Onderzoeksrapport
2014
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen.
Academie voor Sociale studies Hanzehogeschool Groningen
Doesjka Bergsma Sanneke Rouwendal
Onderzoeksrapport
2014
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen.
Academie voor Sociale studies Hanzehogeschool Groningen Studenten Doesjka Bergsma Sanneke Rouwendal
370963 366581
Opdrachtgever Annelies Kassenberg, Lectoraat Integraal Jeugdbeleid Docent Geerte Dijkstra Studie Sociaal Pedogogische Hulpverlening
Doesjka Bergsma Sanneke Rouwendal
Progress-code SSVH1ASO en SSDH1ASO Afstudeeropdracht 12 mei 2014
Doesjka Bergsma Sanneke Rouwendal Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
2
Voorwoord Dit afstudeeronderzoek is geschreven in het kader van ons vierde studiejaar van Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) aan de Hanzehogeschool te Groningen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Annelies Kassenberg en Dorien Perti werkzaam bij het lectoraat Integraal Jeugdbeleid. Graag willen we een aantal personen bedanken die dit onderzoek mede mogelijk hebben gemaakt. Docent Geerte Dijkstra van de Hanzehogeschool Groningen willen we bedanken voor haar snelle, behulpzame feedback en haar motiverende woorden. Opdrachtgever Dorien Petri willen we bedanken voor haar snelle, behulpzame feedback en haar inzichten in het onderzoek. Opdrachtgever Annelies Kassenberg willen we bedanken voor de gesprekken over het onderzoek die ons aan het denken hebben gezet. Peter de Vries van het CJG Achtkarspelen en Anna Rixt Voolstra van de gemeente Achtkarspelen willen we bedanken voor de samenwerking, dankzij hun hebben we veel respondenten kunnen bereiken. Fienke Stijbos willen we bedankten voor haar enthousiaste hulp bij het zoeken van literatuur. Marlies Rouwendal willen we bedanken voor haar heldere uitleg over Excel. Tot slot willen we alle respondenten bedanken voor het invullen van de vragenlijst.
Groningen, mei 2014 Sanneke Rouwendal en Doesjka Bergsma
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
3
Samenvatting Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het lectoraat Integraal Jeugdbeleid te Groningen. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de attitude van ouders/ verzorgers ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen in de dorpen. Het lectoraat Integraal Jeugdbeleid heeft op dit moment een gesubsidieerd project in de stad Groningen lopen, in dit onderzoek wordt de betrokkenheid van ouders/ verzorgers bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen gemeten. Om een breder beeld van de betrokkenheid bij het opvoeden en opgroeien kinderen te creëren, is het van belang om dit naast de stad ook in dorpen te onderzoeken. Dit onderzoek is daarom uitgevoerd in de dorpen Buitenpost en Harkema in de gemeente Achtkarspelen. Er is samenwerking gezocht met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de gemeente Achtkarspelen. Het doel van het onderzoek is opgedeeld in twee delen, met een doel voor het lectoraat Integraal Jeugdbeleid en een doel voor het CJG/ de gemeente Achtkarspelen. Het doel voor het lectoraat Integraal Jeugdbeleid is inzicht geven in de attitude van ouders/ verzorgers ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen in dorpen. Vanuit deze inzichten heeft het lectoraat Integraal Jeugdbeleid de mogelijkheid een vergelijking tussen dorp en stad te maken. Het doel voor het CJG/ de gemeente Achtkarspelen is het verkrijgen van inzicht in de gezinnen die wonen in de dorpen Buitenpost en Harkema en hun behoefte ten aanzien van het delen van opvoedingsverantwoordelijkheden en de belangstelling om deel te nemen aan activiteiten met andere ouders/ verzorgers. De resultaten vanuit de vragenlijst kunnen het CJG handvatten bieden voor het organiseren van activiteiten. De onderzoeksvraag luidt: ‘Wat is de visie op de pedagogische civil society en wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen?’ De gegevens van dit inventariserende en kwantitatieve onderzoek zijn verzameld aan de hand van een vragenlijst. De onderzoekseenheid is ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijd van 0-23 jaar uit Buitenpost en Harkema. Via het CJG en de gemeente Achtkarspelen is er contact gelegd met een VMBO/MBO school, basisscholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in Buitenpost en Harkema. De door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society, die in de vragenlijst centraal staat, staat voor het samen leven in de samenleving door gebruik te maken van een sociaal netwerk bij het opvoeden en opgroeien van eigen en andermans kinderen. Op deze manier wordt de eigen kracht van de burger versterkt, wat overeenkomt met een participatie samenleving. Het samen leven in de samenleving door gebruik te maken van een sociaal netwerk en elkaar ondersteunen wordt al veel gedaan in Buitenpost en Harkema. Ouders/ verzorgers in Buitenpost en Harkema krijgen de meeste steun en advies van hun eigen netwerk of (verplichte) instanties die te maken hebben met het opvoeden en opgroeien van kinderen zoals een consultatiebureau of kinderdagverblijven. Veel ouders/ verzorgers in Buitenpost en Harkema helpen andere ouders/ verzorgers met de opvoeding van hun kinderen. Echter geven ouders/ verzorgers aan dat de opvoeding van hun kinderen andere ouders/ verzorgers niet aan gaat, wat niet overeenkomt met de visie van de pedagogische civil society, omdat er binnen de pedagogische civil society wordt gestreefd naar het opvoeden van elkaars kinderen. De aanbevelingen voor het lectoraat Integraal Jeugdbeleid hebben betrekking op vervolgonderzoek en op aanpassingen met betrekking tot verduidelijking van de vragenlijst. De aanbevelingen naar het CJG/ de gemeente Achtkarspelen hebben betrekking op de activiteiten waar ouders/ verzorgers uit Buitenpost en Harkema behoefte aan hebben en de naamsbekendheid van het CJG.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
4
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Samenvatting ......................................................................................................................................... 4 Overzicht betrokken partijen ................................................................................................................ 7 Hoofdstuk 1 Inleiding ............................................................................................................................ 8 1.1 Beschrijving context ...................................................................................................................... 8 1.2 Situatie- en probleemanalyse........................................................................................................ 8 1.3 Doelstelling .................................................................................................................................... 9 1.4 Onderzoeksvraag .......................................................................................................................... 9 1.5 Vooruitblik rapport ....................................................................................................................... 10 Hoofdstuk 2 Kinderen centraal in de veranderingen binnen de jeugdzorg en de pedagogische civil society. ......................................................................................................................................... 11 2.1 Veranderingen/ontwikkelingen binnen de jeugdzorg .................................................................. 11 2.2 Pedagogische civil society .......................................................................................................... 12 2.2.1 De pedagogische civil society.............................................................................................. 12 2.2.2 Meerwaarde pedagogische civil society .............................................................................. 14 2.2.3 De pedagogische civil society kritisch bekeken ................................................................... 15 Hoofdstuk 3 Methode .......................................................................................................................... 17 3.1 Typering onderzoek .................................................................................................................... 17 3.2 Onderzoekseenheden ................................................................................................................. 17 3.3 Onderzoeksinstrument ................................................................................................................ 18 3.4 Procedure gegevensverzameling................................................................................................ 19 3.5 Analyseplan ................................................................................................................................. 20 Hoofdstuk 4 Buitenpost en Harkema in beeld .................................................................................. 21 4.1 Achtergrond informatie ................................................................................................................ 21 4.2 Delen van opvoedingsverantwoordelijkheden ............................................................................ 22 4.2.1 Opvoeding van eigen en andermans kinderen .................................................................... 22 4.2.2 Betrokkenheid in het dorp .................................................................................................... 25 4.3 Steun en advies .......................................................................................................................... 26 4.4 De behoefte aan activiteiten om in contact te komen met anderen ............................................ 27 4.5 Overige resultaten ....................................................................................................................... 28 Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie en aanbevelingen ...................................................................... 30 5.1 Conclusie..................................................................................................................................... 30 5.2 Discussie ..................................................................................................................................... 32 5.3 Aanbevelingen............................................................................................................................. 33 5.3.1 Aanbevelingen Lectoraat ..................................................................................................... 33 5.3.2 Aanbevelingen CJG Achtkarspelen en de gemeente Achtkarspelen .................................. 34 Bronnenlijst .......................................................................................................................................... 36 Bijlage 1 Onderzoeksinstrument........................................................................................................ 38 Bijlage 2 Introductie brief vragenlijst ................................................................................................ 43 Bijlage 3 Overzicht verspreiding vragenlijst ..................................................................................... 44 Bijlage 4 Schematisch overzicht inleiding ........................................................................................ 46
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
5
Begrippenlijst Begrip Attitude Besparing na de transformatie
Betrokkenheid bij het opvoeden en opgroeien van kinderen.
Betrokken partijen
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)
Transformatie
Transitie
Definitie In dit rapport wordt attitude gedefinieerd als houding/ gedrag. De gemeenten krijgen te maken met een besparing, in 2015 gaat dit om netto 80 miljoen en in 2017 oplopend tot 300 miljoen (Van Dijke & Terpstra, 2013). Samenwerking tussen ouders, het participeren van ouders, ouders die zich met andere kinderen bemoeien en het inzetten van de omgeving buiten het directe gezin (Van Dijke & Terpstra, 2013). Voor het bereiken van de onderzoekseenheid is er aansluiting gezocht bij betrokken partijen. In dit rapport wordt met betrokken partijen bedoeld: de opdrachtgever, de docent aan de Hanzehogeschool, Centrum voor Jeugd en Gezin Achtkarspelen, Gemeente Achtkarspelen, Basisscholen Buitenpost en Harkema, Kinderdagverblijven Buitenpost en Harkema, Peuterspeelzalen Buitenpost en Harkema, Consultatiebureau Harkema, VMBO school Buitenpost en Kearn Welzijn Harkema en de onderzoekseenheid (zie overzicht betrokken partijen blz. 8) De RMO adviseert de regering en het parlement over sociale verhoudingen in Nederland. De RMO gaat het land in, heeft vergaderingen, praat met mensen en laat vaak onderzoek doen om feiten boven tafel te krijgen (‘Over de RMO’, z.d.). Een nieuwe opbouw van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en hun opvoeders binnen hun sociale context, met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek (Van Dijke & Terpstra, 2013). De voorbereidingen op de overname en inrichting van taken en verantwoordelijkheden op het gebied van reclassering, jeugdbescherming en jeugd- licht verstandelijk beperkten (LVB) (Van Dijke & Terpstra, 2013).
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
6
Overzicht betrokken partijen Om de onderzoekseenheid te kunnen bereiken is er aansluiting gezocht bij verschillende partijen. Hieronder staat een overzicht van de betrokken partijen waar de onderzoekers mee hebben samengewerkt.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
7
Hoofdstuk 1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van dit onderzoek beschreven. Daarnaast staat het doel van het onderzoek en de onderzoeksvraag met de bijbehorende deelvragen beschreven.
1.1 Beschrijving context Binnen de Hanzehogeschool bestaat het kenniscentrum Care Rehabilitatie Educatie & Sport (CarRES). Het kenniscentrum CaRES wordt gevormd door verschillende lectoraten en is onderdeel van de Hanzehogeschool te Groningen. Dit onderzoek valt onder het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid opvoeding, onderwijs en opvang. Zij hebben verschillende onderzoeksthema’s, namelijk: Leren en Gedrag, Toekomstig Talent, Kind Taal en Ontwikkeling en Leefwerelden verbinden. Dit onderzoek hoort bij het thema ‘Leefwerelden verbinden’, binnen dit thema wordt onderzoek gefocust op samenwerkingsverbanden die gericht zijn op het versterken van de omgeving van opgroeiende kinderen, om kinderen optimale kansen tot gezond opgroeien te bieden. (‘Leefwerelden verbinden’, z.d.). Het lectoraat Integraal Jeugdbeleid houdt contact met verschillende bedrijven en instellingen, op deze manier zorgt het lectoraat voor een actueel opleidingsaanbod (‘Lectoraten’, z.d.). Medewerkers van de Hanzehogeschool en studenten worden door het kenniscentrum CaRES, betrokken bij het doen van onderzoek. Het lectoraat Integraal Jeugdbeleid is gekoppeld aan een speciafiek project bij verschillende Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) in de stad Groningen. Binnen het onderzoek heeft het lectoraat in de stad Groningen een vragenlijst met betrekking tot de pedagogische civil society verspreid onder gezinnen. De door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society staat voor onderlinge betrokkenheid en het samen opvoeden. Dit staat voor betrokkenheid bij het opvoeden op opgroeien van kinderen (Van Dijke & Terpstra, 2013). In hoofdstuk twee ‘Kinderen centraal in de veranderingen binnen de jeugdzorg en de pedagogische civil society’ staat meer informatie beschreven over de pedagogische civil society. Voor een schematische weergave van hoofdstuk 1 Inleiding, zie bijlage 4.
1.2 Situatie- en probleemanalyse De overheid wil van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving. Dit betekent dat aan burgers, die het kunnen, gevraagd wordt om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en de omgeving (Pré, 2013). Om dit te kunnen realiseren zal Nederland te maken gaan krijgen met nieuwe wetvormingen rondom het thema participatie (Hooijmans, 2012). Ook wel aangeduid met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Binnen de WMO staan de volgende vijf kwaliteitskenmerken centraal: eigen kracht versterken, op de vraag afgaan, binden en verbinden, integraal werken en signaleren en agenderen. Zowel voor professionals als voor de burgers vraagt dit om een nieuwe manier van werken en denken (Movisie, 2013). Daarnaast zal er in 2015 een transitie jeugdzorg plaatsvinden. In hoofdstuk twee ‘Kinderen centraal in de veranderingen binnen de jeugdzorg en de pedagogische civil society’ staat meer informatie beschreven over de verschuivingen en veranderingen binnen de jeugdzorg. Het lectoraat Integraal Jeugdbeleid heeft op dit moment een gesubsidieerd project: ‘een stap naar voren’ lopen bij verschillende CJG’s in de stad Groningen. Het CJG is een plek waar ouders, kinderen en jongeren tot 23 jaar terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien (‘Centrum voor Jeugd en Gezin’, z.d.). Het doel van het project van het lectoraat Integraal Jeugdbeleid dat wordt uitgevoerd in de stad Groningen, is het meten van de betrokkenheid van ouders bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen. Als breder doel heeft het onderzoek, professionals een beter inzicht geven over de informatie van de wijken die relevant zijn voor de ontwikkeling en verbetering van het preventief en omgevingsgericht werken. Door preventief en omgevingsgericht te werken wordt de eigen kracht van de burger gestimuleerd. Door ouders te vragen naar hun attitude ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van kinderen wordt de onderlinge betrokkenheid in kaart gebracht.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
8
Omdat er in het onderzoek van het lectoraat Integraal Jeugdbeleid alleen een beeld wordt geschetst van ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijd 0- 23 jaar uit de stad Groningen, kan er geen algemene uitspraak worden gedaan. Informatie over de attitude van ouders/ verzorgers in dorpen ontbreekt. Daarnaast kan een onderzoek in dorpen, een CJG dat werkzaam is in dorpen, inzicht geven in gezinnen die wonen in de dorpen en hun behoeften ten aanzien van het delen van opvoedingsverantwoordelijkheden en de belangstelling om deel te nemen aan activiteiten met andere ouders/ verzorgers.
