Economische denkpistes en inzichten Voor een efficiënter overheidsbeleid Economic Prospective Club Februari 2015
Etienne de Callataÿ, Econoom Bank Degroof en gastdocent universiteit van Namen Alexandre de Streel, Prof. universiteit van Namen Olivier Lefebvre, Dokter in de economie Luc Leruth, Prof. ULg Pierre Pestieau, Prof. ULg en Prof. CORE Initiatief, samenstelling en redactie: Isabelle de Laminne, Zelfstandig journalist bij La Libre Belgique, verantwoordelijke blog MoneyStore
Inhoud
1. Voorwoord
3
2. Inleiding
6
3. Gebrek aan informatie en transparantie
9
4. Efficiëntie van de overheid en de administratie
12
5. Twee vraagstukken: justitie en verplicht onderwijs
16
6. Jacht op verspillingen
21
7. Besluit
24
8. Bijlagen en voetnoten
27
2
1. Voorwoord Alvorens met dit document aan te vatten, zouden we willen terugkomen op de oorsprong en de zin van het initiatief dat de Economic Prospective Club genomen heeft. Iets meer dan een jaar geleden brachten we tijdens een bezinningsweekend vijf economen bij elkaar met elk een verschillende achtergrond, om te debatteren over een aantal economische onderwerpen die ons land aanbelangen. Wars van elke politieke inslag en aan de vooravond van nieuwe verkiezingen namen we de tijd om na te denken over oplossingen voor België. Hieruit ontstond een document met concrete voorstellen en constructieve oplossingen die gezamenlijk werden uitgewerkt. In dat document, met als titel "Economische denkpistes en inzichten Nieuwe structurele richtingen voor België" 1 publiceerden we voorstellen die tot stand kwamen op basis van een consensus tussen de verschillende aanwezige economen, zonder dat ze doordrongen waren van enig politiek gedachtengoed. Die reflectie had hoofdzakelijk tot doel nieuwe structurele richtingen te definiëren in welbepaalde domeinen: de directe en indirecte fiscaliteit, het pensioensysteem en het concurrentievermogen. In de besluiten van het document van vorig jaar, formuleerden we volgende voorstellen: "Inzake fiscaliteit, zijn onze voorstellen: • in de personenbelasting: – een terugkeer naar de globalisatie van de inkomsten. Deze globalisatie moet gepaard gaan met een herziening van de progressiviteit van de belastingen, met een coëfficiënt per soort inkomsten, met een verhoging van het belastingvrije minimum en met een afschaffing van de fiscale niches. Deze maatregelen zouden samengaan met een daling van de belastingvoet voor natuurlijke personen, want de fiscale basis zou worden uitgebreid; – wat de rechten inzake vermogensoverdracht betreft, zou er overleg moeten komen tussen de regio’s. Deze rechten zouden ook moeten worden herzien (waarschijnlijk opwaarts) om schenkingen op een minder gevorderde leeftijd aan te moedigen door een lichtere progressiviteit van de schenkingsrechten volgens de leeftijd van de begunstigde toe te passen. • in de vennootschapsbelasting: – de notionele interesten geleidelijk laten verdwijnen en een aftrek invoeren op basis van de activa om de werkgelegenheid te bevorderen; – de aftrekken voor beroepskosten verminderen en de fiscale niches afbouwen; – de fiscale aftrekken voor O&O en voor bepaalde innoverende investeringen verhogen; – in het licht van deze ontwikkelingen en vanuit een bepaalde budgettaire neutraliteit, de belastingvoet voor vennootschappen verminderen en deze harmoniseren voor KMO’s en grote ondernemingen. • in de indirecte belastingen: – deze herzien om middelen vrij te maken om de lasten die wegen op de productieactiviteiten te verminderen; – de btw-tarieven aanpassen door zowel de verminderde als de normale tarieven te verhogen; – uitbreiding van de fiscale basis van de btw overwegen; – invoering van groene taksen: milieuaccijnzen op gas en stookolie, accijnzen op bepaalde producten die schadelijk zijn voor de gezondheid (frisdranken, chips, …); – met deze verhoging zou het socialebijdragensysteem kunnen worden herzien en een harmonisering kunnen worden overwogen tussen het stelsel van de loontrekkenden en 3
dat van de zelfstandigen. Ook een stijging van de marginale tarieven in de PB in een stelsel waarin de bijdragen geplafonneerd zouden zijn, kan worden overwogen. Wat het thema van de pensioenen betreft, willen we benadrukken dat ons pensioensysteem dringend aan hervorming toe is om het sociale en budgettaire evenwicht van ons land te bewaren. Daarom stellen we volgende maatregelen voor: – zorgen dat er voldoende koopkracht is voor gepensioneerden (minimaal basispensioen) en individualisering van de pensioenrechten; – verhoging van de effectieve pensioenleeftijd door in sommige sectoren het brugpensioensysteem af te schaffen alsook via een verhoging van de wettelijke leeftijd en een bonus-malussysteem verbonden met de leeftijd waarop men met pensioen gaat; – invoering van arbeidslast- en gezondheidstesten; – invoering van maatregelen om de tewerkstellingsgraad bij oudere personen te verhogen; – uniformisering van de pensioenstelsels van de privésector en de openbare sector; – versteviging van de tweede pijler en herziening van de fiscale niches verbonden met de derde pijler; – versterking van de sensibilisering en educatie van het grote publiek om pensioenplannen aan te leggen. Voor een beter concurrentievermogen worden volgende voorstellen aangereikt: – op loonniveau, de voorrang geven aan de loonnorm in plaats van aan de indexering en de energieproducten en effecten van de indirecte belastingen uit de gezondheidsindex halen; – hervormingen aangaan voor de opleiding van arbeidskrachten en verbetering van de doeltreffendheid van ons onderwijs; – de administratie doeltreffender maken; – de openbare infrastructuur verbeteren, met name op het vlak van transport. De voorstellen die voortvloeien uit dit bezinningsweekend zijn weliswaar streng op korte termijn, maar we kunnen niet meer omheen de realiteit en genoegen nemen met een zelfvoldane kortzichtigheid die ertoe zou leiden dat de toekomstige generaties de brokken zullen moeten lijmen omdat we nu geen beslissingen durven nemen. Die veranderingen zijn nu nodig! Diegenen die nu deze beslissingen voor onze toekomst willen nemen, getuigen van lef en moed. Niets doen leidt alleen maar tot ernstige structurele, budgettaire en sociale ontregelingen." Vandaag moeten we vaststellen dat, na de verkiezingen in mei 2014, onze nieuw verkozen politici en de experts waarop ze een beroep doen, voor een grote uitdaging staan. Ook al werd nog niet echt van start gegaan met diepgaande structurele hervormingen, toch kwamen er in het kader van nieuwe maatregelen al bepaalde punten aan bod, zoals de optrekking van de pensioenleeftijd tot 67 jaar, andere maatregelen met betrekking tot vervroegd pensioen en sommige bijzondere pensioenstelsels en het suggereren van een tax shift of een fiscale verschuiving van arbeid naar kapitaal en consumptie. In haar laatste rapport over België2 neemt de OESO een reeks vaststellingen en aanbevelingen op die wij reeds hadden aangehaald in ons vorig document: te hoge belasting op arbeid en te lage belasting op vervuiling en bij uitbreiding consumptie, nood aan een eenvoudigere fiscaliteit, optrekking van de pensioenleeftijd, zwak concurrentievermogen, ... De OESO merkt tevens op, zoals ook wij reeds hadden gedaan, dat de fiscale basis te eng is en de belastingvoeten te hoog zijn. Haar voorstel om de belasting op lage lonen te verminderen, sluit ook aan bij onze wensen net zoals de herziening van het stelsel van de notionele 4
interesten. De OESO adviseert ook opnieuw na te denken over de verminderde btw-tarieven, een maatregel waar ook wij achter staan. Zo raadden we aan de btw-tarieven te herschikken door zowel de verminderde tarieven als de normale tarieven op te trekken. Ze benadrukt ook de noodzaak over te gaan tot een administratieve vereenvoudiging om het concurrentievermogen van onze ondernemingen te verbeteren3. Vandaag snijden de debatten cruciale punten aan. We hebben er veel hoop op dat de aanbevelingen van de economen, of het nu gaat om die van ons, die van de OESO, of van andere bronnen, in overweging zullen worden genomen voor een diepgaandere reflectie. Het gaat om de toekomst van ons land en de vooruitzichten voor de generaties na ons. Na afloop van de reflectie die vorig jaar werd aangevat, werd overeengekomen eenzelfde soort reflectie te voeren over de efficiëntie van het overheidsbeleid. Het zijn de resultaten van deze reflectie die we vandaag aan de lezer voorstellen. De uitlatingen in dit document geven de persoonlijke meningen van de auteurs mee en zijn in geen enkel geval de standpunten van de instellingen waaraan de auteurs verbonden zijn of waren.
De Haan, februari 2015
5
2. Inleiding Voor zijn tweede editie heeft de Economic Prospective Club tijdens een bezinningsweekend vijf economen bijeengebracht om te debatteren over een economisch onderwerp dat België aanbelangt. Na in een eerste document4 denkpistes te hebben uitgewerkt over de inkomsten van de Staat, leek het ons nu belangrijk ook eens de uitgaven onder de loep te nemen, maar vanuit een invalshoek en benadering om de efficiëntie van het overheidsbeleid te verbeteren. Binnen de huidige crisisomgeving en context van zwakke groei, mogen we ons terecht zorgen maken over het efficiënte gebruik van de overheidsmiddelen en zoeken naar een beter overheidsbeleid. In 2014 bedraagt het totale begrotingstekort in België 3,2%. Dit betekent dat we dus boven de Europese 3%-norm zitten. In tegenstelling tot wat iedereen denkt, is het niet enkel de redding van de banken die hiervoor gezorgd heeft. Tussen 2000 en 2013 zijn de overheidsuitgaven in reële termen gestegen met gemiddeld jaarlijks 2,8%, wat geleid heeft tot een toename ervan met 5,7 punten van bbp. Het zijn voornamelijk de sociale uitkeringen (en meer bepaald de pensioenen) die sterk gestegen zijn5. Alvorens met deze reflectie van start te gaan, lijkt het ons nuttig het kader van deze nieuwe studie te verduidelijken door te definiëren wat we verstaan onder overheidsuitgaven. Binnen de overheidsuitgaven zouden we twee soorten uitgaven kunnen onderscheiden: de overdrachtsuitgaven en de productie-uitgaven. • •
Onder overdrachtsuitgaven vallen de sociale uitkeringen en sommige subsidies. Productie-uitgaven zijn de uitgaven voor de levering van diensten, zoals transport, gezondheid, onderwijs.
