Samentuinen Sociaal-ecologisch werken
2
Colofon
3
Inleiding Op de tafel staat al verse vlierbloesemsiroop klaar voor de bezoekers. Maar eerst willen we de tuin in, want daarvoor zijn we hier. Twee enthousiaste dames en twee heren nemen groepjes mensen op sleeptouw om al hun vragen te beantwoorden. Er wordt gefilmd en gefotografeerd. Voor iedereen gaat er een nieuwe wereld open: de wereld van de samentuinen. Samentuinen zijn een echte trend, en daar zijn we allemaal trots op: Velt, de tuiniers, betrokken gemeenten en partnerorganisaties zoals Limburg.net. Na ettelijke jaren ervaring – waarin we konden zien dat het goed loopt – vond Velt het een goed idee om het gegeven ‘samentuinen’ eens onder de loep te nemen. Hiervoor organiseerden we een studiedag in juni waarbij professionelen en vrijwilligers uit verschillende sectoren en lokale overheden een bezoek brachten aan vier tuinen. Tijdens deze bezoeken konden zij actoren (vooral tuiniers, maar ook schepenen, ondersteunend personeel van Velt, betrokken ambtenaren…) interviewen. Een synthese van de informatie die we hieruit vergaarden, vind je in hoofdstuk drie. In het eerste hoofdstuk zoomen we graag in op een aantal maatschappelijke trends. Hier belichten we erg kort een aantal processen die plaatsvinden in onze huidige samenleving en die relevant zijn om het succes van samentuinen te begrijpen. Dit hoofdstuk kwam tot stand met de hulp van Socius (met bijzondere dank aan Line Windey), maar is nog erg onvolledig. Momenteel worden deze trends verder onderzocht aan de hand van SCI-trajecten1. Nu we een maatschappelijk kader hebben, kunnen we bekijken wat een samentuin precies is. In het tweede hoofdstuk omschrijven we dit kort aan de hand van de twee hoofdkenmerken: het is een ecologische tuin en tegelijkertijd een sociaal project. In hoofdstuk drie nemen we je graag mee op studiereis langs de vier bezochte tuinen. Vragen over het ontstaan, de organisatie, motivatie, communicatie, ondersteuning, omgeving en impact op de eigen leefwereld krijgen hier in grote lijnen een antwoord. Enige nuancering is onmisbaar: de analyse die we hier maken is een veralgemening op basis van vier bezochte tuinen. Het beeld dat we schetsen van ‘de samentuin’ komt waarschijnlijk niet helemaal overeen met de realiteit. Elke samentuin is namelijk uniek, en we kunnen er moeilijk algemeengeldende uitspraken over doen. Toch proberen we om met deze tekst een aantal algemene lijnen uit te zetten. Het vierde hoofdstuk gaat over samentuinen als sociaal-cultuur werk. De zaken die we bijleerden tijdens de studiereis toetsen we aan de functies van het sociaal-cultureel werk. Tot slot vind je in hoofdstuk vijf een samenvattend besluit en de uitleg van de nieuwe term ‘sociaal-ecologisch werken’.
1) SCI staat voor: Sociaal-Culturele Innovatie
4
1. Maatschappelijk kader In dit eerste hoofdstuk willen we kort een paar maatschappelijke tendensen aanraken die we ondervinden als sociaal-culturele vereniging en die een invloed hebben op onze werking met vrijwilligers. Dit onderdeel kwam tot stand met hulp van Socius, maar het is nog erg onvolledig. We kozen er die zaken uit die volgens ons belangrijk zijn om het succes van samentuinen te verklaren. Een eerste trend die in diverse contexten aan bod komt is de individualisering. We worden zelf verantwoordelijk voor onze keuzes, en die keuzes worden altijd maar ruimer en breder. Onze identiteit wordt minder bepaald door onze afkomst; we stellen haar zelf samen. De keuze om vrijwilliger te zijn in een organisatie is dan ook een weloverwogen en geen vaststaande keuze. Levenslang engagement is minder van deze tijd; de zoektocht naar verenigingen waar we ons thuis voelen blijft lopen en het is aan de vereniging om hierop in te spelen en motieven te blijven aanreiken die ieders persoonlijke interesse blijven prikkelen. Verenigingen moeten zich vaker aanpassen aan de vrijwilligers. De gezagsverhoudingen zijn niet meer vanzelfsprekend. Deze tweede trend is informalisering: we hebben nog weinig behoefte om binnen een formele organisatiestructuur te passen en gaan onszelf kleinschaliger en informeel verenigen. Hierbij hoort een aangepaste taakverdeling. Die aangepaste taakverdeling uit zich onder andere in de behoefte om deel te hebben aan het denkproces en invloed te willen hebben op het resultaat ervan. Dit noemen we cocreatie. Mensen zijn mondiger en kritischer geworden; ze willen hun mening kwijt. Hierdoor moeten we meer samenwerken in die informele context, en meer rekening houden met de individuele voorkeuren van alle betrokkenen. Dit zorgt voor een moeilijke evenwichtsoefening, maar van zodra die slaagt is de betrokkenheid en gedragenheid des te groter. Het feit dat we hier meer in slagen hebben we te danken aan de professionalisering, niet enkel van de verenigingen zelf, maar ook van de vrijwilligers. De keerzijde van deze trend is een vervaagde taakverdeling tussen de professional en de vrijwilliger en het gevaar van bureaucratisering. De professional heeft de