1.3 Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is opgedeeld in twee delen. Het onderzoek heeft een doel voor de opdrachtgever lectoraat Integraal Jeugdbeleid en een doel voor het CJG Achtkarspelen en de gemeente Achtkarspelen. Het doel van dit onderzoek voor het lectoraat Integraal Jeugdbeleid is inzicht geven in de attitude van ouders/ verzorgers ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen in dorpen. Vanuit deze inzichten heeft het lectoraat Integraal Jeugdbeleid de mogelijkheid een vergelijking tussen dorp en stad te maken. Het doel voor het CJG Achtkarspelen en de gemeente Achtkarspelen is het verkrijgen van inzicht in de gezinnen die wonen in de dorpen Buitenpost en Harkema, hun behoeften ten aanzien van het delen van opvoedingsverantwoordelijkheden en de belangstelling om deel te nemen aan activiteiten met andere ouders. De resultaten vanuit de vragenlijst kunnen handvatten bieden voor het organiseren van activiteiten vanuit het CJG.
1.4 Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag ‘Wat is de visie op de pedagogische civil society en wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen?’ Deelvragen De volgende deelvragen worden beantwoord in hoofdstuk 2 ‘Kinderen centraal in de veranderingen binnen de jeugdzorg en de pedagogische civil society’. 1. Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de individualisering en de regel en wetgeving op sociaal pedagogisch gebied? 2. Wat is de visie op de door Micha de Winter geintroduceerde pedagogische civil society? 3. Wat is de meerwaarde en wat zijn de kanttekeningen, van professionals in sociaal domein op de pedagogische civil society? De volgende deelvraag is beantwoord door het veldonderzoek. De deelvraag wordt in hoofdstuk 4 ‘Buitenpost en Harkema in beeld’ in beeld gebracht en wordt beantwoord in hoofdstuk 5: ‘Conclusie, discussie en aanbevelingen’ De deelvraag is onderverdeeld in thema’s om de betrokkenheid van ouders te operationaliseren. 4. Wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen? Opvoedingsverantwoordelijkheden delen Het krijgen van steun en advies bij de opvoeding van kinderen De behoefte om deel te nemen aan activiteiten om in contact te komen met andere ouders/ verzorgers
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
9
1.5 Vooruitblik rapport Het rapport zal worden ingeluid met het literatuurhoofdstuk ‘Kinderen centraal in de veranderingen binnen de jeugdzorg en de pedagogische civil society’ met daarin de ontwikkelingen ten aanzien van de participatiestaat en informatie over de door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society. Hierin zal antwoord worden gegeven op deelvraag één tot en met drie. Het hoofdstuk wordt gestart met de veranderingen/ontwikkelingen binnen de jeugdzorg, hierin is te lezen wat er speelt rondom de jeugdzorg. Vervolgens wordt de visie op pedagogische civil society beschreven en worden de meerwaarde en kanttekeningen van professionals in sociaal domein op de pedagogische civil society verder uitgelicht. In hoofdstuk 3 ‘Methode’ staat beschreven hoe het onderzoek is aangepakt. De typering van het onderzoek, de onderzoekseenheid, het onderzoeksinstrument, de procedure gegevens verzameling en het analyse plan zullen aan de orde komen. In hoofdstuk 4 ‘Buitenpost en Harkema in beeld’ staan de resultaten. In dit hoofdstuk wordt overzichtelijk wordt weergeven wat de uitkomsten van het veldonderzoek zijn. Tot slot wordt er in hoofdstuk 5 ‘Conclusie, discussie en aanbevelingen’ een antwoord gegeven op de deelvragen en op de gehele onderzoeksvraag. Vanuit de conclusie is er een discussie geschreven en worden er aanbevelingen gegeven.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
10
Hoofdstuk 2 Kinderen centraal in de veranderingen binnen de jeugdzorg en de pedagogische civil society. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de deelvragen die aansluiten bij het eerste deel van de onderzoeksvraag: ‘Wat is de visie op de pedagogische civil society?’ De veranderingen en ontwikkelingen binnen de jeugdzorg worden beschreven om een inleiding te geven in de veranderingen. De pedagogische civil society wordt beschreven om de visie duidelijk te maken. De door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society staat in dit rapport centraal.
2.1 Veranderingen/ontwikkelingen binnen de jeugdzorg In deze paragraaf wordt antwoord geven op de deelvraag ‘Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de individualisering en de regel en wetgeving op sociaal pedagogisch gebied?’ In Nederland wil de overheid van een verzorgingsstaat naar een participatiestaat, om de kosten voor de zorg terug te dringen en de burgers meer te laten participeren in de samenleving Dit betekent dat er meer van burgers gevraagd zal worden en er veranderingen zullen plaatsvinden (Hooijmans, 2012). Voorbeelden van veranderingen die het afgelopen decennium hebben plaatsgevonden zijn de WMO en de vorming van het CJG. Een verandering die nog plaats gaat vinden is dat er in 2015 een verschuiving komt waarbij de gemeenten verantwoordelijkheid zullen krijgen voor de, op dit moment nog, provinciaal geïndiceerde jeugdzorg (‘Transitie jeugdzorg’, 2013). Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden voor het organiseren van passende ondersteuning voor mensen die niet op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. Het doel van de WMO is het voor mensen mogelijk maken om langer thuis te blijven wonen en mee te blijven participeren in de samenleving. Mensen die het niet alleen redden gaan samen met de gemeente de ondersteuningsbehoefte en oplossingen bespreken. Hierbij staan de eigen mogelijkheden en behoeftes van burgers centraal. Indien burgers het zelf niet lukt en de sociale omgeving het niet lukt om problemen op te lossen, komen zij in aanmerking voor een maatwerkvoorziening van de gemeente (‘Wetsvoorstel maatschappelijke ondersteuning’, 2014). De invoering van de WMO vraagt van professionals in het sociale domein verschillende kwaliteitskenmerken, zoals het kunnen versterken van de eigen kracht van een burger, het op de vraag af gaan, het integraal werken en het signaleren en het agenderen van knelpunten van burgers, om zo te voorkomen dat eventuele problemen van burgers groter worden. Wanneer professionals in het sociale domein hier toe in staat zijn, zouden burgers in staat zijn om hun problemen op te lossen en zelf keuzes te kunnen maken. Ze zouden hun weg naar professionals snel kunnen vinden en weten waar ze met hun vragen terecht kunnen. Burgers zouden zich verantwoordelijk voelen voor de leefbaarheid en sociale cohesie in buurten. Daarnaast worden burgers tijdig ondersteund zodat problemen niet verergeren (Movisie, 2013). Andre Rouvoet, oud minister voor jeugd en gezin, streefde naar nabijheid en het samen oplossen van problemen. Andre Rouvoet heeft hier op ingespeeld met de vorming van het CJG. Het doel van de CJG’s is bestaande zorginstellingen beter met elkaar te laten samenwerken. Daarnaast werd snel duidelijk dat de CJG’S ook de kloof tussen zorgverleners en zorgvragers moesten verkleinen. Het idee is om de centra laagdrempelig te maken, zodat ouders en jongeren met vragen binnen kunnen lopen. Een aantal centra is een ontmoetingsplaats geworden waar ouders onderlinge ervaringen kunnen uitwisselen (Vliet & Kesseling, 2009). Met de verschuiving in 2015 waarbij de gemeenten verantwoordelijkheid zullen krijgen voor de jeugdzorg wil het kabinet een eenvoudig jeugdstelsel creëren met een snellere en effectievere inzet. Op deze manier kan de jeugdzorg beter aansluiten bij de eigen kracht en de sociale netwerken van de jeugd en hun ouders/ verzorgers (‘Transitie jeugdzorg’, 2013). Met deze verschuiving staan de gemeenten voor drie grote opdrachten: de transitie, besparing en transformatie (Van Dijke & Terpstra, 2013).
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
11
Een nieuw initiatief om een samenleving te creëren waarin burgers participeren en elkaar ondersteunen is WeHelpen. WeHelpen verbindt mensen die hulp vragen, hulp aanbieden en hulp willen delen via een website (‘Come together’, 2013). Mensen kunnen zelf aangeven waar ze hulp voor nodig hebben of aangeven welke hulp zij anderen willen bieden, dit kan variëren van het boodschappen doen, hond uitlaten tot bijvoorbeeld vervoer naar het ziekenhuis. Het hulp zoeken of het hulp aanbieden kan voor iedereen zichtbaar zijn, of alleen zichtbaar zijn voor familie, vrienden of kennissen (‘Hoe werkt WeHelpen’, z.d.). Dit initiatief won de publieks en juryprijs van ComeTogether, een bijeenkomst waar gezocht wordt naar de beste ideeën voor innovaties in de zorg (‘Come together’, 2013). Tot slot een antwoord op de deelvraag: ‘Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de individualisering en de regel en wetgeving op sociaal pedagogisch gebied?’ De overheid wil van een verzorgingstaat naar een participatiestaat, om burgers te laten participeren en zo het individualisme tegen te gaan. Deze verandering gaat gepaard met de ontwikkelingen in de regel en wetgeving op sociaal pedagogisch gebied. Veranderingen die binnen de regel en wetvorming hebben plaatsgevonden,zijn de invoering van de WMO en de vorming van CJG’s. Daarnaast vindt in 2015 een verschuiving binnen de jeugdzorg plaats, de nu nog provinciaal geregelde jeugdzorg zal verplaatsen naar de gemeente. Een nieuw initiatief dat aansluit op de veranderingen en het creëren van een staat waarin burgers participeren en elkaar ondersteunen is WeHelpen.
2.2 Pedagogische civil society In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de deelvragen: ‘Wat is de visie op de door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society?’ en ‘Wat is de meerwaarde en wat zijn de kanttekeningen, van professionals in sociaal domein, op de pedagogische civil society?’. 2.2.1 De pedagogische civil society Micha de Winter (pedagoog en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht) heeft de pedagogische civil society geïntroduceerd. ‘Opvoeding en zorg voor kinderen wordt steeds meer buiten de samenleving geplaatst’ aldus De Winter (2011). De pedagogische civil society is een concept tegen ‘het ruige individualisme dat het belang van de sociale omgeving ontkent’ (Hilhorst & Zonneveld, 2013). De pedagogische civil society is ontstaan als reactie op hoe de jeugdzorg en jeugd geestelijke gezondheidszorg (ggz) tegenwoordig worden vormgegeven. Vanuit de visie van de pedagogische civil society zou er een verandering moeten komen in de huidige indelingen van de lijn zorg. Hierbij zouden de ste de 0 lijn (het gezin) en de 1 lijn (de scholen, huisartsen en welzijn) versterkt moeten worden en de de de 2 lijn (specialistische zorg) zou teruggedrongen moeten worden. Op deze manier vormen de 0 en e 1 lijn de basis en wordt er meer nadruk gelegd op de gezinnen en hun omgeving (Van Dijke & Terpstra, 2013). Alles omvattend zou de pedagogische civil society als volgt kunnen worden omschreven: - Een waarschuwing tegen het focussen op aandoeningen, stoornissen en problematiseren van opvoedzaken. - Een pleidooi voor meer samenwerking tussen ouders. - Een oproep tot het participeren van burgers. - De norm hanteren dat elke burger zich ook met kinderen van anderen bemoeit. - Streven naar een actievere rol van een jongere zelf. - Benadrukken dat de omgeving, buiten het directe gezin om, van bepalende betekenis is voor de ontwikkeling van een kind (Van Dijke & Terpstra, 2013). De pedagogische civil society heeft een belangrijke rol gespeeld bij de huidige veranderingen in de maatschappij (Van Dijke & Terpstra, 2013). Micha de Winter en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) hebben het concept van de pedagogische civil society geïntroduceerd. De keerzijde van het pedagogische klimaat werd zichtbaar (Hilhorst & Zonneveld, 2013).
