© coccieright 2013 Alle rechten voorbehouden.
Salvatore Cocco
Het lijk dat sprak een misdaad novelle e-book editie, oktober 2013
De ontmoeting "Vijftigers zijn de nieuwe veertigers," beweerde de man op het podium en achter hem verscheen een flitsende advertentiefoto van een actieve, jonge man met grijs haar. "Dat betekent," ging hij verder, "dat wij ons op een veel bredere doelgroep kunnen richten dan wij ooit voor mogelijk hadden gehouden. De leeftijdsontwikkeling verloopt nu immers significant anders dan dertig jaar geleden. We worden sneller volwassen en we worden langzamer oud." Wat had ik toch een hekel aan dit soort hippe seminars. Netwerken, dat was voor velen de belangrijkste reden om erbij te zijn. Het hebben van een breed netwerk word in ons reclamevak immers gezien als de belangrijkste sleutel tot succes. Het leek dan ook wel of iedereen hier elkaar kende. Ik kende niemand. Ik had geen netwerk. Ik had tevreden klanten! Met de campagnes die ik deed zou ik nooit belangrijke reclameprijzen winnen, dat realiseerde ik mij maar al te goed, maar daar was ik ook niet op uit. Ik wilde gewoon leuk werk hebben, meer niet. En nu zat ik hier te luisteren naar een spreker - volgens velen een topper omdat hij ooit de Westhoutcampagne had bedacht -, die met droge ogen beweerde dat hedendaagse vijftigers anders zijn dan vijftigers van een vorige generatie. Alsof de mensheid iedere tien tot vijftien jaar een totale make-over ondergaat. Maar hier stond deze zelfbenoemde deskundige gewoon te beweren dat het negeren van generatieverschillen de belangrijkste oorzaak is voor de algehele malaise in de reclamesector. En hij kreeg nog applaus ook! Alsof de economische crisis er niets toe deed. Maar goed, nog even volhouden en de eerste dag voor vakbroeders en -zusters zat er weer op. Het luxe hotel dat als conferentieoord diende, lag stil en afgelegen in de bossen van de Veluwe. "Het is prachtig gelegen, goed onderhouden, luxe, overal vers fruit binnen handbereik en als het avond is," had de colporteur beloofd, "kan je de herten horen burlen. Fantastisch!" De nadelen van deze plek had de man wijselijk niet benoemd. Je was hier volledig aangewezen op wat het hotel zelf te bieden had, want in de verste omtrek was er enkel bos. Bovendien had je er nauwelijks ontvangst met je mobiel. Even snel je mail checken zat er niet in. Ondanks de hoge prijs van deze tweedaagse bestond het diner uit een duf buffet. Twee lange tafels met bakken doorgegaard vlees in aangedikte sausen zonder smaak, papperige rijst, slappe friet, slijmerige groeten, natte borden, goedkope wijn, jus d'orange uit containers, vlekkerig bestek, waterige soep met uitgedroogd stokbrood en harde, ranzige kruidenboter. Het opgehaalde geld werd duidelijk niet geïnvesteerd in de maaltijden. Waarin dan wel, was mij vooralsnog een raadsel. Met in de ene hand een bordje rijst met een soort goulash en in de andere een glas goedkope witte wijn vond ik een plek aan een ronde tafel met vijf stoelen waarvan er nog twee onbezet leken. "Zijn deze nog vrij?" vroeg ik. "Ja ga zitten kerel!" zei de man met het grijze haar hartelijk en ik nam naast hem plaats. Hij stak zijn hand naar me uit. "Kees Hendriks, van Mol en Mol," zei hij en schudde mijn hand. De knappe, jonge vrouw naast hem volgde zijn voorbeeld. Ik schudde haar hand en knikte. "Tamara van Ommeren, KNRP." De man die het verst van me af zat, stond op en kneep hard in mijn hand. "Gewald Geldeburcht, succesvol ondernemer haha." Ik knikte en zei mijn naam. "Een nieuw gezicht?" zei de grijze man joviaal. Hij zag eruit als een doorgerookte Bourgondiër die aan
het begin van zijn pensioen stond. "Ja, ik kom niet zo vaak op dit soort bijeenkomsten," sprak ik naar waarheid. "Good for you!" zei de bon vivant vrolijk. "Je hebt er ook feitelijk niks aan. Toch loop ik ze allemaal af," en een vette lach volgde. "Kees komt voor het eten en de gratis wijn," zei de man die zich had voorgesteld als Gewald met een cynische ondertoon. "Wou je beweren dan dat jij hier komt om er wat van op te steken?" bitste de jonge vrouw. "Ik kom hier louter voor jou, mooie Tamara," sprak Gewald zoet en hij pakte haar hand om hem te kussen, maar ze trok hem weg voordat zijn actie was voltooid. "Ach kom," sprak Kees vergoelijkend, "laten we het gezellig houden, we hebben een gast aan tafel." "Ik ga even een flesje regelen," zei Gewald beledigd en ging van tafel. Kees boog naar mij toe, knipoogde amicaal en zei zacht: "Die twee hebben vroeger wat gehad." "Ik zit naast je Kees! Ik kan je horen!" zei de mooie Tamara verongelijkt. "Of moet ik misschien even weggaan, zodat je mijn liefdesleven met deze meneer kunt doornemen." "Sorry meisje, sorry. Je hebt gelijk. Maar ik denk dat ik niets heb gezegd, wat deze meneer niet ook al zelf had kunnen bedenken," en Kees keek me vragend aan. Ik wist echter alleen van hun relatie af omdat Kees het had verteld, maar speelde het spel met hem mee. "Ja die gedachte kwam eerlijk gezegd wel bij me op," loog ik. "Zie je nou wel!" zei Kees opgeruimd. Tamara leek niet overtuigd. Even dreigde er een ongemakkelijke stilte te vallen, maar Kees stond dat niet toe. "Het eten is blijkbaar afgestemd op de laatste spreker, denk je niet?" zei hij snel. "Niet te pruimen!" en demonstratief schoof hij het bord van zich af. Het was leeg, dat wel. "Wat vinden jullie? Verschilt de vijftiger van nu werkelijk zoveel met de vijftiger van twintig jaar geleden?" "Ik denk het niet," zei ik iets te snel en te hard, "als je tenminste rekening houdt met de tijdsgeest." "Hoe bedoel je dat?" vroeg de mooie Tamara. Ze leek geïnteresseerd. "Nou, het verschil tussen iemand van dertig en iemand van vijftig was in de jaren 80 net zo groot als nu." "Namelijk twintig jaar, " lachte Kees. "Ik bedoel," zei ik snel, "dat de mensen uit de jaren 50, op ons nu, eigenlijk allemaal een beetje stijfjes overkomen. En dat geldt zowel voor iemand van dertig als van vijftig. Het heeft dus niets te maken met de leeftijd, maar met de tijd waarin je leeft." De mooie Tamara wilde net wat zeggen, toen, vanuit het niets, Gewald aan tafel verscheen en met een harde klap twee flessen witte wijn op tafel zette. "Met mijn charmes krijg ik iedereen om," riep hij trots. Tamara keek hem verstoord aan. Dat ze hem niet mocht was wel duidelijk en dat begreep ik maar al te goed. "Hoe heb je 'm dat geflikt?" vroeg Kees zichtbaar in zijn nopjes met de wijn. "Dat mutsje daar," zei Gewald en gaf een gemaakt vriendelijk knikje naar het meisje van de bediening dat bedremmeld bij het buffet stond, "heb ik overgehaald met deze natte vinger. En geen vrouw kan mijn natte vinger iets weigeren." Tamara keek alleen maar geërgerd voor zich uit, maar Kees pakte een fles en riep: "Top! Dan zal ik even bijschenken. Kom hier met je glas Tamaar." Terwijl ze het glas ophield zodat Kees kon bijschenken, keek ze vermoeid naar Gewald. "Je bent ook een zak ook," zei ze kil. "Maar je drinkt er wel van schatje," zei hij en ging vergenoegd zitten. "Lekker," zei Kees en schonk zijn glas tot de rand toe vol.