We mogen er redelijkerwijze van uitgaan dat overdrachtsuitgaven geen al te zware administratieve kosten met zich brengen. Daarom zou elke verlaging van die uitgaven of elke herstructurering slechts een herverdelend effect hebben. De efficiëntie van de productieactiviteiten, daarentegen, kan wel eens onder de loep worden genomen. Aan de hand van de methode van de efficiëntiegrens, ook wel de methode van de "beste praktijken" genoemd, is het mogelijk na te gaan of een activiteit min of meer efficiënt gebruik maakt van de middelen om specifieke doelstellingen te verwezenlijken. We zijn ons ervan bewust dat de afschaffing van bepaalde inefficiënties wellicht voor sommigen tot verlies zal leiden, maar dat verlies kan worden goedgemaakt door de winst die voortvloeit uit een beter beleid. Voorzichtigheid is ook geboden wanneer we het hebben over de efficiëntie van het overheidsbeleid. Het is immers delicaat de prestaties (resultaten) van de welvaartsstaat tegenover de gebruikte middelen (overheidsuitgaven) te stellen om een efficiëntie-analyse te maken, zoals dat gebeurt op micro-economisch vlak voor ondernemingen en publieke diensten. Er bestaat momenteel nog steeds geen technisch verband tussen uitgaven en resultaten. De kwaliteit van gezondheid en onderwijs hangt waarschijnlijk minder af van de gezondheids- en onderwijsuitgaven, dan wel van de gewoontes in de familie, de voeding, het klimaat, de cultuur, allemaal variabelen die moeilijk kwantificeerbaar zijn. De cijfers waarnaar wordt verwezen voor de sociale uitgaven geven niet altijd de inspanningen van een land op sociaal vlak weer6. We mogen ook niet te snel het causaliteitsvraagstuk afvoeren. Zo zou, bijvoorbeeld, een land ertoe gebracht kunnen worden schooldistricten waar de onderwijsresultaten het zwakst zijn, meer te financieren.
6
Hoe zijn de overheidsuitgaven in België verdeeld? Welke zijn de grote uitgavenposten van de overheid? In het verslag 2014 van de Nationale Bank van België vinden we heel wat informatie over de staatsuitgaven7. "De primaire uitgaven van de overheid, dat wil zeggen haar uitgaven ongerekend de rentelasten, kwamen in 2014 op 51,4 % bbp uit, wat een lichte vermeerdering betekent ten opzichte van het voorgaande jaar. De stijging van het uitgavenvolume met 1,3 % lag immers iets hoger dan de reële bbp-groei", kunnen we in dat verslag lezen. De belangrijkste uitgavenposten van de overheid zijn (in percentage van het bbp): -
Pensioen: meer dan 10% Gezondheidszorg: 7% Werkloosheidsuitkeringen: 2,1% Kinderbijslagen: 1,5% Rentelasten: 3% Overheidsinvesteringen: 2,1%
Bron: NBB Verslag 2014
Hieronder staat een vergelijkende tabel over de overheidsconsumptie.
Alvorens van start te gaan met een analyse van de efficiëntie van het overheidsbeleid, moeten we eerst nog een andere vraag stellen: kunnen we de prestatie en de efficiëntie van de overheidssector meten? Een zowel cruciale als moeilijke vraag, omdat we hier twee noties met elkaar moeten verzoenen: de rol van de overheid en die van de welvaartsstaat. Om dit onderwerp te behandelen, kunnen we drie benaderingen vooropstellen: a) Meting van de efficiëntie van de overheidsbedrijven en -diensten. b) Analyse van de prestatie van de welvaartsstaat. c) Jacht op verspillingen. a) Hoe meten we de efficiëntie van het overheidsbeleid? Wat de efficiëntie van overheidsbedrijven en -diensten betreft, moeten we weten hoe de doelstellingen werden 7
behaald met de beschikbare middelen en vaststellen hoe de fundamentele taken werden uitgevoerd. We stellen vast dat het dikwijls niet de middelen zijn die ontbreken om de fundamentele taken te volbrengen, maar dat het gebruik ervan soms inefficiënt is. Om die efficiëntie te meten, bestaat de standaardbenadering erin een norm op te stellen, een grens van de beste praktijk en, vervolgens, de efficiëntie van het overheidsbedrijf of de overheidsdienst te bepalen door de afstand tussen die norm (grens) en de verstrekte dienst. Zo bestaan er studies omtrent openbaar vervoer, postdiensten, ziekenhuizen, ... b) De welvaartsstaat moet vanuit zijn geheel worden bekeken. De eerste vraag die we ons moeten stellen, gaat over zijn missies. De welvaartsstaat heeft in hoofdzaak twee missies. Hij moet ons beschermen tegen de grote risico's van het leven, zoals armoede, werkloosheid, ziekte, invaliditeit, geen opleiding. Bovendien moet hij ervoor zorgen om de sociale ongelijkheden tot een minimum te beperken. In dit kader is het beter te spreken van prestatie, eerder dan van efficiëntie, omdat we eerder focussen op de resultaten en niet op de gebruikte middelen. De prestatie van de welvaartsstaat kan immers worden verklaard door de uitgaven voor zijn missies maar ook door een reeks andere factoren die moeilijk kwantificeerbaar zijn. c) Een andere methode om de efficiëntie van het overheidsbeleid te meten is de jacht te openen op verspillingen. Hier is de analyse gebaseerd op het gezond verstand en vergelijkingen met andere praktijken. Voor een nauwgezette benadering moeten we de prestatie van de aangetroffen verspillingen bestuderen en de naleving analyseren van de doelstellingen die werden toegekend aan het overheidsbedrijf of de overheidsdienst. In dit document hebben we ons beperkt tot de uitwerking van maar enkele aspecten van de overheidsuitgaven om de efficiëntie ervan te analyseren. We hebben bewust niet gekozen voor het aspect gezondheidsuitgaven. We hebben eveneens besloten niet in te gaan op het kostenthema van het pensioensysteem. De pensioenkwestie kwam reeds in ons vorig document aan bod en bovendien wordt over dit onderwerp breed gedebatteerd op basis van de studie die werd uitgevoerd door de werkgroep pensioenen8. Ons document is opgesteld rond de volgende thema's: • • • •
Gebrek aan informatie en transparantie. Efficiëntie van de overheid en de administratie. Twee vraagstukken: justitie en verplicht onderwijs. Jacht op verspillingen.
Een eerste vaststelling is dat er onvoldoende betrouwbare informatie is over de overheidsrekeningen en dat de regels voor overheidsboekhouding tekorten vertonen. Dit gebrek aan informatie en transparantie kan met de juiste maatregelen worden verbeterd. Vervolgens zullen we nadenken over welke maatregelen nu precies de efficiëntie van de overheid en de administratie kunnen verhogen, om ons daarna te buigen over twee onderwerpen die om verduidelijking vragen, namelijk justitie en verplicht onderwijs. Tot slot stellen we een niet-limitatieve lijst met kleine maatregelen voor die zouden kunnen worden genomen om bepaalde verspillingen in de uitgaven van de Staat tegen te gaan. Dit document beweert niet alle aspecten van de efficiëntie van het overheidsbeleid te behandelen. Het is het resultaat van een reflectie die het publieke debat wil openen over aspecten die wegen op onze overheidsfinanciën en het concurrentievermogen van ons land in een economisch klimaat met weinig stimulansen. 8
3. Gebrek aan informatie en transparantie Op het ogenblik dat we ons buigen over de efficiëntie van het overheidsbeleid, moeten we meteen al iets vaststellen, namelijk het gebrek aan transparantie en informatie over de overheidsrekeningen. De rekeningen van de Waalse gemeenten kunnen, bijvoorbeeld, niet afzonderlijk worden bekeken. Om toegang te krijgen tot die rekeningen, moet men bij elke gemeente afzonderlijk een aanvraag indienen. Belfius Bank publiceert weliswaar regelmatig verslagen (geaggregeerde gegevens) over de gemeentefinanciën9, maar ze mag de bronnen niet vermelden omdat het over gegevens van haar cliënten gaat. In Wallonië zijn die gegevens dus niet afzonderlijk toegankelijk voor gans de bevolking. Dit geldt ook voor de recente rekeningen van de provincies. De Vlaamse gemeenten zijn daarentegen veel transparanter in het doorgeven van hun boekhoudkundige gegevens. De individuele gegevens per gemeente zijn beschikbaar op een site10 en ze hebben hun boekhoudnormen herzien door een dubbele boekhouding te voeren. De gegevens op deze site vertonen wel nog lacunes. Voor Brussel publiceert de site van het BISA bepaalde gegevens onder het thema "overheidsfinanciën"11. Dit gebrek aan transparantie in de overheidsrekeningen werd ook opgemerkt door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in zijn Report on the Observance of Standards and Codes (ROSC)12 van maart 2008. We kunnen er lezen dat de informatie voor het grote publiek over allerlei onderwerpen verbeterd zou moeten worden: informatie over het fiscale risico en de uitgaven in de begrotingsdocumenten, inlichtingen over de jaarlijkse boekhouden begrotingsregels van de lokale overheden, over de overdracht van de inhoud van de finale overheidsrekeningen alsook over de gegevens inzake het bestuur van holdings die volledig of deels in handen van de staat zijn. Ook de OESO maakt in haar recentste verslag gewag van dit gebrek13. De overheidsboekhouding geeft geen correct beeld van de financiële toestand van de overheid en nog minder van perspectieven die betrouwbaar zijn op lange termijn. Het geval Griekenland, waarbij ex post gebleken is dat Eurostat werd misleid, toont duidelijk aan dat dit niet enkel een typisch Belgisch probleem is. Omdat het om een kasboekhouding gaat, worden de engagementen betreffende de uitgaven, meer bepaald in de sociale en milieudomeinen, genegeerd en wordt geen voorrang gegeven aan productieve uitgaven op middellange of lange termijn. Al hetgeen de inning van inkomsten versnelt en de betaling van uitgaven uitstelt, is goed en, omgekeerd, al hetgeen de inkomsten spreidt en de uitgaven versnelt, is slecht. Trouwens, in België is de overheidsboekhouding hybride. Er zijn geen boekhoudstandaarden tussen de verschillende niveaus van lokale, regionale en federale overheden. Die lacunes bemoeilijken het opstellen van begrotingen, verslagen en het lezen van rekeningen. Ze laten op die manier de deur open voor schatkistverrichtingen en benedenbalansverrichtingen en leiden, bij controles, tot herkwalificaties van bepaalde verrichtingen. Zo wars er in 2014 de herkwalificatie van de Waalse schuld. In bepaalde domeinen ontbreken er boekhoudgegevens. Dat is het geval voor justitie. Dit onderwerp komt later aan bod in het document. Het gevolg van al deze lacunes is dat nog maar weinig mensen begrijpen hoe de rekeningen van bepaalde entiteiten en diensten worden opgesteld en, dus, hoe die entiteiten en diensten werken. Hoe verklaren we dit gebrek aan informatie? Onachtzaamheid, of onverschilligheid, zijn wellicht al een eerste verklaring. We vestigen hier de aandacht op de noodzakelijke onafhankelijkheid van de organen die de begrotingsprognoses opstellen op federaal niveau en van de gefedereerde entiteiten. Het Rekenhof voert al controles ex post uit. Het is tevens onontbeerlijk boekhoudnormen en een dubbele boekhouding op te stellen voor de verschillende bevoegdheidsniveaus.
