Samen leven, opgroeien en werken Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 2018
1
Samen leven, opgroeien en werken
Voorwoord Leeswijzer en samenvatting Deze nota is opgedeeld in twee delen. Deel 1 In deel 1 beschrijven we de visie op het sociaal domein, de daadwerkelijke transitie die we tot stand willen brengen en hoe we hier sturing aan willen geven (het opdrachtgeverschap). Deel 2 In deel 2 gaan we dieper in op het ‘hoe’. Dit deel laat zien hoe we concreet uitwerking geven aan de visie en het opdrachtgeverschap, zoals beschreven in deel 1. We beschrijven daar de stand van zaken in onze gemeente en de wijze waarop we invulling geven aan de (toegang tot) lokale ondersteuning.
Een verandering start je niet alleen. Die moet ontstaan in onze dorpen, bij en met de partners en de professionals. En bij en met de inwoners om wie het uiteindelijk gaat. We hebben door de decentralisaties een omvangrijke stelselwijziging voor de boeg. Maar we kunnen stellen dat ons huis staat; er is de afgelopen periode hard gewerkt om kaders te stellen zoals het ontwikkelen van de visie en het beleidskader sociaal domein. Dit alles is nodig voor een fundering. In de afgelopen periode hebben alle betrokkenen in en rond Bodegraven-Reeuwijk meegewerkt aan het vervolg, het lokale beleidsplan 2015 -2018 ‘Samen leven, opgroeien en werken’. Dit document is nodig voor de volgende fase; de inrichting van het huis. De stelselwijziging is niet enkel een overheveling van verantwoordelijkheden en geld, maar vraagt eveneens om een andere manier van werken met elkaar. De participatiesamenleving is een samenleving waarin iedereen die dat kan verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving, waarbij wij als overheid geen of slechts een faciliterende rol spelen. Deze verandering organiseren wij als gemeente niet alleen, integendeel. Dat doen wij samen met de inwoners van BodegravenReeuwijk en met de professionals die werken op het vlak van ondersteuning. Deze kracht in onze dorpen en wijken vormt een goede basis waarbij we alert moeten zijn om de balans te houden. Als gemeente sluiten we daarom zo dicht mogelijk aan bij de leefwereld en de vragen van onze inwoners. Laten we de tastbare positieve resultaten van inspanningen in dorpen en wijken delen met elkaar en daar ook van genieten. Systemen veranderen niet van de ene op de andere dag. Het is een proces van zoeken en leren. Van verkennen en beslissen. Zonder het exacte eindresultaat te kennen, moeten we nu een aantal besluiten nemen over beleid dat aan de basis ligt van dit nieuwe stelsel. Het beleid moet worden vastgelegd om verder te kunnen bouwen, maar tegelijkertijd willen we daarbinnen flexibiliteit behouden om aanpassingen (een ‘verbouwing of aanbouw in ons huis’) door te voeren op basis van de actualiteit. Dat is een uitdaging en daar staan we met elkaar voor. Daarom is ook met nadruk gekozen voor het hanteren van de term ‘dynamisch beleidsplan’. Vanaf 2015 is er nog voldoende tijd om ‘ons thuis te gaan voelen’ in het nieuwe sociaal domein. Wendy Verkleij en Martien Kromwijk Wethouders Sociaal Domein Gemeente Bodegraven-Reeuwijk
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
2
Vanaf 1 januari 2015 krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor bijna alle ondersteuning aan inwoners die het alleen niet redden op het gebied van werk & inkomen, zorg, welzijn, opvoeding en jeugdhulp.
Vervolg leeswijzer en samenvatting
Deel 1 Deze veranderingen benaderen we vanuit de volgende visie (hoofdstuk 1): 1. Inwoners staan centraal 2. Iedereen kan meedoen 3. 1 cliënt/gezin – 1 aanpak – 1 regisseur 4. Iedereen geeft het goede voorbeeld 5. Sturen op resultaat 6. Eigen kracht is de basis 7. Investeren in preventie Zoals in het Coalitieprogramma beschreven willen wij een open stijl van besturen voeren: verbindend besturen. Inwoners moeten in een vroeg stadium mee kunnen praten. Door actief te informeren worden inwoners betrokken en uitgenodigd om mee te denken. We hebben in lijn met dit beleidplan een communicatieplan opgesteld dat jaarlijks aangepast kan worden.
Door de transities in het sociale domein moet het roer óm, in beperkte tijd en onder grote financiële druk. Deze omslag vraagt om het uitproberen van nieuwe werkwijzen, nieuwe vormen van samenwerking en andere financieringsvormen, gericht op meer (zelf)redzaamheid en maatschappelijke participatie. Als regisseur van het sociale domein is het onze verantwoordelijkheid om deze omslag in goede banen te begeleiden. Hierbij is het van belang oog te hebben voor de waarde (kwalitatieve prestaties/ opbrengst). Dit vraagt om een geleidelijke ontwikkeling: naarmate er meer bekend is over de effecten van nieuwe werkwijzen (‘uitkomsten’) en de functionaliteit van nieuwe organisatievormen (‘prestaties’) kunnen we meer vrijheid bieden aan aanbieders. Het zwaartepunt leggen wij op de lokale toegang. Opdrachtgeverschap komt aan de orde in hoofdstuk 2.
Deel 2 In hoofdstuk 3 geven we aan welke groep inwoners een beroep doet op welke ondersteuning. Ongeveer 85% van onze inwoners kan zichzelf prima redden. Gemiddeld 15 % geeft aan zich, al of niet tijdelijk, niet of onvoldoende zelf te redden. Daarvan geeft ongeveer 5 % aan zich extra kwetsbaar te voelen, waarvan een nog kleiner percentage langdurige en/of gespecialiseerde hulp nodig heeft. De mate waarin iemand kwetsbaar is hangt niet alleen af van de beperking die iemand ervaart, maar vooral van de ‘balans tussen draagkracht en draaglast’.
In hoofdstuk 4 geven we vorm aan het organiseren van de toegang tot ondersteuning. We willen de toegang laagdrempelig en dichtbij inwoners organiseren. Signalering en preventie, samenwerking tussen organisaties, inzet van eigen kracht, de dagelijkse leefomgeving en het sociale netwerk en 1Gezin1 Plan zijn hierbij sleutelwoorden. De uitdaging waar wij voor staan is om met lokale (welzijns)partners en zorgaanbieders in te zetten op (nieuwe vormen van) algemene voorzieningen. Het sleutelwoord hierbij is verbinden. Verbinden tussen SAM, Ferm Werk, het CJG en maatschappelijke partners.
Bij deze samenvatting vindt u een schematisch overzicht van Toegang tot het lokale sociale domein.
3
4
Inhoudsopgave LEESWIJZER EN SAMENVATTING ........................................................ 2 VOORWOORD ...................................................................................... 2 INLEIDING .......................................................................................... 7 1. 1.1 1.2 1.3
VISIE OP HET SOCIAAL DOMEIN ................................................ 11 Wat gaat er veranderen? .................................................................................. 11 Visie op het sociaal domein ............................................................................... 17 Aanpalend beleid ............................................................................................. 18
2.
OPDRACHTGEVERSCHAP EN FINANCIEEL KADER ........................ 23
3.
STAND VAN ZAKEN BODEGRAVEN-REEUWIJK ............................. 33
2.1 2.2
3.1 3.2
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
5.
Opdrachtgeverschap ........................................................................................ 23 Risico’s, de lokale taakstelling en financiële situatie ............................................. 29
Onze inwoners ................................................................................................ 33 Gebruik ondersteuning en zorg.......................................................................... 34
LOKALE (TOEGANG TOT) ONDERSTEUNING ................................ 37 Toegang tot ondersteuning binnen het sociaal domein ......................................... Het toegangsproces ......................................................................................... Ondersteuning in de vorm van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen Veiligheid en gedwongen kader ......................................................................... Het overgangsrecht .........................................................................................
37 37 45 58 61
COMMUNICATIE .......................................................................... 62
BIJLAGEN ......................................................................................... 65 Bijlage 1 Overzicht (boven)regionale en landelijke taken en functies jeugdhulp ... 65 Bijlage 2 Nadere toelichting op de zeven speerpunten van de visie op het sociaal domein ................................................................................................................ 69 Bijlage 3 Overzicht risico’s en beheersmaatregelen ............................................... 70 Bijlage 4 Financieel kader ...................................................................................... 72 Bijlage 5 Schematische weergave proces Toegang ................................................ 73 Bijlage 6 Overzicht bestaande algemene voorzieningen ......................................... 74 Bijlage 7 Opties voor invulling maatwerkvoorziening inkomensondersteuning ...... 77 Bijlage 8 Arbeidsmatige dagbesteding en dagbesteding gericht op participatie ..... 78 Bijlage 9 Basisinstrumentarium ............................................................................. 80 Bijlage 10 Regionaal beleidsplan jeugd Midden-Holland ......................................... 90
5
Afkortingenlijst 1G1P 3D
AMHK
AWBZ BJZ CAK CJG COB (plus) CVV
DJI DVO GGZ GI Hbh JB JPT JR (L)VB LWI MEE
Ministerie van VWS
NSDMH OTS
1 gezin-1 plan Drie decentralisaties (AWBZ/Wmo, Jeugdzorg en Participatiewet) Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg Centraal Administratie Kantoor Centrum voor Jeugd en Gezin Casus Overleg Bescherming (plus) Collectief Vraagafhankelijk Vervoer Dienst Justitiële Inrichtingen Dienstverlenings overeenkomst Geestelijke Gezondheidszorg Gecertificeerde instellingen Hulp bij het huishouden Jeugdbescherming Jeugd Preventie Team Jeugdreclassering (Licht) Verstandelijke Beperking Landelijk Werkende Instellingen Organisatie voor ondersteuning van mensen met een beperking Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Netwerk Sociaal Domein Midden Holland Onder Toezichtstelling
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
OGGz PGB PRO RAWB ROHMH
RTA RvdK SAM SBO UWV
UZW (V)OTS VSO VTO Wajong
WLZ WML
Wmo WSNP Wsw WTCG
WWB ZIN Zvw ZZP
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Persoonsgebonden budget Praktijkonderwijs Regionale Adviesraad Werk en Bijstand Regionaal Overleg Huisartsen Midden Holland Regionaal Transitie Arrangement Raad voor de Kinderbescherming SAM BodegravenReeuwijk (= UZW) Speciaal basisonderwijs Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering en Uitvoeringsorganisatie Zorg en Welzijn (Voorlopige) onder toezichtstelling Voortgezet speciaal onderwijs Verzoek Tot Onderzoek Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten Wet Langdurige Zorg Wet minimumloon en inimumvakantiebijslag Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen Wet sociale werkvoorziening Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten Wet werk en bijstand Zorg In Natura Zorgverzekeringswet Zorgzwaartepakket
6
Inleiding Vanaf 1 januari 2015 krijgen wij, met de decentralisaties Jeugdzorg, Participatie, AWBZ/ Wmo, de verantwoordelijkheid voor bijna alle ondersteuning aan inwoners die het alleen niet redden op het gebied van werk, inkomen, zorg, welzijn, opvoeding en jeugdhulp. In Bodegraven-Reeuwijk is de voorbereiding op de decentralisaties medio 2011 van start gegaan. In april 2013 hebben we met de Midden-Holland gemeenten, met aanbieders en met cliëntorganisaties een gezamenlijke visie sociaal domein opgesteld. In februari 2014 is de regionale kadernota ‘Gebundelde Krachten’ vastgesteld met daarin de kaders van de nieuwe sociale infrastructuur. De decentralisaties gaan gepaard met flinke bezuinigingen vanuit het Rijk. Dit vraagt om
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
een ‘kanteling’ op verschillende plekken om de kwaliteit en toegankelijkheid voor onze inwoners te waarborgen. Tegelijk bieden deze veranderingen ook kansen om een ondersteuningsstelsel verder uit te bouwen dat:
Minder versnipperd en minder bureaucratisch is, Uit gaat van wat mensen (en hun omgeving) zelf nog kunnen. Eigen kracht, participatie en ‘samenredzaamheid’ zijn daarbij de sleutelwoorden. Integraal en beginnend vanuit de vraag van een persoon of een gezin ondersteuning biedt. Professionals meer laat doen waar zij goed in zijn: het bieden van kwalitatief hoogwaardige ondersteuning.
7
Als gemeente zetten we de afgelopen jaren reeds stappen om de eigen kracht van onze inwoners te vergroten, hierbij uitgaand van de kennis en kunde van onze professionals. De nieuwe taken in het sociaal domein bieden kansen om op deze lijn verder te gaan. De invulling van de ‘regiegemeente’ krijgt in het licht van de nieuwe taken verder vorm. We bundelen krachten en gaan op onderdelen de samenwerking aan met omliggende gemeenten waarbij de uitvoering van taken onderbrengen bij onze partners in het veld. Maatschappelijke partners geven we zo veel mogelijk de ruimte om initiatieven te ontplooien in het sociaal domein. Door inwoners te betrekken, partijen te verbinden, kennis en informatie beschikbaar te krijgen, creëren we randvoorwaarden waarbinnen initiatieven tot hun recht kunnen komen.
Het coalitieakkoord (2014-2018) geeft aan wat we de komende periode in het sociaal domein willen bereiken: “Voor onze inwoners staan wij achter de visie op de decentralisaties (Gebundelde Krachten). We vinden dat deze verantwoord en met behoud van de ondersteuning voor kwetsbare inwoners die dat echt nodig hebben, moet worden doorgevoerd. Dit met de beperking van financiële middelen. De centrale doelen zijn het centraal staan van inwoners, geloven in eigen kracht, investeren in preventie en vernieuwing en de aanpak 1 cliënt/gezin, 1 aanpak, 1 contactpersoon. We spannen ons tot het uiterste in om te bewaken dat de invoering niet ten koste gaat van betrokken inwoners.”
Onze ambitie is om de komende jaren de drie ‘stromingen’ (Participatiewet, jeugdhulp en Wmo) (meer) aan elkaar te verbinden zodat we vraagstukken van inwoners op integrale wijze en vanuit hun eigen leefwereld (in eigen dorp, buurt of wijk) benaderen en kunnen oplossen. We maken kennis met nieuwe doelgroepen. Voor deze doelgroepen willen we de integrale benaderingswijze ook tot stand brengen. Daarnaast is onze ambitie om de kwaliteit van de ondersteuning en de tevredenheid van de inwoners die hier gebruik van maken, minimaal op het niveau van voor de decentralisaties te houden. Kwaliteit heeft hier zowel betrekking op de individuele beleving van inwoners (klanttevredenheid) als op de maatschappelijke effecten. Gezien de verruiming van taken met minder middelen en de financiële uitdaging in onze gemeente is dit een hoge ambitie. Gekozen is voor een beleidsperiode van drie jaar (2015 tot en met 2017) gezien de collegeperiode die tot begin 2018 loopt. Het Regionaal Transitiearrangement (RTA) heeft dezelfde looptijd. Het RTA beschrijft hoe gemeenten in Midden-Holland lopende zorgtrajecten aan jeugdigen in 2015 voortzetten. Door deze twee factoren is het wenselijk om het beleid na twee jaar te evalueren. Zo kunnen we de uitkomsten hiervan betrekken bij het opstellen van het nieuwe beleidskader.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
8
Tot slot Deze ambities kunnen we niet in één keer verwezenlijken. Omdat er nog veel onduidelijk is, is het lastig de gevolgen van de wijzigingen te overzien. Inkooptrajecten en contractbeheer zijn complex. Ook doen we op veel terreinen nieuwe kennis op. De ondersteunende systemen hierbij moeten we (door)ontwikkelen. Deze beleidsnota is dan ook niet het begin van de beleidsvorming. Om tijdig de noodzakelijke
stappen te zetten en gewenste ontwikkelingen in gang te zetten zijn al eerder beleidskaders en uitwerkingsnotities vastgesteld die nu van kracht zijn. We trachten herhaling van beslispunten te voorkomen en laten slechts waar nodig al beschreven inzichten terugkomen. Verder stellen we in vervolg op deze beleidsnota nog nadere uitvoeringsnota’s en verordeningen op.
Per 1 januari 2015 staat het huis. In het beleidsplan staat hoe we het huis inrichten. Vervolgens moeten we vanaf 2015 hierin gaan wonen en ons thuis gaan voelen. Binnen een proces van transitie betekent het dat we niet alles dicht moeten regelen. Flexibiliteit inbouwen in alles wat we doen, zodat we tijdig aanpassingen (‘een verbouwing’) kunnen doorvoeren op basis van ‘lessons learned’. Dit past bij een transitieproces. Alles in het belang van onze inwoners.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
9
Visie en opdrachtgeverschap Deel 1
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 2018
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
10
1. Visie op het sociaal domein
1.1
Wat gaat er veranderen?
Per 2015 krijgen we er als gemeente verschillende nieuwe taken bij. Het gaat om het onderbrengen van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) bij de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning), de decentralisatie Jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet.
1.1.1 Wmo 2015 Gemeenten zijn sinds 2007 verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van haar inwoners op het terrein van wonen, zorg en welzijn. Dit was een eerste stap richting het bundelen van zorg en ondersteuning op lokaal niveau, dicht bij de mensen. Gaandeweg deze invoering is de ontwikkeling van de ‘Kanteling’ in gang gezet. Doel hiervan was een omslag van claim- en aanbodgericht naar vraag- en resultaatgericht werken. De Wmo 2015 borduurt voort op de Kanteling. In de nieuwe wet staat de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de inwoners en hun sociale netwerk nog nadrukkelijker voorop. Participatie en zelfredzaamheid zijn essentiële pijlers van de Wmo 2015. Als gemeente krijgen we een bredere verantwoordelijkheid voor de deelname van inwoners met een beperking of psychische problematiek aan de samenleving (participatie). Daarnaast hebben we de verantwoordelijkheid om passende ondersteuning te bieden. Ondersteuning die onze inwoner in staat stelt tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden (vertaald in het begrip ‘zelfredzaamheid’). In de Wmo tot en met 2014 staat de ‘compensatieplicht’ centraal. De verplichting om inwoners met een beperking of psychische problematiek te compenseren voor beperkingen die zij ervaren bij hun zelfredzaamheid en participatie. In de Wmo 2015 lezen we de term ‘maatwerkvoorziening’, die qua verplichting ruimer geformuleerd is. De resultaatverplichting blijft, maar er is meer ruimte om op basis van individuele en lokale kenmerken te komen tot oplossingen. De ondersteuning stellen we met de inwoner samen, op basis van wat iemand zelf kan bijdragen (de eigen kracht), iemands’ sociale netwerk (familie, vrienden, buren, kennissen), algemene voorzieningen (zonder indicatie en vrij toegankelijk) en eventueel mantelzorg. Een maatwerkvoorziening kan aanvullend hierop ingezet worden. De negen prestatievelden in de Wmo tot en met 2014 worden vervangen door drie doelen:
Doel 1 Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, evenals voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.
Doel 2 Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Doel 3 Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder).
11
Om de zorg toch betaalbaar te houden voert het Rijk een stelselwijziging door: -
Extramurale begeleiding (AWBZ) wordt overgeheveld naar gemeenten. Dit bestaat zowel uit individuele begeleiding (woon- of thuisbegeleiding) als begeleiding voor groepen (dagbesteding). Een klein deel (5%) van de persoonlijke verzorging dat in het verlengde van de begeleiding wordt geleverd gaat over naar gemeenten; ook kortdurend verblijf (logeren) en het vervoer van en naar de begeleiding groep komt
Stelselwijzigingen in de langdurige zorg Nederland heeft een systeem van langdurige ondersteuning en zorg voor ouderen en mensen met een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische beperking. Deze zorg is, ook gezien van de groei van het aantal inwoners die er gebruik van maakt, niet meer betaalbaar.
over. De overige 95% komt onder verantwoordelijkheid van de -
Zorgverzekeringswet te liggen. Extramurale verpleging wordt in 2017 van de AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (Zvw). Doel hiervan is om de verpleegkundige zorg buiten instellingen te verbeteren, wijkverpleging te bevorderen en een sterke eerste lijn te stimuleren.
-
Het Beschermd Wonen met verblijf (langdurige GGZ) in de AWBZ wordt beëindigd. Beschermd Wonen met begeleiding (niet gericht op genezing gerichte zorg) wordt de verantwoordelijkheid van gemeenten. Centrumgemeenten gaan deze functie uitvoeren.
-
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot de Wet langdurige zorg (Wlz). De Wlz organiseert de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg (vanaf Zorgzwaartepakket 5). Hierdoor wordt het scheiden van wonen en zorg1 verder doorgevoerd. De ZZP’s 1 tot en met 4 verdwijnen. Dit betekent dat mensen pas veel later een indicatie krijgen voor een
Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de stelselwijziging van de hervorming in de langdurige zorg.
intramurale voorziening en dus langer thuis blijven wonen.
1
Ook wel de extramuralisering van de AWBZ-zorg genoemd
12
Figuur 1: schematisch overzicht van stelselwijziging langdurige zorg (bron: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
13
1.1.2 De Jeugdwet In de jeugdzorg is zowel de verantwoordelijkheid als de financiering sterk versnipperd. Dat resulteert in lange doorlooptijden, grote druk op gespecialiseerde zorg en onduidelijkheid over wie de regie heeft en de verantwoordelijkheid draagt. De Jeugdwet biedt kansen om de jeugdzorg eenvoudiger en effectiever te organiseren.
Er is niet alleen sprake van een verschuiving van middelen en verantwoordelijkheden, maar ook van een inhoudelijke transformatie. Uitgangspunt daarbij is de eigen kracht van mensen benutten en het ontzorgen en normaliseren van de situatie. De ‘transitie jeugdzorg’ beoogt in het kort de volgende doelen:
Vanaf 1 januari 2015 zijn wij door deze Jeugdwet als gemeente verantwoordelijk voor zowel begeleiden als behandelen en beschermen van de jeugd tot 18 jaar. Naast de huidige taak van het preventieve jeugdbeleid en de jeugdgezondheidszorg komt hier (bijna) alle zorg en ondersteuning voor jeugdigen tot 18 jaar bij. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23ste levensjaar, voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden.
Het inschakelen, herstellen en versterken van het probleemoplossend vermogen van jeugdigen en jongeren, hun ouders en hun sociale omgeving; Het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving; Preventie en vroegsignalering; Het tijdig bieden van de juiste hulp op maat; Effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen dicht in de omgeving van de jeugdige en het gezin zelf.
Figuur 2: schematische weergave taakverdeling per 2015 voor Jeugdhulp
In
bijlage 1 kunt u verdiepend lezen over de nieuwe taken die op dit vlak richting gemeenten komen.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
14
1.1.3 De participatiewet Wat wijzigt er met de komst van de Participatiewet: -
De Wajong is per 1 januari 2015 alleen nog toegankelijk voor mensen die vanwege hun beperking duurzaam niet kunnen werken. Het zittend bestand van de Wajong zal herbeoordeeld worden op arbeidsvermogen. Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben, behouden hun uitkering van 75% wettelijk minimumloon. De groep Wajongers met arbeidsvermogen en Wajongers die tijdelijk geen arbeidsvermogen hebben, krijgen na herbeoordeling te maken met een uitkeringsverlaging van hun Wajong-uitkering naar 70% wettelijk minimumloon per 1 januari 2018 (zie TK 2013-2014, 33 161, nr.115, p. 6-7).
-
Vanaf 1 januari 2015 is het niet meer mogelijk in de Wsw in te stromen. Wie nu al in de Wsw werkt houdt zijn wettelijke rechten en plichten. Ook blijft het voor gemeenten mogelijk om beschut werken voor deze mensen te organiseren.
-
Er wordt beschut werk georganiseerd voor mensen die door lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking ondersteuning nodig hebben. Van reguliere werkgevers kan niet worden verwacht dat zij deze mensen zonder ondersteuning in dienst nemen.
-
Voor mensen die zelf niet het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen, komt het instrument loonkostensubsidie beschikbaar. Werkgevers ontvangen loonkostensubsidie om zo het verschil tussen de loonwaarde van een werknemer en het WML te compenseren. Op deze manier wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en ontvangen de mensen minstens het WML. Dit geldt zowel voor mensen die in een beschutte werkomgeving aan de slag gaan, als voor mensen die bij een reguliere werkgever gaan werken.
De doelstelling van de Participatiewet is om zo veel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Daarnaast is de Participatiewet bedoeld om de kansen op arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of een arbeidsbeperking op de lange termijn te verbeteren. De Participatiewet draagt zo bij aan de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen mee te laten doen aan de maatschappij. In het huidige stelsel (vaak complex, met onbedoelde bijeffecten niet passend bij de huidige arbeidsmarkt) wordt de eigen kracht en mogelijkheden van mensen onvoldoende benut, waardoor een te grote groep mensen onnodig niet (in een reguliere baan) werkt. Er bestaan in de huidige situatie voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (WWB). Deze regelingen kennen verschillende rechten en plichten en zijn te weinig activerend.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
15
Naast de participatiewet treedt op 1 januari 2015 Wet maatregelen WWB in werking. De wet geeft invulling aan het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II. De wet voorziet in maatregelen die ervoor zorgen dat socialezekerheidsregelingen houdbaar en toegankelijk blijven én in maatregelen voor mensen die het zonder een extra steuntje in de rug niet kunnen redden. Doelstelling van de Wet maatregelen WWB is het meer activerend maken van de bijstand. De regering wil dit bewerkstelligen door bijstandsgerechtigden aan te spreken op de inzet van de eigen mogelijkheden, tegelijkertijd oog houdend voor de menselijke maat. De regering komt met een meetlat in de vorm van een uniformering van diverse arbeidsverplichtingen om de naleving te verbeteren, tegelijkertijd ruimte latend aan de gemeenten voor maatwerk. Een ander doel van de wet is te zorgen voor de toekomstbestendigheid van de bijstand: de bijstand houdbaar en toegankelijk houden nu de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt. Om dat doel te bereiken, versterkt de regering met dit wetsvoorstel het vangnetkarakter van de bijstand.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
16
1.2
Visie op het sociaal domein
We hebben een visie op het sociaal domein vastgesteld samen met gemeenten in Midden-Holland. De visie bestaat uit op zeven speerpunten die een kader en fundament vormen hoe we de veranderingen het sociaal domein willen benaderen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Inwoners staan centraal Iedereen kan meedoen 1 cliënt/gezin – 1 aanpak – 1 regisseur Iedereen geeft het goede voorbeeld Sturen op resultaat Eigen kracht is de basis Investeren in preventie
Voor een nadere toelichting op de speerpunten verwijzen we naar bijlage 2.
Figuur 3: schematisch overzicht van de visie op het sociaal domein
Vanuit deze speerpunten komen we op onderstaand piramide. Hoe zwaarder de problematiek, hoe hoger in de piramide. Het doel is om de onderste lagen van de piramide (dagelijkse leefomgeving) zodanig te versterken en te verbeteren dat de bovenkant minder belast wordt met de inzet van niet vrij toegankelijke maatwerkvoorzieningen. Om deze beweging te versterken, willen wij gaan werken met een ‘dream team’ in aansluiting op onze sociale teams. We vragen van onze professionals om meer te kijken naar de kansen en mogelijkheden die de lokale samenleving biedt. Omdat deze verandering ook vraagt om anders denken vanuit onze inwoners, willen wij onze inwoners uitdagen hun ideeën te blijven inbrengen. Wij gaan ook met regelmaat in gesprek met de Wmo-raad en PUREE, en verwachten dat de dorpsoverleggen (dorps- en wijkteams) in toenemende mate een rol zullen kunnen vervullen.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
17
Figuur 4: de piramide ‘versterken dagelijkse leefomgeving’
Voor een nadere toelichting hierop verwijzen we naar hoofdstuk 4.
1.3
Aanpalend beleid
In deze paragraaf geven we een overzicht van het aanpalende beleid dat betrekking heeft op het sociaal domein. Het gaat hier onder andere om: Maatschappelijke zorg (verslavingszorg, openbare geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang2). Ouderenbeleid Dorps- en wijkgericht werken Jeugd- en jongerenbeleid Wonen
Maatschappelijke zorg In 2013 is het regionaal kader Maatschappelijke Zorg Midden-Holland vastgesteld, met hierin de volgende visie op Maatschappelijke Zorg:
Gouda is als centrumgemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van een samenhangend aanbod van maatschappelijke opvang. Als regiogemeente zijn wij verantwoordelijk voor de meer preventieve kant 2
Onderdelen uit de Wmo, waarvoor een specifiek beleidskader beschikbaar is omdat de mensen die
hiermee in aanraking komen, een groter risico lopen om af te glijden. Ook is de ondersteuning en zorg veelal regionaal georganiseerd of de doelgroep in iedere gemeente te klein om hier specifieke ondersteuning voor in te richten.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
18
van de maatschappelijke zorg, voor belangenbehartiging, cliëntvertegenwoordiging en nazorg. In onze lokale paragraaf Maatschappelijke zorg zijn deze taken nader uitgewerkt. De gemeenten in Midden-Holland hebben op 26 juni 2013 het ‘Convenant Samenwerken Maatschappelijke Zorg’ ondertekend. Samen met onder andere de GGD Hollands Midden, woningcorporaties, zorginstellingen, zorgkantoor VGZ en politie zijn de volgende doelen geformuleerd: Dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting komt (vrijwel) niet meer voor; Voor alle dak- en thuislozen is een trajectplan opgesteld. Hierbij is aandacht voor inkomen, huisvesting, ondersteuning, zorg en zinvolle dagbesteding en/of werk; We bevorderen dat mensen die in zorg en opvang zitten uitstromen en participeren in de samenleving; Ex- gedetineerden zijn zoveel mogelijk voorzien van de basisvoorzieningen op de leefgebieden: wonen, identiteitsbewijs, dagbesteding/werk, inkomen en zorg; Overlastgevend gedrag is bij een groot deel van de doelgroep verminderd; Het aantal zwerfjongeren wordt ten minste tot staan gebracht. Alle zwerfjongeren worden gesignaleerd, geregistreerd en gescreend.
