Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden: feiten en cijfers FACTSHEET
Allochtone jeugdigen staan zowel in beleid als in de publieke discussie volop in de belangstelling. Terecht, want bijna een kwart van alle jeugdigen in
In onderzoek wordt een aantal kenmerken van gezinnen onderscheiden die samenhangen met het vaker voorkomen van problemen. Laag inkomen, opgroeien in een eenoudergezin, niet-westerse afkomst en een laag
Nederland van 0 tot 25 jaar is van allochtone afkomst.
opleidingsniveau van de moeder zijn risicofactoren. Pro-
De aandacht richt zich met name op problemen die
blemen in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen
bepaalde groepen jeugdigen hebben of veroorzaken.
komen beduidend vaker voor bij gezinnen waar twee of
Maar er zijn ook positieve ontwikkelingen te zien. Met
meer van deze risicokenmerken aanwezig zijn. Vooral
name op de terreinen onderwijs en arbeidsparticipatie is de situatie van allochtone jeugdigen verbeterd. Het
niet-westerse allochtone gezinnen in Nederland hebben vaak te maken met meerdere risicofactoren.
aantal jongeren dat een diploma in het hoger onderwijs
Welke landelijke cijfers zijn er precies bekend over
behaalt is verdubbeld, allochtone vrouwen halen vaker
het functioneren van allochtone jeugdigen binnen de
een startkwalificatie en het aantal jongeren met werk
Nederlandse samenleving? Welke verschillen zijn er
is toegenomen. Maar ondanks dat bestaan er op een
tussen autochtone en allochtone jeugdigen en tussen de
aantal gebieden nog steeds verschillen met autochtone
verschillende allochtone groepen? Als antwoord op deze
jeugdigen.
vragen biedt deze factsheet een overzicht van cijfers over het functioneren van allochtone jeugdigen en hun gezinnen op de terreinen opvoeding, welbevinden en onderwijs en werk.
Nederlands Jeugdinstituut
Enkele demografische gegevens
2
migratieachtergronden en sociale
hun ouders zijn naar Nederland
posities. De diversiteit neemt alleen
gekomen. Slechts 20 procent van de
maar verder toe nu steeds meer
allochtone 0- tot 25-jarigen is in een
Een kwart van de Nederlandse
nieuwe groepen deel gaan uitmaken
ander land dan Nederland geboren.
bevolking van 0 tot 25 jaar is alloch-
van de niet-westerse allochtone
toon. Twee derde hiervan valt onder
bevolking.
In deze factsheet beperken we ons
de noemer niet-westerse allochtoon.
Marokkanen en Turken vormen de
grotendeels tot jeugdigen van de
grootste groep niet-westerse alloch-
vier grootste groepen niet-westerse
De diversiteit binnen de niet-wes-
tonen, gevolgd door Surinamers en
allochtonen in Nederland en hun
terse allochtone bevolking is groot.
Antillianen.
opvoeders. Het gaat in deze factsheet
Zo zijn zij afkomstig uit diverse
dus over jeugdigen en ouders van
werelddelen en landen en hebben
De meeste allochtone jeugdigen
Turkse, Marokkaanse, Surinaamse
zij zeer uiteenlopende culturele en
zijn zelf in Nederland geboren,
en Antilliaanse afkomst.
Bevolking van 0 tot 25 jaar
Allochtone bevolking 0 tot 25 jaar naar herkomst
16% 24% 30% 7%
5%
11%
77%
14% 15%
Autochtoon Westerse allochtoon
Surinaams
Turks
Ned. Antill / Arubaans
Marokkaans
Overig niet-westers
Westerse allochtoon
Niet-westerse allochtoon
Bron: CBS 2009
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert de volgende definitie van ‘allochtoon’: Iemand die in Nederland woont (en staat ingeschreven) en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie) (CBS 2005). Het CBS maakt onderscheid tussen westerse en niet-westerse allochtonen. ‘Niet-westerse’ allochtonen zijn allochtonen die uit Turkije, Afrika, LatijnsAmerika en Azië (met uitzondering van Japan en Indonesië) afkomstig zijn.
