EMBARGO TOT DONDERDAG 11 DECEMBER 2003 - 15.30 UUR Toespraak Eveline Herfkens, VN-coordinator Millennium Development Goals Campagne, ter gelegenheid van de uitreiking van de Max van der StoelMensenrechtenprijs 2003 Tilburg, 11 december 2003
Werken aan millenniumdoelstellingen is werken aan mensenrechten
Werken aan mensenrechten, is werken aan de millenniumdoelstellingen. Dit klinkt als een open deur, maar dat is het heel lang niet geweest; althans in rijke landen. Te lang zijn hier de werelden van mensenrechtenbewegingen en ontwikkelingswerkers gescheiden geweest. Te lang is het internationale debat gedomineerd door de assumptie dat mensenrechten gaan over politieke en burgerlijke rechten, terwijl ontwikkelingssamenwerking gaat over economische groei en dan vaak nog economische groei per capita, dus verhullend welke individuen daar al of niet baat bij hebben. Terwijl de essentie van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is de verhoging van de kwaliteit van het menselijk bestaan en de essentie van armoedebestrijding is precies de zelfde. Wie armoede bestrijdt werkt aan mensenrechten en wie aan mensenrechten wil werken kan niet om armoede heen. Veel te lang is een onderscheid aangebracht tussen burgerlijke politieke rechten aan de ene kant en de economische, sociale en culturele rechten aan de andere kant. Veel te lang werd er geprobeerd deze twee type rechten los van elkaar te weken of er een hierarchie tussen aan te brengen. Eén redenering luidt, dat voor wie honger heeft de eerste en enige zorg is om aan eten te komen en dat voor zo iemand het recht op vrije meningsuiting pas op de tweede plaats komt. Die redenering heb ik altijd bestreden. Natuurlijk wie honger heeft grijpt eerder naar een brood dan naar een krant, maar voor de maatschappij als geheel ligt het anders. Een politieke orde, die de burgerlijke en politieke rechten respecteert, is een voorwaarde om toegang tot voedsel te waarborgen en af te dwingen. Sociale bewegingen overal in de wereld hebben het recht op vrije meningsuiting en de vrijheid van organisatie broodnodig juist om de economische en sociale rechten te verwezenlijken. In de woorden van Amartya Sen, de Indiase econoom en Nobelprijswinnaar ‘Er is nog nooit een grote hongersnood geweest in een land met een democratisch bestuur en een relatief vrije pers’. Anderszijds heeft de ‘klassieke’ mensenrechtenbeweging zich heel lang vooral gericht op de burgerlijke en politieke rechten, wellicht omdat die juridisch beter afdwingbaar zijn. Het gaat er bij die rechten vooral om dat regeringen hun handen thuis houden, geen mensen oppakken, geen kranten verbieden, geen tegenstanders martelen, geen minderheden discrimineren. Allemaal zaken die een regering moet nalaten. Bij de sociale en economische rechten ligt het ingewikkelder. Om die waar te maken moet een regering haar handen niet thuis houden, maar juist uit de mouwen steken. Recht op onderwijs waar maken houdt in, dat een overheid voldoende scholen bouwt, voldoende leraren opleidt en daar voldoende geld voor uittrekt. En hoe dwing je zulk recht op ontwikkeling af. En dat is nu juist waarop ontwikkelingssamenwerking zich richt. Immers als we een land steunen bij de opbouw van de gezondheidszorg, dan zijn we ook bezig met de in verdragen vervatte mensenrechten; met het recht op leven, op lichamelijke integriteit en op een
1
adequate gezondheidsstandaard. Of zoals SG VN Kofi Annan het zegt: ‘Wherever we lift one soul from a life of poverty, we are defending human rights. And whenever we fail this mission, we are failing human rights’. Ontwikkelingsbeleid draagt bij aan het elimineren van veel van de voorwaarden, die bijdragen aan mensenrechtenschendingen en de ontkenning van menselijke waardigheid. En zo zien we de laatste jaren een consensus groeien dat armoedebestrijding een zaak van mensenrechten is en omgekeerd en dat economische sociale en culturele rechten een gerechtvaardigde plaats krijgen in de ondeelbaarheid van de mensenrechten. En laat me hierbij nog een citaat geven: Mary Robinson, de voormalige Hoge Commissaris voor de Mensenrechten: ‘Extreme poverty is the most serious form of human rights violation in the world. And the elimination of poverty is not an act of charity , but a basic entitlement; a human right’. De