Ouderenbeleid In het kort zijn de uitgangspunten: Prioriteit is het organiseren van preventieve maatregelen, om te voorkomen dat ouderen in een kwetsbare situatie geraken. Doel is bevorderen dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig en actief blijven wonen en participeren in de samenleving. Vanuit de gemeente sturen wij sterk aan op één uitvoeringspraktijk voor de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, ter voorkoming van een versnipperd welzijnsaanbod. Van activiteiten die overwegend gericht zijn op ontspanning en ontmoeting geldt dat wij als gemeente van ouderen verwachten dat zij dit zelf organiseren. We richten ons op het ondersteunen van ouderen die kwetsbaar zijn. De gemeente stimuleert dat vitale ouderen activiteiten ondernemen of organiseren die ten goede komen aan kwetsbare ouderen. Wij investeren in het verbeteren van de (sturings)relatie tussen de gemeente en welzijnsorganisaties en sturen erop aan dat de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk op orde zijn. Een vorm van ketensamenwerking tussen de domeinen wonen, zorg en welzijn is het Wonen, Zorg en Welzijn-platform (WZW-platform). Voldoende geschikte woonruimte voor ouderen: vanuit de gemeente zetten we in op een betere aansluiting tussen vraag en aanbod.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
In november 2011 is de kadernota „Succesvol ouder worden BodegravenReeuwijk 2011‟ vastgesteld. De kadernota is een heroriëntatie op het ouderenbeleid en een harmonisatie van bestaand beleid.
19
Dorps- en wijkgericht werken (dorpsoverleggen) Het coalitieprogramma 2014-2018 verwoordt een verdere uitwerking van de rol van het dorps- en wijkgericht werken vanuit burgerparticipatie. De convenantperiode met de dorps- en wijkteams loopt eind 2014 af. De uitwerking van het dorps- en wijkgericht werken krijgt verder vorm in nieuwe convenanten. In het kader van ontwikkelingen binnen het sociaal domein spreken we met de dorps- en wijkteams over hun rol in deze ontwikkelingen. Gesteld is dat de dorps- en wijkteams: Weten waar zij signalen van zorg neer kunnen leggen of hoe zij kunnen verwijzen; Gesprekspartner zijn voor het sociale team (zie hoofdstuk 3) voor wat betreft de mogelijkheid om sociale netwerken te versterken. Het sociale team heeft de taak aan te sluiten op de diversiteit van de dorps- en wijkteams. In de loop van 2014 en 2015 ook zelf hun rol in het sociaal domein verder gaan uitbreiden.
dat onze jeugd tot 23 jaar in BodegravenReeuwijk gezond en veilig kan opgroeien tot zelfstandige volwassenen en naar vermogen actief kan deelnemen aan het sociale, economische en culturele leven. Daartoe zijn drie speerpunten benoemd: Gezond en veilig opgroeien: De inspanningen zijn er op gericht dat elke jongere zich in een veilige en stabiele omgeving kan ontwikkelen en opgroeien. Dit geldt voor scholen, sportverenigingen, de openbare ruimte maar met name ook in het gezin. Een geslaagde schoolloopbaan: De inspanningen zijn er op gericht dat elke jongere in Bodegraven-Reeuwijk een startkwalificatie behaalt. Dit wil zeggen een diploma op minimaal MBO niveau 2. Een stimulerende leefomgeving: Vanuit een positieve benadering van de jeugd is de inzet gericht op talentontwikkeling. Daarbij hoort een leefomgeving die de jeugd stimuleert tot ontwikkeling en deelname aan de samenleving: participatie. Dit betekent de beschikbaarheid van goede voorzieningen zoals sportverenigingen, plekken waar de jeugd elkaar kan ontmoeten maar ook het uitvoeren van vrijwilligerswerk door de jeugd.
Langer thuis wonen (het scheiden wonen en zorg) Jeugd en jongeren beleid In de Kadernota Jeugdbeleid 2013-2016 ‘Talent ontwikkelen en kansen pakken’ hebben wij het wensbeeld uitgesproken
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Met de hervorming van de langdurige zorg en de bevolkingsontwikkeling groeit het aantal mensen dat zelfstandig in een woning woont en een aanzienlijke zorgvraag heeft, snel. Partijen zijn, vanuit ideeën hoe zorg en ondersteuning in de wijk georganiseerd kunnen worden, op zoek naar vernieuwende woon-, zorg- en welzijnsconcepten.
20
Zorgpartijen treffen al maatregelen, zoals het sluiten van verzorgingshuizen en het beëindigen van huurovereenkomsten met woningcorporaties of derde partijen. Dit om de omvang van het aanbod te beheersen. Zorg- en welzijnsproducten, het leveren van diensten aan huis, worden in de markt gezet.
21
De veranderingen in de woningbehoefte gaan te snel om oplossingen uitsluitend te zoeken in het veranderen van het woningaanbod. Daarvoor is het bouwproces te traag en zijn woningcorporaties momenteel te weinig (financieel) slagvaardig. Het inzetten van de bestaande woningvoorraad is daarom nodig, onder meer door flexibilisering van de woonruimteverdeling ten behoeve van de zorgvragers. De veelzijdigheid van de veranderingen vraagt om een integrale samenwerking tussen de betrokken partijen. Zorg- en welzijnsorganisaties, woningcorporaties, zorgverzekeraar, marktpartijen en cliëntenorganisaties nemen hier ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid een rol in. De regierol van de gemeente moet vooral gericht zijn op het faciliteren van de samenwerking tussen genoemde partijen. Samen met de partijen willen we, vanuit een gezamenlijk gedragen visie op zorg en wonen, tot een gemeenschappelijke agenda, en optimale afstemming van maatregelen en producten rond zorg en wonen komen. We doen dit op het niveau van de regio Midden-Holland.
In het volgende hoofdstuk beschrijven we de wijze waarop wij hier als gemeente op willen besturen, hoe wij invulling geven aan ons opdrachtgeverschap. De uitdagingen en risico’s, waaronder het financiële kader, komen eveneens aan bod.
Samenvattend We beschreven de veranderingen op het sociaal domein en vanuit welke visie wij een antwoord geven op deze veranderingen. In hoofdlijnen komen bij elke transitie de zeven speerpunten terug die we benoemen in de regionale visie: Inwoners staan centraal Iedereen kan meedoen 1 cliënt/gezin – 1 aanpak – 1 regisseur Iedereen geeft het goede voorbeeld Sturen op resultaat Eigen kracht is de basis Investeren in preventie Vanuit deze basis werken wij aan ons lokale sociale domein.
Het sleutelwoord hierbij is verbinden.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
22
2. Opdrachtgeverschap en financieel kader 2.1
Opdrachtgeverschap
In het coalitieprogramma omschrijven we op welke wijze wij als gemeente willen besturen: We voeren “…een open stijl van besturen: verbindend besturen, inwoners moeten in een vroeg stadium mee kunnen praten. Door actief te informeren worden inwoners betrokken en uitgenodigd om mee te denken. Een goede regie vanuit de gemeente en een goede samenwerking met partijen zijn hierbij van groot belang. Door nauw samen te werken met omliggende gemeenten en uitvoeringspartners zoals het CJG en de UZW (SAM: Stichting SAM Bodegraven-Reeuwijk) kunnen wij de decentralisaties van de Jeugdzorg en Wmo-taken opvangen. Om de afgesproken doelstellingen ook echt te halen, maken we sluitende prestatieafspraken.”
De uitdaging De transities in het sociale domein stelt ons, maar ook aanbieders en cliënten voor nieuwe opgaven. Het roer moet óm in beperkte tijd en onder grote financiële druk. Dat vraagt om nieuwe werkwijzen en andere financieringsvormen, gericht op meer samenredzaamheid en maatschappelijke participatie voor mensen met een beperking. De omslag van ‘beperkingen en zorg’ naar ‘functioneren en ondersteuning’ vergt een verandertraject waarin we nieuwe werkwijzen moeten uitproberen en waarin nieu we vormen van samenwerking nodig zijn. Dit vraagt om een geleidelijke ontwikkeling: naarmate er meer bekend is over de effecten van nieuwe werkwijzen (‘uitkomsten’) en de functionaliteit van nieuwe organisatievormen (‘prestaties’) kunnen we meer vrijheid bieden aan aanbieders. Als regisseur van het sociale domein is het onze verantwoordelijkheid om deze omslag in goede banen te begeleiden. Hierbij is het van belang oog te hebben voor de waarde (kwalitatieve prestaties/ opbrengst) . Als opdrachtgever krijgen wij een sterke invloed op de marktordening in het sociale domein. Het gaat om de inkoop van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Hierbij geldt: Lokaal wat kan en regionaal waar het moet of waar het handig is. Bij de gezamenlijke inkoop staan niet de producten, aanbod of organisaties centraal, maar de zinvolle bijdrage van de voorziening aan de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner. Het accent ligt daarom bijvoorbeeld ook op oplossingen door en/ of in het sociaal team. Die moeten aansluiting vinden op de leefwereld van onze inwoner en niet worden beperkt door de inkoop of subsidiering van professionele/ specialistische ondersteuning. Daarom ook de inzet op een ‘dreamteam’ naast het (sociale) team van professionals (blz. 15).
2.1.1.
Subsidiering van algemene voorzieningen
Algemene voorzieningen subsidiëren we op lokaal niveau. Veel van deze organisaties zijn ook direct in de buurt aanwezig en met deze organisaties doorlopen we continu een proces van kantelen, aanpassen en aanscherpen van de gemaakte afspraken. We vragen onze algemene voorzieningen te zoeken naar nieuwe mogelijkheden, om in te spelen op de veranderingen, het oude met het nieuwe te verbinden en keuzes te maken. Doel is te zorgen dat de zelfredzaamheid van onze inwoners vergroot wordt en dat zij ondersteund worden vanuit hun eigen kracht en eigen netwerk. (Zie ook het uitgangspunt ‘Investeren in preventie’, hoofdstuk 1.2.). Het is van groot belang om ruimte voor innovaties te maken. Deze (financiële) ruimte willen we in onze begroting creëren en we maken afspraken met onze partners om dit ook te doen. De eerste stappen hiertoe zijn reeds gezet door het (in overleg met partners) vaststellen van nadere beleidsregels op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Ook is met een aantal partners de afspraak gemaakt ruimte voor innovatie in hun aanvraag op te nemen. Dit bouwen we verder uit.
2.1.2.
Inkoop van maatwerkvoorzieningen op gebied van zorg en wijze van contractering
Via de kadernota ´Gebundelde Krachten´ en het Regionaal Transitiearrangement (RTA) is besloten om op onderdelen (nieuwe maatwerkvoorzieningen) regionaal in te kopen. Het proces van inkoop/ contracteren is tijdig gestart om in 2015 adequate zorg te kunnen leveren. Hierbij staat de inwoner centraal. We hebben in de regio te maken met een veelvoud aan aanbieders en diensten die ingekocht moeten worden. Gezamenlijke inkoop regelt alleen de beschikbaarheid van het aanbod. Gemeenten blijven zelf verantwoordelijk voor de keuze en rekenen dit lokaal af.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
23
We streven gezamenlijk bij de voorbereiding van contracten en raamovereenkomsten met zoveel mogelijk aanbieders naar optimale keuzevrijheid voor onze inwoners binnen wettelijke en budgettaire kaders. Zo ontstaat een ruime keuze bij Zorg in Natura (ZIN). Als geen passend aanbod voorhanden is, bestaat de mogelijkheid tot PGB (persoons gebonden budget). We hanteren hierbij het dynamisch selectiemodel. Uitgangspunten zijn: - We werken met meer aanbieders, waarin we ook kleinere partijen de ruimte willen geven - Periodieke toetreding van nieuwe aanbieders moet mogelijk zijn (bijv. van nieuwe innovatieve aanbieders, die meestal kleinschalig lokaal nieuw aanbod bieden); - We bieden keuzemogelijkheden voor cliënten, maar geen keuzevrijheid tegen elke prijs; - De (snelheid van) levering moet beloond worden en afdwingbaar zijn; - Kwaliteitsbeleving van cliënten moet een grote rol spelen; - Met behoud van prijsconcurrentie. Het beoogd resultaat van dit model is een goede hulp voor de cliënt tegen een maatschappelijk aanvaardbare prijs. Voor meer informatie: www.nsdmh.nl. In 2014 vragen we aanbieders de eerste stappen te zetten tot kostenreductie of goedkopere arrangementen te ontwikkelen om zware frictiekosten in 2015 te voorkomen. Nieuwe klanten krijgen vanaf 2015 te maken met goedkopere arrangementen. Voor bestaande klanten geldt een overgangsrecht. Het uitgangspunt is dat de gemeente geen rijksbeleid kan en gaat compenseren. (bron: Gebundelde krachten) In de Wmo 2015 en de Jeugdwet blijft de keuze voor zorg in natura of persoonsgebonden budget (pgb) als leveringsvorm voor de niet vrij toegankelijke voorzieningen bestaan. De gemeente moet de betrokkene over deze keuze informeren. Aan het pgb worden in de Wmo 2015 en de Jeugdwet minimaal de volgende voorwaarden verbonden: De inwoner moet in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren; De inwoner moet motiveren waarom hij een pgb verkiest boven ondersteuning via zorg in natura; Er moet gewaarborgd zijn dat de geleverde ondersteuning en voorzieningen van goede kwaliteit zijn. Het pgb krijgt de vorm van een trekkingsrecht. Wettelijk is vastgelegd dat de Sociale Verzekeringsbank het budget van de inwoner beheert en zorgt voor de betalingen aan zorgverleners op basis van het vooraf opgestelde ondersteuningsplan. Het risico van misbruik of oneigenlijk gebruik wordt hierdoor verkleind. De verwachting is dat deze vorm van pgb direct leidt tot minder pgb aanvragen. Het beleid rond pgb is voor de Wmo en de Jeugdwet gelijkluidend en vertalen we als volgt in nadere regels in de respectievelijke verordeningen:
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
In het kader van het keukentafelgesprek wordt met de inwoner een gesprek gevoerd over de wijze waarop hij/zij zelf denkt het geformuleerde probleem op te lossen. Indien hieruit blijkt dat de inwoner middels een pgb informele zorg wil financieren (bijvoorbeeld door de partner of ouders of kinderen in te zetten) wordt de inwoner geacht het probleem binnen de eigen kring te kunnen oplossen en wordt geen maatwerkvoorziening geboden. Een uitzondering wordt gemaakt wanneer er sprake is van zogenaamde zorgintensieve situaties. In deze situatie moet sprake zijn van aantoonbaar betere, effectievere, efficiëntere en doelmatiger ondersteuning. Op de hoogte van de tarieven voor een pgb wordt een bedrag in mindering gebracht vanwege lagere overheadkosten ten opzichte van Zorg in Natura. Een persoonsgebonden budget wordt bruto verstrekt. Dat wil zeggen dat het CAK hierop een eigen bijdrage int. In bepaalde situaties kan een pgb uiteindelijk werken als een inkomensvoorziening waar de verzorgende van afhankelijk is. Om uitwassen in deze inkomenssituatie te voorkomen wordt dit budget gemaximeerd. De keuze tussen Zorg in Natura en de mogelijkheid van een budget en de gevolgen daarvan zijn onderwerp van het keukentafelgesprek.
24
2.1.3 Kwaliteit, monitoring, toezicht Hoe bevorderen en bewaken we de kwaliteit van de zorg en de dienstverlening aan inwoners? En welke verantwoording over de uitgaven van publieke middelen verwachten we? In dit hoofdstuk laten we zien hoe we aan de voorkant van processen goed aangeven waar ze aan moeten voldoen: kwaliteitseisen. Daarnaast laten we zien hoe we aan de achterkant nagaan of die gevraagde kwaliteit geleverd wordt tegen de gemaakte afspraken over resultaten en middelen: verantwoording. Een belangrijk principe in de nieuwe sociale infrastructuur is ruimte voor vertrouwen in inwoners en professionals. De gemeente kiest niet voor het dichtregelen en voor minutieuze verantwoordingssystemen. Tegelijk is het van belang om zorgvuldig om te gaan met publieke middelen.
Kwaliteit Inwoners zélf zijn de aangewezen bron van informatie over hun (zelf)redzaamheid en maatschappelijke participatie. Zij weten zelf het best hoe zij zich redde n in huis en in de maatschappij. Uitkomstmeting moet daarom bij cliënten gebeuren. Het vormgeven van deze uitkomstmeting is een ontwikkelpunt voor de komende jaren. Zo is het mogelijk om PatientReported Outcome Measures (PROMs) als uitkomstmaat te hanteren. Een PROM is een gestructureerde vragenlijst waarin de cliënt wordt gevraagd naar zijn gezondheid en functioneren vanuit zijn eigen gezichtspunt. Het gebruik van PROMs wordt gezien als een belangrijk middel om het cliëntperspectief in de aansturing en besluitvorming van gezondheidszorg centraal te stellen. Een bestaande en beproefde PROM die aansluit bij de doelen van de Wmo is de IPA (Impact op Participatie en Autonomie). Dit instrument meet de ervaren (zelf)redzaamheid op individueel niveau en berekent op groepsniveau de (zelf)redzaamheid op vijf leefdomeinen: binnenshuis, buitenshuis, familierol, sociale relaties, werk en inkomen. Aan zorgaanbieders worden kwaliteitseisen gesteld. Een groot deel daarvan zijn ‘vaste’ eisen die door de Rijksoverheid worden opgelegd. Daarnaast kan de gemeente zelf ook eisen stellen aan de kwaliteit van de aanbieders die zij tot hun ‘markt’ toelaten. Eisen die passen bij de lokale behoeften.
Wettelijke eisen In de drie wetten staan verschillende kwaliteits- en verantwoordingseisen. Deze eisen gaan bijvoorbeeld over: inzet van gekwalificeerd personeel; van toepassing zijnde kwaliteitskeurmerken; criteria voor certificering van instellingen die jeugdhulp bieden; effectiviteit van de geboden zorg/voorzieningen; de wijze van verantwoording afleggen over inzet van middelen aan het Rijk. We hanteren de kwaliteits- en verantwoordingseisen die uit de wetten voortvloeien en vertalen deze naar normen waaraan de gemeentelijke organisatie en onze (contract)partners/aanbieders moeten voldoen. Zodoende wordt ‘aan de voorkant’ (bij inkoop/aanbesteding en subsidieverstrekking) een passende set aan vereisten opgesteld.
Aanvullende kwaliteitseisen van de gemeente Klanttevredenheid en klantbeleving zijn belangrijke graadmeters voor kwaliteit. In het systeem van kwaliteit en verantwoording krijgt klanttevredenheid (of breder: klantervaring) bijzondere aandacht. Partijen krijgen de opdracht de individuele klanttevredenheid doorlopend of periodiek via externen te meten en hierover te rapporteren aan de gemeente. Als gemeente hebben wij de taak toe te zien op de kwaliteit van het aanbod. We zorgen ervoor dat (onder andere) de aanbieder maatwerk biedt, er sprake is van kostenefficiënte inkoop van voorzieningen en minder langdurige maatwerkvoorzieningen worden ingezet. Op basis van dergelijke principes maken we afspraken met onze aanbieders. Zoals in de alinea hiervoor beschreven is, vragen we onze aanbieders in 2014 de eerste stappen te zetten tot kostenreductie of het ontwikkelen van goedkopere arrangementen om zware frictiekosten in 2015 te voorkomen.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
25
Bij de regionale inkoop van nieuwe maatwerkvoorzieningen, hanteert de regio vijf uitgangspunten die bepalend zijn bij de aansturing: -
De burger staat centraal; Er is ruimte voor innovatie in het aanbod; De nieuwe taken worden binnen het budget zoals verstrekt door het Rijk, ingevoerd en uitgevoerd; Taken die regionaal worden ingekocht, worden lokaal afgerekend volgens het woonplaatsbeginsel; Gemeenten zien toe op de kwaliteit van het aanbod.
We overleggen met aanbieders over de wijze waarop resultaatsturing in de financiering een plek krijgt. Uitgangspunten/principes hierbij zijn: Optimale inzet van de eigen kracht van de individuele inwoner, zijn netwerk en de samenleving als geheel; Vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet; De aanbieder levert maatwerk; Minder specialistische, intensieve of langdurige maatwerkvoorzieningen; Kostenefficiënte inkoop van voorzieningen; Passend binnen de nieuwe sociale infrastructuur en de visie op het sociaal domein. We ontwikkelen een basisset prestatie-indicatoren, in ieder geval in aansluiting op de te verwachten landelijke benchmarks en de door het Rijk gevraagde beleidsinformatie. Deze basisset vullen we lokaal aan. Resultaatsturing betekent ook bekostigen op resultaat. We maken de bekostiging in de toekomst deels afhankelijk van prestaties en deels van resultaten. Naast afspraken over richtprijzen voor bouwstenen is het wenselijk een zekere uniformiteit na te streven rond de meting van de outcome, effectiviteit en efficiency. In het verleden is voor de provinciale jeugdzorg een set met tien prestatie-indicatoren (gedefinieerd rondom vier kerndoelen van hulpverlening. Deze set in onderstaande tabel samengevat (IPO, 2006) hanteren wij als basis voor de inrichting van de kernprestatie-indicatoren. Kerndoel Hulpvragen van cliënten zijn beantwoord
Autonomie van cliënt versterkt
Veiligheid jeugdige hersteld
Jeugdige vormt geen bedreiging voor veiligheid van samenleving
Prestatie-indicator Mate van doelrealisatie Mate van cliënttevredenheid Mate van reguliere beëindiging hulp Mate vermindering ernst problematiek Mate van herhaald beroep op hulp Mate doorstroming naar lichtere en zwaardere hulp Mate waarin gedwongen kader (ondertoezichtstelling of voogdij) niet langer nodig is Mate waarin ondertoezichtstelling en voogdij succesvol zijn beëindigd Mate waarin jeugdreclassering niet langer nodig is Mate waarin recidive van jeugdige delinquenten uitblijft
Figuur 5: overzicht kernprestatie-indicatoren
Lokaal is met Stipter, die de ICT en administratieve afhandeling en controle verzorgt voor de Wmovoorzieningen, afgesproken dat zij de klanttevredenheid meet van gebruikers van deze voorzieningen. Daarnaast registreert zij de financiële gegevens waardoor we op ieder moment zien hoeveel we uitgeven aan de diverse soorten van voorzieningen en gegevens in het kader van contractmanagement (wordt er geleverd zoals afgesproken, factuurcontrole). Hiertoe heeft Stipter een dashboard ontwikkeld waarop de gemeente vrijwel direct inzicht heeft in de prestaties van de uitvoering en van de realisatie. In 2015 willen we verder onderzoeken hoe we kunnen zien dat de verschuiving van individuele naar algemene voorzieningen daadwerkelijk plaatsvindt. We kunnen dan denken aan het meten van andere gegevens, bijvoorbeeld het percentage aanvragen dat resulteert in een indicatie, of er over all sprake is van een daling in het percentage toegewezen individuele voorzieningen en het in kaart brengen van (het gebruik van) voorliggende voorzieningen.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
26
Ook kunnen we onze algemene voorzieningen hierin een rol geven. Deze en andere gegevens willen we waar dat kan op wijk- dan wel dorpskernniveau kunnen afleiden om hierop het gemeentelijk beleid verder te specificeren.
Kwaliteitsafspraken met Ferm Werk De afspraken tussen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk en Ferm Werk zijn vastgelegd in een gemeenschappelijke regeling. In de dienstverleningsovereenkomst zijn vervolgens aanvullende afspraken gemaakt. Voor het maken van prestatieafspraken in de dienstverleningsovereenkomst (DVO) 2014 zijn de resultaten van 2013 van de afzonderlijke deelnemers als uitgangspunt genomen. 2014 is voor Ferm Werk en voor gemeenten een overgangsjaar. Gedurende dit jaar wordt ervaring opgedaan met de huidige DVO en worden wellicht nieuwe inzichten ontwikkeld. Deze worden gebruikt om tijdig een nieuwe DVO voor 2015 op te stellen. In september 2014 maken we met elkaar afspraken voor de DVO 2014. We willen in ieder geval prestatieafspraken maken in de DVO op de volgende punten: Armoedebestrijding Het verstrekken van incidentele of periodieke bijzondere bijstand ter ondersteuning van de participatie in de maatschappij zoals beschreven binnen de WWB. Hieronder vallen ook de gemeente specifieke minima regelingen: Het percentage gebruik van inkomensondersteunende regelingen door huishoudens met een laag inkomen t.o.v. potentiële doelgroep (tot 110% van het sociaal minimum), stijgt in 2015 met 10% ten opzichte van 2014; 80% van de aanvragen wordt binnen 4 weken afgehandeld. Inzetten op schuldhulpverlening Het innemen van een verzoek tot schuldhulpverlening en het tot stand brengen van een minnelijke regeling of overdracht naar de WSNP (Wet Sanering Natuurlijke Personen). Voorkomen en tegengaan van misbruik van inkomstenregelingen Het preventieve beleid is erop gericht misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen (communicatie rond regelingen, rechten en plichten), dan wel in een zo vroeg mogelijk stadium te detecteren (poortwachterfunctie, bepaling van de administratieve werkelijkheid door gegevensuitwisseling, gebruik van klantprofielen en dergelijke). Bevorderen uitstroom naar werk We willen de uitstroom naar werk bevorderen (voor mensen die zonder re-integratieondersteuning niet aan het werk komen).
2.1.4 Verantwoording Het is van belang te sturen op kosten, effecten en kwaliteit. Daarvoor is een passende verantwoordingssystematiek nodig, op basis van en gericht op: wettelijke regels (doel/ en rechtmatigheid); de gemeentelijke sturingsfilosofie; administratieve lastenverlichting; effectmeting en bijsturing; publiek verantwoorden. De verantwoordingssystematiek wordt toegespitst op de te onderscheiden betrokken partijen zoals contractpartners, subsidiënten en sociale teams. Een instrument waar de afgelopen periode meer ervaring mee is opgedaan, is dat van resultaatgerichte subsidieverlening. De gemeente wil deze werkwijze voortzetten en uitbreiden. Bij deze manier van subsidieverlening ligt de nadruk meer op maatschappelijke effecten en resultaten en minder op gekwantificeerde activiteiten. Op alle relevante plekken binnen de administratieve organisatie komt aandacht voor fraudepreventie en controle.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
27
Sociaal deelfonds Het Rijk heeft een sociaal deelfonds ontwikkeld. De middelen in dit fonds zijn bestemd voor specifiek doelen in het deelfonds. Iedere gemeente, dus ook Bodegraven-Reeuwijk, richt lokaal een deelfonds sociaal domein in en voldoet aan de bestedingsvoorwaarden van het rijk. Eventuele overschotten in dit deelfonds mogen niet worden gebruikt om tekorten van de gemeente op te vangen. Het Rijk kan een onderzoek instellen bij onderbesteding van budget. In dat geval worden de prestaties van de gemeente beoordeeld. Via de systemen van monitoring bereidt de gemeente zich hierop voor. Eén van de instrumenten om hier invulling aan te geven is de programmabegroting. De ontschotting van het budget van de drie decentralisaties geeft Bodegraven-Reeuwijk invulling met het programma “Leven, leren en werken@bodegraven-reeuwijk”. Het volledige budget van de decentralisaties is hier ondergebracht. Dit maakt het mogelijk voor het College om hier adequaat op te acteren. De meicirculaire 2014 geeft de bedragen die wij in 2015 gaan ontvangen. In het kort komt het erop neer dat we 13,3 miljoen ontvangen in het deelfonds sociaal domein, zie ook de tabel: 2014
2015
WMO HbH
2.571.746
Awbz
-
Jeugd
-
1.880.090
WSW
279.874 2.046.737
Deelfonds Sociaal Domein Deelfonds soc. domein totaal
11.395.989 4.898.357
Verantwoording aan de gemeenteraad De gebruikelijke lokale horizontale verantwoording aan de gemeenteraad is ook van toepassing op de decentralisatietaken. Bovendien dient jaarlijks de zogenaamde Informatie voor derden (IV/3) te worden verstrekt. Daarnaast is er de controleverklaring van de accountant op de jaarrekening van de gemeente. De verantwoording van het college aan de gemeenteraad gaat via de huidige cyclus van begroting, voorjaarsnota en de jaarrekening. We zorgen voor een overzichtelijke wijze van verslag uitbrengen van de ontwikkelingen van en de uitgaven binnen het sociaal domein.
Verantwoording bij maatwerkvoorzieningen Maatwerkvoorzieningen worden direct in natura ingezet. Inwoners leggen over het gebruik ervan geen aparte verantwoording af. Wel wordt periodiek een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd en ook inzichtelijk voor inwoners gepubliceerd. De aanbieders van maatwerkvoorzieningen leveren verantwoording over de geboden ondersteuning zoals het staat in het programma van eisen bij de * contractering. *
Verantwoording pgb-houders
WWB Participatie
bestand Wsw), het budget voor de nieuwe doelgroep van de Participatiewet en de bestaande re-integratiemiddelen voor de huidige doelgroep samengevoegd. De voorlopige budgetten voor wat betreft de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies worden voor 1 oktober bekendgemaakt.
