Divercity Diver #2
SAMEN ZIN GEVEN AAN DE STAD
ARCHITECTURALE KWALITEIT
CREATIEVE STEDEN EEN COCKTAIL VAN SUBTIELE INGREDIËNTEN! DOSSIER
STADSVERDICHTING OP ZOEK NAAR HOUDBARE MODELLEN STADSVERNIEUWING
DE RIVIER ALS BOOST VOOR DE STAD
4 4
10
28
32 Verantwoordelijke uitgever: www.atenor.be Ontwerp, design en inhoud: www.concerto.be Redactie: Saâd Kettani, Thierry Laffineur, Marie-Claire Regniers Foto’s: Philippe van Gelooven, Serge Brison, Getty images, Concerto April 2011
10 14 18 28 32 38
ARCHITECTURALE KWALITEIT
CREATIEVE STEDEN, EEN COCKTAIL VAN SUBTIELE INGREDIËNTEN! REPORTAGE
DETROIT, SLA OM DE CRISIS TE OVERWINNEN
PORTRET
RENZO PIANO LUISTEREN: EEN MOEILIJKE KUNST DOSSIER
STADSVERDICHTING OP ZOEK NAAR HOUDBARE MODELLEN MOBILITEIT
DE FIETS, ALS REDMIDDEL VOOR DE STADSMOBILITEIT! STADSVERNIEUWING
DE RIVIER ALS BOOST VOOR DE STAD
DUURZAME ONTWIKKELING
ECOWIJKEN, EEN ANDERE MANIER VAN DENKEN OVER STEDENBOUWKUNDE
De stad (her)uitvinden
Stephan Sonneville
Editoriaal
At e n o r g r o u p
Driemaal is scheepsrecht, luidt het spreekwoord! Deze tweede uitgave van Divercity heeft dus nog een mooie toekomst in het verschiet. En terecht: de stad staat centraal in alle debatten en is een van de belangrijkste wereldwijde bekommernissen. Met meer dan 50% stadsbewoners op de planeet in 2010 is de grote ommekeer resoluut aangebroken. Nu komt het erop aan om de moderne stad uit te vinden, een stad die gezellig, geconcentreerd, actief en beloftevol is… En in die dynamiek zal creativiteit een doorslaggevende rol spelen. In deze nieuwe uitgave hebben we u willen tonen hoe avant-gardistische gebouwen, nu eens stations, dan weer musea, nog elders theaters… nu een bijzondere plaats innemen in de positionering van veel metropolen. Maar ook hoe andere steden hun bronnen aanboren om te herrijzen uit het puin van een afgesloten verleden. Zo bespreken we in onze reportage over Detroit hoe de getto’s zich op de landbouw hebben gestort om de crisis te overwinnen… We beperken ons in deze publicatie echter niet tot realisaties op het terrein, maar willen u ook een inkijk geven achter de coulissen van de wereld van een architect, wiens carrière, of oeuvre zoals u wil, alle waarden uitstraalt die ons zo dierbaar zijn: Renzo Piano. Deze volleerde estheet, geïnspireerd door zijn tijd, beschouwt zijn vak inderdaad als een complex avontuur, “in balans tussen kunst en wetenschap, zwevend tussen het lef van de moderniteit en voorzichtige behoudsgezindheid.” In een portret dat volledig aan hem is gewijd, gaan we dieper in op zijn visie van de stad, geïllustreerd aan de hand van iconische realisaties die getuigen van zijn vermogen om de stad in scène te zetten. Meer prozaïsch weerspiegelt een uitgebreid dossier dat wordt gepresenteerd in de vorm van een rondetafel, de manier waarop de vereisten op het vlak van duurzame ontwikkeling van de steden de verdichting nu centraal stellen in de stedelijke inrichting. In het gezelschap van stadsexperts en ervaren politici lanceren we een constructief en tegensprekelijk debat ten behoeve van de stad. En omdat mobiliteit – net zoals de gemengdheid of gezelligheid van de openbare ruimten – bijdraagt tot de dynamiek van een mooie stad om in te leven, werpen we een nieuw licht op de fiets in de stad. Tot voor kort nog beschouwd als een ouderwets en marginaal verplaatsingsmiddel, doet de fiets nu weer in alle Europese metropolen zijn intrede langs de grote poort. Verder hebben we aandacht voor de steden en hun waterwegen: Londen en zijn Millenium Bridge, Brussel en zijn kanaal, Bordeaux en zijn kaaien die zijn omgevormd tot openbare landschapsruimten… Duurzame stedenbouwkunde verplicht: we sluiten deze stadsronde af met een artikel over het nieuwe concept van ecowijken… Veel leesplezier,
Stéphan Sonneville s.a. Gedelegeerd Bestuurder Atenor Group
Divercity / 1
UP Met
50 000 m² woningen,
30 000 m² kantoren en
2 000 m² winkels,
het project UP-site (Brussel) biedt een echte functionele mix langs de oevers van het kanaal. Bron: www.atenor.be.
Wenen,
the best! De Oostenrijkse hoofdstad blijft in 2010 de aangenaamste stad ter wereld. Van de 221 steden die geanalyseerd werden door het instituut Mercer, behaalt Wenen opnieuw de hoogste score (gevolgd door Zurich, Genève, Vancouver, Auckland en Düsseldorf). In 2008 prijkte Wenen al op de tweede plaats, na Zurich. Informatie: http://www.mercer.fr
Met 44 perrons die uitgeven op 67 sporen, is de Grand Central Terminal (New-York / Verenigde Staten) het grootste station ter wereld qua aantal perrons. Het werd plechtig geopend in april 1913. Bron: Classement mondial 2009 Mercer http://www.mercer.fr
2 / Divercity
30%
minder CO2-uitstoot In Europa leeft 80% van de bevolking in de stad. De steden verbruiken 80% van de energie en zijn verantwoordelijk voor meer dan de helft van de uitstoot van broeikasgassen. 1 680 steden van 39 Europese landen hebben zich nu aangesloten bij de Burgemeestersconventie; die zowat 120 miljoen burgers vertegenwoordigt. Deze steden verbinden zich ertoe om hun CO2 –uitstoot met meer dan 20% te verminderen tegen 2020. De Europese Unie verklaart zich bovendien bereid om de uitstoot te verminderen met 30% indien andere landen zich daar eveneens toe engageren.
De hoogste torens van Europa Europa telt slechts twee van de vijftig hoogste wolkenkrabbers ter wereld. De hoogste wolkenkrabber op het Europese continent is de Naberezhnaya Tower C van Moskou. Deze toren werd plechtig geopend in 2007 en telt 61 verdiepingen voor een hoogte van 268,4 meter. De vorige titelhouder was de Triumph-Palace, eveneens in Moskou gelegen.
En de oudste… De eerste gebouwen van meer dan 100 meter hoog in Europa werden gebouwd in het Italië van Mussolini, met in 1933 de Torre Littoria in Turijn en in 1940 de Torre Piacentini te Genua.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Beihai, China Ghaziabad, India Sana’a, Yemen Surat, India Kaboul, Afghanistan Bamako, Mali Lagos, Nigeria Faridabad, India Dar es Salaam, Tanzania Chittagong, Bangladesh
+10,58 % +5,20 % +5,00 % +4,99 % +4,74 % +4,45 % +4,44 % +4,44 % +4,39 % +4,29 %
De snelst groeiende steden Het klassement van de snelst groeiende agglomeraties verschilt sterk van dat van de grootste metropolen ter wereld, wat grote veranderingen voorspelt voor de spreiding van de stadsbevolking in de wereld de komende jaren. In dit klassement zijn Afrika en Azië zeer goed vertegenwoordigd.
TOP 10 van de properste steden
Volgens Forbes bevinden de 25 minst vervuilde metropolen van de Aarde zich in 13 landen – die tot de rijkste en meest geïndustrialiseerde behoren – van het noordelijk halfrond (uitgezonderd twee steden in Nieuw-Zeeland).
Volgens de Wereldbank bevinden 16 van de 20 meest vervuilde steden ter wereld zich in China. De stad Linfen (in de provincie Shanxi, ten zuiden van Peking) prijkt op de eerste plaats van dit trieste klassement. De meeste bewoners van die stad dragen een masker om zich te beschermen tegen de luchtvervuiling.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Calgary, Canada Honolulu, Verenigde Staten Helsinki, Finland Ottawa, Canada Minneapolis, Verenigde Staten Oslo, Noorwegen Stockholm, Zweden Zurich, Zwitserland Katsuyama, Japon Bern, Zwitserland
Meer dan
50%
stadsbewoners in 2010 Volgens een recent rapport van de Bevolkingsdivisie van het Departement van Economische en Sociale Zaken (DESA) van de VN woont 50,5% (3,5 miljard mensen) van de wereldbevolking nu in de steden. Het rapport benadrukt dat 52% van die stedelingen in stadscentra met minder dan een half miljoen inwoners leeft. De rest woont in 961 steden, met iets meer dan een half miljoen inwoners per stad.
Informatie: www.forbes.com
165 361
kilometer
Dat is het aantal kilometer dat in 2010 per fiets werd afgelegd door de werknemers van 58 Brusselse bedrijven die deelnamen aan de actie Friday Bikeday. (Lees ook het artikel over fietsen in de stad op pagina 28). Divercity / 3
Architecturale kwaliteit
Creatieve stede een cocktail met subtiele ingrediënten! Avant-gardistische gebouwen en stations, musea, theaters, groene ruimten, ontspanningsparken… nemen nu een bijzondere plaats in bij de positionering van veel metropolen. Centraal in deze dynamiek staat het begrip “creativiteit”, waarvoor een doorslaggevende rol lijkt weggelegd te zijn. Tekst en uitleg over een nieuwe manier om de stad tot leven te brengen.
teden
Museum Guggenheim van Bilbao – © aherrero
Architecturale kwaliteit
Antwerpen, Athene, Metz, Dubaï, Denver, Brussel, Liverpool, Milwaukee of Barcelona… al deze steden zijn min of meer getroffen door het Bilbaosyndroom(1). En allemaal zetten ze in op creativiteit om zich te positioneren op het schaakbord van de metropolen die meetellen. Creatief zijn of achteruitgaan, dat lijkt voortaan het enige alternatief te zijn op het vlak van stadsontwikkeling, aangezien de steden nu elkaars rivalen zijn en enkel traditionele productiefactoren zoals grondstoffen, verkeersnet of geschoolde arbeidskrachten niet langer volstaan.
Nieuwe stadsdynamiek In een kenniseconomie wordt cultuur – via de creatieve industrieën – de motor van de sociale, economische, politieke en wetenschappelijke dynamiek op wereldschaal. De territoriale competitie die plaatsvindt tussen de metropolen of regio’s door in te zetten op de creatieve economie, in het kielzog van Lissabon, waar een strategie wordt gepromoot om kennis te ontwikkelen en te delen kunnen daarvan getuigen. Als Hoofdstad van Europa heeft
(2)
Richard Florida
Richard Florida, gediplomeerd in stadsinrichting, doceert stedenbouwkunde aan de universiteit van Toronto. Zijn werken lokken ongelooflijke debatten uit tussen zijn aanhangers enerzijds en sceptici en criticasters anderzijds. Deze “goeroe” meent dat een stad des te meer kans heeft om rijkdom en weelde te kennen, naarmate ze zoveel mogelijk leden van de “creatieve klasse” weet aan te trekken. Volgens hem is een stad creatief als de volgende 5 aanwijzingen top zijn: spitstechnologie, innovatie (aantal octrooien per inwoner), gays (homoseksuelen), kunstenaars en talent (percentage van de bevolking met een opleidingsgraad bac +). Om die creatieve klasse aan te trekken en te behouden moet een stad een leefmilieu bieden dat absoluut noodzakelijk is voor de ontplooiing van die “creatievelingencreatievellingen”. Ze moet ook en vooral de combinatie van de drie T’s stimuleren: Technologie, Talent en Tolerantie. (1) Het Guggenheim Museum van Bilbao (moderne en hedendaagse kunst), is een van de vier musea van de stichting Solomon R. Guggenheim.