Het conflict De eetzaal was al bijna leeg toen Kees zijn glas aan de mond zette en het in een teug achterover sloeg. "Koffie!" riep hij luid en stond op. Het gesprek was nog even gegaan over de matige kwaliteit van dit seminar, maar al snel kwamen er andere onderwerpen aan bod. Naar mate er meer wijn vloeide, leek de mooie Tamara steeds feller te reageren op Gewald. En ik begreep haar maar al te goed. Gewald bleek, precies zoals ik had verwacht, een zelfingenomen bal. Hij kon alles, kreeg alles voor elkaar en had alles meegemaakt. Maar steeds weer was Kees in staat, met een grapje of een lolletje hun geruzie in de kiem te smoren. Ik moet toegeven Kees zijn rol met verve speelde. En nu stonden we allemaal op om achter hem aan te lopen, omdat Kees blijkbaar de plek kende waar er koffie was. Die plek bleek de hotelbar te zijn. Het was er stil. Waar waren alle gasten? Op hun kamertjes aan het werk? "Zullen wij daar ons kamp opslaan?" zei Kees, wijzend op een klein tafeltje in de hoek. Dat was goed. Wij zaten nog maar net of de barman stond al naast ons met de vraag wat we wilden drinken. "Ik neem aan dat we eerst allemaal koffie willen?" zei Kees. Maar koffie is er in vele variaties. Gewald nam een café lungo, ik een dubbele espresso, Tamara een cappuccino en Kees vroeg om koffie met melk en een koekje. "Waar is de tijd gebleven dat iedereen gewoon koffie bestelde?" lachte Kees. "Ja Kees," zei Gewald vals, "in jouw tijd was het allemaal anders, maar dit is nu onze tijd. Gewoon leuk meedoen." "Maar," zei Kees verontwaardigd, "dit is óók mijn tijd! Waarom zou dit niet mijn tijd zijn? Ik hou gewoon niet van al die onnodige poespas." "Hou je nou niet van de domme Kees," zei Gewald, "jij weet als geen ander dat meer keuze de verkoop doet toenemen. En dan hoeft een product niet eens anders te smaken, als het maar een andere naam heeft en in een andere doosje zit, dan zijn de consumentjes al blij. Ze willen gewoon bedonderd worden. Ze smeken er om." "Ze smeken er om, ze smeken er om," imiteerde Kees de stem van Gewald op een kinderlijke manier. "Onzin! Wij hebben de vraag gecreëerd." "Dat heet productontwikkeling Kees" zei Gewald vals lachend. "Productontwikkeling," riep Kees lachend, "me reet! Doe mij dan nu maar een lekkere oude whisky!" "Ik zal wel even halen,. want anders duurt het weer uren voor we wat hebben," zei Gewald. "Kees dus whisky, Tamara wite wijn zeker, en jij een biertje?" Ik knikte en fluitend liep Kees naar de bar. Het blad met de kopjes liet hij staan. "Komen we dan nooit meer van hem af?" vroeg Tamara geïrriteerd aan Kees. Een kort moment keek ze me even verontschuldigend aan. "Waarom steun jij hem eigenlijk, Kees?" "Verdomme Tamaar," zei Kees, "zet het nou eens van je af! Ik steun hem niet, maar wat geweest is, is geweest. Gewoon leuk mee doen, dat zei je net zelf." "Dat zei ìk niet, dat zei hij!" en ze boog met haar hoofd in de richting van de bar. "Maar kijk nou eens hoe aardig hij nu is, hij staat alweer aan de bar voor ons!" "Ja als je maar drank haalt, dan is het voor Kees allemaal goed," zei Tamara cynisch tegen mij. Nu raakte Kees geïrriteerd. "Ik ben er wel een beetje klaar mee Tamaar," zei hij bijna schreeuwend, "je weet niet waar je over praat."
"Ik weet anders meer dan jij denkt!" riep ze fel. Ik zocht naar de juiste woorden om de spanning te breken. "Misschien," zei ik, "is het beter als ik jullie alleen laat?" "Onzin," zei Kees. "Maar jullie hebben volgens mij iets met elkaar te bespreken, met zijn drieën en ik vind niet dat ik daarbij hoor te zijn. Dat is iets tussen jullie." "Ja Kees," zei Tamara, "hij heeft gelijk. We moeten praten. Er is al te lang, te veel onbesproken gebleven." Kees keek getergd en bezorgd tegelijk. Dat deed hij goed. "Ik denk," zei ik terwijl ik op stond, "dat ik beter naar mijn kamer ga." "Nee!" zei Kees dwingend. "Niet nu! Blijf!" Hij richtte zich tot Tamara en zei: "Oké, we bespreken het, straks. Maar als Gewald terugkomt met de drankjes, doen we gewoon. Jij weet als geen ander hoe hij kan zijn. We praten en drinken nog wat en dan neemt onze gast afscheid en hebben wij ons gesprek. Deal?" Ik knikte. "Goed." zei Tamara. Op slag veranderde Kees weer in een vrolijke zestiger en begon meteen weer te praten. Gewald kon niets hebben gemerkt. "Maar de kwaliteit van zowel sprekers als diner was bagger!" zei Kees met een lach. Gewald schoof het dienblad met de drankjes op het tafeltje en zette het blad met de kopjes op de grond. "Toch waren niet alle sprekers slecht," zei Gewald. "Een leeg hoofd is makkelijk te vullen," beet Tamara hem toe. "Ach meid, sinds jij er niet meer in zit, is er zoveel meer plek in mijn hoofd voor andere dingen," zei Gewald cynisch. Ik wilde nu zo snel mogelijk weg en nam meteen een flinke slok van mijn bier. "Dorst?" vroeg Kees. "Nee, ik ben moe. Ik ga zo mijn kamer maar eens opzoeken." En weer nam ik twee flinke slokken van mijn bier. Het glas was al bijna leeg. "Zijn wij zo vermoeiend?" zei Kees lachend. Ik lachte vrolijk mee en in plaats van te antwoorden, dronk ik met een laatste teug het glas leeg. "Hé," zei Gewald met een plotselinge felheid die me deed huiveren, "Kees vroeg je wat! Of wij zo vermoeiend zijn, dat je al zo vroeg naar je nest wilt. Of ligt er iemand op je te wachten?" "Ik eh, ben de laatste tijd nogal druk. Als je dan even tot rust komt, merk je pas hoe moe je eigenlijk bent," loog ik. "Nou, tot morgen dan," zei Kees opgeruimd, "half 8, bij het ontbijt, zoals afgesproken!" "Ja, tot morgen!" Ik stak mijn hand op en liep weg.
Het slachtoffer Opgelucht sloot ik de deur van mijn hotelkamer. Het voelde niet goed met dat drietal. Volgens Kees hadden Tamara en Gewald een relatie gehad, maar ik kon het me nauwelijks voorstellen. Waarom zou een mooie, intelligente meid als Tamara iets willen met zo'n zelfingenomen kwal? Aan Kees zelf zat ook een rafelrandje. Hij viel even uit zijn rol toen hij ineens fel reageerde op Tamara. En wat had zij nou helemaal gezegd? En waarom had Kees gezegd dat we voor het ontbijt hadden afgesproken? Ik zag eerlijk gezegd op tegen de volgende dag en overwoog me door een taxi naar het dichtstbijzijnde treinstation te laten brengen en naar huis te gaan, maar eer die taxi hier was en ik vervolgens bij een station, was de kans groot dat de laatste trein al vertrokken was. Nee, het was verstandiger om morgen nog effe het ontbijt mee te pikken en dan alsnog onverrichterzake te vertrekken. Ik zette de televisie aan. Pauw en Witteman. Wat een slecht programma is dat toch. Onbegrijpelijk dat het zo populair is. Die Pauw dat is een karikatuur van zichzelf geworden, het format is al jaren gedateerd, net als de humor van die Witteman! Maar omdat ik de slaap niet kon vatten, keek ik ook naar de herhaling en zag vervolgens, een keer of vier, afwisselend de herhalingen van het 6- en 8-uur journaal voordat ik uiteindelijk de tv uitzette en in slaap viel. Ik werd wakker van gestommel op de gang. Vijf uur! Mijn hemel, hield dan niemand nog rekening met anderen? Kon het niet wat stiller? Ik draaide op mijn zij en trok de dekens hogerop. Zat er nou iemand aan mijn deur? Ik ging rechtop zitten, knipte het bedlampje aan en luisterde ingespannen. Er was geen geluid meer. Het bleef stil. Ik merkte dat mijn ademhaling snel en hoog was. Vreemd. Ik ben geen angstig type, bovendien had ik de deur van binnen op slot gedraaid. Het was nog steeds stil. Had ik eigenlijk wel gestommel gehoord of had ik me dat maar verbeeld? Ik slaap nooit goed in hotels. Ik ben sowieso een slechte slaper en in een vreemd bed slaap ik al helemaal slecht. Dan droom ik ook meer. Het was nog steeds doodstil. Ik knipte het bedlampje weer uit en zag ineens dat er licht van de gang onder de kamerdeur door kwam. Was dat de hele tijd al zo geweest? Was dat de nachtverlichting? Had dat ook al gebrand toen die Pauw tot twee keer toe dezelfde seksistische grap maakte tegen de enige vrouwelijke gast aan tafel? Ik stapte uit bed en liep in het donker zachtjes naar de deur. Nee, ik hoorde echt niks. Ik legde mijn oor tegen de deur en luisterde aandachtig. Klik! En op hetzelfde moment verdween de streep licht onder mijn kamerdeur. Ik deed een stap achteruit. Natuurlijk, de nachtverlichting zat op een bewegingsmelder. Als je de gang in liep ging het licht automatisch aan. En als er niets meer bewoog, ging het na een paar minuten ook weer automatisch uit. Er moest dus wel degelijk iemand op de gang zijn geweest. Ik deed weer een stap naar voren, legde mijn oor opnieuw tegen de deur en bleef een tijdje zo staan. Stilte. Of... Hoorde ik nu iemand zuchten aan de andere kant van de deur? Ademen? Of was ik het zelf? Ik hield mijn eigen adem in en concentreerde me. Hoorde ik het schuren van kleding? Klik! En vanonder de deur scheen weer licht op mijn voeten. Er was iemand op de gang! Dat kon niet anders! Of het was een muis of een rat voor mijn part, maar er bewoog iets! Anders was dat licht toch niet aangegaan? Voorzichtig deed ik een paar passen terug en keek naar de streep licht die onder de deur door kwam. Ik zag een schaduw bewegen. Er was wel degelijk iemand op de gang. Hoorde ik nu voetstappen en een deur? Verdomme! De schaduw bewoog niet meer. Ik keek naar de wekkerradiotelefoon die met bloedrode cijfers 5:23 aangaf. En nu? Naar de receptie bellen? Wat moest ik zeggen? Dat er waarschijnlijk iemand door de gang liep? Dit is een hotel! Hier lopen constant iemanden door gangen! Gewoon de deur open maken dan maar? Even voorzichtig kijken? Of toch nog even wachten?