9
Drie soorten gegevens moeten worden herzien en verbeterd: a) De statistieken over de overheidsfinanciën. b) De begrotingsgegevens. c) De boekhoudgegevens ex post. a) De statistieken worden vandaag opgesteld door het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR), dat onderdak heeft bij de Nationale Bank van België (NBB). Het is niet de taak van het Planbureau en de FOD Financiën publiceert ze wel, maar ze vertonen vaak lacunes. Die statistieken zouden beschikbaar moeten zijn voor alle bevoegdheidsniveaus. We stellen weliswaar een verbetering van hun kwaliteit vast, maar er moeten toch nog heel wat inspanningen worden geleverd. b) Europa heeft de verplichtingen op vlak van de begrotingsgegevens verstrengd door nieuwe Europese boekhoudnormen voor de overheidssector in te voeren. Deze zullen in werking treden in 2020. Maar België lijkt te talmen om deze nieuwe standaarden (EPSAS) in te voeren14. Momenteel worden de begrotingsprognoses opgesteld door het Planbureau. De Hoge Raad voor Financiën verstrekt ook aanbevelingen. Wij zouden ervoor pleiten om de onafhankelijkheid te versterken van die organen die de begrotingsprognoses opstellen. c) De opstelling van de boekhoudgegevens op alle bevoegdheidsniveaus zou een grondige facelift moeten ondergaan. De overheidsrekeningen zouden moeten worden opgesteld door onafhankelijke accountants (bijvoorbeeld op gemeentelijk niveau). De verhouding tussen inkomsten en uitgaven zou moeten worden geanalyseerd en er zou een controle ex post op alle niveaus moeten worden uitgevoerd. Het lijkt ons onontbeerlijk dat de rekeningen worden voorgelegd binnen een redelijke termijn, dat ze volledig zijn, actueel en transparant. Het is belangrijk om, net zoals voor ondernemingen, strikte boekhoudnormen op te stellen voor de overheid en een dubbele boekhouding in te voeren. Vandaag wordt de notie nettoschuld niet voorgesteld. Er zou rekening moeten worden gehouden met de aankopen, maar ook met de activa aanwezig in het overheidspatrimonium: musea, bossen, gronden, wegen, financiële participaties, ... Minstens de gemakkelijk te vervreemden goederen zouden moeten worden opgenomen in de overheidsrekeningen. In sommige overheidsrekeningen worden goederen in bezit van de staat voor nul opgenomen. Dat lijkt erop te wijzen dat bepaalde activa niet bestaan en de opportuniteitskosten van het opnieuw mobiliseren ervan voor de economie nul is. Deze verkeerde opname van bepaalde activa in de overheidsboekhouding heeft een averechts effect en leidt tot een kunstgreep die de politieke beslissingen vervalst. We denken dus dat het hoog tijd is de boekhoudwijze en de boekhoudnormen die de overheden zouden moeten volgen, te herzien. De transparatieplicht in deze materie is onmiskenbaar: zowel de boekhoudgegevens als alle informatie over de inkomsten en uitgaven zouden voor de burgers toegankelijk moeten zijn. Maar dan moet die informatie duidelijk zijn. Teveel informatie kan de transparantie vertroebelen: te veel informatie doodt de informatie. Maar er zou toch een minimum aan informatie vereist moeten zijn: Hoeveel bedragen de gemeentebelastingen? Waarvoor worden ze gebruikt? Er zouden ook vergelijkingen tussen gemeenten mogelijk moeten zijn: tussen stedelijke gemeenten en landelijke gemeenten, nabije gemeenten of verre gemeenten, ... Er zou toegang moeten worden verschaft tot de geconsolideerde cijfers van de overheidsfinanciën. Hoe kunnen we die statistische, transparantiedoeleinden bereiken?
budgettaire,
boekhoudkundige
en
We denken dat het onontbeerlijk is om in eerste instantie een coherente en geharmoniseerde methodologie op te stellen voor alle bevoegdheidsniveaus. Na te hebben gewezen op het 10
hybride boekhoudsysteem van België, is dat één van de aanbevelingen die het IMF doet in zijn ROSC-verslag van mei 2008. Vervolgens zouden onafhankelijke instellingen kunnen worden aangesteld om die methodologie toe te passen. Wanneer de overheidsrekeningen zullen zijn opgesteld volgens een duidelijke, geharmoniseerde methodologie, door onafhankelijke experts, moeten ze openbaar worden gemaakt, moeten ze toegankelijk - in termen van leesbaarheid en transparantie - worden gemaakt voor de burgers en dit via de huidige beschikbare technische hulpmiddelen (internet). Het gebrek aan informatie en transparantie verminderen is de eerste prioriteit in een benadering die ernaar streeft het overheidsbeleid efficiënter te maken. Die transparantie van de aanwending van de belastingen zou het begrip en de aanvaarding ervan door de burger vereenvoudigen.
11
4. Efficiëntie van de overheid en de administratie 4.1. Vaststelling Bij de berekening van de administratieve kosten kunnen we twee concepten onderscheiden: a) Enerzijds zijn er de administratieve kosten voor de regering en de ondernemingen alsook de compliancekosten. b) Anderzijds kunnen we ook de "Marginal Cost of Public Funds" berekenen. Dat is de kostprijs (uitgedrukt in daling van het bbp) van een verhoging van de belastingen met één euro. a) Volgens het Planbureau15 bedroegen in 2012 de totale kosten van de administratieve lasten van ondernemingen en zelfstandigen 6,36 miljard euro, waarvan 5,13 miljard euro (of 1,37% van het bbp) wegen op de ondernemingen (vooral de kleine) en 1,23 miljard euro (of 0,33 van het bbp) wegen op de zelfstandigen (hoofdzakelijk de dienstensector). Laten we hier even in herinnering brengen dat die lasten slechts een deel vertegenwoordigen van de kosten van het overheidsoptreden. Daarbij komen nog de bezoldiging van de ambtenaren en, vooral, de mogelijke belemmering voor de economische activiteit. Sinds zijn eerste enquête in 2000 schat het Planbureau dat de totale kosten van die administratieve lasten zijn gedaald met 26%. Zo werpen initiatieven als de oprichting van een staatssecretariaat voor administratieve vereenvoudiging, Tax-on-Web of de Kruispuntbank hun vruchten af. Maar de inspanningen mogen niet gestaakt worden. De belastingaangifte van de Belgen blijft nog steeds vrij complex in vergelijking met andere Europese landen (400 vakken in België tegen gemiddeld 200 vakken in Europa). Dit verslag merkt ook op dat vooral de Vlaamse en Brusselse zelfstandigen een daling van hun administratieve lasten zien, terwijl bij Waalse zelfstandigen die gemiddelde kosten stijgen. Het Planbureau voert ook een analyse uit over de perceptie van de kwaliteit van de administratieve diensten. "In de zeven enquêtes zijn de ondernemingen en de zelfstandigen meer tevreden over de kwaliteit van de contacten met de betrokken administratie dan over de kwaliteit van de regelgevingen op zich". Een studie van de Europese Commissie op basis van de door de OESO in 2011 verzamelde gegevens geeft de gemiddelde kosten weer van de inning van de belastingen in de Europese Unie voor 100 inkomsteneenheden. In die tabel hebben landen zoals Polen, Slovakije in het bijzonder en, in mindere mate, België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland en Portugal hoge kosten bij het innen van belastingen16. b) Over de "Marginal Cost of Public Funds" bestaat een studie over de milieu- en arbeidsbelastingen17. Wat de administraties betreft, heeft het IMF in zijn ROSC-verslag van 2008 de kosten voor controle onder de loep genomen. Volgens dit verslag zouden de interne-auditprocedures kunnen worden verbeterd, gecoördineerd en vereenvoudigd door het aantal interne controles en audits te verminderen. Hierdoor zouden overbodige controles kunnen worden weggewerkt. Daarvoor is een betere coördinatie nodig van de programma's en moet de informatieuitwisseling tussen de verschillende administratieve diensten efficiënter verlopen. In België zijn er zoveel belastingcontroleurs als in Nederland en dit voor een veel kleinere bevolking. De Belgische belastingcontroleurs moeten per jaar een bepaald aantal controles uitvoeren. Dit is een slechte indicator, want de controle kan betrekking hebben op meer of minder grote sommen. Bovendien komen de geïdentificeerde bedragen niet noodzakelijk overeen met de effectief ingevorderde bedragen.
