (50%) en Hoegaarden (44.4%) zijn. De gemeenten waar procentueel de minste niet-zoneeigen ondernemingen met ruimtelijke impact in een hoeve plaatsvinden zijn Kortessem (0%), Lennik (9.7%), Nieuwerkerken (11.1%) en Zomergem (11.1%). In figuur 3.3 worden het totale percentage van huisvesting in een hoeve en in een ander gebouw voorgesteld in een cirkeldiagram. In figuur 3.4 worden de cirkeldiagrammen per gemeente weergegeven.
-22-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
28,8% hoeve ander gebouw 71,2%
Figuur 3.3: Percentage van het totale aantal niet-zone-eigen ondernemingen gehuisvest in een hoeve of een ander gebouw in de 18 gemeenten van de steekproef samen
Figuur 3.4: Overzicht percentage niet-zone-eigen ondernemingen in een hoeve of een ander gebouw in elk van de 18 geselecteerde gemeenten
-23-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Conclusie i.v.m. aard gebouw Van de 518 niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in de 18 gemeenten vinden 149 plaats in een hoeve. Dit komt neer op 28.8%. De overige 71.2% gaan door in een ander gebouw dan hoeve (appartement, huis, een combinatie van huis&handel, magazijn, werkplaats, …). Het percentage van niet-zone-eigen activiteiten met ruimtelijke impact gehuisvest in hoeves verschilt sterk van gemeente tot gemeente. Het varieert tussen 54.1% (Lo-Reninge) en 0% (Kortessem).
-24-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BOX 3.2: Aard gebouw in Roeselare-Tielt In tabel 3.5 wordt het aantal en het percentage niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact dat voorkomt in een hoeve in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare en Tielt weergegeven. Figuur 3.5 geeft het totale percentage weer en op kaart de percentages per gemeente apart.
Tabel 3.5: Aantal en percentage niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact die voorkomen in een hoeve of in een ander gebouw in de arrondissementen Roeselare en Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
In Roeselare-Tielt vindt 36.4% van de niet-zone-eigen activiteiten met ruimtelijke impact plaats in een hoeve. Het gaat om 311 van de 875 niet-zone-eigen ondernemingen. De intergemeentelijke verschillen zijn echter groot.
Figuur 3.5: Overzicht van het aandeel niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in hoeves of een ander gebouw in de arrondissementen Roeselare en Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008).
-25-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
3.3. Ouderdom niet-zone-eigen ondernemingen Net als het aantal en de aard van het gebouw waarin niet-zone-eigen ondernemingen met een ruimtelijke impact plaatsvinden, is informatie over de oprichtingsdynamiek van de ondernemingen zinvol om een beeld te krijgen van de niet-zone-eigen economische dynamiek in de 18 geselecteerde gemeenten. De informatie over de oprichtingsdatum van het vestigingsadres zit vervat in de VKBO-gegevens en wordt in deze studie gebruikt. In tabel 3.6 worden voor 4 oprichtingsperiodes (voor 1989, 1989-1993, 1994-1998, 1999-2003 en 2004-2008) het aantal en de percentages van de niet-zone-eigen ondernemingen per gemeente weergegeven. Voor 1989
%
19891993
%
19941998
%
19992003
%
20042008
%
TOT ACT
Meerhout
5
29,4
1
5,9
5
29,4
2
11,8
4
23,5
17
Merksplas
0
0
2
28,6
3
42,9
1
14,3
1
14,3
7
Berlaar
3
23,1
2
15,4
1
7,7
4
30,8
3
23,1
13
St-Katelijne-Waver
2
6,7
1
3,3
7
23,3
10
33,3
10
33,3
30
Kortessem
1
9,1
3
27,3
2
18,2
3
27,3
2
18,2
11
Nieuwerkerken
0
0
1
11,1
0
0
4
44,4
4
44,4
9
Bocholt
10
13,7
11
15,1
15
20,5
16
21,9
21
28,8
73
Gemeente
Meeuwen-Gruitrode
3
4,9
6
9,8
10
16,4
13
21,3
29
47,5
61
Kaprijke
13
19,1
12
17,6
18
26,5
13
19,1
12
17,6
68
Zomergem
6
22,2
2
7,4
8
29,6
4
14,8
7
25,9
27
Lierde
2
16,7
3
25
2
16,7
1
8,3
4
33,3
12
Zingem
7
29,2
4
16,7
5
20,8
4
16,7
4
16,7
24
Geetbets
5
35,7
1
7,1
3
21,4
1
7,1
4
28,6
14
Hoegaarden
1
11,1
1
11,1
2
22,2
1
11,1
4
44,4
9
Bever
0
0
1
5,9
5
29,4
6
35,3
5
29,4
17
Lennik
6
19,4
4
12,9
3
9,7
6
19,4
12
38,7
31
Heuvelland
15
25,9
5
8,6
12
20,7
12
20,7
14
24,1
58
Lo-Reninge
1
2,7
2
5,4
3
8,1
18
48,6
13
35,1
37
TOTAAL
80
15.4
62
12
104
20.1
119
23
153
29.5
518
Tabel 3.6: Ouderdom van de niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in leeftijdsklassen van 5 jaar per gemeente
Tabel 3.6 toont dat 15% van de niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact zijn opgericht voor 1989. Twaalf procent ervan is opgericht tussen 1989 en 1993, 20% tussen 1994 en 1998, 23% tussen 1999 en 2003 en 29% tussen 2004 en 2008. Dit betekent dus dat bijna een derde van de niet-zone eigen ondernemingen zijn opgericht tussen 2004 en 2008. Bij de gemeenten Meeuwen-Gruitrode (47.5%), Nieuwerkerken (44.4%), Hoegaarden (44.4%) en Lennik (38.7%) ligt het zwaartepunt van de oprichtingen van niet-zone eigen ondernemingen met een ruimtelijke impact in de laatste oprichtingsperiode 2004-2008. Het omgekeerde geldt voor de gemeenten Merskplas (14.3%), Zingem (16.7%), Kaprijke (17.6%) en Kortessem (18.2%). Bij hen situeert zich het zwaartepunt van oprichtingen in vroegere periodes. Figuur 3.6 stelt de oprichtingsdynamiek visueel voor. De oprichting van de niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact wordt als percentage weergegeven in de balkjes. De zwarte balkjes tonen het aandeel van het totale aantal gedetecteerde niet-zone-eigen ondernemingen opgericht in een tijdsinterval-1-. Daarnaast wordt er een onderscheid gemaakt tussen het percentage van de oprichting van niet-zone-eigen ondernemingen in een hoeve (groene balkjes)-2- en in een ander gebouw (rode balkjes).
-1Opgelet, bij het interpreteren van de grafiek kunnen de aantallen van de verschillende tijdsintervals niet zomaar opgeteld worden om een beeld te krijgen van de huidige toestand. Hiervoor moet immers ook de stopzettingsdynamiek van de ondernemingen in rekening genomen worden. -2Omwille van de specifieke definitie van het begrip “hoeve” in deze studie (minstens 20 jaar geleden in landbouwgebruik), komt er geen hoeve voor 1989 voor.