Shit shit shit! Belachelijk dit! Ik stond hier nu al een kwartier te luisteren naar een geluid op de gang. In een hotel. Ik ging terug naar de deur en draaide hem voorzichtig van het slot. In deze stilte maakte dat een flink lawaai. Als zich al iemand aan de andere kant van de deur bevond, zou die dit zeker ook hebben gehoord. Voorzichtig draaide ik de ronde deurknop naar rechts. Meteen voelde ik een lichte druk tegen de deur. Mijn adem stokte. Er was wel degelijk iets aan de andere kant. Doorzetten nu. Ik zette mij schrap. Met een ruk trok ik de deur open! Voor mijn voeten viel het bebloede lichaam van een man op de grond. Zijn hoofd viel met de harde krakende klap achterover. Als ik een vrouw was geweest, had ik gegild. De man bewoog niet. Hij lag half in mijn kamer, zijn onderlichaam en zijn benen nog in de gang. Het was Kees! Zijn ogen waren open en keken in het niets. Hij ademde niet. Ik deed een stap naar voren om de gang in te kijken. Ik zag niets of niemand. Ik zag alleen de met bloed besmeurde wanden en het omgevallen tafeltje met vers fruit. De appels lagen in de gang. "Kees," zei ik zacht en knielde naast hem neer, wilde hem bij zijn schouders pakken, maar zag toen het mes dat in zijn hals stak. Het bloedde nauwelijks nog. "Kees!" riep ik harder. "Kees!" Ineens slaakte Kees een rochelende zucht. Ik schrok en viel naar achteren, tegen de deur die daardoor hard tegen de muur stootte. Ik kroop overeind. Hij leefde nog! "Rustig blijven liggen Kees, ik ga 112 bellen," riep ik met overslaande stem. Vanuit de gang keek een mij onbekende man met grote ogen aan. "Bel 112, bel 112!" riep ik de man toe. Hij verdween en ik hoorde hoe hij de kamer naast mij in ging en telefoneerde. Kees rochelde weer. Het leek of hij probeerde wat te zeggen. Ik boog voorover naar zijn bebloede gezicht. Hij hoestte en ik voelde spetters in mijn gezicht. Er kwam een gorgelend geluid uit zijn mond. Ik zag de angst in zijn ogen. De buurman stond weer in de gang. "Ze komen er aan," zei hij onzeker. "Wat is er gebeurd?" Maar ik had geen aandacht voor hem. Kees ademde heel zwak. Ik zag het leven langzaam uit hem wegvloeien. Nooit eerder had ik iemand zien sterven. Er kwamen mensen de gang in rennen. Het was ineens druk en er was lawaai. Overal waren mensen. Ik hoorde een sirene. Iemand pakte mijn arm en trok me weg. Ik stond nu in de gang tussen de mensen, in mijn onderbroek. Ik zag mensen over Kees heen gebogen. Ambulancebroeders trokken aan hem, duwden op hem. Er kwam een raar geluid uit zijn mond. Alsof hij sprak, nog iets zei. Kon een dode spreken? Iemand had nog steeds mijn arm vast. Een stem zei "Komt u maar" en ik werd aan mijn arm meegenomen, een trap af, een kamer in. Ik zag mezelf in de spiegel. Er zat overal bloed. Bloed van Kees. "Ga maar zitten," zei de stem. Ik voelde iets prikken in mijn arm en zag lichtflitsen. "Bent u gewond?" vroeg de stem. Ik schudde als in een reflex met mijn hoofd. Ik werd betast. "Gaat u maar even liggen," zei de stem en met zachte hand werd ik naar achteren geduwd.
De inspecteur Ik kon mij niet herinneren of en hoe lang ik had geslapen. Wat er precies gebeurd was sinds ik Kees had achtergelaten, wist ik niet. Toch gaf de hotelwekker aan dat er inmiddels een paar uur waren verstreken. 7:35 uur. "Hoe voelt u zich?" vroeg een stem die leek op een stem die ik afgelopen nacht ook had gehoord. Ik ging rechtop zitten en keek rond. Dit was niet mijn kamer. En waar was mijn tas? De stem hoorde bij een nette man van begin veertig. Hij zat in de stoel bij het kleine bureautje. "Ik ben Jansen," zei de stem, "van de politie." "Waar zijn mijn spullen?" vroeg ik onnozel. "Wilt u zich opfrissen?" Ik knikte. "Haal even meneer z'n spullen," zei Jansen in de richting van de deur. Ik keek en zag een agent in de deuropening staan die zich omdraaide en wegliep. Hij kwam terug met mijn tas en zette die bij mij neer. "U kunt zich zo douchen en aankleden. Dan gaan we rustig ontbijten, maar u snapt, ik heb veel vragen. Dus ik blijf nog even." Ik keek in mijn tas. Iemand had in mijn tas gekeken. Niets zat op de goede plek, al leek er ook niets weg. Jansen kon blijkbaar gedachten lezen. "We hebben natuurlijk al uw spullen doorzocht, meneer Vink. En geregistreerd en gefotografeerd. Er zat echter niets bij wat ons bevreemde. Ook uw telefoon hebben we bekeken. Geen bijzonderheden. Dus als het goed is, heeft u al uw spullen in uw tas zitten. Klopt dat?" "Zo te zien wel," zei ik. "Gaat u dan nu rustig douchen, ik wacht hier tot u klaar bent en dan gaan we samen wat eten. Ik heb trek!" Onder de douche kleurde het water rood. Ik zat nog onder het bloed. Het bloed van Kees. Ik waste het van me af. Wat was er gebeurd? Waarom lag Kees voor mijn deur? Wie had hem vermoord? Of had hij zelf een mes in zijn halsslagader gestoken? Dat zal toch niet? Waarom zou hij dat doen? En werd ik verdacht? En waar waren Tamara en die Gewald? En de andere gasten? Iedereen kon de moordenaar zijn! Of was er misschien een insluiper geweest? Hoe zou het nu verder gaan? Zal ik me scheren of alleen mijn tanden poetsen? Hoe lang ging dit nog duren? Ik poetste mijn tanden en kamde mijn haar. Vreemd genoeg had ik ook trek. Toen ik uit de badkamer stapte zat Jansen op de vensterbank van het geopende raam. Hij rookte. "Dit zijn toch niet-roken kamers?" zei ik. "Nood breekt wet," zei Jansen met een glimlach en stond op. "Wat doe ik met mijn spullen?" "Dit is voorlopig nog even uw kamer nu. We hebben u naar de begane grond verplaatst. Weet u dat niet meer?" "Nee, het lijkt wel of ik een heel stuk mis." "Logisch, u heeft nogal wat meegemaakt. Een deel zal zeker terugkomen, maar misschien niet alles, is mijn ervaring. Hier is uw sleutel." Jansen overhandigde mij een kartonnen kaartje met daarin de plastic creditcard waarmee de deur kon worden geopend. "Wat gaat er nu gebeuren?" "Laten we wat gaan eten, dan leg ik alles precies uit." Ik zette de tas op het bed. In de lakens zat nog bloed. "Die worden zo verschoond als wij weg zijn," zei Jansen.