13.276.079
* de bedragen in de jaarschijf 2015 zijn opgenomen onder de noemer van het deelfonds sociaal domein, in totaal bijna € 11,4mln. In bijlage 4 wordt ingegaan op de opbouw van dit budget. Meer informatie hierover kunt u lezen in bijlage 4. Wat betreft de participatiewet zijn deze bedragen nog niet allemaal bekend. Alleen het Participatiebudget 2015 is bekend. In het participatiebudget zijn budgetten Wsw (zittend
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
* Voor de verantwoording van een * persoonsgebonden budget staan specifieke eisen in de verordeningen, gebaseerd op de wettelijke vereisten. Een aantal mensen gebruikt op basis van de AWBZ een persoonsgebonden budget (pgb) waarmee zij ondersteuning inkoopt. Het kan hierbij gaan om stabiele situaties, waarin al langdurig ondersteuning wordt geboden. Als deze ondersteuning naar tevredenheid is en goedkoper uitpakt dan ondersteuning in natura, dan continueert het individuele pgb vanaf het moment dat de gemeente verantwoordelijk wordt voor het aanbieden van de benodigde ondersteuning. Om te vermijden dat er onnodig veel tijd (en geld) wordt gestoken in de administratieve verantwoording van het pgb, wordt een lichte vorm van periodieke verantwoording ingevoerd.
28
2.2
Risico’s, de lokale taakstelling en financiële situatie
Omdat er nog veel onduidelijk is, is het lastig de gevolgen van de wijzigingen te overzien en is het inkooptraject en contractbeheer complex. Ook zal op veel terreinen nieuwe kennis moeten worden opgedaan. Daarnaast hebben we lokaal te maken met een financiële situatie die vraagt om het maken van keuzes. In het coalitieprogramma omschrijven we dit als volgt:
‘Er ontstaat een grote druk om de (meer)jarenbegroting sluitend krijgen. (…..) Voorwaarden daarvoor zijn keuzen maken, ambitieniveaus beperken, efficiënter werken en scherp op de kosten letten. En: waar geen geld voor is, wordt niet gerealiseerd.’
De afgelopen jaren hebben we fors bezuinigd op de subsidies van onze maatschappelijke partners. Er is nog een deel van de gemeentelijke taakstelling niet ingevuld. Deze financiële kaders maken het nog belangrijker om als opdrachtgever te monitoren en toezicht te houden op de uitgaven. Hoe zorgen we ervoor dat we uitkomen met de financiële middelen voor het sociale domein? Om dat te bereiken, werken we slimmer en anders: We benutten burgerkracht, we integreren de nieuwe taken zoveel mogelijk en we zoeken de synergie met de bestaande taken binnen het sociale domein. Dat doen we in een zoveel mogelijk ontschotte begroting, zodat de flexibiliteit om te schuiven met budgetten zo groot mogelijk wordt.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Wel is van belang te benadrukken dat de financiering (met name voor de individuele vormen van ondersteuning) een open/einde/karakter blijft houden. Als het geld op is, maar inwoners vragen terecht om ondersteuning, dan moet de gemeente die bieden. De financiële haalbaarheid van de sociale infrastructuur en van voorzieningen die vanwege de transities worden opgebouwd of omgevormd blijft een bijzonder punt van aandacht. We willen sturen aan de hand van monitoring van de prestaties in de uitvoering. Monitoring en informatievoorziening zijn cruciaal in dit opzicht. Met de activiteiten die in dit beleidsplan zijn opgenomen wordt al sturing gegeven aan de maatschappelijke opgave die in financiële zin (middels bezuinigingen) vertaald is en gaat worden: -
-
-
-
burgerkracht faciliteren; de kanteling: van claim/ en aanbodgericht naar vraag/ en resultaatgericht werken; investeren in een preventieve aanpak; bouwen aan informele ondersteuningsnetwerken; laagdrempelige, lichte ondersteuning in de wijk; ondersteuning laten aansluiten op de eigen mogelijkheden en het netwerk van mensen; ‘first time right’: op het juiste moment de juiste ondersteuning inzetten; synergiewinst: samenhangende vormen van ondersteuning; dubbelingen van professionele inzet eruit halen (één huishouden, één plan, één aanpak); contracten afsluiten tegen gunstige tarieven.
29
Inzet van risicomanagement De ontwikkelingen binnen het sociale domein zijn veelomvattend en kennen veel risico’s. Ze vragen veel van de gemeentelijke organisatie, omdat er nieuwe taken bijkomen waar grote bedragen mee gemoeid zijn. Om de complexiteit te hanteren, is de inzet van risicomanagement noodzakelijk. Risicomanagement is een sturingsinstrument en voor het goed identificeren en volgen van de risico’s houden we een risicoregister bij. Vanuit het register analyseren we periodiek de belangrijkste risico’s die zich op een zeker moment voordoen. Op het moment dat we een risico identificeren, bekijken we ook welke beheersmaatregel we kunnen inzetten om de risico/impact teniet te doen of te verminderen. Daar waar we als gemeente inspraakmogelijkheden hebben in processen en trajecten denken we aan de voorkant mee om de juiste informatie te voorzien voor beleid en handreikingen. Daarnaast benutten we onze lobbykanalen. Risico’s vanuit gemeentelijk oogpunt Risico’s veranderen in de tijd. Dat zien we ook terug in de risico’s die in het risicoregister staan. Op dit moment identificeren we de volgende risico’s: Onduidelijkheid wet/ en regelgeving en financiële kaders De politiek/bestuurlijke afhankelijkheid is groot vanwege de landelijke besluitvorming en de vertraging die in die processen is opgetreden. Het gaat daarbij vooral om wetgeving en financiële kaders, maar ook om de beschikbaarheid van informatie (inzicht in cliëntpopulaties) en landelijke kwaliteitskaders. Tegelijkertijd kunnen we het ons als gemeente niet veroorloven om te wachten op meer informatie. We geven zorgvuldig het proces vorm om tijdig klaar te zijn voor de nieuwe klantgroepen die onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen en om goede afspraken te maken over de ondersteuning door aanbieders. Bezuinigingen De aangekondigde forse bezuinigingen op de verschillende decentralisatietaken vormen een risico op zich. Extra risico ontstaat doordat de bezuinigingen grotendeels gerealiseerd dienen te worden op de invoeringsdatum van de nieuwe wetgeving, terwijl implementatie/ en invoeringsbudgetten zeer beperkt beschikbaar zijn. Tijd De tijdsspanne tussen nu en de implementatiedatum van 1 januari 2015
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
wordt steeds kleiner. De door te voeren veranderingen in de praktijk zijn groot. Het risico is dat een en ander niet tijdig gerealiseerd wordt of dat niet alles in één keer goed en volgens het eindconcept verloopt. Op cruciale onderdelen in de nieuwe wetgeving zijn beschikbare bedragen, hoogten van kortingen, verdeling van taken en afspraken over privacy nog onduidelijk. Weinig is echt zeker. De nieuwe taken hebben evenwel allemaal een open einde karakter, waardoor het lastig is om op voorhand te stellen dat het budgettair kader voldoende zal zijn. Er is nu redelijk zicht op het aantal (potentiële) cliënten, maar er is nog steeds een kans dat het beschikbare budget onder druk kan komen te staan. Deze risico’s worden in eerste aanleg opgenomen in de risicoparagraaf van de begroting. In deze paragraaf worden de resterende gemeentelijke risico’s opgenomen die niet te kwantificeren zijn. Gemeenten hebben de nodige ervaring met open-einde regelingen (Bijvoorbeeld de WWB, vergunningverlening, huidige Wmo) en ook hier zal de komende jaren in het begrotingsproces rekening mee gehouden moeten worden om niet voor verrassingen te komen staan.
30
In bijlage 3 vindt u een risico-inventarisatie met daarbij mogelijke beheersmaatregelen. Een voorbeeld bij jeugdhulp is dat we als Bodegraven-Reeuwijk voorbereid willen zijn op incidenten die zich voor kunnen doen in hoog-risico situaties. Onderdeel hiervan is het actief in gesprek gaan van college en gemeenteraad over wederzijdse verwachtingen rond risico’s en incidenten. Uiteindelijk willen we samen met ketenpartners komen tot een ketenincidentplan, waarin beschreven staat hoe de betrokken partijen gezamenlijk omgaan met incidenten, wie welke rol speelt, hoe informatie-uitwisseling verloopt, etc.
Samenvattend Door de transities in het sociale domein moet het roer óm, in beperkte tijd en onder grote financiële druk. Deze omslag vraagt om het uitproberen van nieuwe werkwijzen en nieuwe vormen van samenwerking en andere financieringsvormen, gericht op meer zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Als regisseur van het sociale domein is het onze verantwoordelijkheid om deze omslag in goede banen te begeleiden. Hierbij is het van belang niet eenzijdig naar beheersing van de kosten te kijken, maar oog te hebben voor de waarde die daar tegenover staat. Ook vraagt dit vraagt om een geleidelijke ontwikkeling: naarmate er meer bekend is over de effecten van nieuwe werkwijzen (‘uitkomsten’) en de functionaliteit van nieuwe organisatievormen (‘prestaties’) kunnen we meer vrijheid bieden aan aanbieders.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
31
Stand van zaken en de lokale (toegang tot) ondersteuning Deel 2
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 2018
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
32
3. Stand van zaken Bodegraven-Reeuwijk 3.1
Onze inwoners
Bodegraven-Reeuwijk heeft (medio juli 20143) 33.098 inwoners. Met 47% zijn de meeste personen gehuwd. Daarnaast is 5% procent van de inwoners gescheiden en 5% verweduwd.
0-4 jarigen 4-12 jarigen 12-18 jarigen 18-35 jarigen 35-65 jarigen 65-85 jarigen 85 + Totaal
1.228 3.332 2.740 6.171 13.389 5.583 655 33.098
Figuur 6: leeftijdsopbouw Bodegraven-Reeuwijk (medio juli 2014) en aantal jongeren per dorp
In het dorp Bodegraven wonen 17.781 inwoners (54%), 9.882 inwoners (30%) wonen in Reeuwijk(-Brug en Dorp) en 5.247 inwoners (16%) in Driebruggen, Waarder en Nieuwerbrug. Qua leeftijdsopbouw lijken de drie verschillende gebieden redelijk op elkaar. Onze inwoners bevragen we met regelmaat op hun ervaringen en beleving van gezondheid, veiligheid, sociale contacten, leefomgeving, ondersteuning. In het kort gaven onze inwoners in het tevredenheidsonderzoek 2012 het volgende aan: De meeste inwoners in onze gemeente hebben voldoende contact met andere mensen. Het aantal inwoners dat behoefte heeft aan meer contact is in de afgelopen
drie jaar toegenomen van 12 naar 20 procent. De meeste inwoners beoordelen hun fysieke en geestelijke gezondheid als (zeer) goed. Veertien procent van de inwoners ervaart in enige mate belemmeringen bij het dagelijks functioneren vanwege gezondheidsklachten. Zeven procent van de inwoners maakt gebruik van ondersteuning waarbij opvoedondersteuning het meest is of wordt gebruikt (3 procent). Daarnaast heeft 9 procent van de bevolking een onvervulde hulpbehoefte. Niet iedereen (36%) weet goed waar men terecht kan met vragen over hulp of ondersteuning. Men heeft daarnaast de verwachting dat hier hoge kosten aan verbonden zijn. Een relatief kleine groep van 16 procent is bekend met de sociale kaart welke onlangs op de gemeentelijke website is gepubliceerd. De helft van de inwoners houdt zich met enige regelmaat bezig met vrijwilligerswerk, waarvan 29 procent wekelijks. Bij sportverenigingen wordt het vaakst vrijwilligerswerk gedaan. Er ligt ook een potentieel aan vrijwilligers: de helft van de nietvrijwilligers in Bodegraven-Reeuwijk zou wellicht wel vrijwilligerswerk willen doen. De belangrijkste redenen om dit niet te willen doen is tijdgebrek vanwege betaald werk of een studie. Nog steeds verlenen ongeveer twee op de tien inwoners mantelzorg. Acht van de tien mantelzorgers besteden minder dan 8 uur per week aan mantelzorg. In vergelijking met 2009 ondervinden mantelzorgers iets vaker problemen. Drieënveertig procent zegt wel eens problemen te ervaren (in 2009: 37 procent). Het meest genoemde probleem is het combineren van mantelzorg met dagelijkse bezigheden.
3
Het aantal inwoners is geen statisch gegeven. De informatie over dergelijke aantallen wordt op de website geactualiseerd.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
33
Een goede indicator voor het aantal inwoners met meervoudige en/of complexe problematiek is de groep inwoners met een verminderd gevoel van welzijn en een verminderde zelfredzaamheid. Deze mensen lopen het risico af te glijden naar een situatie waarin zij zorg en opvang nodig hebben als er geen sociaal vangnet aanwezig is. Dit proces wordt ook wel sociale uitsluiting genoemd. De kwetsbare groep inwoners, die inwoners die in een slechte financiële situatie verkeren4 en te maken hebben met een opeenstapeling van twee andere risicofactoren, bestaat in onze gemeente naar schatting uit 100 inwoners (0,3 % van onze inwoners). De meest kwetsbare groep (een slechte financiële situatie en drie overige risicofactoren), bestaat in Bodegraven-Reeuwijk uit ongeveer 20 personen. Een andere indicator is de beleving van kwetsbaarheid van onze inwoners. 22% van onze inwoners voelt zich kwetsbaar. Gemiddeld 5 % voelt zich extra kwetsbaar, ruim 1600 personen. 1,2 % voelt zich matig tot sterk sociaal uitgesloten. Dit gaat om bijna 400 personen. (Gezondheidsmonitor GGD 2012).
3.2
Gebruik ondersteuning en zorg
Om grip te krijgen op de inwoners waarbij sprake is van een verstoring van de draagkracht en draaglast en voor wiens ondersteuning wij verantwoordelijk zijn, is inzicht in het huidige gebruik van ondersteuning onmisbaar. In deze paragraaf geven we de aantallen inwoners weer die (in de huidige structuur) gebruik maken van bepaalde zorg of ondersteuning.
Preventieve jeugdhulp Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Het CJG biedt informatie en ondersteuning aan ouders en jongeren waar het gaat om opvoeden en opgroeien. De bekendheid van het CJG is in de afgelopen periode gegroeid. In 2013 werden er in totaal 137 loketvragen uit Bodegraven-Reeuwijk geregistreerd in Gezin In Beeld. Over heel 2012 waren dat er 86. In totaal hebben in 2013 5.356 bezoekers de website bezocht. Dat is een toename met 61,62% ten opzichte van 2012 toen 3314 mensen de website bezochten. Binnen het CJG is al op beperkte schaal gestart met het werken volgens 1gezin 1 plan. In 2013 zijn er 12 1Gezin1Plannen geregistreerd in Gezin In Beeld. Dat is 7 meer dan in 2012. Bij 5 gezinnen was sprake van algemene zorgcoördinatie en bij 7 gezinnen ging het om specialistische zorgcoördinatie. Het opvoedbureau Onderdeel van het CJG is het opvoedbureau. Het opvoedbureau biedt opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen in de leeftijd van 0-19 jaar. Het uitgangspunt is dat de hulp laagdrempelig is. Dat betekent dat er vraaggericht gewerkt wordt, kortdurend en zonder lange wachtlijsten. Een verwijzing is niet nodig. De meeste vragen worden gesteld door ouders met kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 11 jaar (67,2% in 2013). Binnen deze groep hebben de meeste vragen betrekking gehad op de 7jarigen (13,3%) en de 9- en 10-jarigen (21,1%). Veel vragen van ouders hebben betrekking gehad op de categorie ‘emotionele ontwikkeling’ van kinderen (33,5%). Ook zijn er veel vragen geweest over aanpak opvoeding/ouderschap (22,2%). Tevens hebben ouders vragen gesteld over het opvallend gedrag van hun kind (15,4%). Bij afronding geeft meer dan de helft van de ouders aan dat het probleem ‘beter hanteerbaar’ is (52% in 2013), gevolgd door het ‘uitproberen van een andere aanpak’ (19,6%) en op de derde plaats staat ‘probleem opgelost’ (16,3%). 6,5 procent wordt doorverwezen naar meer specialistische vormen van zorg.
4
Slechte financiële situatie: risicovolle of problematische schulden en/of grote moeite met rondkomen. Andere risicofactoren: een slechte lichamelijke gezondheid (zoals een sterk beperkende chronische aandoening), een gering psychisch welbevinden (een hoog risico op angst en/of depressie).
34
Jeugdhulp De meest recente cijfers dateren uit 2011 of 2012 en geven een eerste indruk over welke aantallen wij het hebben als wij het hebben over de verschillende vormen van jeugdhulp die per 1 januari 2015 naar de gemeenten overkomen.
Provinciaal De provinciale zorg richtte zich met name op gedrags- en opvoedingsproblematiek. In 2011 waren 217 jongeren uit Bodegraven-Reeuwijk onder begeleiding bij BJZ. 152 jongeren kregen een ondersteuningsaanbod bestaande uit ambulante begeleiding, dagbehandeling, residentieel verblijf of pleegzorg. Bij 49 jongeren was sprake van een crisiszorg. 2 jongeren zijn geplaatst in een gesloten instelling. Daarnaast waren er 57 jongeren met een jeugdbeschermingsmaatregel en 13 jongeren met een jeugdreclasseringsmaatregel. Tenslotte was er in 2011 in totaal sprake van 223 AMK meldingen . In totaal was hier in 2011een bedrag van 3.480.000,- mee gemoeid.
Bij jeugd-AWBZ gaat het om kinderen en jongeren met een beperking die ondersteuning en zorg ontvangen. 128 jeugdigen uit onze gemeente onder de 18 kregen in 2011 extramurale begeleiding (individueel en/of groep), kortdurend verblijf en/of persoonlijke verzorging. De kosten hiervan bedroegen € 2.058.651,00. In 2011 ontving circa 58% van de cliënten onder de 18 jaar de functie begeleiding groep (ofwel dagbesteding) en 77% individuele begeleiding. Zo’n 41% van de cliënten ontving kortdurend verblijf, terwijl 30% persoonlijke verzorging kreeg. Een cliënt onder de 18 jaar nam in 2011 gemiddeld 2,07 functies af. 81 procent van de cliënten neemt extramurale zorg af met een pgb. Het merendeel van de cliënten dat extramurale zorg ontvangt met een pgb (persoonsgebonden budget) heeft een psychiatrische stoornis (52%) of verstandelijke beperking (42%) . Als we kijken naar de belangrijkste combinaties van zorgfuncties dan zien we dat circa 20% een combinatie van begeleiding groep, individuele begeleiding en persoonlijke verzorging ontvangt. Ongeveer 9% ontvangt begeleiding groep en begeleiding individueel. Dit zijn de twee belangrijkste combinatievormen. (Impactanalyse jeugdzorg BodegravenReeuwijk, HHM, 25 maart 2014). Gebruik Wmo-voorzieningen Soort voorziening
Aantal gebruikers
Kosten per jaar
Vervoersvoorzieningen
222
288.600
Rolstoelen
304
159.120
Wonen
300
277.606
(gebaseerd
Jeugd-GGZ (Zorgverzekeringswet) De jeugd-ggz (geestelijke gezondheidszorg) biedt hulp aan kinderen en jeugdigen met een psychische aandoening die zo ernstig kan zijn, dat zij hierdoor in hun ontwikkeling worden bedreigd. 169 cliënten onder de 18 maakten in 2011 gebruik van eerstelijns psychologische zorg (vanaf 2014 basis-ggz). De kosten hiervan liggen rond de € 60.000,00 (Impactanalyse jeugdzorg gemeente Bodegraven-Reeuwijk, HHM, 25 maart 2014). Het aantal jongeren in de tweedelijnszorg (vanaf 2014 gespecialiseerde GGZ) was in 2011 in totaal 359. De kosten hiervan liggen rond de € 1.288.000,00.
op cijfers 2012) CVV
1038
686.924
Vervoer, forfaitair
59
44.000
Figuur 7: Gebruik Wmo-voorzieningen in onze gemeente (2013) exclusief hulp bij het huishouden
Aanvullingen op basis van gegevens 2012 619 cliënten maakten in 2012 gebruik van meerdere Wmo voorzieningen. De mensen die gebruik maken van Wmovoorzieningen zijn over het algemeen tevreden over de voorziening (peildatum 2012). De tevredenheid varieert van 70% tot meer dan 95%.
Jeugd- AWBZ
35
Gebruik AWBZ-ondersteuning In 2013 hebben binnen Midden-Holland 2.400 (in 2012: 3.200) mensen gebruik gemaakt van AWBZ*-ondersteuning en meer dan 5.000 mensen hebben een indicatie voor Hulp bij het huishouden (Hbh). Verreweg het grootste deel van de mensen met AWBZ-ondersteuning maakt gebruik van deze ondersteuning vanwege ouderdomsbeperkingen (29%) of een psychische/psychiatrische beperking (53%), 10% heeft een verstandelijke beperking en 8% valt binnen de deelpopulatie overig. Zie onderstaand figuur hoeveel inwoners gebruik maken van AWBZ-ondersteuning. Beperking
Aantal
Kosten in €
Ouderdomsbeperking
107
1.292.000
Psychische beperking
123
562.000
Verstandelijke beperking
22
458.000
Overige beperkingen
23
495.000
Totaal AWBZ* (realisatie)
275
2.807.000
Hulp bij het huishouden (indicatie)
738
1.723.000
inwoners gebruik maakt van HBH en 1,5 % van AWBZ ondersteuning. (Maatwerkvoorzieningen nieuwe Wmo, Andersson Elffers Felix, 17 juni 2014)
Wet Werk en Bijstand (WWB),Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) In onze gemeenten ontvingen in het eerste half jaar van 2014 gemiddeld 215 huishoudens een WWB uitkering. In het 1ste half jaar van 2014 hadden gemiddeld 81,6 SE een dienstverband. Hiervan was 46,2 SE in dienst bij Ferm Werk, 9,8 SE in dienst bij SWA, en 25,6 bij Promen. De afkorting SE staat voor Sociale Eenheid en kan gezien worden als een full time swarbeidsplaats.
Figuur 8: gebruik en kosten AWBZ-ondersteuning naar beperking
In onze gemeente is sprake van 57 Wsw verstrekkingen/dienstverbanden. Op 31 december 2013 ontvingen 302 inwoners een uitkering op grond van de Wajong. Hiervan waren 272 inwoners volledig arbeidsongeschikt en 30 deels arbeidsongeschikt. (Bron: presentatie Ferm Werk, 9 december 2013).
Slechts een klein deel van de inwoners maakt daarmee gebruik van ondersteuning. Het exacte aandeel is lastig in te schatten vanwege de overlap tussen AWBZ en Hbh, maar ligt waarschijnlijk tussen 1% en maximaal 5% voor alle gebieden in Midden Holland. Voor Bodegraven-Reeuwijk geldt dat 2,9 % van onze
In het volgende hoofdstuk lichten we toe hoe we voor de inwoners die dat nodig hebben, de toegang tot ondersteuning zo laagdrempelig en helder mogelijk vorm geven. Ook geven we weer om welke ondersteuning het kan gaan en welke ondersteuningsvormen we willen (door)ontwikkelen.
Samenvattend In dit hoofdstuk hebben we een beeld gegeven van onze inwoners en van de inwoners die een beroep op voorzieningen (kunnen) doen. Uit dit beeld blijkt overkoepelend dat wij weinig afwijken van de percentages op landelijk en regionaal niveau: Ongeveer 85% van onze inwoners kan zichzelf prima redden. Gemiddeld 15 % geeft aan zich, al of niet tijdelijk, niet of onvoldoende zelf te redden. Daarvan geeft ongeveer 5 % aan zich extra kwetsbaar te voelen. Een nog kleiner percentage heeft langdurige en/of gespecialiseerde hulp nodig. De mate waarin iemand kwetsbaar is hangt niet alleen af van de beperking die iemand ervaart, maar vooral van de ‘balans tussen draagkracht en draaglast’.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
36
4. Lokale (toegang tot) ondersteuning In dit hoofdstuk definiëren we de toegang tot ondersteuning en wat we hiermee willen bereiken. We schetsen de route die een inwoner met een vraag kan doorlopen en welke ondersteuning hij of zij kan krijgen. Ook bespreken we verschillende (nieuwe) vormen van ondersteuning, vanuit de integrale aanpak en speerpunten uit de visie op het sociaal domein.
4.1
Toegang tot ondersteuning binnen het sociaal domein
Onder ‘toegang’ verstaan we het proces vanaf het moment waarop een inwoner zich meldt (of wordt gemeld) met een ondersteuningsvraag tot het bieden van passende ondersteuning. Wij benaderen ondersteuning in brede zin: zowel vanuit de dagelijkse leefomgeving, via informatie en advies, door zowel algemene voorzieningen als maatwerkvoorzieningen. Deze reikwijdte van toegang tot ondersteuning is breder dan in het (regionale) beleidskader jeugd wordt gehanteerd. Toegang gaat verder dan het organiseren van een ingang of voordeur, het verhelderen van de vraag of maken van een plan. Van belang is dat onze visie op het sociaal domein vertaald wordt in een manier waarop de toegang wordt georganiseerd. Om te verwezenlijken dat bij het vinden van oplossingen meer gebruik wordt gemaakt van de onderste laag van de piramide (algemene voorzieningen en dagelijkse leefomgeving), vraagt dit een kanteling, die we realiseren op verschillende manieren. -
-
-
We zorgen lokaal voor een verschuiving van maatwerk naar algemene voorzieningen. Partijen worden gestimuleerd om algemene voorzieningen te ontwikkelen en aan inwoners te bieden. Dit doen we door ruimte te geven aan innovatie in het nemen van initiatieven en bundelen van krachten. Professionals worden ingezet en – indien nodig - getraind om de eigen kracht en het sociale netwerk van inwoners als basis te gebruiken in hun aanpak. Investeren in preventie door het vinden van oplossingen op het vlak van welzijn (inzicht in de sociale kaart) en in algemene voorzieningen maakt eveneens hiervan onderdeel uit. De vraag van inwoners vanuit een brede invalshoek bekijken geldt zowel bij het eerste contact als bij het maken van een plan/ arrangement. We verwachten daarbij dat professionals over de grenzen van hun eigen terrein heen kijken en met een brede blik vraagstukken benaderen. We willen de inzet van vrijwilligers, mantelzorgers, vrienden en buren om vraagstukken van inwoners op te lossen stimuleren. Hier zal verantwoord een beroep op gedaan moeten worden. Inwoners worden waar nodig gefaciliteerd door professionals bij hun vrijwillige inzet zoals opvoedingstaken, mantelzorg en zorg- en ondersteuningstaken.
4.2
Het toegangsproces
In het toegangsproces zitten verschillende stappen die bepalend zijn voor de wijze waarop de ondersteuning voor inwoners vorm krijgt. In bijlage 5 vindt u een schematische weergave van het toegangsproces. Ook bij de samenvatting vindt u dit schema weergegeven. Dit proces bestaat uit drie stappen: A. Het moment dat een inwoner zich meldt of wordt gemeld met een vraag B. De vraagverheldering C. Het maken van een arrangement/ één-gezin-één plan (1G1P) middels het onderzoek: ondersteuning vormgeven Deze stappen werken we in de tekst verder uit. Een belangrijk onderdeel van de Toegang is signalering en preventie. Investeren hierin maakt het mogelijk dat huishoudens oplossingen ‘dichtbij’ zoeken in de dagelijkse leefomgeving vanuit hun eigen kracht. We willen door preventief beleid zoveel mogelijk voorkomen dat mensen gebruik hoeven te maken van (maatwerk-) voorzieningen. Daarom in het volgende kader een toelichting op dit onderdeel van de toegang, voordat we naar de uitwerking van de drie stappen gaan.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
37
Signalering en preventie Op het gebied van signalering en preventie ondernemen we verschillende acties om te voorkomen dat mensen gebruik hoeven te maken van (maatwerk-)voorzieningen. Gezien de relevantie van signalering en preventie zetten we deze acties voort en/of breiden ze uit: We investeren in voorlichting en informatie over in de samenleving aanwezige oplossingen voor de beperkingen die mensen ondervinden. We bevorderen de gevoeligheid van onze inwoners voor ‘niet-pluis’-signalen en gaan handelingsverlegenheid hierin tegen. Inwoners, vrijwilligers en professionals; iedereen kan signalen van verkommering en verloedering als „intermediair‟ oppikken en doorgeven. We maken afspraken met onze lokaal werkzame professionals over vindplaatsgericht werken. Zo kan (vroeg)signalering plaatsvinden. Professionals moeten actief zijn op de plaatsen waar inwoners die tot risicogroepen behoren toch al komen, zoals de school, de huisarts of het consultatiebureau. Met deze professionals maken we eveneens afspraken over het benutten van vrijwillige inzet. We ondersteunen vrijwilligersorganisaties bij de ontwikkeling en uitvoering van hun eigen sociaal beleid, inclusief de mogelijkheid om te signaleren en door te geleiden. We informeren de basisvoorzieningen over signalering en stimuleren hen om signalen door te geven. Onder basisvoorzieningen verstaan we bijvoorbeeld kerken, culturele instellingen of verenigingen, sportverenigingen. Daarnaast stimuleren wij deze voorzieningen om een zinvolle vrijetijdsbesteding te organiseren, waardoor de zelfstandigheid, zelfredzaamheid en het sociale netwerk van onze inwoners vergroot wordt. We ondersteunen initiatieven van inwoners (waaronder van dorps- en wijkteams) op het gebied van opvoeden, opgroeien, welzijn, vrijwilligers, mantelzorg, ouderen, cultuur en sport. Voorkomen van armoede en schuldenproblematiek is altijd beter dan genezen. We zetten met partners in op ondersteuning van inwoners die problemen
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
hebben bij het orde houden van hun financiële administratie (zoals het initiatief Vrijwillige Ondersteuning Thuis Administratie, VOTA). We onderzoeken de mogelijkheid tot meerjarige subsidieverlening, vanuit de wetenschap dat de jaarlijkse subsidiecyclus een belangrijke belemmering is voor een sterk preventief veld.