3
Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
Gezin en opvoeding Gezinssamenstelling In Nederland wonen ruim 2,5 miljoen gezinnen. Onder een gezin verstaan we een of twee ouders met minstens één thuiswonend kind. 13 procent van alle gezinnen heeft één of twee ouders van niet-westerse afkomst (Boekhorn & de Jong 2008). Eenoudergezinnen In 2006 zijn er 452.000 eenoudergezinnen. Dat is 18 procent van alle huishoudens met kinderen. In een derde van de eenoudergezinnen is in ieder geval een van de ouders nietwesters allochtoon. Verhoudingsgewijs komt eenouderschap het vaakst voor bij Antilliaanse en Surinaamse gezinnen. De helft van de gezinnen van Antilliaanse-Arubaanse herkomst en 45 procent van de Surinaamse gezinnen heeft één ouder.
Eenoudergezinnen
Aantallen kinderen per gezin Het aantal kinderen dat Nederlandse vrouwen gemiddeld krijgen ligt rond
Autochtoon
de 1,7. Allochtone vrouwen krijgen van oudsher meer kinderen. Twintig jaar geleden lag het gemiddelde
Antilliaans-Arubaans
kindertal van bijvoorbeeld Turkse en Marokkaanse vrouwen rond de
Marokkaans
5. Maar in de afgelopen decennia krijgen allochtone vrouwen en vooral Turkse en Marokkaanse vrouwen
Turks
minder kinderen. Bij Marokkaanse vrouwen van de eerste generatie
Surinaams
die eind jaren zestig zijn geboren, 0
10
20
percentage van totale herkomstgroep
Bron: Boekhorn & de Jong 2008
30
40
50
60
is het gemiddelde kindertal nu 2,7. Ondanks deze aanzienlijke daling in aantallen kinderen is het verschil met autochtone vrouwen nog steeds groot.
Nederlands Jeugdinstituut
4
Gezinnen met thuiswonende kinderen t/m 18 jaar in 2002 Kindertal
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
Autochtoon
1 kind
25%
25%
33%
38%
30%
2 kinderen
44%
31%
44%
41%
48%
3 of meer kinderen
31%
45%
22%
21%
22%
Bron: Distelbrink & Hooghiemstra 2005
Het kindertal van de tweede genera-
Turkse en Marokkaanse gezinnen
Gezinnen in achterstandssituaties
tie niet-westerse allochtone vrouwen
zijn dus over het algemeen groter
Kinderen die wonen in een gezin
zal naar verwachting weinig meer
dan autochtone gezinnen. De kinde-
met een lage sociaaleconomische
verschillen van het kindertal van
ren groeien ook vaker dan autoch-
status (SES) lopen meer risico pro-
autochtone vrouwen. Bij de tweede
tone kinderen op met meer dan één
blemen te krijgen. Onder een lage
generatie Surinaamse vrouwen ligt
broertje of zusje. Gezinnen met drie
SES wordt verstaan een laag oplei-
het kindertal zelfs lager dan dat van
of meer kinderen komen relatief het
dingsniveau van de ouders en het
autochtone vrouwen (Boekhorn & de
meeste voor onder de Marokkanen.
leven in armoede, bijvoorbeeld door
Jong 2008).
Surinaamse en Antilliaanse gezinnen
werkloosheid van de ouder(s). Rela-
zijn ongeveer even groot als autoch-
tief veel allochtone kinderen hebben
tone gezinnen.
hiermee te maken. Ruim een kwart van de allochtone huishoudens had in 2006 een laag inkomen. Dit is vier keer zo veel als bij autochtone huishoudens. Binnen de niet-westerse huishoudens liep het aandeel met een laag inkomen uiteen van 22 procent van de Surinaamse gezinnen tot 32 procent van de Marokkaanse gezinnen (CBS, Armoedebericht 2008). Ook het opleidingsniveau van allochtone ouders ligt lager dan dat van autochtonen. Het verschil is het grootst bij niet-westerse allochtonen van de eerste generatie. 21 procent heeft de lagere school als hoogst voltooide opleiding tegenover 7 procent van de autochtone bevolking. Onder de niet-westerse allochtonen zijn Turken en Marokkanen van de eerste generatie gemiddeld het laagst opgeleid. Ruim 30 procent heeft alleen lagere school. Onder Surinamers en
5
Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
Antillianen gaat het respectievelijk
meisjes van Turkse en Marokkaanse
lopen jaar enige zorgen of problemen
om 13 procent en 15 procent. Het
afkomst nadert die van autochtone
gehad met de opvoeding. 6 procent
verschil neemt wel af bij de volgende
meisjes. De geboortecijfers bij Antil-
van de ouders heeft een negatieve
generaties. De tweede generatie niet-
liaanse tienermeisjes is licht gedaald
beleving van de opvoeding. Een
westerse allochtonen volgt inmiddels
maar is nog altijd acht keer zo hoog
negatieve beleving van de opvoe-
veel meer onderwijs dan de eerste
als bij autochtone meisjes (CBS
ding houdt in dat zij ontevreden zijn
generatie (Verweij e.a. 2009).