Hij hield de sigaret onder de kraan in de badkamer en wierp de natte peuk in de pedaalemmer.
Het ontbijt In de eetzaal waren maar een paar mensen. Terwijl Jansen een bord pakte en langs het ontbijtbuffet liep begon hij te vertellen. Ik liep met een bord achter hem aan. "Op dit moment wordt iedereen in dit hotel aanwezig ondervraagd. Het seminar is afgelast uiteraard. Na verhoor zullen de meesten wel weer naar huis kunnen. Ik verwacht dat we aan het begin van de middag iedereen wel hebben gehad." Hij schepte zijn bord vol met roerei, spek, witte bonen in tomatensaus en worstjes. Ik volgde zijn voorbeeld. "Kom, we gaan daar zitten." Hij wees op een tafeltje voor twee personen in een rustige hoek. We liepen erheen en gingen zitten. "Ik pak even koffie. U ook?" Ik knikte. "Als u dan even een glas jus d'orange voor me wilt pakken, hoef ik niet steeds heen en weer te lopen." Jansen was goed georganiseerd. Dat was wel duidelijk. Ik haalde twee glazen jus en kwam gelijk met hem weer bij het tafeltje. Hij zette een kop koffie bij me neer en ik bij hem een glas jus. "Nou," zei Jansen terwijl hij in de berg roerei begon te spitten, "vertel maar. Vanaf het begin graag." "Wat bedoelt u?" "Dat u vertelt wat u hier doet en wat er is gebeurd." Dus vertelde ik dat ik me dit seminar min of meer had laten aanpraten en dat ik tijdens het diner toevallig aan tafel met Kees en Tamara en Gewald was terecht gekomen, die tot dan toe onbekenden voor mij waren geweest. Dat ik me, toen we in de hotelbar nog wat hadden gedronken, ongemakkelijk had gevoeld, omdat er iets tussen hen onderling niet goed zat en dat ik daarom bijtijds naar mijn kamer was gegaan, zodat hun nog met elkaar konden praten. Daar was ik wakker geworden van gestommel op de gang en toen had ik de deur opengemaakt en Kees gevonden. Gedurende mijn hele verhaal at Jansen stevig door. Hij knikte af en toe, bromde bevestigend, maar liet mij zonder onderbreking praten en eten. "Nou en de rest weet u waarschijnlijk zelf beter dan ik," besloot ik mijn relaas. "Duidelijk," zei Jansen en knikte een paar maal. "En hoe heette het slachtoffer volgens u?" "Kees. Kees eh... Ik weet ineens zijn achternaam niet meer." "Kan het Hendriks zijn geweest?" "Ja natuurlijk ja, Kees Hendriks." "Nog koffie?" En hij stond op om nog een kop koffie voor ons te halen. Ik dacht na. Hoe heette Tamara ook weer? Ik wist het niet meer. Tamara had een dubbele naam, dat herinnerde ik me nog wel. Tamara van .... Daar was Jansen alweer met twee koppen koffie. Zou hij ook een voornaam hebben? Hij zette de koffie neer en ging zuchtend zitten. "Dus," zei hij mij doordringend aankijkend, "u gaat normaal nooit naar dit soort seminars?" "Nee, ik vind het eigenlijk zonde van mijn tijd. Ik heb best een drukke...." "En net nu u een keer wél gaat," onderbrak hij mij, "maakt u zoiets als dit mee. Opmerkelijk toch?" Ik keek hem aan. Wat bedoelde hij? "Ja, dat is nog eens pech hebben," zei ik rustig. "Pech," herhaalde hij in zichzelf. "Weet u," zei hij en roerde in zijn koffie, "ik zal het maar meteen zeggen, ik vind het allemaal net iets te veel pech." "Hoe bedoelt u dat?" vroeg ik verbaast.
"Nou, dat zal ik u dan eens haarfijn uitleggen," en hij ging rechtop zitten. "Om te beginnen zegt u nooit naar seminars te gaan, maar net als u een keer wel gaat, valt er een slachtoffer. En u zegt niemand van de bezoekers te kennen, maar u dineert toevallig wel met het slachtoffer en zijn vrienden. Dat hebben trouwens ook vele getuigen bevestigd, dus daar is geen twijfel over mogelijk. Wij weten ook dat u daarna zelfs met het slachtoffer aan de bar hebt gehangen." "Nou, aan de bar gehangen is wat veel gezegd," zei ik. "We hebben nog wat gedronken aan een tafeltje in de hotelbar. Maar dat hebben er wel meer gedaan toch?" "En," ging hij verder, "u bent de laatste persoon die het slachtoffer heeft gezien. Pech?" "Ja pech, of toeval, hoe je het noemen wilt." "Maar dan - en u merkt dat ik goed geluisterd heb - zegt u dat u tv heeft gekeken. Dat verschaft u echter maar voor een korte periode een alibi, namelijk voor een periode van een uur. Dus van 2300 tot 2400 uur, of van 00 uur tot 01 uur. Alle programma's die u hebt gezien kunt u immers ook op andere tijdstippen hebben gezien. Het waren herhalingen van herhalingen. En u hebt niet gezapt naar een andere zender, nee, u keek herhaling na herhaling na herhaling. Vind u dat zelf niet vreemd? Waarom geen andere zender opgezet?" "Ja, ik lag gewoon op bed. Gelooft u mij niet?" "Het is niet dat ik u niet geloof, ik vind het vreemd. Waarom niet even zappen? Dan doen wij mannen toch altijd? U kunt wel zeggen dat u naar een herhaling heeft gekeken, maar voor hetzelfde geld, was u ergens anders." "Ja, maar toch is het zo gegaan!" "Tja. Maar er is nog meer toeval, vind ik, want de man in de kamer naast u wordt wakker van een harde klap, hij loopt zijn kamer uit en ziet u, onder het bloed, voorover gebogen over het slachtoffer heen hangen. Toeval!? Pech!? De vraag is, voor wie?" Dit was niet goed. Als je de feiten zo achter elkaar zette, klonk het inderdaad allemaal nogal vreemd, dat kon ik niet ontkennen. Jansen zakte onderuit op zijn stoel en wreef nadenkend langs zijn kin. "Verdenkt u mij?" "Wat denkt u zelf?" "Maar ik heb toch helemaal geen motief!? Ik heb tot gisteravond die mensen nog nooit gezien. Ik ken die mensen niet. Maar zij kennen elkaar wel! Dus ik denk dat u het daar moet zoeken, maar niet bij mij. Hoe gek mijn verhaal u misschien ook in de oren klinkt, het is wel de waarheid!" "De waarheid?" Jansen wreef nog steeds over zijn kin en keek me doordringend aan. "Wat moet ik zoeken bij Geldeburcht en Van Ommeren?" "Zoeken?" "Ja, u zegt net dat ik het bij hen moet zoeken?" "Eh, ja, een motief, de dader, weet ik veel." "Oh is dat het. Welnu, op dit moment," zei hij met een diepe zucht, "wordt iedereen in het hotel verhoord. Ook Geldeburcht en Van Ommeren. Zoals ik u al heb verteld, kunnen mensen waarvan wij denken dat ze er niks mee te maken hebben naar huis of weer aan het werk, net wat ze willen, maar ze kunnen in ieder geval gaan. Ik vraag ú om te blijven. U kunt gerust hier in de omgeving wat wandelen of zo, als u, laat ik zeggen, om half 12 maar weer op uw kamer bent. Dan praten we verder. Duidelijk?." "Heb ik een advocaat nodig? Word ik verdacht?" "Wat mij betreft hebt u geen advocaat nodig. Ik vraag u vooralsnog te blijven als getuige, niet als verdachte." Hij stond op, gaf me een hand en liep met grote passen weg, mij in verwarring achterlatend. Wat was hier gebeurd? Had ik een verklaring afgelegd? Werd ik niet geloofd? En wat moest is ik nu doen? Ik
stond op en liep de eetzaal uit.