12
Het belang van alle controles in de maatschappij is dikwijls een bron van uitgaven en belemmert de ontwikkeling van de economie. We leven in een maatschappij die zich tot doel lijkt te stellen het nulrisico na te streven. Er is meer dan een voorbeeld van soms overdreven controles. De opdrachten van het FAVV (Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen) vormen soms een rem op de expansie van sommige buurtwinkels. In sommige gevallen leiden ze tot kosten die niet meer in verhouding staan tot de mogelijke risico's. Op het vlak van de spoorwegbeveiliging wordt zelden de economische efficiëntie van de bijkomende uitgaven vermeld. Is de toegang tot bepaalde beroepen wel altijd relevant of is het niet het gevolg van een bepaalde vorm van corporatisme? Op het vlak van controle moeten dus steeds de juiste vragen worden gesteld: welke is de efficiëntie van de controle? Welke zijn de kosten ervan vergeleken met het risico? Welke zijn de belemmeringen voor de economische ontwikkeling die deze controle met zich brengt? Verhinderen de controles een economische sector efficiënt te werken? De belangrijkste vraag is dan ook: hoe het optimale niveau van de controles en hun plaats in de uitgavenketen bepalen? In aansluiting op dit thema, moeten we ook stilstaan bij de belemmeringen die te strenge regelgevingen kunnen teweegbrengen en de kosten hiervoor voor de maatschappij. Een voorbeeld: de (noodzakelijke) reglementeringen die na de crisis van 2008 in de financiële sector werden ingevoerd, brengen onmiskenbaar kosten met zich voor de sector, maar hebben ook een impact op de economie. Een studie van PWC18 heeft de impact geanalyseerd van de bankreglementering op het Bruto Nationaal Product van ons land. Deze studie heeft twee scenario's gedefinieerd die de noodzaak aantonen om aandachtig de voordelen te bekijken van de invoering van nieuwe reglementeringen in de sector en de kosten die deze reglementeringen met zich brengen. "De post-crisis bankreglementering die ernaar streeft om de waarschijnlijkheid en de lasten van toekomstige financiële crisissen te beperken zou een daling van het Belgisch bbp tussen 0,7% voor Scenario 1 en 1,5% voor Scenario 2 kunnen veroorzaken, wat overeenkomt met 2,8-5,7 miljard euro per jaar. Dit impliceert dat de huidige, minder strenge, bankreglementering in Scenario 1 tot 0,8% van het Belgisch bbp per jaar zou kunnen besparen in vergelijking met de stringentere wetgeving voorzien in Scenario 2. Deze kost kan ook worden uitgedrukt als een contante waarde over 30 jaar van 70 miljard euro voor Scenario 1 en van 130 miljard euro voor Scenario 2, rekening houdend met een omgeving waarin de Belgische economie groeit met een constant percentage van 1,8% op lange termijn. Dit groeipercentage veronderstelt dat gezien de bankreglementering, de Belgische economie niet zal geïmpacteerd worden door een nieuwe financiële crisis. Er zullen naar verwachting respectievelijk 25.000 en 81.000 banen verloren gaan in de economie voor Scenario 1 en 2, met een onevenredig aantal verloren banen in de banksector en in de sectoren die nauw verbonden zijn met de banksector, zoals verzekeringen, gelieerde financiële diensten en vastgoed. Dat impliceert dat de bankreglementering volgens Scenario 1 een verlies van ongeveer 56.000 banen per jaar kan vermijden in vergelijking met het strengere Scenario 2". Heel wat reglementeringen raken een geheel van economische sectoren en vormen een belemmering voor de groei. Alvorens nieuwe reglementeringen in te voeren, zou eerst een studie moeten worden gevoerd over de kosten, de impact en de belemmeringen van die regels voor de economie. 4.2. Concrete maatregelen die kunnen worden genomen Om de efficiëntie van de administratie en de transparantie van de administratieve kosten te verbeteren, vinden we het gegrond te eisen dat het verplicht wordt de marginale kost te publiceren om een euro belasting te recupereren. Dat is een goede efficiëntiemaatregel. 13
Bovendien zou het ook nuttig zijn de bedragen te verifiëren en te publiceren die werkelijk worden gerecupereerd in het kader van de bestrijding van fiscale fraude. Wat de efficiëntie van de fiscale administraties betreft, behoort België niet tot de beste leerlingen van de klas19. De OESO merkt echter op dat de cijfers in de vergelijkingen tussen landen met betrekking tot efficiëntie, voorzichtig moeten worden benaderd, omdat de variabelen tussen landen verschillend zijn (verschillende belastingvoeten, verschillende aard van geïnde belastingen, ...). In dat kader doet de OESO aanbevelingen20. De regeringen, die uit zijn op de consolidatie van hun overheidsfinanciën, stellen doorgaans zeer strikte limieten vast met betrekking tot de beschikbare gelden voor de fiscale administraties. Daarom schenken ze veel aandacht aan een betere efficiëntie van die administraties om de kosten te verminderen en toch een betere service te verlenen aan de burgers en ondernemingen. De efficiëntiewinst hangt af van de manier waarop die administraties: • de structuren van hun interne organisaties hebben opgebouwd en beheren, • de beschikbare gelden besteden om aan hun prioriteiten te voldoen, • gebruik maken van de technologie (ICT) en de door het web aangeboden mogelijkheden om hun kosten te verminderen, • en, tot slot, hoe ze de verloningsniveaus van hun teams bepalen. Hoe kan de administratie efficiënter worden? Hoe worden ambtenaren productiever? •
•
•
•
• •
Het zou ongetwijfeld wenselijk zijn in de eerste plaats te werken aan de stimulansen dan wel aan de bepaling van de te bereiken doelen (aantal dossiers, bijvoorbeeld). Er bestaan echter in abstracto geen goede stimulansen. Men moet ook "eenvoudig" denken. De vereenvoudiging van de reglementen, de versoepeling van de procedures en het gebruik van het gezond verstand moeten leiden tot eenvoudigere procedures die minder tijd en mensen vergen. Deze maatregelen moeten worden genomen op elk niveau van de administratie. Dit gaat ook via de educatie van en de informatie aan zowel ambtenaren als burgers. Daarvoor moet het gebruik worden aangemoedigd van IT- en technologische middelen (web) binnen de administratie en naar de bevolking toe. Ook het "angstgevoel", dat vaak voorkomt in de administratie moet worden bestreden. Heel wat handelingen worden gesteld als "paraplu"-reflex: om narigheden te vermijden, worden de taken of controles vermeerderd. Tijd is zelden iets waarmee rekening wordt gehouden in de administratie. Daardoor loopt de verhouding risico/rendement scheef. De rol van de dienstchef is dikwijls fundamenteel om ambtenaren beter te laten presteren. Er moeten dus managementbeginselen worden ingevoerd om de efficiëntie van de diensten te verbeteren. De goede managementpraktijken die in sommige diensten werden vastgesteld, zouden als voorbeeld moeten dienen voor andere diensten. Men zou zich ook kunnen laten inspireren door de Franse "Loi organique relative aux lois de finances" of de organieke wet betreffende de financieringswetten21. De organieke wet betreffende de financieringswetten werd in 2001 goedgekeurd en is een rechtstreeks antwoord op de gebreken van de voormalige voorschriften inzake begrotingsprocedure. Deze wet vloeide voort uit de wens om een echte prestatie- en verantwoodelijkheidscultuur in te voeren bij de overheid. Ze is gebaseerd op twee beginselen: op een samenhang in de prestaties van het openbaar bestuur en een betere transparantie van de begrotingsinformatie, zodat het parlement een nauwere controle kan instellen. Het zijn de resultaten die belangrijk zijn en niet de middelen. Voor het 14
•
•
eerste beginsel, "zijn de bestuurders voortaan verplicht verantwoording af te leggen over het efficiënte gebruik van de kredieten die ze krijgen. De organieke wet voert jaarlijkse prestatieprojecten in met de doelstellingen van de verschillende administraties voor het komende jaar. Het daaropvolgende jaar worden die doelstellingen geëvalueerd in de jaarlijkse prestatieverslagen". Voor het tweede beginsel wordt meer informatie verstrekt aan het parlement en worden de parlementaire vragen beter omkaderd. De uitvoering van de organieke wet verliep geleidelijk aan en was complex. Het duurde 10 jaar vooraleer het Rekenhof in zijn jaarverslag van 2011 een evaluatie ervan maakte. Het zou verkeerd zijn te denken dat de publiek-private samenwerking een mirakeloplossing zou zijn om de efficiëntie van de administratie te verhogen. Ze kan niet altijd de inefficiënties in de openbare sector oplossen of verminderen. Studies hebben aangetoond dat die samenwerking niet altijd zonder risico is22 (risico's eigen aan het project, risico's verbonden met de regelingen die werden getroffen in de samenwerking). De eerste motivatie van de PPS is de regels van de overheidsboekhouding te omzeilen; er kan nog een tweede voordeel zijn, namelijk de efficiëntie van de privésector. Zo een samenwerking is aanvaardbaar in bepaalde domeinen (bijvoorbeeld samenwerken met een privépartner die beter over aankoop- of bouwprijzen kan onderhandelen, omdat hij daar meer expertise in heeft), maar niet in andere (waar het gaat om het omzeilen van de regels van de openbare aanbestedingen of het vervangen van weinig productief statutair personeel door productieve werknemers). Het is dus vooral de administratiecultuur die moet evolueren.