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
12
Hoe is het bijvoorbeeld mogelijk dat er uit internationaal onderzoek is gebleken dat het aantal en de zwaarte van psychische problematiek ongeveer hetzelfde blijft terwijl de vraag naar professionele hulp spectaculair stijgt (De Winter, 2011)? Om een participatiestaat te kunnen realiseren maken gemeenten gebruik van de pedagogische civil society, door de nadruk te leggen op de eigen kracht van kinderen, ouders en andere opvoeders (Van Dijke & Terpstra, 2013). Er wordt gestreefd naar versterking van de sociale netwerken van burgers. Opvoeding vanuit bijvoorbeeld scholen en verenigingen is van belang. De opvoeding is niet het enige wat van belang is, de overheid moet een infrastructuur creëren die ouders/ verzorgers en andere burgers met elkaar herenigt. De RMO gaat uit van de kracht van een gezin, het sociale netwerk en de gemeenschap (Van Dijke & Terpstra, 2013). Een gemeenschap wordt gedefinieerd als een sociale eenheid waarin mensen samen ‘leven’ en niet alleen samen ‘wonen’ (Cortie, Droggleever Fortuijn & Wagenaar, 2003). Een kernidee van de pedagogische civil society is dat de omgeving buiten het directe gezin van bepalende betekenis is voor de ontwikkeling van een kind. Het is hierbij van belang dat de omgeving buiten het directe gezin en het sociale netwerk aangespoord worden om te helpen bij het oplossen van problemen (Van Dijke & Terpstra, 2013). Het kernidee van de pedagogische civil society is versterkt, door de herwaardering van het vrijwilligerswerk en programma’s zoals signs of safety en eigen kracht conferenties. In deze initiatieven zijn de ideeën achter de pedagogische civil society herkenbaar geworden (Hilhorst & Zonneveld, 2013). Signs of safety is een voorbeeld van een interventie die hulpverleners in de jeugdzorg en kinderbescherming gebruiken om een samenwerkingsrelatie met gezinnen op te bouwen en hierdoor veiligheid voor het kind creëren. Er wordt uitgegaan van de krachten van een ander en hierbij is het van belang een niet-veroordelende houding hebben (Turnell & Edwards, 1999). Een eigen kracht conferentie is bijvoorbeeld een bijeenkomst waar ouders, familieleden, kennissen, hulpverleners en een eigen kracht coördinator bijeen komen. De hulpverleners en de coördinator openen een bijeenkomst met een probleembeschrijving en vertellen waarvoor een oplossing gevonden moet worden. De ouders, familieleden, kennissen gaan met zijn allen een oplossing bedenken en hoe ze dat willen uitvoeren. De hulpverleners en de coördinator zijn daarbij niet aanwezig, die komen later weer binnen en dan bespreken ze met zijn allen het hulpplan (Van Rooijen, 2013). Programma’s als signs of safety en eigen kracht conferenties kunnen ondersteunend zijn bij het aansporen om samen problemen te oplossen (Van Dijke & Terpstra 2013). Naast de pedagogische civil society, zijn er anderen die een vergelijkbare visie op de maatschappij hebben. Hillary Rodham Clinton (1996) bijvoorbeeld, ze laat in haar boek het gezegde: ‘It takes a village to raise a child’ naar voren komen. Het is haar overtuiging dat het versterken en ontwikkelen van kinderen onafscheidelijk verbonden is met de maatschappij waarin zij leven. Daarbij is ze van mening dat het goed is om ondersteuning van familie en andere personen te krijgen. Dit alles om kinderen een betere toekomst te geven. De pedagogische civil society zoals geïntroduceerd door Micha de Winter is vergelijkbaar met de term ‘village’ (Hilhorst & Zonneveld, 2013). De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2008) beschrijft de term ‘village’ als de sociale omgeving van gezinnen en de gevoelswarmte en betrokkenheid daarbij. De term ‘village’ staat voor verschillende functies die de sociale omgeving van gezinnen kan vervullen. Een ‘village’ kan als mede opvoeder dienen als kinderen bijvoorbeeld buiten het zicht van hun eigen opvoeders zijn. Een ‘village’ kan als ondersteuning dienen wanneer de opvoeding van de opvoeders niet goed loopt, kan andere opvoeders helpen door bijvoorbeeld even op te passen en tot slot kan de ‘village’ een logische bron zijn van kennis en kunde. Jumelet & Wenink (2012) schrijven dat de civil society een oud begrip is met een vergelijkbare visie als de door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society. In de Romeinse tijd sprak men over societas civilis, een samenleving in het teken van beschaving en burgerschap. De Franse filosoof Alexis de Tocqueville biedt voor de moderne tijd een goed uitgangspunt. In het begin van de negentiende eeuw reisde hij naar de Verenigde Staten, waar hij getroffen werd door de dynamiek van de samenleving. Het viel hem op dat Amerikaanse burgers in staat waren zelf hun problemen op te lossen. Hier hadden zij de overheid niet voor nodig.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
13
Naar aanleiding van deze ontdekking omschreef Tocqueville de civil society, met als betekenis een groep mensen die zich verenigden om bepaalde belangen en waarden te behartigen (Jumelet & de Wenink, 2012). Eind van de 19 eeuw kreeg het begrip civil society betekenis in Nederland. Dit speelde voornamelijk bij mensen met een religieuze of levensbeschouwelijke achtergrond, die bij elkaar kwamen en samen voor hun idealen of belangen streden. Dit was een ontwikkeling van het openbare leven. Mensen waren vrijwillig actief voor scholen, verenigingen, kranten enzovoort. Vrijwel alle vrijwillige activiteiten ontstonden vanuit burgers, de overheid speelde hierin geen rol. Na de tweede wereldoorlog is hier verandering in gebracht. Taken die eerst werden uitgevoerd door organisaties zijn naar nationaal overheidsniveau verplaatst. Door deze verandering zijn belangrijke elementen verloren gegaan. Het initiatief van burgers bleek niet langer nodig te zijn. Waar mensen zich eerst vrijwillig wilden inzetten voor idealen werd dit nu opgelegd door de overheid. Een gevolg hiervan is dat de macht langzaam van burgers, vrijwilligers of leden naar managers en bestuurders verschoof (Jumelet & Wenink, 2012). 2.2.2 Meerwaarde pedagogische civil society De pedagogische civil society, heeft verschillende meerwaarden bij de opvoeding van kinderen. Vanuit de pedagogische civil society wordt gestreefd naar meer gezamenlijke zorg, onderlinge betrokkenheid en het gebruik maken van de eigen kracht en netwerk, wat het terugtrekken van ouders binnen de opvoeding kan voorkomen (De Winter, 2011). Wanneer iedereen zich verantwoordelijk voelt voor alle kinderen door op ze te letten en voor ze op te komen, zou dit een positieve invloed hebben op het voorkomen van kindermishandeling. Daarnaast zou het aanspreken van kinderen op hun gedrag kunnen helpen bij het terugdringen van pesten (Van Dijke & Terpstra, 2013). Er zijn meerdere verklaringen voor het feit dat ouders zich terugtrekken uit de opvoeding. Voor ouders is er een grote druk van buitenaf. Dit is terug te zien op scholen, bijvoorbeeld wanneer een kind zich ‘anders gedraagt’ wordt er al snel gesproken over een zorgkind, bij wie diagnose en behandeling nodig kunnen zijn. Wanneer ouders dit niet nodig vinden, wordt er veelal gedacht dat ouders over de streep moeten worden getrokken (De Winter, 2011). Kinderen die zich ‘anders gedragen’ moeten ook binnen de groep kunnen vallen. Er moet gekeken worden wat die kinderen nodig hebben om mee te kunnen doen. Als er meer ruimte zou zijn voor de verschillen tussen kinderen, zouden we kinderen en gezinnen die van de norm ‘afwijken’ minder snel als probleemgeval bestempelen. Het opvoeden van een kind is van belang. Als je niet durft op te voeden stel je weinig grenzen aan een kind. ‘Hyper of druk gedrag kan een gevolg zijn van een opvoeding met weinig grenzen’ zegt Micha de Winter. Eén op de zeven minderjarigen heeft een indicatie voor professionele zorg of passend onderwijs. De problemen worden doorverwezen naar de geïndiceerde zorg, veel problemen die daar terecht komen zijn te behandelen met opvoeding (Van Dijke & Terpstra, 2013). Ouders kunnen zich bekeken voelen en zich af vragen of ze wel goed opvoeden door de maatschappelijke veranderingen, zoals individualisering, soepelere omgangsvormen, invloeden van religie en het streven naar gelijke rechten. Door meer gezamenlijke zorg en onderlinge betrokkenheid kan dit voorkomen worden. Het afgelopen decennium is er veel aandacht besteed aan het opvoeden van kinderen. Dit ter preventie van het terugdringen van kindermishandeling, jongerenoverlast en jeugdcriminaliteit (De Winter, 2011). Wanneer iedereen zich verantwoordelijk voelt voor alle kinderen door op ze te letten en voor ze op te komen, zou dit een positieve invloed hebben op het voorkomen van kindermishandeling (Van Dijke & Terpstra, 2013). Hilhorst & Zonneveld (2013) benoemen dat de buurt een element is die van betekenis is bij het voorkomen van kindermishandeling, misbruik en verwaarlozing. Zij gaan uit van het idee dat hoe groter de onderlinge steun en betrokkenheid, hoe kleiner de kans op kindermishandeling, misbruik en verwaarlozing. Binnen de pedagogische civil society zijn gemeenschappelijke waarden, normen en omgangsvormen van belang. Mensen zouden zichzelf de vraag kunnen stellen: ‘Wanneer is de grens bereikt?’ of ‘Wanneer moeten er consequenties komen op ontoelaatbaar gedrag?’.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
14
Ouders, trainers, coaches, scheidsrechters, grensrechters hebben niet altijd het gezag meer om een kind of jongere aan te spreken. Er zijn ouders die slecht voorbeeldgedrag laten zien aan kinderen, bijvoorbeeld langs het voetbalveld van kinderen. Ouders spreken elkaar hier onderling nauwelijks op aan. Mensen willen dit graag veranderen, hierbij is het dus van belang om grenzen en consequenties aan te geven. Er wordt nog vaak geen verantwoordelijkheid genomen voor andermans kinderen en geen draadkracht getoond. Dit is ook terug te zien bij pesten. Om het pesten tegen te gaan is de pedagogische civil society van belang door verantwoordelijkheid te nemen en daadkracht te tonen (Van Dijke & Terpstra, 2013). 2.2.3 De pedagogische civil society kritisch bekeken Naast de positieve kant wordt er ook kritisch gesproken over de pedagogische civil society. Jumelet en Wenink (2012) spreken over de haalbaarheid van de pedagogische civil society. Zo koppelen veel mensen de pedagogische civil society aan de situatie in Amerika. In Amerika kan er worden gesproken over een harde overheid waarin burgers het zelf moeten uitzoeken. De vrijwillige inzet van een systeem kan ook nadeel zijn van de pedagogische civil society. Regelmatig ontbreekt het vrijwilligers aan pedagogische deskundigheid, die noodzakelijk is voor het creëren van een kwalitatief goede en veilige leeromgeving. Hier sluiten Van Baren, Hoogervorst, Metz, Meijs & Roza (2012) op aan. Zij spreken over drie tekortkomingen van de pedagogische civil society met betrekking tot het met elkaar bemoeien. Ten eerste bepalen burgers zelf wie ze gaan helpen en waarmee. Ten tweede is paternalisme, de bevoegdheid om vaderlijk op te treden, zowel bij de overheid als de civil society aanwezig, wat voor verwarring kan zorgen. Ten derde gaan mensen zonder de nodige competenties of middelen aan de slag. Iedereen wordt op dezelfde manier behandeld wat de kwaliteit van de civil society vermindert. Voor de groepen mensen die bijvoorbeeld speciale aandacht nodig hebben is juist de ongelijkheid van belang. Van Dijke & Terpstra (2013) spreken over een onduidelijke grens met betrekking tot hoever er gebruikt kan worden gemaakt van de mogelijkheden van de pedagogische civil society. Het is hierbij van e belang dat er niet alleen gekeken wordt hoe de gespecialiseerde zorg (2 lijn) kan worden terug gedrongen, maar ook hoe deze ingezet kan worden. Sommige kinderen en ouders hebben niet alleen de pedagogische civil society nodig, maar ook gespecialiseerde zorg. Er moet nog een visie ontwikkeld worden hoe de pedagogische civil society en de gespecialiseerde zorg van betekenis kunnen zijn voor de meest kwetsbare gezinnen en kinderen. Daarnaast zijn er verschillende modellen voor de manier waarop men kan omgaan met problemen bij kinderen: het medische model en het pedagogische model. In het medische model ligt de focus op stoornissen en problemen en wordt er nauwelijks gekeken naar de kinderen, ouders en andere opvoeders. In het pedagogische model ligt de focus op de pedagogische civil society en het versterken van het opvoeden. Omdat de focus van deze twee modellen ver uit elkaar liggen is het lastig een balans tussen de twee modellen te vinden. De RMO vindt het medisch model te dominant en wil dat ze meedenken met de pedagogische civil society. Aan de andere kant kan de pedagogische civil society ook kijken naar de waarde en betekenis van de gespecialiseerde zorg. De RMO pleit voor een zinvolle verbinding tussen deze twee modellen. Tot slot een antwoord op de deelvragen: ‘Wat is de visie op de door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society?’ en ‘Wat is meerwaarde en wat zijn de kanttekeningen, van professionals in sociaal domein, bij de pedagogische civil society?’. De pedagogische civil society is van belang om het individualisme tegen te gaan en de eigen kracht van de burgers te versterken. Dit kan volgens de visie van de pedagogische civil society, zoals beschreven door Micha de Winter, bereikt worden door samen te leven in de samenleving, anderen te helpen en elkaar te ondersteunen. De verandering van een verzorgingsstaat naar een participatiestaat sluit hier op aan. De meerwaarde van de pedagogische civil society is dat er gestreefd wordt naar gezamenlijke zorg en onderlinge betrokkenheid, wat er voor zorgt dat ouders/ verzorgers zich minder terugtrekken en gebruik maken van hun eigen kracht en netwerk. Doordat ouders/ verzorgers zich minder terugtrekken wordt het individualisme in de samenleving tegen gegaan, mensen durven te vragen en op te voeden.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
15
Wanneer iedereen zich verantwoordelijk voelt voor alle kinderen door op ze te letten en voor ze op te komen, zou dit een positieve invloed hebben op het voorkomen van kindermishandeling. Daarnaast zou het aanspreken van kinderen op hun gedrag kunnen helpen bij het terugdringen van pesten. Er kan vanuit het medische model, de gespecialiseerde zorg en vanuit het pedagogisch model naar de samenleving worden gekeken. Binnen een participatiestaat en de pedagogische civil society ligt de focus op de eigen kracht van de burger wat omschreven kan worden als het pedagogisch model. Een kanttekening bij de pedagogische civil society is dat er vooral gekeken wordt naar het pedagogisch model, terwijl het medische model ook belangrijk is. Het is van belang dat er een balans blijft bestaan tussen gespecialiseerde zorg en het pedagogisch model. Omdat de gespecialiseerde zorg van betekenis kan zijn voor de meest kwetsbare gezinnen en kinderen.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
16
Hoofdstuk 3 Methode In dit hoofdstuk staat beschreven hoe het onderzoek is vormgegeven. De typering van het onderzoek, de onderzoekseenheid, het onderzoeksinstrument, de procedure van de gegevensverzameling en het analyseplan zijn beschreven. Hierbij zijn de gemaakte keuzes binnen het onderzoek toegelicht.
3.1 Typering onderzoek Migchelbrink (2007) spreekt van vijf typen praktijkgericht onderzoek, waaronder het inventariserend onderzoek. Wanneer men behoefte heeft om informatie te verkrijgen over hoe een situatie in elkaar zit en wanneer er een huidige stand van zaken in beeld wordt gebracht is er sprake van een inventariserend onderzoek. In dit onderzoek wordt de betrokkenheid van ouders/ verzorgers bij het opvoeden en opgroeien van kinderen in Buitenpost en Harkema in kaart gebracht. De verzamelde gegevens geven een beeld van de huidige stand van zaken betreffende de betrokkenheid, waardoor er kan worden gesproken over een inventariserend onderzoek. Een kenmerk van een kwantitatief onderzoek is dat de gegevens cijfermatig worden verzameld (Verhoeven, 2010). De gegevens van dit onderzoek zijn cijfermatig verzameld, waardoor er naast een inventariserend onderzoek ook van een kwantitatief onderzoek kan worden gesproken.
3.2 Onderzoekseenheden In dit onderzoek is het voor de opdrachtgever van belang om mensen woonachtig in dorpen te ondervragen over hun attitude ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen. Er was vrijheid in de keuze qua gemeente en dorpen. De keuze is gevallen op de gemeente Achtkarspelen. In de gemeente Achtkarspelen hebben de onderzoekers contacten en op deze manier zijn er samenwerkingsverbanden ontstaan. Door de samenwerkingsverbanden met het CJG en de gemeente Achtkarspelen is er contact gelegd met de verschillende betrokken partijen (zie tabel 1) om zo de onderzoekseenheid te bereiken. De gemeente Achtkarspelen telt in totaal elf dorpen. Om het onderzoek af te bakenen is er gekozen voor twee dorpen, welke in dit onderzoek met elkaar vergeleken zijn. Deze keuze is in overleg met het CJG en de gemeente Achtkarspelen gemaakt. Hierbij is de keuze gevallen op Harkema waar, volgens het CJG en de gemeente Achtkarspelen, een grote sociale cohesie lijkt te zijn en Buitenpost waar een minimale sociale cohesie lijkt te zijn. Sociale cohesie wordt door Cortie, Droggleever Fortuijn & Wagenaar (2003) gedefinieerd als de mate waarin bewoners participeren in de buurt, contacten hebben in de buurt, zich identificeren met de buurt en samen belangen hebben in de buurt. Mensen hebben overeenkomsten in de leefstijl, kennen elkaar en hebben gemeenschappelijke belangen. De onderzoekseenheid wordt gevormd door ouders/ verzorgers met minimaal één kind in de leeftijd van 0 tot 23 jaar, woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema. Het is hierbij mogelijk dat de ouders/ verzorgers naast een kind in de leeftijd van 0-23 jaar ook een kind van 23 jaar of ouder heeft. Bij de ouders/ verzorgers is geen onderscheid gemaakt in geslacht, opleiding, religie, afkomst of leeftijd van ouders. Er is voor deze onderzoekseenheid gekozen om een geheel beeld te creëren van de huidige stand van zaken. Hierbij sluit het onderzoek aan bij de doelgroep van het CJG, zodat zij kunnen inspelen op de inventarisatie om op deze manier te kunnen aansluiten bij de behoeftes van hun doelgroep. In dit rapport wordt de onderzoekseenheid aangeduid met ouders/ verzorgers. In samenwerking met het CJG en de gemeente Achtkarspelen zijn er mogelijkheden bedacht om de ouders/ verzorgers te bereiken. Door de contacten die het CJG en de gemeente Achtkarspelen met de basisscholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en het consultatiebureau hebben, is de vragenlijst onder ongeveer 1025 ouders/ verzorgers verspreid (zie tabel 1)
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
17
Tabel 1 Overzicht verspreiding vragenlijst Betrokken partijen Buitenpost Basisscholen 345 Kinderdagverblijven 148 Peuterspeelzalen 65 Consultatiebureau 0
Harkema 400 47 0 20
Totaal aantal verspreide vragenlijsten 745 195 65 20
Totaal
467
1025
558
Bij het totaal aantal van 1025 verzonden vragenlijsten is er rekening gehouden met twee aspecten: Ten eerste zijn de getallen in het overzicht zoals genoteerd bij basisscholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en het consultatiebureau gebaseerd op het aantal kinderen per betrokken partij. Hierbij dient rekening te worden gehouden met broertjes en zusjes. Uit de ingevulde vragenlijsten blijkt dat 93 gezinnen meerdere kinderen hebben. Hierdoor zouden de getallen lager uit kunnen vallen. Ten tweede kan er binnen een gezin een kind op een basisschool zitten en een broertje of zusje op de peuterspeelzaal, waardoor de ouders/ verzorgers de vragenlijst dubbel zouden kunnen ontvangen. Vanuit de bovenstaande aspecten is er binnen het onderzoek vanuit gegaan dat de vragenlijst naar ongeveer 612 ouders/verzorgers is verzonden. De daadwerkelijke gerealiseerde respondenten zijn 125. Hiervan vallen zes ingevulde vragenlijsten buiten de onderzoekseenheid. Deze zijn niet gebruikt in het onderzoek. Het aantal gerealiseerde respondenten is dan 119. Het verschil tussen de beoogde en de daadwerkelijk gerealiseerde respondenten bestaat uit 493 niet ontvangen vragenlijsten. In totaal is er een respons van 19%.