De wandeling Was het in de eetzaal nog betrekkelijk rustig geweest, in de lobby was het druk en leek chaos te heersen. Gasten en politie liepen door elkaar, soms rennend, grote delen waren afgezet, taxi's stonden voor het hotel, overal probeerden mensen, ondanks de slechte ontvangst, met hun mobieltje te bellen, er stond een kleine rij wachtenden bij de vaste telefoon van de receptiebalie waar zo te horen voornamelijk taxi's werden besteld. Ik moest weg uit deze drukte en liep naar buiten en om het hotel heen. Achter het hotel lag een verwaarloosde Franse tuin met symmetrisch aangelegde kronkelpaden langs verwilderde taxus- en buxushagen, geheel omsloten door een dichtbegroeid bos. Er liep een pad, helemaal rond de tuin, langs de bosrand. "Het hazenpad," zei ik zachtjes in mijzelf en wandelde rustig het pad op. Halverwege het pad, op het punt dat het verst van het hotel af lag, stond een bankje. Ik ging zitten. Het zal ooit de bedoeling zijn geweest dat je vanaf dit punt een mooie kijk op de tuin en hotel had, maar zittend lukte het nu niet meer om over de verwilderde taxushaag heen te kijken. Je zat er nu wel heerlijk beschut en alleen. Hier was stilte. Hier kon ik nadenken. Vannacht was er iets vreselijks gebeurd. Kees was vermoord. Steeds als ik er aan dacht, zag ik hetzelfde beeld, als een foto. Kees ligt half in mijn kamer, zijn kleding zit onder het bloed, uit zijn hals steekt het rode heft van een klein mes, en hij kijkt me aan, bang. Maar het was allemaal heel onwerkelijk, alsof ik er niet zelf bij ben geweest. Alsof ik naar een foto uit een film keek. Een film die ik zelf niet had gezien en waarvan ik alleen deze foto kende. Wat ging eraan vooraf? Wat kwam erna? Ik probeerde het me te herinneren, maar het bleven flarden. Het lukte me maar niet om de stukjes in de goede volgorde te zetten of aan elkaar te rijgen. Plotseling hoorde ik in de verte stemmen vanachter de hoge haag. Ik stond voorzichtig op om over de haag te kunnen kijken en zag Tamara en Gewald mijn kant op wandelen. Ik bukte snel achter de haag. Wat deden die twee hier? Waarom werden die nu niet verhoord? En waarom mochten ze gewoon met elkaar spreken? Ze kwamen dichterbij en ik bleef stil op mijn hurken achter de haag zitten. "Maar je snapt toch wel dat ze daar toch achter komen?" hoorde ik Tamara geïrriteerd zeggen. "Dan kan je het toch beter zélf zeggen, anders wordt het misschien tegen je gebruikt." Ze waren nu heel dichtbij en gestopt met lopen. Tussen hen en mij stond nog alleen deze dichte haag. "Maar het is niet waar Tamaar! Het is niet waar! Ik ben veranderd, weet je. Ik ben al jaren clean en ik heb geen om me steeds, tegenover alles en iedereen, te moeten verontschuldigen voor mijn verleden. Het is ook een keer klaar." "Ach man!" "Ja, ik heb mensen pijn gedaan. Ook jou. Dat weet ik en dat spijt me. Echt! Maar hoe vaak moet ik nog zeggen dat het me spijt!? En dan begint die Kees er gisteren weer over. En jij was trouwens ook verre van vriendelijk!" "Gewald, je was aan de drugs! Je was onbetrouwbaar! Je hebt ons vertrouwen geschaad en je hebt ons verdomme met hoge schulden laten zitten. En je hebt er nooit met één woord over gerept. Het heeft mij de grootste moeite gekost om het hoofd boven water te houden, om er weer een beetje bovenop te komen." zei ze fel. "Heb jij Kees aangezet er weer over te beginnen?" "Weer? Wij hebben het er nooit over gehad, Gewald. Dus ja, ik vond dat we het er een keer over moesten hebben. Wij hadden samen een goed lopend bureau verdomme, jij, Kees en ik. En ik hield van je! Maar jij hebt alles kapot gemaakt!" "Dat weet ik, maar ik kan het niet terugdraaien." "Je had er zelf over kunnen beginnen. Maar jij deed net alsof er niks aan de hand was! Alsof je
terugkwam van een welverdiende vakantie!" "Ja dat was fout, achteraf." "Bij jou is altijd alles achteraf! Daar schiet ik niks mee op!" "Maar wat verwacht je dan van me? Wat moet ik dan doen?" riep Gewald radeloos. Tamara zuchtte. "Je zou het eerlijke verhaal kunnen vertellen." zei ze rustig. "Ik ben eerlijk!" zei Gewald en ik hoorde irritatie in zijn stem. "Eerlijk? Ach kom! Kees heeft jou, ondanks alles, toch weer ondershands een flinke som geld geleend. Daar komen ze echt wel achter. En ik ga het niet verzwijgen!" "Maar het is niet waar! Ik heb geen geld geleend van Kees!" zei Gewald nadrukkelijk. "Ach Gewald, doe niet zo onnozel. Ik heb briefje het toch zelf bij Kees op het bureau zien liggen. Het briefje met jouw naam erop en een bedrag van 5 cijfers. Dat briefje vindt de politie ook! Denk toch eens na!" Dit moest ik aan Jansen vertellen! Tamara dacht dus dat Gewald geld had geleend van Kees. Dat is mooi. Dat geeft Gewald een motief en dat is in mijn voordeel. Ik keek op mijn horloge. Verdomme! Het was al 10 over half twaalf. Ik had 10 minuten geleden al op mijn kamer moeten zijn. Ik moest hier snel, maar ongezien zien weg te komen. De enige manier was achteruit het bos in te lopen en dan door het bos, met een grote boog, terug naar het hotel te rennen. Gebukt liep ik achteruit langs het bankje, het bos in. Ik hoorde nog net dat Tamara "val dood" riep en toen kon ik de woorden niet meer verstaan. Mij beschermd wetend door struiken en bomen, rende ik met een grote boog door het bos, richting hotel.
De ontdekking
"Waar komt u vandaan?" vroeg Jansen verwonderd. Hij zat op de vensterbank in het geopende raam te roken. Bezweet stormde ik mijn kamer in. Ik had het hele stuk gerend. In de spiegel zag ik dat mijn haar in de war en er groen en schors op mijn kleding zat. "Ik ben door het bos gerend," hijgde ik. "Voor de sport?" vroeg Jansen blijmoedig. "Nee, om op tijd weer hier te zijn." "Nou, dat is dan niet gelukt. U bent een half uur te laat. Maar u kennende hebt u daar vast een goed verhaal bij." Hij schoot zijn sigarettenpeuk naar buiten, deed het raam dicht en ging op een stoel zitten. Ik ging tegenover hem op het bed zitten. De lakens waren verschoond en het bed was opgemaakt. "Ik heb Tamara en Gewald gezien." sprak ik triomfantelijk. "Ach, wat een toeval toch weer!" "Ze hebben mij niet gezien, maar ik heb ze wel horen praten." "U treft ook het ene na het andere toeval, is het niet? Maar vertel!" Ik vertelde wat er gebeurd was en wat ik had gehoord. Tamara dacht dat Gewald een flinke som geld had geleend van Kees. Dat kon dus een motief zijn. Jansen leek er echter niet erg van onder de indruk. "Oké, dus als ik het goed begrijp, heeft u zich verscholen achter de struiken om een privé gesprek af te luisteren?" zei Jansen cynisch. Ik werd woedend. "Ik weet niet wat er met u aan de hand is, maar u gaat alweer compleet voorbij aan de inhoud van wat ik zeg. U lijkt mij gewoon niet te willen begrijpen. Steeds als ik u iets vertel, draait u het om of stelt u niet ter zake doende vragen! Wat is dat toch?" "Meneer Vink," zei Jansen rustig, "ik weet niet of u het zich realiseert, maar het is mijn vak om vervelende vragen te stellen. Het is mijn vak om anders naar de wereld te kijken, om te zien wat anderen niet zien." "Maar u ziet niet dat die Gewald en Tamara hier gewoon samen door de tuin lopen en zo mooi hun verklaringen op elkaar af kunnen stemmen?" Jansen glimlachte, haalde een pakje sigaretten uit zijn zak en bood me er een aan. Ik schudde nee. Zelf nam hij er wel een, inhaleerde diep, blies de rook in de richting van de brandmelder en stond toen pas op om het raam open te doen en weer in de vensterbank te gaan zitten. "Meneer Vink, u kijkt te veel tv," zei Jansen rustig en nam een hijs, "want de werkelijkheid is veel complexer. Pech is niet altijd pech, toeval niet altijd toeval en niet alles is wat het lijkt." "Wat bedoelt u daar precies mee?" Nog voor Jansen kon reageren, ging zijn mobiel. Hij had hier blijkbaar wel ontvangst. Hij verontschuldigde zich in stilte en nam op. "Ja? ... Opmerkelijk! ... Heel bijzonder. ... En bij Geldeburcht? ... Mmm. ... Nou dat weten we dan weer. ... Ja, bij Vink. ... Doeg." Hij stopte zijn telefoon weg, stond op, liep naar de badkamer, gooide zijn sigaret in de wc en trok door. Waar ging dit telefoongesprek over? Jansen liep rustig naar de stoel en liet zich er min of meer in vallen. "Er zijn ontwikkelingen," zei hij neutraal, "waardoor u zich moet voorbereiden op een, denk ik, lang gesprek." "Hoezo? Wat is er dan gebeurd?" "Laten we eerst nog een keer heel precies nagaan wat er volgens u is gebeurd. U bent tenslotte een belangrijke getuige voor ons," en hij lachte met een glim die ik niet kon duiden.