In het kader van onze analyse denken we dat ook melding moet gemaakt worden van het belang van een evaluatiebeleid en impactstudies van de projecten die worden gevoerd. We zouden ons hier kunnen inspireren op wat de Verenigde Staten doet. Dit land heeft een evaluatiecultuur die ongetwijfeld ontbreekt op het oude continent. Of zoals benadrukt wordt in een werkdocument van het Directoraat-generaal van Financiën in Frankrijk, "de kosten/batenanalyses zijn in eerste instantie verplicht geworden voor de overheidsuitgaven (Planning and Programming Budgeting System), nadien, omdat de maatschappelijke kosten beter gekend waren, ook voor de reglementeringsontwerpen van de agentschappen van de uitvoerende macht (Executive order). De experimenten werden zeer vroeg aangewend voor de sociale programma's, de invoering van een minimuminkomen werd, bijvoorbeeld, getest op het einde van de jaren zestig"23. Dit document van het Directoraat-generaal van Financiën wil enkele beleidsevaluatiemethodes voorstellen, waaronder die van de steekproef waarbij een beleid getest wordt op een steekproef van de bevolking alvorens het in te voeren in heel het land. Die testen kunnen volgens twee methodes worden uitgevoerd: • Het experiment at random: twee groepen worden samengesteld door middel van willekeurige loting onder de bevolking en het experiment wordt uitgevoerd binnen die twee groepen. Dit is een efficiënte methode, maar ze slorpt veel middelen op en duurt lang. Vaak zijn de resultaten pas na jaren gekend. • Het quasi-experiment waarbij men gebruik maakt van al bestaande waarnemingsgegevens om de resultaten van het experiment weer te geven. Wanneer beleidslijnen worden opgesteld, moet er een systeem van voortdurende evaluatie zijn door middel van verschillende economische middelen. Een systematische benadering van de evaluatie van de door de overheid opgestelde beleidslijnen zou het mogelijk moeten maken de efficiëntie van het overheidsbeleid te meten en ongetwijfeld te verbeteren.
15
5. Twee vraagstukken: justitie en verplicht onderwijs Tijdens ons beraad hebben we ook willen nagaan welke maatregelen konden worden getroffen om twee sectoren van het overheidsbeleid efficiënter te laten werken. We wensten in dit beraad nu eens de visie van economen te geven op de onderwerpen justitie en verplicht onderwijs. Er wordt dan ook geen oordeel gevormd, noch richtlijnen gegeven buiten de economische sfeer. 5.1. Justitie Op de site van de FOD Justitie24 vinden we wat informatie over de begroting 2013 van dat departement. "Bij aanvang van 2013 bedroeg het totale budget van de FOD Justitie 1 902 125 000 euro. Dat is een stijging van 1,82 % in vergelijking met het bijgestelde budget van 2012. Vooral het personeelsbudget steeg (+ € 43 540 000), en dat heeft zich vertaald in een pak extra cipiers (o.a. om de nieuwe gevangenissen te bevolken), en in de uitbreiding van het magistratenkorps voor de strijd tegen de fiscale fraude. Anderzijds krompen de algemene werkingsmiddelen van de totale organisatie met 2 125 000 euro en daalde ook het budget voorzien voor de juridische eerstelijnsbijstand met 8 144 111 euro. Reden hiervoor: besparingen op vraag van de regering". Sinds 2004 gaat de begroting van justitie steeds in stijgende lijn. Wat meteen opvalt in internationale vergelijkingen (en meer specifiek Europese) zijn de lacunes die België vertoont in de verstrekte informatie over de cijfergegevens van het departement Justitie. In haar verslag van 2014 25 (cijfers van 2012) wijst de Europese Commissie voor de Efficiëntie van Justitie op het gebrek aan gegevens over dit departement: België behoort tot het een derde landen die niet alle gegevens verstrekken. In vergelijking met andere Europese landen liggen de kosten van justitie in België hoog en worden er geen cijfers gegeven over de efficiëntie van haar administratie26. In België blijkt dus veel te worden uitgegeven binnen de sector van justitie, terwijl de kwaliteit van ons rechtssysteem middelmatig is. In deze overheidssector zijn het dus wel degelijk het probleem van de aanwending van de middelen en de inefficiëntie die we moeten aanpakken. België maakt deel uit van de groep landen die de rechtsbijstand uitbreiden naar een groot aantal zaken en daar vrij consequente bedragen aan toekennen. Dit verslag analyseert ook het gebruik van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de rechtbanken (e-justitie en e-rechtbanken) op drie niveaus: • Het IT-materiaal dat wordt gebruikt voor rechtstreekse assistentie aan de rechter of aan het personeel van de rechtbanken. • De elektronische communicatie en de informatie-uitwisseling tussen de rechtbanken en hun milieu. • De systemen voor registratie en beheer van de zaken. In die domeinen beschikt België over weinig materiaal en staat het op een van de laagste plaatsen met Griekenland en Cyprus. Maar de uitgaven van justitie in België liggen even hoog als die in Luxemburg, Duitsland en Oostenrijk, dit wil zeggen landen die het meest uitgeven voor dit departement. In het verslag over de Europese justitie van de Europese Commissie27, valt het ook op dat België geen cijfers verstrekt over: • De lengte van de procedures. • De verhouding tussen het aantal opgeloste zaken en het aantal binnenkomende zaken. • Het aantal lopende zaken die op het einde van de betrokken periode nog moeten worden behandeld (gerechtelijke achterstand die het mogelijk zou maken de efficiëntie van de rechtbanken te meten). • De evaluatiecapaciteit van de activiteiten van de rechtbanken. 16
Welke maatregelen kunnen we nemen om de efficiëntie van het Belgische rechtssysteem te verbeteren? In haar editie van 6 februari 201528 kondigt La Libre Belgique het plan aan dat minister van Justitie, Koen Geens, weldra zal voorstellen. In aansluiting daarop heeft het Journal des tribunaux concrete voorstellen gedaan om deze instelling te moderniseren. • • • • • • • •
De als "belabberd" gekwalificeerde conclusies van advocaten verwerpen. Afzien van de raadkamer. Kortere vonnissen opstellen. De gerechtelijke ontbinding boven het faillissement stellen. De paragerechtelijke organen terugschroeven. Het hof van assisen afschaffen. Bancontact installeren in de griffies. De onderzoeksrechters afschaffen.
Als economen is voor ons vooral het aspect efficiëntie van die administratie dat speelt. We stellen vast dat de Belgische justitie niet ondergefinancierd is, maar dat ze inefficiëntie uitstraalt. Gemiddeld duren de gerechtelijke procedures zeer lang. We weten dat de gemiddelde duur om een zaak te vonnissen zeer lang is in België in vergelijking met andere Europese landen. De CEPEJ vermeldt ook dat "alle lidstaten en Israël, met uitzondering van Andorra, Armenië, België, Bulgarije, Cyprus, Ierland, Luxemburg, Malta, Roemenië en Oekraïne, hebben aangegeven over systemen te beschikken om de prestaties van de rechtbanken te evalueren". België heeft geen specifiek systeem om de hangende zaken (of gerechtelijke achterstand) te meten. We zouden over meer informatie moeten beschikken om de efficiëntie van justitie te meten. Dit departement moet cijfers kunnen voorleggen over de aanwending van de geldmiddelen die het krijgt. Momenteel bestaat er geen enkele goede indicator. Het gaat om een van de talrijke lacunes die moeten worden weggewerkt om de efficiëntie van de Belgische justitie te verbeteren. 5.2. Verplicht onderwijs Onderwijs en onderzoek zijn essentiële factoren voor de duurzame groei van een land. In dit document gaan we enkel verder in op het verplicht onderwijs in de Franse gemeenschap. Robert Deschamps benadrukt in zijn studie over het verplicht onderwijs29 dat "de resultaten van ons verplicht onderwijs niet schitterend zijn in internationale vergelijkingen. Nochtans behoort dat onderwijs tot een van de best gefinancierde departementen en is de verhouding aantal leerlingen per leerkracht bijzonder hoog". Samen met fundamenteel onderzoek vertegenwoordigt onderwijs (waaronder ook hoger onderwijs) 40% van de uitgaven van de gemeenschappen en regio's en meer dan 75% van het budget van de Franse gemeenschap. De belastingplichtige, en meer nog de burger, heeft het recht zich vragen te stellen bij de aanwending en de efficiëntie van de sommen geld die toegekend worden aan het verplicht onderwijs. De eerste vaststelling die we kunnen doen, is dat ons onderwijs niet ondergefinancierd is. "De overheidsuitgaven voor onderwijs in het bbp van de Franse gemeenschap (iets meer dan 6,7% tegenover minder dan 6,2% in Vlaanderen in 2010) is hoger dan die in alle geïndustrialiseerde landen, met uitzondering van Denemarken, IJsland en Noorwegen". Terwijl we kampen met een tekort aan leerkrachten, is de verhouding leerlingen/leerkrachten een van de hoogste in vergelijking met het Europees gemiddelde. Opgelet, een deel van het onderwijzend personeel is niet in functie, maar is wel ter beschikking gesteld (einde loopbaan, 17
ziekte, ongeval, zwangerschapsverlof, ...). De loonuitgaven vertegenwoordigen 90% van het totaal van alle uitgaven voor onderwijs, wat internationaal bekeken bijzonder hoog is. De werkingsuitgaven zijn zeer laag, wat kan verklaren waarom men de indruk heeft dat ons onderwijssysteem ondergefinancierd wordt. Het verband tussen de schoolresultaten en het loon van de leerkrachten is laag30. In de PISA-enquêtes verklaren de cijfers van de per land aan onderwijs toegewezen uitgaven slechts voor minder dan een vijfde de verschillen in de prestaties van de schoolresultaten. Ondanks de belangrijke middelen, laat ons onderwijssysteem het afweten. Het is allang geen geheim meer: in de PISA-enquêtes blijven we achter op de geïndustrialiseerde landen en staan we ver achterop tegenover Vlaanderen (moedertaal, wiskunde en wetenschappen) en zijn de ongelijkheden zeer groot, een kenmerk dat dan wel weer gedeeld wordt met Vlaanderen. Ons onderwijssysteem is dus gekenmerkt door een sterke inefficiëntie. We vestigen er wel de aandacht op dat de efficiëntie van het onderwijs niet moet worden beperkt tot een analyse van de uitgaven en resultaten. De kwaliteit van het onderwijs hangt immers ook af van de leefomgeving en de cultuur, twee zaken die moeilijk in cijfers uit te drukken zijn. Ons onderwijs wordt gekenmerkt door een tekort aan leerkrachten die over de theoretisch vereiste titels beschikken, door een gebrek aan motivatie en een hoge afwezigheids- en uitstapgraad. Schooldirecties moeten het hoofd bieden aan een grote administratieve logheid en werklast, zonder dat ze daarvoor verloond worden of voldoende administratieve bijstand of een managersopleiding krijgen. Vandaag lijkt er een consensus te ontstaan om veranderingen door te voeren. Een vermeldenswaardig initiatief is het "Pacte d'Excellence" van minister van Onderwijs in de Franse gemeenschap, Joëlle Milquet. Als economen moeten we dit onderwerp benaderen vanuit een economische invalshoek en niet als specialisten in de pedagogie. Welke maatregelen zouden de efficiëntie van ons verplicht onderwijs kunnen verbeteren. Het verplicht onderwijs heeft geen bijkomende middelen nodig, maar moet wel van werkwijze veranderen. We hebben ons tijdens ons overleg gericht op het onderwijzend personeel, de scholen en hun directies en op de leerlingen. We hebben ook diverse pragmatische maatregelen voorgesteld om de efficiëntie ervan te verbeteren. a) Leerkrachten werken in een systeem dat heel wat mankementen vertoont. Om de kwaliteit van ons verplicht onderwijs te verbeteren, zouden leerkrachten de eerste drie jaar van hun loopbaan begeleid moeten worden door een oudere coach. Heel wat jonge leerkrachten stoppen immers ermee en zijn gedemotiveerd. Het beroep van leerkracht zou ook opgewaardeerd moeten worden door hen meer vrijheid en verantwoordelijkheid te geven en ze in staat te stellen afstand te nemen van de al te strakke programma's. De vraag wordt gesteld of de studies van leerkrachten niet langer moeten duren. Enerzijds blijkt die verlenging gegrond in het licht van internationale vergelijkingen. Anderzijds zou dit ook een zeer grote hap zijn uit de begroting (800 miljoen euro in voltijds stelsel en een blokkering van de marges gedurende 15 jaar) en zou het jongeren kunnen afschrikken om de studies van leerkracht aan te vatten. De optie van een voortgezette opleiding moet onderzocht worden, maar op systematische en goed omkaderde wijze. Het zou tevens beter zijn om de evaluatie van leerkrachten te herzien en de inspectie te vervangen door een pedagogische audit met de mogelijkheid de loopbaan van sommige leerkrachten in een nieuwe richting te sturen. Trouwens, om het groot aantal jonge leerkrachten dat er de brui aan geeft, te verminderen en omdat vandaag de werkomstandigheden voor jonge leerkrachten moeilijker zijn dan voor hun nochtans ervaren oudere collega's, zou moeten worden nagegaan of jonge leerkrachten geen 18
maatregelen kunnen genieten, zoals: • • • •
Snellere benoemingen. Aangenamere lesuren. Ze niet systematisch voor de moeilijkste klassen plaatsen. Collectievere praktijk uitwerken in voorbereiding op de lessen.