We benoemen binnen signalering en preventie specifiek de bestaande CJG-structuur en SAM. De CJG-structuur willen we bestendigen. In de afgelopen jaren is vanuit de samenwerking rondom het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) een groot aantal preventieve activiteiten en een hecht netwerk ontwikkeld. Het CJG geeft haar informatie- en adviesfunctie reeds vorm op verschillende manieren, zoals een inloopmogelijkheid, het creëren van een ontmoetingsplek, een advieslijn (via email of telefoon), informatie ontsluiten via websites. Op termijn kan dit wellicht ook vorm krijgen in dan wel ondersteund worden met een (regionaal) preventiearrangement. Daarbij is de vindplaats de werkplaats; er wordt gewerkt daar waar de signalen vandaan komen (bijvoorbeeld thuis of op school). Hierdoor kan de ondersteuningsstructuur in het kader van passend onderwijs intensiever gaan samenwerken met het onderwijs. Dit, ter ondersteuning van leerlingen, ouders en professionals op scholen. Het streven is om de zorgstructuur op scholen te versterken met een basisaanbod van lichte preventieve jeugdhulp. We werken met onze partners aan de ontwikkeling van SAM, de brede welzijnsorganisatie. Het opdrachtgeverschap voor coördinatie, kwaliteitsbewaking, innovatie is niet of onvoldoende is belegd. We willen dit veranderen. Met meerdere gemeenten onderzoeken we hoe de inkoop en het opdrachtgeverschap van het preventieve aanbod effectiever en efficiënter kan worden geregeld. Met als doel vereenvoudiging van het preventieve aanbod en versterking van de aansturing.
38
A. Het moment dat een inwoner zich meldt of wordt gemeld met een vraag (1e contact) Inwoners kunnen op verschillende plekken (afhankelijk van de aard van hun vraag) terecht voor ondersteuning. Wij zien Ferm Werk, SAM (Uitvoeringsorganisatie Zorg en Welzijn), CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) of een overige partij (huis/jeugdarts, school, geestelijke gezondheidszorg) als ‘ingangen’. Als gemeente kunnen wij sturen op de ingangen CJG, SAM en Ferm Werk5. We willen zoveel mogelijk een regiegemeente zijn. We nemen zelf geen nieuwe mensen in
dienst. Vanuit dit kader hebben we de intentie om SAM en het CJG te mandateren voor maatwerkvoorzieningen op het gebied van welzijn en jeugdhulp. Ferm Werk voert voor onder andere onze gemeente de gemeentelijke taken op het gebied van Participatie, Werk en Inkomen uit en heeft deze mandatering zodoende niet meer nodig.
Uitgangspunten -
5
Ferm Werk is sinds 1 januari 2014 de uitvoeringsorganisatie
van de gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk, Montfoort en Oudewater op het gebied van Participatie, Werk & Inkomen. Ferm Werk is ontstaan uit de samenvoeging van de Sluis Groep (Wsw bedrijf van de eerder genoemde gemeenten), de IASZ (Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken van Woerden, Montfoort en Oudewater) en de afdeling Werk en inkomen van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Ferm Werk voert namens deze gemeenten Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (WWB) en aanverwante regelingen uit. SAM - In 2013 hebben negen subsidiepartners van de gemeente5 het initiatief genomen tot het oprichten van een UZW (Uitvoeringsorganisatie Zorg en Welzijn). Deze UZW heeft als naam: Stichting SAM Bodegraven-Reeuwijk (kortweg: SAM). SAM dient voor inwoners de integrale toegang te vormen voor maatschappelijke ondersteuning en op termijn voor zorg. De gemeente ziet de Wmo uitvoering op termijn eveneens opgaan in SAM. Zij ziet SAM als belangrijke partner voor het ontwikkelen van (innovatieve) algemene voorzieningen die gericht zijn op preventie. Het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) in BodegravenReeuwijk bestaat in totaal uit zeven kernpartners. Door laagdrempelige opvoedingsondersteuning, informatie en advies, vroegtijdige signalering en preventie, het versterken van interne en externe samenwerking en lokale preventieve activiteiten levert het CJG een belangrijke bijdrage aan het gezond en veilig opgroeien van kinderen (0 tot 23 jaar) en jongeren. Het CJG wil met haar preventieve aanbod zoveel mogelijk gezinnen bereiken en tijdig de juiste hulp en
Voor inwoners moet het helder zijn bij welke ‘ingang’ ze terecht kunnen met een bepaalde vraag. De positie en taakverdeling tussen de verschillende ingangen onderling moet daarnaast helder zijn. We stimuleren CJG, Ferm Werk en SAM om hierover afspraken te maken zodat inwoners niet van de ene naar de andere ingang worden gestuurd. Ook moeten zij afspraken maken over inwoners die zich bij hen melden maar waar een andere ingang beter past. We informeren onze inwoners (via internet, ontmoetingsplekken, folders etc.) over de ingangen. Daarnaast dienen SAM, Ferm Werk en CJG onder andere afspraken met elkaar te maken dat indien een inwoner beter bij een andere ingang geholpen kan worden. Inwoners vinden daar waar mogelijk de oplossing of het antwoord op hun vraag vóórdat zij zich melden of worden gemeld bij één van de ingangen. Bijvoorbeeld door middel van inzet van de dagelijkse leefomgeving rondom huishoudens: het eigen netwerk van familie, vrienden, buren, collega’s et cetera. Daarnaast kan informatie en advies (papier, telefonisch, digitaal) een uitkomst bieden. Als gemeente zetten we de komende jaren in op (digitale) mogelijkheden om uitwisseling tussen inwoners te stimuleren en daarmee de zelfredzaamheid te vergroten. Daarnaast kunnen inwoners gebruikmaken van basisvoorzieningen en algemene voorzieningen die voor hen vrij toegankelijk zijn dan wel toegankelijk zijn na een lichte toets of aanvraagprocedure (zonder indicatie). Algemene voorzieningen hebben de focus op het versterken van de dagelijkse leefomgeving. Signalering en preventie maakt hiervan eveneens onderdeel van uit (zie kader).
ondersteuning bieden met behulp van de algemene voorzieningen die de kernpartners van het CJG bieden. Hiervoor moet ze haar positie verder verstevigen. Dit doet zij door preventieve activiteiten te organiseren die aansluiten bij de behoefte van de inwoners. Het outreachend en vraaggericht werken op vindplaatsen bouwt ze verder uit. De focus ligt op de eigen kracht en het sociaal netwerk van ouders/jongeren.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
39
B. De vraagverheldering Wij hebben voor ogen dat de ingangen middels een eenvoudige ‘check’ nagaan of er sprake is van enkelvoudige problematiek of dat er sprake is van meervoudige en complexe problematiek. Bij enkelvoudige problematiek gaat de organisatie waar de vraag op van toepassing is met de inwoner/het huishouden aan de slag. Bij meervoudige en complexe problematiek krijgt de inwoner/het huishouden toegang tot het sociaal team. Op het moment dat de draagkracht en draaglast van een huishouden uit balans raakt en zij geen adequate regie ten aanzien van de beheersing of oplossing van problemen, is het zaak om het sociaal team in te zetten. Het sociaal team kenmerkt zich door: 1. een integrale vraagbenadering ( meerdere levensgebieden en alle leeftijden); 2. het bieden van kortdurende hulp en begeleiding; 3. zodanig versterken van de dagelijkse leefomgeving en de algemene voorzieningen dat een neerwaartse druk op de duurdere intensieve gespecialiseerde zorg en ondersteuning (verticale pijl in de piramide) ontstaat. 4. de medewerker van het sociaal team draagt zorg voor regie op het plan, als de inwoner dit niet zelf kan en werkt volgens het principe: één huishouden; één plan; één contactpersoon. In het sociaal team zitten professionals vanuit verschillende disciplines6. Medewerkers van de Toegang gaan samen met een ‘netwerk’ van betrokkenen om het huishouden heen (familie, buren, vrienden, vrijwilligers, kerkelijke ondersteuning et cetera), aangevuld met eventuele inzet van experts uit een regionale expertpool, zoeken naar een integrale oplossing. De kern van de methodiek is gericht op versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk van een huishouden en het vinden van oplossingen in het de dagelijkse leefomgeving. De toegang tot een maatwerkvoorziening wordt in nauwe
samenhang met of binnen het sociaal team georganiseerd. Voorzien wordt dat (op den duur) het sociaal team met enige regelmaat contact heeft met de (sociale kamer van de) dorps- en wijkoverleggen, om zo meer gebruik te maken van de lokale krachten en aan te sluiten bij de leefwereld van inwoners. Het sociaal team wordt de pilotfase georganiseerd in een jeugd- en een volwassen deel. In de periode 2015 tot 2018 werken we aan een sociaal team 0 tot 100 (plus).
Uitgangspunten -
-
-
Inzet van bekwame medewerkers aan de voorkant/ bij de ingangen zorgt ervoor dat inwoners spoedig op de juiste plek terecht komen. Een goede samenwerking en kennis van elkaars’ werk en kunnen bevordert het adequaat op elkaar inspelen. Opschaling richting sociale teams kan beter (te)vroeg worden verricht dan (te) laat. Als de problematiek minder zwaar is dan gedacht kan afschaling plaats vinden. Deze uitgangspunten nemen we mee in het proces om te komen tot het sociale team.
Naast inzet van professionals in de sociale teams willen wij inwoners vragen hun ideeën te bundelen in een ‘dreamteam’. De verandering van denken, houding en handelen en aansluiting op de lokale maatschappelijke kracht vraagt om innovatieve en inspirerende ideeën, om anders denken, van iedereen. Wij vragen daarom aan onze inwoners om met de sociale teams oplossingsmogelijkheden te bekijken, die liggen in de verbinding met de lokale sociale omgeving.
6
De volgende disciplines zijn vertegenwoordigd in sociale teams: participatie & schuldhulpverlening, maatschappelijke ondersteuning (Wmo ondersteuning, maatschappelijk werk, vrijwilligerswerk, ouderenadvies, jeugd- en gezinswelzijnswerk), jeugd/gezinsproblematiek, psychische problematiek en jeugdpsychiatrie, (jeugd) LVB.
40
C. Het maken van een arrangement/ één-gezin-één plan (1G1P) middels het onderzoek: ondersteuning vormgeven Indien van toepassing betekent dit (ook) toegang geven tot individuele of maatwerkvoorzieningen7.
Uitgangspunten -
De ondersteuning wordt dichtbij inwoners georganiseerd en partijen overleggen zo veel mogelijk in hun werkgebied om op te vangen wat er leeft en speelt. De ondersteuning is gericht op het boeken van resultaten: deze zijn gericht op het stimuleren van goede uitkomsten van ondersteuning. Leidend is de kwaliteit in plaats van prijs en volume. Van groot belang is om de kwaliteit inzichtelijk te maken door de uitkomsten te meten. Indicatoren om de kwaliteit te meten hebben zowel betrekking op de individuele beleving van inwoners (klanttevredenheid) als op de maatschappelijke effecten. Hierover heeft u meer kunnen lezen in hoofdstuk 2, Opdrachtgeverschap en financieel kader.
4.2.1 Samenwerking Samenwerking met andere partijen is essentieel, zowel op het gebied van signalering, op preventief vlak als bij het maken van een arrangement/ één-gezin-één plan (1G1P). Onderstaande partijen zijn belangrijke partijen, wat niet wil zeggen dat dit een volledig overzicht is. De komende periode zal de samenwerking met partners verder vorm gegeven worden. Huisartsen De huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over ziekte en gezondheid. Huisartsen hebben in hun spreekuur te maken met veel vragen en problemen waar zij zelf het antwoord niet op kunnen geven, maar waar de gemeente en de betreffende inwoners wel mee aan de slag kunnen. Huisartsen krijgen bovendien in de Jeugdwet de bevoegdheid om naar alle vormen van jeugdhulp te verwijzen. Het is daarom vanzelfsprekend dat gemeenten met huisartsen (maar ook met artsen en medisch specialisten) afspraken maken. Ter ondersteuning van de samenwerking tussen huisartsen, sociale teams en andere partners in het werkveld zijn met de Regionale Organisatie voor Huisartsen in Midden Holland (ROMH) zijn daarvoor de volgende werkafspraken overeengekomen: 1. Huisartsen in Midden Holland maken geen onderdeel uit van de lokale sociale teams. Wel is er een verbinding tussen de huisartsen en de sociale teams. 2. Per coöperatie van huisartsen worden afspraken gemaakt over de verbinding. Vanuit het sociaal team is er één vaste contactpersoon per coöperatie. De contactpersoon wordt gezamenlijk door gemeente en coöperatie aangewezen. 3. De samenwerking met de huisartsen bevat in ieder geval de volgende onderdelen: Wederzijdse consultatie; Kennisdeling ten aanzien van het eigen werkveld; Kennis van elkaars werkwijze van toeleiding tot zorg, ook voor gemeenten; Bekendheid met het lokale sociale team; Het verwijsrecht van huisartsen wordt door de gemeenten niet ingeperkt ten opzichte van de huidige situatie; De privacy van inwoners en patiënten wordt gewaarborgd. Informatie-uitwisseling vindt alleen plaats in het kader van 1G1P met toestemming van de betrokken burger/patiënt. Dit alles binnen de hiervoor geldende wet- en regelgeving. Voor de uitwisseling van persoonsgegevens wordt een gezamenlijk privacyreglement worden opgesteld. Deze regionale afspraken zijn uitgangspunt voor de vervolgafspraken op lokaal niveau tussen de sociale teams en de huisartsen.
7
De Jeugdwet definieert voorzieningen waarvoor een beschikking vereist is als ‘individuele voorzieningen’; de Wmo2015 spreekt in deze context over ‘maatwerkvoorzieningen’. In deze notitie wordt de term ‘maatwerkvoorziening’ gehanteerd waarbij eveneens gedoeld wordt op ‘individuele voorzieningen’.
41
Scholen Zowel in het preventieve jeugdbeleid als in het onderwijs gaat het om kinderen, jongeren en hun ouders, en we zijn erop gericht dat onze kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. Met de decentralisatie van de jeugdzorg en de invoering van Passend onderwijs worden gemeenten en schoolbesturen gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen zorg voor kinderen en jongeren en onderwijsondersteuning. Naast duidelijk onderscheiden eigen verantwoordelijkheden hebben de partners een gezamenlijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid: het zorgen voor samenhang tussen onderwijsondersteuning in de school en jeugd- en welzijnsvoorzieningen, opvoedings- en opgroeiondersteuning en jeugdhulp buiten de school. En in bredere zin ook voor samenhang ten aanzien van voor- en vroegschoolse educatie, voortijdig schoolverlaten en de overgang onderwijs-arbeidsmarkt. De verschillende verantwoordelijkheden als het gaat om de decentralisatie van de jeugdzorg en passend onderwijs zijn in het volgende schema (van de VNG) helder weer gegeven.
Figuur 9: schematische rolverdeling decentralisatie van de jeugdzorg en passend onderwijs
Het schema laat zien welke thema’s op het snijvlak van de onderscheiden verantwoordelijkheden liggen. Het laat zien dat ook wanneer de wetgeving de primaire uitvoeringstaak bij één partij legt, een thema op het snijvlak kan liggen. Het schema is een hulpmiddel om met behoud van de onderscheiden verantwoordelijkheden afstemming en samenhang te realiseren in de gemeentelijke zorg voor jeugd en passend onderwijs. Schoolbesturen krijgen met de start van passend onderwijs een zorgplicht en werken hierbij samen in een door de minister vastgesteld en regionaal afgebakend samenwerkingsverband 8. Door de 8
Uitgezonderd het reformatorisch onderwijs dat een landelijk samenwerkingsverband voor PO en VO heeft gevormd.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
42
43
verantwoordelijkheden dicht bij de scholen te beleggen kan beter worden aangesloten bij de ondersteuningsvraag van kinderen/jongeren en de specifieke kenmerken van het samenwerkingsverband. Goede ondersteuning in de reguliere scholen kan voorkomen dat kinderen en jongeren verwezen moeten worden naar het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Voor kinderen die dat echt nodig hebben, blijft het SBO en (V)SO bestaan. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs formuleren hun beleid in een ondersteuningsplan. Dat plan wordt op grond van “op overeenstemming gericht overleg” met de betrokken gemeenten besproken. Als gemeente maken we lokale afspraken met scholen om aan te sluiten bij de zorgstructuur in het onderwijs. Om kinderen, ouders en leerkrachten, die dit nodig hebben, te ondersteunen richten alle scholen een ondersteuningsteam in. Onderdeel van dit team is een professional (in de praktijk vaak de schoolmaatschappelijk werker) die ook daadwerkelijk (kortdurende) hulp en/of ondersteuning kan verlenen. Deze persoon is fysiek op de school aanwezig en eerste aanspreekpunt voor ondersteuningsvragen. 1. Naast deze professional heeft iedere school een schakelfunctionaris. Deze functionaris heeft een band met de school en is voldoende aanwezig om een bekend gezicht te zijn. Wij zien de jeugdarts van een school deze rol op zich nemen. 2. De schakelfunctionaris komt in beeld als de problemen de school te boven gaan. Hij of zij is dan de verbinding voor de betreffende school en leerling met het sociaal team van de woonplaats van de leerling. 3. Vanuit het ondersteuningsteam in het onderwijs kan – net als bij de sociale teams – gebruik worden gemaakt van experts. De experts kunnen om advies worden gevraagd op het gebied van opgroeien en opvoeden, bij 1G1P, of als er een maatwerkvoorziening nodig is. Daar waar een expert al betrokken is vanuit onderwijs of voor gezinsproblemen, wordt deze zo veel mogelijk benut voor vragen uit beide gebieden. In bepaalde gevallen kan deze expert mogelijk ook de 2de deskundige zijn die nodig is voor het afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring voor het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Wijkverpleegkundigen Per 2015 wordt verpleging en verzorging overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. De huisarts en wijkverpleegkundige vormen daarmee samen de toegang tot langdurige zorg. Zorg en ondersteuning moeten inwoners in staat stellen zo lang mogelijk in eigen omgeving te blijven. Het gaat bij wijkverpleging om een andere manier van zorg verlenen, waarbij de focus ligt op zelfredzaamheid, ontzorgen, kwaliteit van leven en gepast zorggebruik. De samenwerking met zorgverzekeraars over deze functie wordt in 2e helft 2014 nader uitgewerkt. Schuldhulpverlening Een belangrijk uitgangspunt van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is het voorkomen en wegnemen van drempels die de participatie van burgers belemmeren. Het is economisch niet verantwoord en uit sociaal oogpunt niet wenselijk dat mensen buiten de samenleving komen te staan. De gemeente investeert daarom in maatregelen die de mogelijkheden tot participatie vergroten, waarbij participatie op de arbeidsmarkt voorop staat. Een belemmering bij arbeidsparticipatie zijn (problematische) schulden. Het is daarbij van groot belang om (problematische) schulden te voorkomen of op te lossen. Hiervoor zijn schuldenaren en schuldeisers in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. Als mensen toch hulp nodig hebben, kunnen zij bij Ferm Werk terecht. Woningbouw Huurwoningen in onze gemeente worden verhuurd door Mozaïek Wonen en woningbouwvereniging Reeuwijk. Samenwerking is van belang bij het voorkomen van huurachterstanden en indien deze er wel zijn het oplossen daarvan en het voorkomen van ontruimingen. Ook wordt de samenwerking gezocht om buurten leefbaar te houden. Samenwerken met werkgevers Werkgevers zijn onmisbare partners om werkzoekenden met en zonder beperking aan een baan te kunnen helpen. Ferm Werk voert voor onze gemeente de taak uit om mensen aan werk te kunnen helpen. We treden als actieve netwerkpartner op om de aansluiting tussen bedrijfsleven en onderwijs te
44
verbeteren en werkmogelijkheden te creëren voor werkzoekenden met en zonder arbeidsbeperking. We besteden nadrukkelijk aandacht aan het faciliteren van ondernemersinitiatieven in combinatie met werkgelegenheidsontwikkeling, ook voor arbeidsgehandicapten. Bij het aan het werk helpen of houden van mensen werken we nauw samen met uitzendbureaus. Ook die samenwerking zullen we de komende jaren continueren zodat onze werkzoekenden meer kans maken op een baan of groei daar naartoe. Zo maken wij onderdeel uit van een stevig netwerk dat zich inzet voor goed technisch opgeleid personeel dat bestaat uit bedrijven, onderwijsinstellingen uit Woerden en omgeving en uit de gemeenten Woerden, Montfoort, Bodegraven-Reeuwijk en Oudewater. Het Woerdens Techniek Talent’ (WTT) zet zich in om opleidingen en bedrijfsleven zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten door onder andere een kwaliteitsbewaking van het beroepsonderwijs door het bedrijfsleven zowel op het gebied van (bij) scholing van vakdocenten als op het gebied van het onder de loep nemen van de praktijklessen. Jaarlijks in november vinden de techniek driedaagse plaats voor leerlingen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs plaats. We willen het netwerk verder uitbouwen en breder inzetten.
4.3 Ondersteuning in de vorm van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen De Wmo 2015 maakt onderscheid tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning; Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen: 1. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, 2. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor, noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen, 3. ten behoeve van beschermd wonen en opvang. Volgens de wet worden algemene voorzieningen geboden aan ingezetenen die maatschappelijke ondersteuning behoeven. Maatwerkvoorzieningen worden geboden ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie aan ingezetenen van de gemeente die daartoe op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk niet of onvoldoende in staat zijn. Alle maatwerkvoorzieningen worden regionaal ingekocht. Wat betreft de hulpmiddelen en het collectief vraagafhankelijk vervoer is reeds sprake van regionale inkoop. Dit betreffen lopende contracten respectievelijk tot 1 januari 2016 en 1 juli 2016 lopen.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
45
4.3.1 De ontwikkeling van algemene voorzieningen De lokale uitdaging met lokale (welzijns)partners en zorgaanbieders ligt op het vlak van de ontwikkeling van algemene voorzieningen. In onze gemeente is sprake van een breed aanbod aan algemene voorzieningen. Voor een overzicht van deze voorzieningen verwijzen wij u naar bijlage 6.
aanbod en ontwikkeling van nieuw aanbod aan algemene voorzieningen. In de navolgende onderdelen benoemen we specifiek een aantal (te ontwikkelen) algemene voorzieningen. Figuur 10: toekomstige voorzieningen
Slimme verbindingen tussen SAM(inzet van vrijwilligers), Ferm Werk (inzet van inwoners met een afstand tot de arbeidsmarkt) en zorgaanbieders (inzet van inwoners met een beperking met behoefte aan invulling van de dag) zijn bij de (her)ontwikkeling van algemene voorzieningen van belang. Voor de hulp bij het huishouden en begeleiding (individueel of groep) is de volgende structuur opgezet. Voor de kortdurende begeleiding speelt de inzet en ontwikkeling van het sociaal team een leidende rol. Voor wat betreft de participatie aan de samenleving en het kortdurend verblijf zijn SAM en Ferm Werk belangrijke partners. Samen met hen en de zorgaanbieders werken we aan herontwikkeling van het bestaande
Algemene voorziening voor huishoudelijke diensten We willen de mogelijkheden onderzoeken waarbij, met het geleidelijk verdwijnen (onderdelen) van de hulp bij het huishouden, een algemene voorziening wordt gecreëerd voor huishoudelijke diensten voor mensen die dit zelf niet meer kunnen (heel concreet kan daarbij gedacht worden aan het aanbieden van een was-/strijkservice of voor het ramen zemen enz.).
Financiële ondersteuning De laatste jaren is de aandacht voor financiële ondersteuning van inwoners gegroeid. Eén op de zes huishoudens heeft te kampen met schulden. Financiële problemen kunnen allerlei oorzaken hebben, zoals werkloosheid, scheiding of het verlies van een gezinslid. Vaak is het voor inwoners moeilijk om financiële problemen alleen op te lossen. In onze gemeente wordt een aantal diensten geboden die inwoners ondersteunen bij financiële problemen. Deze diensten gaan van preventief naar curatief, en van algemene voorziening naar maatwerkvoorziening. Als algemene voorziening biedt de Vrijwillige ondersteuning thuis administratie (Vota) met inzet van deskundige vrijwilligers op individuele
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
basis ondersteuning. De ondersteuning is gericht op het op orde brengen van administratie en financiën zodat de inwoner het overzicht weer terug krijgt. Hiermee wordt preventief gehandeld. De dienstverlening kan ervoor zorgen dat de schulden niet verder oplopen en daarmee schuldsanering wordt voorkomen. Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich de inzet vanuit Ferm Werk. Ferm Werk biedt met de inzet van schuldhulpverleningstrajecten wanneer schulden en onbetaalde rekening uit de hand dreigen te lopen. Wanneer dit aan de orde is kan een beroep worden gedaan op de schuldhulpverlening om de financiële situatie weer op orde te brengen. Indien nodig kan daarbij een schuldenregeling worden getroffen 46
of kan ondersteuning worden geboden bij een beroep op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Nadrukkelijke aandacht is er voor de aansluiting tussen beide producten. Hiermee wordt voorkomen dat de vrijwilligers van Vota te zwaar en te lang worden belast met de financiële problematiek van inwoners en de hulpverlening te maken krijgt met onregelbare situaties. Budgetbeheer Met de wijzigingen in het sociaal domein komen er op het vlak van de financiële ondersteuning nieuwe vraagstukken bij. Vanuit de decentralisatie van begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning is gebleken dat professionele begeleiding vaak wordt ingezet voor het financieel op orde brengen en houden van het huishouden van mensen met een beperking.
Een andere constatering is dat mensen met een beperking als gevolg van hun beperking soms niet leerbaar zijn hun eigen financiën te regelen en beheren. Hiervoor kan een zogenaamd beschermingsbewind worden uitgesproken door de rechtbank. Maar er is ook een mogelijkheid om op vrijwillige basis mee te werken aan preventief budgetbeheer. Dit product wordt op dit moment geleverd aan 10 inwoners met een psychische beperking door de firma Kwintes. Deze dienstverlening valt met ingang van 1 januari 2015 niet langer onder de maatwerkvoorziening begeleiding zoals deze regionaal wordt ingekocht. Bij budgetbeheer beheren professionals het geld van inwoners. Zij zorgen ervoor dat de inwoner niet meer uitgeeft dan er binnen komt. Van het inkomen worden eerst de vaste lasten betaald en wordt gereserveerd voor onvoorziene omstandigheden en/of aflossing aan de schuldeisers. Een deel van het geld krijgt de inwoner om van te leven.
Dit roept de vraag op of hierin een beweging kan worden gemaakt van maatwerk door de begeleider van een zorgaanbieder naar algemeen door Vota. In 2015 wordt op individueel niveau deze beoordeling gemaakt om de beweging van maatwerk naar algemeen verder vorm te geven.
We streven naar het zo simpel mogelijk inrichten van de financiële ondersteuning en dit over zo min mogelijk partijen te verdelen. Daarom is in eerste instantie het streven de dienstverlening van Ferm Werk op dit vlak uit te breiden.
Dagbesteding gericht op participatie
beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. In Bodegraven-Reeuwijk is de ondersteuning van mantelzorgers goed geregeld. De Stichting Welzijn Ouderen Bodegraven (onderdeel van SAM) en Palet welzijn hebben hier een belangrijke taak in. Met de komst van de Wmo 2015 moet ondersteuning van mantelzorgers (nog) beter worden. Door de nadruk op de eigen kracht en het sociaal netwerk van inwoners neemt de druk op mantelzorgers naar verwachting toe. De mantelzorgondersteuning is gericht op mantelzorgers van jeugdigen en mensen die zorg ontvangen in het kader van de zorgverzekeringswet.
Binnen onze gemeente is reeds sprake van algemene voorzieningen gericht op participatie en spelen ontwikkelingen voor nieuw aanbod. Voor een overzicht van deze voorzieningen wordt u verwezen naar bijlage 6. Algemene voorzieningen in dagbesteding gericht op participatie moet beschikbaar komen voor alle deelpopulaties, jong of oud, beperkt of niet beperkt. We stimuleren en faciliteren initiatieven van welzijnspartners en zorgaanbieders die aansluiten en bijdragen aan de doelstelling om te komen tot een algemene voorziening met als doel participatie aan de samenleving.
Ondersteuning mantelzorgers De wet geeft aan dat er sprake is van mantelzorg wanneer hulp wordt geboden ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie,
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
47
Door landelijke afschaffing van het mantelzorgcompliment9 komen middelen van het Rijk beschikbaar om mantelzorgers extra te ondersteunen en te waarderen. We willen deze ondersteuning bieden door het huidige mantelzorgbeleid, gebaseerd op de basisfuncties van het ministerie van VWS, voort te zetten en te versterken. Wij geven daarbij de ruimte voor nieuwe mogelijkheden van respijtzorg. In Bodegraven-Reeuwijk zijn naar schatting (op basis van inwonerstevredenheidsonderzoek 2012) 2 op de 10 inwoners mantelzorgers. Ongeveer 20% van deze groep verleent mantelzorg voor 8 uur per week of meer dan 8 uur per week. De belangrijkste reden om mantelzorg als belastend te ervaren is dat de mantelzorger een grote verantwoordelijkheid ervaart wat het emotioneel zwaar maakt. Daarnaast is het vaak ook fysiek zwaar en is er minder of geen tijd voor eigen, ontspannende activiteiten. Onlangs is nog gebleken uit onderzoek van Mezzo, de landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwiligerszorg, dat mantelzorgers steeds vaker verwachten respijtzorg nodig te hebben: een professional of vrijwilliger die hun zorgtaak tijdelijk overneemt. Ook in onze gemeente is er naar verwachting meer respijtzorg nodig en sluit de behoefte niet altijd aan op het aanbod. Hier willen we op inzetten.