neiging om het verenigingsgebeuren te sturen en onder controle te houden, terwijl vrijwilligers vaak gewoon onder begeleiding hun ding willen doen. We moeten dus evolueren van richting geven en sturen naar begeleiden en ondersteunen. Als vijfde trend zien we de lokalisering van het vrijwilligerswerk. Mensen zetten zich graag in hun eigen omgeving in om zo mensen te ontmoeten in hun directe leefomgeving. Dit heeft gevolgen op de geografische structuur van verenigingen: lokale activiteiten worden erg belangrijk. Ten slotte is er een groeiend ecologisch bewustzijn en een grotere interesse voor duurzaamheid en transitie. Dit is voor een vereniging als Velt vzw zeker niet onbelangrijk! We zien onze vereniging groeien en merken dat meer en meer mensen belang hechten aan gezond tuinieren en gezonde voeding. Dit ecologisch bewustzijn is er niet alleen op individueel vlak, maar ook op bestuurlijk niveau. Waar de grond van de gemeente is, is het Vlaams Decreet voor de Reductie van Bestrijdingsmiddelen van kracht. Dit decreet vermeldt dat openbare besturen geen pesticiden meer mogen gebruiken voor het onderhoud van verhardingen en groenzones. Dit verbod werd van kracht in 2004, maar gaf elk openbaar bestuur de mogelijkheid van een overgangsperiode met een geleidelijke afbouw van het gebruik van pesticiden, aflopend op 1 januari 2015. Vanaf dan mag de gemeente geen bestrijdingsmiddelen meer gebruiken. Dit decreet is een verplichting voor elke gemeente. Momenteel vindt een herziening plaats van dit decreet, wat een aantal wijzigingen in de toekomst kan betekenen. Verder kunnen de lokale milieu-, duurzaamheids- en groendiensten gebruik maken van de visie van de Vlaamse overheid op park- en groenbeheer, het zogenoemde Harmonisch Park- en Groenbeheer. Het Agentschap Natuur en Bos (ANB), de bevoegde instantie van de Vlaamse overheid, promoot een ecologische visie op groenbeheer. Het ANB stelt daar de nodige technische vademeca voor ter beschikking. Dit is een visie, geen verplichting.
5
2. Wat is een samentuin? ‘Een samentuin is een tuin waarin mensen samen ecologisch tuinieren.’ Uit deze definitie leiden we de twee basisaspecten af van samentuinen: het ecologische en het sociale. Een samentuin zou dus een vorm van ‘sociaal-ecologisch werk’ kunnen zijn.
2.1. Ecologisch In elke samentuin worden de principes van ecologisch tuinieren toegepast: Zorg voor de bodem betekent dat de bodem minimaal wordt bewerkt. Dit gebeurt door de bodem zo veel mogelijk te bedekken, mulching toe te passen en groenbemesters in te zaaien. In een ecologische tuin wordt geen kunstmest gebruikt, maar wel compost: een volledige, natuurlijke meststof. Door preventieve maatregelen zoals teeltwisseling, combinatieteelt, de keuze van rassen, natuurlijke vijanden aantrekken etc. wordt aantasting voorkomen. In geval van nood gebruikt men enkel ecologisch verantwoorde bestrijdingsmiddelen. Door zorg te dragen voor natuur en landschap, blijft het ecologisch evenwicht bewaard. Dit gebeurt door bestaande landschapselementen zoals bomen en poelen zo veel mogelijk te behouden, door zo veel mogelijk inheemse planten te kiezen voor randbeplanting en natuurlijk materiaal te gebruiken voor infrastructuur, door een insectenhotel te plaatsen om natuurlijke vijanden aan te trekken etc. In een ecologische tuin is er ruimte voor diversiteit. Dat betekent dat er al eens geëxperimenteerd mag worden met minder bekende groenten en dat speciale variëteiten of rassen de voorkeur mogen krijgen. Enkele weken na het eerste zaaisel geniet je van een lekkere en gezonde oogst! Omdat je dit alles zelf hebt gekweekt, weet je wat je eet: verse en vitaminerijke groenten en vruchten zonder pesticidenresidu’s. Bovendien heb je geen verpakking, eet je lokaal en op het ritme van de seizoenen.
2.2. Sociaal Naast het ecologische aspect, wordt een samentuin getypeerd door de sociale samenhang en de groepsdynamica waar veel aandacht aan wordt besteed. Dit uit zich in de volgende eigenschappen: Naast biodiversiteit is er een diversiteit aan mensen: iedereen is welkom ongeacht leeftijd, opleidingsniveau, afkomst, gezinssituatie, beperkingen of bijzondere talenten. Een samentuin is een inclusieve plek waar iedereen op zijn manier een steentje kan bijdragen. Velt pleit ervoor om de infrastructuur er zo naar te maken dat de tuin ook effectief toegankelijk is voor iedereen. De organisatie van een samentuin is een participatief proces. Sommigen kiezen ervoor om de volledige tuin gemeenschappelijk te onderhouden, anderen delen de tuin op in individuele percelen en spreken af om de gezamenlijke infrastructuur samen te onderhouden. In beide gevallen is er altijd een vorm van samenwerking en zijn er goede afspraken tussen de tuiniers nodig. Het is belangrijk dat deze keuzes in groep worden gemaakt zodat ze door iedereen gedragen worden. Een samentuin is een educatief centrum waar mensen samen informeel leren over natuur, voeding, samenwerken, tuinieren… Formeel leren kan ook door bijvoorbeeld cursussen aan te bieden.