De mobiliteit van de leerkrachten tussen het onderwijs en de rest van de arbeidswereld, tussen de verschillende scholen en tussen de verschillende functies in de school zou moeten worden herzien. Die mobiliteit zou het mogelijk moeten maken het aantal betaalde leerkrachten die geen les geven te verminderen. Of zoals professor Vincent Dupriez (UCL) het verwoordde in La Libre Belgique van 16 februari 2015 31 , "In Australië zijn de leerkrachten elke dag aanwezig op school van 8u30 tot 16u30, maar ze beschikken over werkruimtes en informaticatietools en pedagogische middelen om op school te werken. (...) Ik denk dat we naar een nieuwe definitie moeten gaan die de aanwezigheid van leerkrachten in de scholen verhoogt en het hen mogelijk maakt om tussen de lessen te werken en tijd te hebben voor bijkomende opleidingen buiten de schooluren". Voeg daarbij de remedial-, coaching- en opleidingstaken. b) Scholen en hun directies zouden over meer autonomie moeten beschikken voor het beheer van de school, vooral wat de tijdsbesteding van de leerkrachten, de uitvoering van pedagogische projecten of nog, de aanwending van de financiële middelen betreft. Schooldirecteurs zouden ervoor moeten zorgen dat voor het aanbod keuzevakken de beschikbare middelen zo optimaal mogelijk worden ingezet. Schooldirecties zouden ook over een grotere autonomie moeten beschikken in de aanwerving en het ontslag van leerkrachten, alsook in de aanwending van hun budget, hun interne organisatie en de vaststelling van het pedagogisch project. De rol van de directies zou professioneler moeten worden, want in werkelijkheid hebben zij een managersfunctie, en de aanwending van de door het ministerie toegekende financiële middelen zou moeten worden geverifieerd. Dit kan ook pleiten voor hergroeperingen van inrichtende machten (IM). In zijn document neemt Robert Deschamps de voorstellen op van E. Denoël en B. Gérard32 die een analyse hebben uitgevoerd van de recentste studie van het PISA en daaruit vier voorstellen hebben gedistilleerd die aan de basis zouden liggen van performantere schoolsystemen. • • • •
Mensen met kwaliteiten aanzetten leerkracht te worden en te blijven. De pedagogische praktijken in de klaslokalen voortdurend verbeteren. Kwaliteitsvolle directies aanstellen. Het slagen van elke leerling nastreven om het algemene succes in het systeem te verhogen.
"We moeten in ons onderwijs, en op alle niveaus, een evaluatiecultuur invoeren", merkt Robert Deschamps nog op. Eerst moeten duidelijke doelstellingen worden vastgelegd. Vervolgens moeten er zowel intern als extern evaluaties worden uitgevoerd. Scholen zouden worden beoordeeld op basis van de vooruitgang die ze hun leerlingen zullen hebben laten maken en niet op basis van het door de leerlingen bereikte niveau. De evaluatie moet rekening houden met hun startniveau. Om middelbare scholen aan te moedigen zwakkere leerlingen of leerlingen uit kansarme milieus op te nemen, moeten er meer stimulansen zijn en minder regeltjes. 19
Ons onderwijs zit erg versnipperd tussen de verschillende netwerken en gemeenschappen. Die versnippering ligt aan de basis van veel mankementen. In dit kader zouden we kunnen nadenken over een herstructurering van de inrichtende machten. "Op het vlak van de schoolbekkens, zou de samenwerking tussen het officiële net en het gesubsidieerde vrije net moeten worden aangemoedigd en ontwikkeld, waaronder ook de mogelijkheid voor leerkrachten van het ene net te kunnen lesgeven in het andere net, met behoud van hun oorspronkelijk statuut en hun loon", stelt Robert Deschamps nog voor. c) Wat de leerlingen en hun verschillende problemen betreft, zoals het vroegtijdig afhaken, het absenteïsme, het afzakken naar een lager niveau of het dubbelen van een jaar, denken we dat onze expertise, als economen, hier beperkt is. Een idee zou, bijvoorbeeld kunnen zijn, de leeftijd voor de schoolplicht te verlagen van 18 naar 16 jaar, maar wel de lagere school te verplichten. Het lijkt ons ook belangrijk de leerlingen correct in te lichten over de toekomstmogelijkheden van de richting die ze kiezen. Dit is niet vanuit een utilitaristisch oogpunt om onderwijs ten dienste te stellen van de bedrijven. Maar toch moeten ook de individuele keuzes gerespecteerd worden, moeten we de leerlingen responsabiliseren en hen bewust maken van de noodzakelijke mobiliteit in de tewerkstelling. d) Meer globaal en vanuit economisch oogpunt zouden verschillende maatregelen kunnen worden genomen om de efficiëntie van het verplicht onderwijs te verbeteren: • • • • •
Scholen aanzetten te besparen op hun globale budget door, bijvoorbeeld, groepsaankopen aan te prijzen. De notie arbeidstijd van de leerkrachten en het aantal te presteren uren buiten de lesuren herdefiniëren. Meer samenwerking opleggen tussen de netwerken voor de mobiliteit van de leerkrachten en het delen van het materiaal. Een geschikt systeem opzetten om de educatieve prestaties te evalueren en te meten. De financiering van de scholen zou moeten worden herzien op grond van verschillende criteria zoals het profiel van de student, zijn vooruitgang, ... Bijvoorbeeld die vooruitgang meten door het verschil tussen de scores van de CEB (Certificat d'études de base) en de scores van diezelfde populatie aan het einde van het 4e middelbaar.
Tot besluit kunnen we zeggen dat, zowel wat justitie als wat onderwijs betreft, België inefficiënt oogt in internationale vergelijkingen. Dit ligt nochtans niet aan het gebrek aan middelen dat deze overheidssectoren ontvangen, want die zijn voldoende: het probleem is de inefficiëntie waarmee ze worden gebruikt. Vanuit economisch oogpunt denken we dat er concrete en rationele maatregelen kunnen worden genomen om de efficiëntie van die twee overheidssectoren te verbeteren.