-26-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
100% 90% 80% 70% 60%
totaal
50%
ander gebouw
40%
hoeve
30% 20% 10% 0% voor 1989
1989-1993
1994-1998
1999-2003
2004-2008
Figuur 3.6: De oprichtingsdynamiek van de niet-zone-eigen ondernemingen met een ruimtelijke impact weergegeven voor 5 periodes van telkens 5 jaar
In figuur 3.6 valt op dat er een sterke oprichtingsdynamiek waarneembaar is in het laatste tijdsinterval 2004 2008. De niet-zone-eigen dynamiek is dus een actuele dynamiek. Ook is de oprichtingsdynamiek tussen 2004 en 2008 groter in hoeves (37%) dan in andere gebouwen (26%). Daarnaast kunnen we uit figuur 3.6 afleiden dat de niet-zone-eigen activiteiten ook een historische verankering kennen. In bijlage 9 wordt voor elke gemeente apart de oprichtingsdynamiek van de niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact weergegeven. Daarbij valt op dat er sterke intergemeentelijke verschillen zijn.
-27-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Conclusie i.v.m. de ouderdom van niet-zone-eigen ondernemingen Ongeveer één derde van de niet-zone-eigen ondernemingen met een ruimtelijke impact werd recent opgericht, in de jaren 2004 tot en met 2008. Van alle ondernemingen gevestigd in hoeves is 37% opgericht in de periode 2004 - 2008, tegenover 26% over dezelfde periode in andere gebouwen. Ook wat betreft de oprichtingsdynamiek kunnen belangrijke intergemeentelijke verschillende vastgesteld worden.
Opmerking i.v.m. de ouderdom van niet-zone-eigen ondernemingen Omdat de datum van oprichting, opgegeven voor het vestigingsadres in de VKBO-data, niet werd getoetst door de contactpersonen met terreinkennis in de gemeente, kan het zijn dat er een lichte onderschatting werd gemaakt van de ouderdom van de ondernemingen (m.a.w. een overschatting van het aantal ondernemingen dat recent werden opgericht). Een onderneming kan bijv. van vader op zoon overgaan en hierbij een nieuw ondernemingsnummer krijgen, ook al verandert er aan de activiteiten niets. In dit geval zou de activiteit jonger worden ingeschat dan ze in werkelijkheid is.
-28-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BOX 3.3: Ouderdom in Roeselare-Tielt In tabel 3.7 en figuur 3.7 wordt de oprichtingsdynamiek van de niet-zone-eigen ondernemingen in RoeselareTielt weergegeven.
Tabel 3.7: Ouderdom van de niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in leeftijdsklassen van 5 jaar per gemeente van de regio Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
Figuur 3.7: Ouderdom van de niet-zone-eigen ondernemingen van de 17 gemeenten in Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
Uit figuur 3.7 blijkt dat 26% van de gedetecteerde niet-zone-eigen ondernemingen werd opgericht tussen 2001 en 2005. Bij de hoeves werd 30% in gebruik genomen tussen 2001 en 2005; bij de andere gebouwen 24%. Ook de historische verankering van de oprichting van de niet-zone-eigen activiteiten is zichtbaar in de grafiek.
-29-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
3.4. Aard niet-zone-eigen activiteiten Het derde en laatste onderzocht aspect van de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact dat is opgenomen in de detailinventaris, is de aard van de niet-zone-eigen activiteiten. We gaan na welke soort activiteiten het meeste voorkomen en of er verschillen zijn in soort activiteit afhankelijk van de aard van het gebouw waarin de activiteit plaatsvindt (in een hoeve of in een ander gebouw). In tabel 3.8 worden de meest voorkomende soorten economische activiteiten, ongeacht de aard van het gebouw, opgesomd. Het zijn de activiteiten die minstens tweemaal voorkomen in de lijst met alle niet-zoneeigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in de 18 gemeenten samen. In totaal gaat het om 505 verschillende niet-zone-eigen activiteiten. Ze vormen 94.2% van het totale aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact. Opgelet, het aantal verschillende activiteiten in totaal (536) is groter dan het aantal vestigingsadressen van nietzone-eigen ondernemingen (518). Op één vestigingsadres kunnen immers meerdere economische activiteiten plaatsvinden! Bijvoorbeeld een mazoutleverancier wordt zowel onder “handel” als “transport” meegerekend. In totaal is er in 18 gevallen sprake van een dubbele activiteit op een site. AARD van de niet-zone-eigen activiteiten (aantal>2)
Aantal
% van totale aantal niet-zone-eigen activiteiten
handel
105
19,6
aannemer
99
18,5
kantoor
57
10,6
tuinaanleg
35
6,5
metaalbewerking
30
5,6
transport
26
4,9
garage-carrosserie
20
3,7
grondwerken
19
3,5
houtbewerking
19
3,5
wellness
16
3,0
kapsalon
14
2,6
manege
9
1,7
stapeling (niet-agrarisch)
8
1,5
(para-)medische praktijk
7
1,3
elektriciteitswerken
7
1,3
voedselverwerking
7
1,3
loonwerker (niet-agrarisch)
6
1,1
huisdierenhotel
4
0,7
klusjesman
4
0,7
drukkerij
3
0,6
huisdierenverzorging
3
0,6
verhuur tenten
3
0,6
onderhoud machines
2
0,4
seminariecentrum TOTAAL
2
0,4
505
94,2
Tabel 3.8: Overzicht aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact (aantal > 2)
De 5 meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten, over de verschillende gebouwtypes samen, zijn handelszaken (alle mogelijke types klein- en groothandel), aannemers (dakwerken, chapewerken, …), kantoren (banken, verzekeringskantoren, studiebureaus, … met een onthaalfunctie), tuinaanleggers (plantencentra, tuinarchitecten, klinkerleggers, …) en metaalbewerking (smid, lasser, schrijnwerker, …) waarvan de eerste 3 reeds 50% van alle niet-zone-eigen activiteiten in de 18 gemeenten voor hun rekening nemen.