Wat gaan we extra doen voor mantelzorgers? Behalve het lotgenotencontact en de mogelijkheid om de last of verantwoordelijkheid te delen met anderen, is voor mantelzorgers praktische en financiële hulp heel belangrijk. Mezzo heeft ons voorgerekend dat een mantelzorger gemiddeld € 1.100 aan (aan de mantelzorg gerelateerde) kosten heeft (bron: Mezzo/SCP, 2011). Het bieden van een lokaal mantelzorgcompliment blijkt in de praktijk ingewikkeld terwijl we als gemeente juist bureaucratische rompslomp willen voorkomen. De uitvoeringskosten voor een lokaal mantelzorgcompliment zijn in verhouding hoog. Er zijn ook geen goede criteria
bekend/beschikbaar om te bepalen wie een mantelzorgcompliment ontvangt. Hierdoor vallen er altijd mantelzorgers tussen wal en schip. We kiezen daarom niet voor een generiek jaarlijks bedrag. Respijtzorg Het is belangrijk om de last voor mantelzorgers op andere manieren te verlichten als daar behoefte aan is. Op dit moment wordt er weinig gebruik gemaakt van kortdurend verblijf. Juist deze voorziening kan een belangrijke vorm van respijtzorg zijn voor mantelzorgers. Daarnaast is er bij mantelzorgers meer behoefte aan respijtzorg/ mogelijkheden om er tussenuit te gaan samen met degene waar de mantelzorger voor zorgt. Denk aan respijtweekenden of mogelijkheden om samen op vakantie te gaan. Daarom willen wij inzetten op: Het bekend maken van het huidige aanbod op het gebied van respijtzorg. Denk hierbij aan het kortdurend verblijf en de dagbesteding nieuwe stijl. Het uitbreiden van respijtvoorzieningen en het zoeken naar innovatieve vormen van respijtzorg (met inzet van vrijwilligers). Uit landelijk onderzoek blijft dat hier in de toekomst alleen maar meer behoefte aan is. Niet praten over – maar praten met mantelzorgers Wat vinden mantelzorgers eigenlijk zelf? Door middel van het netwerk Mantelzorg en de informatie uit het inwonerstevredenheidsonderzoek (eenmaal in de 2 jaar) willen we mantelzorgers rechtstreeks benaderen om te toetsen of het beleid nog steeds op het goede spoor zit en op welke manier we kunnen bijsturen. We onderzoeken, in samenwerking met de Wmo raad en het netwerk Mantelzorg, of we een flexibel platform van mantelzorgers kunnen opzetten.
9
De huidige grondslag voor het mantelzorgcompliment houdt per 1 januari 2015 op te bestaan. Het criterium voor het mantelzorgcompliment is nu dat de aanvrager een extramurale indicatie op grond van de AWBZ heeft. De inwoner vraagt voor zijn/haar mantelzorger als blijk van waardering het mantelzorgcompliment aan van € 200,00 per jaar. Er kan slechts voor één mantelzorger worden aangevraagd, dus niet voor meerdere mantelzorgers.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
48
Ondersteuning vrijwilligers Binnen het sociaal domein gaan we uit van de eigen kracht en inzet van het netwerk om inwoners heen. Met de inzet van het vrijwilligersbeleid willen we dit zoveel mogelijk versterken. De decentralisaties vragen een nieuwe manier van betrokkenheid van burgers. En betrokkenheid van organisaties bij hun omgeving. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de overheid de zorg of voorzieningen biedt die de samenleving belangrijk vindt. Verantwoordelijkheden en taken komen bij inwoners te liggen. Er wordt daarom een steeds groter beroep gedaan op vrijwilligers. Maar: vrijwilligers vinden en binden is geen sinecure. Vrijwilligers zijn niet gratis. Vrijwillige inzet vraagt coördinatie, begeleiding en deskundigheidsbevordering. De Vrijwilligerscentrale Erkend Talent is onze uitvoeringspartner als het gaat om het vrijwilligersbeleid. De inzet van Erkend Talent is nadrukkelijk gericht op persoonlijke aandacht
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
bij de matching van vrijwilliger en organisatie, de waardering van vrijwilligers vanuit de organisaties zelf en het versterken van het vrijwilligerswerk door middel van vraaggerichte deskundigheidsbevordering. Een directe koppeling van het vrijwilligerswerk met de ontwikkelingen binnen het sociaal domein is in 2013 op initiatief van een aantal zorgaanbieders (Kwintes, Gemiva en stichting Philadelphia) gemaakt. Zoekend naar mogelijkheden en verbreding richting 2015 hebben deze zorgaanbieders contact gezocht met Erkend Talent en andere zorgaanbieders in onze gemeente om elkaar te inspireren. Expliciet is daarin uitgesproken dat we werken aan: inzet van vrijwilligers bij de invulling van behoeften van inwoners met een beperking; inzet van inwoners met een beperking als vrijwilliger.
49
Cliëntondersteuning Cliëntondersteuning richt zich op het versterken van de eigen kracht en het netwerk van kwetsbare inwoners. Per 1 januari 2015 worden gemeenten op grond van de Wmo 2015 verplicht om cliëntondersteuning als kostenloze algemene voorziening te organiseren. De vorm waarin gemeente de cliëntondersteuning aanbiedt, mag een gemeente zelf bepalen. Het gaat om twee soorten cliëntondersteuning: 1. Voorafgaand aan of tijdens het onderzoek dat de gemeente doet bij een inwoner of huishouden om de ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen, kan die persoon verzoeken om onafhankelijke ondersteuning die naast hem/haar staat en diens belang kan dienen. Hierbij kan hij of zij ook altijd iemand uit zijn/haar eigen netwerk meenemen. Deze helpt in het gesprek en ondersteunt bij het verkrijgen van maatschappelijke ondersteuning; 2. Het kortdurend ondersteunen van mensen die verminderd zelfredzaam zijn, bijvoorbeeld bij het oplossen van een situatie die te complex is om door de cliënt en zijn/haar sociale netwerk op te laten lossen. Deze vorm is altijd gericht op het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. We streven ernaar inwoners zoveel mogelijk te ondersteunen. Dit doen we in eerste instantie door een toegankelijk informatie en adviesfunctie, die mensen in staat stelt op eigen kracht hun weg te vinden. Ook bij een concrete ondersteuningsvraag verwachten we dat een cliënt allereerst wordt bijgestaan door iemand uit zijn directe omgeving of sociaal netwerk. Binnen Ferm Werk wordt gewerkt aan de cliëntenraad Ferm Werk. Aan Puree (cliëntenparticipatie op grond van de WWB), de Wsw-raad, de Regionale Adviesraad Werk en Bijstand (RAWB) en de participatieraad Montfoort is gevraagd om te komen tot een cliëntenraad voor Ferm Werk. De verwachting is dat deze raad na de zomer van 2014 wordt opgericht. We willen de mogelijkheden verkennen om te komen tot een meer integrale beleidsadvisering over het brede sociaal domein. Ook zal er met de nieuwe taken voor de gemeente een nieuwe cliëntgroep bij komen, wat betekent dat de cliëntparticipatie breder moet worden vormgegeven. We onderzoeken daarom een model voor inspraak- en medezeggenschap voor het gehele sociaal domein.
Invloed op het eigen hulpverleningsproces In onze gemeente vinden wij het belangrijk dat cliënten de ruimte krijgen om vorm en inhoud te geven aan hun eigen hulp- of ondersteuningsplan. Om optimaal te kunnen participeren in de eigen hulp zijn een aantal randvoorwaarden belangrijk:
Er wordt zoveel mogelijk gewerkt met een vaste hulpverlener, bij voorkeur twee zodat zij elkaar kunnen vervangen. Belangrijk is aandacht voor een goede match met de hulpverlener. Er is aandacht voor de mogelijkheid tot wisselen van hulpverlener mocht blijken dat er onvoldoende match is tussen de hulpverlener en de inwoner/het gezin. Er is niet alleen aandacht voor de problemen, maar er is ook aandacht voor zingeving, talentontwikkeling en het voorkomen van nieuwe problemen. Er is aandacht voor het verhaal van de inwoner.
Participatie in de zorginstelling Het is het van belang dat instellingen cliëntparticipatie mogelijk maken. De gemeente maakt daarvoor bij de inkoop randvoorwaardelijke afspraken.
Klachtbehandeling Voor klachten over medewerkers van de gemeente, geldt de gemeentelijke klachtenregeling. Wanneer de klacht niet naar tevredenheid is behandeld, is er een mogelijkheid om de klacht extern te laten beoordelen door de Nationale Ombudsman. Zorgaanbieders treffen regelingen voor de behandeling van klachten over gedragingen van werknemers van hun eigen organisatie. De gemeente maakt afspraken met aanbieders over het instellen van een klachtenregeling.
Vertrouwenspersoon Conform de jeugdwet moet het college ervoor zorgen dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Het college dient jeugdigen en ouders er ook
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
50
op te wijzen dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Voor het organiseren en financieren van de vertrouwenspersoon sluiten we aan bij landelijke afspraken (via VNG). De uitvoering zal dichtbij de cliënt (waar mogelijk lokaal) geregeld worden.
4.3.2 De ontwikkeling van maatwerkvoorzieningen Hulp bij het huishouden In het regeerakkoord van Rutte II werd een bezuiniging van 75% opgenomen op de hulp bij het huishouden. In het daaropvolgende zorgakkoord werd deze bezuiniging teruggebracht tot 40%. Effectief blijft er per 1 januari 2015 60% van het huidige budget voor hulp bij het huishouden over in de Wmo 2015. Gedurende de looptijd van dit beleidsplan (2015-2018) blijft het product hulp bij het huishouden gehandhaafd. De benodigde bezuiniging wordt binnen het bestaande product gerealiseerd. Bij alle huidige inwoners met hulp bij het huishouden bekijken we persoonlijke situatie zorgvuldig en in samenspraak opnieuw. Hierbij kijken we scherp naar wat men zelf nog kan, of waar familie of relaties bij kunnen helpen. Hulp bij het huishouden kopen we regionaal in. Het persoonsgebonden budget gaat via een trekkingsrecht lopen bij de Sociale Verzekerings Bank (SVB). Achtergrond: van een schoon huis naar een gestructureerd huishouden De huishouding is in de Wmo 2015 geen doel op zich. We steken vandaag de dag minder tijd in het huishouden dan vroeger. Waar vroeger maandag de wasdag was, werken nu in veel gezinnen beide partners en worden de huishoudelijke taken beperkt tot het hoogst noodzakelijke. De huishouding moet ‘lopen’. De huishouding is meer een middel geworden, dat bijdraagt aan het kunnen functioneren van het gezin. Ook is te zien dat steeds vaker schoonmaakhulp wordt ingezet. De omschrijving in de nieuwe Wmo 2015 sluit aan bij de huishouding als middel. Zelfredzaamheid en participatie zijn doelen en daarbij moet men geen belemmering bevinden van het huishouden. Het moet op orde zijn, vormt de basis maar is vooral onderdeel van het goed laten functioneren van het geheel. De toekomstige groep cliënten bestaat onder andere uit inwoners, waarbij hulp bij het huishouden onderdeel is van een breder zorgarrangement. Bij deze doelgroep speelt er meer dan een huis dat schoon moet zijn. Toekomst van de hulp bij het huishouden De verdere toekomst van de hulp bij het huishouden verkennen we langs twee lijnen tijdens de looptijd van dit beleidsplan: 1) hulp bij het huishouden binnen de Wmo gericht op het voorkomen van ernstige verwaarlozing; 2) hulp bij het huishouden via een regeling buiten de Wmo voor mensen die het niet kunnen betalen. Scenario’s hierin zijn het voorzetten van de huidige systematiek als maatwerkvoorziening (al dan niet met aanpassingen) en het scenario van hulp bij het huishouden als algemene voorziening.
Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ is opgenomen dat de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de regeling compensatie eigen risico (CER) worden afgeschaft. De regelingen hebben naar de mening van de regering niet het beoogde effect; namelijk het compenseren van meerkosten ten gevolge van chronische ziekte of handicap voor mensen die dat echt nodig hebben. De inkomensondersteuning wordt overgeheveld naar gemeenten, omdat de landelijke regelingen te ongericht waren. Naar schatting bedragen de middelen beschikbaar voor onze gemeente in 2015: € 322.000. Het aantal inwoners dat in 2013 gebruik maakte van de Wtcg en CER was 3.464 personen.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
51
Als gemeente krijgen we beleidsvrijheid om ondersteuning op maat te regelen: passend bij de individuele behoeften en mogelijkheden van de inwoner, gericht op zelfredzaamheid en participatie, via Wmo-voorzieningen of inkomenssteun (individuele bijzondere bijstand). In de wet is het volgende opgenomen: Bij verordening kan worden bepaald dat door het college aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Voor de invulling van de maatwerkvoorziening inkomensondersteuning zijn diverse opties mogelijk. Voor een overzicht verwijzen we naar bijlage 7. Op basis hiervan hanteren we de volgende uitgangspunten in de verdere uitwerking: De beschikbare middelen komen zo veel mogelijk terecht bij de mensen die dit (financieel) nodig hebben; De uitvoeringskosten moeten zo laag mogelijk zijn; Het bereik van de doelgroep moet zo groot mogelijk zijn. Vanuit deze uitgangspunten zetten we in op het verbinden van de middelen aan regelingen binnen Ferm Werk. (Voor 2014 wordt wat betreft de afschaffing van de CER aangesloten bij de regeling chronisch zieken en gehandicapten, categoriale bijzondere bijstand). Voor 2015 wordt wat betreft de afschaffing van de Wtcg in eerste instantie aangesloten bij het aanbieden van een meer uitgebreid pakket in het kader van de collectieve ziektekostenverzekering.
Arbeidsmatige dagbesteding Vanwege de decentralisaties worden gemeenten vanaf 2015 de uitvoerder van de arbeidsmatige dagbesteding. Arbeidsmatige dagbesteding is een maatwerkvoorziening Een nieuwe verantwoordelijkheid die onderdeel wordt van de hele participatieketen van mensen die veel ondersteuning nodig hebben om te participeren: van beschut werk, arbeidsmatige dagbesteding tot mensen die bijna werkfit zijn.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Er zijn diverse dwarsverbanden, zoals met economie (werkgeversdienstverlening/benadering), onderwijs (jongerenaanpak) en zorg & welzijn (arbeidsmatige dagbesteding valt, juridisch gezien, onder de nieuwe Wmo) en de Wlz (een deel van die doelgroep kan ook baat hebben bij arbeidsmatige dagbesteding). Voor mensen die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben wordt meer de nadruk gelegd op het weer meedoen in de maatschappij. Dit participeren kan ultiem ook in een vorm van werk zijn. Dit betekent een belangrijke plaats voor de begeleiding die daarvoor geboden kan worden binnen de driehoek: werk, zorg en welzijn. De positionering van arbeidsmatige dagbesteding zit duidelijk tussen de Wmo en de Participatiewet. Wij willen naar een situatie toe waarin relatief vergelijkbare groepen mensen niet anders behandeld worden als gevolg van de regeling waaronder zij vallen. Rekening houdend met de transitie binnen het Sociaal Domein, bijbehorende bezuinigingen, het stimuleren van samenwerkingsmogelijkheden en de mogelijkheden voor wederzijdse uitwisseling van deskundigheid, geloven wij in de kansen door het leggen van verbindingen.
52
Vanuit de AWBZ is in 2013 zwaar gekort op de hoogte van de vergoeding voor vervoer. Wij hebben dit deels teruggezien in de gestegen kosten voor het CVV maar hebben ook vernomen dat inwoners hun dagbesteding dichter bij de woonplaats zochten en dat minder gebruik werd gemaakt van dagbesteding. Het vervoer naar arbeidsmatige dagbesteding wordt voor 2015 ingekocht middels het regionale inkoopproces. Bij de inkoop van de trajecten wordt de aanbieder daarin direct verantwoordelijk voor het vervoer. Voor de periode na 2015 wordt gekeken naar andere mogelijkheden. Binnen onze gemeente wordt op een aantal plekken arbeidsmatige dagbesteding geboden. Ook spelen op initiatief van zorgaanbieders en maatschappelijke partners een aantal ontwikkelingen. Voor een overzicht van de vormen van dagbesteding en de lopende ontwikkelingen wordt u verwezen naar bijlage 8. Binnen ons lokale beeld wordt met partners gezocht naar mogelijkheden om het lokale aanbod uit te breiden, daarin de beweging van maatwerk naar algemeen te maken om te komen tot verbetering van de positie op de participatieladder met als ultiem uitgangspunt de uitstroom naar betaalde arbeid.
Vervoer De decentralisaties hebben gevolgen voor de vervoerstaken van gemeenten. Naast leerlingenvervoer, Wsw- en Wmo-vervoer komt de vervoerscomponent van de huidige AWBZ-functie Begeleiding en vervoer in het kader van de jeugdzorg erbij. Regionaal werken we aan de integrale aanpak van vervoer binnen het sociaal domein. We houden hierbij rekening met de volgende kaders: 1. Versterking van het gebruik van het openbaar vervoer 2. Meer transparante en uniforme inrichting/ organisatie van het vervoer binnen het gehele sociale domein (in plaats van veel vormen van vervoer, verschillende vervoerders, tarieven etc)
Ondersteuning bij arbeidsinschakeling van mensen met arbeidsvermogen Met de invoering van de Participatiewet is de gemeente straks meer verantwoordelijk voor de ondersteuning bij arbeidsinschakeling van mensen met arbeidsvermogen. Dit omvat een brede doelgroep van mensen met en zonder een Participatiewet-uitkering en met en zonder beperking. Een grotere doelgroep met krappe budgetten, maakt het maken van keuzes noodzakelijk. Voor de inzet van capaciteit en budget kiest de gemeente als eerste voor mensen met een Participatiewet-uitkering die kunnen werken. Focus is om hen te stimuleren om zo snel mogelijk weer zelf aan het werk te gaan en zo nodig daarbij te helpen. Hierdoor worden de uitkeringslasten voor de gemeente beperkt. Waar het niet-uitkeringsgerechtigden betreft legt de gemeente prioriteit bij jongeren tot 27 jaar en mensen die ondersteuning richting werk nodig hebben om een uitweg te creëren uit sociale multiproblematiek. Voor het Participatiebeleid hanteren we voor de periode 2015-2018 de volgende 4 speerpunten: Wie kan, werkt aan werk! Plek op de arbeidsmarkt voor arbeidsbeperkten Jongeren zijn de toekomst Samenwerken aan participatie
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
53
Ad. 1 We richten de financiële prikkels zo in dat werken loont Werken moet aantrekkelijk zijn en voor de cliënt meer opleveren dan een uitkering. Tegelijk willen we als gemeente zorgen voor de financieel kwetsbaren in onze samenleving. Bij de inrichting van de regelingen binnen het armoedebeleid minimaliseren we de terugval in inkomen door het wegvallen van aanvullende regelingen bij het verdienen van het minimuminkomen (armoedeval). Aan Ferm Werk is reeds verzocht om re-integratietrajecten op te stellen die ervoor zorgen dat alle cliënten die kunnen werken en geen arbeidsbeperking hebben, voorbereid zijn op de arbeidsmarkt en ondertussen actief zijn in de samenleving. Dus: wie kan, werkt aan werk!. De kracht zal liggen in het actief inspelen op de kansen die op de arbeidsmarkt ontstaan en cliënten te ondersteunen bij het verhogen van de zelfredzaamheid. Voorkomen moet worden dat door de inzet van re-integratietrajecten reguliere banen worden verdrongen. Bij de vormgeving van re-integratietrajecten zal het voorkomen van verdringing een expliciet aandachtspunt zijn. Scherpere verplichtingen, zwaardere straffen en striktere handhaving Tegelijk met de invoering van de Participatiewet worden ook landelijk de verplichtingen voor mensen met een bijstandsuitkering aangescherpt (Wet Maatregelen WWB). Er zijn minder mogelijkheden voor een ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichtingen en voor de wettelijk geüniformeerde verplichtingen moet de gemeente een straf opleggen van 100% korting, waarmee de uitkering feitelijk op 0 euro per maand terecht komt. Ferm Werk handhaaft strikt om misbruik van uitkeringen te voorkomen. Ad. 2 Wie een arbeidsbeperking heeft, heeft vaak nog wel mogelijkheden om zelf (een deel van) zijn inkomen te verdienen op de arbeidsmarkt, mits hij/zij op de juiste wijze wordt gefaciliteerd en ondersteund. Tot op dit moment is het merendeel van deze doelgroep die werkt, actief in een Wsw-dienstverband, maar de Wsw wordt vanaf 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. Hoofddoel van de Participatiewet is om meer mensen met een beperking aan de slag te helpen op de reguliere arbeidsmarkt. Om deze verandering tot stand te brengen heeft het Kabinet met de sociale partners afgesproken dat werkgevers landelijk 100.000 garantiebanen ter beschikking stellen tot 2026 voor deze doelgroep. De overheidssector doet daar nog 25.000 banen bij. Indien in de eerste jaren niet voldoende voortgang wordt gemaakt met het realiseren van deze banen, zal een quotum per bedrijf van kracht worden (Quotumwet nog in voorbereiding). In 2015 en 2016 zijn de mensen op de huidige Wsw-wachtlijst en de Wajong’ers als prioritaire doelgroep aangewezen. De VNG en sociale partners hebben in de landelijke Werkkamer afspraken gemaakt over hoe zij gaan samenwerken om deze banen ook daadwerkelijk te realiseren en een indicatieve verdeling gemaakt van de garantiebanen over de arbeidsmarktregio’s. Voor de arbeidsmarktregio Midden-Holland betekent dit dat er tussen nu en 2016 onderstaande garantiebanen moeten worden gerealiseerd: Aantal garantiebanen Marktsector
175
Overheidssector (incl. onderwijs)
75
Wel moeten we realistisch blijven: blijkende uit de hoge werkloosheidcijfers zijn vraag en aanbod op de arbeidsmarkt ook in onze regio niet goed op elkaar afgestemd. Ingezet moet daarom worden om goede matches tot stand te brengen, waardoor zowel de bedrijven als de werknemers zich optimaal kunnen ontwikkelen. Waar nodig kunnen we ondersteunen vanuit een eenduidig basisinstrumentarium dat op het niveau van de arbeidsmarktregio wordt ingericht. Ferm Werk overlegt met (grote) bedrijven om hen te interesseren ook een bijdrage te leveren aan de invulling van de ambities voor het realiseren van de garantiebanen. Uiteindelijk zijn het de bedrijven die de stap moeten zetten om vanuit hun maatschappelijke betrokkenheid een bijdrage te leveren aan de ambities die de sociale partners op landelijk niveau hebben gesteld.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
54
We geven zelf het goede voorbeeld We willen zelf het goede voorbeeld geven, waar het gaat om het realiseren van garantiebanen. Hoewel er binnen de gemeente al diverse medewerkers via Ferm Werk actief zijn, gaan we onderzoeken of er nog meer mogelijkheden zijn om bij vervulling van vacatures allereerst af te wegen of zij via Ferm Werk kan worden ingevuld. Daarnaast gaan we in gesprek met onderwijsinstellingen en subsidiepartners over hun mogelijkheden om garantiebanen te realiseren. We werken samen met de arbeidsmarktregio aan het Werkbedrijf Bodegraven-Reeuwijk zal met de centrumgemeente voor de arbeidsmarktregio Midden-Holland Gouda zich inzetten om samen met bedrijven en UWV deze Garantiebanen ook daadwerkelijk te realiseren. Hiervoor wordt, net als in alle andere arbeidsmarktregio’s, de goede dialoog tussen werkgevers, werknemersorganisaties, onderwijs en gemeenten uitgebouwd leidend tot het samen opzetten van het Werkbedrijf. Het Werkbedrijf gaat fungeren als netwerkorganisatie, waarbij nadrukkelijk ook gebruik zal worden gemaakt van de inzet en expertise van de al bestaande Werkgeversservicepunten. Het UWV en Ferm Werk nemen een bijzondere positie in, vanwege hun ervaring met de bemiddeling van de doelgroep. Een van de eerste stappen om de aanpak en samenwerking vorm te gaan geven, is het werken aan een gezamenlijk marktbewerkingsplan voor de doelgroep arbeidsbeperkten. Het intensief betrekken van het bedrijfsleven hierbij leidt tot een vruchtbare samenwerking tussen hen met Ferm Werk dat vervolgens moet leiden tot besparingen op het gebied van de uitvoering van de Participatiewet. We werken toe naar één loket voor werkgevers in de regio die aan de slag willen met garantiebanen en een regionaal beschikbaar eenduidig vormgegeven basisinstrumentarium om werkgevers te ondersteunen bij het in dienst nemen en houden van arbeidsbeperkten. Dit basispakket bestaat in ieder geval uit de instrumenten die genoemd zijn door de landelijke Werkkamer (o.a. loonkostensubsidie, beschut werken, jobcoaching). In bijlage 9 is deze lijst opgenomen. We werken aan een gezonde toekomsts van ons SW-bedrijf Ferm Werk Ferm Werk voert voor de gemeenten Woerden, Bodegraven-Reeuwijk, Montfoort en Oudewater de Wet Sociale Werkvoorziening uit via een Gemeenschappelijke Regeling. Met ingang van 2015 is er geen instroom van nieuwe Wsw’ers meer mogelijk en tegelijk wordt de rijkssubsidie voor de Wsw de komende jaren afgebouwd. Ad. 3 Met de decentralisaties krijgt de gemeente (en dus Ferm Werk) de verantwoordelijkheid over een bredere doelgroep jongeren. Voor wat betreft de Participatiewet is de taak om ondersteuning bij arbeidsinschakeling te realiseren voor jongeren (zonder en met een arbeidsbeperking)met arbeidsvermogen. Het Rijk heeft gekozen om dit vorm te geven via een ingroeimodel: de gemeente krijgt de verantwoordelijkheid voor de nieuwe instroom van jongeren met een beperkt arbeidsvermogen die voorheen in de Wajong zouden stromen. De huidige Wajong’ers met arbeidsvermogen worden niet overgedragen van het UWV naar de gemeente. Werk en Inkomen werkt nauw samen met de sociale teams jeugd Jongeren met én zonder beperking kunnen in een kwetsbare positie zitten. Daar waar nodig zal Ferm Werk samen optrekken met het sociaal team om ook integraal te zorgen voor de goede voorwaarden om hen een plek op de arbeidsmarkt te laten vinden. De combinatie met de decentralisatie Jeugdzorg betekent dat de gemeente het credo ‘Jongeren zijn de toekomst’ steeds meer integraal kan benaderen. De komende jaren gebruiken we om deze transformatie geleidelijk in te richten. We ondersteunen alle jongeren (18-27 jaar) bij zoeken naar werk Jongeren hebben het vermogen zich te ontwikkelen en zich aan te passen aan veranderende tijden. Tegelijk zijn zij kwetsbaar, zeker daar waar het gaat om jongeren die arbeidsbeperkt zijn. Op de arbeidsmarkt geldt dat zeker ook: ook in Bodegraven-Reeuwijk is de jeugdwerkloosheid de afgelopen jaren opgelopen. Zij die nu geen goede start maken lopen het risico structureel een achterstand op de arbeidsmarkt op te bouwen en mogelijk langdurig afhankelijk te worden van inkomensondersteuning van de overheid. Het behalen van een startkwalificatie is een belangrijke schakel richting de toekomst. Daarom kiest deze
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
55
gemeente er voor om zich bij de bestrijding van jeugdwerkloosheid en de stimulering van werken naar vermogen zich niet te beperken tot de doelgroep met een participatiewet-uitkering, maar ook de nietuitkeringsgerechtigde jongeren te ondersteunen bij hun arbeidsinschakeling. Jongeren zonder arbeidsbeperking ondersteunen we gericht met Europese subsidie (Actieplan Jeugdwerkloosheid) Om jongeren zonder arbeidsbeperking naar werk toe te leiden of hun mogelijkheden op betaald werk te vergroten, wordt binnen het actieplan jeugdwerkloosheid ondersteuning geboden in de vorm van tijdelijke loonkostensubsidies en leerwerkbanen en taal-werktrajecten voor jongeren die een inburgeringstraject hebben gevolgd, maar de taal nog onvoldoende beheersen. Daarnaast wordt ondersteuning geboden aan alleenstaande ouders en jongeren met (multi) problematiek, met als doel hun kwalificaties te verbeteren zodat op termijn betaald werk beter realiseerbaar is. Ook worden jongeren (samen met het RMC) gestimuleerd om langer door te leren en een opleiding te kiezen met een arbeidsmarktperspectief. We gaan intensiever samenwerken met de VSO/PRO scholen Jongeren met een arbeidsbeperking zitten veelal op VSO (Voortgezet Speciaal onderwijs) of PRO (Praktijkonderwijs) scholen of volgen Leerwegondersteunend onderwijs. Dat betekent dat deze doelgroep daar al goed in beeld is. Waar uitval dreigt, is dit bij de scholen of het RMC bekend. Samenwerking met deze scholen is dan ook cruciaal om een goede start te maken op de arbeidsmarkt. Ferm Werk komt feitelijk pas in beeld als deze jongeren 18 jaar zijn geworden en de kwalificatieplicht is afgelopen. Echter, veel 16 en 17 jarigen zitten al op een stage via school. Het UWV voert met de individuele scholen op leerlingniveau overleg om te bezien of deze stages omgezet kunnen worden in een werkplek, of hoe de bemiddeling in de periode daarna goed kan worden vormgegeven. Zo nodig biedt het UWV daarbij ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Met de decentralisatie van de Wajong wordt de gemeente verantwoordelijk voor deze taak. Ferm Werk zal dan ook actief gaan deelnemen aan dit overleg en de bemiddeling van deze jongeren meenemen in de aanpak binnen het regionale werkbedrijf. Daarbij helpt het dat de jongeren die in 2015 en 2016 een beroep doen op de Participatiewet in plaats van de Wajong behoren tot de prioritaire doelgroep van de garantiebanen. In het kader van de invoering passend onderwijs komt er nog meer aandacht voor de zorgstructuren op de scholen met als doel: eerder signaleren, eerder handelen en op tijd de nodige expertise inschakelen. In de gemeenschappelijke paragraaf Midden Holland gemeenten – samenwerkingsverbanden passend onderwijs is dit nader uitgewerkt. Aansluiting van het V(S)O op de toeleiding naar werk of arbeidsmatige dagbesteding is als concreet thema voor de ontwikkelingsagenda benoemd. Deze gemeenschappelijke paragraaf is door alle partijen ondertekend. We stellen individuele studietoeslag beschikbaar aan jongeren met een arbeidsbeperking Een deel van de jongeren met een arbeidsbeperking kan en wil studeren. Ontwikkeling van talenten is voor iedereen van belang, maar zeker voor deze doelgroep. Bovendien verbetert dit hun kansen op de arbeidsmarkt. Echter een gedeelte van deze studenten kan door hun beperking niet of moeilijk een bijbaan hebben naast hun studie en zullen ook na hun studie meer moeite hebben met het vinden van een (voltijds) baan of een baan op niveau waardoor zij een studielening moeilijker zouden kunnen afbetalen. Om te voorkomen dat deze jongeren drempels ervaren om te studeren, zal de gemeente – gelijkend op de regeling die het UWV hanteerde - een individuele studietoeslag beschikbaar stellen aan jongeren met een arbeidsbeperking. Het Dagelijks Bestuur van Ferm Werk zal hiertoe een verordening ontwikkelen die beoogd wordt om per 1 januari 2015 in werking te treden.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
56
Ad. 4 De sociale teams en Ferm Werk werken samen bij multiproblematiek Er is sprake van multiproblematiek bij gezinnen en personen die langdurig te maken hebben met twee of meer samenhangende en elkaar mogelijk versterkende problemen én niet in staat is/zijn tot het ontwikkelen en voeren van regie ten aanzien van de beheersing of oplossing van het complex aan problemen, waardoor deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt problematisch is. Deze mensen zullen veelal bij één van de sociale teams terechtkomen, waar een 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur wordt ingezet. Bij een deel van deze mensen zal ook participatie en re-integratie naar werk een belangrijk onderdeel van het plan zijn om te komen tot een oplossing voor de problemen. Voor deze doelgroep zal het sociaal team en Ferm Werk nauw gaan samenwerken aan 1 huishouden,1 plan, 1 regisseur, waarbij de re-integratie integraal onderdeel uitmaakt van het plan. Hierbij wordt de ervaring van de kennisgebieden gebundeld tot een effectieve aanpak. Binnen het sociaal deelfonds maken we een budget vrij om re-integratie vorm te kunnen geven voor personen of gezinnen die bij een sociaal team in begeleiding zijn en geen uitkering van de gemeente ontvangen. Juist hier kan winst worden behaald in de ontschotting van de diverse regelingen, doordat niet financiën, maar ervaring en kennis leidend zijn bij het vormgeven van de aanpak. De hoogte van dit budget zal door het college jaarlijks worden bepaald en zo nodig bijgesteld. De gemeente biedt inkomensondersteuning en leidt door naar zorg en ondersteuning waar nodig Mensen met een Participatiewet-uitkering die door beperkingen (tijdelijk) niet in staat zijn om te werken, kan de gemeente (tijdelijk) van (een deel van) de arbeids-, re-integratie en tegenprestatieplicht ontheffen. Daarmee biedt de gemeente de mogelijkheid om te werken aan herstel en opbouw van de activiteiten terwijl de inkomensvoorziening via de uitkering op orde is. Vanuit Ferm Werk zullen de contacten met deze groep cliënten gericht zijn op de minimaregelingen, de rechtmatige verstrekking van de uitkering en waar nodig schuldhulpverlening. Bij signalering van een zorg of ondersteuningsbehoefte zal er contact worden gelegd met het Sociaal team of meldpunt Zorg en Overlast. We stimuleren het doen van vrijwilligerswerk Cliënten die tijdelijk of duurzaam arbeidsongeschikt zijn hebben vaak fysieke, sociale en/of psychische beperkingen. Meedoen aan de Bodegraafse-Reeuwijkse samenleving in de vorm van vrijwilligerswerk is voor hen een mogelijkheid om aan te sluiten bij de samenleving en zich gewaardeerd te voelen, wat ook belangrijk is voor gezondheid en welbevinden. We zorgen voor activering via dagbesteding wanneer (vrijwilligers-)werk niet mogelijk is Voor wie een beperking heeft en (nog) niet in staat is om vrijwilligerswerk te doen bieden we in de vorm van arbeidsmatige dagbestedingmogelijkheden voor ontplooiing en een zinvolle invulling van de dag. Voor deze dagbesteding zoeken we naar innovatieve vormen waar mensen zoveel mogelijk in reguliere organisaties kunnen functioneren. Binnen de regio Midden Holland stimuleren we pilots voor vernieuwing van het aanbod voor deze doelgroep.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
57
4.4
Veiligheid en gedwongen kader
Gemeenten worden in het nieuwe stelsel verantwoordelijk voor zowel de toeleiding naar als de uitvoering van het gedwongen kader. De gemeente grijpt in als de veiligheid van een jeugdige wordt bedreigd, onder andere door inzet van het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK), Het AMHK is daarnaast niet alleen voor jeugdigen maar voor alle meldingen van geweld in afhankelijkheidssituaties. Bij jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt door de overheid ingegrepen in de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare kinderen en hun ouders. Dit vereist zorgvuldige afwegingen en procedures.