20
6. Jacht op verspillingen In een benadering die bestaat uit het analyseren en verbeteren van de efficiëntie van het overheidsbeleid, kunnen we ook eens nadenken over een reeks "kleine besparingen" in verschillende sectoren en op verschillende bevoegdheids- en organisatieniveaus. Daarom hebben we een niet-limitatieve lijst opgesteld met rationele maatregelen die de inefficiënties zouden kunnen verminderen en besparingen zouden kunnen opleveren. Hierna volgt wat we noemen de "jacht op verspillingen". Elk jaar gaan er aanzienlijke sommen geld op in schadelijke uitlaatgassen in de files. Volgens de berekening van de OESO kosten die files tussen 3,5 en 7 miljard euro, of 1 tot 2% van het bbp33. In een klimaat van lage groei wegen die kosten enorm op de Belgische economie34. Het is ondenkbaar nog nieuwe verkeersassen toe te voegen aan een netwerk dat reeds overbezadigd is. De moeilijkheden om iedere ochtend de hoofdstad van ons land binnen te rijden, zijn een belemmering voor de economische activiteit van die regio. Ook andere stadscentra hebben te kampen met dit probleem. Er worden enkele pistes opgeworpen, zoals de uitbreiding van het aanbod van de spoorwegen of nog, de verbreding van de pechstrook om bussen door te laten of de uitbreiding van carpooling. Wat ons betreft, en zoals de OESO in haar recentste verslag over België35 nog onderstreepte, zouden we voorstellen het statuut van de bedrijfswagens te herzien. In België rijden er meer dan een miljoen bedrijfswagens rond. De OESO raadt de federale regering aan deze wijze van woon-werkverkeer niet meer te subsidiëren. Ze dringt aan op de afschaffing van het voordelige fiscale stelsel voor bedrijfswagens. Wij zouden eerder aandringen de praktijk over te nemen van onze buurlanden, waar er veel minder bedrijfswagens zijn dan in België zonder dat dit een nadeel blijkt te zijn voor de activiteit. Een te nemen maatregel zou erin kunnen bestaan om, in een bredere context van "tax shift", of standaard, een "virtuele bedrijfswagen" te creëren. Een budget, dat overeenstemt met dat van een bedrijfswagen, zou kunnen worden besteed aan andere doeleinden (package mobiliteit, groepsverzekering, cafetariaplan, ...) terwijl dezelfde fiscale voordelen behouden blijven. We moeten dus afstappen van die logica om mensen systematisch in files te droppen op piekuren en de burgers verantwoordelijkheid bijbrengen omtrent deze problematiek. Zoals de OESO ook adviseert, zijn we ook voorstander van een intensiever gebruik van rekeningrijden. Ook werken op afstand is een oplossing om onze steden te ontlasten. We zouden ook dieper willen ingaan op de verwerkingskosten van de maaltijdcheques. Het systeem en de verwerking van maaltijdcheques kosten veel geld aan de hele economie36. Ondernemingen betalen ieder jaar ongeveer 43 miljoen euro aan de uitgevers van cheques en ook handelaars betalen tussen 30 en 40 miljoen euro om die cheques in te wisselen37. We pleiten dan ook voor een afschaffing van die maaltijdcheques. Hoewel men van oordeel is dat de schok van een zuivere afschaffing, die ook moet worden geplaatst in het kader van een tax shift, te groot zou zijn, blijkt dat de tweederangsoplossing erin zou bestaan ze te vervangen door een belastingvrije vergoeding op de loonbrief of de beroepskosten evenredig te verhogen. In een ander domein zouden we de aandacht willen vestigen op de veranderingen die zich hebben voorgedaan in de taken en functies van sommige grote instellingen. Deze taken werden herzien of zijn geëvolueerd omwille van wetswijzigingen of reglementaire wijzigingen. Het zou ongetwijfeld opportuun zijn de werkingsuitgaven van die instellingen te herzien na de nieuwe bevoegdheidsverdeling. Dikwijls werden deze bevoegdheden immers verminderd. 21
De institutionele structuren van België zijn zeer complex. Deze complexiteit in de verschillende bevoegdheidsniveaus brengt aanzienlijke kosten met zich mee. Zou het niet beter zijn om sommige institutionele structuren af te schaffen of te herzien (zoals bijvoorbeeld de provincies, het toenemende aantal intercommunales, de structuur van de TEC in vergelijking met die van De Lijn, ...)? We denken dat het ook wenselijk zou zijn om beginnen na te denken over de integratie van de OCMW's (Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn) in de gemeenten, zoals dat reeds gebeurt in Vlaanderen. De OCMW's zouden, in sommige gevallen, gehergroepeerd kunnen worden per zone of geïntegreerd in het schepenambt van sociale zaken in gemeenten met minder dan 20.000 inwoners (80% van de 589 Belgische steden en gemeenten). Nog steeds op het vlak van gemeenten en regio's zouden we moeten beginnen nadenken over de samenwerking tussen de gemeenten en/of tussen de gemeenten en de regio's die in bepaalde domeinen kan worden ontwikkeld: cultuurhuis, gemeentelijk zwembad voor verschillende gemeenten, ... Er zouden samenwerkingsakkoorden kunnen worden ondertekend tussen de regio's om bepaalde uitgaven en bevoegdheden te optimaliseren. Volgens ons moet ook een studie worden opgestart over de harmonisering van de verschillende ambtenarenstatuten. Bij gebrek aan een harmonisering zou er minstens niet zo een groot verschil mogen zijn tussen de behandeling van de statutaire en die van de contractuele ambtenaren om zo de flexbiliteitsbehoeften billijker te verdelen. Deze harmonisering van de statuten zou betrekking moeten hebben op alle werknemers in België: ambtenaren, loontrekkenden, zelfstandigen. Ze zou moeten gepaard gaan met maatregelen om de overstapmogelijkheden tussen de publieke en private sector aan te moedigen. Wat de toegang tot sommige beroepen en de monopolierenten betreft, vrezen we dat de overdaad aan regeltjes de economische ontwikkeling afremt. We dringen er dan ook op aan de toegang tot sommige beroepen te herzien om ze toegankelijker te maken. En tot slot vestigen we de aandacht op die uitgaven die kunnen worden aangeduid als "prestige"-uitgaven: sommige stations hebben torenhoge kosten met zich gebracht, terwijl de toestand van onze spoorwegen het soms laat afweten. Bepaalde, soms megalomane, prestigeprojecten kunnen ons niet onberoerd laten. De gevolgen van die uitgaven worden dikwijls a priori aangekondigd, maar worden zelden a posteriori geverifieerd. Uiteraard moet ons land ambities hebben, maar alvorens zich in te laten met grote sportieve of culturele projecten, moeten eerst de kosten nauwkeurig worden berekend. We raden ook aan zo voorzichtig mogelijk te zijn in de berekening van de multiplicatoreffecten die deze grote culturele, architecturale, sportieve of toeristische projecten met zich kunnen brengen (lees hierover ook het artikel van Olivier Gergaud en Victor Ginsburgh, Mons 2015, un euro de perdu, six de retrouvés, vraiment?38) Tot slot zouden we nog willen onderstrepen dat de efficiëntie van het overheidsbeleid niet los mag worden gezien van de efficiëntie van de privésector. Want ook de privésector moet zichzelf analyseren en middelen zoeken om zijn efficiëntie te verbeteren. Een efficiënte privésector zijn ondernemingen met de kleinste ecologische voetafdruk per eenheid toegevoegde waarde, ondernemingen die rendabeler zijn en meer belastingen opbrengen en dus meer middelen om de efficiëntie van het overheidsbeleid te verbeteren. Zoals het hoort, belangt het overheidsbeleid iedereen aan. Iedereen, waar we ook zijn, moet blijk geven van 22
creativiteit om de efficiëntie van onze activiteiten te verbeteren. Met dergelijke houding versterken we de efficiëntie van ons land.
23
7. Besluit Tijdens een bezinningsweekend zijn vijf economen samengekomen om te debatteren over de efficiëntie van het overheidsbeleid. Hiermee zijn we toe aan de tweede editie van een initiatief dat de Economic Prospective Club nam in 2013. Na het kader en het analysedomein van de overheidsuitgaven te hebben gedefinieerd en uitgelegd, hebben we besloten niet in te gaan op de thema's gezondheid en pensioen. Het eerste, zeer uitgebreide, thema wordt als vrij efficiënt beschouwd en kan nog altijd later worden geanalyseerd. Het tweede thema kwam reeds ruimschoots aan bod in verschillende hiervoor speciaal opgerichte werkgroepen, zoals in 2014 in onze werkgroep. Deze gedachtewisseling is uitgemond in een document dat de denkpistes over verschillende punten met betrekking tot de efficiëntie van de overheid opneemt. a) b) c) d)
Gebrek aan informatie en transparantie. Efficiëntie van de overheid en de administratie Twee vraagstukken: justitie en verplicht onderwijs. Jacht op verspillingen.
a) Wat het gebrek aan informatie en transparantie betreft, hebben onze debatten tot de volgende opmerkingen geleid: •
•
•
•
•
•
•
•
Onze eerste vaststelling is dat er te weinig transparantie en informatie over de overheidsrekeningen bestaat. Zowel het IMF als de OESO stellen deze lacunes aan de kaak. Het is een ernstige tekortkoming waaraan de verschillende bevoegdheidsniveaus iets moeten doen. Bovenop de gekende gebreken van de overheidsboekhouding komt er nog bij dat in België de overheidsboekhouding hybride is. Er bestaan geen boekhoudstandaarden tussen de verschillende niveaus van lokale, regionale en federale overheden. Om deze situatie te verhelpen, moeten volgens ons drie soorten gegevens worden herzien en verbeterd: de statistieken, de begrotingsgegevens en de boekhoudgegevens ex post. Die statistieken zouden beschikbaar moeten zijn voor alle bevoegdheidsniveaus. We stellen weliswaar een verbetering van hun kwaliteit vast, maar toch moeten er nog heel wat inspanningen worden geleverd. Voor de begrotingsgegevens vestigen we de aandacht op de noodzakelijke onafhankelijkheid van de organen die de begrotingsprognoses opstellen op federaal niveau en van de gefedereerde entiteiten. De overheidsrekeningen zouden moeten worden opgesteld door zelfstandige accountants met een analyse van de verbanden tussen de inkomsten en de uitgaven en een controle ex post op alle niveaus. De rekeningen zouden volledig, actueel en transparant moeten zijn en moeten worden afgeleverd binnen een redelijke termijn. Het is belangrijk om strikte boekhoudnormen op te stellen voor de overheid en een dubbele boekhouding te voeren. We dringen ook aan op de transparantieplicht: zowel de boekhoudgegevens als alle informatie over de inkomsten en uitgaven zouden voor de burgers toegankelijk moeten zijn. Om deze doelstellingen te bereiken, denken we dat het onontbeerlijk is om in eerste instantie een coherente en geharmoniseerde methodologie op te stellen voor alle bevoegdheidsniveaus.