2008; Garssen 2007).
over de opvoeding, het belastend en
Tienermoeders
Opvoeding
In 2007 hebben 2540 meisjes jonger
Hoe ouders de opvoeding beleven
negatieve beleving van de opvoeding
dan 20 jaar een kind gekregen.
blijkt samen te hangen met het
komt bij sommige groepen ouders
Hierbij gaat het om 1489 autochtone
voorkomen van opvoedproblemen.
vaker voor dan bij andere. Onder
tieners en 1051 meisjes van alloch-
Bij ouders die negatief gestemd zijn
andere ouders met een niet-westerse
tone afkomst. Ten opzichte van een
over de opvoeding, worden vaker
afkomst, ouders uit eenoudergezin-
jaar eerder is vooral het geboortecij-
opvoedproblemen gesignaleerd dan
nen, ouders die onder de armoede-
fer onder tieners van niet-westerse
bij ouders die positief gestemd zijn.
grens leven en gezinnen waarbij de
afkomst gedaald. In 2001 waren
94 procent van de ouders met kinde-
moeder een lage opleiding heeft,
er 1736 tienermoeders van niet-
ren in de leeftijd van 0 tot 12 jaar is
zijn vaker negatief gestemd over de
westerse afkomst; in 2007 waren het
tevreden over de opvoeding. De helft
opvoeding (Zeijl e.a. 2005).
er nog 779. Het geboortecijfer onder
hiervan heeft echter wel in het afge-
zwaar vinden en/of zich veel zorgen maken over de opvoeding. Een
Onderwijs en arbeid Deelname aan VVE-programma’s en peuterspeelzalen
peuterleeftijd en doorlopen in groep
naar de peuterspeelzaal. Na 2002
1 en 2 van de basisschool. VVE-
wordt het land van herkomst niet
Voor kinderen met een risico van
programma’s zijn er voor alle ach-
meer geregistreerd, dus na dat jaar
onderwijsachterstand zijn er de
terstandsgroepen, zowel allochtone
zijn er geen cijfers over de verde-
zogenoemde programma’s voor
als autochtone. In de praktijk blijken
ling en deelname van allochtone en
voor- en vroegschoolse educatie
vooral de allochtone groepen deel
autochtone kinderen meer bekend.
(VVE-programma’s). Het gaat hierbij
te nemen aan deze programma’s.
om programma’s die starten op de
Autochtone kinderen gaan veel vaker
Deelname aan VVE-programma’s en peuterspeelzaal van leerlingen die nu in groep 2 zitten (percentage van de bevolkingsgroep dat deelneemt) VVE ‘02
VVE ‘96
psz ‘02
psz ‘96
Turks
51
32
74
46
Marokkaans
41
26
51
25
Surinaams
24
11
67
66
Antilliaans
17
19
57
55
Autochtoon (laag opgeleid)
13
3
83
79
Autochtoon (hoog opgeleid)
5
1
79
81
Bron: CBS 2005
Nederlands Jeugdinstituut
6
Verdeling leerlingen naar herkomstgroep in het voortgezet onderwijs 100% 90% 80% 70% 60% 50%
Vwo 3-6
40% Havo 3-5 30% 20%
Vmbo 3-4
10% Leerjaren 1-2 0%
Autochtoon
Westerse allochtoon
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
Bron: CBS 2009
Voortgezet onderwijs
Voortijdig schoolverlaters naar herkomst
Een kwart van alle leerlingen binnen het voortgezet onderwijs gaat naar het vmbo. Allochtonen zijn hierbij oververtegenwoordigd: 36 procent
Voortijdig schoolverlaters
Autochtoon
van de Turkse en Marokkaanse leer-
Turks
lingen zit op het vmbo. Op de havo
Marokkaans
en zeker op het vwo zijn relatief veel autochtonen te vinden: 17 en 18 procent. Maar weinig leerlingen
% Van bevolkingsgroep
3 5,7 7
Surinaams
6,7
Antilliaans/Arubaans
8,3
van Turkse en Marokkaanse herkomst zitten op deze opleidingen
Bron: Ministerie van OC&W 2007
(beiden 11 procent op de havo en 7, respectievelijk 6 procent op het vwo). Schoolverzuim en schoolverlaten
startkwalificatie het onderwijs
onder autochtonen was dit bijna
verliet.