6
3. Analyse studiereis Op 22 juni 2012 organiseerde Velt een studiereis langs vier verschillende samentuinen in Vlaams-Brabant en Limburg. Professionals en vrijwilligers uit verschillende sectoren namen hieraan deel om samen een analyse te maken van deze tuinen. Dit gebeurde aan de hand van een aantal vooropgestelde thema’s waarover we betrokkenen bij de tuinen interviewden: • Hoe is de samentuin ontstaan? • Hoe organiseren de tuiniers zich? • Wat is hun motivatie of drijfveer om in een samentuin aan de slag te gaan? • Hoe verloopt de communicatie tussen tuiniers en naar externen? • Welke financiële, professionele of andere ondersteuning krijgt de samentuin? • Hoe wordt de omgeving bij de tuin betrokken? • Wat is de impact van het actief zijn in een samentuin op de leefwereld van de betrokkenen? Dit hoofdstuk is een samenvatting van de verkregen informatie op deze dag, over deze vier tuinen. Hieronder lees je meer over de bezochte tuinen. De Proeftuin in Betekom Deze samentuin meet ongeveer 30 bij 30 m en ligt in een tuin van 2 ha, die dan weer hoort bij een opvangproject voor adolescente meisjes (De Switch). De 6 tuiniers bewerken en oogsten alles samen en krijgen ook veel hulp van internationale vrijwilligers. In 2011 was dat een Portugees, in 2012 een Kroaat. De vrijwilligers blijven meestal 1 jaar en verdelen hun tijd over de tuin en De Switch. Het collectieve beheer van de moestuin was van bij aanvang (oktober 2010) een vanzelfsprekend uitgangspunt: sinds ongeveer 1970 werd de tuin al samen bewerkt, zij het dan met een erg wisselvallige aanpak. De Zavelhof in Kessel-Lo Dit terrein is eigendom van aannemer-boer Patrick Jacoby, die Velt in voorjaar 2011 uitnodigde om er een samentuin op te starten. Van de 1 ha is nu ongeveer 60 a verdeeld onder 40 tuiniers. De meesten bewerken hun eigen 0,5a, maar er zijn ook ‘koppels’ die samen hun perceeltje bewerken. De Waterkuil in Zepperen In 2005 is de ecologische volkstuin ‘Waterkuil’ opgestart op een braakliggend gemeentelijk terrein in Zepperen, Sint-Truiden. Zestien tuiniers namen een terrein van 33 a in gebruik als samentuin. De individuele percelen hebben elk een oppervlakte van 2 a. Dit project werd gerealiseerd via een Dulomi-project, waarin Velt nauw samenwerkte met de toenmalige Limburgse intercommunale Intercompost. In de periode van 2005 tot 2011 is de Waterkuil uitgegroeid tot een toonaangevend initiatief met uitstraling in heel Vlaanderen. Het groeiende succes van dit project kende een vervolg toen in 2010, binnen de provinciale campagne Limburg Eco.logisch, de samentuin werd uitgebreid met 30 a, waarop 14 nieuwe tuiniers aan de slag gingen. Ondertussen is ook het compost demopark van de stad SintTruiden naar de samentuin in Zepperen verhuisd. Haechent in Kortessem Eveneens binnen de campagne Limburg Eco.logisch startte Velt in 2009 een volkstuin op in de wijk Haechent in Kortessem. In opdracht van de Limburgse intercommunale Limburg.net begeleidde Velt de inrichting van 16 percelen op een terrein van 26 a. Een snipperwand, vlechtwerk en een kastanjehouten omheining vormen de scheiding met de nabije sociale woningen. Alle tuiniers wonen in de omringende woonwijk. Velt nam gedurende twee groeiseizoenen de begeleiding van de tuiniers op zich. De samentuin vormt nu een zeer gewaardeerde groene oase binnen de wijk.
3.1. Ontstaan Een terugkerend motief om een samentuin te starten is het demografische gegeven van verstedelijking, gekoppeld aan de nood van stadsbewoners om omringd te blijven door groen2. Almaar meer mensen gaan kleiner wonen en hebben slechts beperkte toegang tot groene zones. Door in een samentuin aan de slag te kunnen, wordt een stuk grond dat voordien geen of een andere bestemming had, toch nuttig gebruikt en wordt de individuele nood aan groen ingevuld. Uit de gesprekken blijkt dat een leidersfiguur noodzakelijk is bij de opstart van een samentuin. Iemand moet het initiatief nemen, inspireren, aan de kar trekken. Daarnaast moet een aantal voorwaarden vervuld zijn, zoals logistiek (er moet grond zijn), begeleiding van de tuiniers… Wie hiervoor zorgt, maakt weinig uit. In sommige gevallen is dat de gemeente, in andere een particuliere grondbezitter die een nuttige bestemming voor zijn land zoekt. Het is wel wenselijk om goede afspraken te maken over de grond, bijv.: termijn van ontruimen, wie draait op voor kosten van onderhoudswerken, duur van de huurovereenkomst, huurprijs etc. 2) Zie ook hoofdstuk 1 ‘Maatschappelijk kader’, groeiend ecologisch bewustzijn.