3.3 Onderzoeksinstrument Voor dit inventariserende en kwantitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van een vragenlijst om de attitude van ouders/ verzorgers ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen in kaart te brengen. Er is gekozen voor een vragenlijst om in een kort tijdsbestek een grote groep ouders/ verzorgers te bereiken. De vragen die zijn opgenomen in de vragenlijst zijn voorafgaand opgesteld en zijn voor elke ouder/ verzorger hetzelfde. Bij de vragen zijn er antwoordrubrieken waarin geantwoord kan worden, wanneer bij de meeste vragen de antwoordrubrieken vast liggen spreekt Migchelbrink (2007) van een systematische vorm van ondervraging. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is het van belang dat het onderzoek en het bijbehorende onderzoeksinstrument betrouwbaar en valide is. De begrippen betrouwbaarheid en validiteit hebben te maken met het vertrouwen dat in de onderzoeker gesteld kan worden over de resultaten en de handelswijze (Migchelbrink, 2007). Volgens Verhoeven (2010) is een onderzoek betrouwbaar wanneer het bij herhaling, in dezelfde periode, gelijkwaardige resultaten oplevert. Toevallige fouten moeten zoveel mogelijk voorkomen worden. Hoe minder toevallige fouten, hoe betrouwbaarder het onderzoek. Een voorbeeld van een toevallige fout is iemand die het antwoord op een vraag niet weet. De vragenlijst ‘Allemaal opvoeders’ is een bestaand meetinstrument en is aangeleverd door de opdrachtgever. Het onderzoek is betrouwaar geworden door de onderstaande argumenten. Tijdens een gesprek met het CJG, de gemeente Achtkarspelen en de opdrachtgever is besloten kleine aanpassingen te maken in de vragenlijst, om de vragenlijst beter bij de ouders/ verzorgers uit de dorpen Buitenpost en Harkema, te laten aansluiten. In de vragenlijst zijn bijvoorbeeld de woorden wijk vervangen voor buurt/ dorp en is de kerk als hulpbron ten aanzien van opvoeding, in de vragenlijst toegevoegd. Bij de digitale vragenlijst is er voor gekozen om alleen de postcode als verplichte vraag te markeren. Op deze manier is bevorderd dat de respondenten de vragenlijst naar waarheid invullen. Een reden voor het geven van sociaal wenselijke antwoorden zou kunnen zijn dat een respondent het antwoord op een vraag niet weet of dat het juiste antwoord er voor de respondent niet tussen staat.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
18
Door het niet verplicht markeren van vragen uit de vragenlijst hebben de respondenten de mogelijkheid om vragen niet in te vullen. Op deze manier is de toevallige fout ‘het antwoord op een vraag niet weten’ voorkomen, omdat de vragen in dat geval overgeslagen konden worden. Validiteit is de geldigheid van een onderzoek. Hierbij is het van belang dat er wordt gemeten wat de onderzoeker wil meten (Migchelbrink, 2007). Verhoeven (2010) spreekt van validiteit wanneer het onderzoek vrij is van systematische fouten. Een voorbeeld van een systematische fout is het niet naar waarheid invullen van een vragenlijst wegens privacy gevoelige informatie. In de vragenlijst zijn vragen verwerkt welke privacy gevoelig kunnen zijn, wat zou kunnen leiden tot het geven van sociaal wenselijke antwoorden. Door te werken met een anonieme vragenlijst kan er niet bekend gemaakt worden wie welke antwoorden geeft, wat aanleiding kan zijn voor het geven van eerlijke antwoorden. Het werken met een anonieme vragenlijst kan een systematische fout als het niet naar waarheid invullen van een vragenlijst verkleinen. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden met behulp van het instrument, komen de onderwerpen over de pedagogische civil society in de vragenlijst aan bod (zie bijlage 1). Op deze manier kan er antwoord gegeven worden op het deel van de onderzoeksvraag: ‘wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen?’. Een voorbeeld van een vraag uit de vragenlijst is: ‘krijgt u bij de opvoeding wel eens steun/advies van’ een aantal voorbeelden van antwoordmogelijkheden bij deze vraag zijn: ouders/schoonouders, buren of het CJG.
3.4 Procedure gegevensverzameling Deze paragraaf is ingedeeld in verschillende kopjes om de procedure van de gegevens verzameling overzichtelijk in kaart te brengen. Voorbereiding Ter voorbereiding op de gegevensverzameling is contact gezocht met het CJG en de Gemeente Achtkarspelen. Vanuit een informatief gesprek is er besloten een samenwerkingsrelatie aan te gaan. Het CJG en de gemeente Achtkarspelen krijgen het eindrapport en in ruil daardoor heeft de dataverzameling vanuit naam van het CJG en de gemeente Achtkarspelen plaatsgevonden. In de samenwerking met het CJG en de gemeente Achtkarspelen is bepaald hoe de dataverzameling vormgegeven zou worden. Het CJG en de gemeente Achtkarspelen hebben het onderzoek aangekondigd bij een VMBO/ MBO school, basisscholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in Buitenpost en Harkema. Contact legging betrokken partijen De onderzoekers hebben contact gelegd met de VMBO/MBO school, basisscholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en hier medewerking voor het onderzoek gevraagd. Vanuit dit contact hebben vijf basisscholen, vier kinderdagverblijven en één peuterspeelzaal toegezegd de vragenlijst onder ouders/ verzorgers te verspreiden. Verspreiding vragenlijst De betrokken partijen zoals basisscholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzaal hebben de vragenlijst via de mail naar de respondenten verzonden. In de gevallen waar de vragenlijst niet via de mail verspreid kon worden, is dit schriftelijk of via de schoolwebsite gebeurd. Hierbij is aan de betrokken partijen gevraagd om een bevestiging te sturen of het gelukt is om de vragenlijsten te verzenden. In Migchelbrink (2007) wordt beschreven dat het voorafgaand aan het afnemen van een vragenlijst, van belang is de respondenten te informeren over de vragenlijst met daarbij het doel, het belang en de werkwijze van het onderzoek. Hierbij is het van belangrijk dat de respondenten op de hoogte zijn van de anonimiteit en vertrouwelijkheid van het onderzoek en dat de contactgegevens van de onderzoekers worden vermeld.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
19
De ouders/ verzorgers zijn door middel van een e-mail, informatie op de schoolwebsite of schriftelijk geïnformeerd over de vragenlijst. Hierin is de nadruk gelegd op het belang van het invullen van de vragenlijst voor de ouders/ verzorgers, door te vermelden wat zij er mee kunnen bereiken wanneer de vragenlijst wordt ingevuld (zie bijlage 2). Verloop verspreiding vragenlijst Een aantal betrokken partijen had de vragenlijsten volgens afspraak naar de ouders/ verzorgers verzonden. Naar de resterende betrokken partijen zijn herinneringsmails gestuurd om een verzendbevestiging van de vragenlijsten te vragen. Wanneer er geen reactie op de herinneringsmail werd gegeven, is er telefonisch contact opgenomen. In het telefonisch contact bleek bij een groot deel van de betrokken partijen dat de vragenlijsten al verzonden waren. Voor een overzicht van het proces van de verspreiding van de vragenlijsten zie bijlage 3 ‘overzicht verspreiding vragenlijst’. Verhogen respondenten Volgens Verhoeven (2010) is de generaliseerbaarheid van een onderzoek van belang. Er wordt binnen een onderzoek een specifiek deel van de werkelijkheid onderzocht waar uitspraken over worden gedaan. Om de generaliseerbaarheid te verhogen was het van belang om een zo groot mogelijke groep respondenten te verkrijgen die een goede afspiegeling vormt van de dorpen Buitenpost en Harkema. Het bereiken van een grote groep respondenten is mede mogelijk gemaakt door de samenwerking met het CJG en de gemeente Achtkarspelen. De respondenten binnen dit onderzoek kunnen onderverdeeld worden in ouders/ verzorgers met kinderen in verschillende leeftijdscategorieën. De leeftijdscategorieën bestaan uit kinderen in de leeftijd van nul tot zes jaar, zes tot twaalf jaar en twaalf plus (voor meer uitleg zie paragraaf 3.5 analyseplan). Drie weken voor de sluitingsdatum van de vragenlijst bleek uit het overzicht van de geretourneerde vragenlijsten dat de respons van de groep ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijdscategorie nul tot zes jaar in de minderheid te zijn. Om de verzorgers met kinderen in de leeftijd van nul tot zes jaar uit te breiden is er in de laatste drie weken nog contact gezocht met consultatiebureaus in Buitenpost en Harkema.
3.5 Analyseplan Voordat de verzamelde data geanalyseerd zijn, is er een codeboek gemaakt. In het codeboek komen de volgende punten aan bod: de vraag, variabele naam, omschrijving, categorieën en een code voor de antwoorden die missen: een punt (Verhoeven, 2010). Deze gegevens zijn gebruikt voor de verwerking van de resultaten. Om uitspraken te doen over de ouders/ verzorgers met kinderen in verschillende leeftijden, zijn de leeftijden van de kinderen onderverdeeld in verschillende categorieën. In overleg met de opdrachtgever zijn er binnen dit onderzoek de onderstaande categorieën aangehouden. Nul tot zes jaar (voorschoolse kinderen/ kleuters, kinderen tot zes jaar spelen nog veel en ontwikkelen zich vanaf zes jaar meer in bijvoorbeeld taal en rekenen) Zes tot twaalf jaar (basisschool kinderen) Twaalf plus (overgang middelbaar onderwijs en ouder) In een gezin met meerdere kinderen wordt uitgegaan van de leeftijd van het oudste kind, dit kan betekenen dat ouders/ verzorgers ook kinderen in andere leeftijdscategorieën kunnen hebben. Onder categorie één vallen 32 gezinnen, onder categorie twee vallen 47 gezinnen en onder categorie drie vallen 39 gezinnen. Voor het bewerken, verwerken en analyseren van de verzamelde kwantitatieve data is er gebruik gemaakt van het software programma Excel. De kwalitatieve vragen uit de vragenlijst zijn verwerkt via een matrix. Een matrix is een overzicht van de gegeven antwoorden op de kwalitatieve vraag (Verhoeven, 2010). Door deze matrix is er een overzicht gemaakt waarin duidelijk wordt hoe vaak overeenkomende antwoorden worden gegeven. De kwantitatieve gegevens, die zijn ingevoerd in een matrix zijn vervolgens in Excel ingevoerd om er een meer kwantitatieve analyse mee uit te voeren.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
20
Hoofdstuk 4 Buitenpost en Harkema in beeld In dit hoofdstuk staan de resultaten en uitkomsten van het onderzoek in de dorpen Buitenpost en Harkema beschreven. Er is gebruik gemaakt van tabellen en grafieken om de resultaten en uitkomsten inzichtelijk te maken. De resultaten en uitkomsten zijn onderverdeeld in achtergrond informatie, thema’s vanuit de deelvraag en overige informatie. In hoofdstuk 5 ‘conclusie, discussie en aanbevelingen’ wordt er aan de hand van deze resultaten een antwoord gegeven op de deelvraag ‘Wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen?’
4.1 Achtergrond informatie In deze paragraaf wordt de achtergrond informatie van de respondenten beschreven. Deze informatie geeft geen antwoord op de deelvraag, maar bepaalde achtergrond informatie is gebruikt voor het leggen van verbanden zoals in paragraaf 4.4 is gedaan door de leeftijd van de kinderen en de behoefte aan het volgen van activiteiten te vergelijken. Daarnaast is deze informatie van belang bij het herhalen van dit onderzoek of een vergelijkingsonderzoek tussen stad en dorp. Voor de beeldvorming van de dorpen Buitenpost en Harkema worden er een aantal kenmerken van de dorpen in de onderstaande tabel (tabel 2) weergeven. Tabel 2 kenmerken Buitenpost en Harkema Kenmerken
Buitenpost
Harkema
Aantal inwoners
5.190
3.910
Aantal huishoudens
2.195
1.585
Eenpersoonshuishoudens
31%
26%
Huishoudens zonder kinderen
33%
32%
Huishoudens met kinderen
35%
43%
Inwoners 0 tot 15 jaar
18%
20%
Inwoners 15 tot 25 jaar
11%
11%
Inwoners 25 tot 45 jaar
25%
26%
Inwoners 45 tot 65 jaar
27%
29%
Inwoners 65+
19%
14%
(‘Hoeveel inwoners’, z.d.) De respondenten (n=125) komen uit Harkema (n=60) en Buitenpost (n=59), de overige zes personen komen uit omliggende dorpen. Voor dit onderzoek worden alleen de respondenten uit Harkema en Buitenpost (n=119) gebruikt. In totaal hebben veertien mannen en 105 vrouwen de vragenlijst ingevuld, de gemiddelde leeftijd van de respondenten is 38 jaar. De respondenten wonen gemiddeld 20 jaar in Buitenpost en gemiddeld 26 jaar in Harkema. Van de respondenten (n=119) zijn er 118 mensen in Nederland geboren. De meerderheid (94%) van de respondenten (n=117) is getrouwd of samenwonend. De meerderheid (52%) van de respondenten (n=118) heeft de middelbare beroepsopleiding (MBO) afgerond. In Buitenpost ligt het gemiddelde van de hoogst afgeronde opleiding bij het hoger voortgezet onderwijs (HAVO, VWO). In Harkema ligt het gemiddelde op het middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Een kleine meerderheid (58%) van de respondenten (n=119) uit Buitenpost en Harkema heeft een parttime baan van twaalf tot dertig uur per week. De overige respondenten hebben een fulltime baan van dertig uur per week of meer (18%), geen betaald werk (10%), een parttime baan tot twaalf uur per week (9%) of vallen in de overige categorie (4%) waarbij de meeste personen een eigen bedrijf hebben. Van de partners van de respondenten (n=118) heeft de meerderheid (76%) een fulltime baan van dertig uur per week of meer.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
21
Voor de overige respondenten geldt dat hun partner een parttime baan van twaalf tot dertig uur per week (6%) heeft, hun partner geen betaald werk heeft (6%), deze vraag niet van toepassing is (6%), de partners in de overige categorie vallen (4%), waarbij de meeste personen een eigen bedrijf hebben of de partners een parttime baan tot twaalf uur per week (2%) hebben. De gezinnen van de respondenten (n=118) bestaan voor het grootste deel (58%) uit twee kinderen per gezin. De overige respondenten (42%) bestaan uit gezinnen met één tot zes kinderen. Van de in totaal 259 kinderen zijn er 248 thuiswonend.