Millennium Verklaring, die in het jaar 2000 tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties door 189 staatshoofden en regeringsleiders werd ondertekend, onderschrijft dit en maakt deze verbanden duidelijk. De 8 millenniumdoelen, die daarbij werden aangenomen, betekende daarbij een doorbraak bij het bestrijden van armoede en onrecht. Het gaat hierbij om het halveren van extreme armoede, recht op basisonderwijs, gendergelijkheid en empowerment van vrouwen, terugdringen van moeder en kindersterfte, halt toeroepen aan de verspreiding van hiv/aids, malaria en andere ziekten, de waarborg voor een duurzaam milieu en om een wereldwijd samenwerkingsverband, waarbij rijke landen zich verplichten tot meer en betere hulp, een open en eerlijk handelssysteem. De focus van de millenniumdoelen op ontberingen in de basisdimensies van het menselijk leven betreffen mensenrechten. De direkte substantiële verbanden tussen de millenniumdoelen en mensenrechten liggen voor de hand. Vergelijk bijvoorbeeld de millenniumdoelen met Artikel 25 en 26 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Artikel 25 gaat over het recht van een ieder op een levensstandaard, die hoog genoeg om de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin te verzekeren, inclusief voedsel, kleding, huisvesting, medische verzorging, en noodzakelijke sociale diensten. En met name moeders en kinderen hebben recht op speciale zorg en hulp. En het is duidelijk dat zowel millenniumdoelstelling 1 over het halveren van extreme armoede en honger maar ook de doelstellingen 4 en 5 over kinder en moedersterfte en 7 over toegang tot schoon water direkt gerelateerd zijn aan dit artikel. Artikel 26 van de Universele Verklaring gaat over het recht op onderwijs, gratis toegang tot basisonderwijs en dat overlapt dus met millenniumdoelstelling 2 over basisonderwijs voor iedereen. Millenniumdoelstelling 3 over gendergelijkheid is niet alleen vastgelegd in de Universele Verklaring, maar is in tal van andere mensenrechtenverdragen vervat. De samenhang tussen de millenniumdoelen met een aantal van de vooral economische en sociale rechten in de Universele Verklaringen zijn overduidelijk. Maar ook het fundamentele kader van de millenniumdoelen en de Universele Verklaring is dezelfde. Immers de 8 millenniumdoelen zijn danwel exclusief gericht op een aantal kwantificeerbare sociaal economische rechten, maar het kan niet zo zijn dat deze verwezenlijkt worden met negering van het bredere mensenrechtenkader zoals uiteengezet in de Millennium Verklaring. Als we ons uitsluitend zouden richten op de cijfers van aantallen armen, van kinderen naar school, percentages van kindersterfte en moedersterfte zouden we in de valkuil stappen waarin ook tenslotte de basisbehoeftestrategie uit de jaren zeventig in is terecht gekomen. Deze strategie werd cynisch de ‘dierentuinstratetegie’ genoemd; het recht op een dak boven je hoofd, goed eten en goede verzorging kan voor beesten in de dierentuin voortreffelijk verzekerd zijn, maar dat is nog niet hetzelfde als ontwikkeling. De doorbraak van de laatste tien jaar is nu juist geweest dat ontwikkeling om veel meer gaat. Zoals het Human Development Report 2000 stelt ‘The process of Human Rights based
2
development will avoid being ruthless (leaving losers to abject poverty), jobless (creating little employment), voiceless (failing to ensure participation of people), futureless (destroying the environment for future generation) and ruthless (destroying cultural traditions and history)’. In het kader van vandaag wil ik het vooral hebben over de risico’s van ‘ruthless’, meedogenloze ontwikkeling en ‘voiceless development’, ontwikkeling waarbij de armen zelf geen stem hebben. Meedogenloos zouden we inderdaad zijn als we simpelweg op geaggregeerde cijfers afgaan. Dan halen we misschien de millenniumdoelen in 2015, maar achter de gemiddelde statistieken verschuilen zich gigantische verschillen, omdat ontwikkeling voorbij gaat aan vrouwen, minderheden en inheemse volkeren, sociaal uitgeslotenen, gemarginaliseerden, kwetsbare en achtergestelde groepen. Hetgeen leidt tot nog grotere ongelijkheid in samenlevingen, discriminerend op grond van ras, ethniciteit, geslacht etc. Vandaar het grote belang om in de nationale millenniumdoelstellingenstrategien, zoals