6 / Divercity
In een kenniseconomie wordt cultuur de motor van de dynamiek op wereldschaal. Brussel dat nieuwe paradigma goed begrepen en probeert ze vandaag toe te treden tot de zeer besloten club van creatieve metropolen door haar vergeten wijken te rehabiliteren. “Het concept ‘Creative City’ legt de nadruk op de creativiteit van de stadsactoren, op hun vermogen om te innoveren en op hun mogelijkheden om nieuwe rijkdom te ontwikkelen”, verklaart Marcel Rijdams, stedenbouwkundig architect en lid van de vzw Platform Kanal te Brussel (www.platformkanal.be). “De welvaart en ontwikkeling van onze steden hangt grotendeels af van hun ontwikkelingspotentieel, hun mogelijkheden om rijkdom te genereren op basis van de middelen waarover ze beschikken. Het is dus hoog tijd om voor Brussel een creatieve strategie te ontwikkelen. En de Kanaalzone te Brussel beschikt over een reeks troeven om een creatieve ruimte te ontwikkelen en om Brussel te lanceren op de weg van de creatieve steden.”
Voorrang aan creativiteit Vandaag stoelen de nieuwe modellen inzake territoriale ontwikkeling (met name het model van Richard Florida(2)) op een eenvoudig idee: de groei van de steden schuilt in hun vermogen om “creatieve geesten” aan te trekken en in te zetten op het aanzuigeffect voor de rest van de regionale economie. In die optiek vormt de herovering van verlaten industrieterreinen en havenfronten een gelegenheid om de locaties – en terloops de levenskwaliteit – te geven die deze creatieve geesten zoeken. Jean-Michel Tobelem (3), directeur van het adviesbureau Option Culture en doctor in management:
“ De mobiliteit van de mensen en het kapitaal bevordert nu de steden die blijk geven van dynamisme, die weten te investeren in opleiding en onderzoek, die over structurerende infrastructuur beschikken op het vlak van sport, cultuur en ontspanning, en die in staat zijn om publiekprivate partnerships op te zetten ten gunste van de territoriale ontwikkeling.” Tegenover die nieuwe gegevenheid zijn de zorgvuldig met tags beklede muren, de tot bars omgebouwde loodsen, de proliferatie van avant-gardistische galerieën en de openstelling van uitgestrekte “natuurlijke” ruimten allemaal bouwelementen van een stadsproject dat gericht is op de creatieve klasse. De troeven van deze steden zijn evenwel van uiteenlopende aard. Sommige hangen samen met de economische activiteiten (het creëren van werkgelegenheid, de aanwezigheid van internationale industriebedrijven, een groot aantal KMO’s en KMI’s, een spoorwegknooppunt, een haven…), andere met een zekere culturele rijkdom (de goede naam van een universiteit, bibliotheken, theaters, musea, een levend patrimonium…), dit alles in een aangename sfeer (winkels, gezellige restaurants en cafés, regelmatige festi-
(3)
Jean-Michel Tobelem
Jean-Michel Tobelem, doctor in management, afgestudeerd aan het ‘Institut d’études politiques de Paris’ en directeur van Option Culture, is verantwoordelijk voor de collectie “Gestion de la culture” bij uitgeverij Harmattan..
vals en animatie, gevarieerde architectuur, tuinen en parken).
Iconische musea Sinds enkele jaren vormen de steden aldus het schouwtoneel van een vloed van iconische musea die hun deuren openden, gedreven door die onweerstaanbare behoefte om op de voorgrond van de culturele scène te treden. Het recept is nu gekend: je neemt een gereputeerde architect onder de arm en je beknibbelt niet op het ‘wauw’effect, noch op de vierkante meters. Het jaar 2010 werd gemarkeerd door de plechtige opening van onder meer het Museum Folkwang van Essen, ontworpen door de Brit David Chipperfield; het Design Museum van Holon (Israël) waarvan de metalen contouren van de hand van Ron Arad zijn; het Maxxi van Rome of LaM van Rijsel, al even avant-gardistisch… Het nieuwe Centre Pompidou van Metz, ontworpen door de Japanse architect Shigeru Ban, is op zijn beurt in meer dan één opzicht emblematisch. Een mooi voorbeeld van die nieuwe trend, waarbij musea zich ontdubbelen in alle hoeken van de wereld.
Culturele merken In dat verband speelt de aanwezigheid van een opmerkelijke hedendaagse architectuur een doorslaggevende rol in termen van communicatie, want zij kan een droombeeld vormgeven dat bijdraagt tot de branding van de grootsteden. Maar het zou riskant zijn om zich enkel op deze factor te baseren, zoals werd vastgesteld door de steden die alles inzetten op een emblematisch gebouw. Des te meer omdat de impact van die “flagships” afneemt, naarmate ze overal ter wereld in aantal toenemen. Kunnen we steeds hoger bouwen, steeds extravaganter, steeds ongewoner? In dat geval betekent dat ook steeds duurder en met meer promotie-uitgaven! Abu Dhabi staat misschien wel symbool voor die culturele wedloop: de inhoud is minder belangrijk dan het budget en de naam van gereputeerde architecten (die zelf merknamen worden) waaraan dure prestigieuze “culturele merken” worden verbonden (Guggenheim of het Louvre in casu).
museumtoren in antwerpen
Een nieuw cultureel baken De bouw van het Museum Aan de Stroom, ontworpen door het Nederlandse bureau Neutelings Riedijk Architects - kortweg MAS – vormt het orgelpunt van de grote rehabilitatie van het havengebied, die meer dan tien jaar geleden van start is gegaan. Deze toren van 60 meter hoog zal onderdak bieden aan de collecties van de stad, die getuigen van haar economisch en cultureel verleden. Om een zeer bijzonder karakter te verlenen aan dit nieuwe “culturele baken” hebben de bedenkers voor de gevel gebruik gemaakt van Indische natuursteen in een roodbruine kleur.
© Sarah Blee Divercity / 7
Architecturale kwaliteit
Culturele hoofdstad van Europa
Opportuniteiten
Haven van Genua Architect: Renzo Piano
Op Europese schaal brengen de grote culturele evenementen nu tegelijk ook grote stadswerven met zich mee, alsof ze een nieuw kleedje nodig hebben om presentabel te zijn in de ogen van de wereld wanneer de openingsceremonie begint. 8 / Divercity
Albert Dock Liverpool – © menu4340
In 2004 profiteerde de stad Genua (Italië) vrolijk van het label dat ze kreeg, om haar historische wijk en oude haven volledig te transformeren in een plaats om te wandelen en zich te ontspannen, onder leiding van de architect Renzo Piano. In een ander genre inspireerde Rijsel zich zeer duidelijk op het model van Glasgow om haar stadscentrum en achtergestelde arme wijken te herkwalificeren met de inplanting van een nieuw soort cultuurhuizen, “les Maisons Folies”*. Vandaag is het succes van Rijsel 2004 niet enkel af te meten aan haar zowat 9 miljoen bezoekers, maar ook aan de duurzaamheid van de infrastructuren die toegang tot cultuur, architecturale verfijning en stedenbouwkunde met
elkaar verzoenen. De organiserende steden begrijpen dat “Culturele Hoofdstad van Europa” pas een geslaagd project kan zijn als het niet beperkt blijft tot wat vuurwerk … of een strovuurtje, het moet een duurzaam project zijn. Liverpool had dat goed begrepen in 2008 en renoveerde zijn oevers volledig, met de inplanting van infrastructuren voor cultuur (musea) en ontspanning (Arena), en vlakbij nieuwe woonprojecten (gebouwen met standing met uitzicht op de rivier) en winkels (groot winkelcentrum dat als verbinding fungeert tussen de oevers en de oude stad), in de pure traditie van Angelsaksische city planning.
* De ‘Maisons Folies’ (oude spinnerijen, mouterijen of ander erfgoed dat is ingeplant in de wijken), eminente locaties van het cultureel project van Rijsel 2004, werden getransformeerd in gezellige ontmoetingsruimten voor gezinnen, kunstenaars en festiviteiten. Deze etablissementen staan open voor het publiek en moeten de overstap van privésfeer naar openbare ruimte bevorderen.
De nieuwe treinstations van Luik (ontworpen door de bekende Spaanse architect Santiago Calatrava) en Antwerpen profileren zich als iconen die betuigen van een nieuw stedelijk dynamisme.
Te lezen
De stad en creatief toerisme Verschillende bestemmingen hebben geprofiteerd van de “creatieve golf” om specifieke producten te ontwikkelen, om komaf te maken met hun eenzijdige imago van monumenten, erfgoed en musea. Van Londen tot Barcelona, over Antwerpen en Turijn, veel steden willen nu nieuwe verhoudingen tot stand te brengen tussen de stad, haar permanente bewoners en haar kortstondige gebruikers. Barcelona Creativa* bijvoorbeeld moedigt de bezoekers aan om deel te nemen aan kooklessen, schilderlessen of danslessen maar ook aan festivals als performer, aan spektakels op grote scènes als acteur of als exposant in galerieën.
“LA GARE BLANCHE, Liège-Guillemins” De bouw van het nieuwe station Luik-Guillemins, ontworpen door de beroemde Spaanse architect Santiago Calatrava, was zowel op menselijk, als op artistiek en technisch vlak een buitengewoon avontuur. De structuur van beton, staal en glas die Calatrava uittekende, is een sculptuur met flexibele en tegelijk krachtige vormen, waarbij de technische uitdaging wordt aangegaan zonder veel vertoon. De bouwheer van het project koos voor fotograaf Alain Janssens om de hele ontwikkeling van de werf te volgen, vanaf de eerste steenlegging tot het bouwwerk er stond. Zijn foto’s vereeuwigen het efemere dat is ingeschreven in het geheugen van het gebouw, als een getuigenis van het voltooide werk. Editions Mardaga en Eurogare, 2010 Waver en Luik Gebonden boek, cover in karton, Horizontaal formaat: 23,5 x 30 cm, 178 pagina’s, ISBN: 978-2-8047005-08
* http://www.barcelonacreativa.info
Divercity / 9
Reportage
Detroit Sla om de crisis te overwinnen
Verlaten fabrieksgebouwen, verlaten industrieterreinen, verwaarloosde wijken, snelstijgende werkloosheid… de getto’s van de Amerikaanse hoofdstad van de auto-industrie richten zich nu op de landbouw om de crisis te overwinnen. Een reportage.
Reportage
Detroit, een stad op sterven… In de jaren 1950 telde Detroit 2 000 000 inwoners. Na de vlucht van de blanken naar de voorsteden, het vertrek van de industrie en de grote ramp van de subprime kredieten in 2007, blijven er vandaag nog minder dan 800 000 mensen over, voor 80% Afro-Amerikaans, 40% van hen is werkloos. Op een halve eeuw tijd (een uniek feit in de wereldgeschiedenis van de steden) heeft de stad meer dan de helft van haar bevolking verloren. Afgezien van de universiteitsomgeving of de scholen wanneer de lessen gedaan zijn, dolen slechts enkele voetgangers rond op de voetpaden van de hoofdwegen.
Geklemd tussen het stadscentrum (downtown), herkenbaar aan zijn wolkenkrabbers, en de welgestelde voorsteden (suburbs), vormen de wijken die zwaar getroffen zijn door de crisis, in Detroit een brede gordel van een tiental kilometer. In die zone van 360 vierkante kilometer, immens groot en voor een derde leegstaand, is de stadsruimte al bijna drie decennia in staat van ontbinding.
Station van Detroit – © DR
Een frappant beeld op het kruispunt van Gladstone Avenue en Linwood Avenue, in het hartje van het oude Detroit: vreemde tuiniers wieden een stuk grond te midden van immens grote braakliggende terreinen. Op verschillende hectaren trotseren onwaarschijnlijke rijen tomaten, komkommers en andere groenten de omringende bouwval. In minder dan tien jaar tijd hebben honderden moestuinen, kippenrennen en ook hoogtechnologische serres de arme wijken van Detroit getransformeerd in een gigantische stadsboerderij, die nieuw leven bracht op een dood gewaande plaats.
Een model van stadslandbouw Toen John Hantz, een van de zeldzame miljonairs die nog in Detroit woont, geconfronteerd werd met het sluimerende verval van zijn stad, kreeg hij het idee - begin 2000 – om dat no man’s land op te waarderen via een nieuw soort landbouwbedrijven. Zijn zelfverklaard streefdoel? In eerste instantie de vastgoedwaarde van de nog actieve zones van het stadscentrum vrijwaren… En vervolgens Detroit omvormen tot een model van hoogtechnologische stadslandbouw.
12 / D i v e r c i t y
Het duurde niet lang of deze visionair, de grondlegger van deze nieuwe vorm van stedelijke landelijkheid, werd een lokale held die navolging kreeg van tal van rivalen. Sinds 2003 brengen meer dan 1 200 landbouwbedrijven, van eenvoudige moestuin met watercultuur, ingenomen op het puin, tot gemeenschapstuinen en landbouwcoöperatieven van meerdere hectaren – leven in deze wijken. Niet minder dan 150 ton voedsel made in Detroit – een kwart van de lokale consumptie – belandt elk jaar in het bord van de allerarmsten.