4.2 Delen van opvoedingsverantwoordelijkheden In deze paragraaf wordt het thema ‘opvoedingsverantwoordelijkheden delen’ beschreven. 4.2.1 Opvoeding van eigen en andermans kinderen Van de respondenten (n=119) uit Buitenpost en Harkema geeft de meerderheid (84%) aan het afgelopen jaar andere ouders/ verzorgers te hebben geholpen bij de opvoeding van hun kinderen. In Harkema (87%) zijn in vergelijking met Buitenpost (83%) meer mensen die andere ouders hebben geholpen. Vanuit de open vraag uit de vragenlijst hebben ouders aangegeven op welke manier zij elkaar hebben geholpen. Hieruit kwam naar voren dat oppassen, advies geven en een luisterend oor bieden vaak voorkomen. Daarop volgend wordt er vaak geholpen met het brengen en halen van andere kinderen en gaan ouders samen in gesprek over de opvoeding van hun kinderen. Overig gegeven antwoorden zijn het uitwisselen van ervaringen, kinderen meenemen op vakantie, kinderen verwijzen naar goede hulpverlening, kleding en eten geven en het bieden van praktische en huishoudelijke hulp. Van de respondenten (n=102) denkt een kleine meerderheid (57%) dat de geboden hulp altijd of vaak heeft geholpen en het overige deel (43%) denkt dat dit soms heeft geholpen. Aan de respondenten zijn stellingen voorgelegd over het delen van opvoedingsverantwoordelijkheden. Deze gegevens worden geïllustreerd aan de hand van verschillende tabellen, gevolgd door een beschrijving van de belangrijkste bevindingen. Bij de beschrijving van de belangrijkste verschillen zijn de antwoordcategorieën sterk mee eens en eens en sterk mee oneens en oneens geclusterd, omdat het bij deze vraag van belang is of ze het eens of oneens zijn. Tabel 3 Zelf opvoeden of ook met anderen Hoe ik mijn kinderen opvoed gaat alleen mij (en de eventuele andere ouder) aan. Sterk mee oneens
Buitenpost n=58
Harkema n=60
Totaal n=118
1%
0%
1%
Oneens
40%
32%
35%
Eens
47%
53%
50%
Sterk mee eens
12%
15%
14%
Van de respondenten (n=118) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (64%) dat de opvoeding van hun kinderen alleen henzelf en de eventuele andere ouder/ verzorger aangaat. Opvallend is dat meer ouders/ verzorgers uit Buitenpost, in vergelijking met Harkema, het oneens zijn met de stelling dat de opvoeding alleen henzelf en de eventuele andere ouder aangaat. Tabel 4 Bijdrage van dorpsbewoners bij de opvoeding Niet alleen professionals, maar ook dorpsbewoners kunnen hun steentje bijdragen aan de opvoeding van kinderen in de buurt Sterk mee oneens
Buitenpost n=58
Harkema n=60
Totaal n=118
0%
0%
0%
Oneens
27%
24%
25%
Eens
71%
73%
72%
2%
3%
3%
Sterk mee eens
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
22
Van de respondenten (n=118) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (75%) dat niet alleen professionals, maar ook dorpsbewoners een bijdrage kunnen leveren aan de opvoeding van kinderen in de buurt. Hierbij zijn geen opvallende verschillen tussen de dorpen Buitenpost en Harkema. Tabel 5 Het belang van de bijdrage van andere volwassenen bij de opvoeding Ik vind het belangrijk dat volwassenen uit de omgeving zich bezighouden met de opvoeding van mijn kind(eren). Buitenpost n=59
Harkema n=60
Totaal n=119
Sterk mee oneens
12%
12%
12%
Oneens
59%
67%
63%
Eens
29%
21%
25%
0%
0%
0%
Sterk mee eens
Van de respondenten (n=119) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (75%) het niet belangrijk dat volwassenen uit de omgeving zich bezighouden met de opvoeding van hun kinderen. Het overige deel (25%) heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat volwassenen uit de omgeving zich bezighouden met de opvoeding van hun kinderen. In Harkema vinden mensen, in vergelijking met Buitenpost, het minder belangrijk dat volwassenen uit de omgeving zich bezighouden met de opvoeding van hun kinderen. Voor de betrokkenheid is er gekeken hoe de respondenten over andere ouders en kinderen denken. De gegevens zullen aan de hand van tabellen worden geïllustreerd, gevolgd door een beschrijving van de belangrijkste bevindingen. Tabel 6 Strengheid van ouders Andere ouders zijn streng genoeg Sterk mee oneens
Buitenpost n=53
Harkema n=58
Totaal n= 111
0%
2%
1%
Oneens
42%
53%
48%
Eens
58%
45%
51%
0%
0%
0%
Sterk mee eens
Van de respondenten (n=111) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (51%) dat andere ouders steng genoeg zijn. Opvallend is dat meer ouders/ verzorgers uit Buitenpost, in vergelijking met Harkema, vinden dat andere ouders streng genoeg zijn. Tabel 7 Beweging kinderen Kinderen bewegen genoeg Sterk mee oneens
Buitenpost n= 54
Harkema n= 59
Totaal n= 113
0%
0%
0%
Oneens
17%
14%
15%
Eens
81%
83%
82%
2%
3%
3%
Sterk mee eens
Van de respondenten (n=113) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (82%) dat kinderen in het dorp genoeg bewegen. Hierbij zijn tussen de dorpen Buitenpost en Harkema geen opvallende verschillen.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
23
Tabel 8 Gezond eten Kinderen eten gezond Sterk mee oneens
Buitenpost n= 52
Harkema n= 57
Totaal n= 109
0%
0%
0%
Oneens
19%
32%
26%
Eens
81%
68%
74%
0%
0%
0%
Sterk mee eens
Van de respondenten (n=109) uit Buitenpost en Harkema vindt de ruime meerderheid (74%) dat kinderen in hun dorp gezond eten. Opvallend is dat meer ouders/ verzorgers uit Harkema, in vergelijking met Buitenpost, het er mee oneens zijn dat kinderen in hun dorp gezond eten. In grafiek 1 staat een overzicht over de hoeveelheid zorgen die de respondenten uit Buitenpost en Harkema zich maken over andere kinderen en in grafiek 2 de hoeveelheid zorgen die zij zich maken over hun eigen kinderen. Grafiek 1 Hoeveelheid zorgen om andere kinderen
Grafiek 2 Zorgen om eigen kinderen
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
24
Wanneer er in totaal wordt gekeken hoeveel zorgen de respondenten zich maken over de opvoeding van kinderen uit hun dorp, heeft de meerderheid (33%) op een schaal van nul tot tien, een drie gekozen (zie grafiek 1). Nul staat voor geen zorgen en tien staat voor heel veel zorgen, dit betekent dat ouders/ verzorgers zich weinig zorgen maken over de opvoeding van andere kinderen. Er is door middel van een zelfde schaalvraag in kaart gebracht hoeveel zorgen de respondenten zich over hun eigen kinderen maken. Nul staat voor geen zorgen en tien staat voor heel veel zorgen, hieruit blijkt dat de meeste respondenten voor één (23%), twee (27%) of drie (21%) hebben gekozen (zie grafiek 2). Dit betekent dat ze zich vrijwel geen zorgen maken om hun eigen kinderen. Van de bovenstaande cijfers wijken de dorpen Buitenpost en Harkema niet opvallend af. 4.2.2 Betrokkenheid in het dorp De volgende resultaten gaan over de betrokkenheid in de dorpen. De respondenten hebben stellingen gekregen over het dorp waarin ze wonen. Bij deze stellingen is er vanuit gegaan dat wanneer er in een stelling gesproken wordt over ‘mensen in mijn dorp’ de respondenten de vraag hebben ingevuld zoals zij dit zelf beleven. Bij de beschrijving van de belangrijkste verschillen zijn de antwoordcategorieën sterk mee eens en eens en sterk mee oneens en oneens geclusterd, omdat het bij deze vraag van belang is of ze het eens of oneens zijn. In tabel 9 wordt een overzicht gegeven van de betrokkenheid in de dorpen Buitenpost en Harkema. In het overzicht staat in procenten weergeven hoeveel ouders/ verzorgers het eens zijn met de stellingen. Tabel 9 Betrokkenheid in de dorpen Buitenpost en Harkema Stellingen waar ouders/ verzorgers het mee eens zijn
Buitenpost n=57
Harkema n=59
Totaal n=116
Ouders praten met elkaar over hun kinderen
97%
97%
97%
Dit is een goed dorp voor kinderen om op te groeien
97%
96%
97%
De mensen in mijn dorp benaderen kinderen op een positieve manier
93%
87%
90%
Ouders in mijn dorp helpen als er problemen zijn met kinderen Mensen spreken kinderen er op aan als ze geen rekening houden met anderen
75%
78%
77%
70%
73%
72%
De mensen in mijn dorp kennen de kinderen die op straat spelen
70%
73%
72%
Ik denk hetzelfde over opvoeden als de meeste mensen uit mijn dorp
69%
46%
57%
Ik heb een stem in wat er gebeurt in mijn dorp
45%
36%
41%
Als ik de kans had, zou ik uit mijn dorp verhuizen
12%
10%
11%
Van de respondenten (n=116) is een ruime meerderheid het met elkaar eens dat ouders in het dorp met elkaar praten over hun kinderen (97%), dat het een goed dorp is voor kinderen om in op te groeien (97%) en dat mensen in het dorp kinderen op een positieve manier benaderen (90%). Opvallend aan de resultaten over de betrokkenheid in de dorpen Buitenpost en Harkema, is dat meer ouders/ verzorgers uit Buitenpost in vergelijking met Harkema, hetzelfde denken over opvoeden als de meeste mensen uit hun dorp. Er zijn nog drie vragen gesteld over het dorp waar de respondenten wonen. Bij deze vragen is er vanuit gegaan dat wanneer er in de vraag gesproken wordt over ‘mensen in mijn dorp of bewoners’ de respondenten dit invullen vanuit hoe zij dit zelf beleven. Deze drie vragen staan per vraag geïllustreerd (zie tabel 10 t/m 12) en beschreven.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
25
Tabel 10 Hoeveel gaan mensen in het dorp met elkaar om Hoeveel gaan mensen in het dorp met elkaar om? Niet
Buitenpost n=59
Harkema n=59
Totaal n= 118
0%
0%
0%
Weinig
14%
8%
11%
Redelijk
76%
53%
65%
Veel
10%
39%
25%
Van de respondenten (n=118) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (65%) dat de mensen in het dorp redelijk veel met elkaar om gaan. Het meest afwijkende antwoord is de antwoordcategorie ‘veel’ met elkaar omgaan, in Buitenpost gaat dit om 10% en in Harkema om 39%. Tabel 11 Betrokkenheid bewoners in dorp Hoe betrokken zijn de bewoners bij uw dorp? Niet
Buitenpost n=59
Harkema n=59
Totaal n= 118
0%
0%
0%
Weinig
27%
14%
21%
Redelijk
68%
54%
61%
5%
32%
19%
Veel
Van de respondenten (n=118) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (61%) dat de bewoners in het dorp redelijk betrokken zijn met het dorp. Opvallend is dat in Harkema een deel (32%) van de ouders/ verzorgers vindt dat de bewoners veel betrokken zijn in het dorp. Daarentegen vindt de minderheid (5%) uit Buitenpost dat er veel mensen betrokken zijn in het dorp. Tabel 12 Ontmoetingsplekken in het dorp Hoeveel ontmoetingsplekken zijn er in uw dorp? Niet
Buitenpost n=59
Harkema n=59
Totaal n= 118
2%
0%
1%
Weinig
25%
4%
15%
Redelijk
56%
76%
66%
Veel
17%
20%
19%
Van de respondenten (n=118) uit Buitenpost en Harkema vindt de meerderheid (66%) dat er redelijk veel ontmoetingsplekken in het dorp zijn. Opvallend is dat in Buitenpost een kwart (25%) van de respondenten vindt dat er weinig ontmoetingsplekken zijn en in Harkema vindt de minderheid (4%) van de ouders/ verzorgers dat er weinig ontmoetingsplekken zijn. Opvallendheden binnen de verschillende leeftijdscategorieën bij het delen van opvoedingsverantwoordelijkheden. Ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijdscategorie van twaalf jaar en ouder vinden, in vergelijking met ouders/ verzorgers met kinderen in de overige leeftijdscategorieën, het meest dat de opvoeding alleen henzelf en de eventuele andere ouder/ verzorger aangaat.
4.3 Steun en advies In deze paragraaf wordt het thema ‘steun en advies krijgen van anderen’ beschreven. In tabel 13 is in een overzicht te zien van wie ouders/ verzorgers steun en/ of advies krijgen.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
26
Tabel 13 Overzicht steun/advies Steun en advies van:
Buitenpost n=59
Harkema n=60
Totaal n=119
Ouders/schoonouders
86%
77%
82%
Vrienden/ kennissen
49%
55%
52%
Overige familieleden
36%
32%
34%
Kinderopvang/ peuterspeelzaal/ school
44%
22%
33%
Consultatiebureau/ schoolarts
32%
23%
28%
Buren
19%
10%
14%
Huisarts
14%
12%
13%
Maatschappelijk werk/ psycholoog/ Bureau Jeugdzorg
8%
12%
10%
Kerk/ dominee/ ouderling/ diaken/ pastoraal werker
3%
5%
4%
Centrum voor Jeugd en Gezin
3%
3%
3%
Sportcoach/ trainer
7%
0%
3%
Jongerenwerker
0%
0%
0%
In tabel 13 is te zien dat de respondenten (n=119) uit Buitenpost en Harkema het meeste (82%) steun en advies krijgen van ouders en/ of schoonouders. Na ouders en/ of schoonouders krijgen ouders/ verzorgers de meeste steun en advies van vrienden en kennissen (52%). Er wordt door de respondenten in beide dorpen geen steun en/ of advies gevraagd aan een jongerenwerker. Opvallend is dat ouders/ verzorgers in Buitenpost meer steun en advies krijgen van kinderopvang/ peuterspeelzaal/ school en het consultatiebureau/ schoolarts dan in Harkema. Opvallendheden binnen de verschillende leeftijdscategorieën bij het krijgen van steun en advies. Ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijd nul tot zes jaar krijgen, in vergelijking met de ouders/ verzorgers van kinderen in de overige leeftijdscategorieën, de meeste steun en advies van ouders en/ of schoonouders.