die nu worden ontwikkeld in de meeste ontwikkelingslanden, specifiek beleid te ontwikkelen gericht op deze groepen. Hierbij maken de indicatoren en cijfers zichtbaar in hoeverre het hier gaat om mannen of vrouwen, minderheden of meerderheden en brengen regionale verschillen duidelijk in kaart. Ten tweede, het risico van ‘voiceless development’, dat de mensen waar het juist om gaat geen stem hebben. De doorbraak van de afgelopen decennia is dat mensen niet meer zoals bij traditioneel ontwikkelingsbeleid als ‘doelgroep’ worden gekwalificeerd, maar als partners en rechthebbenden worden gezien; een hoofdrol spelen waarbij ze hun eigen ontwikkeling zelf in de hand moeten hebben. Het is inmiddels aangetoond dat ontwikkelingsbeleid exclusief gericht op het verschaffen van diensten (gezondheidszorg, onderwijs, water e.d.) heeft gefaald. Dat was de ‘dierentuinbenadering’. Inmiddels is er grote consensus, inclusief bij de internationale financiele instellingen, dat armoede multidimensioneel is en dat ontwikkeling gaat over vrijheid in een holistische zin; dus niet alleen vrijheid van ellende, van honger, van ongeletterdheid, van ziekte, van slechte huisvesting, maar ook vrijheid van de afwezigheid van respect, van waardigheid, van keuze, van informatie en van kansen. Armoede gaat om veel meer dan gebrek aan inkomen, het gaat om uitsluiting; het gaat om gebrek aan macht en gebrek aan zekerheid. Onrecht en discriminatie zijn de belangrijkste veroorzakers niet alleen van mensenrechtenschendingen, maar ook van armoede en voor geen andere groep van mensen is het Recht van handhaving van mensenrechten belangrijker dan voor armen en gemarginaliseerde mensen. En het zijn precies dezelfde mensen voor wie het bereiken van de millenniumdoelen het allerbelangrijkst is. Het zijn de armen en met name vrouwen, die geen toegang hebben tot het recht en die voortdurend het slachtoffer zijn van geweld en uitbuiting enz. Discriminatie en sociale uitsluiting veroorzaken armoede. Om Amartya Sen nog eens te citeren ‘No concept of poverty can be satisfactory if it doesn’t take note of the disadvantages that arise from being excluded from shared opportunities enjoyed by others.’ En ook omgekeerd is dit waar. Armoede holt niet alleen de economische of sociale rechten uit of doet ze te niet; dat geldt ook voor burgerlijke en politieke rechten, zoals het recht op een eerlijk proces, politieke participatie en zekerheid. En zo zijn mensenrechten de motor en het instrument om de ontwikkelingsdoelen te bereiken net zo als het bereiken van de ontwikkelingsdoelen bijdraagt aan het verwezenlijken van mensenrechten. Dus hedendaags ontwikkelingsbeleid gaat veel verder dan het verschaffen van dienstverlening, maar gaat even hard om ‘political empowerment’ ( Nederlandse vertaling emancipatie maar empowerment zegt het veel beter); politieke macht en participatie. Dus gaat het bij het
3
bereiken van de ontwikkelingsdoelen niet alleen om de kwantificeerbare uitkomsten die die doelstellingen formuleren, maar net zo belangrijk is het proces dat tot die uitkomsten dient te leiden. Dus over de verandering van de structuren die discriminatie en dus armoede genereren en in stand houden. Effectieve armoedebestrijding vereist dat armen politieke macht hebben en de beste manier om dat te bereiken is democratisch bestuur op alle niveau’s van de samenleving. Dat betekent dat institituten en macht gestructureerd en verdeeld worden op een wijze die werkelijk een stem en ruimte geeft aan armen en mechanismes creëert via welke de machthebbers ten verantwoording kunnen worden geroepen. Het vereist accountability, machthebbers dienen verantwoording af te leggen. Het vereist ook dat het proces ‘inclusief’ is, om te vermijden dat millenniumdoelen wel gehaald worden, maar dat de vooruitgang voorbij gaat aan groepen als vrouwen, minderheden, inheemse volken enz. Armen kunnen niet worden behandeld alsof ze een homogene groep zijn. Werkelijk democratisch bestuur veronderstelt daadwerkelijke politieke participatie van armen en beleid dat ontvankelijk is voor hun belangen. Studie’s van zowel het VN ontwikkelingsprogramma als van de Wereldbank (Voices of the Poor) maken duidelijk hoe mensen zich hulpeloos en machteloos voelen in de omgang met corrupte, inefficiënte en