-30-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
De top tien wordt vervolledigd door transportactiviteiten, garage-carrosserie (geen autoverkoop!), grondwerken, houtbewerking (meubelmaker, schrijnwerker, …) en wellnes (fitness, sauna, schoonheidssalon,…). In tabel 3.9 worden enkel de niet-zone-eigen activiteiten die in hoeves voorkomen weergegeven. Van alle soorten niet-zone-eigen economische activiteiten in hoeves komen de meeste minstens 2 keer voor (90%). In totaal konden 167 van 185 niet-zone-eigen activiteiten in hoeves ondergebracht worden in klassen van minstens 2 dezelfde activiteiten. In figuur 3.8 worden de percentages van het voorkomen van niet-zone-eigen activiteiten in hoeves visueel voorgesteld. AARD van niet-zone-eigen activiteiten in hoeves (aantal>2)
Aantal
% van totale aantal niet-zone-eigen activiteiten in hoeves
aannemer
30
16,2
handel
27
14,6
tuinaanleg
15
8,1
metaalbewerking
13
7,0
grondwerken
13
7,0
kantoor
12
6,5
transport
10
5,4
manege
8
4,3
houtbewerking
6
3,2
loonwerker (niet-agrarisch)
6
3,2
kapsalon
5
2,7
garage-carrosserie
4
2,2
wellness
4
2,2
stapeling (niet-agrarisch)
2
1,1
(para-)medische praktijk
2
1,1
elektriciteitswerken
2
1,1
voedselverwerking
2
1,1
klusjesman
2
1,1
huisdierenverzorging
2
1,1
verhuur tenten TOTAAL
2
1,1
167
90,3
Tabel 3.9: Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten in hoeves (aantal >2)
25 20 16,2 15 10 5
14,6
8,1
7
7
6,5
5,4
4,3
3,2 3,2 2,7 2,2 2,2
1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1
aa nn em e ha r nd m t et ui n e a a aa l lb n le e gr we g on rk dw ing er ke ka n n tra toor lo n on sp w o er ho m rt ke ut an b r( e ni ew ge et -a erk i gr n g ar ga is c ra k ge a h) p c a sa st ap rro l on el ss in er g (p w ie ( ar a- nie el ln )m t-a es ed g r s el is c aris ek he ch tr ) v o ic ite pra ed its k tij se we k lve rk rw en hu er is ki k di l u er s ng en jes m v v e erz an o rh u u rg in rt g en te n
0
Figuur 3.8: Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in hoeves (aantal >2)
-31-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Uit tabel 3.9 en figuur 3.8 blijkt dat aannemers, handelszaken, tuinaanleggers, metaalbewerkingsactiviteiten en grondwerken de vijf meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten in hoeves zijn. Tabel 3.10 geeft een overzicht van de soorten niet-zone-eigen activiteiten met ruimtelijke impact in andere gebouwen. Van de 351 activiteiten die in andere gebouwen plaatsvinden, konden 330 (94%) worden ondergebracht in klassen van minstens 2 dezelfde activiteiten. In figuur 3.9 wordt deze informatie in een grafiek voorgesteld. AARD van niet-zone-eigen activiteiten in andere gebouwen dan hoeves (aantal>2)
Aantal
% van totale aantal niet-zone-eigen activiteiten in andere gebouwen
handel
78
22,2
aannemer
69
19,7
kantoor
45
12,8
tuinaanleg
20
5,7
metaalbewerking
17
4,8
transport
16
4,6
garage-carrosserie
16
4,6
houtbewerking
13
3,7
wellness
12
3,4
kapsalon
9
2,6
grondwerken
6
1,7
stapeling (niet-agrarisch)
6
1,7
(para-)medische praktijk
5
1,4
elektriciteitswerken
5
1,4
voedselverwerking
5
1,4
huisdierenhotel
3
0,9
drukkerij
3
0,9
klusjesman
2
0,6
330
94,0
TOTAAL
Tabel 3.10: Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten buiten hoeves (aantal >2)
25 22,2 19,7 20 15
12,8
10 5
5,7 4,8 4,6 4,6 3,7 3,4 2,6 1,7 1,7 1,4 1,4 1,4 0,9 0,9 0,6
ha aa nd nn el em e ka r nt o m t et ui n or a a aa n lb ew l eg er ga ki ra ge tran ng -c sp a o ho rros rt ut se be r w ie er ki w ng el ln e st ka ss ap gr ps el i on al (p ng ar (n dwe on a- ie t )m -a rke ed g ra n el is c ris ek he ch tr ) p v o ic ite rak ed its tij se we k lve rk hu rwe en is di rk in er en g ho dr tel u k l kk e us r je ij sm an
0
Figuur 3.9: Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in andere gebouwen dan hoeves (aantal >2)
In andere gebouwen dan hoeves zijn de 7 meest voorkomende activiteiten handelszaken, aannemers, kantoren, tuinaanleggers, metaalbewerkingsactiviteiten, transportbdrijven, garage-carrosserie.
-32-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
In vergelijking met de soort activiteiten in de hoeves, zijn handelszaken, kantoren, transportbedrijven, garagecarrosserie, houtbewerking, wellness-activiteiten, kapsalons, stapeling, (para-) medische praktijken en elektriciteitswerken relatief gezien vaker voorkomend in andere gebouwen. In hoeves daarentegen komen aannemers, tuinaanleggers, metaalbewerkers, grondwerkbedrijven, maneges en (niet-agrarische) loonwerkers relatief gezien vaker voor. Als we kijken naar het percentage van activiteiten dat minstens 2 keer voorkomt, valt het op dat er in de hoeves een diverser gamma aan niet-zone-eigen activiteiten doorgaat. Hier konden immers 90.3% van de activiteiten minstens per 2 gegroepeerd worden, waar dit in andere gebouwen 94% is.
Conclusie i.v.m. de aard van de niet-zone-eigen activiteiten De vijf meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten zijn handelszaken, aannemers, kantoren, tuinaanlegbedrijven en metaalbewerkingsactiviteiten. Zij vertegenwoordigen samen 60.8% van de nietzone-eigen activiteiten Wanneer er onderscheid wordt gemaakt volgens het type gebouw waarin de activiteit doorgaat, dan valt op dat aannemers, tuinaanleggers, metaalbewerking, grondwerken, maneges en loonwerkers activiteiten zijn die vaker voorkomen in hoeves dan in andere gebouwen. In andere gebouwen komen dan weer meer handelszaken, kantoren, transportbedrijven, garage-carrosserie, houtbewerking, wellness-activiteiten en kapsalons voor.
-33-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BOX 3.4: Aard activiteiten in Roeselare-Tielt Tabel 3.11 geeft de soorten niet-zone-eigen activiteiten weer die minstens 5 keer voorkomen binnen de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare en Tielt.
Tabel 3.11: Aard van de niet-zone-eigen activiteiten die minstens 5 keer voorkomen in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
Van de niet-zone-eigen activiteiten in Roeselare-Tielt zijn 45% aannemers, handelszaken en tuinaanleggers. Transportbedrijven, houtbewerking, garage-carrosserie, metaalbewerking en stapeling (niet-agrarisch) vertegenwoordigen telkens meer dan 5% van de activiteiten. Als we de opsplitsing maken tussen niet-zone-eigen activiteiten in hoeves en in andere gebouwen, zien we dat in figuur 3.10 de meest voorkomende activiteiten in hoeves respectievelijk handelszaken, tuinaanleggers, transportbedrijven, aannemers en metaalbewerking is.
Figuur 3.10: De meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten in hoeves in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
-34-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Uit figuur 3.11 blijkt dat de meest voorkomende activiteiten in andere gebouwen respectievelijk aannemers, handelszaken, houtbewerking, garage-carrosserie en tuinaanleg zijn. Aannemers komen dus in verhouding vaker voor in andere gebouwen dan in hoeves in de gemeenten van Roeselare-Tielt. Ook bij houtbewerking en garage-carrosserie is dit het geval.