4.4 De behoefte aan activiteiten om in contact te komen met anderen In deze paragraaf wordt het thema ‘ behoefte aan activiteiten om in contact te komen met andere ouders’ weergeven. Tabel 14 Behoefte aan activiteiten om in contact te komen met andere ouders/ verzorgers Buitenpost Harkema Totaal Behoefte aan activiteiten n=59 n=59 n=118 Leuke dingen ondernemen met andere ouders en kinderen, bijvoorbeeld zwemmen, museumbezoek of samen eten 49% 53% 51% Praktische hulp van andere ouders, zoals kinderen halen en brengen, oppassen of klusjes in en of het huis 47% 47% 47% Bijeenkomsten met andere ouders rondom een opvoedthema, zoals pesten of roken 37% 37% 37% Volgen van trainingen met andere ouders 32% 23% 28% Advies van andere ouders in een persoonlijk gesprek 19% 19% 19% Ontmoetingsplek waar u binnen kunt lopen en andere ouders ontmoet 10% 10% 10% Advies van andere ouders via internet/ chatten 8% 8% 8%
Van de respondenten (n=118) uit Buitenpost en Harkema heeft een kleine meerderheid (51%) behoefte om leuke dingen te ondernemen met andere ouders en kinderen, zoals zwemmen, een museumbezoek of samen eten. Daarna volgt een groep (47%) ouders/ verzorgers die behoefte hebben aan praktische hulp van andere ouders, zoals kinderen halen en brengen, oppassen of klusjes
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
27
in en om het huis en een groep (37%) ouders/ verzorgers die behoefte hebben aan bijeenkomsten met andere ouders/ verzorgers rondom een opvoedthema, zoals pesten of roken. Opvallend is dat ouders/ verzorgers uit Buitenpost in vergelijking met Harkema meer behoefte hebben aan het volgen van trainingen met andere ouders. Opvallendheden binnen de verschillende leeftijdscategorieën bij de behoefte aan activiteiten om in contact te komen met andere ouders. De ouders/ verzorgers uit Buitenpost met kinderen in de leeftijdscategorie nul tot zes jaar hebben, in vergelijking met de ouders met kinderen uit in overige leeftijdscategorieën, de meeste behoefte om leuke dingen te ondernemen en de meeste behoefte aan praktische hulp. In Harkema hebben ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijdscategorie zes tot twaalf jaar de meeste behoefte aan praktische hulp van andere ouders zoals kinderen halen en brengen, oppassen of klusjes in en om het huis. Ouders/ verzorgers uit Harkema met kinderen in de leeftijd van nul tot zes jaar hebben de meeste behoefte aan het volgen van bijeenkomsten met andere ouders/ verzorger rondom opvoedthema’s en de meeste behoefte om leuke dingen te ondernemen.
4.5 Overige resultaten Deze informatie geeft geen antwoord op de deelvraag, maar bepaalde overige resultaten zijn gebruikt voor het leggen van verbanden. In de conclusie zijn opvoedkwesties gekoppeld aan de behoeften van het volgen van bijeenkomsten om in contact te komen met andere ouders/ verzorgers. Daarnaast is deze informatie van belang bij het herhalen van dit onderzoek of een vergelijkingsonderzoek tussen stad en dorp. Aan de respondenten (n=117) zijn verschillende opvoedkwesties voorgelegd welke zij hebben beoordeeld met niet lastig of lastig. In het overzicht staat in procenten weergeven hoeveel ouders/ verzorgers het lastig hebben met de verschillend opvoedkwesties. Tabel 15 Opvoedkwesties Lastige opvoedkwesties
Buitenpost n=58
Harkema n=59
Totaal n=117
Angst, onzekerheid, faalangst
31%
32%
32%
Pesten
21%
27%
24%
Luisteren/ gehoorzamen
19%
20%
20%
Goed eten
14%
22%
18%
Genoeg vrienden
17%
14%
16%
(School) prestaties
18%
10%
14%
9%
12%
11%
12%
8%
10%
Problemen met slapen
9%
3%
6%
Omgaan met geld
2%
7%
5%
Middelengebruik
5%
3%
4%
Bewegen/ sporten
2%
5%
4%
Druk of agressief gedrag Verkeerde vrienden
Van de respondenten (n=117) lijken ouders/ verzorgers het, het meest lastig te hebben met ‘angst, onzekerheid en faalangst’ (32%) en ‘pesten’ (24%). Opvallend is dat meer ouders/ verzorgers uit Harkema in vergelijking met Buitenpost het lastig hebben met pesten. In Buitenpost geven in vergelijking met Harkema meer ouders/ verzorgers aan het lastig te hebben met schoolprestaties.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
28
In grafiek 3 staat een totaal overzicht van de hoeveelheid stress die de respondenten uit Buitenpost en Harkema ervaren bij het opvoeden. Grafiek 3 Hoeveelheid stress bij opvoeden
Alles samengenomen geven de meeste respondenten (n=119) uit de dorpen Buitenpost en Harkema op schaal van nul tot tien, een twee (32%) of een drie (31%) voor de hoeveelheid stress bij het opvoeden. Nul staat voor geen stress en tien staat voor heel veel stress, dit betekent dat ouders/ verzorgers weinig stress bij de opvoeding van hun kinderen ervaren. Er zijn geen opvallende verschillen tussen Buitenpost en Harkema. Aan de respondenten is gevraagd of ze bekend zijn met de CJG activiteiten in de buurt en of ze de CJG Achtkarspelen website wel eens hebben bezocht. In Buitenpost is iets minder dan de helft (45%) van de respondenten (n=58) bekend met de CJG activiteiten in hun buurt. Van de respondenten (n=58) in Buitenpost heeft de minderheid (31%) de website van CJG Achtkarspelen wel eens bezocht. In Harkema is de minderheid (30%) van de respondenten (n=60) bekend met de CJG activiteiten in hun buurt. Van de respondenten (n=60) hebben weinig mensen (12%) de website van CJG Achtkarspelen wel eens bezocht. Opvallendheden binnen de verschillende leeftijdscategorieën bij lastige opvoedkwesties en bekendheid CJG. De ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijdscategorie nul tot zes jaar hebben het, in vergelijking met de ouders/ verzorgers met kinderen in de overige leeftijdscategorieën, het minst lastig met de opvoedkwesties ‘angst, onzekerheid en faalangst’. Ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijdscategorie zes tot twaalf jaar vinden, in vergelijking met de ouders/ verzorgers met kinderen in de overige leeftijdscategorieën, de opvoedkwestie ‘angst, onzekerheid en faalangst’ het lastigst. Ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijdscategorie nul tot zes jaar uit beide dorpen, zijn in vergelijking met de ouders/ verzorgers met kinderen in de overige leeftijdscategorieën, het minst bekend zijn met de CJG activiteiten in de buurt.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
29
Hoofdstuk 5 Conclusie, discussie en aanbevelingen In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 5.1 de conclusie op de onderzoeksvraag gegeven. In paragraaf 5.2 komt de discussie van dit onderzoek aan bod en tot slot worden er in paragraaf 5.3 aanbevelingen aan het lectoraat Integraal Jeugdbeleid en het CJG/ de gemeente Achtkarspelen gegeven
5.1 Conclusie In deze paragraaf wordt er door middel van de opgestelde deelvragen toegewerkt naar het antwoord op de hoofdvraag: ‘Wat is de visie op de pedagogische civil society en wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen?’ Deelvraag 1: Wat zijn de ontwikkelingen ten aanzien van de individualisering en de regel en wetgeving op sociaal pedagogisch gebied? Nederland gaat van een verzorgingsstaat naar een participatiestaat, dit betekent dat er meer van de samenleving wordt gevraagd. De individualisering wordt teruggedrongen door te streven naar meer eigen kracht van burgers. Ontwikkelingen die samenhangen met de participatiestaat zijn de WMO, de vorming van het CJG en in 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de nu nog, provinciaal geïndiceerde zorg. Deelvraag 2: Wat is de visie op de door Micha de Winter geïntroduceerde pedagogische civil society? Micha de Winter (pedagoog en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht) heeft de pedagogische civil society geïntroduceerd. Er wordt gestreefd naar een samenleving waar mensen ‘samen leven’. Het is hierbij van belang het individualisme tegen te gaan door de sociale netwerken van de burgers te versterken. Het opvoeden van een kind is van belang, bij een opvoeding met weinig grenzen kan hyper of druk gedrag van een kind het gevolg zijn. Kinderen die weinig grenzen krijgen worden soms doorverwezen naar geïndiceerde zorg, terwijl er vanuit de visie van de pedagogische civil society wordt gedacht dat veel problemen met de opvoeding zijn op te lossen. Deelvraag 3: Wat is de meerwaarde en wat zijn de kanttekeningen, van professionals in sociaal domein, op de pedagogische civil society? De meerwaarde van de pedagogische civil society is dat er gestreefd wordt naar gezamenlijke zorg en onderlinge betrokkenheid in de samenleving, door gebruik te maken van hun eigen kracht en netwerk. Er kan vanuit het medische model, de gespecialiseerde zorg en vanuit het pedagogisch model naar de samenleving worden gekeken. Binnen een participatiestaat en de pedagogische civil society ligt de focus op de eigen kracht van de burger wat omschreven kan worden als het pedagogisch model. Een kanttekening bij de pedagogische civil society is dat er vooral gekeken wordt naar het pedagogisch model, terwijl het medische model ook belangrijk is. Het is van belang dat er een balans blijft bestaan tussen gespecialiseerde zorg en het pedagogisch model. Omdat de gespecialiseerde zorg van betekenis kan zijn voor de meest kwetsbare gezinnen en kinderen. Deelvraag 4: Wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen? Opvoedingsverantwoordelijkheden delen De meerderheid van de ouders/ verzorgers uit Buitenpost en Harkema helpt anderen bij het opvoeden van hun kinderen. Hierbij kan er gedacht worden aan oppassen, advies geven, een luisterend oor bieden, kinderen brengen en halen van en naar school. De meerderheid van de ouders/ verzorgers denkt dat het helpen met de opvoeding bij anderen geholpen heeft.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
30
Veel ouders/ verzorgers uit Buitenpost en Harkema vinden dat niet alleen professionals, maar ook dorpsbewoners een bijdrage kunnen leveren aan de opvoeding van de kinderen in de buurt. Echter vindt de meerderheid van de ouders/ verzorgers uit Buitenpost en Harkema dat de opvoeding van hun kinderen alleen henzelf en de eventuele andere ouder/ verzorger aan gaat. Vooral de ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijdscategorie twaalf jaar en ouder vinden dit. De meeste ouders/ verzorgers uit Buitenpost en Harkema denken positief over de opvoeding van andere ouders/ verzorgers. Hierbij kan gedacht worden aan streng genoeg, genoeg beweging, gezond eten. Gemiddeld gezien maken ouders/ verzorgers zich meer zorgen over andere kinderen dan hun eigen kinderen. In Buitenpost en Harkema zijn de ouders/ verzorgers betrokken in hun dorp. Ouders praten met elkaar over hun kinderen, ze helpen elkaar als er problemen zijn met de kinderen, ze spreken kinderen erop aan als ze geen rekening houden met anderen en ze kennen de kinderen die op straat spelen. In Buitenpost denken, in vergelijking met Harkema, meer mensen in het dorp hetzelfde over de opvoeding van hun kinderen. Het krijgen van steun en advies bij de opvoeding van kinderen Bijna alle ouders/ verzorgers uit Buitenpost en Harkema krijgen steun en advies van hun ouders/ schoonouders. Ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijd van nul tot zes jaar krijgen, in vergelijking met ouders/ verzorgers met kinderen in overige leeftijdscategorieën, de meeste steun en advies van ouders/ schoonouders. Daarna krijgen ze de meeste steun en advies van vrienden/ kennissen, overige familieleden, kinderopvang/ peuterspeelzaal/ school en consultatiebureau/ e e schoolarts. Ouders maken gebruik van de 0 en 1 lijn zorg. Het lijkt erop dat ouders/ verzorgers vooral steun en advies krijgen van hun eigen netwerk en van (verplichte) instanties die te maken hebben met het opvoeden en opgroeien van kind(eren). Er wordt weinig steun en advies verkregen bij buren, huisarts, maatschappelijk werk/ psycholoog/ Bureau Jeugdzorg, kerk, sportcoach/ trainer en jongerenwerker.
De behoefte om deel te nemen aan activiteiten om in contact te komen met andere ouders/ verzorgers. De meeste ouders/ verzorgers hebben behoefte aan verschillende activiteiten om in contact te komen met andere opvoeders. In Buitenpost en Harkema heeft ongeveer de helft van de ouders/ verzorgers behoefte om leuke dingen te ondernemen met andere opvoeders zoals zwemmen, een fietstocht, een museumbezoek of samen eten. Ouders met kinderen in de leeftijdscategorie nul tot zes jaar hebben hier de meeste behoefte aan. Ongeveer de helft van alle ouders/ verzorgers hebben behoefte aan bijeenkomsten met andere ouders rondom opvoedthema’s. Ouders/ verzorgers hebben het, het meest lastig met de opvoedthema’s ‘angst, onzekerheid en faalangst’, ‘pesten’, ‘luisteren/ gehoorzamen’ en ‘goed eten’. Ongeveer de helft van alle ouders/ verzorgers heeft behoefte aan praktische hulp zoals kinderen brengen/ halen, oppassen of klusjes in en om huis. Iets minder dan de helft van de ouders uit Buitenpost en Harkema zijn bekend met de CJG activiteiten in hun buurt of de website van het CJG Achtkarspelen. In Buitenpost zijn meer mensen bekend met het CJG dan in Harkema. Tot slot het antwoord op de onderzoeksvraag ‘Wat is de visie op pedagogische civil society en wat is de attitude van ouders/ verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar woonachtig in de dorpen Buitenpost en Harkema ten aanzien van de betrokkenheid van andere volwassenen bij het opgroeien en opvoeden van hun kinderen?’ De pedagogische civil society staat voor het samen leven in de samenleving door gebruik te maken van een sociaal netwerk bij het opvoeden en opgroeien van eigen en andermans kinderen. Op deze manier wordt de eigen kracht van de burger versterkt. Bij de participatie samenleving is het van belang dat de eigen kracht van de burger wordt versterkt en dat er gestreefd wordt naar een samenleving waar men elkaar ondersteund. Het samen leven in de samenleving door gebruik te maken van een sociaal netwerk en elkaar ondersteunen wordt gedaan in Buitenpost en Harkema. Ouders/ verzorgers in Buitenpost en Harkema krijgen de meeste steun en advies van hun eigen netwerk of (verplichte) instanties die te maken hebben met het opvoeden en opgroeien van kind(eren). Bij het eigen netwerk
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
31
gaat het voornamelijk om hulp van ouders/ schoonouders, vrienden en kennissen en overige familieleden. Onder instanties die te maken hebben met het opvoeden en opgroeien van kinderen worden de volgende instanties verstaan, de kinderopvang/ peuterspeelzaal, school, het consultatiebureau en de schoolarts. Veel ouders/ verzorgers in Buitenpost en Harkema helpen andere ouders/ verzorgers met de opvoeding van hun kinderen. Echter geven ouders/ verzorgers aan dat de opvoeding van hun kinderen andere mensen niet aan gaat. Dit sluit niet aan op het concept van de pedagogische civil society, omdat er binnen de pedagogische civil society wordt gestreefd naar het opvoeden van elkaars kinderen. De meerderheid van de ouders/ verzorgers in Buitenpost en Harkema zijn positief over andermans opvoeding, maar niet iedereen in het dorp denkt hetzelfde over opvoeden.