arrogante bestuurders. De armsten in veel landen hebben bar weinig vertrouwen in staatsinstanties, ambtenaren, politici. Ze hebben er meer hinder dan plezier van. Ze zijn er meer geld aan kwijt dan het ze oplevert. Ze voelen zich bedreigd en geintimideerd door de politie, genegeerd door politici, geminacht door de heersende klasse en monddood binnen politieke stelsel. Veel van hen zien terecht een betrouwbare overheid, minder corruptie, gelijke rechten voor iedereen als sleutel voor een betere toekomst. In te veel ontwikkelingslanden is de strofe uit de aloude Internationale, ‘de staat verdrukt, de wet is logen’ nog van toepassing. Vandaar het belang (en daar heb ik als minister altijd op gehamerd), van goed bestuur als voorwaarde en doelstelling van ontwikkelingsbeleid. De Millennium Verklaring (waarvan de 8 doelstelling zijn afgeleid) herbevestigt het belang van democratisch en goed bestuur voor armoedebestrijding. Het benadrukt de waarde van vrijheid, gelijkheid, solidariteit, tolerantie en gedeelde verantwoordelijkheid als belangrijkste ingredienten in het bereiken van de doelstellingen. Implementatie, uitvoering van de millenniumdoelstellingen, moet zowel in proces en uitkomsten verankerd zijn in mensenrechten. De Millennium Declaratie verklaart: ‘We will spare no effort to promote democracy and strengthening of the rule of law, as well as respect for internationally recognised human rights and fundamental freedoms with priority attention to the human rights of women, children, minorities and other vulnerable groups. We will strive for the full protection and promotion in all our countries of civil, political, economic, social and cultural rights for all.’ Maar de vraag is natuurlijk, hoe kunnen die vrouwen, kinderen en kwetsbaren naleving van de Millennium Verklaring en meer specifiek van de sociaal economische rechten vervat in de millenniumdoelstellingen afdwingen? Wie kunnen zij voor het gerecht dagen? Zoals Bas de Gaay Fortman stelt: ‘Het gaat bij armoede vaak niet om een specifieke schending met een aanwijsbare dader die voor het gerecht kan worden gedaagd, maar om een foute toestand met vele verantwoordelijkhen die niet gemakkelijk juridisch kunnen worden aangesproken’. Maar ook als de dader, de mensenrechtenschender, wel aanspreekbaar is ontbreekt vaak een werkend rechtssysteem dat de dader kan of wil straffen. In India bijvoorbeeld hebben de rechtbanken een achterstand van 350 jaar in de afhandeling van zaken en dan zitten er nog geen zaken bij van de honderden miljoenen die het recht op onderwijs of huisvesting zouden kunnen claimen. Nog meer illusoir is vooralsnog de gedachte om de internationale gemeenschap (d.w.z. de rijke landen), mede verantwoordelijk voor internationale structuren die armoede bestendigen via het recht aan te spreken. Het is daarom niet verstandig of effectief om voor de realisering van deze rechten en het bereiken van de
4
millenniumdoelstellingen op het rechtstelsel te vertrouwen. Maar voor het realiseren van die rechten en die doelstellingen zijn er andere wegen dan die naar de rechtbanken en andere instrumenten dan het voeren van rechtzaken. En dat brengt me op de raison d’etre van het millennium team van de Verenigde Naties dat ik op dit moment aanvoer. Te weten het creëren van de noodzakelijke voorwaarde voor politieke en morele druk waar expliciete rechtsregels die naleving van de millenniumdoelen afdwingen ontbreken. Steekwoorden zijn hier: accountability (verantwoording) en transparantie. Beide begrippen die ook een belangrijk element vormen van het mensenrechtenraamwerk. In de eerste plaats helpen wij ontwikkelingslanden met het monitoren van voortgang op weg naar de Millenniumdoelstellingen. Monitoren is een zeer machtig wapen in de strijd voor implementatie aangezien het simpelweg naar buiten brengen van de feiten, de publieke opinie kan mobiliseren, leidend tot beleidsveranderingen. In de meeste ontwikkelingslanden wordt nu met behulp van de VN rapporten opgesteld, waarin wordt aangegeven hoever dat land is met voortgang per doelstelling en de cijfers spreken voor zich. Waar landen achter blijven, leidt dat tot debat in de publieke opinie en dus tot politieke pressie. Ook in vergelijking tussen regio’s en buurlanden heeft dat effect. Lijsten van Transparency