17 procent. Toch zijn allochtone jongeren vergeleken met autochtone
Relatief veel allochtone jongeren verlaten het onderwijs zonder het
Hoger onderwijs
jongeren nog altijd ondervertegen-
behalen van een startkwalificatie.
Het aantal allochtonen dat hoger
woordigd in het hoger beroepson-
In het schooljaar 2007/2008 verliet
onderwijs volgt is de laatste dertien
derwijs en op de universiteit.
3 procent van de autochtone jonge-
jaar sterk gestegen. In het schooljaar
ren het onderwijs voortijdig, terwijl
2006/2007 volgde 12 procent van de
Onder de 18- tot 25-jarigen is vooral
ruim 8 procent van de jongeren met
12- tot 25-jarige allochtone jongeren
het aandeel niet-westerse allochtone
een Antilliaanse achtergrond zonder
een opleiding in het hoger onderwijs,
vrouwen dat over een startkwalifi-
7
Niet-westerse allochtonen in het hoger onderwijs 18000 16000 14000 12000 10000 8000 6000 Antilliaans
4000
Surinaams
2000 0
Marokkaans Turks 1995/96
2000/01
Bron: CBS 2009
catie beschikt of een opleiding volgt, sterk toegenomen: van 74 procent in 2003 naar 85 procent in 2008. Het aantal niet-westerse jongeren dat het hoger onderwijs met een hbo-diploma of een masterof doctoraaldiploma verlaat is sinds 2000/2001 verdubbeld. In 2000/2001 ontvingen ruim 2000 niet-westerse allochtone jongeren een diploma in het hoger onderwijs. In 2006/2007 waren dat er ruim twee keer zo veel (CBS 2009).
Arbeidsmarkt Het aandeel jongeren met werk onder de niet-westerse allochtonen van 15 tot 23 jaar nam toe: van 47 procent in 2003 naar 56 procent in 2008. Ondanks deze toename van het aandeel werkzame niet-westerse allochtone jongeren hebben zij nog steeds veel minder vaak een baan dan autochtone jongeren (81 procent in 2008) (CBS 2009).
2005/06
2008/09
Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
Nederlands Jeugdinstituut
8
Welbevinden Psychisch welbevinden Jeugdigen in de leeftijd van 8 tot en met 16 jaar zijn over het algemeen zeer tevreden over hun leven. De 8tot 12-jarigen geven een gemiddeld cijfer van 8,3 (Zeijl e.a. 2005). De oudere kinderen geven een gemiddeld cijfer van 7,8 (Dorsellaer e.a. 2007). Tussen autochtone en allochtone kinderen zijn geen significante verschillen in de mate van welbevinden.
Psychosociale problemen in het voortgezet onderwijs
Psychosociale problemen Kinderen van 0 tot 12 jaar
30
Volgens artsen en verpleegkundigen in de jeugdgezondheidszorg heeft
25
11 tot 28 procent van de kinderen van 0 tot 12 jaar (percentage is
20
afhankelijk van de leeftijd) last van psychosociale problemen. Volgens ouders heeft 4 tot 6 procent van
15
percentage leerlingen
de kinderen last van psychosociale problematiek. Binnen de psychoso-
10
ciale problemen wordt onderscheid gemaakt in gedragsproblemen en
5
emotionele problemen. 0
emotionele problemen
gedragsproblemen
hyperactiviteit
problemen met leeftijdsgenoten
De artsen en verpleegkundigen signaleren evenveel psychosociale problemen onder de verschillende
autochtoon
etnische groepen. Er zijn weinig allochtoon
Bron: Van Dorsselaer e.a. 2007
verschillen tussen kinderen van
9
Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
westerse en niet-westerse afkomst.
en psychosomatische klachten) te
en Turkse afkomst slachtoffer te
Een uitzondering hierop is dat ze bij
hebben.
zijn van seksuele dwang. Het gaat
Marokkaanse kinderen zelfs minder
hierbij om seksueel misbruik door
problemen zien.