5.2 Discussie In deze paragraaf wordt het onderzoek kritisch bekeken, er wordt gekeken naar de doelstelling van het onderzoek, het onderzoeksinstrument, het onderzoeksproces en de verhouding tussen de resultaten en de vakliteratuur. De validiteit, betrouwbaarheid en bruikbaarheid van het onderzoek worden in de verschillende paragrafen beschreven. Het doel van het onderzoek is bereikt aangezien er in kaart is gebracht hoe de betrokkenheid van ouders/ verzorgers is ten aanzien van het opvoeden en opgroeien van hun kinderen in de dorpen Buitenpost en Harkema. Het onderzoek is hierdoor bruikbaar, omdat op deze manier de opdrachtgever, het lectoraat Integraal Jeugdbeleid, kan kijken naar het verschil tussen stad en dorp. Een advies is om vervolgonderzoek uit te voeren wanneer het lectoraat Integraal Jeugdbeleid uitspraken wil doen over het verschil in betrokkenheid tussen stad en dorp. Dit onderzoek is te klein en in een te gering deel van Nederland uitgevoerd om te generaliseren. De inzichten in ouders/ verzorgers in Buitenpost en Harkema en de belangstelling om deel te nemen aan activiteiten met andere ouders is voor het CJG bruikbaar, omdat het handvatten biedt bij het organiseren van activiteiten. Onderzoeksinstrument Tijdens het verwerken van de resultaten is gebleken dat de vragen uit de vragenlijst niet allemaal direct antwoord geven op de deelvragen uit het veldonderzoek of door de respondenten breed geïnterpreteerd kunnen worden. Voorbeelden van vragen die niet direct antwoord geven op de deelvraag of door de respondenten anders geïnterpreteerd kunnen worden zijn ‘ouders in mijn dorp praten met elkaar over hun kinderen’ of de vraag ‘ouders in mijn dorp helpen elkaar als er problemen zijn met kinderen’. Bij deze vragen hoeft het niet te betekenen dat ouders bij het invullen van ‘sterk mee eens’ zelf ook praten over andere kinderen of ouders helpen als er problemen zijn met kinderen. De interne validiteit van dit onderzoek is aangetast, omdat er niet vanuit kan worden gegaan dat alle respondenten op dezelfde manier hebben gedacht en daardoor de conclusies niet helemaal juist kunnen zijn (Verhoeven, 2010). De onderzoekers hebben bij de vragen die breed geïnterpreteerd kunnen worden ervoor gekozen om voorafgaand aan de resultaten te beschrijven hoe er verwacht wordt dat de vraag geïnterpreteerd is. Door voorafgaand aan de resultaten de interpretatie te beschrijven is de betrouwbaarheid van het onderzoek verhoogd, omdat er een verantwoording voor het onderzoekshandelen is gegeven (Verhoeven, 2010). Uit reacties van een aantal respondenten is gebleken dat bepaalde vragen zoals het lastig hebben met één van de volgend genoemde opvoedkwesties ‘middelengebruik, pesten of schoolprestaties’ niet van toepassing waren voor alle ouders/ verzorgers. Door het niet verplicht stellen van een vraag uit de vragenlijst hebben respondenten voor wie bepaalde vragen niet van toepassing waren, de mogelijkheid gehad om vragen over te slaan. Dit betekent dat toevallige fouten zoals het invullen van een vraag terwijl de respondent het antwoord niet wist, voor een groot deel zijn voorkomen. Door het voorkomen van deze toevallige fouten is het onderzoek betrouwbaarder geworden (Verhoeven, 2010). In de vragenlijst zijn vragen verwerkt welke privacy gevoelig kunnen zijn, wat zou kunnen leiden tot het geven van sociaal wenselijke antwoorden. Door te werken met een anonieme vragenlijst kan er niet bekend gemaakt worden wie welke antwoorden geeft, wat aanleiding kan zijn voor het geven van eerlijke antwoorden.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
32
Een systematische fout als het niet naar waarheid invullen van een vragenlijst is voorkomen door het werken met een anonieme vragenlijst, waardoor het onderzoek meer valide is geworden. Onderzoeksproces Door aansluiting te zoeken met het CJG en de gemeente Achtkarspelen, is er samenwerking gevonden bij een grote groep betrokken partijen die in contact staan met de onderzoekseenheid van het onderzoek, zoals kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en basisscholen. Door de samenwerking met deze betrokken partijen is de kans op respons vergroot, omdat de betrokken partijen dichter bij de onderzoekseenheid staan. Bij het selecteren van de betrokken partijen is rekening gehouden met de spreiding in de leeftijd van de kinderen van ouders/ verzorgers uit Buitenpost en Harkema. Hierdoor is er een grote groep respondenten bereikt met een redelijk gelijkmatige spreiding in de leeftijden van de kinderen. Door gelijkmatige spreiding in de leeftijden van de kinderen is de externe populatievaliditeit verhoogd, omdat de respondenten goed overeen komen met kenmerken van de populatie: ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijd van 0-23 jaar (Verhoeven, 2010). Verhouding resultaten tot de vakliteratuur De gebruikte vakliteratuur sluit goed aan op het gebruikte onderzoeksinstrument. Dit heeft het mogelijk gemaakt om de verschillen en/ of gelijkenissen vanuit de vakliteratuur en het veldonderzoek te kunnen beschrijven in de conclusie. Zo wordt vanuit de literatuur over de pedagogische civil society gestreefd naar het samen leven in een samenleving door gebruik te maken van een sociaal netwerk en elkaar ondersteunen en blijkt vanuit het veldonderzoek dat dit in Buitenpost en Harkema al veel wordt gedaan. In de aanbevelingen richting het CJG en de gemeente Achtkarspelen zijn maatschappelijke ontwikkelingen verwerkt welke een positief effect kunnen hebben op het versterken van de eigen kracht van burgers.
5.3 Aanbevelingen Naar aanleiding van de bevindingen uit dit onderzoek zijn aanbevelingen gemaakt voor de opdrachtgever het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid en voor de samenwerkingsverbanden het CJG en de gemeente Achtkarspelen. 5.3.1 Aanbevelingen Lectoraat Eigen kracht van burgers onderzoeken in verschillende soorten dorpen. In Buitenpost en Harkema is het opvallend dat de ouders/ verzorgers in Buitenpost en Harkema hun eigen kracht goed inzetten, omdat het erop lijkt dat ouders/ verzorger vooral steun en advies krijgen van hun eigen netwerk en van (verplichte) instanties die te maken hebben het opvoeden en opgroeien van kind(eren), wat goed aansluit bij de streefpunten van de pedagogische civil society namelijk meer gezamenlijke zorg en onderlinge betrokkenheid. In een vervolgonderzoek kan worden gekeken of ouders/ verzorgers alleen in Buitenpost en Harkema hun eigen kracht inzetten of dat dit ook geldt voor ouders/ verzorgers uit verschillende andere dorpen. In een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau worden dorpen onderverdeeld in vier categorieën. Hierbij gaat het om grote dorpen bij een stad, kleine dorpen bij een stad, grote afgelegen dorpen en kleine afgelegen dorpen. Uit het onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat er een verschil is in afgelegen dorpen en dorpen die dicht bij een stad liggen. Dorpsbewoners die dicht bij een stad wonen zijn vaak op de stad georiënteerd, waardoor ze minder op het dorpsleven gericht zijn. Daarnaast is het aantal buurtgenoten dat elkaar nauwelijks kent in stedelijke gebieden driemaal zo groot als in kleine dorpen. Buitenpost valt onder de categorie ‘groot afgelegen dorp’ en Harkema valt onder de categorie ‘klein afgelegen dorp’ (Steenbekker & Vermeij, 2013). Omdat er in het onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau wordt gesproken over verschillen de categorieën dorpen is het aan te raden om in een vervolg onderzoek te kiezen voor grote en kleine dorpen bij een stad. Vragenlijst aanpassen. Een aantal respondenten heeft aangegeven sommige vragen te breed te vinden en antwoordcategorieën te missen zoals: ‘niet van toepassing’ of ‘weet ik niet’. Voor een
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
33
vervolgonderzoek met hetzelfde onderzoeksinstrument is het van belang om een aantal vragen en antwoordmogelijkheden in de vragenlijst aan te passen. Door vragen en antwoordmogelijkheden aan te passen kan het onderzoek betrouwbaarder en meer valide worden. De respondenten hebben dan de mogelijkheid om nauwkeuriger antwoord te geven en zouden de vragen dan beter begrijpen. Het gaat om de volgende vragen:
Vraag 11: ‘de volgende uitspraken gaan over het dorp waarin u woont. In hoeverre bent u het eens met elke uitspraak?’ Een voorbeeld van een antwoordmogelijkheid is: ‘ouders in mijn dorp praten met elkaar over hun kinderen’. Om deze vraag minder breed te maken zouden de antwoordmogelijkheden beter over de ouders zelf kunnen gaan. Bijvoorbeeld door de voorgaande antwoordmogelijkheid als volgt de definiëren: ‘Ik praat met andere ouders uit mijn dorp over mijn kinderen’. Het voorgaande voorbeeld om de vragen minder breed te maken, kan worden toegepast op alle antwoordmogelijkheden van vraag elf.
Vraag 12a: ‘hoeveel gaan mensen in uw dorp met elkaar om?’ De antwoordcategorieën zijn: niet, weinig, redelijk en veel. Om de vraag minder breed te maken, kan er bij deze vraag worden uitgelegd wat er bedoeld wordt met: ‘met elkaar omgaan’ daarnaast kan de antwoordmogelijkheid ‘weet ik niet’ worden toegevoegd, om zo de antwoordmogelijkheden compleet te maken.
Vraag 12b: ‘hoe betrokken zijn de bewoners bij uw dorp?’ De antwoordcategorieën zijn: niet, weinig, redelijk en veel. Bij deze vraag kan er uitgelegd worden wat er bedoeld wordt met betrokkenheid om de vraag minder breed te maken. In de antwoordmogelijkheden kan de categorie: ‘weet ik niet’ worden toegevoegd, om zo de antwoordmogelijkheden compleet te maken.
Vraag 15: ‘wilt u van de volgende opvoedkwesties aangeven in hoeverre u het er met uw kinderen lastig mee heeft of niet?’ Bij deze vraag kan in plaats van ‘met uw kinderen’ beter worden gevraagd naar ‘één van uw kind(eren)’, om zo de vraag duidelijker te maken. De antwoordcategorieën bij deze vragen zijn: ‘lastig' of ‘niet lastig’. Hier kan ‘niet van toepassing’ worden toegevoegd, voor ouders/ verzorgers die (nog) niet met de opvoedkwesties te maken hebben.
5.3.2 Aanbevelingen CJG Achtkarspelen en de gemeente Achtkarspelen Activiteiten aanbieden voor ouders/ verzorgers om in contact te komen met andere opvoeders. Het blijkt dat een groot aantal van de respondenten behoefte heeft aan activiteiten om in contact te komen met andere ouders/ verzorgers, daarom zou het aanbieden van activiteiten aansluiten bij de behoeften van ouders/ verzorgers. Voorbeelden van activiteiten die ouders/ verzorgers aanspreken zijn: Leuke dingen ondernemen zoals zwemmen, fietsen, museumbezoek of samen eten om in contact te komen met andere opvoeders. Ouders/ verzorgers met kinderen van nul tot zes jaar hebben aangegeven hier de meeste behoefte aan te hebben. Het is daarom aan te raden om de activiteiten (het meest) op deze doelgroep te richten. Bijeenkomsten rondom opvoedthema’s. Ouders/ verzorgers lijken de thema’s ‘angst, onzekerheid, faalangst’, ‘pesten’, ‘luisteren/ gehoorzamen’ en ‘goed eten’ de moeilijkste opvoedkwesties te vinden. Deze opvoedkwesties kunnen gekoppeld worden aan de bijeenkomsten rondom opvoedthema’s. Ouders/ verzorgers met kinderen in de leeftijd van 6 jaar en ouder hebben het, het meest lastig met ‘angst, onzekerheid, faalangst’. Bij de thema’s ‘pesten’, ‘luisteren/ gehoorzamen’ en ‘goed eten’ zijn geen duidelijke verschillen in de leeftijden van kinderen, daarom gelden deze thema’s voor ouders/ verzorgers met kinderen uit alle leeftijdscategorieën.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
34
Praktische hulp bieden aan ouders/ verzorgers Ongeveer de helft van de ouders/ verzorgers geeft aan behoefte te hebben aan praktische hulp zoals kinderen brengen/ halen, oppassen of klusjes in en om huis. De website ‘WeHelpen’ (www.wehelpen.nl) sluit aan op het bieden van praktische hulp in combinatie met het versterken van de eigen kracht van burgers. Door de website onder de aandacht van ouders/ verzorgers te brengen, kunnen ouders/ verzorgers via de site hulp aanbieden en/ of hulp vragen. Uitleg over de website staat beschreven in hoofdstuk twee ‘Kinderen centraal in de veranderingen binnen de jeugdzorg en de pedagogische civil society’ van dit rapport. Verbeteren van de bekendheid CJG Weinig ouders/ verzorgers zijn bekend met de activiteiten en de website van het CJG Achtkarspelen. Door dit onderzoek onder andere vanuit de naam van het CJG uit te voeren, de naam van het CJG in het onderzoeksinstrument te verwerken en de resultaten van dit onderzoek op de website van het CJG te publiceren zijn ouders meer in aanraking gekomen met het CJG. Daarnaast is er in kaart gebracht hoeveel en welke ouders behoefte hebben aan activiteiten of het bijwonen van bijeenkomsten rondom opvoedthema’s, hierdoor heeft het CJG de mogelijkheid om aan te sluiten bij de behoefte van ouders. Omdat het CJG nu specifieker weet onder welke ouders/ verzorgers er behoefte is bijeenkomsten rondom opvoedthema’s kan er door het CJG worden ingezet op promotie onder deze doelgroep.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
35
Bronnenlijst Baren, E. van., Hoogervorst, N., Metz, J., Meijs, L. & Roza, L. (2012). Ongelijkheid in opvoeding. Pedagogische civil society: het verkeerde concept. Tijdschrift voor sociale vraagstukken, 6(5-6). 14-17 Clinton, H. (1996). It Takes a Village. And Other Lessons Children Teach Us. New York: Simon and Schuster. Centrum voor Jeugd en Gezin [informatie]. (z.d.). Opgevraagd op 19 november 2013 van http://www.cjgachtkarspelen.nl/. Come together [nieuwsbrief]. (2013, 22 november). Opgevraagd op 14 april 2014 van http://us6.campaign-archive1.com/?u=d3affffb58a878bef7aa22416&id=f420553aba Cortie, C., Droogleever Fortuijn, J. & Wagenaar, M. (2003). Stad en land. Over bewoners en woonmilieu. Amsterdam: Aksant. Dijke van, A. & Terpstra, L. (2013). Kinderen, mij een zorg. Betekenis en grenzen van de pedagogische civil society. Amsterdam: Uitgeverij SWP Hilhorst, P. & Zonneveld, M. (2013). De gewoonste zaak van de wereld. Radicaal kiezen voor de pedagogische civil society. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling RMO Hoe werkt WeHelpen [informatie]. (z.d.) Opgevraagd op 14 april 2014 van https://www.wehelpen.nl/wat-is-het/hoe-werkt-het/ Hoeveel inwoners heeft Buitenpost? [informatie]. (z.d.) Opgevraagd op 6 mei 2014 van http://www.stadindex.nl/buitenpost Hoeveel inwoners heeft Harkema? [informatie]. (z.d.) Opgevraagd op 6 mei 2014 van http://www.stadindex.nl/harkema Hooijmans, S. De participatiesamenleving een utopie? Een onderzoek naar de grenzen van zelfzorg door de civil society (Faculty of Social and Behavioural Theses). Opgevraagd van http://igiturarchive.library.uu.nl/student-theses/2012-0808-200547/UUindex.html Jumelet, H. & Wenink, J. (2012). Zorg voor onszelf? Eigen kracht van jeugdigen, opvoeders en omgeving, gerenzen en mogelijkheden voor beleid en praktijk. Amsterdam: Uitgeverij SWP Lectoraten [informatie]. (z.d.). Opgevraagd op 16 oktober 2013 van http://www.hanze.nl/home/Onderzoek/Lectoraten+en+toegepast+onderzoek/ Leefwerelden verbinden [informatie]. (z.d.). Opgevraagd op 16 oktober 2013 van http://www.hanze.nl/home/Schools/Pedagogische+Academie/Lectoraat/Onderzoeksthemas/Leefwerel den+Verbinden.htm Migchelbrink, F. (2007) Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP Movisie, 2013. Handreiking Maatschappelijke ondersteuning. Kenmerken van professioneel ondersteunen. Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport: Utrecht. Over de RMO [informatie]. (z.d.). Opgevraagd op 13 februari 2014 van http://www.adviesorgaanrmo.nl/Over_de_RMO Pré du, R. (2013, 12 november). Spekman noemt Ruttes participatiesamenleving ‘onzinnig’. Opgevraagd van http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/3542987/2013/11/12/Spekman-noemtRuttes-participatiesamenleving-onzinnig.dhtml
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
36
Staatssectretaris van VWS van Rijn. (2014). Wetsvoorstel maatschappelijke ondersteuning 2015. Opgevraagd op 16 april van http://www.movisie.nl/overheidsbeleid/wetsvoorstel-maatschappelijkeondersteuning-2015 Steenbekkers, A. en L. Vermeij (red.), 2013. De dorpenmonitor. Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners. Sociaal en Cultureel Planbureau, SCP-publicatie 2013/10. Den Haag Transitie jeugdzorg. (2013). Opgevraagd op 4 februari 2014 van www.movisie.nl/artikel/transitiejeugdzorg Turnell, A. & Edwards, S. (1999). Signs of Safety. A solution and safety oriented approach to child protection casework. New York/London: W.W. Norton & Company RMO/RVZ. (2008). Versterking voor gezinnen. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling/ Raad voor de Volksgezondheid & Zorg RMO (2013). Werken aan een veilig leef- en leerklimaat voor alle kinderen. Factsheet. Den Haag: RMO. Rooijen van, M. (2013). Laat ouders zelf oplossingen bedenken. Jeugd en Co, 7(1), 16-18. doi 10. 1007/s12449-013-0012-1 Verhoeven, N. (2010) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma Vliet, L. Van. , Kesseling, M. (2009). CJG kan sociaal netwerk van gezinnen versterken. Jeugd en Co Kennis, 3(2) 37-44. Opgevraagd van http://link.springer.com/article/10.1007/BF03087505 Wat is de pedagogische civil society? [brochure]. (z.d.). Opgevraagd op 12 oktober 2013 van http://nji.nl/nl/Kennis/Projecten/Allemaal-opvoeders/Wat-is-de-pedagogische-civil-society Winter, M. (2011). Verbeter de wereld, begin bij opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratische verbinding. Amsterdam: Uitgeverij SWP
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
37
Bijlage 1 Onderzoeksinstrument START VRAGENLIJST
Postcode …………… ….. (Vb. 9724 NK)