b) In onze analyse over de efficiëntie van de overheid en de administratie hebben we de aandacht gevestigd op de volgende punten: 24
•
• •
• •
• • •
Een eerste vaststelling is dat de administratieve lasten wegen op de ondernemingen en zelfstandigen. Het Planbureau schat dat de totale kosten van die administratieve lasten zijn gedaald sinds 2000, maar de OESO wijst nog altijd met de vinger naar België om zijn hoge kosten voor het innen van belastingen. Wat de controles betreft, is het ons inziens nodig om het optimale niveau van de controles en hun plaats in de uitgavenketen te bepalen. Alvorens te beslissen over nieuwe reglementen, zou eerst een studie moeten worden gevoerd over de kosten, de impact en de belemmeringen van die reglementen voor de economie. Om de efficiëntie van de overheid en de administratie te verbeteren, hebben we de aanbevelingen aangehaald van de OESO. Aan die aanbevelingen voegen we nog concrete voortellen toe om het werk van onze administraties te verbeteren: werken op basis van stimulansen eerder dan te bereiken doelstellingen, onze administratie vereenvoudigen, onder meer door het gebruik van ICT aan te moedigen, de "paraplu"-reflexen die nog meer, en vaak weinig efficiënt, werk meebrengen, tegengaan, managementbeginselen en goede praktijken invoeren, en doelstellingen budgetteren. We raden ook aan ons te inspireren op de organieke wet betreffende de financieringswetten die in 2001 in Frankrijk werd goedgekeurd. Het is de administratiecultuur die we moeten laten evolueren. Tevens moet een evaluatiesysteem van de politieke beleidslijnen worden ingevoerd.
c) In het kader van onze analyse hebben we twee vraagstukken bestudeerd: justitie en verplicht onderwijs. Onze gesprekken hierover leidden tot de volgende vaststellingen: • •
• •
•
•
Justitie en onderwijs zijn sectoren die, op basis van internationale vergelijkingen, over grote budgetten beschikken maar gekenmerkt worden door een inefficiënte werkwijze. Wat justitie betreft, hebben we gewezen op het gebrek aan verstrekte gegevens over het gebruik van de haar toegekende budgetten en op haar inefficiëntie. We zouden over meer informatie moeten beschikken om de efficiëntie van justitie te meten. Momenteel bestaat er geen enkele goede indicator. Het gaat om een van de talrijke lacunes die moeten worden weggewerkt om de efficiëntie van de Belgische justitie te verbeteren. Op het vlak van verplicht onderwijs hebben we ons beperkt tot de economische aspecten zonder verder in te gaan op de domeinen waarin we geen expertise hebben. Enkele maatregelen met betrekking tot de leerkrachten zijn: o Jonge leerkrachten meer bijstaan en begeleiden. o De mobiliteit van leerkrachten vergemakkelijken. o Snellere benoemingen en voortdurende opleiding aanmoedigen. o Leerkrachten meer vrijheid geven en responsabiliseren door af te zien van al te strakke programma's. o In plaats van inspecties pedagogische audits invoeren. o Loopbaanheroriënteringen vergemakkelijken, ... Scholen en hun directies zouden professioneler moeten zijn en over meer autonomie moeten beschikken voor het beheer van de school, vooral wat de tijdsbesteding van de leerkrachten, de uitvoering van pedagogische projecten of nog, de aanwending van de financiële middelen betreft. We denken dat het ook nodig is de evaluaties te herzien, die zowel intern als extern zouden moeten zijn. Scholen zouden worden beoordeeld op basis van de vooruitgang die ze hun leerlingen zullen hebben laten maken en niet op basis van het door de leerlingen bereikte niveau. De evaluatie moet rekening houden met hun startniveau. 25
•
•
Voor de leerlingen geven we vanuit onze economische expertise de raad te kijken naar de richting en de keuze van de studies: hoewel de individuele keuzes gerespecteerd moeten worden, moeten we de leerlingen toch ook responsabiliseren en hen bewust maken van de noodzakelijke mobiliteit in de tewerkstelling. We stellen eveneens een reeks pragmatische en doelgerichte economische maatregelen voor.
Ons overleg bracht ons vervolgens tot het opstellen van een (niet-limitatieve) lijst van kleine besparingsmaatregelen die we de naam "jacht op de verspillingen" hebben gegeven en over de volgende onderwerpen gaan: • • • • • • • • •
Bedrijfswagens. Maaltijdcheques. Werkingsuitgaven van sommige instellingen. Afschaffing of herziening van sommige institutionele structuren. Integratie van de OCMW's in de gemeenten. Harmonisatie van de statuten van werknemers. Herziening van de toegang tot sommige beroepen. Prestige-uitgaven van de overheid. Efficiëntie van de privésector.
Tot besluit wensen we te benadrukken dat de voorstellen die voortvloeien uit dit overleg nietlimitatief zijn en niet beweren alle elementen te hebben behandeld die de efficiëntie van het overheidsbeleid kunnen verbeteren. Deze bijdrage van economen heeft vooral tot doel de overheid, onze dames en heren politici en de burgers te responsabiliseren voor een belangrijk aspect van onze economie: de efficiëntie van het overheidsbeleid. We brengen dit overleg in het publieke debat in de hoop dat maatregelen zullen worden genomen om een bepaald immobilisme dat de goede werking van ons land en de toekomst van de volgende generaties op het spel zet, tegen te gaan. Dit document werd vertaald met de medewerking van Bank Degroof.
26
8. Bijlagen en voetnoten
1
Link naar het document: http://www.moneystore.be/nl/wpcontent/uploads/doc/Economische_denkpistes_en_inzichten.pdf 2 http://www.oecd.org/eco/surveys/Overview_Belgium_2015_Eng.pdf 3 « Some progress has been made in recent years to increase non-cost competitiveness and productivity growth, especially through simplifying regulatory procedures, but the still restrictive regulation of retail distribution and professional services hampers competition, as do the high administrative burdens on start-ups » (OESO, 2013b). 4 Link naar het document « Economische denkpistes en inzichten-Nieuwe structurele richtingen voor België »- januari 2014 : http://www.moneystore.be/nl/wpcontent/uploads/doc/Economische_denkpistes_en_inzichten.pdf 5
6
Zie de correcties Adema et al. voor de OESO. http://www.oecd.org/tax/publicfinance/2732583.pdf 7 http://www.nbb.be/doc/ts/Publications/NBBreport/2014/NL/T1/verslag2014_TII_H4.pdf 8 http://pension2040.belgique.be/nl/ 9
https://www.belfius.be/common/FR/multimedia/MMDownloadableFile/PublicSocial/Expertis e/Financescommunales/2014/MMDF%20Analyse%20Gemeentelijke%20financiën%202014 %20FR.pdf 10 http://binnenland.vlaanderen.be/beleidsrapport 11 http://www.bisa.irisnet.be/themas/overheidsfinancien-1 12 http://www.imf.org/external/pubs/ft/scr/2008/cr08116.pdf 13 http://www.oecd.org/eco/surveys/Overview_Belgium_2015_Eng.pdf Key recommendations : Further improve budget reporting to ensure full coverage of the balance sheets and contingent liabilities of general government and other entities under public control, and publish these data. P.23 14
http://www.lecho.be/nieuws/archief/Pour_se_moderniser_la_comptabilite_publique_belge_a_ du_pain_sur_la_planche.9586972-7499.art 15 "Administratieve lasten in België voor het jaar 2012", PLANNING PAPER 114, Federaal Planbureau, februari 2014
27
16
http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/gen_info/economic_analy sis/tax_papers/taxation_paper_48.pdf
17
http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/taxation/gen_info/economic_analy sis/tax_papers/taxation_paper_35_en.pdf 18
http://www.pwc.be/en_BE/be/publications/2014/where_next_the_impact_of_banking_regulat ions.pdf 19
20
http://www.oecd-ilibrary.org/sites/gov_glance-2011en/12/08/index.html?contentType=&itemId=/content/chapter/gov_glance-2011-64en&containerItemId=%2Fcontent%2Fchapter%2Fgov_glance-2011-64en&accessItemIds=/coH9c2n8toEhm-Oc&_csp_=b30df6d49e77a98b8f37f82f86569f52 21 http://fr.wikipedia.org/wiki/Loi_organique_relative_aux_lois_de_finances 28
22
http://www.imf.org/external/pubs/ft/wp/2009/wp09177.pdf « Évaluation des Politiques Publiques : expérimentation randomisée et méthodes quasiexpérimentales » door Laura DUPONT-COURTADE en Sylvain CHABÉ-FERRET, Nicolas TREICH, Martine PERBET, Les Cahiers de la DG Trésor – n° 2015-01 – februari 2015 24 http://justitie.belgium.be/nl/informatie/statistieken/justitie_in_cijfers/2013/budget_justitie/ 25 CEPEJ Report on "European judicial systems – Edition 2014 (2012 data): efficiency and quality of justice" 23
26
http://www.coe.int/t/dghl/cooperation/cepej/evaluation/2014/CEPEJ_2014_Presentation_rapp ort_en.pdf 27 Justice Scoreboard-2014 28 http://www.lalibre.be/actu/belgique/voici-les-huit-propositions-de-koen-geens-pourreformer-la-justice-belge-54d39f0135700d752267c229 29 “Un meilleur enseignement : Nous le pouvons si nous le voulons”, Robert Deschamps, juni 2014, CERPE. Document te downloaden op www.unamur.be/cerpe 30 « New schools values », The Economist, 13/9/2014 31 http://www.lalibre.be/actu/belgique/il-faut-repenser-les-conditions-d-exercice-du-metierde-prof-54e0c54635700d752297c9cb 32 E. DENOEL et B. GERARD « Enseignement obligatoire en Communauté française de Belgique : comment s’inspirer des systèmes étrangers ? », 20ème Congrès des Economistes belges de langue française, Charleroi, novembre 2013, Presses Universitaires de Charleroi 33 http://www.lalibre.be/actu/belgique/des-milliards-d-euros-envoles-dans-les-embouteillages536fc8e63570102383c50f36 34
Bron: Verslag 2014 van de OESO over België 35
http://www.oecd.org/eco/surveys/Overview_Belgium_2015_Eng.pdf http://www.lalibre.be/economie/actualite/remplacement-du-cheque-repas-par-uneindemnite-le-mr-a-priori-favorable-54c769a435701f354362692f 37 http://www.lalibre.be/economie/actualite/une-majorite-se-dessine-pour-supprimer-lescheques-repas-54c7200d35701f3543614f69 38 http://www.lalibre.be/debats/opinions/mons-2015-un-euro-de-perdu-six-de-retrouvesvraiment-54d4ea3e35700d75226d344d 36
29