Liefdadigheid voorop De grootste Amerikaanse stichtingen, geïnterpelleerd door de urgentie van een kritische situatie, hebben de fakkel snel overgenomen en steunden de duizenden nieuwe boeren door gratis zaad te verstrekken, materiaal uit te lenen, advies en expertise over landbouw te geven… Volgens dat idee aarzelden plaatselijke bekendheden, zoals de zangeres Taja Sevelle, niet om zich te engageren door gemeenschappelijke landbouwgrond ter beschikking te stellen van de bewoners. Met deze akkers, die bewaakt worden door een alerte buurt
en beheerd worden door de sociaal werkers, wordt een dubbele doelstelling nagestreefd: de arme bevolking voorzien van gezond voedsel en de sociale cohesie van de wijken stimuleren.
4 000 hectare bewerkt Als een overtuigd Urban farmer wil Hantz Farms nu een versnelling hoger schakelen en een eerste lot van 10 hectare beplanten te midden van de vervallen terreinen van de auto-industrie: appelbomen, kwekerijen van kerstbomen, bloemenserres, groene groenten op watercultuur (zonder grond)… In vergelijking met de honderden sociale projecten die zich her en der ontplooien, onderscheidt zijn plan zich door zijn beloofde rentabiliteit en zijn omvang: 4 000 hectare bewerkt, op tien jaar tijd, tegen een investeringsprijs van 30 miljoen dollar. Voor Ashley Atkinson, een voormalige stedenbouwkundige die de organisatie The Greening of Detroit leidt, stoelt het succes van deze stadsheropleving hoofdzakelijk op de economische leefbaarheid van de landbouwprojecten. De landbouw zou de plaatsen dan mooier maken, werkgelegenheid voor laaggeschoold personeel verzekeren, en inkomsten voor het stadsbestuur. Een buitenkans voor een van God verlaten spookstad.
België
Le Début des Haricots De vzw “Le Début des Haricots” werd opgericht in 2005 en ondersteunt de aanleg van gemeenschapstuinen of collectieve ecologische tuinen in de stad of in de stadsrand. De vereniging probeert zo te tonen dat het mogelijk is om een actief leven te leiden en tegelijk een deel van zijn voedsel te produceren, en op die manier de burgers in staat te stellen om er zich opnieuw zelf eigen van te maken. De vereniging leert kinderen en volwassenen eenvoudige tuintechnieken aan (om eigen productie aan te moedigen), gekoppeld aan een meer theoretisch debat over de relaties tussen onze dagelijkse acties en de ecologische voetafdruk. Infos: www.haricots.org
Een origineel signalisatiebord met een parkeerverbod voor de groenruimten – © DR D i v e r c i t y / 13
Portret
Renzo Piano
Luisteren: een moeilijke kunst 14 / D i v e r c i t y
C e n t r a l S a i n t G i l e s Co u rt, Lo n d e n 2001/ lo p e n d
De gevels die Renzo Piano bedacht voor de nieuwe gebouwen van de wijk Central Saint Giles in Londen, 400 000 m2 kantoren en appartementen evenals een piazza met restaurants en winkels – zorgen voor een kleurrijke en vrolijke vibratie, in scherp contrast met de historische architecturale omgeving van het centrum van Londen. De verschillende delen van het gebouw hebben elementen in blinkende keramiek met felle kleuren en expressieve vormen gekregen.
Architectuur, dat is niet alleen een kwestie van bouwen, maar ook van begrijpen. © foto Michel Denancé
R e n zo P i a n o a r ch i t e ct
De Genuese architect Renzo Piano (°1937), laureaat van de Pritzker Prijs in 1998, omschrijft zijn vak als avontuurlijk en complex, “een evenwicht tussen kunst en wetenschap, op de grens van nieuwe vondsten en overlevering van vroeger, zwevend tussen het lef van de moderniteit en voorzichtige behoudsgezindheid”. Heel zijn leven lang heeft hij geluisterd en geabsorbeerd om een beter resultaat te kunnen weergeven.
Vanaf zijn eerste ruwe schetsen voor het Centre Pompidou, precies veertig jaar geleden, is Renzo Piano altijd blijven verbazen. Opgegroeid op de werven van zijn vader, die aannemer was, was hij voortdurend omringd door het mirakel van de bouw. Al in zijn kindertijd raakte hij gepassioneerd door alle beroepen van de bouwsector. “Ik ben geboren als architect”, verduidelijkt hij met lichte spot. “Mijn vader was bouwheer. Een aannemer in Genua, Italië. Net als mijn grootvader. En aangezien ik een beetje tegendraads was, ben ik architect geworden.” Als we de lijst projecten van zijn kantoor Renzo Piano Building Workshop doornemen, zijn we onder de indruk van zijn talent om nieuwe materialen of technologieën uit te vinden, terwijl hij
erin slaagt om ze bijna onzichtbaar te maken. En van zijn vermogen om zijn tijd te verdelen tussen Parijs, New York en Tokyo. Met elegante gebaren en woorden herhaalt hij graag dat “de kunst van de ongehoorzaamheid een list van de intelligentie en het gevoelsleven is, die blijkt geeft van een buitengewone alchemie tussen bouwheer en architect.” Die “ongehoorzaamheid” die hij aan de dag legt, is een onbesuisde drang om nooit te buigen voor het compromis. Het gaat om een verzet tegen inschikkelijkheid, meegaandheid en demagogie. Zijn nieuwsgierigheid, volharding en passie hebben hem in staat gesteld om nooit te buigen.
Elk project heruitvinden Sommige architecten hebben een zeer persoonlijke stijl. Renzo Piano kiest ervoor om een reeks coherente ideeën toe te passen op nieuwe projecten met de meest uiteenlopende middelen. Zijn “stempel” is niet meteen zichtbaar. Voor hem komt het er op de eerste plaats op aan om inzicht te krijgen in de verwachtingen van de klanten, de behoeften van de gebruikers, de karakteristieken van de locatie, de financiële uitdagingen, de beschikbare technieken. Dat is ook de reden waarom zijn realisaties zelden op elkaar lijken. “ Wat zo wonderlijk is aan de architectuur,” zo legt hij nog uit, “ is die indruk dat Vervolg op pagina 16
D i v e r c i t y / 15
Portret
Vervolg van pagina 15
het leven telkens herbegint.” Van het Centre Pompidou in Parijs tot de luchthaven Kansai in Osaka en de Morgan Library in New York, het is altijd weer iets nieuws. Renzo Piano maakt gebruik van constructieve elementen of gesofisticeerde technologieën om een zo juist mogelijk antwoord te geven, dat het unieke karakter van het project uitdrukt: de buizen in witte keramiek waarmee de gevels van de toren van de New York Times in Manhattan bekleed zijn, of de bekleding in Technicolor van de gebouwen van de wijk Saint Giles in Londen …
Genius loci Een architect moet volgens Renzo Piano ook een stedenbouwkundige zijn, die de plaats, de stad, de bewoners in zich opneemt. Soms hangt dat samen
met een sterke cultuur (Cultureel Center Tjibaou van Noumea) of het historische karakter (Postdamer Platz in Berlijn). Deze assimilatie is een zoektocht die noodzakelijk en onontbeerlijk is voor zijn creatie. In Nieuw-Caledonië of in de heuvels vlakbij Bazel wordt de architect getro ffen door de natuurelementen. Het landschap onthult zijn genie. “Je moet altijd rondwandelen”, vertrouwt hij toe. “ We hebben in ons kantoor nog nooit iets gedaan zonder eerst ter plekke te gaan wandelen om er de sfeer op te snuiven.”
Lof der lichtheid De architect maakt graag gebruik van die immateriële elementen, die net zoals de vormen en materialen een onderdeel vormen van de compositie. Want Renzo Piano zet zich af tegen die gesloten
torens met donker glas of spiegelglas, “zoals zonnebrillen die de ogen verbergen zodat je niet kan zien wat de mensen voelen.” Bij zijn gebouw van de New York Times in Manhattan ligt de nadruk op transparantie en gevoel, in resonantie met de stad. De zeer lichte keramische lijsten waarmee de gevels bekleed zijn, vangen het licht en zorgen voor wisselende kleurschakeringen naargelang het tijdstip en het weer. “ In de architectuur leidt de zoektocht naar lichtheid tot transparantie, licht, vibraties. Het is een wapen tegen de zwaartekracht”, concludeert hij.
Tegen zwarte gaten De “zwarte gaten” die ontstaan door industriegebieden waar productieactiviteiten wegtrekken, wil hij wegwerken door ze te transformeren in verbin-
© Philippe Migeat, Georges Méguerditchian
© RPBW, Renzo Piano Building Workshop foto Vincent Mosch
© RPBW, Renzo Piano Building Workshop foto Ph.Kawatetsu
C e n t r e P o m p i d o u , Pa r i js - 1971/1977
P ot sda m e r P l at z , B e r l i j n 1992/2001
T e rm i n a l va n d e lu c h t h av e n K a n s a i I n t e r n at i o n a l , Os a k a ( J a pa n ) 1988/1994
Rekening houdend met het stedenbouwkundige stramien van de wijk, is dit gebouw, dat samen met Richard Rogers werd ontworpen om “de nieuwsgierigheid te prikkelen”, volledig moduleerbaar. De hele draagstructuur verplaatst de gekleurde pijpen en buizen naar de buitenkant van het gebouw, wat het gebouw een bijzonder karakter verleent. Na een grondige renovatie in 2000 oefent deze ongewone schoonheid nog altijd een even grote aantrekkingskracht uit.
Deze wijk, ontstaan op een groot desolaat terrein, staat symbool voor de wedergeboorte van Berlijn na de hereniging van Duitsland en beroept zich op de fundamentele steden bouwkundige principes van het einde van de twintigste eeuw. Renzo Piano tekende het algemeen plan en de toren Debis (links op de foto). Dat plan bood een oplossing voor het probleem om een authentiek stadsleven te creëren in een gebied dat jarenlang dood was gebleven, door een woongebouw, winkels, kantoorgebouwen en ontspanningsmogelijkheden te integreren.
16 / D i v e r c i t y
Dit ambitieuze project werd volledig op een artificieel eiland in de baai van Osaka gebouwd en is een van de architecturale pareltjes van de twintigste eeuw. De terminal, 1,7 km lang, vormde een echte uitdaging.
dingsplaatsen tussen de stad en de rand. De ‘gelukkige stad’ is een concept dat de architect wil introduceren tot in de voorsteden, want zolang dat slaapsteden blijven, zullen het geen echte steden zijn. “ In plaats van de stad steeds verder te laten uitdeinen, zouden we eerder het stadsweefsel moeten vervolledigen.” Renzo Piano wil derhalve een “duurzame groei” ingang doen vinden, om de voorsteden om te vormen tot echte steden. “ Dat is onze echte grote uitdaging voor de volgende vijftig jaar.”
Milieuvriendelijkheid als inspiratiebron Als interpretatie van de groene revolutie die aan de gang is, en als voorbeeld van de verantwoordelijke houding van Renzo Piano, kreeg de California
© RPBW, Renzo Piano Building Workshop photo John Gollings
C u lt u r e e l c e n t e r J e a n - M a r i e Tj i b ao u , N o u m e a ( N i e u w - C a l e d o n i ë ) 1991/1998
Geïnspireerd door de hutten van de Kanak-cultuur, waaraan het centrum is gewijd, is het centrum opgebouwd uit 10 paviljoenen met een hoogte die varieert tussen 20 en 28 m, opgevat als dorpen die verzonken zijn in het groen.