Figuur 3.11: De meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten in andere gebouwen dan hoeves in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
-35-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
4. Ruimtelijke impact: resultaten Hoofdstuk 3 toont aan dat in alle 18 Vlaamse plattelandsgemeenten uit de steekproef een niet-zone-eigen economische dynamiek plaatsvindt. De contactpersonen van de gemeenten met terreinkennis oordeelden dat in totaal 518 niet-zone-eigen activiteiten op het moment van toetsing (medio 2009) reeds een ruimtelijke impact hadden. Van 111 niet-zone-eigen activiteiten wordt gedacht dat zij een mogelijke ruimtelijke impact kunnen ontwikkelen in de toekomst. Om te weten te komen hoe de ruimtelijke impact van de 518 niet-zone-eigen activiteiten door contactpersonen uit de gemeente wordt gepercipieerd, werd aan de mensen die meewerkten aan de eerste fase van de studie (toetsing digitale basisinventaris) gevraagd om de niet-zone-eigen actviteiten met ruimtelijke impact in hun gemeenten te beoordelen op een aantal aspecten van ruimtelijke kwaliteit. Zoals reeds aangehaald in hoofdstuk 2, werden elk van de 518 sites van niet-zone-eigen activiteiten beoordeeld op de volgende vijf aspecten: • gebouwen (architectuur, kleur, …); • site, nl. de onbebouwde delen van het erf (verharding, erfbeplanting, …); • integratie in het landschap; • mobiliteit; • andere hinder (geluid, geur, ..). De verwerking van de 5 scores tot 1 totaalscore per site gebeurt zo dat een site op de 5 aspecten enkel positief en eventueel neutraal mocht scoren om een totaalscore “positief” te krijgen. Van zodra 1 van de aspecten negatief wordt beoordeeld, wordt de totaalscore van de site ook “negatief”. Ook indien bijvoorbeeld andere aspecten wel positief zouden scoren. Dit betekent immers dat er discussie bestaat over de ruimtelijke kwaliteit van de site. Wanneer alle 5 aspecten als “neutraal” worden beoordeeld, wordt de totaalscore ook “neutraal”. In tabel 4.1 zijn de resultaten weergegeven van de ruimtelijke waardering voor de 505 niet-zone-eigen activiteiten die minstens tweemaal voorkomen. Per totaalscore (negatief, neutraal of positief) wordt het absolute aantal en het percentage van de verschillende niet-zone-eigen activiteiten weergegeven. Daarnaast worden ook de absolute aantallen van de verschillende niet-zone-eigen activiteiten weergegeven volgens hun voorkomen in een hoeve of een ander gebouw. In grafiek 4.1 wordt een synthesebeeld gegeven van tabel 4.1. Deze grafiek geeft enkel de percentages voor de negatieve en de positieve totaalscore qua ruimtelijke waardering. De percentages voor de neutrale totaalscore worden hier achterwege gelaten omdat deze weinig informatie geven over de ruimtelijke impact van de activiteit.-3-
-3-
Het ontbrekende percentage omin de grafiek tot een som van 100% per soort activiteit te komen is gelijk aan het percentage dat neutraal scoorde.
-36-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Aard
Negatieve ruimtelijke waardering aantal
% totaal negatief
handel
30
aannemer
30
kantoor
Neutrale ruimtelijke waardering
hoeve
ander
aantal
% totaal neutraal
22,6
4
26
25
22,6
10
20
30
4
3,0
2
2
tuinaanleg
4
3,0
1
metaalbewerking
9
6,8
transport
8
6,0
garage-carrosserie
13
grondwerken
Positieve ruimtelijke waardering
Totaal
hoeve
ander
aantal
% totaal positief
hoeve
ander
17,5
8
17
50
21,8
15
35
105
21,0
10
20
39
17,0
10
29
99
15
10,5
3
12
38
16,6
7
31
57
3
11
7,7
7
4
20
8,7
7
13
35
2
7
10
7,0
5
5
11
4,8
6
5
30
3
5
9
6,3
4
5
9
3,9
3
6
26
9,8
4
9
3
2,1
0
3
4
1,7
0
4
20
9
6,8
6
3
5
3,5
4
1
5
2,2
3
2
19
houtbewerking
4
3,0
1
3
7
4,9
2
5
8
3,5
3
5
19
wellness
1
0,8
0
1
4
2,8
1
3
11
4,8
3
8
16
kapsalon
0
0
0
0
7
4,9
3
4
7
3,1
2
5
14
Manege
3
2,3
3
0
1
0,7
1
0
5
2,2
4
1
9
stapeling (niet-agrarisch)
3
2,3
1
2
2
1,4
0
2
3
1,3
1
2
8
(para-)medische praktijk
1
0,8
0
1
3
2,1
1
2
3
1,3
1
2
7
elektriciteitswerken
0
0
0
0
3
2,1
0
3
4
1,7
2
2
7
voedselverwerking
1
0,8
0
1
1
0,7
0
1
5
2,2
2
3
7
loonwerker agrarisch)
4
3,0
4
0
1
0,7
1
0
1
0,4
1
0
6
huisdierenhotel
2
1,5
1
1
2
1,4
0
2
0
0
0
0
4
klusjesman
3
2,3
2
1
0
0
0
0
1
0,4
0
1
4
drukkerij
0
0
0
0
0
0
0
0
3
1,3
0
3
3
huisdierenverzorging
0
0
0
0
3
2,1
2
1
0
0
0
0
3
verhuur tenten
2
1,5
2
0
1
0,7
0
1
0
0
0
0
3
onderhoud machines
2
1,5
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
2
seminariecentrum
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0,9
1
1
(niet-
133 100 47 86 143 100 52 91 229 100 71 158 TOTAAL Tabel 4.1: Ruimtelijke waardering van de niet-zone-eigen activiteiten waarvan de soort activiteit minstens tweemaal voorkomt
-37-
2 505
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
%negatieve waardering in hoeve
-80
-60
%negatieve waardering in ander gebouw
-40
-20 -24,8
-3,8
-20,2
-10,1
-8,6 -23,3
-45,0
-20,0
0,0
-31,6 -5,3 -6,30,0 0,0 -33,3 -12,5
-14,3
metaalbewerking
23,1
transport
20,0
garage-carrosserie 10,5
grondwerken
15,8
26,3
18,8
houtbewerking
14,3
35,7
kapsalon
44,4
11,1
25,0
14,3
0,0
28,6 0,0
manège stapeling (niet-agrarisch) (para-)medische praktijk
28,6 28,6
16,7
wellness
50,0
0,0
0,0
tuinaanleg
16,7
12,5 0,0
kantoor
37,1
0,0
-14,3
-66,7
20,0
15,8
-15,8
aannemer 54,4
11,5
80 handel
29,3
20,0
-11,5
60
33,3
12,3
-2,9
%positieve waardering in ander gebouw
40
14,3
-6,7
-19,2
-25,0
20
10,1
-3,5 -3,5
-15,8
%positieve waardering in hoeve
0
28,6
electriciteitswerken 42,9
voedselverwerking loonwerker (niet-agrarisch)
Figuur 4.1: Overzicht % positief en negatief gewaardeerde niet-zone-eigen activiteiten (aantal >2) volgens soort activiteit
-38-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Uit tabel 4.1 en grafiek 4. 1 blijkt dat sommige activiteiten sterker in één bepaalde richting van ruimtelijke waardering scoren dan anderen. Zo worden kantoren, tuinaanleggers, wellnesspraktijken, kapsalons, (para-) medische praktijken, elektriciteitswerken en voedselverwerking hoofdzakelijk positief beoordeeld (minder dan 15% negatief beoordeeld). Activiteiten die eerder negatief beoordeeld worden (meer dan 50% negatief) zijn garage-carrosserie, grondwerken en (niet-agrarische) loonwerkers. De overige activiteiten scoren zowel positief als negatief qua ruimtelijke impact. Het grote merendeel van de niet-zone-eigen activiteiten (73.6%) scoort positief of neutraal op ruimtelijke impact. In totaal scoren 45.3% (229 van 505 activiteiten) van de niet-zone-eigen activiteiten positief, 28.3% (143 van 505 activiteiten) neutraal en 26.3% (133 van 505 activiteiten) negatief. In figuur 4.2 wordt de reden waarom een niet-zone-eigen activiteit negatief beoordeeld wordt op ruimtelijke impact geanalyseerd. De figuur geeft een overzicht van de beoordeling van de 5 aspecten van ruimtelijke kwaliteit (in absolute aantallen) die opgenomen zijn in de enquête. In totaal kregen 136 van de 518 niet-zoneeigen ondernemingen een negatieve beoordeling. Daaruit blijkt dat respectievelijk de aspecten integratie in het landschap, de site (onbebouwde delen van het erf) en de gebouwen negatief worden beoordeeld. Andere hinder zoals geur- of geluidshinder wordt bijna niet gesignaleerd. De mobiliteit die de site creëert wordt beperkt negatief, maar voornamelijk neutraal beoordeeld.