1. Uw geslacht is
Man
2. Wat is uw leeftijd?
………………….
3. Hoe lang woont u al in dit dorp/deze buurt?
………………….
Vrouw
4. Bent u in Nederland geboren? Ja Nee 5. Wat is uw hoogst afgeronde opleiding? Basisonderwijs of lager Lager beroepsonderwijs (VMBO, LBO) Middelbaar beroepsonderwijs (MBO) Hoger voortgezet onderwijs (HAVO, VWO) Hoger beroepsonderwijs (HBO) Universiteit of hoger (WO) 6. Welke leefsituatie is op u van toepassing? Getrouwd/samenwonend? Alleenstaand 7. Heeft u betaald werk? Zo ja, hoeveel uur per week? Uzelf? Nee Parttime baan (tot 12 uur per week) Parttime baan (12 tot 30 uur per week) Fulltime baan (30 uur per week of meer) Anders (vul in):________
Uw partner? Niet van toepassing Nee Parttime baan (tot 12 uur per week) Parttime baan (12 tot 30 uur per week) Fulltime baan (30 uur per week of meer) Anders (vul in):________
………………….
8a. Hoeveel kinderen heeft u?
a. b. c. d. e. f. g.
8b. Hoeveel thuiswonende kinderen heeft u?
………………….
8c. Hoe oud zijn zij?
………………….
9. Krijgt u bij de opvoeding wel eens steun/ advies van: Ouders/schoonouders Overige familieleden Vrienden/kennissen Buren Kinderopvang/peuterspeelzaal/school Consultatiebureau/schoolarts. Huisarts
Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
38
h. i. j. k.
Maatschappelijk werk/psycholoog/Bureau Jeugdzorg Centrum voor Jeugd en Gezin Sportcoach/trainer Jongerenwerker
Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee
l.
Kerk/dominee/ouderling/diaken/pastoraal werker
Ja
Nee
10a. Hebt u in het afgelopen half jaar andere ouders met de opvoeding geholpen? (Bijvoorbeeld oppassen, kinderen van school halen, advies geven, luisterend oor). Ja
Nee
10b. Zo ja, hoe hebt u dat gedaan? …………………………………………………………….………………………………………………………… …. 10c. Denkt u dat dit heeft geholpen?
Niet Soms Vaak
Altijd
11. De volgende uitspraken gaan over het dorp waarin u woont. In hoeverre bent u het eens met elke uitspraak? Sterk mee oneens
Oneens
Eens
Sterk mee eens
a.
Ouders in mijn dorp praten met elkaar over hun kinderen.
b.
Ouders in mijn dorp helpen elkaar als er problemen zijn met kinderen.
c.
De mensen in mijn dorp spreken kinderen erop aan als ze geen rekening houden met anderen.
d.
De mensen in mijn dorp kennen de kinderen die op straat spelen.
e.
Dit is een goed dorp voor kinderen om op te groeien.
f.
De mensen in mijn dorp benaderen kinderen op een positieve manier (zeggen gedag, geven een compliment).
g.
Ik denk hetzelfde over opvoeden als de meeste mensen in mijn dorp.
h.
Als ik de kans had, zou ik uit mijn dorp verhuizen.
i.
Ik heb een stem in wat er gebeurt in mijn dorp.
12. De volgende vragen gaan ook over het dorp waarin u woont.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
39
a.
Hoeveel gaan mensen in uw dorp met elkaar om?
Niet
Weinig
Redelijk
Veel
b.
Hoe betrokken zijn de bewoners bij uw dorp?
c.
Hoeveel ontmoetingsplekken zijn er in uw dorp? (Bankjes, speeltuin, dorpshuis, plein, supermarkt)
13. De volgende vragen gaan over andere ouders en kinderen in uw dorp. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met de volgende uitspraken?
a. b. c. d.
Sterk mee oneens
Oneens
Eens
Sterk mee eens
In mijn dorp zijn ouders streng genoeg voor hun kinderen. In mijn dorp zorgen ouders er voor dat hun kinderen voldoende bewegen. In mijn dorp zorgen ouders er voor dat hun kinderen gezond eten. Alles samengenomen, in hoeverre maakt u zich zorgen over de opvoeding van de kinderen uit uw dorp? Kies op onderstaande schaal het antwoord dat het beste bij u past. Geen zorgen 0
1
2
Heel veel zorgen 3
4
5
6
7
8
9
10
14. En hoe staat dat met uw eigen kind(eren)? Maakt u zich over één of meer van hen zorgen? Geen zorgen 0
1
2
Heel veel zorgen 3
4
5
6
7
8
9
10
15. Wilt u van de volgende opvoedkwesties aangeven in hoeverre u het er met uw kinderen lastig mee heeft of niet? Niet lastig
Lastig
a.
Verkeerde vrienden
b.
Genoeg vrienden
c.
Pesten
d.
Luisteren/gehoorzamen
e.
Druk of agressief gedrag
f.
Angst, onzekerheid, faalangst
g.
Goed eten
h.
Problemen met slapen
i.
Bewegen/sporten
j.
(School)prestaties
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
40
k.
Omgaan met geld
l.
Middelengebruik (roken, drinken of drugs)
m.
Is er nog iets anders waar u het in de opvoeding lastig mee heeft? ............................................................................................. …………………………………………………………………………………………………………..
_____________________________________________________ 16. Alles samengenomen, hoeveel stress geeft het opvoeden u in het algemeen? Geen stress 0
1
2
Heel veel stress 3
4
5
6
7
8
9
10
17. De volgende uitspraken gaan over verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Kunt u aangeven in hoeverre u het eens bent met deze uitspraken? Sterk mee oneens
Oneens
Eens
Sterk mee eens
a.
Hoe ik mijn kind(eren) opvoed gaat alleen mij (en de andere ouder) aan.
b.
Niet alleen professionals, maar ook dorpsbewoners kunnen hun steentje bijdragen aan de opvoeding van kinderen in de buurt.
c.
Ik vind het belangrijk dat volwassenen uit de omgeving zich bezighouden met de opvoeding van mijn kind(eren).
d.
Als ik u vraag a nu nog eens zou stellen, blijft u dan bij uw antwoord?
18. Stel dat in uw dorp activiteiten georganiseerd worden waardoor u in contact kunt komen met andere opvoeders. Zou u belangstelling hebben voor: a.
Ontmoetingsplek waar u binnen kunt lopen en andere ouders ontmoet.
Ja
Nee
b.
Bijeenkomsten met andere ouders rondom een opvoedthema, zoals pesten n of roken.
Ja
Nee
c.
Advies van andere ouders in een persoonlijk gesprek.
Ja
Nee
d.
Advies van andere ouders via internet/chatten.
Ja
Nee
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
41
e.
Praktische hulp van andere ouders, zoals kinderen halen en brengen, oppassen, klusjes in en om het huis.
Ja
Nee
f.
Volgen van een training of cursus met andere ouders.
Ja
Nee
g.
Leuke dingen ondernemen met andere ouders en kinderen, bijvoorbeeld zwemmen, een fietstocht, museumbezoek of samen eten.
Ja
Nee
19a. Bent u bekend met de CJG activiteiten in uw buurt?
Ja
19b. Hebt u de CJG Achtkarspelen website wel eens bezocht?
Nee Ja
Nee
Dit is het einde van de vragenlijst. Hartelijk bedankt voor uw medewerking! Wilt u op de hoogte gebracht worden van de uitkomsten? Noteer dan hier uw emailadres:_________________
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
42
Bijlage 2 Introductie brief vragenlijst Introductie vragenlijst Wij zijn Doesjka Bergsma en Sanneke Rouwendal en studeren sociaal pedagogische hulpverlening (SPH) aan de Hanzehogeschool te Groningen. Om onze studie af te ronden, zijn wij bezig met een onderzoek en daarvoor kunnen wij uw hulp goed gebruiken! In opdracht van het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid van de Hanzehogeschool in Groningen en in samenwerking met de Gemeente Achtkarspelen en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is deze vragenlijst opgesteld. In deze vragenlijst staan vragen over het opvoeden en opgroeien van uw kinderen en de eventuele betrokkenheid van andere volwassenen daarbij. Ook worden er vragen gesteld over uw mogelijke belangstelling om deel te nemen aan activiteiten met andere ouders. Door deze vragenlijst krijgen wij inzicht in de belangstelling van ouders in Achtkarspelen en kan er worden aangesloten op de behoeften van ouders bij ondersteuning bij opvoeden. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 10 minuten. De vragenlijst zal geheel anoniem worden verwerkt. De uitkomsten van de vragenlijst zullen rond de zomer worden gepubliceerd op de site van het CJG (http://www.cjgachtkarspelen.nl). Door op de onderstaande link te klikken (Ctrl inhouden en klikken op de link) zal de vragenlijst zich openen. http://www.thesistools.com/web/?id=393964 De enquête is in te vullen tot 31 maart 2014. Bij vragen kan er contact worden opgenomen door een mail te sturen naar:
[email protected] [email protected]
Alvast bedankt voor uw medewerking! Vriendelijke groet, Doesjka Bergsma en Sanneke Rouwendal
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
43
Bijlage 3 Overzicht verspreiding vragenlijst Betrokken partijen Basisschool Buitenpost De Fontein Basisschool Buitenpost De Lichtbron
Eerste contact Datum: 06-03-2014 Afspraak: op site plaatsen. Datum: 06-03-2014 Afspraak: vragenlijst via mail verzenden.
Eerste herinnering
Tweede herinnering
Datum: 11-03-2014 Actie: herinneringsmail gestuurd.
Datum: 24-03-2014 Actie: telefonisch contact. Afspraak: al verzonden.
Basisschool Buitenpost De Mienskip
Datum: 06-03-2014 Afspraak: op site plaatsen.
Basisschool Harkema It Holdersnest
Datum: 05-03-2014 Afspraak: vragenlijst via mail verzenden.
Basisschool Harkema De Wynroas
Datum: 06-03-2014 Afspraak: vragenlijst via mail verzenden.
Kinderdagverblijf Buitenpost Kinderopvang Achtkarspelen
Datum: 24-02-2014 Afspraak: vragenlijst via mail verzenden.
Kinderdagverblijf Buitenpost De Bijenkorf
Datum: 04-03-2014 Afspraak: leidinggevende neemt contact op met locaties.
Datum: 11-03-2014 Actie: herinneringsmail gestuurd.
Datum: 13-03-2014 tot 24-03-2014 Actie: Meerdere malen telefonisch contact gezocht.
Kinderdagverblijf Buitenpost De Bernebrege
Datum: 27-02-2014 Afspraak: vragenlijst via de mail verzenden.
Datum: 06-03-2014 Actie: herinneringsmail gestuurd.
Datum: 24-03-2014 Actie: telefonisch contact. Afspraak: al verzonden.
Kinderdagverblijf Buitenpost Krummel
Datum: 27-02-2014 Afspraak: vragenlijst via mail verzenden.
Datum: 06-03-2014 Actie: herinneringsmail gestuurd.
Datum: 24-03-2014 Actie: telefonisch contact. Afspraak: al verzonden.
Kinderdagverblijf Harkema Kinderopvang Achtkarspelen
Datum: 24-02-2014 Afspraak: vragenlijst via mail verzenden.
Peuterspeelzaal Buitenpost De Krobbelkule
Datum: 04-03-2014 Afspraak: leidinggevende neemt
Datum: 11-03-2014 Actie: herinneringsmail
Datum: 13-03-2014 Actie: telefonisch contact.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
44
Peuterspeelzaal Harkema De Waldpykjes
contact op met locaties.
gestuurd.
Afspraak: vragenlijst schriftelijk verspreiden.
Datum: 04-03-2014 Afspraak: leidinggevende neemt contact op met locaties.
Datum: 11-03-2014 Actie: herinneringsmail gestuurd.
Datum: 13-03-2014 tot 24-03-2014 Actie: meerdere malen telefonisch contact gezocht.
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
45
Bijlage 4 Schematisch overzicht inleiding
Lectoraat Integraal Jeugdbeleid
Leren en Gedrag
Toekomstig Talent
Kind, Taal en Ontwikkeling
Leefwerelden verbinden
Onderzoek CJG’s in de stad Groningen door de opdrachtgever
Onderzoek ‘samen opvoeden en opgroeien in dorpen’ door de onderzoekers van dit rapport
Samen opvoeden en opgroeien in dorpen
46