"U vertelde dat u helemaal niet naar dit seminar wilde...." Dus vertelde ik nogmaals het hele verhaal. Hoe ik me had laten overhalen om naar het seminar te gaan wat hier gehouden werd. Hoe ik Kees Hendriks, Tamara van Ommeren en Gewald Geldeburcht had ontmoet. Hoe ik merkte dat er iets niet helemaal snor zat tussen die drie. Dat ik daarom eerder bij ze was weggegaan, zodat zij, min of meer op verzoek van Tamara, een en ander konden uitpraten. Dat ik op mijn kamer naar de tv heb zitten kijken en dat 's nachts Kees voor mijn hotelkamerdeur lag met een mes in zijn hals. En ik vertelde nogmaals hoe ik vanochtend tijdens het wandelen Tamara en Gewald had afgeluisterd en er zo was achter gekomen dat Gewald een flinke som geld had geleend van de vermoorde Kees. Dat was mijn verhaal; meer kon ik niet vertellen. En Jansen luisterde alleen maar. Hij knikte af en toe of liet een vaag "mmm" horen. "Is dat alles?" vroeg Jansen toen ik uitgepraat was. Ik knikte ja. Jansen wreef over zijn kin en zei toen plompverloren: "Ik geloof u niet!" "Ik kan het me toch echt niet meer herinneren," riep ik verbolgen. "Maar," zei Jansen rustig, "ik geloof gewoon uw hele verhaal niet." "Waarom niet?" "U houdt iets voor mij achter." Jansen sprak kalm en zelfverzekerd. "Ik weet alleen nog niet precies wat en, nog belangrijker, waarom, maar ... daar kom ik wel achter." Was dit bluf, of is die Jansen echt zo goed? "Er zit me net iets teveel toeval in uw verhaal, daar heb ik u al eerder op gewezen. En daarbij de manier waarop u zich gedraagt...." "Hoe moet ik me dan gedragen volgens u?" Jansen bleef stil. Ik voelde irritatie opkomen. Hij keek me aan en zuchtte. "Zojuist heeft Tamara van Ommeren ons verteld dat Gewald Geldeburcht een flinke som geld had geleend van Kees Hendriks. We hadden eerder al het briefje met de schuldbekentenis gevonden." "Nou, dan weet u toch dat ik niet lieg." "Het punt is, het klopt niet." "Wat klopt er dan niet?" verzuchtte ik. "Zijn handtekening staat er niet op. Het briefje was niet ondertekend. Het was een door Kees Hendriks geschreven briefje, dat staat vast, maar er staat geen handtekening op. En Gewald Geldeburcht ontkent bij hoog en laag, dat hij geld heeft geleend van Hendriks." "En Gewald gelooft u wel?" "Nou, toen we dat briefje vonden hebben we een en ander nagetrokken. Er is wel een groot bedrag door Hendriks opgenomen, maar dat is nooit bijgeschreven op de rekening van Geldeburcht." "Nou, dan heeft Gewald het waarschijnlijk ergens in een oude sok." "Maar we hebben niks gevonden. Hoe verklaart u dat?" "Dat u niet goed genoeg heeft gezocht, weet ik veel?" "Dus u heeft geen idee?" "Nee natuurlijk niet." "Ik denk dat u het wél weet!" "Hoezo?" "Omdat ú die Gewald bent, Gewald Vink!"
Het verhoor
Ik zat in wat ze "Spreekkamer 3" noemden op een harde, houten stoel aan een tafel met een formica blad en ijzeren poten. Er waren door voorgangers teksten en kreten in het blad gekrast. Zo werd deze eenvoudige tafel een heuse leestafel, wat een zeer welkome afleiding was. Ik werd overigens niet gearresteerd, maar meegenomen naar het bureau "voor verhoor". Ik was benieuwd hoe lang het zou gaan duren voor ze het plaatje helemaal compleet hadden, voor ze precies wisten hoe het écht was gegaan. Natuurlijk, Gewald is geen veel voorkomende naam. Het is eigenlijk ook niet mijn voornaam, maar mijn tweede naam, Albert Gewald Marinus Vink. Maar al vanaf de kleuterschool werd ik Gewald genoemd. Waarom weet ik niet, maar op de eerste schooldag, schreef mijn moeder de naam Gewald op het schoolbord als mijn naam. Misschien omdat ze dat bij nader inzien toch beter vond dan Albert. Ik vond dat helemaal niet vreemd. Ik wist dat Gewald mijn tweede naam was. Ik dacht dat het zo hoorde, dat je op school altijd met je tweede naam werd aangesproken. Ik vond het ergens wel logisch. Waar had je anders die tweede naam voor? Die tweede naam was kennelijk voor school bedoeld. Maar met het verstrijken der jaren, begreep ik dat het helemaal niet gebruikelijk was om op school je tweede naam te gebruiken. Maar ondertussen noemde niemand mij nog Albert. Ik heb het dus nooit vreemd gevonden. Het ging geleidelijk en vanzelfsprekend. Dus toen ik Kees Hendriks een half jaar geleden voor het eerst ontmoette, stelde ik mij voor als Gewald Vink. Wij waren destijds beiden in de race voor dezelfde opdracht. Ik was eigenlijk zijn concurrent, maar we zijn het beiden niet geworden. De opdracht ging naar een ander. Door het joviale karakter van Kees hadden we echter meteen een goed contact. Hij vertelde mij dat hij ook een Gewald kende, en dat was bijzonder, omdat je die naam maar zo weinig tegenkomt. Kees vertelde er meteen bij dat hij slechte ervaringen had met die Gewald. Het was zijn compagnon geweest, die hem een kunstje had geflikt, zoals Kees het toen verwoordde. Toen we bij de tweede ontmoeting te horen kregen dat de opdracht aan onze neus voorbij was gegaan, zijn we als goede con collega’s samen een hapje gaan eten. Het klikte gewoon! Waarschijnlijk onder invloed van te veel wijn vertelde Kees mij toen het hele verhaal. Dat hij met Gewald en de mooie Tamara samen een zaak had gehad, maar dat deze door de gok- en drugs verslaving van Gewald failliet ging waardoor ze met hoge schulden achterbleven. Hij was er nog steeds ziek van. Maar het ergste vond hij nog dat Gewald sinds kort weer een eigen bedrijf was gestart. Hij kwam hem weer regelmatig tegen als concurrent. Het bedrijf waar Kees nu werkte, deed zelfs zaken met die Gewald. Kees was hierdoor gedwongen weer met Gewald om te gaan. Ik begreep heel goed dat hij daarvan baalde. Ook ik heb een hekel aan die snelle jongens die meedogenloos over iedereen heen lopen, geen eerlijke strijd leveren, de mooiste vrouwen afdanken als oude schoenen, maar er wel voor zorgen er zelf nooit bij in te schieten. Dus zei ik dat als ik wat kon doen, ik hem graag wilde helpen. Ik had alleen niet verwacht dat Kees me nog geen twee weken later daadwerkelijk zou bellen met een plan om Gewald "zijn verdiende loon te bezorgen". Ik was zo in gedachten verzonken, dat ik amper merkte dat Jansen binnenkwam met de koffie. Hij zette twee plastic bekertjes op tafel en gooide er zakjes met suiker en melkpoeder en plastic roerstaafjes bij. Vervolgens ging hij tegenover mij aan tafel zitten. Ik pakte een bekertje koffie en zocht een roerstaafjes en een zakje melkpoeder uit, scheurde het zakje open en roerde de inhoud zorgvuldig door de koffie, likte daarna het plastic lepeltje af en legde het schuin op het door mij verfrommelde zakje naast het bekertje koffie. Jansen keek in stilte toe. "Waarom ben ik eigenlijk hier? Waarom kon dit niet in het hotel?" vroeg ik. "Omdat," zei Jansen met een zucht, onderwijl in zijn koffie roerend, "het voordeel nu voor ons is." "Voordeel?" vroeg ik quasi onnozel. "Het hotel is niet langer functioneel en hier zijn wij op eigen terrein, dus in het voordeel." "Ben ik gearresteerd?"