Figuur 4.2: Analyse van het aantal keer dat de verschillende deelaspecten van ruimtelijke kwaliteit aan de basis lagen van een negatieve totaalscore qua ruimtelijke kwaliteit
-39-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Conclusie i.v.m. de ruimtelijke impact Het grote merendeel (372 van 505 of 73.6%) van de niet-zone-eigen activiteiten (die minstens 2 keer voorkomen in de 18 gemeenten samen) scoort positief of neutraal op ruimtelijke impact. Wanneer de beoordeling van de verschillende soorten activiteiten wordt geanalyseerd, valt op dat kantoren, tuinaanleggers, wellness-activiteiten, kapsalons, (para-) medische praktijken en elektriciteitswerken voornamelijk positief scoren. Garage-carrosserie, grondwerken en niet-agrarische loonwerkers scoren voornamelijk negatief. Maar de meeste niet-zone eigen activiteiten scoren zowel positief als negatief op ruimtelijke impact. Hier vallen o.a. de vaak voorkomende activiteiten handelszaken en aannemers onder. Voor het merendeel van de niet-zone-eigen activiteiten is de ruimtelijke beoordeling, louter op basis van de soort activiteit, dus moeilijk te maken. Als een site negatief beoordeeld werd, lag dit het vaakst aan de integratie in het landschap, de onbebouwde delen van het erf of de gebouwen. De impact op de mobiliteit of het veroorzaken van hinder (geur, geluid,…) is niet zo vaak de oorzaak van een negatieve beoordeling.
-40-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BOX 3.5: Ruimtelijke impact in Roeselare-Tielt Wat betreft de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit werd in de IPO-studie, op vraag van de onderzoeksgroep, de mogelijkheid om “neutraal” te antwoorden toegevoegd voor de contactpersonen in de gemeente. Deze mogelijkheid bestond niet in de studie van de wvi. Ook beperkte de wvi zich tot de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van een steekproef van niet-zone-eigen ondernemingen. Dit gebeurde in de IPO-studie voor alle 518 gedetecteerde niet-zone-eigen ondernemingen met een bestaande ruimtelijke impact. In tabel 4.2 wordt het aantal en het percentage van de niet-zone-eigen activiteiten weergegeven dat negatief of positief werd beoordeeld op ruimtelijke kwaliteit in Roeselare-Tielt. Daaruit blijkt dat de meeste niet-zone-eigen activiteiten (205 van 330 of 62%) positief scoren. Er zijn echter grote verschillen tussen de soorten activiteiten. Grondwerken (100%), garage (70.4%) en metaalverwerking (56.6%) scoren sterk negatief. De activiteiten electriciteitswerken (100%), kantoor (100%), kapsalon (100%), wellness-schoonheidsinstituut (100%), (para-)medische praktijk (100%), stapeling (85%) en tuinaanleg (83.9%) scoren dan weer sterk positief. De andere activiteiten worden zowel positief als negatief beoordeeld.
Tabel 4.2: Overzicht van de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van de niet-zone-eigen ondernemingen in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
-41-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
In figuur 4.3 wordt visueel voorgesteld hoe groot het aandeel is van hoeves en andere gebouwen binnen de categorieën van niet-zone-eigen activiteiten die positief of negatief scoren op ruimtelijke kwaliteit in RoeselareTielt.
Figuur 4.3: Overzicht van de ruimtelijke waardering van de niet-zone-eigen ondernemingen in hoeves (rood) en andere gebouwen (groen) in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt (Verhoeve & De Roo, 2008)
-42-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
5. Conclusie 5.1. Resultaten IPO-studie Deze studie, uitgevoerd in 18 plattelandsgemeenten verspreid over heel Vlaanderen, toont aan dat er, net als in de regio Roeselare-Tielt, een niet-zone-eigen dynamiek plaatsvindt met een duidelijke impact op de kwaliteit van de omgeving. Deze niet-zone-eigen ondernemingen zijn momenteel onbekend bij de overheid of worden gedoogd. In totaal werden in de 18 plattelandsgemeenten 518 niet-zone-eigen ondernemingen gedetecteerd die momenteel reeds een ruimtelijke impact hebben ontwikkeld. Van 111 andere niet-zone-eigen ondernemingen wordt een toekomstige ruimtelijke impact verwacht. Het getal 518 is echter omwille van de gebruikte methodologie een onderschatting van de realiteit (minimumscenario). In elk van de 18 plattelandsgemeenten is een niet-zone-eigen dynamiek zichtbaar, maar het aantal niet-zoneeigen activiteiten per km² onderzoekszone platteland per gemeente kan sterk verschillen. De gemeenten met de hoogste activiteitsdichtheid liggen echter wel verspreid over verschillende provincies. De dynamiek lijkt zich dus niet te beperken tot een bepaalde streek in Vlaanderen. Van de 518 niet-zone-eigen ondernemingen die geïnventariseerd werden tijdens deze studie vindt 28.8% plaats in een hoeve. Een hoeve werd in deze studie gedefinieerd als een gebouw dat minstens 20 jaar geleden in gebruik was voor de landbouw. Uit de cijfers blijkt dus dat ondernemers ook hun weg naar de vrijgekomen hoeves vinden of dat landbouwers of een ander gezinslid er met een niet-agrarische activiteit starten. De niet-zone-eigen dynamiek is historisch verankerd, maar het valt op dat bijna één derde van de niet-zoneeigen ondernemingen met een ruimtelijke impact tussen 2004 en 2008 werd opgericht. In de hoeves gaat het zelfs om 37% in de periode tussen 2004 en 2008. Het gaat dus om een niet-zone-eigen dynamiek die zeer actueel is. De dynamiek wordt gekenmerkt door een beperkt aantal verschillende soorten activiteiten. De meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten zijn handelszaken, aannemers, kantoren, tuinaanlegbedrijven en metaalbewerking. Zij vertegenwoordigen samen 60.8% van de niet-zone-eigen activiteiten. Bij het beoordelen van de ruimtelijke impact van de niet-zone-eigen activiteiten is gebleken dat de meeste activiteiten (73.6%) positief of neutraal scoren. Dat is opvallend aangezien het om activiteiten gaat die zich op de rand of buiten het wettelijk kader bevinden. Enkele soorten activiteiten vallen op door hun overwegend positieve of negatieve beoordeling. Kantoren, tuinaanleggers, wellness-activiteiten, kapsalons, (para-) medische praktijken en elektriciteitswerken scoren voornamelijk positief in deze studie. Garage-carrosserie, grondwerken en niet-agrarische loonwerkers scoren voornamelijk negatief in deze studie. Maar het merendeel van de niet-zone eigen activiteiten scoren zowel positief als negatief op ruimtelijke impact. Hier vallen o.a. de vaak voorkomende activiteiten handelszaken en aannemers onder. Het is dus niet vanzelfsprekend om de ruimtelijke impact van een site in te schatten louter op basis van de soort activiteit.