Een architect moet een strak budget verzoenen met zijn verlangen om de wereld te veranderen. Academy of Sciences de hoogste score ooit toegekend aan een museum door de “Green Building Council ”. “ Het is onze taak om de codes van die ecologische taal om te zetten in iets poëtisch, waarbij milieuvriendelijkheid en schoonheid hand in hand gaan.” Het gebouw bevat tal van ecologische nieuwigheden. Ook de London Bridge zal ondanks zijn grootte weinig energie verbruiken. Ecologische beperkingen hoeven niet als een beknotting van de
vrijheid te worden ervaren. Met alle projecten die op stapel staan, wordt de toekomst beslist in die zin bekeken. Laten we hopen dat Renzo Piano, een wonderlijk architect die de menselijke waarden voorop stelt, ons nog lang zal kunnen betoveren met zijn gebouwen die een verhaal vertellen… http://rpbw.r.ui-pro.com
© foto Michel Denancé
© foto Tom Fox, SWA Group
N e w Yo rk T i m e s b u i l d i n g , N e w Yo rk 2000 /2007
C a l i f o r n i a Ac a d e my o f S c i e n c e s , S a n F r a n c i s co 2000/2008
Met zijn 52 verdiepingen en een hoogte van 228 m is het gebouw sinds zijn plechtige opening het grootste dat de afgelopen 40 jaar in New York werd gebouwd. Voor Renzo Piano is architectuur een bestanddeel van de stad en komt ze tot uitdrukking in de manier waarop ze zich integreert in de stad. Het gaat hier om een architectuur die licht en transparantie creëert in Manhattan, met een gebouw dat de voorkeur geeft aan elegante lijnen en een laag energieverbruik.
Deze nieuwe installatie, beschouwd als de ‘la crème de la crème’ van de ecologische gebouwen, verenigt de 12 gebouwen van de Academie onder één groot groendak van een hectare groot, wat aanzienlijk besparingen oplevert op het vlak van verwarming en ventilatie. Deze architectuur modelleert, privilegieert natuurlijk licht, zonne-energie, de recyclage van materiaal.
D i v e r c i t y / 17
Dossier
18 / D i v e r c i t y
Stadsverdichting De vereisten op het vlak van duurzame stadsontwikkeling stellen verdichting weer centraal in het debat rond stadsinrichting. Rondetafel.
Sinds 2008 en voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid leven wereldwijd meer mensen in stadsagglomeraties dan op het platteland. Meer dan 3,3 miljard mensen leven nu in de stad, waarvan meer dan 500 miljoen in grootsteden die 5 tot 10 miljoen inwoners tellen(1). Volgens de ramingen van de Verenigde Naties zal deze verstedelijking alleen maar toenemen: tot 59,7% in 2030 en 69,6% in 2050. De stadscentra zullen het grootste deel van de demografische groei absorberen. De meest ontwikkelde landen zijn reeds sterk verstedelijkt. Daar zal de bevolkingsgroei in de steden erg beperkt zijn, van 74% momenteel tot ± 85% tegen het midden van de eeuw, maar die stijging zal de expansiemogelijkheden van de steden wel tot het uiterste drijven.
DE WERELD IS EEN STAD GEWORDEN De wereld “is een stad geworden” (Lewis Mumford), of een constellatie van stadspolen die de knooppunten van de gemondialiseerde economische
OP ZOEK NAAR HOUDBARE MODELLEN
ruimte vormen. De verstedelijking benadrukt de transformatie van het planetaire ecosysteem en het intensieve gebruik van de fossiele energiebronnen die ze vereist, met een ingrijpende verandering van de habitat. Tegelijk concentreert de verstedelijking de spanningen en contradicties van de industrialisering en de globalisering. Een onomkeerbaar fenomeen, dat ons vermogen appelleert om – naast woningen, winkels en kantoorgebouwen – ook openbare ruimte te creëren (educatie, cultuur, gezondheid) en een gezonde omgeving, als eerste voorwaarde voor een houdbare ontwikkeling, een collectief welzijn en de expansie van de individuele vrijheden. Sinds de 20e eeuw werden oplossingen aangereikt: stedelijke decentralisatie met de bouw van nieuwe, kleinere eenheden, verlichting van de stad door een regionale en subregionale planning gebaseerd op het gebruik van lokale middelen en korte bevoorradingsketens (uitmonden in het ecologische evenwicht van een duurzame stadsontwikkeling),
(1) Aan het einde van de XVIIIe eeuw leefde niet meer dan 20% van de wereldbevolking in de stad en slechts een honderdtal steden telde meer dan 100 000 inwoners
communautaire stadsontwikkeling (burgers die instaan voor hun leefruimten), enz. Deze oplossingen hebben hun grenzen getoond en de voorwaarden voor het creëren van kwalitatieve stadsruimte blijven een vraag.
VERDICHTING: RECONSTRUCTIE VAN DE STAD OP DE STAD In 1977 ontving Ilya Prigogine de Nobelprijs Chemie voor zijn werk in verband met de ‘energieverslindende structuren, aantrekkingsstaten en zelforganisatie’. Hij illustreerde dit onderzoek over entropie en thermodynamica, dat voor het grootste deel van het publiek ontoegankelijk was, door een vergelijking te maken met … een stad, waarvan de uitwisselingen en bewegingen met de buitenwereld chaotisch lijken, maar in werkelijkheid afhankelijk zijn van een dynamisch evenwicht. De stad herbergt dus wel een dynamisch evenwicht (voornamelijk met de periferie), maar is ook Vervolg op pagina 20
D i v e r c i t y / 19
Dossier
Vervolg van pagina 19
een historische en ‘natuurlijke’ plaats van verdichting van functies (wonen, werken, persoonlijke ontwikkeling, burgerschap). Een verdichting die slecht wordt geconcipieerd, wordt echter ook slecht gepercipieerd en ervaren. Dat leidt met name tot een migratiebeweging naar de voorsteden (in het Frans ‘banlieue’ etymologisch afkomstig van ‘lieu banni’ of verbannen plek), waardoor de stad wordt uitgebreid. Die ontwikkelingswijze heeft echter een hoge kostprijs, in geld, in ruimte, in transport en in energie. Want leven op het platteland wordt net zoals leven in de stad gekenmerkt door een niet te verwaarlozen ecologische en sociale afdruk voor de gemeenschap. Kwalitatieve stadsverdichting (reconstructie van de stad op de stad) lijkt dus het meest geschikte antwoord te zijn om die kosten te drukken. Dat is zo… in theorie! Het gebruik van fossiele energiebronnen wordt, onder meer, verminderd door gebruik te maken van gebouwen die duurzame technologieën integreren. Maar een optimale doeltreffendheid kan pas worden bereikt, als de ontwikkeling van vastgoed wordt opgevat volgens dichte ‘wijken’ of ‘complexen’. Waarom? Enerzijds groepeert deze structurering van de ruimte de voornaamste functies en stadsinfrastructuren binnen een beperkte perimeter, zodat ook de verkeersstromen kleiner worden. Anderzijds kan in zo’n schema elke gebruiker zich beperken tot enkel besparing van statische energie (bijv.: door zijn ruimte te isoleren), terwijl de ‘consumeerbare’ energie (bijv.: in de vorm van geothermie) het ‘goedkoopst’ kan worden geproduceerd door een derde investeerder. Een schaalbesparing wordt dan gerealiseerd en gedeeld tussen de consument en
20 / D i v e r c i t y
de investeerder, want bruikbaar gemaakt door voldoende klanten (bewoners) in de buurt.
DICHT IN TWEE FASEN Dichtheid is een ogenschijnlijk eenvoudige formule: het is de verhouding tussen het aantal inwoners en de oppervlakte. In de realiteit is dat begrip veel complexer, want we onderscheiden bevolkingsdichtheid (aantal personen per hectare), dichtheid van bebouwde grond (de oppervlakte die in beslag wordt genomen door gebouwen), bebouwingsdichtheid (het aantal bebouwde m2 per hectare oppervlakte), dichtheid bevolking en werkgelegenheid, dichtheid van menselijke activiteiten of zuivere menselijke dichtheid, rekening houdend met de bewoners en de gebruikers van de plaatsen (bezoekers, klanten, werknemers, …), de ervaren dichtheid enz. Met andere woorden, de stedelijke en architecturale antwoorden op de behoefte aan een kwalitatieve verdichting zijn even talrijk als de bovenvermelde onderscheiden. Torens (verticale verdichting), herbestemming van in onbruik geraakte gebouwen/verlaten industrieterreinen of de aanleg van ecowijken zijn allemaal mogelijke oplossingen (maar niet universeel), want ze stemmen overeen met aangepaste of aanpasbare zones. Dit veronderstelt twee basisvoorwaarden. De eerste is van technische aard en betreft de locaties (welke stedelijke ruimten verdichten?), de infrastructuren (welke mobiliteit voor welk stadsmodel?) en de graad van verdichting van de bewoners en functies die niet overschreden mag worden (hoe een goede leefkwaliteit behouden in een dichte omgeving?). De tweede basisvoorwaarde is van sociaal-politieke aard. Als we democratisch tewerk gaan, moeten we dan op vrijwillige wijze de strijd aanbinden met
In Brussel impliceert de demo grafische groei die verwacht wordt tegen 2020, een reële behoefte aan zowat 70 000 nieuwe woningen.
stadsuitbreiding, op het gevaar af in te gaan tegen de vrijheid van keuze van de gezinnen? Moeten we daarentegen een pedagogische aanpak invoeren en gesprekken aanknopen met de bewoners om de dichtheid te doen aanvaarden? Kunnen we nieuwe stadsvormen bedenken die de verworven vrijheden en de voordelen van een verdichte stad met elkaar verzoenen? Welke houding moeten we aannemen tegenover de inplanting van economische activiteiten buiten de stadscentra om evidente redenen van kostenbesparing, plaatswinst, belastingsstelsels, enz.?
VERMOEDELIJKE EVOLUTIE: DUURZAAMHEID VEREIST Wat zal er gebeuren over 10 tot 15 jaar? Puur kwantitatief zal de stadsdichtheid vermoedelijk niet ingrijpend veranderd zijn, als je ziet dat de vernieuwing van de habitat aan een laag tempo gebeurt (± 1%/jaar) en de dispersie van de habitat kan niet ogenblikkelijk gestopt worden. De marge voor actie en oriëntatie van nieuwe stadsvormen zal dus niet groter zijn dan 10 à 15% van het residentieel vastgoedpark. Betekent dit dat de stadsvormen en de manier waarop de stad wordt gebruikt, niet grondig zal veranderen de komende 15 jaar? Dat is minder zeker. De nieuwe locaties van economische activiteiten of de bouw van torens in het traditionele stadsweefsel zullen daartoe kunnen bijdragen. Sommige actoren streven daarnaar, met name voor het business vastgoed. De aanpak van de openbare ruimten: beplantingen, voetpaden, uitlijningen, uitbreiding van het stadsvervoer op de eigen site en transformatie van het wegennet, aanleg van interstitiële zones, kunnen gepaard gaan met verschillende vormen van verdichting en zodoende bijdragen tot de manier waarop de bewoners hun stad percipiëren en gebruiken. Eén
zaak staat vast: de vereiste van een duurzame stad, zowel puur fysiek, als op het vlak van inrichting, stedenbouwkunde en gebruik, laat zich steeds meer gevoelen, zowel vanuit ecologische en architecturaal oogpunt als op sociaal en economisch vlak. Deze vereiste heeft een logisch gevolg: de scheiding van functies en de uitbreiding van de steden moet een halt worden toegeroepen!
BRUSSEL, BEHOEFTEN EN MOGELIJKHEDEN Vooreerst moeten we erop wijzen dat de gemiddelde dichtheid van Brussel relatief laag is, in vergelijking met andere grote Europese steden (60 inwoners per hectare tegenover 200 in Parijs). Businesspark: In het Brusselse Gewest (de rand inbegrepen) bestrijkt dit park nu een oppervlakte van ± 14 miljoen m2, waarvan ± 1,4 miljoen niet wordt gebruikt om economische redenen (crisis) of wegens veroudering (in 1980 bestreek het park ± 6 miljoen m2, met 10% huurleegstand). Als we de curve afvlakken over een periode van 30 jaar, dan zien we dus dat de jaarlijkse netto behoefte aan nieuwe kantoorruimte in de orde van 270 000 m2 ligt. Het park is hoofdzakelijk voor verhuring bestemd, de gemiddelde gebruikskosten bedragen ± 180 €/m2/jaar met maxima van ± 300 €/m2/jaar. Vaststelling: dit park is ‘over-bebouwd’ met vastgoed van gemiddelde of lagere kwaliteit (snel verouderd) en ‘onder-bebouwd’ met vastgoed dat kwalitatief is op lange termijn en ‘ecologisch correct’. Huisvestingspark: Dit bestaat uit ongeveer 510 000 eenheden (waarvan ± 7% sociale woningen zijn en/of waaraan preferentiële toegangsvoorwaarden gekoppeld zijn). Meer dan 90% van
dit park beantwoordt niet aan de recente ecologische vereisten. Jaarlijks worden ± 3 500 nieuwe woningen gebouwd. De gemiddelde nieuwe woning voldoet aan de volgende criteria: prijs tussen € 180 000 en € 210 000, exclusief aankoopkosten, en een bruto oppervlakte die varieert tussen 85 en 95 m2. Evolutie: De verwachte demografische groei (170 000 nieuwe bewoners) tegen 2020 veronderstelt een reële behoefte aan nieuwe woningen, namelijk ± 70 000 eenheden. Dat is een verdubbeling van de huidige productie (ofwel 7 000 eenheden/jaar of ± 650 000 m2/jaar), waarbij drie zaken in aanmerking moeten worden genomen: economische maatregelen die duurzame middelgrote woningen begunstigen; een reflectie in verband met de vermindering van hun oppervlakten en hun verdichting; een ‘multi-oplossingen’ benadering. Naast nieuwbouw kunnen ook in onbruik geraakte kantoorgebouwen omgebouwd worden tot woningen. Afgezien van de reeds gerealiseerde reconversies (ongeveer 500 000 m2 verlaten industrieterreinen en tertiaire gebouwen werden de afgelopen 5 jaar omgebouwd) kan nog ± 250 000 m2 van dat type op korte termijn gerehabiliteerd worden en dat fenomeen zou nog moeten toenemen. Het zal echter niet mogelijk zijn om meer dan 5 tot 10% van de toekomstige behoeften te dekken met reconversie.