"Nee, u zit hier voor verhoor." "Heb ik een advocaat nodig?" "Als u mij nu eindelijk de waarheid vertelt, heeft u wat mij betreft geen advocaat nodig." "En als ik een advocaat wil?" "Dan mag u er straks een bellen." "Straks? Niet nu?" "U bent snel van begrip. Inderdaad straks en niet nu." "Waarom niet nu?" "Omdat dat alleen maar ophoudt en ik zo snel mogelijk uw verhaal wil horen." "Mag dat zomaar." "Wat?" "Mij tegenhouden een advocaat te bellen?" "Ik houd u niet tegen, ik sta het u niet toe. Dat is wat anders." Jansen zag er vastberaden uit. "Wat zou u van mij willen weten?" vroeg ik maar. "Ik wil weten sinds wanneer u Kees Hendriks al kent, waarom u tot nog toe heeft volgehouden dat u hem niet kende en wat er daadwerkelijk is gebeurd. Niet meer, niet minder." "En als ik dat niet wil vertellen?" "Dan bel ik mijn vrouw, dat het weleens heel laat kan worden." Hij pakte zijn mobiel. "Nee," zei ik snel, "zo bedoelde ik het niet. Ik vroeg het me gewoon af. Op tv zie je altijd dat mensen hun rechten worden voorgelezen en zo, dus ik dacht...." Even was het stil. "Heeft u er bezwaar tegen dat dit gesprek wordt opgenomen?" vroeg Jansen toen. "Wordt dit gesprek opgenomen dan?" "Alleen als u daar geen bezwaar tegen heeft." "Tja, dat hangt er vanaf wat u ermee gaat doen." "We sturen het bandje naar de Telegraaf." zei Jansen beheerst. "In dat geval heb ik het liever niet." zei ik onnozel. "Dan schrijf ik op wat u zegt. Dat duurt dan wel langer, want ik doe dat zorgvuldig." "Kunt u het niet gewoon opnemen en het niet naar de Telegraaf sturen?" "Geniaal," zei Jansen emotieloos, "zullen we het zo dan maar doen?" "Prima." "Dan druk ik nu de knop opname in. Vanaf nu wordt alles wat er wordt gezegd opgenomen. Bent u daarmee akkoord?" Ik knikte. "De getuige knikt bevestigend," sprak Jansen toonloos. "Klopt dat?" vroeg hij er direct achteraan. "Ja, dat klopt," zei ik. "Mooi, dan kunt u nu beginnen met vertellen." "Waar moet ik beginnen?" "Op een voor deze zaak logisch moment ergens tussen uw geboorte en nu!" Jansen was duidelijk geïrriteerd geraakt door mijn gedrag. Ik had er eerlijk gezegd wel plezier in. Daar ging zijn zogenaamde voordeel! Maar uiteindelijk vertelde ik toch hoe ik Kees had ontmoet en wat hij over Gewald had gezegd. Ik vertelde van onze tweede ontmoeting en van mijn aanbod. Daarna stopte ik met vertellen. Jansen had wederom alleen maar geluisterd. En ook nu ik gestopt was met praten hield hij zijn mond. Hij keek me
alleen maar aan met een nietszeggende blik. "Stelt u geen vraag?" vroeg ik uiteindelijk. "Bent u al klaar met vertellen dan?" zei Jansen vlak. "Wat wilt u nog meer weten dan?" "Kijk," zei Jansen rustig, "ik kan u ook als verdachte aanmerken en u hier nog een paar dagen vasthouden, als u dat liever heeft?" "Nee, dat heb ik liever niet. Dan ben ik ben liever getuige." "Mooi," riep Jansen quasi opgewekt, "getuig dan! Nu!" "Oké," zei ik rustig, "daar gaat ie dan waar. Welnu, ik had dus aangeboden om Kees te helpen om die Gewald een hak te zetten. Maar dat was eigenlijk meer voor vorm. Je zegt wel meer van dat soort dingen. Ik had er niet op gerekend dat hij dit aanbod serieus zou nemen. We konden het dan wel goed met elkaar vinden, maar waren toch relatieve onbekenden. Ik keek dan ook best raar op toen Kees me veertien dagen later of zo opbelde met de vraag of mijn aanbod nog stond. Ik wist eerst helemaal niet waar op doelde, maar het was dus dat. Gewald kapot maken. Ja, niet letterlijk, maar wel een flinke slag uitdelen. Ja, figuurlijk dan. Ik had het gevoel nu niet meer terug te kunnen, dus spraken we af bij Kees thuis, opdat hij me zijn plan kon ontvouwen. Nou, die keer kreeg ik een hele andere Kees te zien. Ik zag een man vervult van haat, dwingend en fel, zinnend op wraak. Kees wist dat ik nooit seminars bezocht en dat ik in de reclamewereld een relatieve onbekende was. Hij wist dat mijn bedrijf er niet zo goed voor stond als ik wilde doen geloven en hij dacht ook dat niemand Kees en mij elkaar zou kunnen linken. Dat we destijds op dezelfde opdracht hadden ingeschreven, deed er volgens hem niet toe. In onze branche schreef bijna iedereen in op dezelfde opdrachten, dus dat was heel normaal. Ik moet zeggen, zijn plan was absoluut goed uitgedacht. Ik zou me laten overhalen naar dit seminar te gaan en Kees, Tamara en Gewald daar bij toeval ontmoeten bij het avondeten. Kees zou aardig en joviaal doen, want er was tenslotte een gast aan tafel, namelijk ik. Maar hij had het sterke vermoeden dat Tamara dit niet zou kunnen verdragen. Tamara, in de goede tijd ooit de geliefde van Gewald, moest niets meer van hem hebben. Ze was mooi, maar ook nogal opvliegend en een flapuit, volgens Kees. Ze zou er zeker een opmerking over maken. Kees zou dan aansturen op een gesprek met hun drieën, zodat ik me kon terug trekken. Zij zouden dan hooglopende ruzie maken met z'n drieën en Kees zou namens zijn bedrijf de samenwerking met Gewald opzeggen en vertrekken. Hij wist dat Gewald voor zijn inkomsten in hoge mate afhankelijk was van die opdracht bij Mol en Mol, het bedrijf waar Kees werkte. Maar nu komt het belangrijkste!" Ik ging verzitten. Ik had er zin in gekregen om het echte verhaal te vertellen, maar ik wist niet of dat wel verstandig was. Het zou de verdenking op mij kunnen vergroten. "Kan ik misschien wat te drinken krijgen?" Jansen zuchtte weer diep. "Kunt u niet gewoon doorpraten?" "Ik krijg een droge keel van al dat vertellen. Cola of zo?" "Toe maar!" "Ja, ik betaal ook belasting. Krijg ik er ook eens wat voor terug." "Ik zal koffie halen," zei Jansen droog. Hij stond op, stak zijn hoofd om de deur en riep dat ie twee koffie wilde. "Komt eraan," zei hij tegen mij en ging weer zitten. "Ga verder!" "Waar zijn Tamara en Gewald nu eigenlijk?" "Daar ga ik niks over zeggen. Gaat u verder." "Wat hebben zij u verteld? Wat weet u eigenlijk?" "Nogmaals, daar ga ik niks over zeggen. U bent aan de beurt."