5.2. Beleidsvervolg De resultaten van deze studie zullen in de loop van 2010 voorgelegd worden aan de IPO-themagroep “Hergebruik van leegstaande gebouwen op het platteland”. Aan de hand van dit cijfermateriaal kan de themagroep een beleidsadvies opmaken dat overhandigd wordt aan het Bestuurlijk Overleg van het IPO. Het Bestuurlijk Overleg bestaat uit politieke vertegenwoordigers van alle Vlaamse ministers, de Vlaamse provincies en de Vlaamse gemeenten. Het Bestuurlijk Overleg kan dan beslissen om dit beleidsadvies over te maken aan de Vlaamse regering, provincies en gemeenten.
-43-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
6. Referenties VERHOEVE (A.) & DE ROO (N.), (2008). Economische dynamiek en ruimtelijke kwaliteit op het platteland. Onderzoek in de regio Roeselare-Tielt. Academia Press, Gent. wvi (2009). Studie Plattelandseconomie – Verbreding Vlaanderen: draaiboek. CABUS (P.), (1999b). Een regionaal economisch beleid voor landelijke gebieden. Zin of onzin van ‘eigen kracht eerst’. N. De Roo, F. De Rynck, S. Vandelannoote (red), De stille metamorfose van het Vlaamse platteland. Die Keure, Brugge, pp. 69-100. CABUS (P.) &.VANHAVERBEKE (W.), (2001). De plattelandseconomie in de nabijheid van stedelijke gebieden: Een ruimtelijk - economische visie, Tijdschrift voor Ruimte & Planning, Jg. 21, nr. 4/2001. CABUS (P.) &.VANHAVERBEKE (W.), (2003). The economics of rural areas in the proximity of urban networks: Evidence from Flanders. Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, Vol. 94, n° 2; pp. 230-245. CABUS (P.) &.VANHAVERBEKE (W.), (2004). Ruimte en economie in Vlaanderen, Academia Press, Gent
-44-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
7. Bijlagen BIJLAGE 1 Leden IPO-onderzoeksgroep Voorzitter • Van augustus 2008 tot september 2009: Peter Cabus (KULeuven) • Van september 2009 tot april 2010: Anna Verhoeve (wvi tot januari 2009, ILVO) Onderzoeksgroepleden • Bart Boute (WVI) • Hans Leinfelder (UGent) • Hubert Gulinck (KULeuven) • Joost Dessein (ILVO) • Karel Lhermitte (Landelijke Gilden) • Niek De Roo (provincie West-Vlaanderen) • Piet Quataert (Regionaal Landschap Meetjesland)
-45-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 2 Selectie plattelandsgemeenten (CABUS &.VANHAVERBEKE, 2004)
NIS
Gemeente
Streek
Volgorde ruraliteitskenmerken
Volgorde Oppervlakte oppervlakte landbouwgrond landbouwgrond (Kadaster 2002 - ha) (Kadaster)
24041 HOEGAARDEN
Hageland
4
2766
1
24028 GEETBETS
Hageland
3
2783
2
24008 BEKKEVOORT
Hageland
6
2927
3
24133 LINTER
Hageland
2
3010
4
24054 KORTENAKEN
Hageland
5
3770
5
24059 LANDEN
Hageland
1
4300
6
71045 NIEUWERKERKEN
Haspengouw
6
1730
1
73040 KORTESSEM
Haspengouw
5
2570
2
73009 BORGLOON
Haspengouw
3
4181
3
73022 HEERS
Haspengouw
2
4506
4
73066 RIEMST
Haspengouw
4
4672
5
71017 GINGELOM
Haspengouw
1
4877
6
13021 MEERHOUT
Kempen
3
2330
1
13023 MERKSPLAS
Kempen
4
2875
2
13037 RIJKEVORSEL
Kempen
2
3143
3
13036 RETIE
Kempen
5
3174
4
13035 RAVELS
Kempen
6
5410
5
13014 HOOGSTRATEN
Kempen
1
7162
6
12002 BERLAAR
Mechelen
1
1727
1
SINT-KATELIJNE12035 WAVER
Mechelen
4
2083
2
12026 NIJLEN
Mechelen
5
2234
3
12029 PUTTE
Mechelen
2
2339
4
12014 HEIST-OP-DEN-BERG
Mechelen
3
5352
5
43007 KAPRIJKE
Meetjesland
4
2573
1
44080 ZOMERGEM
Meetjesland
3
3055
2
44049 NEVELE
Meetjesland
5
3890
3
43014 SINT-LAUREINS
Meetjesland
1
6364
4
43010 MALDEGEM
Meetjesland
6
6971
5
43002 ASSENEDE
Meetjesland
2
7254
6
72003 BOCHOLT
Noord-Limburg
3
3578
1
Noord-Limburg
4
4205
2
72004 BREE
Noord-Limburg
1
4532
3
72030 PEER
Noord-Limburg
2
5747
4
23009 BEVER
Pajottenland
3
1632
1
23104 LENNIK
Pajottenland
6
2288
2
23023 GALMAARDEN
Pajottenland
5
2732
3
72040
MEEUWENGRUITRODE
-46-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
23064 PEPINGEN
Pajottenland
2
2975
4
23024 GOOIK
Pajottenland
4
3247
5
23032 HERNE
Pajottenland
1
3761
6
33041 VLETEREN
Westhoek
3
3333
1
32030 LO-RENINGE
Westhoek
2
5677
2
38002 ALVERINGEM
Westhoek
1
7236
3
33039 HEUVELLAND
Westhoek
5
8204
4
38025 VEURNE
Westhoek
6
8371
5
32003 DIKSMUIDE
Westhoek
4
13035
6
45057 ZINGEM
Zuid-Oost-Vlaanderen
6
1792
1
45063 LIERDE
Zuid-Oost-Vlaanderen
2
2111
2
45061 WORTEGEM-PETEGEM Zuid-Oost-Vlaanderen
5
3169
3
45017 KRUISHOUTEM
Zuid-Oost-Vlaanderen
3
3533
4
45064 MAARKEDAL
Zuid-Oost-Vlaanderen
1
3722
5
45059 BRAKEL
Zuid-Oost-Vlaanderen
4
4273
6
-47-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 3 Engagementsverklaring gemeente logo gemeente
Engagementsverklaring tussen de Vlaamse Landmaatschappij en meewerkende gemeenten voor de studie “Inventaris van de plattelandseconomie in Vlaanderen”
Engagementsverklaring tussen: - de uitvoerder van de studie: Vlaamse Landmaatschappij (contactpersoon: Ann-Sophie Debergh, 02/543.69.08) - en de gemeente ………………………………..(naam), die haar medewerking verleent aan de studie “De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) erkent het belang van een duidelijke communicatie en het correct omgaan met de resultaten die voortkomen uit het onderzoek. Dit engagement vertaalt zich in een erkenning en respect voor alle partners van het project. De VLM engageert zich dan ook om in het gehele traject duidelijk te communiceren naar de partners. De samenstelling van een onderzoeksgroep die actief betrokken zal worden bij het verloop van het project, vormt hiervoor een eerste garantie. Specifiek met betrekking tot de onderzoeksresultaten engageert de VLM zich om in eigen communicatie: -
de verkregen onderzoeksresultaten steeds anoniem weer te geven;
-
de verkregen data nooit op adresniveau weer te geven;
-
de verkregen data nooit op adresniveau te communiceren aan derden;
-
de onderzoeksresultaten enkel op een geaggregeerd niveau, naar omvang en aard, te communiceren;
-
bij elke stap van communicatie zal de onderzoeksgroep geraadpleegd worden.