7
3.2. Organisatie Hoe een groep samentuiniers zich organiseert is afhankelijk van een aantal bepalende factoren zoals de grootte van de groep, leeftijd, hoe de werving gebeurde en de heersende cultuur. Zo zal een grote groep van voornamelijk senioren eerder geneigd zijn om zich formeel te structureren, zoals we dat in Zepperen en Kortessem zagen. Het is ook niet gek dat hoe groter de groep is, hoe meer structuur je nodig hebt. Als de groep dan nog bestaat uit mensen die hun hele leven al binnen formele structuren hebben gefunctioneerd, zou het ongepast zijn deze plots weg te halen. In de tuinen in Limburg zagen we dus heel duidelijk een driekoppig bestuur dat aanspreekpunt is in de tuin en dat anderen leidt en begeleidt. Het drietal heeft duidelijk meer verantwoordelijkheid dan de andere tuiniers. Voor een tuinierster uit Betekom, waar alles heel organisch verloopt, was dit even schrikken. Het verschil was groot: in Betekom staan zes vrouwen van verschillende leeftijden in voor een gemeenschappelijke tuin. De vrouw met de meeste tuinervaring, neemt het voortouw, maar gaat niet ‘boven’ de anderen staan. Niemand heeft meer of minder bevoegdheden, verplichtingen of verantwoordelijkheden dan een ander. Het feit dat in Zepperen en Kortessem tuiniers hun eigen perceel bewerken, en er in Betekom één gemeenschappelijke tuin is, vergt een andere structuur. Ze zijn elkaars uitersten, maar beide groepen zijn tevreden met hun situatie. En wat zou nu beter zijn? Misschien is het wel de gulden middenweg die ze in de Zavelhof bewandelen. Hier is er een minimale taakverdeling en structuur, maar op een heel informele manier. Het doel is vooral om veel dingen samen te doen. Wat belangrijk is om hieraan toe te voegen, is dat de tuiniers van Betekom binnenkort geen grond meer hebben, en dat dit zeker een belemmering is om zich anders te structureren. De motivatie om in een samentuin aan de slag te gaan, beïnvloedt de manier van organiseren. In Betekom willen de vrouwen vooral genieten van het tuinieren zelf, onder vriendinnen. Dit vergt een andere aanpak dan in een tuin waar tuiniers oogst willen delen, samen plantgoed aankopen, een barbecue willen organiseren, afspreken wie de gemeenschappelijke delen onderhoudt etc. Ten slotte is er nog het ecologische aspect: de tuiniers in Zepperen en Kortessem zijn meer ‘klassieke’ tuiniers die in deze samentuin aangezet werden tot ecologisch tuinieren. Ze volgden een opleiding en worden nu nog altijd begeleid door de drie bestuurders, die ook wat dit betreft een oogje in het zeil houden. In de tuinen in Betekom en Kessel-Lo is dit helemaal anders: hier stapten de meeste tuiniers mee in het project, net omdat er ecologisch wordt getuinierd.
3.3. Motivatie In alle vier de tuinen was het duidelijk dat tuiniers naar een samentuin komen omwille van het sociale aspect. Het samen zijn met mensen, bij een groep horen,3 is dus erg belangrijk!
3) Zie ook hoofdstuk 1 ‘Maatschappelijk kader’ individualisering.
8
9
‘Vroeger gingen de mensen in hun eigen tuin aan de draad staan om tijdens het tuinieren met elkaar te kletsen. Nu worden tuinen afgezet met hoge hagen waardoor we die verbondenheid in een samentuin moeten terugvinden.’ Naast het sociale aspect is het werken in de tuin als nuttige vrijetijdsbesteding een belangrijke motivatie. Tuinieren werkt bijna therapeutisch; mensen leren terug genieten van de kleine wonderen van de natuur als ze een zaadje zien uitgroeien tot een plant waarvan ze voedsel kunnen oogsten. Het geeft je het gevoel iets te kunnen creëren en is bovendien erg rustgevend. Dat je die groenten dan ook kunt opeten, is voor sommige tuiniers zelfs eerder bijkomstig. Het voordeel is wel dat deze groenten van goede kwaliteit zijn en erg gezond, want zonder pesticidenresidu’s. Dit is voor heel wat samentuiniers een belangrijke reden om te kiezen voor een samentuin waar ecologisch wordt getuinierd, en niet voor een klassieke volkstuin. Hoewel sommige tuiniers aanvankelijk op de klassieke manier tuinierden en verplicht werden om om te schakelen in de samentuin, is de ecologische overtuiging toch echt een reden om naar een samentuin te komen. Dat hoorden we heel duidelijk in de Zavelhof en de Proeftuin, waar de meeste tuiniers al vertrouwd waren met het ecologische gedachtegoed. Tegelijkertijd merken we dat de Limburgse tuiniers nu mee van de beste ecotuinambassadeurs geworden zijn, en dat het ecologische aspect ook voor hen een belangrijke drijfveer wordt. Als laatste reden waarom tuiniers voor een samentuin kiezen, hoorden we het informeel leren vaak terugkomen. Een samentuin is een educatief centrum voor zowel de tuiniers als hun omgeving; er worden recepten uitgewisseld, de tuiniers geven tips aan elkaar, ze inspireren en dagen elkaar uit, ze ruilen zaden en plantgoed…
3.4. Communicatie Afhankelijk van de organisatie en structuur van de samentuin, zijn er verschillende communicatiestrategieën, zowel intern tussen de tuiniers als naar de omgeving toe. Een terugkerend gegeven is dat de tuiniers een wekelijks of maandelijks moment afspreken om zeker te komen tuinieren, zodat iedereen elkaar ziet en er op die dag ook afspraken kunnen worden gemaakt. Het vergt wel wat organisatie om iedereen samen te krijgen. Door de verscheidenheid aan mensen lukt dat niet altijd even goed. Daarom wordt er tussendoor vaak via e-mail of via borden gecommuniceerd. In Betekom staat er bijv. een bord met het tuinplan in de serre. Als een van de tuiniers iets heeft gezaaid, geoogst of verplant, wordt dit aangeduid op het bord, met de datum erbij. Zo weet iedereen wat er werd gedaan en waar en wanneer er werd gewerkt. Daarnaast werken ze met een ‘done’- en ‘to do’-lijst. Er is een internationale vrijwilliger die deze lijstjes bijhoudt: wat is er deze week gebeurd en wat moet er nog gebeuren de komende dagen of weken? De tuinen in Limburg hebben in de plaats van een bord, een centrale contactpersoon. Dit hangt samen met een eerder formele structuur4. Los van de structuur, is het wenselijk om een participatief opgesteld tuinreglement te hebben. Dit helpt om misverstanden te voorkomen en schept duidelijkheid voor de tuiniers over verantwoordelijkheden en gemaakte afspraken. Het is van belang de tuiniers te betrekken bij de opstelling van dit document, zodat het door iedereen goedgekeurd en gedragen wordt.