AMHK Per 1 januari 2015 is het AMHK gepositioneerd bij de GGD Hollands-Midden. Alle vragen, signalen en meldingen over kindermishandeling en huiselijk geweld komen binnen bij het AMHK. De werkwijze van het AMHK is gestoeld op twee belangrijke pijlers, zoals ook reeds vastgesteld in de regiovisie ‘Geweld in huiselijke Kring HM 2014-2018’: 1. Het taboe op huiselijk geweld en kindermishandeling doorbreken, waardoor geweld eerder herkend en erkend wordt. Door voorlichting en publiekscampagnes herkennen inwoners het probleem en weten waar ze met hun signalen terecht kunnen. 2. Een efficiënte en effectieve uitvoering zorgt er voor dat het geweld snel en langdurig stopt.
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (Gecertificeerde instellingen) Per 1 januari 2015 kunnen kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering alleen worden uitgevoerd door instellingen die daarvoor gecertificeerd zijn. Vanwege de continuïteit van zorg worden lopende kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering in 2015 nog uitgevoerd door de organisatie die dat in 2014 al deed (Bureaus Jeugdhulp of de Landelijk werkende instellingen). Nieuwe maatregelen en verlengingen van maatregelen dienen te worden uitgevoerd door de GI waar de gemeenten in Midden Holland afspraken mee maken. De toeleiding naar het gedwongen kader wordt geregeld via een Verzoek tot Onderzoek (VTO) aan de RvdK. In de huidige situatie wordt dit verzorgd door BJZ. Het toekomstbeeld is dat het VTO kan worden verzorgd door het AMHK, een GI, het sociaal team en mogelijk door leerplicht. De samenwerking met het Veiligheidshuis is hierbij van belang. Vanaf 2015 gaan we werken met het COBplus. In het COBplus wordt mèt gezinnen gesproken en ook de melder en de casusregisseur vanuit het sociaal team schuift aan. Zo nodig zit al een voogd van de gecertificeerde instelling aan tafel. Partners binnen de jeugdhulpketen besluiten dus in het bijzijn van ouders en het kind of het gezin (nog) in aanmerking komt voor hulpverlening binnen het vrijwillig kader of dat onderzoek bij de RvdK nodig is. Mocht alsnog een maatregel benodigd blijken dan bepaalt de RvdK vanuit haar deskundigheid welke, door de gemeente gecontracteerde, GI een Jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel mag uitvoeren. Wanneer jeugdige, na een uitspraak van de rechter, bij de GI komen met een advies tot plaatsing in een LWI (Landelijk Werkende Instelling), verwijst de GI op basis van het advies van de RvdK deze jeugdigen door naar de LWI’s.
JeugdzorgPlus Voor de uitvoering van gesloten jeugdhulp is het land in vijf zogenaamde zorggebieden verdeeld. De hele provincie Zuid-Holland (inclusief de stadsregio’s) vormt de regio Zuidwest. Op bovenregionaal niveau (regio Zuidwest) worden afspraken gemaakt die borgen dat voldoende capaciteit voor de regio beschikbaar is en gelijktijdig wordt samengewerkt aan de vermindering van het aantal jeugdigen dat in een gesloten jeugdhulpvoorziening terecht komt. Een bijzondere eigenschap van de JeugdzorgPlus is de ‘leveringsplicht’ voor een gemeente: als de rechter een machtiging afgeeft, dient de gemeente ervoor te zorgen dat de jeugdige geplaatst kan worden. De regio Midden Holland maakt afspraken met de sector over een vastgestelde capaciteit op basis van de verwachte omvang van de vraag en de extra capaciteit die nodig is om de opnamegarantie te kunnen realiseren.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
58
De plaatsing van jeugdigen in JeugdzorgPlus is per zorggebied georganiseerd. Per zorggebied functioneert een plaatsingscoördinatie die verantwoordelijk is voor de plaatsing van jeugdigen bij een zorgaanbieder. De plaatsingscoördinatie doet dit op basis van beschikbaarheid en eventuele inhoudelijke zorg- of veiligheidseisen voortkomend uit de inhoud van de machtiging. De plaatsingcoördinator heeft ook een rol in het monitoren van de zorgvraag en het adviseren over de benodigde capaciteit.
4.1.1 Samenwerking met (netwerk)organisaties Meldpunt Zorg en Overlast Het AMHK is niet los te zien van het Meldpunt Zorg en Overlast. De meldingen bij het Meldpunt betreffen ook vaak zaken waar huiselijk geweld een van de problemen is. Het Meldpunt Zorg en Overlast werkt vanuit die gedachte intensief samen met het AMHK. Er is sprake van wederzijdse afhankelijkheid.
Politie De politie is een belangrijke signaleerder van (on)veiligheid van/ bij kinderen. De politie komt op veel plaatsen in het publieke domein en in veel thuissituaties in gezinnen waar de hulpverlening anders niet zou zijn (binnen)gekomen. De door de (wijk)agenten gesignaleerde overlast, crimineel gedrag, huiselijk geweld en verwaarlozing, worden middels een zogenaamd zorgformulier kenbaar gemaakt bij de hulpverlening. Daarmee is de politie een belangrijke partner. Er is een punt ( de gecertificeerde instelling) waar de politie met zorgmeldingen terecht kan.
Jongeren Preventie Team (JPT) Het JPT is een samenwerkingsverband tussen politie en de GI BJZ (voor heen Bureau Jeugdhulp). De medewerkers werken vindplaatsgericht op het politiebureau, daar hebben zij hun werkplek. Zij werken echter ook ambulant, op school, thuis bij de jongeren en op andere plekken. Het JPT screent, samen met politie, de zorgformulieren en bepaalt waar de signalen in de zorgformulieren naartoe moeten en verzorgt preventieve motiveringsstrajecten bij jongeren en zijn medegezinsleden, die in aanraking zijn gekomen met de politie en waar zorgen over een veiligheidsrisico in het publieke domein over bestaan.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Raad voor de Kinderbescherming In het nieuwe stelsel zullen gemeenten en de RvdK intensief met elkaar gaan samenwerken. Deze afspraken zijn vastgelegd in een samenwerkingsprotocol. Dit dient in de verordening gemeld te worden. In de jeugdwet is het volgende opgenomen over deze samenwerking (artikel 3.1., lid 5 en 6): De Raad en het college leggen de wijze van samenwerken vast in een protocol. In het protocol wordt in ieder geval vastgelegd de wijze waarop de Raad en het college overleggen over welke gecertificeerde instelling in het verzoekschrift aan de rechter wordt opgenomen. Het protocol geldt ook voor de instanties die onder regie van de gemeenten werken, zoals instanties die bevoegd zijn tot het doen van een kinderbeschermingsonderzoek en GI’s die jeugdbescherming en jeugdreclassering in de regio mogen uitvoeren.
Veiligheidshuis Het Veiligheidshuis Hollands Midden is een samenwerkingsverband van gemeentelijke, zorg- en justitiepartners. Zij zorgen er voor dat de veiligheids- en zorgketen met elkaar worden verbonden. Zij zitten samen aan tafel om de problemen van jeugdigen en volwassenen te bespreken en plannen van aanpak op te stellen. Zij kunnen direct zaken samen afstemmen op hun gezamenlijke werkplek in het Veiligheidshuis. Sleutelpartners van het Veiligheidshuis Hollands Midden zijn gemeenten, Openbaar Ministerie, Politie, GGD, Raad voor de Kinderbescherming, GI, Reclassering Nederland, Palier, Leger des Heils, DJI, Halt en Regionaal Bureau Leerplicht.
59
Escalatieprocedure In 2011 lag ter behandeling in de 2e Kamer een voorstel tot wijziging van de Wet op de Jeugdzorg (de huidige nu nog geldende wet), waarbij ook een regeling van escalatie en aanwijzingsbevoegdheid van de gemeente (burgemeester) bij complexe casuïstiek bij het ontbreken van of onvolkomenheid van de regie. In de nieuwe Jeugdwet ontbreekt deze regeling. Vanwege het belang van heldere bevoegdheidstoedeling bij escalatie zal bij de contractvorming met de relevante Jeugdhulpaanbieders deelname verplicht gesteld worden.
Integrale crisisdienst Er komt een intersectorale crisisdienst jeugd met als toekomstbeeld een integrale en intersectorale crisisdienst voor de leeftijd 0100+. De eerste focus van de crisisdienst is overdracht aan het sociaal team binnen een periode van maximaal 48 uur na aanvang van de crisisinterventie. Indien tijdens de crisisinterventie blijkt dat de situatie nog niet
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
zodanig gestabiliseerd is of kan worden, dat overdracht aan het sociaal team kan plaatsvinden, wordt crisishulp ingezet. De crisishulp kenmerkt zich door directie beschikbaarheid, borging van de veiligheid, intensieve gezinsondersteuning en werkend volgens een erkend programma als Families First of Ambulante spoedhulp. Om tijdig passende hulp te kunnen leveren, kan de crisisdienst bij acute nood of crisis direct benodigde zorg inzetten. Het afgeven van de beschikking en verantwoording van de ingezette zorg vindt dan achteraf plaats. De crisisdienst jeugd blijft vooralsnog bij de gecertificeerde instelling (rechtsopvolger van BJZ) ondergebracht. Op het moment dat de crisisdienst wordt uitgebreid naar 0-100+ wordt opnieuw gekeken naar de positionering. Bijlage 10 (Regionaal beleidsplan jeugd voor Midden-Holland) gaat nader in op de kaders en waar mogelijk de uitvoering van regionale jeugdbeleid.
60
4.5
Het overgangsrecht
Overgangsrecht in de Wmo Speciale aandacht verdient het overgangsrecht zoals deze in de Wmo 2015 is opgenomen. In zijn algemeenheid geldt dat voor Wmo-voorzieningen geen overgangsrecht is opgenomen. Inwoners die een voorziening hebben op grond van de huidige Wmo behouden hun recht. Hier hoeft formeel juridisch geen nader besluit op te worden genomen. Echter, door de wetswijziging treedt met ingang van 1 januari 2015 een nieuwe verordening in werking. Dit kan betekenen dat inwoners volgens het nieuwe beleid geen recht meer hebben op een voorziening. Omdat de gemeente te maken heeft met teruglopende budgetten lopen verstrekkingen niet altijd door. Dit geldt in ieder geval voor de hulp bij het huishouden. Bij deze voorziening is sprake van een forse bezuiniging. Bovendien verandert het wettelijke doel van de hulp bij het huishouden. Het toekenningsbeleid wordt daarom aangepast en inwoners worden geherindiceerd. Voor inwoners die hulp bij het huishouden ontvangen wordt in het kader van de zorgvuldigheid een zogenaamde gewenningstermijn geboden om te wennen aan de nieuwe situatie na 1 januari 2015. Mensen met een AWBZ indicatie behouden uiterlijk tot 1 januari 2016 hun recht op zorg. De bestaande klanten waarvan de indicatie wordt voortgezet tot 1 januari 2016 worden in 2015 geleidelijk geherindiceerd en opnieuw toegewezen. De herindicatie gaat in per 1 januari 2016. Indien klanten zowel een indicatie begeleiding als hulp bij het huishouden hebben wordt op basis van de eerst aflopende indicatie voor beide indicaties geherindiceerd. De herindicatie begeleiding gaat pas in als de indicatie begeleiding ook daadwerkelijk afloopt.
Overgangsrecht in de jeugdwet Voor de jeugdwet geldt dat cliënten die op 31-12-2014 in zorg zijn (“zittende” cliënten), deze zorg in 2015 kunnen voortzetten bij de jeugdhulpaanbieder die deze zorg op 31-12-2014 biedt. Het betreft hier alle cliënten die zorg ontvangen waarvoor de gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk worden. Met jeugdhulpaanbieders worden bedoeld zorgaanbieders, aanbieders van jeugdbescherming en jeugdreclassering en de activiteiten die het AMK uitvoert. Continuïteit van zorg geldt voor maximaal één jaar na de transitie (i.c. in 2015), met uitzondering van pleegzorg. Voor de pleegzorg geldt geen maximale duur voor de continuïteit van zorg. Het overgangsrecht is ook van toepassing op Cliënten die op 31-12-2014 een aanspraak hebben op zorg maar die deze zorg op dat moment nog niet krijgen (“wachtlijstcliënten”).
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
61
5. Communicatie Zoals in het Coalitieprogramma beschreven willen wij een open stijl van besturen voeren: verbindend besturen. Inwoners moeten in een vroeg stadium mee kunnen praten. Door actief te informeren worden inwoners betrokken en uitgenodigd om mee te denken. In de Kadernota Communicatie omschrijven we de dat we als gemeente beleid hebben dat in verbinding staat met onze inwoners. De volgende doelstellingen zijn hieraan verbonden; we -
Communiceren open, transparant en integer; Communiceren eigentijds en toekomstgericht; Kiezen bij voorkeur de dialoog; Steken communicatie crossmediaal (gebruiken verschillende vormen van communicatiemiddelen) in en leggen de nadruk op digitaal; Versterken met onze communicatie het karakter en de eigenheid van de dorpen en wijken.
De communicatie op het gebied van de transities als doel: De inwoner te informeren over de transities; De inwoner te informeren over diens situatie; Interne communicatie (medewerkers, bestuur, gemeenteraad); Richting maatschappelijke organisaties communiceren over de transities. Communicatiestrategie De communicatie rondom transities heeft de volgende uitgangspunten: Met één mond spreken: gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk brengen dezelfde boodschap ook al is elke gemeente en zorgorganisatie de officiële afzender. Mondeling gaat voor schriftelijk: bij direct betrokken doelgroepen (medewerkers, vrijwilligers, cliënten) gaat mondelinge communicatie vóór schriftelijke informatie. Communicatie zo veel mogelijk via bestaande communicatiekanalen: gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk hebben vaste communicatiekanalen waar inwoners en cliënten hun informatie ophalen. Die ‘vertrouwde’ kanalen gebruiken we zo veel als mogelijk en sluiten daar met de communicatiemiddelen bij aan. Uiteraard aangevuld met gebruik van social media. Gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk gebruiken de eigen huisstijl voor communicatie over veranderingen binnen de transities. Ter ondersteuning van de kernboodschap is er een slogan/logo gemaakt door gemeente dat de communicatie kan versterken: Samen leven, opgroeien en werken. Communiceren volgens de uitgangspunten van deze communicatiestrategie is niet vrijblijvend. gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk zetten de eigen communicatiekanalen in en houden elkaar op de hoogte van de communicatieacties. Communicatiedoel/doelgroep per fase Communicatie over transities kent drie fasen. Per fase zijn tijdpad, doel, doelgroep en centrale boodschap beschreven. Fase 1 - Betrekken bij beleidsvorming / informeren (tot begin 2014) We hebben al stappen al gezet in de communicatie met ketenpartners en inwoners. In deze fase was communicatie niet uitgewerkt in een actieplan omdat over de gevolgen van de transitie nog weinig concreet te zeggen was. Communicatie verliep via de gebruikelijke kanalen van elke organisatie en gemeente: een proces dat al bij ons en organisaties in het voorjaar van 2013 in gang is gezet. De centrale boodschap is steeds leidend en vooral gericht op de kanteling in denken over aanbieden en ontvangen van zorg door overheid, professionals en bewoners. De boodschap luidt: ‘Op 1 januari 2015 krijgen we te maken met grote veranderingen op het gebied van zorg, ondersteuning, werk en inkomen. De AWBZ verandert, de wet die zorg regelt voor mensen met een beperking en gaat grotendeels op in de nieuwe Wmo. De Jeugdzorg komt in zijn geheel naar gemeente en de Participatiewet doet zijn intrede.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
62
Alle wetten sluiten aan bij de veranderende samenleving. Een samenleving die zich kenmerkt door zelfbewustzijn van inwoners die steeds beter in staat zijn oplossingen te vinden voor de vraagstukken in hun leven. Gemeente en organisaties gaan uit van eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid van burgers. Inwoners weten dat zij een actieve rol krijgen bij het ondersteunen van burgers met een hulpvraag.‘ Doelgroepen Fase 1 (Potentiële) vrijwilligers (in georganiseerd verband) Inwoners/burgers Maatschappelijke partners (Zorg) aanbieders, welzijninstellingen en Ferm Werk Medewerkers zorgaanbieders Familie / vrijwilligers / mantelzorgers Inwoners met hulpvraag College Gemeenteraad Beleidsadviseurs / consulenten Wmo-raad en Puree Doelstellingen Fase 1 Doelgroepen zijn op de hoogte van de komende veranderingen binnen het sociaal domein Doelgroepen voelen zich erkend in hun zorgen en emoties over de veranderingen. Medewerkers gemeenten / zorgaanbieders en ervaringsdeskundigen - professionals en cliënten en hun verzorgers - denken waar mogelijk mee over de vorming van een nieuwe ondersteuningsstructuur. Inwoners en bedrijven weten welke bijdrage van hen wordt verwacht in de nieuwe situatie en zijn bereid die bijdrage naar vermogen te leveren. Fase 2 - Van voorbereiding naar implementatie (januari 2014-juli 2014) Voor gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk is helder wat de transities betekenen voor werkwijze, medewerkers, cliënten, mantelzorgers en vrijwilligersorganisaties. Communicatie is uitgewerkt in een actieplan met basisteksten, een communicatiekalender met belangrijke momenten en een overzicht van zinvolle inzet van middelen. De kernboodschap is als volgt: ‘Overheid en zorgaanbieders nemen eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid van inwoners als uitgangpunt bij een hulpvraag. Het sociaal netwerk van elke hulpvrager krijgt een actieve rol bij de ondersteuning van cliënten. Voor deze mantelzorgers en vrijwilligers is er steun om hun zorgtaak voor langere tijd vol te houden.’ Doelgroepen Fase 2 Betrokken medewerkers gemeente Gezonde inwoners Inwoners met een hulpvraag / cliënt Professionals van uitvoerende organisaties Medewerkers van organisaties die met vrijwilligers werken Vrijwilligers Doelstellingen Fase 2 Alle doelgroepen zijn op de hoogte van het begrip ‘eigen kracht’ als uitgangspunt voor ondersteuning van inwoners met een hulpvraag. Inwoners weten welke vormen van vrijwilligerswerk er zijn Inwoners weten welke ondersteuning er voor vrijwilligers en mantelzorgers is; Meer inwoners zetten zich in als vrijwilliger of mantelzorger; Inwoners begrijpen het belang om een actieve rol op zich nemen bij het ondersteunen van inwoners met een hulpvraag, bijvoorbeeld in de vorm van burenhulp, mantelzorg of vrijwilligerswerk. Gezonde inwoners beseffen dat zij in de toekomst met een eigen hulpvraag baat hebben bij ondersteuning door een sterk sociaal netwerk
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
63
Fase 3 – Van Implementatie naar uitvoering - juli 2014 – januari 2015 In deze fase van de communicatie ligt er voor gemeente en organisaties een actieplan communicatie met tijdlijn en uitgewerkte communicatiemiddelen. Uitvoering van dit actieplan is te zien als een campagne, in het eigen werkgebied. De kernboodschap in deze fase: ‘Vanaf 1 januari 2015 verandert er veel binnen zorg, welzijn, ondersteuning, werk & inkomen. Het betekent voor cliënten van gemeenten en organisaties dat bij elke ondersteuningsvraag allereerst wordt gekeken wat de inwoner nog wel kan en wat het eigen sociaal netwerk van mantelzorg, vrijwilligers en burenhulp kan betekenen. Professionele hulp blijft bestaan. ‘ Doelgroepen Fase 3 College B&W en gemeenteraad Medewerkers gemeente, o.a. consulenten Cliënten Inwoners met een zorgvraag Bestaande cliënten maatschappelijke zaken Kwetsbare inwoners Medewerkers en professionals zorgaanbieders Alle inwoners gemeente Doelstellingen Fase 3 Inwoners met een hulpvraag bekijken allereerst of het eigen sociaal netwerk kan ondersteunen. Inwoners met een hulpvraag die aankloppen bij gemeente, zorg-/ welzijnsinstellingen en Ferm Werk kijken samen met hen naar de inzet van het sociaal netwerk voor ondersteuning. Gezonde inwoners nemen een actieve rol bij het ondersteunen van inwoners met een hulpvraag Vrijwilligers en mantelzorgers vinden en accepteren steun in hun werk voor een hulpvrager Colleges en gemeenteraden dragen nieuw beleid uit en staan achter het principe van ‘eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid’ Belangrijk aandachtspunt verder is dat er goede afstemming in de regio is tussen de communicatiemedewerkers om tijd en middelen efficiënt in te zetten en goede voorbeelden uit te wisselen. Vanaf 2015 maken we jaarlijks maken we een communicatie(uitvoerings)plan. Naar elkaar luisteren, oog en oor hebben voor elkaars perspectief en uitgaan van de kwaliteiten van de cliënt en de expertise van de professional staat daarbij centraal. In gesprek blijven met alle doelgroepen, van elkaar leren. We vertellen waar we staan, welke uitdagingen er nog liggen én waar we naar toe willen. We doen dit door te communiceren met hoofd en hart en positieve verhalen te delen. Zo nemen wij u en iedereen mee.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
64
Bijlagen Bijlage 1 Overzicht (boven)regionale en landelijke taken en functies jeugdhulp Regionaal aanbod Met de invoering van de nieuwe Jeugdwet wordt de gemeente verantwoordelijk voor: De (voorheen) provinciaal gefinancierde jeugdhulp, hieronder valt Toegang (nu nog bij Bureau Jeugdhulp), Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de kindertelefoon, ambulante en residentiele zorg en pleegzorg. De jeugd-GGZ De jeugd-VB (verstandelijke beperking) De extramurale AWBZ-functies voor jeugdigen met een somatische, lichamelijke of zintuiglijke beperking Gesloten jeugdhulp Jeugdbescherming Jeugdreclassering De (voorheen) provinciaal gefinancierde jeugdhulp Deze zorg is bedoeld voor jeugdigen die met (ernstige) opvoed- en opgroeiproblemen te maken hebben en voor jeugdigen van wie de veiligheid in gevaar is en voor jeugdigen die een strafbaar feit hebben gepleegd (jeugdreclassering). Er bestaat vrijwillige jeugdhulp en gedwongen jeugdhulp. Hieronder geven wij een nadere uitwerking van de verschillende deelproducten. De kindertelefoon behoort tot de landelijk in te kopen functies. AMHK (Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) Het AMHK richt zich integraal op het voorkomen en terugdringen van huiselijk geweld en kindermishandeling in de diverse vormen. Denk naast kindermishandeling en verwaarlozing bijvoorbeeld aan partnergeweld, ouderenmishandeling, ontspoorde zorg, eergerelateerd geweld, meisjesbesnijdenis, uithuwelijking, gedwongen prostitutie en andere vormen van seksueel geweld. Niet zelden is sprake van OGGz (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) gerelateerde multi-problematiek, zoals een combinatie met schulden, alcoholmisbruik of andere vormen van verslaving of problematiek als psychische ontsporing en verwaarlozing of verloedering. Jeugdbescherming Jeugdbescherming is een maatregel die de kinderrechter dwingend oplegt wanneer een gezonde en veilige ontwikkeling van een kind of jeugdige (ernstig) wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet (voldoende) helpt. Kinderen of jongeren die een jeugdbeschermingsmaatregel krijgen, zijn 0 tot 18 jaar. Jeugdbeschermers ook wel gezinsvoogden genoemd, voeren deze maatregels uit. Jeugdreclassering Jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e één of meer delicten hebben gepleegd en vervolgens met justitie in aanraking zijn gekomen, worden door de jeugdreclassering begeleid. De begeleiding kan ook na hun 18e jaar uitgevoerd worden. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve hulp aan en controle op een jongere. Het doel van jeugdreclassering is om recidive (herhaling/terugval) te voorkomen en de jongere weer op het rechte pad te brengen en te houden. Aan het begin van de maatregel stelt de jeugdreclasseerder hiervoor een plan op. Jeugdreclassering kan gedwongen worden op gelegd door de kinderrechter of het Openbaar Ministerie. Jeugdreclassering kan ook vrijwillig zijn. De Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie kan de jeugdreclassering een opdracht geven om een jongere begeleiding te bieden, nog voordat de zitting heeft plaatsgevonden. Jeugdreclassering kan ook worden ingezet als nazorg na het verblijf in een justitiële inrichting. Ook dan is de begeleiding vrijwillig.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
65
JeugdzorgPlus JeugdzorgPlus is een zorgvorm die bedoeld is voor de jeugdige die ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar de volwassenheid ernstig belemmeren. Deze ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat zij zich aan hulp en zorg zullen onttrekken dan wel onttrokken zullen worden. In een dergelijke situatie kan tot een gesloten behandeling worden besloten. De behandeling gaat met beperking van vrijheden gepaard. Jongeren kunnen alleen geplaatst worden met een civielrechtelijke machtiging van de kinderrechter. Pleegzorg Ieder kind heeft recht om op te groeien in een gezin. Soms kan dit niet, door allerlei problemen thuis, op school of met andere mensen. Pleegzorg is dan een oplossing die voor veel kinderen uitkomst biedt. Pleegzorg is een vorm van jeugdhulpverlening waarbij een kind voor bepaalde of onbepaalde tijd niet meer thuis woont en in een pleeggezin gaat wonen. De redenen om pleegzorg in te zetten zijn zeer divers. Meestal hebben de ouders problemen die ervoor zorgen dat het niet verantwoord is om een kind thuis te laten opgroeien. Het is voor een kind dan vaak het beste om tijdelijk of permanent niet meer bij de ouders te wonen. De ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de pleegzorg van hun kind. Als er problemen met kinderen zijn in een gezin, wordt altijd eerst gekeken of deze thuis opgelost kunnen worden. Kan dat niet, dan is pleegzorg de eerste keus. Het is de opvangvorm die het dichtst bij de natuurlijke gezinssituatie blijft. Het recht van kinderen om in een gezin op te groeien staat bij pleegzorg centraal. In eerste instantie wordt in de eigen familie of bij bekenden gezocht naar opvang. Lukt dat niet, dan zoekt een instelling voor pleegzorg een geschikt pleeggezin. Het pleegkind heeft het recht snel te weten bij wie hij kan opgroeien. Het doel van pleegzorg is dat de ouders zelf de opvoeding weer op zich nemen. Als blijkt dat dit onmogelijk is, nemen pleegouders de opvoeding van het kind voor langere tijd op zich. De relatie met de eigen ouders blijft voor kinderen altijd van belang. Bij kinderen die naar verwachting in de toekomst weer terug kunnen naar de eigen ouders onderscheiden wij verschillende varianten. Soms zijn de ouders en/of het kind gebaat bij een regelmatige 'rustperiode’. Plaatsing in een weekend- of vakantiepleeggezin biedt dan uitkomst. Deze vorm van pleegzorg wordt ook ingezet voor kinderen uit kindertehuizen, zodat zij af en toe een normale gezinssituatie meemaken. Een kind dat plotseling uit huis geplaatst moet worden, kan in een crisispleeggezin worden opgevangen. In deze periode wordt gekeken wat de beste vervolgoplossing is. Als er meer tijd nodig is voor een kind, kan gekozen worden voor pleegzorg voor kortere tijd. De duur kan variëren van een paar maanden tot enkele jaren. Deze tijdelijke vorm van pleegzorg noemen wij de 'hulpverleningsvariant’. Het pleeggezin biedt dan een plaats waar het kind verder kan opgroeien. Wij noemen dit ook wel de 'opvoedingsvariant’. Pleegzorg is dus ook een alternatieve vorm van residentiële opvang. Deze kan ook ingezet worden als onderdeel van een traject voor gesloten plaatsing. Dit sluit aan bij de nieuwe Jeugdwet waarin staat dat plaatsing in een gezinsverband in principe de voorkeur heeft als kinderen voor kortere of langere tijd niet thuis kunnen opgroeien. Dit past bij de hedendaagse inzichten over effectieve jeugdhulp: kinderen een zo normaal mogelijke opvoeding geven in een gewoon gezin bij gewone liefdevolle ouders. Pleegzorg past niet alleen goed bij de huidige pedagogische opvattingen en jeugdbeleid, deze vorm van zorg is ook voordeliger dan residentiële zorg. Vanuit deze twee uitgangspunten vinden wij het belangrijk dat de mogelijkheid van pleegzorg als onderdeel van het traject gesloten jeugdhulp en als uitstroomperspectief wordt meegenomen in de vormgeving van de trajecten.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
66
De jeugd-GGZ De jeugd-GGZ biedt zorg en ondersteuning aan kinderen en jongeren (waarbij ook aandacht kan uitgaan naar de opvoerders) met een psychische of psychiatrische beperking. De jeugd-GGZ richt zich op behandeling en genezing (ambulant of maximaal één jaar verblijf om de behandeling te laten slagen). De toegang tot de jeugd-GGZ gaat nu nog via de Toegang of de huisarts. De jeugd-GGZ die zich richt op het bieden van begeleiding of het leveren van langdurige zorg (langer dan één jaar) wordt gefinancierd vanuit de AWBZ. Uitzondering hierop vormt het verblijf in een RIBW. Dit verblijf wordt vanaf dag één bekostigd uit de AWBZ. De jeugd GGZ wordt in onze regio o.a. geleverd door Rivierduinen, Curium, de Jutters en eerstelijns-psychologen en vrijgevestigde psychotherapeuten/psychiaters. De jeugd-VB De jeugd-VB richt zich op kinderen met een (licht) verstandelijke beperking. De extramurale functie begeleiding (individueel en groep) voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar gaat naar de nieuwe Jeugdwet. De decentralisatie van deze (voormalige) AWBZ-functie omvat ook het vervoer van en naar vormen van dagbesteding. Clienten komen alleen in aanmerking voor vervoer vanwege een medische noodzaak. Daarnaast wordt ook de functie kortdurend verblijf voor kinderen en jongeren tot 18 jaar gedecentraliseerd. De functie verblijf in de AWBZ (uitgedrukt in zorgzwaartepakketten) wordt de komende jaren afgebouwd. In de gehandicaptenzorg zijn er verschillende zorgzwaartepakketten voor mensen met een lichtverstandelijke-, een verstandelijke-, een lichamelijke- en/of zintuigelijke beperking. Ook voor jeugdigen die sterk gedragsgestoord zijn en een verstandelijke beperking hebben, is er een zorgzwaartepakket. Per zorgzwaartepakket en per beperking gelden verschillende maatregelen wat betreft afbouw of overgang naar de wet langdurige zorg. Landelijk aanbod Op landelijk niveau is afgesproken om een aantal functies mbt de jeugdhulp landelijk in te kopen. Hiertoe zijn de volgende criteria opgesteld: 1. Aantal cliënten: het aantal cliënten is zodanig klein dat het per regio van gemeenten moeilijk is om daarvoor een goed aanbod te contracteren, waardoor er risico’s ontstaan om cliënten goed te bedienen; 2. Ordening van het aanbod: het aanbod is zodanig gespreid over het land en klein in omvang dat de decentralisatie toe kan leiden tot extra hoge transactiekosten en/of administratieve lasten; 3. (Zorg)inhoud van het aanbod: de inhoud van het aanbod is zodanig specialistisch dat de kans op het organiseren van een substituut op lokaal niveau moeilijk zal zijn en de drempel voor een aanbieder, om dit als nieuwe dienst aan te gaan bieden, hoog is. Toepassing van deze criteria hebben ertoe geleid dat de VNG de volgende functies en aanbieders heeft gekwalificeerd als ‘landelijk’: Voor een overzicht van het huidige gebruik van de voorzieningen verwijzen wij u naar de HHM rapportage die als bijlage (afzonderlijk op te vragen) is toegevoegd.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
67
Landelijke functies Functie 1.