- De VLM engageert zich met betrekking tot de communicatie van onderzoeksresultaten naar de partners om: - de gebruikte brondata alsook detailresultaten helder terug te koppelen naar elke gemeente en dit zowel analoog als digitaal; - het eindrapport in tweevoud aan alle partners kosteloos te overhandigen.” “De gemeente……………………….(naam) engageert zich om mee te werken aan dit onderzoek. Specifiek betekent dit ongeveer 4u tijd te maken om met personen die zicht hebben op het ruimtelijke economisch functioneren binnen het landelijk deel van de gemeente de databank informatie te toetsen aan de realiteit.”
(naam en handtekening)
(naam en handtekening)
Afdelingshoofd
………………………………………….
Provinciale afdeling ………………………
(functie verantwoordelijke gemeente)
Vlaamse Landmaatschappij
…………………… (naam gemeente)
-48-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 4 Referenties GIS-lagen Gemeentegrenzen •
Vectoriële versie van het Voorlopig referentiebestand gemeentegrenzen, VLM, toestand 22/05/2003 (OC GIS-Vlaanderen)
Gewestplan •
Vectoriële versie van het Gewestplan, MVG-LIN-AROHM-Ruimtelijke Planning, 2002 (OC GIS-Vlaanderen)
Orthofoto’s per provincie • • • • •
Digitale versie van de Orthofoto›s, middenschalig, kleur, provincie Antwerpen, VLM/ OC & Provincie Antwerpen, opname 2003 (GIS-Vlaanderen) Digitale versie van de Orthofoto›s, middenschalig, kleur, provincie Limburg, VLM/ OC & Provincie Limburg, opname 2003 (GIS-Vlaanderen). Digitale versie van de Orthofoto’s, middenschalig, kleur, provincie Oost-Vlaanderen, opname 2006, AGIV & Provincie Oost-Vlaanderen (AGIV, 2007) Digitale versie van de Orthofoto›s, middenschalig, kleur, provincie Vlaams-Brabant,toestand 16/04/2007 (AGIV & Provincie Vlaams-Brabant, 30/09/2008) Digitale versie van de Orthofoto’s, middenschalig, kleur, provincie West-Vlaanderen, AGIV & provincie West-Vlaanderen, opname 2005 (AGIV, 2007)
Digitale adrespunten uit Centraal Referentie Adressen Bestand (CRAB) • •
CRAB adresposities, toestand 1/1/2008 (AGIV, 2009) CRAB stratenlijst, toestand 1/1/2008 (AGIV, 2008)
Economische data uit Verrijkte Kruispuntdatabank Ondernemingen (VKBO) •
VKBO, aftap 13/11/2008 (CORVE, 2008)
-49-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 5 Kaart met de onderzoekszone platteland in de 18 gemeenten van de steekproef Provincie Antwerpen
Provincie Limburg
-50-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie Oost-Vlaanderen
Provincie West-Vlaanderen
-51-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie Vlaams-Brabant
-52-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 6 Kaart met de ondernemingsnummers opgenomen in de digitale basisinventaris in de 18 gemeenten van de steekproef Provincie Antwerpen
Provincie Limburg
-53-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie Oost-Vlaanderen
Provincie West-Vlaanderen
-54-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie Vlaams-Brabant
-55-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 7 Overzicht toegekende codes bij de controle van de digitale basisinventaris in de 18 gemeenten van de steekproef. Overzicht per provincie ANTWERPEN
Meerhout
Merksplas
Berlaar
St-Katelijne-Waver
ACT 1
17
7
13
30
ACT 2
4
17
7
8
ACT 3
4
2
2
1
AGR 1
7
21
6
29
AGR 2
8
11
1
9
BESTEM
0
0
2
6
DUBBEL
21
46
21
74
INSTRM
1
2
2
7
NO ACT
55
54
30
114
ONBEK
0
2
5
11
TOTAAL
117
162
89
289
-56-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Kortessem
Nieuwerkerken
Bocholt
Meeuwen-Gruitrode
ACT 1
LIMBURG
11
9
73
61
ACT 2
2
0
0
2
ACT 3
4
1
2
10
AGR 1
6
6
7
7
AGR 2
5
0
9
10
BESTEM
7
0
2
5
DUBBEL
15
18
31
43
INSTRM
1
1
1
18
NO ACT
23
18
11
35
ONBEK
1
2
5
17
TOTAAL
75
55
141
208
-57-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Kaprijke
Zomergem
Lierde
Zingem
ACT 1
OOST-VLAANDEREN
70
27
12
24
ACT 2
7
13
17
5
ACT 3
2
2
3
3
AGR 1
7
9
2
5
AGR 2
11
8
3
4
BESTEM
3
0
4
0
DUBBEL
25
28
7
14
INSTRM
0
10
19
9
NO ACT
17
85
17
26
ONBEK
16
9
2
20
TOTAAL
158
191
86
110
-58-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Geetbets
Hoegaarden
Bever
Lennik
ACT 1
VLAAMS-BRABANT
14
9
17
31
ACT 2
6
3
3
9
ACT 3
2
0
1
4
AGR 1
4
3
4
3
AGR 2
7
2
3
4
BESTEM
9
3
0
0
DUBBEL
22
12
9
36
INSTRM
3
5
0
5
NO ACT
25
19
25
97
ONBEK
2
1
1
8
TOTAAL
94
57
63
197
-59-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Heuvelland
Lo-Reninge
ACT 1
WEST-VLAANDEREN
58
37
ACT 2
6
2
ACT 3
27
5
AGR 1
6
22
AGR 2
1
17
BESTEM
2
0
DUBBEL
33
35
INSTRM
2
11
NO ACT
54
19
ONBEK
12
1
TOTAAL
201
149
Betekenis van de gebruikte codes
Code
Betekenis
ACT 1
Niet-agrarisch, niet-horeca activiteit met ruimtelijke impact
ACT 2
Niet-agrarisch, niet-horeca activiteit met (mogelijke) ruimtelijke impact op termijn
ACT 3
Horeca-activiteit in de ruime betekenis
AGR 1
Agrarische activiteit (landbouw/veeteelt/tuinbouw)
AGR 2
Para- en/of verbreed agrarische activiteit
BESTEM
Andere bestemming dan selectie
DUBBEL
Meerdere vestigingen op hetzelfde adres
INSTRM
Activiteit opgenomen in een goedgekeurd planningsinitiatief
NO ACT
Geen economische activiteit met mogelijk ruimtelijke impact
ONBEK
Onbekend
-60-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 8 Kaart met de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in de 18 gemeenten van de steekproef. Provincie Antwerpen
Provincie Limburg
-61-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie Oost-Vlaanderen
Provincie West-Vlaanderen
-62-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie Vlaams-Brabant
-63-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
BIJLAGE 9 Oprichtingsdynamiek van de ondernemingsnummers in hoeves en andere gebouwen in de 18 gemeenten van de steekproef. Provincie Antwerpen Meerhout
Merksplas
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998
1999-2003
2004-2008
voor 1989
1989-1993
Berlaar
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Sint-Katelijne-Waver
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Provincie Limburg Kortessem
Nieuwerkerken
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
1989-1993
Bocholt
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Meeuwen-Gruitrode
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
-64-
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie Oost-Vlaanderen Kaprijke
Zomergem
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
1989-1993
Lierde
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Zingem
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Provincie Vlaams-Brabant Geetbets
Hoegaarden
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
1989-1993
Bever
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Lennik
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
-65-
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Provincie West-Vlaanderen Heuvelland
Lo-Reninge
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
totaal
60%
totaal
50%
ander gebouw
50%
ander gebouw
40%
hoeve
40%
hoeve
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% voor 1989
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
voor 1989
-66-
1989-1993
1994-1998 1999-2003
2004-2008
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Bijlagen Bijlage 1:
Leden IPO-onderzoeksgroep....................................................................................................... 46
Bijlage 2:
Selectie plattelandsgemeenten.................................................................................................... 47
Bijlage 3:
Engagementsverklaring gemeente.............................................................................................. 49
Bijlage 4:
Referenties GIS-lagen................................................................................................................. 50
Bijlage 5:
Kaart met de onderzoekszone platteland in de 18 gemeenten van de steekproef...................... 51
Bijlage 6:
Kaart met de ondernemingsnummers opgenomen in de digitale basisinventaris in de 18 gemeenten van de steekproef..................................................................................................... 54
Bijlage 7:
Overzicht toegekende codes bij de controle van de digitale basisinventaris in de 18 gemeenten van de steekproef........................................................................................................................ 57
Bijlage 8:
Kaart met de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in de 18 gemeenten van de steekproef........................................................................................................................ 62
Bijlage 9:
Oprichtingsdynamiek van de ondernemingsnummers in hoeves en andere gebouwen in de 18 gemeenten van de steekproef..................................................................................................... 65
-67-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Overzicht figuren Figuur 1.1: Foto’s van niet-agrarische activiteiten die opduiken in het landelijk gebied van plattelandsgemeenten.................................................................................................................... 4 Figuur 2.1: Voorbeeld toetsingsfiche gebruikt om de digitale basisinventaris te toetsen aan de realiteit...... 10 Figuur 2.2: Fiche gebruikt ter beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van de niet-zone-eigen ondernemingen............................................................................................................................ 13 Figuur 3.1: De activiteitsdichtheid (aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact per km² onderzoekszone platteland)................................................................................ 18 Figuur 3.2: Overzicht activiteitsgraad gemeenten IPO-studie en wvi-studie.................................................. 21 Figuur 3.3: Percentage van het totale aantal niet-zone-eigen ondernemingen gehuisvest in een hoeve of een ander gebouw in de 18 gemeenten van de steekproef samen.................................................... 23 Figuur 3.4: Overzicht percentage niet-zone-eigen ondernemingen in een hoeve of een ander gebouw in elk van de 18 geselecteerde gemeenten........................................................................................... 23 Figuur 3.5: Overzicht van het aandeel niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in hoeves of een ander gebouw in de arrondissementen Roeselare en Tielt................................................... 25 Figuur 3.6: De oprichtingsdynamiek van de niet-zone-eigen ondernemingen met een ruimtelijke impact weergegeven voor 5 periodes van telkens 5 jaar........................................................................ 27 Figuur 3.7: Ouderdom van de niet-zone-eigen ondernemingen van de 17 gemeenten in Roeselare-Tielt.... 29 Figuur 3.8: Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in hoeves (aantal >2).. 31 Figuur 3.9: Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact in andere gebouwen dan hoeves (aantal >2)................................................................................................................ 32 Figuur 3.10: De meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten in hoeves in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt............................................................................................... 34 Figuur 3.11: De meest voorkomende niet-zone-eigen activiteiten in andere gebouwen dan hoeves in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt................................................................ 35 Figuur 4.1: Overzicht % positief en negatief gewaardeerde niet-zone-eigen activiteiten (aantal >2) volgens soort activiteit............................................................................................................................... 38 Figuur 4.2: Analyse van het aantal keer dat de verschillende deelaspecten van ruimtelijke kwaliteit aan de basis lagen van een negatieve totaalscore qua ruimtelijke kwaliteit............................................ 39 Figuur 4.3: Overzicht van de ruimtelijke waardering van de niet-zone-eigen ondernemingen in hoeves (rood) en andere gebouwen (groen) in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt.... 42
-68-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Overzicht tabellen Tabel 2.1: De 18 geselecteerde plattelandsgemeenten per plattelandsgebied en provincie, die de steekproef uitmaken van deze studie.............................................................................................................. 7 Tabel 2.2: Totaal aantal ondernemingsnummers per gemeente en het aantal ondernemingsnummers geselecteerd voor de start van de studie....................................................................................... 9 Tabel 2.3: Codering van de ondernemingen gebruikt bij de controle van de basisinventaris....................... 11 Tabel 2.4: Aantal contactpersonen per gemeente die meewerkten aan de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van niet-zone-eigen ondernemingen met bestaande ruimtelijke impact........................ 12 Tabel 3.1: Overzicht van het aantal niet-zone-eigen ondernemingen met een huidige ruimtelijke impact of met een mogelijke ruimtelijke impact in de toekomst en het aantal horeca- of plattelandstoerismeactiviteiten in de onderzoekszone platteland............................................................................... 15 Tabel 3.2: Ruraliteitsgraad (aandeel oppervlakte onderzoekszone platteland per gemeente) en activiteitsdichtheid (aantal niet –zone-eigen economische activiteiten met een ruimtelijke impact per km² onderzoekszone platteland)............................................................................................ 17 Tabel 3.3:
Ruraliteitsgraad en activiteitsdichtheid per gemeente in de regio Roeselare-Tielt...................... 20
Tabel 3.4: Aantal niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact per gemeente die gehuisvest is in een hoeve (minder dan 20 jaar geleden in landbouwgebruik) of een ander gebouw................. 22 Tabel 3.5:
Aantal en percentage niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact die voorkomen in een hoeve of in een ander gebouw in de arrondissementen Roeselare en Tielt......................... 25
Tabel 3.6:
Ouderdom van de niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in leeftijdsklassen van 5 jaar per gemeente..................................................................................................................... 26
Tabel 3.7:
Ouderdom van de niet-zone-eigen ondernemingen met ruimtelijke impact in leeftijdsklassen van 5 jaar per gemeente van de regio Roeselare-Tielt....................................................................... 29
Tabel 3.8:
Overzicht aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten met ruimtelijke impact (aantal > 2).. 30
Tabel 3.9:
Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten in hoeves (aantal >2)............................. 31
Tabel 3.10: Aard van de niet-zone-eigen economische activiteiten buiten hoeves (aantal >2)...................... 32 Tabel 3.11: Aard van de niet-zone-eigen activiteiten die minstens 5 keer voorkomen in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt.......................................................................................... 34 Tabel 4.1: Ruimtelijke waardering van de niet-zone-eigen activiteiten waarvan de soort activiteit minstens tweemaal voorkomt...................................................................................................................... 37 Tabel 4.2:
Overzicht van de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van de niet-zone-eigen ondernemingen in de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt.................................................. 41
-69-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Overzicht kaarten Kaart 2.1:
Situering van de 18 geselecteerde gemeenten en de 9 plattelandsgebieden binnen Vlaanderen........ 8
Kaart 3.1:
Situering van de 17 gemeenten van de arrondissementen Roeselare-Tielt in Vlaanderen......... 20
-70-
Nieuwe inzichten in de economische dynamiek op het Vlaamse platteland
Afkortingen CRAB: Centraal Referentie Adressen Bestand IPO:
Interbestuurlijk Plattelandsoverleg
GIS:
Geografisch Informatie Systeem
NACE: Nomenclature Générale des Activités Économiques dans les Communautés Européennes (Europese activiteitennomenclatuur) RSZ:
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
RSZV: Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen VKBO: Verrijkte Kruispuntbank van Ondernemingen VLM: Vlaamse Landmaatschappij wvi:
West-Vlaamse Intercommunale
-71-