‘Het engagement blijft belangrijker dan het reglement.’ Naar buiten verloopt de communicatie vaak afhankelijk van de ondersteuning5 die de tuiniers krijgen. In het geval van de tuinen in Limburg staat de gemeente achter het project en wordt erover bericht in het gemeenteblad. Dit is zeker handig voor de tuiniers om hun verhaal te kunnen doen, maar ook om mensen naar de tuin te krijgen om bij te leren over ecologisch tuinieren. We zien dat in deze tuinen bijna overal een wachtlijst is van mensen die graag willen instappen, maar dat er een tekort aan percelen is. In Betekom is helaas het tegenovergestelde gaande: via huis-aan-huis flyers proberen de tuiniers extra krachten aan te spreken, zonder veel succes… De tuiniers in de Zavelhof bewijzen dat je de gemeente niet nodig hebt: zij zijn op korte termijn heel sterk gegroeid in aantal door hun eigen contacten aan te spreken. Zo ontstond snel een groep van ongeveer 40 tuiniers! 4) Zie ook 3.2 Organisatie 5) Zie ook 3.5 Ondersteuning en financiering
4. Zie
10
Verschillende tuinen nemen deel aan de Velt-ecotuindagen6 of organiseren een officieel openingsfeest om zich bekend te maken bij de buitenwereld. Hierbij worden relevante partners uitgenodigd die op hun beurt een netwerk kunnen aanspreken en zo het draagvlak voor het initiatief kunnen vergroten. Wie houdt er tenslotte niet van feest?
3.5. Ondersteuning en financiering Zoals bij ‘het ontstaan’ vermeld, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan bij de opstart van een samentuin. Hierbij is ondersteuning op verschillende vlakken onmisbaar. Alle vier de tuinen krijgen professionele ondersteuning van Velt vzw. Die ondersteuning is vooral tuintechnisch maar is er ook op het vlak van groepsvorming en structuur. Voorlopig zijn er bij Velt twee medewerkers die ervaring hebben met het opstarten van samentuinen. Zij helpen toekomstige tuiniers onder andere bij de aanleg van de tuin, de begeleiding van minder ervaren tuiniers, de opstelling van een tuinreglement, het bieden van structuur als thematische Velt-werkgroep… In de toekomst zullen er heel wat meer mensen deze ondersteuning kunnen bieden. Velt organiseert vanaf september een opleiding praktijkbegeleiders voor samentuinen waarin deelnemers geschoold worden om specifiek samentuiniers te begeleiden. Zo worden de twee medewerkers ondersteund door een ploeg freelancers die overal in Vlaanderen samentuinen helpen opstarten en begeleiden. Naast de inhoudelijke begeleiding, zijn ook de schouderklopjes heel belangrijk. Tuiniers worden gewaardeerd in wat ze doen en dat voelen ze zo ook aan. De ondersteuning van de gemeente mag niet onderschat worden. Vooral op het vlak van infrastructuur kunnen zij een grote rol spelen: veel braakliggende gronden zijn eigendom van de gemeente en ze kunnen vaak materieel steunen of de hulp van de groendienst inschakelen bij grotere werken. In Limburg merken we dat de gemeenten echt achter de samentuinen staan en in de bres springen als facilitator. Dit maakt alles veel gemakkelijker wat organisatie betreft. Bovendien zijn zij de voornaamste sponsor van de samentuinen. Zonder de financiële hulp van de gemeente hadden ‘De Waterkuil’ en ‘Haechent’ er wellicht heel anders uitgezien. Daarbij hebben de tuinen in Limburg het geluk te kunnen rekenen op de steun van Limburg.net, de afvalintercommunale. Om al het werk in de tuin gedaan te krijgen, doen de tuiniers in Betekom een beroep op internationale vrijwilligers. Zo was er het afgelopen jaar een Kroaat en het jaar ervoor een Portugees die een heel jaar door hielpen met tuinieren. In Zepperen wordt dan weer de sociale werkplaats ingeschakeld voor praktische werken en onderhoud van paden, hagen en dergelijke. Het financiële verhaal van de tuinen ziet er heel verschillend uit. De tuinen in Limburg konden rekenen op de ondersteuning van verschillende partners die ook financiële hulp boden. De Zavelhof en de Proeftuin moesten iets creatiever omspringen met hergebruik van materiaal om kosten te drukken. Hiermee geven ze een extra dimensie aan het ecologisch tuinieren. De tuiniers van Betekom spijzen verder de kas met de jaarlijkse verkoop van asperges. Met deze opbrengst kopen ze nieuw zaai- en plantgoed. Natuurlijk is de financiering afhankelijk van de eigenaar van de grond. De Zavelhof is privé-eigendom waardoor de gemeente sowieso nauwelijks of niet betrokken is bij de samentuin. De eigenaar staat hier wel in voor de kosten van bijvoorbeeld een waterput. Op hun beurt betalen de tuiniers een jaarlijkse bijdrage aan de eigenaar.