Vervolg op pagina 22
D i v e r c i t y / 21
22 / D i v e r c i t y
© Ellen Goegebuer
Vervolg van pagina 21
Interviews
Dossier
M i c h e l V e r l i e fd e n ( A r ch i t e ct - A 2 R C ) :
U bent de architect en coauteur van het project ‘UP-site’, het eerste grote project voor gemengde stadsontwikkeling met woonruimte, kantoorgebouwen en winkels, waaronder een toren van 140 m hoog, in Brussel. Hoe denkt u over de behoeften aan stadsverdichting, rekening houdend met de vereisten inzake duurzaamheid
M. Verliefden: Die twee elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op dit ogenblik is de verdichting van de steden, en met name van Brussel, een noodzaak. Die verdichting moet evenwel op een intelligente manier gemanaged worden, namelijk aangepast aan de plaats, de behoeften, de noden, het imago dat men nastreeft… Bovendien is dichtheid mogelijk via verschillende typologieën. Hoogte is geen doelstelling op zich, en is maar een van de vele antwoorden. Ik voeg eraan toe dat de bouw van een hoge toren niet altijd synoniem is voor dichtheid, maar wel het voordeel biedt dat het een stad kan structureren, kracht bijzetten, er een baken oprichten, wanneer hij op een intelligente manier wordt ontworpen en ingeplant. Met andere woorden, deze concentratie van activiteiten moet kaderen in een coherent en aangepast programma of visie… Verdichting veronderstelt ook effecten die overwogen moeten worden vanaf de conceptie door de concepten van duurzame ontwikkeling erin te integreren. Al te vaak bestaat de neiging om dat laatste te beperken tot ecologische begrippen en om de economische en sociale aspecten ervan te
verwaarlozen. Bijgevolg stoelt de organisatie van een duurzame dichtheid op twee pijlers: zich inschrijven in een project van een leefbare, rechtvaardige, gastvrije en gemengde stad de levensvatbaarheid van een project op lange termijn verzekeren, borg staan voor zijn flexibiliteit, zoals de recyclage van het project in de toekomst, zowel op niveau van de functies, de ruimten als van de materialen. Wat zijn de voordelen (economisch, ecologisch) van een gemengd project van het type UP-site en zijn gelijkaardige projecten mogelijk op andere plaatsen in Brussel?
M. Verliefden: De voordelen zijn duidelijk geïdentificeerd en hebben betrekking op de locatie van het project, het programma ervan, de gebruikte technieken, de dichtheid en de functionele mix. Die mix impliceert alle aspecten van duurzame ontwikkeling. Zo situeert ons project zich in een weinig aantrekkelijk stadsdeel met een beperkte bevolkingsmix (een plek waar je doorheen rijdt, maar niet stopt!) Door zijn inplanting komt het erop aan om opnieuw een wijk te creëren, dat wil zeggen deuren en communicatiewegen te openen, overdag en ’s avonds verschillende doelgroepen aan te trekken, een mix van activiteiten en ontspanning te verzekeren, de site en zijn kenmerken te benutten om er troeven van te maken en te anticiperen op de toekomst. Tot slot zal de menselijke en functionele mix van het project deze wijk opnieuw op de Brusselse kaart zetten en op die manier tegemoetkomen aan de economische en sociale aspecten van duurzame ontwikkeling.
D e n i s G r i m b e rg h s Vo o r z i tt e r van d e G O M B ( G e w e st e l i jk e Ontw i kk e l i ngsmaatschapp i j vo o r h e t B r u ss e ls H o o fdst e d e l i jk G e w e st ):
Vanuit ecologisch oogpunt maakt de mix het mogelijk om synergieën te creëren tussen de verschillende entiteiten. Zonder verder in te gaan op technische details, brengen verschillende functies een evenwicht tot stand, met name op het vlak van energieproductie en -verbruik. Zonder dat gemengde karakter zou het project Up-site niet levensvatbaar geweest zijn. Wat de herhaling van het project betreft zal het antwoord genuanceerd zijn. Een project is altijd een welbepaald antwoord op een specifieke vraag op een welbepaalde plaats. Indien vergelijkbare projecten het daglicht zien in Brussel, zullen ze hun plaats moeten vinden. Net zomin als dichtheid is een gemengd karakter geen doel op zich. In de architectuur bestaan geen mirakelrecepten, maar we beschikken wel over veel ingrediënten waarmee we composities maken, dichtheid en mix maken daar deel van uit.
Wat zijn de redenen voor deze keuze, haar grote principes, haar voordelen (voor de bewoners) en wat is de (geraamde) balans op sociaaleconomisch en ecologisch vlak? Wil de GOMB andere modellen voor stadsverdichting ontwikkelen?
Bedoeling is om middelgrote woningen te bouwen in het kader van een kwalitatieve stadsrenovatie waarbij een braakliggend terrein wordt verwijderd. Het is ook een stedenbouwkundig voorstel waarbij gekozen wordt voor horizontale verdichting (200 bewoners/ha – terwijl het Brusselse gemiddelde 60 inwoners/ha bedraagt), compatibel met de omgeving. De wijk zal 500 woningen tellen, 2 000 m2 groene ruimte, winkels en infrastructuren (crèches), een economische mix (incubator van ondernemingen als overgangsgebied).
D. Grimberghs: Tivoli is niet het eerste project voor duurzaam bouwen dat door de GOMB werd opgezet, maar wel het grootste in omvang (huizenblok van 4 ha). Het zal zodanig onderverdeeld en doorkruist zijn dat het aansluit bij de stedelijke morfologie van de wijk waarin het zich bevindt.
De functionele mix wordt nog aangevuld met een mix van typologieën van de woningen. Naast de bouw van middelgrote geconventioneerde woningen zullen privéprojecten vrije woningen bouwen. Deze strategie sluit aan bij het plan om op korte termijn te handelen (vermijden dat de eerste
Tussen de modellen voor stadsverdichting kadert ‘TIVOLI’ (Tivolistraat te Brussel) in het principe van een ecowijk.
bewoners op een permanente werf wonen). De eerste bewoners worden verwacht in 2013 en in 2015 zou het project helemaal klaar moeten zijn. Wat de reflectie over andere modellen betreft, zoals het verticale model, hebben we oog voor de reconversie van kantoorgebouwen in woningen. In dat verband is het niet uitgesloten dat we voor een verticaal model kiezen, gezien de configuratie van het gebouw in kwestie. Eerder dan het verticale aspect waken we er evenwel over dat onze projecten zo goed mogelijk geïntegreerd zijn, zo stedelijk mogelijk en zo centraal mogelijk. Dat is een reflectie die stoelt op het principe van stedelijke continuïteit. Dat brengt ons ertoe om projecten te bekijken op plaatsen zoals de Koningsstraat, de Kruid tuin, enz. Vervolg op pagina 24
D i v e r c i t y / 23
Dossier
Vervolg van pagina 23
C h r i s t i a n L a ss e rr e ( G e d. B e st. C L I , H o o gl e r aa r Eco n o m i e aan d e Fac u lt e i t A r ch i t e ct u u r “ L a C amb r e ” van d e U L B e n I S URU , Acad e m i sch D i r e ct e u r van d e E x e c u t i v e M ast e r e n Imm o b i l i e r van d e Lo u va i n S ch o o l o f M anag e m e nt ):
de ontwikkeling van de stedelijke habitat van het stadscentrum (1993);
Uw studiebureau is gespecialiseerd in stadsinrichting, en u schreef een studie over de haalbaarheid van reconversie van kantoorgebouwen in woningen in Brussel.
de sterke demografische groei (2001); de productie van woningen die tekortschiet ten overstaan van die bevolkingsgroei en de verwachte behoeften (2003). Behoeften werden geraamd op 5 500 woningen per jaar, gecorrigeerd tot 7 000 woningen per jaar in 2010 om het tekort van de productie in de voorbije jaren te compenseren;
Wat zijn de mogelijkheden (in volume en kostprijs) van reaffectatie van verouderde gebouwen in woningen of andere functies en welke impact kan een dergelijke aanpak hebben op de stadsverdichting?
Ch. Lasserre: Die vragen bestuderen we al een twintigtal jaar. In die periode werden meer dan duizend woningen gecreëerd door kantoorgebouwen om te bouwen. Daarvoor bestaan verschillende processen: de reconversie in woningen van residentiële gebouwen die regelmatig tot kantoorgebouwen waren omgebouwd (Louizalaan 341 en 209); de transformatie van kantoorgebouwen van de jaren 60 en 70 in klassieke mede-eigendom; de bouw van woningen op percelen die op het GBP in de administratieve wijk gelegen zijn (Jette, Evere); de afbraak van kantoren en de heraanleg van de site met woningen (De Crayerstraat); de realisatie van gemengde transformaties (Paleizenstraat 44).
Convergerende factoren Het potentiële bereik kan dus groot zijn. Op basis van verschillende rapporten die we hebben gemaakt voor de overheid en voor de privésector, konden we verschillende convergerende factoren identificeren: 24 / D i v e r c i t y
de daling van de vraag naar kantoorgebouwen (2005), die voortvloeit uit de stabilisering van de werkgelegenheid en de daling van de oppervlakte per persoon.
Deze convergerende factoren hebben gemaakt dat, gedurende een tiental jaar, de meeste reconversieprojecten gerealiseerd werden in het kader van een economische logica en dus zonder significante tussenkomst van subsidies of stedenbouwkundige lasten. Hoe is de situatie vandaag?
1. Potentieel aanbod van transformeerbare kantoorgebouwen:
De veroudering van de kantoorgebouwen staat niet rechtstreeks in verhouding tot hun leeftijd. Sommige gebouwen moeten na 15 jaar gerecycleerd worden, andere blijven na 50 jaar nog perfect operationeel. Paradoxaal genoeg zijn het ecologische overwegingen die tot een structurele verkorting van hun levensduur zouden kunnen leiden, met de bekende ecologische en territoriale gevolgen.
Noordwijk – Brussel
2. Het potentieel van woningen die (opnieuw) gecreëerd worden in woongebouwen die in kantoorgebouwen getransformeerd werden: Het potentieel lijkt nog groot, ook al is het moeilijk te ramen, dergelijke transformaties gebeuren soms zonder de nodige vergunningen. De activering van dit potentieel zal ook afhangen van de transfermogelijkheden (zonder meerkosten) van de gebruikers naar moderne en beter aangepaste oppervlakten. 3. Het conversieproces strekt zich ook uit tot de rusthuizen (maakte het onderwerp uit van de eerste mutatieoperatie in 1976): Dit geldt voor hotels, studentenhuizen, gemeenschapshuizen, enz. 4. Het begrip van conversie achteraf
Dit element lijkt slechts zelden in aanmerking te worden genomen bij de bouw van de huidige nieuwe kantoorgebouwen.