2.
Aanbieders
Huidige landelijke specialismen Jeugdhulp Plus a.
JeugdzorgPlus voor jongeren onder 12 jaar;
Horizon Jeugdhulp en Onderwijs
b.
Zeer intensieve Kortdurende Observatie en Stabilisatie;
Horizon Jeugdhulp en Onderwijs
c.
Gesloten opname van tienermoeders tijdens zwangerschap of met pasgeboren kind.
Intermetzo
GGZ met een landelijke functie: a.
Eetstoornissen;
Altrecht GGZ-Rintveld Rivierduinen – Ursula
b.
Autisme
Dr. Leo Kannerhuis
c.
Persoonlijkheidsstoornissen
De Viersprong
d.
GGZ voor doven en slechthorenden
GGMD
e.
Psychotrauma;
Centrum ‘45
f.
Eergerelateerd geweld/loverboys en prostitutie
Fier Fryslan
3.
Expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties onder 18 jaar.
Kompaan en De Bocht
4.
Jeugd sterk gedragsgestoord licht verstandelijk gehandicapt (j-sglvg)
Ambiq-’s Heeren Loo – Groot Emaus Koraal Groep – de la Salle Pluryn – De Beele
5.
Gespecialiseerde diagnostiek, observatie en exploratieve behandeling aan (L)VB jeugd GGZ met bijkomende complexe problematiek. Forensische jeugdhulp: inzet van erkende gedragsinterventies gericht op het verminderen van recidive bij schorsing voorlopige hechtenis, voorwaardelijke veroordeling of gedragsmaatregel:
De Hondsberg
Functional Family Therapy
Diverse organisaties
6.
a.
Multifunctional Treatment Foster Care
Leger des Heils ,Jeugdhulp & Reclassering
b.
Multidimensionele Familietherapie
Diverse organisaties
c.
Multisystem Therapie
Diverse organisaties
d.
Ouderschap met Liefde en Grenzen
De Waag
Verder is op landelijk niveau de afspraak gemaakt dat de VNG namens alle gemeenten met de volgende organisaties de afspraken maakt en financiert: de Stichting Opvoeden; Landelijke publieke informatiefunctie voor opvoeden, opgroeen en gezondheid voor ouders, opvoeders en jeugdigen (voor vier jaar); de kindertelefoon (voor vier jaar); nazorg in het kader van adoptie (onderdeel van de Stichting Adoptievoorzieningen) (voor twee jaar).
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
68
Bijlage 2 Nadere toelichting op de zeven speerpunten van de visie op het sociaal domein Inwoners staan centraal Het sociaal domein is één geheel: inwoners kunnen niet in gescheiden hokjes worden gestopt. Oplossingen zijn maatwerk vanuit een integrale benadering van de hulpvraag. Indien nodig wordt er verbinding gelegd tussen verschillende leefgebieden. Daarnaast wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met persoonlijke voorkeuren van inwoners. Op cliëntniveau betekent dit dat niet over maar met de cliënt wordt gesproken. Ongeveer 80% tot 85% van onze inwoners kan zichzelf prima redden. Ongeveer 15 tot 20% van de bevolking kan zich, al of niet tijdelijk, niet of onvoldoende zelf redden. Daarvan heeft 2 tot 5 % langdurige en/of gespecialiseerde hulp nodig. De mate waarin iemand kwetsbaar is hangt niet alleen af van de beperking die iemand ervaart, maar vooral van de ‘balans tussen draagkracht en draaglast’. De behoefte aan (professionele) ondersteuning hangt dus af van de mogelijkheden van het individu en de sociale omgeving. Iedereen kan meedoen Gestreefd wordt naar een samenleving die zo is ingericht dat – binnen de budgettaire kaders - iedereen met of zonder beperking naar vermogen overal aan mee kan doen in plaats van dat er allerlei aparte voorzieningen worden getroffen. Dit wordt ook wel een ‘inclusieve samenleving’ genoemd. Gekeken wordt naar wat inwoners wel kunnen, in plaats van wat ze niet kunnen. 1 cliënt/gezin – 1 aanpak – 1 regisseur Dit is de kerngedachte van deze visie op het sociaal domein. Verschillende domeinen van professionals, sociale netwerken en informele aanbieders werken samen indien sprake is van meervoudige en complexe problematiek10. Bij het ondersteuningsplan voor het huishouden betekent dit dat waar nodig een arrangement wordt gemaakt dat eigen kracht, inzet van het sociaal netwerk, informele en formele hulp combineert. Iedereen geeft het goede voorbeeld Eigen kracht ontstaat als mensen hierop worden aangesproken. Ook onszelf spreken we hierop aan. Door onze benaderingswijze aan te passen, integraal te werken en met inwoners het gesprek aan te gaan. Sturen op resultaat We willen niet zozeer de producten, aanbod of organisaties centraal stellen, maar de participatie van onze inwoners. Eigen kracht is de basis Eigen kracht is het vermogen van mensen en hun netwerk om zelf oplossingen en plannen te bedenken voor hun eigen vraagstukken en deze deels ook zelf of samen uit te voeren. Inwoners dragen vanuit hun eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid in eerste instantie bij aan het oplossen hun hulpvragen, die van hun naasten en/of die van hun omgeving. Het doel is dat iedereen zo mee doet aan de samenleving. Investeren in preventie Uitgangspunt is om te investeren en gebruik te maken door inwoners van de 0e lijn en 1e lijn, waarbij oplossingen ‘dichtbij’ worden gezocht in de dagelijkse leefomgeving, het aanboren van sociaal netwerk en eigen kracht, algemene voorzieningen gericht op preventie.
10
Er is sprake van meervoudige en complexe problematiek bij huishoudens wanneer er een verstoring is van draagkracht en draaglast in een huishouden. Dit kan samengaan met twee of meer samenhangende en elkaar mogelijk versterkende complexe problemen op meerdere leefgebieden of waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn. De betrokkene(n) is/zijn niet in staat tot het ontwikkelen en voeren van een adequate regie ten aanzien van de beheersing of oplossing van het complex aan problemen, waardoor deelname aan de samenleving problematisch is.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
69
Bijlage 3 Overzicht risico’s en beheersmaatregelen Nr
Categorie
Risico omschrijving
Beheersmaatregel
1
Politiek
Wijzigingen landelijke wetgeving
Bijstellen (concept) beleidsplan en/of verordening
Complexe besluitvorming regionaal en lokaal
Tijdige voorbereiding en informatievoorziening en zonodig procedures aanpassen
Incidenten vragen onevenredig veel aandacht
Bewustwording en protocollen hoe om te gaan met dergelijke situaties inclusief communicatieplan
Stapeling effecten bij kwetsbare groepen
Monitoring, integrale aanpak, zonodig tijdige ad-hoc oplossingen bieden.
Leveringszekerheid en continuïteit (zorg)aanbieders
Bij inkoop sluitende afspraken maken
Open einde regelingen en de monitoring daarvan in een omgeving waarin het deelfonds sociaal domein bij diverse partijen is ondergebracht.
Monitoring
2
3
Zorginhoudelijk
Financieel
Aanvullende bezuinigingen vanuit het Rijk en/of afschaffing aanvullende rijksbudgetten
Geen, effecten lokaal doorvertalen
Ongunstige uitwerking nieuwe verdeelmodel WWB en WMO
Deelname aan landelijke klankbordgroepen, beïnvloeding via o.a. centrumgemeente(n)
Onduidelijkheid op welke punten de accountant bij jaarrekeningcontrole 2015 gaat letten (rechtmatigheid)
Gesprek met accountant zodat o.a. interne controle adequaat ingericht kan worden.
Open einde regeling voor nieuwe (deels verplichte) instrumenten arbeidsbeperkten, terwijl omvang doelgroep, hoogte en doorloop van kosten vooraf onduidelijk 4
5
Juridisch
Personeel
In verordening collegebevoegdheid vastleggen om plafonds vast te stellen per instrument.
Onjuist of onterecht gebruik van persoonsgegevens
Privacy protocollen tijdig gereed. Klachtenregelingen samenwerkende uitvoeringsorganisaties toetsen en gemeentelijke klachtenregeling waar nodig actualiseren
Onjuiste uitvoering inkoop (aanbestedingsplichtigheid,cont ractbeheer
Juridische ondersteuning inkopers en waar nodig second opinion gespecialiseerd advocaat inwinnen
Uitvoeringsproblemen door tegenstrijdige, onvolledige of incorrecte wet- en regelgeving
Ontwikkeling landelijke regelgeving volgen, voor regionale en lokale beleidskeuzes tijdig regelgeving gereed hebben
Onbevoegd genomen besluiten en/of onbevoegde ondertekende overeenkomsten door ontbrekende mandaten of volmachten
Juridische toetsing interne werkprocessen; benodigde besluiten tot delegatie, mandaten en volmachten laten nemen
Toename aantal bezwaarschriften Onvoldoende tijdig zicht op organisatorische consequenties op decentralisatie op gemeentelijke organisatie
Tijdige aanpassing juridische capaciteit
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
In september verder uitwerken in actieplan
70
6
7
Informatisering en automatisering
Organisatie
Onvoldoende capaciteit voor opvangen extra werkzaamheden gemeentebreed
Uitwerken in genoemd actieplan
Competenties medewerkers niet op niveau en instructies niet op tijd gereed
Idem
Uitbreiding personeel niet of moeilijk kunnen huisvesten Digitale gegevensoverdracht tussen samenwerkingspartijen (intern en extern) verloopt niet goed
Idem
Incorporeren van data is niet op tijd gereed (koppeling)
Initiële levering op tijd laten aanleveren en alvast schonen voor het importeren. De leveranciers moeten importscripts leveren.
ICT infrastructuur om de dienstverlening te ondersteunen is niet op tijd gereed en levert niet de gewenste kwaliteit
In pakket van eisen opnemen dat de stuf- of AZRstandaard moet worden gehanteerd, ontwikkeld door KING
Risico’s Gouda gastheergemeente voor regionale inkoop (o.a. fiscaal, financiële bijdragen overige gemeenten)
Adequaat inrichtingsplan bestuurlijk vastgesteld door deelnemende gemeenten als opdrachtgever.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
Adequaat applicatiebeleid
71
Bijlage 4 Financieel kader
WMO 2015 € 2.541.810,00 Jeugd 2015 € 6.557.822,00 Dit laatste bedrag is lager dan in de decembercirculaire 2013 bekend gemaakt. Het verschil is het maximum van 5%. De verdeling 2015 is voor beiden gebaseerd op historische gegevens. Vanaf 2016 zal een objectief verdeelmodel gehanteerd worden. Dit zal tot herverdeeleffecten leiden. Voor de WMO 2015 zal dit uiterlijk in de septembercirculaire 2014 bekend worden. Voor jeugd zal dat in december 2014 zijn. Wellicht komt er voor de herverdeeleffecten nog een overgangsregeling.
Voor 2015 is er voor Wmo huishoudelijke hulp € 1.880.090,00 beschikbaar. Voor 2014 is dit € 2.571.746,00. Dit betekent € 691.656 minder. De bezuinigingstaakstelling van 40% is hiervan verreweg de grootste oorzaak. Uitgangspunt tot nu toe was dat ook het uitgavenbudget mee omlaag zal gaan.
Er is slechts in geringe mate sprake van nieuw beleid; € 6 miljoen voor wijkteams (sociale teams). Helaas kan dat op dit moment niet herleid worden tot een bedrag voor onze gemeente.
Er is een decentralisatie-uitkering (DU) opgenomen voor Mantelzorg, nieuw en alleen voor 2014. De DU bestaat uit € 9.003. We hebben de UZW (SAM) gevraagd om op basis van deze DU een plan te maken voor een pilot voor kortdurend verblijf (respijtzorg) in onze gemeente, met het oog op de toekomstige gemeentelijke taak om het kortdurend verblijf vorm te geven. Dit werken we verder uit in de komende jaren.
Het bedrag voor 2014 voor Centra voor jeugd en gezin was € 725.678,00 en wordt nu € 723.042,00.
In het participatiebudget zijn budgetten Wsw (zittend bestand Wsw), het budget voor de nieuwe doelgroep van de Participatiewet en de bestaande re-integratiemiddelen voor de huidige doelgroep samengevoegd. Het Wsw-budget voor 2014 bedraagt € 2.095.080 (per SE 26.618) en voorlopige budget voor 2015 bedraagt € 2.046.737 (per SE 26.004). Het bedrag voor de Participatiewet bedraagt in 2014 € 215.222. Ondanks dat de doelgroep wordt vergroot, is het voorlopige budget voor 2015 verlaagd naar € 201.277.
De voorlopige budgetten voor wat betreft de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies worden voor 1 oktober bekendgemaakt.
Zie verder 2.1.4. en 2.2.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015 – 20181.
72
Bijlage 5 Schematische weergave proces Toegang
73
Bijlage 6 Overzicht bestaande algemene voorzieningen Ondersteuning Activiteit
Organisatie
Aantal (bijeenkomsten / personen) op jaarbasis
Opvoedondersteuning, spreekuur
Opvoedbureau, JSO
97 cliënten
Opvoedondersteuning
Centrum voor Jeugd en
137 loketvragen, 12 x 1G1P,
Gezin
125 meldingen Jeugdmatch
Jeugd Preventie Team
28 trajecten (BG) 13 trajecten
Kortdurende hulp voor jongeren die in aanraking zijn gekomen met politie
(RW)
Informatie en advies
Kwadraad
500
begeleidingstrajecten online
Kwadraad
20-40
Begeleidingstrajecten
Kwadraad
200-250
groepsbegeleiding
Kwadraad
10-20
Begeleidingstrajecten in de wijk
Kwadraad
20-40
hulpverleningstrajecten intensief
Kwadraad
30-60
zorgcoördinatie
Kwadraad
10
hulpverleningstrajecten huisverbod
Kwadraad
2
Bereikbaarheid Buiten Kantooruren
Kwadraad
Vast bedrag per inwoner
Vrijwillige Ondersteuning Thuis
VOTA (SWOB en Puree)
20 trajecten tot op heden (sinds
Administratie Klussendienst
oktober 2013) Graag gedaan
70 vragen per jaar (Graag
(vrijwilligers SWOB) en
Gedaan)
Klussendienst in Reeuwijk (vrijwilligersinitatief) Informatieloket
SWOB
25 vragen per jaar
Ouderenadviseur
SWOB
107 personen (Bodegraven) en
Cliëntadviseur (telefonisch spreekuur
Zorgpartners
24 (Driebruggen en Waarder) en desgewenst huisbezoeken) Maaltijdvoorziening
SWOB
cliëntenkeuken
Zorgpartners
Logopedie
GGD
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)
Peuterspeelzalen en
5-15 % van de peuters
sommige kinderopvangorganisati es Boekstart voor pasgeborenen
Bibliotheek De Groene
(leesbevordering, voorkomen
Venen i.s.m. gemeente
laaggeletterdheid)
en CJG-GGD
Iedere pasgeborene
(consultatiebureau) Puk en Ko (leesbevordering,
Bibliotheek De Groene
Voor peuters op peuterspeelzalen
voorkomen laaggeletterdheid)
Venen i.s.m.
met VVE
Peuterspeelzalen Skoolzone (ondersteuning
Bibliotheek De Groene
Voor alle jeugdigen toegankelijk
74
werkstukken)
Venen
Activiteit
Organisatie
HALT trajecten voor jeugdigen die met
Bureau HALT
19 trajecten
Voorlichtingsactiviteiten op scholen
Bureau HALT
43
Weerbaarheidstrainingen
Opvoedbureau (JSO)
Workshops
Opvoedbureau
Vuurwerkvoorlichting
STJJMH
Ambulant jongerenwerk:
STJJMH
Aantal (bijeenkomsten / personen) op jaarbasis
de politie in aanraking zijn gekomen
Informatieverstrekking aan jeugdigen en signalering van problemen Voorlichtingsactiviteiten (seks, alcohol,
Loose End
drugs, vuurwerk) Educatie en voorlichting
Kwadraad
5 bijeenkomsten
Waakvlamcontacten
Kwadraad
20-30 personen
Facebookcursussen en
Bibliotheek De Groene
tabletworkshops
Venen
Gesprekken met mantelzorgers
SWOB/Palet
Informatieverstrekking op gebied van
SWOB/Palet
mantelzorg Contactmiddagen mantelzorgers
SWOB/Palet
Themabijeenkomsten mantelzorgers
SWOB/Palet
Alzheimer café
Individuele initiatieven
Parkinson Café
Individuele initiatieven
Computercursus
SWOB (bij Kerverland)
15-30 deelnemers per keer
Leeskring voor ouderen
SWOB (bij Kerverland)
15-30 deelnemers per keer
Computercursussen
Zorgpartners
Themabijeenkomsten
Zorgpartners
Beweging, cultuur en ontmoeting Activiteit*
Organisatie
Aantal (bijeenkomsten of personen) op jaarbasis
Buurtsport en voetbaltoernooien
STJJMH
Kinderactiviteiten
STJJMH
Meidenwerk
STJJMH
Knutselmiddagen
St. Reeuwijkse Jeugd
Jeugddisco
St. Reeuwijkse Jeugd
Inloop
St. Reeuwijkse Jeugd
Meidenmiddag
St. Reeuwijkse Jeugd
workshops
St. Reeuwijkse Jeugd
Kinder-, tiener- en jongerenwerk
St. Sociaal Cultureel Werk Bodegraven (SSCB)
Sportactiviteiten
St. Sociaal Cultureel Werk Bodegraven (SSCB)
Buitenactiviteiten
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
St. Sociaal Cultureel
75
Werk Bodegraven (SSCB) Vrijwilligersbijeenkomsten
St. Sociaal Cultureel Werk Bodegraven (SSCB)
Vakantiespelen
St. Sociaal Cultureel Werk Bodegraven (SSCB)
Kidsdisco
St. Sociaal Cultureel Werk Bodegraven (SSCB)
Creatieve, culturele en
SWOB
20-40 deelnemers per activiteit
ontmoetingsactiviteiten Ontmoetingsactiviteiten (koffieochtend,
Zorgpartners
biljart, klaverjassen) Beweegactiviteiten
SWOB
15-20 deelnemers per keer, 40 x
Beweegactiviteiten
Zorgpartners
Bibliotheek(bus)
Bibliotheek De Groene
130.000 uitleningen
Venen
(Bodegraven), 85.000 uitleningen
per jaar
(Reeuwijk-Brug), 13.000 uitleningen (bibliobus) *Hiernaast is er vanuit verenigingen, particuliere organisaties, de volksuniversiteit, het Evertshuis, vrijwillig initiatief zoals de dorpsen wijkteams en individuele inwoners een aanbod op het gebied van sport, bewegen, recreatie, cultuur, ontmoeting en educatie.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
76
Bijlage 7 Opties voor invulling maatwerkvoorziening inkomensondersteuning Mogelijkheid
Kenmerken
Voordelen
Nadelen
Wmo
Forfaitair bedrag op basis van indicatie en aanwezigheid van aannemelijke kosten.
Forfaitair bedrag Breed bereik
Geen mogelijkheden om af te stemmen op inkomens- en/of vermogenssituatie Open einde regeling Hoge uitvoeringskosten
Individuele bijzondere bijstand
Regels bijzondere bijstand zijn van toepassing en wordt alleen verstrekt als bijzonder noodzakelijke kosten zich daadwerkelijk voordoen
Komt terecht bij diegene die ook echt kosten maakt
Beperkte doelgroep Open einde regeling Hoge uitvoeringskosten
Individuele bijzondere bijstand op basis van groepskenm erken
Regels bijzondere bijstand zijn van toepassing wordt alleen verstrekt als bijzondere kosten zich daadwerkelijk voordoen. Voor bepaalde groepen wordt de bijzondere noodzakelijkheid aangenomen
Komt terecht bij diegene die ook echt kosten maakt
Beperkte doelgroep Open einde regeling Hoge uitvoeringskosten
Collectieve ziektekosten -verzekering
Uitbreiden van vergoedingenpakket vanuit de ziektekostenverzekering
Minder extra uitvoeringskosten door categoriale aanpak en doordat de beoordeling van de kosten bij de zorgverzekeraar ligt. Ruimte om doelgroep te vergroten.