‘Een samentuin is een grote investering, maar op termijn een nuloperatie. Een lap grond die voordien geen echte functie had, brengt nu voedsel op én de gemeente of de eigenaar heeft er geen werk meer mee!’ Het is echter niet enkel de externe ondersteuning die belangrijk is. Onderling ondersteunen de tuiniers elkaar ook. We merken dat informeel leren van elkaar een grote rol speelt in de verschillende samentuinen.
3.6. Omgeving Een samentuin vormt een gemeenschap, maar de betrokkenen proberen er geen besloten gebeuren van te maken. De buurt wordt betrokken, net als scholen, familie etc. Tuiniers pakken dit op verschillende manieren aan. 6) Jaarlijks organiseert Velt vzw het eerste weekend van juni ‘ecotuindagen’. Tuiniers over heel Vlaanderen en Nederland laten je kennis maken met de geheimen van hun ecologische moestuin, siertuin of boomgaard. Meer info op www.velt.be/ecotuindagen.
11
Tijdens de Velt-ecotuindagen wordt iedereen uitgenodigd om een kijkje te komen nemen en geïnspireerd te worden door de verhalen van de tuiniers. De bezoekers zijn vaak nieuwsgierige buurtbewoners, wat zorgt voor draagvlak voor de samentuin in de directe omgeving. In Zepperen werden enkele initiatieven genomen om mensen met verschillende doelen naar de tuin te lokken. Zo is er naast de tuin een hondentoilet, een weide met dieren, een speeltuin, een wandelpad… Ouders, hondenliefhebbers, tuiniers, wandelaars en kinderen komen op die manier gemakkelijker met elkaar in contact en komen over ‘hun muren’ kijken. De droom van veel tuiniers is om een educatief centrum te zijn: mensen kunnen komen kijken en vragen stellen over ecologisch tuinieren. Zo kunnen ze meer mensen bereiken en bewust maken. Helaas is dat nu nog niet het geval. De buurt wordt slechts in beperkte mate echt betrokken bij de tuin. Enkel in Zepperen zien we hiervoor een eerste aanzet. Onze verklaring hiervoor is dat de tuin eerst stabiel moet zijn: tuiniers moeten een band hebben met elkaar, en vooral ook zeker zijn over zichzelf en hun werk voor ze dit op een veilige manier kunnen en willen tonen. Pas dan kunnen er stappen worden gezet naar de buitenwereld. In Betekom grenst de tuin aan een opvangtehuis voor meisjes in moeilijkheden. Jammer genoeg is het erg moeilijk om de meisjes te betrekken bij de activiteiten in de tuin. Het verloop is er immers heel groot – dit is eigen aan dit type noodopvang. Dit is, op het eerste gezicht, een gemiste kans: samenwerking met sociale instellingen zou erg interessant zijn om tuinieren als therapie te gaan gebruiken. Als dergelijke situaties zich in de toekomst nog voordoen, kunnen we hier extra aandacht aan besteden om te onderzoeken hoe we dit het best aanpakken.
3.7. Impact op eigen leefwereld De impact van een samentuin op de leefwereld van de tuiniers is sterk afhankelijk van hun beginsituatie. Zoals eerder vermeld bij ‘motivatie’, was een groot deel van de tuiniers in de Zavelhof en de Proeftuin al vertrouwd met ecologisch leven en tuinieren, en was dit een voorname aanleiding om aan de slag te gaan in de samentuin. Deze tuiniers vertellen ons dat ze dagelijks nog bijleren van anderen en hun visie aanscherpen. De tuiniers – en in het geval van de Zavelhof ook de tuineigenaar – blijven elkaar inspireren en nieuwe denkbeelden aanreiken. Dit draagt bij tot motivatie en engagement. Zowel in Kortessem als in Zepperen waren veel van de tuiniers aanvankelijk klassiek. Het was een hele opdracht om hun scepsis te doorbreken en hun gewoonten te doen veranderen. Maar het resultaat is er: de tuiniers die in het begin het minst geloofden in ecologisch tuinieren, ontpopten zich vaak tot de beste ambassadeurs! Door zelf echt aan de slag te gaan en het resultaat te zien, ruiken, proeven en voelen geraken mensen wel degelijk overtuigd van de voordelen van ecologisch tuinieren.
‘Mijn leven is in positieve zin geëvolueerd.’
12
13
4. Samentuinen als sociaal-cultureel werk Samentuinen zijn een succes; er zijn wachtlijsten en er komt een groeiend aantal vragen binnen van mensen die er een willen opstarten. Wat zijn nu juist de factoren die maken dat binnen de huidige maatschappelijke context deze vorm van verenigen zo’n succes heeft? We bespreken ze hier aan de hand van de functies van het sociaal-cultureel werk: gemeenschapsvorming, educatie, culturele functie en maatschappelijke activering.