Drie types van verdichting Het mag dan moeilijk zijn om jaarlijkse reconversiecijfers te voorspellen (ze zullen grotendeels afhangen van het volume van gespecialiseerde nieuwe woningen die worden gecreëerd), het is realistischer om te praten in termen van doelstellingen en eventueel beleid dat moet worden gevoerd. Hierbij dient evenwel opgemerkt te worden dat de meeste uitgevoerde conversies in gemengde en/of residentiële wijken gelegen waren. Een volgende stap zal betrekking hebben op de andere regio’s en zal erin bestaan om de dichtheid van de “office & business parks” van de periferie en de gedecentraliseerde zones opnieuw te bestuderen. Deze evolutie zou tot drie types van verdichting leiden: in de stad: afbraak en reconstructie in dichte en/of hoge gebouwen; in de voorsteden: verdichting door invoeging en toevoeging van nieuwe functies; op regionale schaal: rekening houden met het tijdsaspect van de dichtheid.
Die laatste factor lijkt belangrijk voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waarin operaties zoals die van de Noordwijk of de Zuidwijk 40 of 50 jaar aanslepen, waardoor sommige gebouwen afgebroken/heropgebouwd worden nog voor het herinrinchtingsproject volledig klaar is! De percelen die stilliggen, dragen bij tot een ‘ont-dichting’ waarmee niemand gebaat is: de termijn voor de realisatie van de projecten is te lang, terwijl de levensduur van de gebouwen te kort is. Het is geen uitzondering dat sites die 50 jaar lang stilliggen, uiteindelijk slechts 30 jaar effectief gebruikt worden. Zo zou een kantoorsite waar de gebouwen om de 15 jaar herbouwd worden, slechts gedurende 85 à 90% van de tijd effectief bezet zijn. Als we daar huurleegstand aan toevoegen, is de balans nog slechter. Omgerekend in ruimte/tijd, zou een gebouw van 10 000 m2 een effectieve bezetting hebben van 450 000 m2/jaar tegenover 500 000, ofwel een bezettingsdichtheid van minder dan 10%. In de realiteit is die dichtheid heel wat kleiner, want de kantooruren vertegenwoordigen maar 25% van de 8 760 uur die een jaar telt. Vervolg op pagina 26
D i v e r c i t y / 25
Dossier
Vervolg van pagina 25
C h r i s to s D o u l k e r i d i s C h r i sto s D o u lk e r i d i s ( S taatss e c r e ta r i s van h e t B r u ss e ls H o o fdst e d e l i jk G e w e st, b e last m e t H u i s v e st i ng )
U hebt verklaard dat “noch de overheidssector, noch de privésector het probleem van de toekomstige behoefte aan woningen in Brussel alleen kunnen oplossen, net zomin als dat acquisitie de enige oplossing zou zijn. Er bestaan creatievere oplossingen, zoals modulaire woningen en gezamenlijk huren, waarmee een deel van de vraag kan worden beantwoord.” (Rondetafel ‘Essentielle Immo’ - La Libre Belgique – april 2010) Waaraan denkt u bij de uitdaging ‘huisvesting’, met het oog op de sterke bevolkingsgroei in Brussel en welk verdichtingsmodel moet bijdragen tot een algemene oplossing?
Ch. Doulkeridis: Het is duidelijk dat dit decennium een scharnier zal zijn op het vlak van huisvestingsbeleid gezien de demografische boom. We staan op een kruispunt en het is belangrijk dat we durven te innoveren als we deze zaken bespreken. Laten we daadkrachtig wezen, de moed hebben om het huisvestingsbeleid te herformuleren. Dat is een cruciale uitdaging voor alle Brusselaars. Des te meer omdat de demografische uitdaging niet de enige belangrijke evolutie is waarmee rekening moet worden gehouden. We moeten ook oog hebben voor: de volledige integratie van duurzame ontwikkeling in het huisvestingsbeleid, en meer algemeen in de regionale ontwikkeling. Dat is niet enkel een kwestie van ecologie, maar rekening houdend met de sociaaleconomische context van Brussel, ook een essentiële uitdaging op sociaal vlak; 26 / D i v e r c i t y
Zicht op Brussel ‑ © Serge Anton
de integratie in onze strategie van een onontkoombaar feit: de grondreserves zijn beperkt en moeten dus verstandig gebruikt worden. Daarom is het van belang om alle nieuwe woonvormen die de kop opsteken, te ondersteunen (cohabitatie, gemeenschapshuizen, begeleid wonen…), met name voor oudere mensen, mensen met een handicap… de volgende evolutie van de regionale bevoegdheden op het vlak van huisvestingsbeleid, die het onderwerp uitmaakt van de institutionele onderhandelingen. Er moet een grotere coherentie worden beoogd bij de groepering van de bevoegdheden.
Die evoluties moeten ons tot een kwalitatieve en duurzame benadering van de stadsdichtheid brengen, volgens drie richtingen: beter gebruik van de resources, zowel ruimtelijk als fysiek, beschikbaar en mobiliseerbaar, om tegemoet te komen aan de uitdagingen van de regionale ontwikkeling en haar huisvestingsbeleid en de milieudoelstellingen die het Gewest zichzelf heeft opgelegd; een cultuur van samenwerking tot stand brengen, die nog onvoldoende aanwezig is tussen de overheid en de privésector; de bekommernis om de gebruikers van de stad moet centraal staan: de stad moet geconcipieerd worden voor hen (op hun schaal), en met hen, om hen meer als actoren te betrekken bij hun Stadsgewest.
Dossierbronnen: Des Cités-États à la ville globale – Philip S. Goluba | Notions de densification - Nathalie Delaleeuwe Densification urbaine, problème ou solution – Chantal de Laveleye | Densification urbaine et réduction de CO2 – Jean-François Barbe Andere bronnen: Cushman & Wakefield, CBRE, Jones Lang Lassalle, CIG, Vizzion Europe, Home Invest Belgium
AMERIKAANS SCENARIO Sinds 2009 dacht de Amerikaanse senaat na over stadsverdichting als instrument om de uitstoot van CO2 te verminderen. Door meer woningen te bouwen in de steden en minder in de verder gelegen voorsteden, zou de uitstoot van CO2 kunnen dalen met 11%, tegen 2050. Er waren echter grote obstakels, want de beslissingen op het vlak van stadsinrichting zijn hoofdzakelijk afhankelijk van politieke beslissingen en individuele keuzes. De Amerikaanse senaat vroeg de Nationale Onderzoeksraad (National Research Council) om verschillende scenario’s uit te werken om de impact van stadsverdichting te evalueren. Twee data werden weerhouden, 2030 en 2050.
De resultaten
De obstakels
In het eerste scenario wordt verondersteld dat 75% van de nieuwe woonunits en renovaties worden gerealiseerd zodat de woningen dubbel zo dicht worden als vandaag. De uitstoot van CO2 zou dan met 11% kunnen dalen in 2050, en met 8% in 2030. Dit scenario impliceert ook een vermindering van het autoverkeer met 25%.
Volgens sommige leden van de National Research Council zullen de stijgende benzineprijzen, nieuwe koolstoftaksen en ook investeringen in het openbaar vervoer het uiteindelijk mettertijd halen op stadsuitbreiding.
Het tweede scenario impliceert een compactere bouw van 25% nieuwe woonunits en renovaties. Dit zou het autoverkeer eveneens met 12% verminderen. De winsten op het vlak van vermindering van CO2 – uitstoot worden dan zeer miniem, in de orde van 1% in 2030 en 1,7% in 2050. En het autogebruik mag dan wel maar met 5% afnemen, de uitstoot van CO2 duikt onder de drempel van 1%.
Andere leden van diezelfde Raad toonden zich echter sceptisch en waren van mening dat enkel een beslissing van de overheid kan leiden tot de realisatie van het eerste scenario. Want de lokale overheden hebben de belangrijkste instrumenten op dat vlak in handen, zoals de capaciteit om zoneringsreglementen te formuleren. Maar in de praktijk staan hun belangen op korte termijn (bijv.: dichtslibben van de verkeerswegen vermijden, en bouwprojecten voor ‘uitbreiding’ laten ontwikkelen) een bouwbeleid ten gunste van verdichting in de weg. D i v e r c i t y / 27
Mobiliteit
De fiets als redmiddel voor de stadsmobiliteit!
Tot voor kort werd de fiets nog als een ouderwets en marginaal vervoersmiddel beschouwd, maar ondertussen heeft hij weer zijn intrede gedaan in alle Europese metropolen. Of het nu in Lyon, Londen, Parijs of Berlijn is… de projecten met gedeelde fietsen komen tegemoet aan een reële behoefte aan alternatieve mobiliteit. In Brussel profileert Villo van JCDecaux zich, bogend op zijn goede resultaten, als een van de onmisbare schakels van de stadsmobiliteit. 28 / D i v e r c i t y
De fiets elders…
© Mikael Colville-Andersen / Copenhagenize.eu
Ko p e n h ag e n [ D e n e m a rk e n ]
Sinds meer dan 20 jaar kan men hier een fiets lenen zonder abonnement, gewoon met een muntstuk zoals bij een winkelwagentje.
© Vincengraphe
Duitsl and
R e n n e s [ F r a n kr i jk ]
A n t w e r p e n [ B e lgI ë ]
In Berlijn, Keulen, Frankfurt, München, enz. wordt de dienst aangeboden, zonder reclame, door de openbare spoorwegmaatschappij Deutsche Bahn.
De huur van een gedeelde fiets is volledig gratis, zowel voor de inwoners als voor toeristen.
In Antwerpen wordt het systeem getest met 1 000 gratis fietsen.
Met 20 000 jaarabonnees en reeds 2,4 miljoen afgelegde kilometers steekt het project met gedeelde fietsen “Villo” van JCDecaux zijn ambitie niet langer weg: het systeem wil zich in de Europese hoofdstad opwerpen als een alternatief voor de files. Dat komt omdat bij ons, na enkele valse noten bij de start, de prachtige mechaniek van de gedeelde stadsfietsen goed geolied lijkt. En de eerste inplantingsfase (2008-2010) van “Villo” sluit effectief af met een meer dan een positieve beoordeling. Met 161 stations (180 gepland) ingeplant in 11 gemeenten van de hoofdstad, stelt de Franse firma voor buitencommunicatie nu 2 200 fietsen ter beschikking voor de Brusselaars (van de 2 500 geplande).
Ideaal vervoersmiddel In een tweede fase (tegen 2012) zouden de gemeenten die de “Villo” nog niet aanbieden, ook kunnen instappen in het systeem, zodat er op termijn 5 000 openbare fietsen ter beschikking staan van de Brusselaars. Voor Bruno De Lille (Groen), Staatssecretaris voor Mobiliteit, “geldt de fiets als een van de hefbomen van het mobiliteitsbeleid in Brussel. Aangezien 62,5% van de verplaatsingen in
Brussel korter dan 5 km zijn, is dit het ideale vervoersmiddel.” En terecht! Slachtoffer van een steeds meer onontwarbare verkeershinder is de Europese hoofdstad dringend op zoek naar een efficiënt antwoord (65% van de verplaatsingen gebeurt nog steeds met de wagen). Openbaar vervoer, alternatieve mobiliteit, de fiets, … alle middelen zijn goed om de aangekondigde crisis in te dijken.
Het kan nog beter… Terwijl de verplaatsingen per fiets enkele jaren geleden maar 2% vertegenwoordigden van de stadsverplaatsingen in Brussel, halen ze vandaag een mooie 4 tot 5%. Een flinke verbetering, maar de absolute cijfers blijven nog bescheiden. Vooral in vergelijking met andere metropolen zoals Keulen, Rijsel of Zurich waar vlot 15 tot 20% wordt gehaald… of Amsterdam met zijn 40%. Wie die nieuwe fietsers dan zijn, lijkt momenteel nog moeilijk te zeggen. In Lyon weten we echter dat 20% van de gebruikers van de “Vélo’V” (het plaatselijke Villo) oude fietsers zijn, 20 tot 25% is afkomstig van het openbaar vervoer, en slechts 7% heeft zijn wagen geruild voor de fiets. Vervolg op pagina 30
D i v e r c i t y / 29
Mobiliteit
1.
Vervolg van pagina 29
De 5+ van gedeelde fietsen 3.
Geen onderhoud: De gebruiker hoeft de gehuurde fiets niet te onderhouden. Hij kan van fiets veranderen als hij niet tevreden is over de staat van de fiets.
Geen diefstal: De gebruiker hoeft zich geen zorgen te maken over dat probleem, hij plaatst de fiets na gebruik gewoon terug in een station.
4.
Flexibeler en sneller: Aangezien de fietsers gebruikmaken van de minst drukke wegen, die niet toegankelijk zijn voor de andere vervoersmiddelen, zijn ze veel sneller in de stad.
2.