International, de Human Development Index, Freedom Index etc. leiden altijd tot publiek debat en dus tot politieke actie. In veel ontwikkelingslanden pakken maatschappelijke bewegingen deze zaken nu op en veel daarvan gebruiken de rechtenbenadering als basis voor hun actie’s. Zo hebben een aantal jaren geleden in Kenya ngo’s een campagne gestart onder het motto ‘basisbehoeften zijn basisrechten’, werkend met media om druk uit te oefenen om basisrechten in de nieuwe grondwet te krijgen. Enige jaren van volgehouden campagne voeren leidde er toe dat dit een politiek issue werd bij de laatste verkiezingen die leidde tot de val van de dictator Moi. Een van de eerste dingen die de nieuwe regering deed was inderdaad gratis basisonderwijs voor iedereen ter beschikking te stellen waardoor honderdduizenden kinderen plotseling naar school konden gaan. Overigens was de vrouwenbeweging wereldwijd een van de eerste om de macht te realiseren van het omzetten van hun eisen in rechten. Later is dat ook gebeurd in de beweging voor kinderrrechten en mensen die leven met aids organiseren zich nu rond het zelfde principe. En zo werken nu in de Derde Wereld de mensenrechtenbewegingen en de organisaties die zich op ontwikkeling richten meer en meer samen en gebruiken zo elkaars macht en elkaars taal. En steeds meer wordt daarbij samengewerkt onder een gemeenschappelijke paraplu van het raamwerk van de millenniumdoelstellingen die bondgenootschappen mogelijk maakt tussen verschillende bewegingen die zich inzetten voor bijvoorbeeld onderwijs voor iedereen, verbeterde gezondheidszorg, aidsactivisten en milieubeweging. Gezamenlijk spreken ze regeringen aan om te zorgen dat deze de beloftes nakomen die ze hebben gedaan bij de ondertekening van de Millennium Verklaring. Het afleggen van verantwoording is wat hiermee bereikt wordt, maar ook transparantie in de besluitvorming en, dat is ook belangrijk, ook in de publieke uitgaven. Wij helpen ngo’s en parlementen met instrumenten om ze in staat te stellen publieke uitgaven te doorzien en er voor zorg te dragen dat die voldoende gericht zijn op het bereiken van de millenniumdoelen. Zo werken mensenrechten en millenniumdoelen samen voor een wereld zonder armoede en onrecht. En we mogen deze gelegenheid niet voorbij laten gaan. Het bestrijden van armoede zoals vervat in de millenniumdoelen berust op grote internationale consensus, en het is voor het eerst in de geschiedenis van ontwikkelingssamenwerking dat zowel regeringen, de VN, de internationale financiële instellingen en de ngo’s een gemeenschappelijke visie over armoedebestrijding delen. We hebben hierdoor de 0,7 procent ODA-omvang op de internationale agenda kunnen zetten en de handelsagenda om kunnen buigen naar een ontwikkelingsagenda.
5
Tenslotte nog een woord over de rol van rijke landen. Expliciet in de deal die we gesloten hebben over gedeelde verantwoordelijkheid, is overeengekomen dat het de primaire verantwoordelijkheid is van de ontwikkelingslanden om de eerste 7 doelstellingen te bereiken. Zij moeten ervoor zorgen dat ze goed beleid voeren, de juiste budgettaire prioriteiten stellen om armoede te verminderen, kinderen naar school te krijgen, gezondheidsystemen te verbeteren en te zorgen dat ontwikkeling ook uit milieu-oogpunt houdbaar is. Maar wordt volop erkend in de Millennium Verklaring en doelstellingen en herbevestigd in de conferentie van Monterrey over financiering van ontwikkeling; arme landen kunnen die eerste 7 doelstellingen domweg niet bereiken tenzij rijke landen, zoals gecodificeerd in de 8e doelstelling meer over de brug komen met meer en betere hulp, met meer handelskansen, meer schuldverlichting en meer overdracht van technologie. Deze noodzaak voor een sociale en internationale orde waarvoor rijke landen verantwoording dragen, was al vastgelegd in Artikel 28 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en explicitiet geformuleerd in de Millennium Verklaring in de woorden: ‘We will spare no effort to free our fellow men, women and children from the abject and dehuminising conditions of extreme poverty. We are committed to making the right to development a reality for everyone and to freeing the entire human race from want.’ En het bewustzijn dat het daarbij niet om liefdadigheid gaat maar om rechten is ongelooflijk belangrijk. Burgers in ontwikkelingslanden hebben het recht om overheden aan te spreken op goed beleid en bestuur. En waar overheden in ontwikkelingslanden dit recht serieus nemen, rust op de internationale gemeenschap en dus op de rijke landen de plicht hen bij te staan. In de woorden van die aloude Internationale ‘Geen recht waar plicht is opgeheven, geen plicht waar recht ontbreekt’. Het gaat daarbij niet alleen om hulp, maar vooral ook om handel. 20 jaar geleden was ik kamerlid en Yvonne van Rooy staatssecretaris voor handel. Ik was oppositiewoordvoerder maar Yvonne deed het voortreffelijk, zodat ik dat ook een keer heb gezegd: ‘Meneer de voorzitter ik word geacht hier oppositie te voeren maar ik kan niet anders zeggen dat wij deze staatssecretaris voor 100 procent steunen’. Ik geloof niet dat dat vaak voorkomt in de Nederlandse politiek. In die dagen heb ik een nota uitgebracht als kamerlid over handel, die in grote lijnen parallel liep met Yvonne’s beleid, waarin ik het schandalige landbouwbeleid aanklaagde en het feit dat handelsbelemmeringen op produkten uit de Derde Wereld velen malen hoger zijn dan op produkten dan die wij onderling als rijke landen verhandelen. Het trieste is dat sindsdien de situatie alleen maar verergerd is op die terreinen. De handelsbelemmeringen bestaan nog steeds en het Europese landbouwbeleid is sindsdien steeds meer uit de hand gelopen. Iedere nieuwe ronde van uitbreiding met nieuwe lidstaten leidde tot meer produkten en grotere subsidies, meer overproduktie en meer dumpen op internationale markten, terwijl tweederde van de armen in de Derde Wereld leeft op het platte land en afhankelijk is van die landbouwmarkten die wij dus voor hen bederven. Het goede nieuws sindsdien is dat als antwoord op de Millennium Verklaring de Dohaontwikkelingsagenda is geformuleerd die voor het eerst de belangen van ontwikkelingslanden centraal stelt. En dat de Directeur Generaal van de Wereldhandelsorganisatie in Cancun de vergadering opende met referentie naar de Millenium Verklaring en naar de 8e doelstelling, de belofte die rijke landen gedaan hebben om ontwikkelingslanden te helpen integreren in de wereldeconomie door hun markten te openen en handelsverstorende subsidies af te schaffen. Er op wijzend dat handelsministers onderdeel uitmaken van de regeringen die op het allerhoogste niveau van regeringsleiders de Millennium Verklaring in het najaar 2000 ondertekend hebben. Dus in die zin is de ontwikkelings- en mensenrechtenbenadering nu ook doorgedrongen tot het handelsdossier, hetgeen van enorm groot belang is voor het behalen van de millenniumdoelen. De millenniumdoelen zijn haalbaar; ze zijn niet zomaar uit de lucht gegrepen. Ze zijn afgesproken tijdens de Millennium Top in 2000 in New York en ondertekend door 189
6
regeringsleiders. Ze zijn technisch en financieel mogelijk; maar alleen als de zelfde regeringen ook daadwerkelijk de politieke wil tonen en concrete maatregelen nemen hun beloftes waar te maken. Laat ik afsluiten met een anekdote over armoede in Nederland: Aan het einde van de 19e eeuw, toen mijn opa werd geboren – nu 110 jaar geleden – was de kans dat hij ouder zou worden dan 5 jaar net zo groot als die van een kind dat nu op dit moment in Sierra Leone wordt geboren. Sierra Leone is het armste land ter wereld en kindersterfte is daar het hoogst. Mijn opa verloor inderdaad de helft van al zijn broertjes en zusjes aan ziektes die we tegenwoordig hier makkelijk kunnen voorkomen. Toen mijn vader werd geboren in begin jaren twintig, was de kans dat hij ouder zou worden dan 5 jaar net zo groot als een kind dat vandaag wordt geboren in Angola. Toen ik werd geboren in begin jaren vijftig, waren mijn kansen net zo groot als een kind dat vandaag wordt geboren in Roemenie. Het heeft ons in Europa meer dan 100 jaren gekost – andere landen zoals Japan deden het sneller, maar het is gelukt. Wat voor Europa mogelijk was, is ook voor de rest van de wereld mogelijk en we weten wat er voor nodig is: schoon drinkwater, adequate gezondheidszorg, gratis basisonderwijs en investeren in onderlinge solidariteit. Werken aan millenniumdoelen is werken aan mensenrechten en we mogen met al onze kennis en financiële middelen de ‘Sierra Leones’ hier niet 100 jaar op laten wachten.
7