4.1. Gemeenschapsvorming Een samentuin vormt een nieuwe, informele gemeenschap. Mensen met gelijkaardige doelen of interesses komen samen om een activiteit uit te voeren. Anderzijds wordt ook vorm gegeven aan de gemeenschap: buren komen met elkaar in contact, er ontstaat een nieuw soort ontmoetingsplaats. Tuiniers hebben meteen ook een onderwerp om over te praten (hun tuin, de oogst, het weer), wat de drempel om in contact te treden verlaagt. En eens de eerste stap is gezet, wordt daarop verder gebouwd volgens de tuiniers: ‘Wij praten meer over wat er in Syrië gebeurt, dan over onze tuin of het weer.’ Op deze manier biedt een samentuin antwoorden op de maatschappelijke trend die we in het eerste hoofdstuk ‘lokalisering’ noemden: mensen hebben er baat bij om hun buren te kennen en willen dit ook graag. Een samentuin kan aan de buurt weer die extra dimensie geven. Ook informalisering zien we hier terugkomen: een samentuin is een nieuwe vorm van verenigen, ontstaan uit losse contacten met mensen die aan hun individuele behoeften willen voldoen, met verschillende motieven. Deze mensen maken samen een nieuwe gemeenschap, zonder dat ze het misschien zo bedoelen.
4.2. Educatie In de eerste plaats is een samentuin een plek waar informeel leren een grote rol speelt, zoals meermaals aangehaald in de analyse van de studiereis. Een samentuin is zonder meer een ideale plaats voor ervaringsgericht leren. Maar ook formeel: er worden professioneel begeleide cursussen en workshops aangeboden en dit wordt erg gewaardeerd. Hierin herkennen we de professionalisering van vrijwilligers. Mensen willen graag kennis opdoen over verschillende zaken, en die ook delen met anderen. Zo kan ieder op zijn beurt de rol van leraar opnemen en zijn steentje bijdragen. Een samentuin is een participatief gegeven dat steunt op de inbreng, ervaring en kennis van alle betrokkenen. Iedereen is idealiter eigenaar van het project, cocreateur. Een groeiend ecologisch bewustzijn zorgt ervoor dat mensen hun leven en houding wel willen aanpassen om hun impact te verkleinen, maar niet altijd goed weten hoe. Een samentuin is zowel voor tuiniers als buurtbewoners de ideale plek om vorm te geven aan dat ecologische bewustzijn en inspiratie op te doen over maatregelen die je zelf kunt en wilt treffen om je voetafdruk te verkleinen. Het terrein en de activiteiten in een samentuin lenen zich ertoe om de plek uit te bouwen tot educatief centrum, ook voor de buitenwereld. Zoals vermeld in het vorige hoofdstuk, blijft het betrekken van de buitenwereld voorlopig nog moeilijk. Dit is een aspect waar we extra aandacht aan moeten besteden in de toekomst.
4.3. Culturele functie In de eerste plaats willen we verwijzen naar een ‘ecocultuur’ die vorm krijgt in de samentuinen. Mensen verbinden zich door een gemeenschappelijke visie: ecologisch leven en tuinieren. Deze wordt zo veel mogelijk uitgedragen naar hun omgeving door oogst te verkopen/uit te delen, de buurt uit te nodigen op de ecotuindagen of een openingsfeest… Deze ecocultuur kunnen we niet loskoppelen van het groeiende ecologische bewustzijn, zoals dat werd aangehaald in het eerste hoofdstuk. Almaar meer mensen willen weer vat krijgen op wat er op hun bord verschijnt, en duiken terug de moestuin in. Ook dit is een vorm van cultuur die met onze grootouders aan het uitsterven was, en nu terug een belangrijke maatschappelijke plaats inneemt. Hoewel de bezochte tuinen weinig interculturele tuiniers hebben, is dit wel het geval in andere samentuinen die Velt ondersteunt. Tuiniers van verschillende origine brengen vreemde groenten mee naar de tuin, waardoor een grote diversiteit aan gewassen ontstaat. Op die manier wordt een samentuin een plek waar intercultureel leren centraal komt te staan. Mensen leren elkaar op een andere manier kennen en leren omgaan met elkaar. Daar komt bijvoorbeeld ook bij kijken dat veel allochtone tuiniers de hele zomer naar het land van herkomst trekken, en hun tuintje achterlaten. De groep wordt gedwongen hier op een creatieve manier mee om te gaan.