Intermodaliteit verzekerd: De gebruiker is niet gebonden aan een welbepaalde fiets, hij kan dus verschillende vervoersmiddelen combineren zonder zich zorgen te maken over hoe of waar hij zijn fiets kan terugvinden.
5. Kostprijs voor gebruik: Een kort traject zal over het algemeen minder kosten dan een busticket.
Brussel - Friday Bikeday
“Velorutie” in de bedrijven Veel beekjes maken een groot water, zo luidt het spreekwoord. Met de derde editie van de actie Friday Bikeday 2010 wilden de Brusselse instanties duidelijk de kleine koningin promoten binnen de bedrijven. Het principe? Elke week - van 21 mei tot 17 september 2010 – moesten de fietsende werknemers van de deelnemende bedrijven hun traject registreren op de website van Friday Bikeday (met geschenken als beloning). Dankzij de 165 361 kilometer die elke vrijdag met de fiets werd afgelegd, werd zowat 38,98 ton CO2 niet uitgestoten. Wordt vervolgd … Informatie: www.fridaybikeday.be
30 / D i v e r c i t y
Lyon
De “Vélo’V” krijgt de langste fietstunnel ter wereld
De “Velo’V’s”, de eerste zelfbedieningsfietsen die in Lyon werden ontwikkeld door JC Decaux, vieren de komende lente hun zesde verjaardag. Sinds 2005 werden meer dan 200 000 jaarabonnementen verkocht, en bijna 3 miljoen tickets voor korte trajecten. Vandaag maken 15 tot 20 000 mensen dagelijks gebruik van een van de 4 000 Velo’V’s in Lyon. Het grootste succes van de Vélo’V is vast en zeker dat de fiets dankzij dit systeem een plaats heeft verworven in het landschap en het verkeer van Lyon. Bij deze gedachte zullen de fietsers in Lyon in 2014 een speciaal fietspad krijgen in de toekomstige Tunnel de la Croix-Rousse. Met een lengte van 1 750 meter zal deze weg, voorbehouden voor de “alternatieve verplaatsingen”, de langste ter wereld zijn.
© Jean-Louis Zimmermann
Na meer dan 60 steden overal ter wereld mikt nu ook Londen met de “London Cycle Hire” (officiële benaming) op de kleine koningin om de stadsstraten te ontlasten. 5 000 van de 6 000 geplande fietsen werden reeds verdeeld in 315 van de 400 stations, die om de 300 meter in het centrum geïnstalleerd zijn. Om het gebruik van de fietsen ingang te doen vinden bij de inwoners en de bezoekers van de stad, heeft het stadsbestuur beslist om een tiental “fietsstraten” aan te leggen tegen 2015. Twee fietsstraten werden reeds plechtig geopend, goed voor een traject van 12,5 kilometer, dat volgende zomer verlengd zou moeten worden met twee nieuwe fietsstraten om aan te sluiten op de site van de Olympische Spelen. Volgens het Londense stadsbestuur wordt slechts 2% van de dagelijkse verplaatsingen in Londen met de fiets gedaan. Streefdoel is om dat over enkele jaren op te trekken tot 5%.
Londen
Straten voor fietsers © Alain Perryman D i v e r c i t y / 31
Stadsvernieuwing Mixité
De rivier als boo voor de stad
32 / D i v e r c i t y
Vandaag worden leegstaande ruimten en verlaten industrieterreinen beschouwd als grondopportuniteiten.
ost
De steden herontdekken vandaag hun rivieren en waterwegen: Londen bouwt de Millennium Bridge en herstructureert de oevers van de Thames, Brussel herontdekt zijn kanaal, Bordeaux transformeert zijn kaaien in publieke landschapsruimtes… Tekst en uitleg. Het is een verhaal van wraak. Wraak van de waterwegen op de stad. Momenteel zijn in Brussel, Antwerpen, Londen, Bordeaux of Lissabon de riviergebieden en havenzones de nieuwe pronkstukken van de stad. De oevers worden omgevormd tot een gezellige plekken, waar je kan wandelen en picknicken, iets wat ondenkbaar was voor de jaren 1980.
Millennium Bridge, Londen © Allan Baxter
In die tijd was de rivieractiviteit voornamelijk industrieel, en het vervuilde water schrok de omwonenden af. Na de tweede oliecrisis van 1979 en de desindustrialisering zag de overheid zich echter genoodzaakt om actie te ondernemen. Doelstelling: rehabilitatie van de rivieren in de tertiaire sector, gericht op ontspanning dichtbij en de zogenaamde “alternatieve” vervoersmiddelen, zoals wandelen, fietsen of skaten.
Herovering van de oevers De beweging begint in de Verenigde Staten, en de werkzaamheden op de oude havenindustrieterreinen van Boston en Portland worden een bron van inspiratie. De oevers ondergaan een metamorfose. Sinds het begin van de jaren 1980 bereikt de beweging ook de Britse havens. Londen start dan met de herovering van de zuidoever, South Bank, en start met een grootschalig stedenbouwkundig project: de herovering van de verlaten havenindustrieterreinen stroomafwaarts van de Tower Bridge, de inmiddels bekende docklands. Al snel volgen nog andere Europese steden zoals Rotterdam, Amsterdam, Antwerpen, Barcelona, Sevilla, Bilbao, Lissabon, Genua, Kopenhagen, Oslo, Hamburg, Vervolg op pagina 34
D i v e r c i t y / 33
Stadsvernieuwing
Leestip
More Urban Water: Design and Management of Dutch water cities Fransje Hooimeijer, Wout Toorn Vrijthoff Uitgeverij Taylor & Francis ISBN-13: 978-0415453585
Uitbreidingsurbanisme maakt plaats voor een urbanisme dat gericht is op behoud waarbij een beroep wordt gedaan op de lokale traditie.
Dit boek behandelt op een integrale manier de relatie tussen stedenbouw en waterbeheer in Nederlandse watersteden. Het laat ook de financiële aspecten aan bod komen van de aanpassing van bestaande watersystemen om tegemoet te komen aan de veranderingen in de stedelijke hydrologische cyclus. Het stelt de typologie van typische huidige en toekomstige Nederlandse watersteden voor, hun stedelijke functie en de ecologische en technische aspecten ervan. In afzonderlijke hoofdstukken wordt de omvorming van de historische stad besproken, evenals de consolidatie van de stad tussen de twee wereldoorlogen en de herstructurering van de naoorlogse stad om te voldoen aan toekomstige omstandigheden. Het laatste hoofdstuk bevat een vergelijking van de Nederlandse situatie met stadsgebieden in Zuid-Korea (Seoel), Japan (Tokyo) en Duitsland (Ruhrgebied).
Vervolg van pagina 33
Frankfurt, Duisburg… met een heraanleg van de terreinen van hun oude havens.
identiteit, over de instrumenten om die identiteit te openbaren en te reconstrueren.
Een nieuwe vorm van steden bouwkunde gericht op behoud
“Flurbanisatie” in alle richtingen
Met de nieuwe stedenbouwkundige begrippen die in deze tijd de kop opsteken, gaan de reflecties aangaande stadsinrichting in de richting van stadsrecyclage en opwaardering van de bestaande stad. De stadsleegstand en de verlaten industriële terreinen, die eerst nog als de concretisering van een sociaaleconomische achteruitgang werden geïnterpreteerd, worden nu gezien als opportuniteiten die aangewend kunnen worden in de strijd tegen de stadsuitbreiding door het bestaande weefsel te herkwalificeren. De uitbreidingsstedenbouwkunde maakt dan plaats voor een stedenbouwkunde die gericht is op behoud en die een beroep doet op de geschiedenis en de lokale overlevering. Die nieuwe benadering brengt de steden ertoe om na te denken over hun
34 / D i v e r c i t y
Voor vele stedenbouwkundigen wordt die terugkeer naar de rivier gekristalliseerd rond het concept “flurbanisatie”. Een verwijzing naar de term ‘rurbanisatie’, een neologisme dat verwijst naar de uitbreiding van de steden, ingegeven door de voorliefde van de stadsbewoners voor het platteland in de jaren 1960. Verschillende factoren kunnen die hernieuwde belangstelling voor de rivier verklaren. Vooreerst zijn er de steeds groter wordende ecologische bekommernissen van de jaren 1980. In de stad beginnen de bewoners een “behoefte aan de natuur” te ervaren. In één moeite door herontdekt de overheid onvermoede voordelen hiervan, zoals de effecten op de sociale cohesie. De rivier doorbreekt de wijken en trekt mensen van buitenaf aan. Dankzij de rivier ontstaat een zekere sociale mix. “De rivieren zijn een echte inzet
geworden voor de gemeenschappen”, verklaart Jean-Marc Berthet, hoogleraar Geografie van de rivieren aan de universiteit van Lyon 2. “Ze maken de stad aantrekkelijk voor de bewoners, maar ook voor de toeristen. Het is een vorm van communiceren.”
Duurzame ontwikkeling De riviersteden die vandaag geconfronteerd worden met de achteruitgang van de oevers en de omliggende ruimte, zijn gaan inzien dat ze er belang bij hebben om gebruik te maken van dit natuurlijk element dat deel uitmaakt van hun grondgebied, bijdraagt tot hun identiteit, maar ook een groeivector is. Ze hebben ook beseft dat ze met de inrichting van de oevers en de integratie van de rivier in de stad kunnen inspelen op een nieuwe gevoeligheid bij de stadsbewoners voor een kwaliteitsvol leefmilieu, waarbij begrippen als ecologie en duurzame ontwikkeling worden geïntegreerd, vaste onderdelen van de meeste rivierprojecten.
Londen
More London: voorrang aan openbare ruimte
Zoals veel Europese metropolen heeft Hamburg de gelegenheid gegrepen om een verlaten havenindustrieterrein te transformeren in een nieuwe moderne wijk langs de Elbe. Dit gigantische stadsproject, genaamd ‘Hafencity’, strekt zich uit over een oppervlakte van meer dan 150 hectare, en moet een echte compacte, duurzame en bruisende stad worden. Om dit project van lange adem tot een goed einde te brengen hebben de ontwikkelaars van het richtplan (KCAP en ASTOC) gekozen voor principes en operationele regels die kunnen evolueren in functie van de fluctuerende economische realiteit. In die optiek verleent de openbare ruimte (ontworpen door de architecten Enric Miralles en Benedetta Tagliabue) een mooie eenheid aan het nieuwe gedeelte en wordt het historische centrum verbonden met het water. Op die nieuwe perimeter zijn huisvesting, werk, shopping, cultuur, onderwijs en ontspanning nauw met elkaar verbonden. Resultaat: de straten en pleinen zijn, zowel overdag als ’s nachts, het schouwtoneel van een permanente activiteit.
Na het succesverhaal van Canary Wharf mikt de stad Londen opnieuw op het potentieel van de oude verlaten industrieterreinen langs de Thames om nieuwe wijken te ontwikkelen. Op de zuidoever van de rivier is een nieuwe site voor kantoorgebouwen uit de grond gerezen: More London. Niettegenstaande de aanwezigheid van eerder conventionele kantoorgebouwen zijn de architectenbureaus Foster & Partners en Townhend Landscape Architects erin geslaagd om kwaliteitsvolle openbare ruimte te creëren. Naast de City Hall bevindt zich het centrale plein met de “scoop”, een amfitheater in openlucht, waar allerlei culturele manifestaties plaatsvinden.
Hamburg
Hafencity : een nieuwe stad aan de oevers van de Elbe
D i v e r c i t y / 35
Stadsvernieuwing
Yves Rouyet geogr aaf-steden bouwkundige bij het agentschap voor territoriale ontwikkeling (ATO) van het brussels hoofdstedelijk gewest
“Iedereen zal kunnen profiteren van de kanaalzone!”
Als stedenbouwkundig geograaf binnen het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ATO) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geeft Yves Rouyet tekst en uitleg over een gebied in volle verandering. Een gesprek. Zoals een feniks is de kanaalzone aan het herrijzen uit zijn as… wat zijn de troeven van dit gebied dat zolang gestigmatiseerd was?