Allochtone leerlingen rapporteren
pedoseksuelen en gedwongen prosti-
Ouders van met name Turkse en
bijna twee keer zo veel gedrags-
tutie. De onderzoekers geven hierbij
Marokkaanse kinderen rapporteren
problemen (bijvoorbeeld vechten,
aan dat er waarschijnlijk sprake is
echter vaker psychosociale proble-
agressief gedrag, stelen) en proble-
van onderrapportage omdat alloch-
men dan ouders van Nederlandse
men met leeftijdsgenoten, terwijl
tone jongens zelden melding doen
kinderen (Zeijl e.a. 2005).
autochtone leerlingen twee keer zo
hiervan en als er wel meldingen zijn
vaak problemen met hyperactivi-
deze zelden worden omgezet in aan-
Wanneer gekeken wordt naar de
teit (impulsiviteit, rusteloosheid en
giften (www.pharos.nl).
aard van de problematiek blijken,
gebrek aan concentratie) rapporte-
volgens de ouders, bij Turkse en
ren.
Marokkaanse kinderen vooral emo-
Naar schatting 1.500 tot 2.000 minderjarige meisjes waren in 1998
tionele problemen (bijvoorbeeld
Kindermishandeling
werkzaam in de prostitutie (Venicz
teruggetrokkenheid, psychosoma-
Over het voorkomen van de meeste
en Vanwesenbeeck 1998). Twee
tische klachten, angst of depressie)
vormen van kindermishandeling
derde van deze meisjes zou van niet-
vaker voor te komen dan bij hun
binnen allochtone gezinnen bestaan
westerse afkomst zijn. Marokkaanse
Nederlandse leeftijdsgenoten. Bij
geen betrouwbare cijfers. Wel zijn
meisjes lijken tien keer vaker in de
kinderen van Turkse afkomst komen
in beperkte mate cijfers bekend over
jeugdprostitutie vertegenwoordigd
emotionele problemen volgens de
het voorkomen van seksueel mis-
te zijn dan in de algehele bevol-
ouders drie keer zo vaak voor als
bruik en prostitutie onder allochtone
kingsgroep; Surinaamse en Turkse
bij westerse kinderen. Ook geven
jongeren.
meisjes zijn ongeveer drie keer zo
kinderen (8 tot 12 jaar) van Turkse
Uit onderzoek uit 2006 blijkt een op
vaak vertegenwoordigd (MOVISIE
afkomst zelf aan vaker depressief te
de tien jongens van Marokkaanse
2008).
zijn dan westerse kinderen. Land van herkomst speelt in de peiling Jeugd en Gezondheid (Zeijl e.a. 2005) bij de zogenoemde externaliserende of gedragsproblemen veel minder een rol dan bij emotionele problemen. Kinderen van 11 tot 17 jaar Ruim 16 procent van de jongeren in het voortgezet onderwijs geeft aan last te hebben van psychosociale problemen. Psychosociale problemen beslaan in dit onderzoek: emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdsgenoten (Van Dorsselaer e.a. 2007). Een op de vijf jongeren heeft last van emotionele problemen. Autochtone en allochtone leerlingen geven even vaak aan emotionele problemen (stemmingsproblemen, depressie
Nederlands Jeugdinstituut
10
Criminaliteit Geregistreerde jeugdcriminaliteit
Jongeren die in 2006 in aanraking zijn gekomen met politie (exclusief Halt)
2,5 procent van alle jongeren van 12
10
tot 18 jaar is door de politie verhoord als verdachte van een strafbaar feit. 8
Allochtone jeugdigen worden verhoudingsgewijs vaker verdacht van een misdrijf dan autochtone jonge-
6
ren. Van alle minderjarige verdachpercentage van herkomstgroep
ten in 2005 is 42 procent van allochtone afkomst (Blom & Van der Laan 2007). Het aandeel niet-westerse allochtone jongeren dat in aanraking komt met de politie is substantieel hoger dan dat van de autochtone jongeren Vooral jongeren van Marokkaanse,
4
2
0
Autochtoon
Marokkaans
Antilliaans/ Arubaans
Surinaams
Turks
Bron: CBS 2009
Antilliaanse en Arubaanse afkomst zijn oververtegenwoordigd in de jeugdcriminaliteit. Ten opzichte van autochtone jongeren van 12 tot en
van de Nederlandse Antillen of
bekijken blijkt ook hier dat jongeren
met 17 jaar registreerde de politie in
Aruba (Blom & Van der Laan 2007).