14
4.4. Maatschappelijke activering Uit de analyse die we tijdens de studiereis maakten, blijkt dat een samentuin vooral een ontmoetingsplek is. Mensen worden naar de tuin gedreven vanuit hun behoefte aan sociaal contact en worden op die manier geactiveerd om een rol als tuinier op te nemen. Ze gaan deel uitmaken van de ecocultuur en deze ook uitdragen naar hun omgeving. Veel verenigingen kampen met een tekort aan vrijwilligers en worden geconfronteerd met heel wat uitdagingen die voortvloeien uit een nieuwe maatschappelijke context. Samentuinen bieden hier op verschillende manieren antwoorden op. Die werden doorheen de hele tekst aangehaald, maar hier nog eens kort samengevat: • Individualisering: een samentuin gaat uit van de persoonlijke interesse, talenten en motivatie van potentiële tuiniers. Er wordt weinig van hen verwacht, behalve hun perceel of de gemeenschappelijke tuin mee onderhouden op een ecologische manier. Verder kunnen ze hun activiteiten volledig volgens hun eigen agenda inplannen. • Informalisering: het is een nieuwe vorm van verenigen, vaak ontstaan uit losse contacten. Meestal gebeurt de taakverdeling spontaan en niet volgens een gestructureerd patroon. Als er een reglement wordt opgesteld, worden alle tuiniers hierbij betrokken. • Cocreatie: besluitvorming in een samentuin gebeurt idealiter via een participatief proces. Iedereen is mede-eigenaar van de tuin en geeft hem mee vorm op een eigen manier. • Professionalisering: zowel formeel als informeel leren staan centraal in een samentuin waardoor kennisoverdracht een belangrijke plaats inneemt. De tuiniers professionaliseren zich in het ecologisch tuinieren en alle sociale aspecten die daaruit voortvloeien. • Lokalisering: een samentuin is beperkt in ruimte en meestal zijn de tuiniers afkomstig uit de directe omgeving. Zo leren buren elkaar beter kennen, wat door veel tuiniers als nuttig en aangenaam wordt ervaren. • Groeiend ecologisch bewustzijn: de ecocultuur groeit. Een samentuin biedt concrete voorbeelden van hoe je in je eigen leven vorm kunt geven aan ecologie en hij inspireert mensen rechtstreeks om effectief aan de slag te gaan. Al deze zaken wijzen erop dat samentuinen een belangrijke vorm zijn van maatschappelijke activering.
15
5. Besluit Samentuinen zijn een trend, omdat ze antwoorden formuleren op een aantal maatschappelijke uitdagingen. Een trend, geen eendagsvlieg. Een samentuin is een ontmoetingsplaats waar mensen met en zonder groene vingers leren om ecologisch te tuinieren. Vooral in de stedelijke context wordt het gebrek aan een groene omgeving als gemis ervaren. Terechtkunnen in een samentuin lost niet alleen dit gemis op, het levert ook nog eens een dagelijkse portie aan sociaal contact op. De twee belangrijkste pijlers van een samentuin zijn dan ook het ecologische en sociale aspect. Mensen die een perceel bewerken, moeten zich houden aan ecologische principes zoals geen gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, aantrekken van natuurlijke vijanden om aantasting te voorkomen, ruimte voor biodiversiteit… Daarbij staat de tuin ook open voor een sociale diversiteit en hebben de betrokkenen inspraak in het geheel. Uitwisseling van ervaring staat centraal. Op die manier zouden we een samentuin een duurzame vorm van ‘sociaal-ecologisch werken’ kunnen noemen. Dit omdat ecologisch tuinieren een manier vormt om sociale capaciteiten te versterken en zelfredzaamheid te verhogen. Daarbij groeit het ecologisch bewustzijn van de betrokkenen en draagt het tuinieren bij tot een betere gezondheid (zowel op vlak van ontspanning, ontsnappen aan de drukte, als op vlak van vers geteelde groenten en fruit zonder pesticidenresidu’s). Sociale capaciteiten versterken gebeurt onder andere door de grote mate van betrokkenheid en het belang dat aan participatie van de tuiniers wordt gehecht. Een samentuin is een cocreatie van en wordt gedragen door alle betrokkenen. Van de tuiniers wordt dus ook verwacht om te leren samenwerken met elkaar, om afspraken te maken waar iedereen zich in kan vinden, in dialoog gaan over meningsverschillen, etc. Deze nieuwe ontmoetingsplaats is namelijk geen formele context. Het is een nieuwe vorm van verenigen waarbij tuiniers op een organische manier taken verdelen en verantwoordelijkheden opnemen zonder dit formeel vast te leggen. Hierbij wordt rekening gehouden met persoonlijke agenda’s, capaciteiten en interesses van ieder individu. Niet alleen de tuiniers zelf genieten van de voordelen van een samentuin. Op verschillende plaatsen worden initiatieven genomen om de buurt, scholen, familie, etc. te betrekken. Nog niet op alle plekken lukt dit even vlot, omdat de tuin eerst intern goed gevormd moet zijn voor ermee naar buiten kan worden getreden. We merken dat de ‘oudere’ tuinen, waar de interne organisatie op punt staat, hier altijd maar beter in slagen. De droom van veel tuiniers is dan ook om een ‘broeinest’ te zijn van ecocultuur. Veel tuiniers hebben dankzij de samentuin kennis gemaakt met ecologisch tuinieren en leven en willen dit wijd verspreiden omdat ze in de praktijk de voordelen hebben ondervonden. Een samentuin zorgt er dus voor dat de ‘ecocultuur’ groter wordt en meer aanhang krijgt. Ervaringsgericht en informeel leren zijn hiervoor belangrijke sleutels. We kunnen dus stellen dat samentuinen een intensieve, maar duurzame vorm van bewust maken over ecologisch/gezond leven en tuinieren zijn, en dat ze een plek bieden voor sociale ontwikkeling.
7) Sociaal-ecologisch werken is een nieuwe term die we willen gebruiken om aan te tonen dat ecologisch tuinieren een middel kan zijn om zowel individueel als in groep aan sociale capaciteiten te werken. Velt werkt dit begrip momenteel verder uit en onderzoekt mogelijkheden om ook met specifieke doelgroepen aan de slag te gaan.