Doelgroep moet gebruik maken van de gecontracteerde zorgverzekeraar. Onduidelijk of binnen de collectieve ziektekostenverzekering een onderscheid naar doelgroep kan worden gemaakt. Dit wordt verder uitgezocht.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
77
Bijlage 8 Arbeidsmatige dagbesteding en dagbesteding gericht op participatie Dagbesteding gericht op participatie in onze gemeente Het aanbod Dagbesteding vanuit Stichting Welzijn Ouderen Bodegraven (SWOB). De SWOB biedt welzijn en ondersteunende diensten aan alle zelfstandig wonende ouderen in Bodegraven. Dit biedt de SWOB aan met een aantal medewerkers, maar vooral met de inzet van vele vrijwilligers. De dienstverlening is divers en heeft betrekking op: sociale contacten, meer bewegen, creatief bezig zijn, een goed gesprek met de ouderenadviseur, vragen over de woonsituatie, tijdelijke hulp bij klusjes, warme maaltijden en/of personenalarmering. Het aanbod Dagbesteding vanuit Zorgpartners in het dienstencentrum van De Reehorst in Reeuwijk. Het dienstencentrum biedt onder andere de volgende mogelijkheden: Koffie/thee drinken, ontmoeting, meedoen aan verschillende cursussen en activiteiten, nuttigen maaltijd, vieren van verjaardag, restaurant en menukaart. Verder wordt informatie verstrekt als het gaat over ontspanningsactiviteiten vanuit de seniorenvereniging en biljartvereniging, personenalarmering en alarmopvolging, maaltijdvoorziening, thuiszorg en verpleeghuiszorg. Het potentiële aanbod Dagbesteding van Kwintes (in ontwikkeling) Op een locatie in de kern Bodegraven werkt Kwintes (een zorgaanbieder voor mensen met een psychische beperking) een de oprichting van een inloophuis. Vanuit dit inloophuis worden inwonergestuurde activiteiten georganiseerd gericht op participatie. Het inloophuis wordt daarbij open gesteld voor een brede doelgroep als het gaat om mensen met een beperking maar ook voor buurtbewoners en met inzet en hulp van vrijwilligers. Er is daarbij aandacht voor participatie en herstel vanuit de inloop voor wie dat wenst en haalbaar is. Er is een mogelijkheid om deel te nemen aan dagactiviteiten (minimaal sportactiviteiten). Bezoekers vervullen een actieve rol in de inloop. Inwonergestuurde initiatieven (in vorm van dagactiviteiten) worden gestimuleerd en gefaciliteerd, evenals de inzet van vrijwilligers. Ten slotte is op vaste tijden ondersteuning voor de bezoekers beschikbaar (denk aan informatie en advies) Arbeidsmatige dagbesteding in onze gemeente Arbeidsmatige dagbesteding zijn projecten/voorzieningen met een zelfstandig karakter voor mensen met een beperking die (loonvormende) arbeid verrichten, in een niet vrijblijvende sfeer, waarbij zowel kwaliteits- en kwantiteitseisen aan de productie of diensten worden gesteld. Het ultieme doel van arbeidsmatige dagbesteding is uitstroom naar arbeid. Deze vorm van dagbesteding wordt ingezet bij mensen in de leeftijd van 18 tot 67 jaar. De aanwezige voorzieningen die het karakter hebben van een arbeidsmatige dagbesteding met een extramuraal karakter betreffen: De Brouwerij van Stichting Philadelphia. Philadelphia werkt sinds 2004 samen met brouwerij de molen te Bodegraven. Deze samenwerking heeft tot doel mensen met een beperking in een positie te brengen waarin zij er toe doen, vaardigheden opdoen, verplichtingen aangaan, mensen ontmoeten, zich ontwikkelen tot waardige en vrije medeburgers die plezier hebben in hun werk en leven. De Brouwerij biedt dagbesteding aan 17 mensen. Deze mensen komen voornamelijk uit regiogemeenten. 3 deelnemers komen uit de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De Sjop van Ipse de Bruggen. In het centrum van Bodegraven heeft Ipse de Bruggen cadeauwinkel De Sjop. In de werkplaats achter de winkel zijn cliënten met een verstandelijke beperking aan het werk. Ze maken producten, vooral van badstof, zoals handdoeken, baddoeken en slabbetjes of ze maken katoenen keukenschorten. Een aantal cliënten zet speelgoed in elkaar, zoals poppenhuizen en fietsjes. Een aantal mensen verricht eenvoudig inpakwerk. De Sjop bied dagbesteding aan 20 mensen. Deze mensen komen uit Zwammerdam en Bodegraven. 14 deelnemers komen uit Bodegraven-Reeuwijk. De dagbesteding wordt in natura verstrekt aan de deelnemers. In ontwikkeling: Servicegroep voor verpleeghuis De Vijverhof - Gemiva (zorgaanbieder voor mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking). In ontwikkeling: de stichting Duurzaam Bodegraven-Reeuwijk heeft aangegeven mogelijkheden te hebben om het lokaal tuinieren/lokale voedselnetwerken te combineren met arbeidsmatige dagbesteding.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
78
Gespecialiseerde dagbesteding in onze gemeente Dagverzorging Zorgpartners in Rijngaarde en de Reehorst. In Rijngaarde wordt jaarlijks voor 8160 dagdelen dagbesteding verzorgd aan mensen met psychogeriatrische beperkingen. 31 inwoners van onze gemeente maken hiervan gebruik. In de Reehorst wordt ook dagbesteding geboden aan mensen met psychogeriatrische beperkingen. In de Reehorst wordt 4680 dagdelen geboden. Zorgboerderijen Javarust en Nieuw Oostvliet. Beide zorgboerderijen bieden dagbesteding aan ouderen waaronder dementerende ouderen. Zorgboerderij Nieuw Oostvliet biedt ook dagbesteding aan mensen met andere vormen van beperkingen. Op Javarust kunnen 5 cliënten tegelijk terecht. Op Nieuw Oostvliet ongeveer 4 cliënten per dag. Stichting Revisie Stichting Revisie biedt individuele begeleiding en dagbesteding aan mensen met een beperking. Ten slotte: Binnen onze gemeentegrenzen is ook de Stichting Siloah gevestigd. Middels de Dorsvloer bieden zij in een intramurale setting dagbesteding aan mensen met een verstandelijke beperking. Op de Dorsvloer worden aan ongeveer 80 mensen met een verstandelijke beperking dagactiviteiten aangeboden en werk gedaan. Sommige deelnemers wonen thuis en worden vervoerd en andere deelnemers wonen in de aangrenzende intramurale instelling ‘De Akker’. Ook zorgboerderij de Joostenshof in Waarder is een onderdeel van ‘De Akker’. De Akker betreft een intramurale instelling. En valt daarom buiten de scope van deze inventarisatie.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
79
Bijlage 9 Basisinstrumentarium ter ondersteuning van werkgevers bij het in dienst nemen en houden van arbeidsbeperkten Re-integratie instrumenten voor arbeidsgehandicapten (basispakket): Voorstel (doelgroep, voorwaarden) per instrument 1. Beschut werken Opmerking Onderstaande voorstel is onder voorbehoud van de nog te verschijnen AMVB over de wijze waarop het UWV de doelgroepbepaling beschut werken gaat doen11. Verordeningsplicht voor beschut werken Gemeenten zijn verplicht een verordening beschut werken op te stellen, maar zijn niet verplicht daadwerkelijk beschut werken te realiseren. De gemeenteraad moet in een verordening nadere regels over de voorziening beschut werk opstellen (artikel 8a lid 1 onderdeel e Participatiewet). De gemeenteraad moet (cf artikel 10b, lid 4 Participatiewet) in ieder geval regels vaststellen over: De wijze waarop bepaald wordt wie tot de doelgroep beschut werk behoort (voorselectie); Welke voorzieningen worden geboden om beschut werk mogelijk te maken (bv. werkplekaanpassingen, begeleiding, aanpassing werktempo of arbeidsduur); Omvang en aanbod van de voorziening (bv. aantal beschikbare plekken, organisatie van de dienstbetrekking). Re-integratie instrument: beschut werken Doelgroep per 1-1-2015
Beschut werken is voor mensen met een indicatie (van het UWV) voor beschut werken, dus afhankelijk van de indicatiestelling van het UWV. Gemeenten kunnen een voorselectie doen voor: “Mensen die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat ze (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, en voor wie van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze in dienst neemt. Met (structurele) ondersteuning zijn deze mensen wel in staat om arbeid te verrichten (het gaat om mensen die niet voor de garantiebanen in aanmerking komen / (nog) niet bij een reguliere werkgever kunnen werken). Het gaat uitsluitend om personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt (d.w.z. redelijkerwijs niet binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt). (beschrijving uit: Handleiding van de Programmaraad / VNG)”, nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) met recht op gemeentelijke uitkering uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst Wsw voor zover zij een bijstandsuitkering ontvangen Wwb ers met loonwaarde 15%-35WML Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV De loonkostensubsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon, dat houdt in dat het instrument beschut werken niet wordt ingezet voor NUGers, en ook niet voor uitkeringsgerechtigden met een aanvullende uitkering.
Voorstel
In 2015 pilot om ervaring op te doen met dit nieuwe instrument, met name ook ten aanzien van te verwachten doorgoeimogelijkheden (werkt het om een prikkel in te bouwen tot verhogen van arbeidsprestatie zodat loonkostensubsidie verlaagd kan worden, en iemand van beschut werken kan doorstromen naar werken bij een reguliere werkgever met loonkostensubsidie?) Het aantal beschikbare beschut werkplekken wordt gemaximeerd op xx plekken voor de arbeidsmarktregio Midden-Holland12.
11
De Kamer kan het conceptbesluit inzake de AMvB beschut werken na het zomerreces tegemoet zien. De regering streeft naar publicatie van de AMvB beschut werken in november 2014.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
80
De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening. Beschut werken wordt in 2015 ingezet op basis van tijdelijke arbeidsovereenkomsten -voor de duur van 1 jaar – voor maximaal 20 uur per week. Voor mensen op een Beschut Werkenplek is het beloningsniveau 100% WML. Beloning boven het WML in beschut werken wordt niet toegestaan. De werkgever betaalt aan de werknemer het wettelijk minimumloon. Het verschil tussen 100% WML en de loonwaarde is voor rekening van de overheid. (loonkostensubsidie). Beschut werken blijft een vrijwillige voorziening, die dus geweigerd kan worden (vgl. huidige WSW) (gezien het beperkte aantal beschikbare plekken). (motivatie: dure voorziening!) De volgende voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden om beschut werken mogelijk te maken: detachering; werkplekaanpassingen; jobcoaching; uitsplitsing van taken (jobcarving/jobcreatie), begeleiding, aanpassing van werktempo en arbeidsduur. Met een maximum van xxxx euro per persoon. De dienstbetrekking wordt privaatrechtelijk (en niet publiekrechtelijk) georganiseerd. In beginsel wordt beschut werken georganiseerd bij het SW-bedrijf.
2. Loonkostensubsidie Opmerking Onderstaande voorstel is onder voorbehoud van 1. doorrekening van de financiële prognose voor de langere termijn van de kosten van loonkostensubsidie in samenhang met de prognose van de kosten van beschut werken en het nieuwe verdeelmodel BUIG-budget. 2. de criteria voor loonwaardebepaling en welke organisatie deze bepaling mag/gaat doen; hierover wordt meer bekend gemaakt medio 2014. Verordeningsplicht voor loonkostensubsidie De gemeenteraad moet op grond van artikel 6 lid 2 Participatiewet een verordening vaststellen, waarin wordt geregeld: (1) de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep behoort13; en (2) welke systematiek voor het bepalen van de loonwaarde wordt gehanteerd. Daarnaast blijft het facultatief mogelijk om loonkostensubsidie te verstrekken aan kwetsbare werknemers (die niet onder de doelgroep loonkostensubsidie vallen). Deze vorm van loonkostensubsidie kan als re-integratie-instrument worden opgenomen in de Reintegratieverordening (artikel 8a lid 1a). Re-integratie instrument: loonkostensubsidie (lks) Doelgroep per 1-1-2015
De doelgroep voor loonkostensubsidie is als volgt in de wet vastgelegd: “Personen als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a Participatiewet, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het WML (verminderd productief zijn) en wel mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie (artikel 6 lid 1 onder e Participatiewet)”. Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten die te goed zijn voor beschut werken (jongeren!) Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst Wsw. Toelichting: Mensen die algemene bijstand ontvangen of de mensen die wel tot de gemeentelijke doelgroep behoren, maar niet-uitkeringsgerechtigde zijn, ook mensen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, mensen die nu al aan de slag zijn met andere ondersteuning van de gemeente en mensen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of op grond van de
12
Een mogelijkheid zou kunnen zijn het maximum aantal beschut werken plekken te relateren aan de uitstroom uit de VSO- en PRO-scholen, die geen baan heeft. 13 Artikel 10c en 10d geven uitvoeringsregels voor het college omtrent het vaststellen of men behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en het vaststellen van de loonwaarde. Dit wordt verder uitgewerkt in samenhang met het Werkbedrijf.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
81
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) komen in aanmerking voor loonkostensubsidie. Bij verhuizing blijft toekennende gemeente verantwoordelijk voor loonkostensubsidie(!!) Het instrument kan zonodig onbeperkt (tot de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer) worden ingezet. Uitgangspunt is dat loonkostensubsidie bij plaatsing in een garantiebaan structureel is en niet eenmalig (uitgangspunt Werkkamer) Stapeling van subsidies is niet mogelijk. Kabinet en sociale partners zijn overeengekomen dat de compensatie aan de werkgever via één instrument verloopt, namelijk via loonkostensubsidie, en dat de werkgever niet ook deels via de mobiliteitsbonus wordt gecompenseerd. De Mobiliteitsbonus (of premiekorting) heeft dus geen functie voor doelgroep van de Participatiewet. Aanvragen van de indicatiestelling of men tot de doelgroep behoort loonkostensubsidie kan eenmaal per 12 maanden /1 jaar. Herbeoordeling loonwaarde na 1 jaar De hoogte van de subsidie wordt aangepast aan de jaarlijkse loonwaardebepaling De subsidie is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon14. De werkgever betaalt aan de werknemer CAO-loon of als er geen cao-loon is, minimaal het wettelijk minimumloon. Het verschil tussen 100% WML en de loonwaarde is voor rekening van de overheid. Het verschil tussen CAO-loon en 100% WML is voor rekening van de werkgever. Werknemer loon op CAO-niveau Werknemer loon op WML-niveau Werknemer Loonwaarde vastgesteld op bijv. 70 % WML-niveau Werknemer Loonwaarde vastgesteld op < 30% WML Beschut werken
Werkgever betaalt volledige loon Werkgever betaalt volledige loon Werkgever ontvangt loonkostensubsidie voor het verschil tussen Loonwaarde en loon op WML-niveau Werkgever betaalt de extra kosten.
Facultatief: Uitkeringsgerechtigden met een grote afstand die niet onder de wettelijk geregelde doelgroep loonkostensubsidie vallen dit is een andere vorm van loonkostensubsidie! Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar NIET inzetten voor NUG-ers (loont budgettair gezien niet!) NIET inzetten voor uitkeringsgerechtigden met een kleine uitkering (loon budgettair gezien niet!) Loonwaarde minimaal 50% WML (tenzij beschut werk, zie beschut werken) NIET inzetten voor WSW-dienstverband NIET inzetten bij een proefplaatsing of een situatie waarbij een belanghebbende maximaal 3 maanden onbeloonde werkzaamheden heeft verricht bij een werkgever met het oogmerk om te komen tot een reeële vaststelling van de loonwaarde Voorstel
De colleges in de arbeidsmarkregio Miden-Holland bepalen voor 2015 en 2016 een plafondbedrag dat zij maximaal voor loonkostensubsidies willen reserveren. Mensen die tot de doelgroep behoren hebben aanspraak op begeleiding op de werkplek (art 10a) (stapeling van instrumenten). o Proefplaatsing kan een voortraject zijn voor loonkostensubsidie o Mensen voor wie loonkostensubsidie wordt verstrekt komen in principe ook in aanmerking voor begeleiding, jobcoaching, werkplekaanpassing, e.d.tot een door het college nader te bepalen maximumbedrag (afhankelijk van situatie: persoon en evenredigheid kosten).
3. No-risk polis Verordeningsplicht voor de no-risk polis
14
Dit is afgesproken in het sociaal akkoord tussen kabinet en sociale partners. Ondergrens is 30% loonwaarde.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
82
De gemeenteraad moet de hoogte (c.q. welke vergoedingen) en duur van de no-risk polis in de (reintegratie)verordening vastleggen. Re-integratie instrument:no-risk polis Doelgroep
per 1-1-2015
Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die vh in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW Overige uitkeringsgerechtigden met een (groter risico op) ziekte of handicap
Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ouder dan 18 jaar Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Voorstel
De no-risk polis wordt ingezet om werkgevers te stimuleren (aarzelingen rondom uitvalrisico weg te nemen) om werknemers met een ziekte of handicap in dienst te nemen. De voorziening kan worden ingezet als ondersteuning bij de arbeidsinschakeling (art 8a lid 2b). De no-risk polis wordt niet ingezet indien Artikel 29b Ziektewet van toepassing is. De no-risk polis dekt ziekteverzuim van (minimaal) 615, 12 of 24 maanden afhankelijk van de duur van het arbeidscontract, met een maximum van 2 jaar (per arbeidscontract van een werknemer bij dezelfde werkgever). Dus: minimaal een arbeidscontract van 6 maanden De werkgever geeft een verklaring af dat met betrekking tot de aangeboden functie niemand recent is ontslagen. De polis is gebonden aan de werknemer en aan het bedrijf en is dus niet overdraagbaar. De verzekering geldt vanaf de datum van indiensttreding van de werknemer bij de werkgever (dus niet met terugwerkende kracht) of na einde van de proeftijd (keuze werkgever). Per ziekmelding geldt een eigen risicoperiode van 1 week. Indien de werknemer binnen 4 weken na betermelding opnieuw ziek wordt (met dezelfde verzuimoorzaak), dan geldt dit als één ziekmelding. Meldt een werknemer zich ziek, dan krijgt de werkgever vanaf een week ziekteverzuim het (door te betalen) salaris (= de loonschade) van de betreffende werknemer vergoed. Als uitkeringsgrondslag wordt het salaris, zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst, in aanmerking genomen. Er geldt een maximale uitkeringsgrondslag van 2 maal het minimumloon. Bovenop het salaris krijgt de werkgever nog eens 15% extra uitgekeerd als dekking voor de extra werkgeverslasten. Ook krijgt de werkgever begeleiding bij werkzaamheden op grond van de wet Poortwachter. De verzekering keert uit totdat de werknemer volledig is hersteld of tot aan het einde van de looptijd van de verzekering Bij ziekteverzuim is de werkgever verplicht een gecertificeerde ARBO-dienst in te schakelen (dit valt niet onder de dekking van de no-riskpolis) en het ziekteverzuim te melden bij de verzekeraar. De no-risk polis kan – indien noodzakelijk - worden gecombineerd met met andere instrumenten zoals jobcoaching, werkplekaanpassingen, detachering. De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
4. Jobcoaching Re-integratie instrument: jobcoaching Doelgroep
Arbeidsgehandicapten en structureel functioneel beperkten, m.n. met psychische
15
Dus: de no-risk polis wordt niet ingezet voor arbeidscontracten korter dan 6 maanden of met een inzet van lager dan 16 uur per week.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
83
per 1-1-2015
of in de persoon gelegen belemmeringen (zoals grote moeite met productiepieken, stress, eisen, omgeving/collega’s (sociaal, gedrag)), voor wie het noodzakelijk is om een vast aanspreekpunt (en oplosser) te hebben bij problemen in/op het werk, en die zonder deze persoonlijke begeleiding niet in staat zijn de aan hen opgedragen taken te verrichten. Het gaat altijd om personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, d.w.z. redelijkerwijs NIET binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt. Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst Wsw Uitkeringsgerechtigden met een Structurele Functionele Beperking Adviespercentage WML: 35% WML Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ouder dan 18 jaar Ingeschreven als werkzoekende bij UWV
Voorstel
Voorwaarden om in aanmerking te komen voor jobcoaching: Het instrument wordt ingezet op basis van individuele beoordeling van de werkcoach of casemanager, bij onderhandeling met de werkgever over aangaan van een arbeidsovereenkomst Concreet moet de aanvragereen arbeidscontract (al dan niet met proefplaatsing) / een leerwerkplek hebben dat nog minimaal 6 maanden duurt voor minimaal 12 uur per week. Jobcoaching duurt maximaal 3 jaar (per persoon); elk jaar wordt de noodzaak van jobcoaching geëevalueerd. (maatwerk). In uitzonderingssituaties kan een nazorg traject voor nog maximaal 2 jaar worden afgesproken, waarbij de jobcoach ad hoc wordt opgeroepen. (Bij sommige beperkingen, met name verstandelijke beperkingen en psychische- en psychiatrische problematiek, kan er door een enkele gebeurtenis in huiselijke- of werksfeer weer onzekerheid bij de werknemer ontstaan, waarna het nodig is om weer even te coachen. Ook bij werkgerelateerde arbeidsongeschiktheid kan het nodig zijn al tijdens het reintegratieproces de PO weer te starten of door te gaan met coachen.) De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
5. Jobcreatie / jobcarving Re-integratie instrument: jobcarving/jobcreatie Doelgroep Per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet met een grote afstand tot de arbeidsmarkt d.w.z. redelijkerwijs NIET binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt. Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering Personen op de wachtlijst WSW Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel
Het instrument wordt alleen ingezet als de kosten vanwege de tijdsinvestering om een goede analyse te maken (organisatie doorlichting) opwegen tegen de baten (werkplekken die hieruit voortvloeien) Er zijn geen specifieke voorwaarden om functiecreatie in te zetten anders dan committment en medewerking van een bedrijf/organisatie om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te willen plaatsen via deze methode. De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
6. Een vaste contactpersoon voor werkgevers Re-integratie instrument: vaste contactpersoon voor werkgevers
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
84
Doelgroep Voorstel
Alle doelgroepen van de Participatiewet De bestaande structuren van het WSP benutten en het WSP Midden-Holland de opdracht te geven om te komen met aanbevelingen ten aanzien van een vaste contactpersoon voor werkgevers (lokaal en regionaal) vóór 1-1-2015. Ferm Werk wil dit ook lokaal invullen.
7. Detachering Re-integratie instrument: detachering Doelgroep
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet,
per 1-1-2015
met een korte afstand tot de arbeidsmarkt (d.w.z. redelijkerwijs binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt), en ook voor: Nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering Uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW Detachering via uitzendbureaus in het bijzonder voor nietarbeidsgehandicapte uitkeringsgerechtigden Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Minimale verdiencapaciteit 50-60% WML16 Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel
De gemeente zorgt ervoor dat een persoon een dienstverband krijgt aangeboden door een derde, de uitvoeringsorganisatie detachering. Minimale duur van de detacheringsovereenkomst is 6 maanden, met een minimale inzet van 8 uur per week (ivm referte-eis/ schadelastbeperking). Al dan niet i.s.m. loonkostensubsidie en/of no-risk polis De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening De uitzendbureaus vervullen een belangrijke rol i.h.b. voor nietarbeidsgehandicapte uitkeringsgerechtigden (doel: schadelastbeperking) De stimuleringsregeling wordt indien mogelijk gecontinueerd.
8. Proefplaatsingen Re-integratie instrument: proefplaatsingen
16
Hier wordt detachering opgevat als zijnde NIET beschut werken. Beschut werken kan worden georganiseerd m.b.v. detachering maar dat vereist andere begeleiding. Zie beschut werken.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
85
Doelgroep
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet, met een korte afstand tot de
per 1-1-2015
arbeidsmarkt (d.w.z. redelijkerwijs binnen één jaar geschikt voor deelname aan de arbeidsmarkt): nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW mensen met minstens 6 maanden gemeentelijke uitkering + gemeente verwacht dat men zonder proefplaatsing moeilijk werk kan vinden jonger dan 27 jaar met Participatiewetuitkering + geen startkwalificatie overige uitkeringsgerechtigden Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel
Een proefplaatsing wordt op individuele basis ingezet, in overleg met de werkgever, indien nodig. Een proefplaatsing duurt maximaal 2 maanden. De werkgever verklaart vooraf schriftelijk dat hij na afloop van de proefplaatsing een arbeidscontract voor tenminste 6 maanden zal aanbieden, tenzij [uitsluitende voorwaarden], voor minimaal hetzelfde aantal uren als tijdens de proefplaatsing. Uitsluitende voorwaarden zijn: ongeoorloofde afwezigheid, wangedrag/ontoelaatbaar gedrag, ziekte langer dan 1 week tijdens de proefperiode. Een proefplaatsing kan alleen worden toegekend als iemand niet eerder bij deze werkgever heeft gewerkt in dezelfde functie, als niet direct voorafgaand een andere persoon uit de gemeentelijke doelgroep bij deze werkgever voor dezelfde functie heeft gewerkt, en als niet met betrekking tot de aangeboden functie recent iemand is ontslagen. (clausules ivm verdringing). Als de aanvrager verhuist tijdens de periode van proefplaatsing blijven de aanspraken bestaan (maximaal 2 maanden). Dit instrument kan worden gecombineerd met jobcoaching en/of no-risk polis.
9. Leerwerkplekken Re-integratie instrument: leerwerkplekken Doelgroep per 1-1-2015
De doelgroep voor leerwerkplekken is als volgt in de wet vastgelegd: “Personen uit de doelgroep Participatiewet van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, en die dreigen uit te vallen uit school, maar middels een leerwerktraject alsnog een startkwalificatie kunnen behalen; of Personen uit de doelgroep Participatiewet van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald ter voorkoming van schooluitval” Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV
Voorstel
De voorziening kan uitsluitend worden ingezet als het college meent dat een leer-werktraject nodig is en de ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject (artikel 10f Participatiewet). Duur minimaal 6 maanden voor minimaal 12 uur per week De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
10. Begeleiding naar en tijdens werk
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
86
NB. Jobcoaching en andere werkvoorzieningen komen elders in dit document aan de orde. Re-integratie instrument: begeleiding naar en tijdens werk / re-integratietrajecten Doelgroep per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet: nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW personen uit de doelgroep met korte afstand tot de arbeidsmarkt Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar
Voorstel
Het college kan aan een iemand uit de doelgroep ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie. Een individueel re-integratietraject kan bestaan uit inschakeling van een reintegratiebedrijf en/of uit scholing. Bij de inzet van re-integratie-voorzieningen wordt gekozen voor de voorziening die beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt. o Korte doelgerichte werk-reintegratietrajecten voor cliënten met een korte afstand tot de arbeidsmarkt, die met het juiste instrument snel aan het werk kunnen, bijv. arbeidsfittraining, sollicitatietraining; o Langere voorbereidende trajecten of opeenvolgende trajecten voor cliënten met (in de persoon gelegen) beperkingen of functionele beperkingen, bijv. arbeidsfit maken d.m.v. werkstages, vaardigheidstrainingen, personal coaching enz. Re-integratie-voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Het college kan een voorziening beëindigen: a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting van de wet niet nakomt; b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet; c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening; d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.
(er is ruimte voor maatwerk dus!) De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening
11. Werkplekaanpassingen
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
87
Opmerking Onderstaand voorstel is een eerste aanzet. Voorgesteld wordt dit nader uit te werken in overleg met het UWV (regionaal) en de Wmo (lokaal) en in het Management Overleg na de zomer met een (financieel en organisatorisch onderbouwd) voorstel te komen. Re-integratie instrument: werkplekaanpassingen Doelgroep per 1-1-2015
Personen uit de doelgroep van de Participatiewet, die een werkplekaanpassing nodig hebben om aan het werk te komen of het werk goed te kunnen blijven doen ondanks de ziekte of handicap:. nieuwe instroom arbeidsgehandicapten (die voorheen in de Wajong terecht zouden zijn gekomen) al dan niet met recht op gemeentelijke uitkering uitkeringsgerechtigden op de wachtlijst WSW andere uitkeringsgrechtigden met een ziekte of handicap Aanvullende voorwaarden: Woonachtig in de arbeidsmarktregio Midden-Holland Ingeschreven als werkzoekende bij UWV Ouder dan 18 jaar De (locatie van de) werkgever moet zijn gevestigd in de arbeidsmarktregio De werkgever moet ingeschreven staan bij de KvK.
Voorstel
Algemeen: De voorziening die wordt aangevraagd is bedoeld om ondanks de ziekte of handicap het werk goed te kunnen doen. De noodzaak voor aanpassing van of rondom de werkplek wordt in opgevraagd medisch advies vermeld. De gemeente toetst voor het besluit tot al dan niet toekenning of de kosten voor de aangevraagde voorzieningen wel in verhouding staan tot loonvorming. In ieder geval moet er een arbeidscontract zijn dat bij de aanvraag nog minimaal 6 maanden duurt voor minimaal 8 (12?) uur per week. De goedkoopste adequate voorziening wordt vergoed De maximale vergoeding per persoon is € 10.000,= (ongeveer een jaar bijstandsuitkering) per subsidieaanvraag Indien de voorziening na afloop van de garantieperiode onbruikbaar is geworden en aan vernieuwing toe is, kan een nieuwe aanvraag worden ingediend. De gemeenten maken (regionaal) afspraken met leveranciers van voorzieningen, daarom mogen voorzieningen niet zelf worden aangeschaft, maar moet dit altijd via de gemeente verlopen. Er wordt slechts eenmaal een vergoeding verstrekt (muv vervoersvoorzieningen), tenzij de subsidieaanvraag geen verband houdt met feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor het verstrekken van de eerdere vergoeding, of tenzij het gaat om kosten ter vervanging van de bij de arbeid te werkplekaanpassing hulpmiddelen. De gemeenten bepalen (lokaal) een financieel plafond voor deze voorziening. Vaste werkplekaanpassingen: Voor vergoeding in aanmerking komen bv. invalidentoilet aanleggen, lift, e.d.. Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet vergoed. Om voor vergoeding in aanmerking te kunnen komen moet de noodzaak zijn vastgesteld voor de gemeente. Er geldt een eigen bijdrage voor de werkgever t.h.v. 10%. (zijn pand wordt meer waard). Vervoersvoorzieningen: Voor vergoeding in aanmerking komt vervoer van en naar het werk De vergoeding wordt toegekend niet vaker dan aantal dagen in de week dat men werkt De vergoeding wordt alleen toegekend als men minimaal 4 uur op een dag werkt. Maximale afstand woon-werk mag 50 km (enkele reis) bedragen De gemeente werkt met vaste vervoerders, waar men gebruik van moet maken. Aanpassingen aan eigen auto of fiets kunnen evt. via de Wmo voor vergoeding in aanmerking komen. De hoogte vergoeding is afhankelijk van het gezinsinkomen (zoals UWV nu doet)?? (nog verder uitwerken) of eigen bijdrage. Als de aanvrager verhuist, wordt de aanvraag opnieuw beschouwd. Meeneembare voorzieningen:
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
88
Voor vergoeding in aanmerking komen een brailleleesregel, orthopedische werkschoenen, een werkstoel, een andere voorziening, de meerkosten voor rolstoelen, scootmobielen (alleen voor zover voor werken een duurdere voorziening nodig is dan voor privé). Als de aanvrager verhuist, kan de voorziening worden meegenomen. Als de werknemer bij een andere organisatie vergelijkbaar werk gaat doen, kan de voorziening worden meegenomen. De eigen bijdrage bedraagt 10% van de kosten, met een maximum van € 50,= per jaar. Tevens geldt dat de aanvrager hierdoor niet onder de beslagvrije voet mag uitkomen.
Vz voor doven, blinden en motorisch gehandicapten (intermediaire vz): Voor vergoeding in aanmerking kunnen komen: een voorleeshulp, een doventolk, voor zover dat nodig is voor het werk of voor solliciteren. (anders vergoeding uit Wmo). De eigen bijdrage bedraagt 10% van de kosten, met een maximum van € 50,= per jaar. Tevens geldt dat de aanvrager hierdoor niet onder de beslagvrije voet mag uitkomen. Als de aanvrager verhuist, kan de gemeente dit niet meer vergoeden Als de werknemer bij een andere organisatie vergelijkbaar werk gaat doen, kan de voorziening worden meegenomen.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
89
Bijlage 10 Regionaal beleidsplan jeugd Midden-Holland Zie de bijlage.
Dynamisch Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018
90