van allochtone afkomst het vaakst hiermee te maken krijgen. Met name
2005 vijf keer zo veel processen-verbaal per 100 Marokkaanse jongeren
Jongeren met een Halt-afdoening
jongeren van Marokkaanse, Suri-
en bijna zes keer zo veel processen-
Wanneer we de gegevens van jon-
naamse en Antilliaanse afkomst zijn
verbaal per 100 jongeren afkomstig
geren met een Halt-afdoening
oververtegenwoordigd. Verblijf in justitiële jeugdinrichting In 2007 verblijven 4188 jongeren
Jongeren met Halt-verwijzing 2006
in een justitiële jeugdinrichting. Hiervan is 57 procent van allochtone
350
afkomst. 300
Zelfrapportage daderschap
250
Wanneer aan jongeren van 10 tot 18 jaar zelf gevraagd wordt of ze zich in
Aantal per 10.000 inwoners
200
het voorgaande jaar schuldig hebben gemaakt aan een misdrijf geeft circa
150
40 procent een bevestigend antwoord. Hoewel autochtone jongeren
100
iets vaker dan allochtone jongeren zeggen een misdrijf te hebben
50
gepleegd is het verschil niet signifi0
Autochtoon
Bron: CBS 2009
Allochtoon
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans / Overige Arubaans niet-westerse allochtoon
cant (Van der Laan & Blom 2006).
11
Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden
Tot slot Momenteel zijn nog de meeste nietwesterse allochtone ouders buiten Nederland geboren. Zij behoren daarmee tot de eerste generatie. Deze eerste generatie ouders wordt veelal gekenmerkt door een lage opleiding, relatief grote gezinnen en een laag inkomen. Dit zijn risicokenmerken voor het ontwikkelen van problemen. Binnen de komende tien jaar zal een groot deel van de nietwesterse bevolking in Nederland geboren en getogen zijn. Dit betekent dat veel meer kinderen zullen worden opgevoed door ouders die de Nederlandse samenleving kennen, die een hoger onderwijsniveau halen en die ook de Nederlandse taal (beter) beheersen. Verschillen in functioneren tussen autochtone en allochtone jeugdigen zullen steeds kleiner worden. Positieve ontwikkelingen in deze richting zijn al gaande. Zo is het aantal niet-westerse jongeren dat een hbo-opleiding volgt flink gestegen, het aantal dat de opleiding met succes afrondt verdubbeld en hebben deze jongeren steeds vaker een baan. Er zijn ook terreinen die nog veel aandacht behoeven: criminaliteit onder jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst springt hierbij het meeste in het oog. De beschikbare gegevens over psychosociale problemen zijn niet eenduidig. Niet-westerse ouders en kinderen van 8 tot 12 jaar rapporteren vaker emotionele problemen. In het
Meer informatie
voortgezet onderwijs hebben autoch-
Wilt u meer weten over diversiteit? Bekijk dan het dossier op onze website.
tone en allochtone leerlingen even
Hier vindt u onder andere een overzicht van wat werkt bij jeugdigen uit etnische
vaak last van emotionele problemen.
minderheidsgroepen. Daarnaast biedt het dossier informatie over lopend en
Het gaat hier echter wel om een
afgesloten onderzoek, beleid en relevante literatuur.
op de vijf leerlingen. Hierbij is dus
Het digitale dossier Culturele diversiteit in opgroeien en opvoeden is te vinden via
zowel voor autochtone als allochtone
www.nji.nl/culturelediversiteit.
leerlingen aandacht nodig.
Nederlands Jeugdinstituut
12
Bronnen Blom, M, & van der Laan, A.M.
Dorsselaer, S. van., Zeijl, E., Eeck-
Verweij, A., Sanderse, C., Lucht, F.