Y. R.: Enkele jaren geleden nog had de kanaalzone een barslechte reputatie… Men had het dan over “de andere kant van het kanaal” om te verwijzen naar de “moeilijke” wijken die erlangs lagen. Die indruk hing vooral samen met de staat van verval van de gebouwen en met de problemen van de plaatselijke bevolking (lage inkomens, laaggeschoold, werkloosheid, enz.). De laatste jaren hebben de overheidsinstanties bijzonder veel middelen uitgetrokken voor deze buurt, onder meer in het kader van de “wijkcontracten”. Elkeen kon kennismaken met de troeven die het kanaal te bieden had: de positieve verhouding die de stad kon hebben met haar waterwegen of de kwaliteit van het industrieel erfgoed. Toen men dat wat van dichterbij bekeek, besefte men 36 / D i v e r c i t y
snel dat de buurt een echte dynamiek had en “spots” met een grote landschapswaarde herbergde… En vandaag is het beeld aan het veranderen dankzij de initiatieven die werden genomen, zowel vanuit de overheid, als privé … Impliceert de rehabilitatie van de kanaalzone niet een natuurlijke uitbreiding van het centrum van Brussel?
YY R.: Het gebied is dan wel het slachtoffer geweest van een massaal vertrek van de industrieën, maar het is nooit echt helemaal verlaten geweest. Terwijl de buurt vroeger geïntegreerd was in de industriële en commerciële dynamiek van de stad, keerden de investeerder haar echter stelselmatig de rug toe, waardoor ze gemarginaliseerd raakte. De vele bewoners van de wijken zijn hier niettemin blijven wonen. We kunnen hier dus niet van een uitbreidingsgebied spreken, maar eerder van een nieuw investeringsgebied.
Zal de plaatselijke bevolking kunnen profiteren van deze investeringen?
YY. R.: Deze buurt biedt vandaag enorme ontwikkelingsmogelijkheden. Als die verstandig georkestreerd worden, zouden ze de plaatselijke bevolking kunnen integreren. De nieuwe projecten – zoals dat die van Atenor of Tour & Taxis – krijgen immers vorm op oude verlaten industrieterreinen. De plaatselijke bevolking lijdt niet rechtstreeks onder de druk van de vastgoedmarkt… Maar we moeten bijzonder waakzaam blijven. Denkt u dat het mogelijk is om het fenomeen van yuppificatie te voorkomen in de wijk?
Y. R.: Om een sociale mix te bevorderen in de kanaalzone moet het huisvestingsbeleid nog verder worden versterkt. In dat verband investeert de overheid in woonprojecten om de meest kwetsbare bevolking in staat te stellen hier te blijven wonen. Zo is de Gewestelijke Ontwikkelings maatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB) bijvoorbeeld van plan om meer dan 500 woningen te bouwen op de site van Tivoli (niet ver van Tour & Taxis). Andere initiatieven zullen nog het daglicht zien, met name in Neder-overHeembeek… Op termijn zou de nieuwe dynamiek van de wijk iedereen ten goede moeten komen, met name op het vlak van werkgelegenheid en economische perspectieven.
Brussel
Een boerderij in de stad
Brussel
Tour & Taxis en omgeving in een nieuw kleedje gestoken door Michel Desvigne
Michel Desvigne L andschapsa r ch i t e ct
Enkele realisaties van Michel Desvigne zijn onder meer, in samenwerking met grote architecten, het Dallas Center for the Performing Arts (Dallas), het Parc Draï Eechelen (Luxemburg), een tuin voor de Keio University (Tokyo), de prefiguratietuin van het eiland Seguin (Parijs).
De komende jaren zal op de site van Tour & Taxis nieuwe groene ruimte worden aangelegd. De heraanleg werd toevertrouwd aan de gerenommeerde Franse landschapsarchitect Desvigne, en kenmerkt zich nu al door een moderne en evolutieve benadering van de openbare ruimte.
Op een boogscheut van het Kanaal ligt de boerderij van het Maximiliaanpark, een groene parel, verscholen in het midden van de Europese hoofdstad. Een plaats voor ontspanning, animatie milieu- en natuuropvoeding,… deze pedagogische boerderij is tegelijk een wonderbaarlijk dierenpark (kippen, eenden, schapen, …). Heel het jaar door ontvangen de animatoren er scholen, ze organiseren stages of werken mee aan sociaal-culturele projecten van de Noordwijk. In samenwerking met de scholen en buurthuizen hebben de verantwoordelijken zo een permanent proces “voor ecologische opwaardering” van het park opgezet: ze hebben de infrastructuren ad hoc geïnstalleerd en gebruiken beheersmethodes die erop gericht zijn om de ecologische impact van de site te beperken.
Naast nieuwe gebouwen (woningen, kantoren, infrastructuren) op de historische site van Tour & Taxis zal een uitgestrekte groene ruimte (9 ha) binnenkort deel uitmaken van het landschap van de wijk. Het grote park vormt de spil van het project, en wordt verder verlengd door andere groene ruimten die voorzien zijn in deze zone: een landschapsruimte en recreatieve zone op de Materialenkaai en ook andere groeninrichtingen langs de spoorweg in het noorden van de site. Al die ruimten zullen op termijn een echt netwerk van 20 ha vormen, van een zeer hoogstaande functionele en landschapskwaliteit. Om de coherentie en de kwaliteit van deze toekomstige groene ruimten te waarborgen heeft Leefmilieu Brussel dit werk toevertrouwd aan de Franse landschapsarchitect Michel Desvigne. Zijn werk zal gebaseerd zijn op de conceptie van een park in ontwikkeling, in een stad in beweging. Ontworpen om een zeer uiteenlopend gebruik te stimuleren, uit te proberen, uit te lokken, zal deze plaats van een verbazingwekkende flexibiliteit voorzien zijn, zowel in tijd als in ruimte.
Inlichtingen
Boerderij van het Maximiliaanpark Schipperijkaai 21, 1000 Brussel www.fermeduparcmaximilien.be Foto: Jean-Paul Remy
D i v e r c i t y / 37
Duurzame ontwikkeling
Ecowijken een andere manier van denken over stedenbouwkunde
© 36°8 sprl Tournai
38 / D i v e r c i t y
De aanleg van een ecowijk veronderstelt een dynamisch bestuur met participatie, informatie en voorlichting van de verschillende betrokken partijen.
Op stadsschaal is duurzame ontwikkeling nu het verplichte referentiepunt voor het stadsbeleid. Getuige daarvan is onder meer de massale ondertekening van het charter van Aalborg* (1994) door de Europese steden. Een van de meest manifeste vormen van dit fenomeen zijn de ecowijken die overal in Europa opduiken. Het ontstaan van ecowijken hangt nauw samen met de opkomst van een nieuwe vorm van stedenbouwkunde, waarbij de ecowijken nu haast unaniem worden aanzien als laboratoria of proefruimten. Plaatsen waar de duurzame stad in wording wordt uitgedacht en getest, of het nu gaat om de uitdraging van een groen bewustzijn, participatieve bouwwijzen of een goed beheer van de gemengdheden. Aansluitend bij een beleid gericht op stadsverdichting maken deze ecowijken het ook mogelijk om de stadsuitbreiding in bedwang te houden, door een geloofwaardig alternatief te bieden voor de residentiële aspiraties net buiten de stad…
In dat opzicht zal de ecowijk voorafgaand aan haar conceptie tal van criteria integreren: Het gebruik van technieken voor ecologische inrichting en ecologisch bouwen. Duurzaam waterbeheer: ecologische afvalwaterzuivering, bescherming van het ondergrondse waterbekken, recuperatie van regenwater voor hergebruik in de wijk. Gecontroleerde afvalverwerking: inzameling van selectief afval, sorteren, recycleren, composteren, warmtebehandeling. Een strategie die het gebruik van hernieuwbare energie bevordert en het mogelijk maakt om een neutrale energiebalans te behalen (de productie en consumptie van energie moeten elkaar minstens compenseren).
De ontwikkeling van zones voorbehouden voor de natuur (parken, collectieve tuinen) en voor ontspanning (speelruimten, sportvelden). De invoering van een mobiliteitsbeleid dat het gebruik van het openbaar vervoer, fietsen of wandelen aanmoedigt. Een beleid gericht op gemengdheid, sociale integratie en participatie van de burgers aan het leven van de wijk. Het creëren van een ecowijk houdt veel meer in dan de eenvoudige consideraties van de traditionele stedenbouwkunde en de ruimtelijke orde. Het veronderstelt een dynamisch beleid, waarin participatie, informatie en educatie van de verschillende actoren ertoe bijdragen dat de principes en innovaties van de nieuwe wijk worden begrepen, aanvaard en geïntegreerd in de praktijk en het dagelijks leven van alle bewoners. Talloze voorbeelden van ecowijken komen nu tot ontwikkeling in Europa: de wijk Bedzed in Londen, de wijk Vauban in Freiburg, of de wijk B001 van Malmö staan model voor het genre. In België zet het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nu ook in op de duurzame ontwikkeling van zijn wijken (onder meer via het toekomstige GWDO – Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling). In Vlaanderen en in Wallonië wijzen de eerste ecowijken (in Hasselt en Doornik met name) eveneens op de intrede van een nieuwe manier van denken over stedenbouwkunde.
* Het Charter van Aalborg, goedgekeurd door de deelnemers van de Europese Conferentie over Duurzame Steden en Gemeenten, die plaatsvond op 27 mei 1994 in de Deense stad Aalborg, pleit voor dichtheid en een functionele stedelijke mix ten dienste van de duurzame ontwikkeling. D i v e r c i t y / 39
Duurzame ontwikkeling
© Ashley Cooper/Visuals Unlimited, Inc.
BedZED,
de Britse referentie BedZED staat voor Beddington Zero Energy (fossil) Development. Achter die naam schuilt een van de eerste en meest emblematische ecowijken van Europa. Het project BedZED werd opgetrokken in Sutton, ten zuiden van Londen, door het architectenbureau Bill Dunster in 2002, en bestrijkt een oppervlakte van meer dan 1,7 hectare. Dit project is in meer dan een opzicht emblematisch. Het is het eerste complex van die omvang en op dat niveau van energie-efficiëntie dat de principes van ecologisch wonen wist te verzoenen met ambitieuze sociale doelstellingen (sociale woningen). Uit de hele wereld zijn stedenbouwkundigen deze wijk komen bekijken, waar 100 woningen gegroepeerd zijn rond 2 500 m2 kantoorruimte en winkels, een gemeenschapsruimte, een evenementenzaal, openbare en privé groene ruimten, een medisch-sociaal centrum, een sportcomplex, een crèche, een café, een restaurant evenals een installatie voor cogeneratie. Sinds januari 1992 al had de stad Sutton haar leveranciers de EMAS- of ISO 14001-certificatie opgelegd voor alle werven, evenals het gebruik van ecogecertificeerde producten (bijv. FSC voor het hout). In één moeite door aarzelde ze niet om een ambitieuze Levenscyclusanalyse (LCA) in te voeren om de totale milieu-impact te meten van de producten tijdens hun levenscyclus, de energiebehoeften, het transport, het afval-, water- en luchtbeheer. Het project BedZED werd bekroond met de Prijs van het IRCA (Institut Royal des Bâtisseurs et des Architectes) en is de referentie geworden voor het woonproject “eco-homes”, dat door de Britse regering werd opgezet (1 miljoen ecologische woningen op 95 jaar tijd!).
40 / D i v e r c i t y
© 36°8 sprl Tournai
Residentie Pic au Vent te Doornik :
eerste Waalse ecowijk
Het project Pic au Vent bevindt zich op minder dan 2 km van de boulevards van Doornik, en is opgevat als een coherente microwijk met kwaliteitsvolle duurzame woningen, gebouwd door ambachtslui uit de omgeving. Het concept van het project is van de hand van de firma 36°8, die de uitdaging met brio is aangegaan en bewezen heeft dat de bouw van passieve woningen uiteindelijk niet duurder hoeft uit te vallen dan zogenaamd “traditionele” woningen, indien verstandige keuzes worden gemaakt. En dat deze formule bovendien een grote creatieve vrijheid biedt bij de indeling van de ruimte. Om de ecologische contingenties van de standaard “passieve woning” in acht te nemen, opteerde de onderneming voor eenvoudige volumes die zich integreren in de omgeving, het gebruik van duurzaam en ecologisch materiaal evenals een verbruik van minder dan 15 KW/m2/jaar aan verwarmingsenergie (ofwel het equivalent van 150 liter stookolie per jaar voor een woning van 100 m2). Vandaag delen vier complexen van aanpalende passieve woningen gemeenschappelijke ruimten, straten, een park met bomen, maar ook infrastructuur zoals voorverwarming van sanitair water met zonne-energie, citernes en distributie van regenwater, afvalsortering, enz.
D Voor meer informatie : Avenue Reine Astrid, 92 B-1310 Terhulpen Tel. : + 32 2 387 22 99 Fax : + 32 2 387 23 16 Website : www.atenor.be e-mail :
[email protected]