(2007). Monitor Jeugd terecht.
hout, S. van den, ter Bogt, T. & Vol-
van der (2009). Scholing en oplei-
Factsheet 2007-3. Den Haag:
lebergh, W. (2007). HBSC 2005:
ding. Heden, verleden en toekomst.
Wetenschappelijk Onderzoek- en
Gezondheid en welzijn van jongeren
www.nationaalkompas.nl gedown-
Documentatiecentrum.
in Nederland. Utrecht: Trimbos-
load op 06-10-2009.
instituut. Boekhorn, P. & Jong, T. de (2008).
Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K.,
Gezinnen van de toekomst. Cijfers
Garssen, J. (2007). De Nederlandse
Keuzenkamp, S. & Reijneveld, M.
en trends. E-Quality.
demografie in zeven tegenstellingen.
(2005). Kinderen in Nederland. Den
Bevolkingstrends 4 kwartaal 2007.
Haag/Leiden: Sociaal en Cultureel
Den Haag/Heerlen: CBS.
Planbureau / TNO Kwaliteit van
e
Centraal Bureau voor de Statistiek (2005). Jaarrapport integratie 2005. Den Haag/Heerlen: CBS.
Leven. Laan, A.M. van der & Blom, M. (2006). Jeugddelinquentie: risico’s
Centraal Bureau voor de Statistiek
en bescherming. Bevindingen uit de
(2008). Armoedemonitor 2008. Den
WODC Monitor Zelfgerapporteerde
Haag/Heerlen: CBS.
Jeugdcriminaliteit 2005. Meppel/ Den Haag: Boom Juridische uitge-
Websites www.cbs.nl http://jeugdstatline.cbs.nl
Centraal Bureau voor de Statistiek
vers/ Wetenschappelijk Onderzoek-
(2008). Steeds minder allochtone
en Documentatiecentrum.
www.jeugdmonitor.cbs.nl
Ministerie van Onderwijs, Cultuur &
www.pharos.nl
tienermoeders. Webmagazine 9 juni 2008.
Wetenschappen (2007). Factsheet Centraal Bureau voor de Statistiek
voortijdig schoolverlaten. Novem-
(2009a). Landelijke Jeugdmonitor.
ber 2007. Den Haag: Ministerie van
Jeugd en integratie. Rapportage
Onderwijs, Cultuur & Wetenschap-
eerste kwartaal 2009. Den Haag/
pen.
© 2009 Nederlands Jeugdinstituut
MOVISIE (2008). Factsheet meisjes
Tekst: Deniz Ince,
Centraal Bureau voor de Statistiek
prostitutie. Feiten en Cijfers.
Machteld van der Pijll
(2009b). Bevolkingsstatistieken.
Utrecht: MOVISIE.
Colofon
Heerlen: CBS.
Foto’s: Marsel Loermans,
Den Haag/Heerlen: CBS. Venicz, L. & Vanwesenbeeck, L.
Bettina Neumann, Charles
Distelbrink, M. & Hooghiemstra, E.
(1998). Aard en omvang van
Roffey, Patrick Sheándell O’Caroll
(2005). Allochtone gezinnen. Feiten
(gedwongen) prostitutie onder
(PhotoAlto), Don Wijns (Frissewind)
en cijfers. Den Haag: Nederlandse
minderjarige (allochtone) meisjes.
Gezinsraad.
Utrecht: NISSO.
Nederlands Jeugdinstituut Catharijnesingel 47 Postbus 19221
Het Nederlands Jeugdinstituut
3501 DE Utrecht
Het Nederlands Jeugdinstituut werkt voor beleidsmakers, staffunctionarissen
T (030) 230 63 44
en beroepskrachten in de sector jeugd, opvoeding en onderwijs. Wij maken
F (030) 230 63 12
kennis beschikbaar voor de praktijk, maar verwerken ook kennisvragen vanuit de
W www.nji.nl
praktijk. Op die manier wordt een kenniscyclus georganiseerd, die de jeugdsector helpt de kwaliteit en effectiviteit van de dienstverlening te verbeteren. Voor
Infolijn (030) 230 65 64,
vragen of advies kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen. Dit kan via de
e-mail
[email protected]
Infolijn (030) 230 65 64, op werkdagen tussen 09.00-13.00 uur.