"Laat ik duidelijk zijn, wat u ook denkt, ik heb Kees niet vermoord!" "Dat weet ik," zei Jansen. "Dat weet u?" vroeg ik verbaast. "Ik weet inderdaad zeker dat u Kees niet heeft vermoord. Ik probeer de ware toedracht te achterhalen. U weet, u bent een belangrijke getuige. Gaat u daarom verder alstublieft. Nu!" De deur ging open. Jansen slaakte opnieuw een zucht en wiebelde op zijn stoel. De koffie werd binnengebracht door een jonge, gekostumeerde agent. "Lekker koffie," zei ik vergenoegd en ging meteen aan de gang met de zakjes en de staafjes. Jansen had duidelijk de pest in. "Laat ik," zei hij op hoge toon, "aangezien u toch vooral geïnteresseerd bent in het rekken van tijd, eens een vraagje tussendoor stellen. U zegt dat Hendriks die Geldeburcht van de opdracht bij Mol en Mol wilde halen, maar dat kon hij toch helemaal niet. Daar had hij de bevoegdheid toch niet voor?" "Nee, maar dat wist Gewald niet. Gewald hoefde ook alleen maar te dénken dat ie de opdracht kwijt was. Dat was nu juist het punt. Want ik zou Gewald dan op de tweede dag van het seminar opzoeken bij het ontbijt en hem een interessante opdracht voorhouden, die ik niet kon uitvoeren. Een opdracht van een Russische gasboring maatschappij." "Nu bent u me kwijt. Wanneer komt dan de instinker?" "Dat is de instinker! Ja, dat was best een geniaal plan. Want die opdracht en die maatschappij bestonden helemaal niet. Ik heb in opdracht van Kees een fake organisatie bedacht, er een complete huisstijl voor ontworpen, opdrachten, resultaten enz. enz. Daar heb ik die 25.000 euro van Kees voor gehad. Het leek allemaal zo echt, het was heel geloofwaardig. Alleen, zoals dat wel vaker gaat bij dit type opdrachten, moet je zelf een forse voorinvestering doen. Maar als Gewald dacht die ie de opdracht bij Mol en Mol kwijt was, zou het voor mij een klein kunstje zijn hem te interesseren in die grote opdracht voor die verzonnen Russische firma. Hij zou moeten investeren, schulden maken en er flink veel tijd in moeten steken, om uiteindelijk niets verdienen. Gewald zou failliet gaan en met schulden achterblijven. Dat was het plan. En het had echt kunnen werken, daar ben ik van overtuigd! Maar het liep helaas anders." "Wacht even. Dus Kees had er 25.000 euro voor over om Gewald failliet te laten gaan?" "Kennelijk." "En hoe zou dan het contact tussen Gewald en die zogenaamde Russische firma verlopen?" "Via mij. Dan vang ik commissie voor het aanbrengen van de opdracht en op te treden als tussenpersoon." "Dat is toch zuivere oplichting?" "Als je het zo wilt zien.... Ik zie het meer als boontje komt om zijn loontje." "Maar jij loopt dan toch ook een risico? Gewald kan jou toch aanklagen voor oplichting? Was je daar niet bang voor?" "Gewald mij aanklagen? Nee, Kees was mijn opdrachtgever, dus Kees zou de schuld op zich nemen. Kees zou dan zeggen ook mij bedrogen te hebben en mij te hebben misbruikt. Kees ging er vanuit dat Gewald dan zeker geen aanklacht zou indienen. Hoe dan ook, ik zou altijd vrijuit gaan." "En jij geloofde Kees?" "Ja." "Terwijl je hem amper kende?" "Kees wilde gewoon dat Gewald zou meemaken, wat hij door toedoen van Gewald, zelf ook had meegemaakt. Dat begreep ik wel. Dat begrijp ik nog steeds! Bovendien, het geld was goed en ik liep geen enkel risico, dus...." "En hoe zit dat dan met die opdracht bij Mol en Mol? Kees kan wel zeggen dat Gewald die opdracht kwijt was, maar daar had Kees toch helemaal geen invloed op." "Nou, Kees was wel het contact tussen Gewald en Mol en Mol. En als Gewald zich helemaal zou storten
op die nieuwe opdracht en niets meer deed aan die opdracht van Mol en Mol, kon Kees intern binnen Mol en Mol wel zeggen dat Gewald onder de maat presteerde en zijn afspraken niet nakwam omdat ie druk was met een nieuwe opdracht. En dat zou dan nog niet eens gelogen zijn ook. Kees had het echt goed doordacht. Het klopte allemaal, paste als een puzzel in elkaar. Gewald zou failliet gaan en niet weten wat hem was overkomen. Ik vond het wel wat hebben, eerlijk gezegd." Nu had ik het dus toch verteld! Ik was een oplichter en Jansen wist dat nu ook. Maar ja, een oplichter is nog geen moordenaar. "Ik ben er niet trots op," ging ik verder, "maar Gewald zou wel zijn verdiende loon hebben gekregen. Het is tenslotte een enorme lul! Maar dat ik Gewald wilde oplichten, maakt mij nog niet tot de moordenaar van Kees?" "Nee, dat klopt," zei Jansen overtuigd. "U hebt Kees niet vermoord, dat weet ik zeker." Het viel me op dat we elkaar ongemerkt waren gaan tutoyeren, maar dat Jansen me nu ineens weer met "u" aansprak. "Hoe kunt u dat toch zo zeker weten?" vroeg ik en realiseerde me meteen dat dit misschien niet zo'n handige vraag was. "Het is bijna tijd om te eten," zei Jansen en schoof zijn stoel naar achteren, "ik krijg trek. Ik stel voor dat we terug gaan naar het hotel, daar een hapje eten en vervolgens vertelt u mij nog eens precies wat er daar gebeurde." "Maar dat weet u toch allemaal al, dat heb ik toch allemaal al verteld?" "Kijk, dat geloof ik dan weer niet!"
De autorit In de auto, onderweg naar het hotel, sprak Jansen nergens over. "Leest u boeken?" vroeg hij ineens, nadat we een minuut of 10 stil naast elkaar hadden gezeten. "Ja, soms," antwoordde ik. "En wat is het laatste boek dat u gelezen hebt?" "Eh, is dat belangrijk." "Oh nee," lachte Jansen, "ik ben gewoon benieuwd. Ik lees graag geschiedenisboeken. De oude Grieken, Egypte en zo. Dat interesseert me zeer. Ik heb net een boek gelezen over de stichting van Londen. Zeer interessant!" "Tja, dat kan." Ik wist niet zo goed wat ik met dit gesprek aan moest. Was hij me uit de tent aan het lokken? Was het de bedoeling dat ik me op mijn gemak ging voelen en me dan per ongeluk zou verspreken, of wilde hij echt alleen maar een aardig gesprek voeren om de tijd te doden? "Geschiedenis is niet zo mijn ding," zei ik naar waarheid. "Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik kijk liever naar de toekomst. Maar dat is voor u natuurlijk anders. U graaft graag in het verleden. Logisch eigenlijk, dat u van geschiedenis houdt." "Zo heb ik het zelf nog nooit bekeken, maar er zit wel wat in misschien. En wat leest u dan graag? Detectives?" Dat klopte wel, maar ik zei: "Vooral literaire romans en natuurlijk vakliteratuur." Dat laatste was zeker gelogen. Net zo goed als ik nooit naar een seminar ging, interesseerde ik me ook niet voor de zogenaamde vakliteratuur. "Wat is dat toch met u," zei Jansen als door een bij gestoken, "waarom zegt u niet gewoon dat u graag detectives leest? Wat wilt u daarmee verbergen?" "Verbergen? Ik heb niets te verbergen? Waarom denkt u toch steeds dat ik iets te verbergen heb?" "Omdat wij in uw woning gekeken hebben en nergens vakliteratuur hebben aangetroffen. Wel een kast vol detectives! Daarom!" Hij draaide de auto het bospad in dat naar het hotel leidde en zweeg. Ik voelde me betrapt. "Zijn jullie in mijn huis geweest?" vroeg ik verontwaardigd. "Geeft u eerst eens antwoord op mijn vraag!" en hij bracht de auto tot stilstand op een parkeerplek vlak bij het hotel. Het begon al te schemeren en de lichten waren aan. Het hotel lag er feeëriek bij. We stapten uit de auto. "Nou?" vroeg Jansen. Hij stond naast de auto en keek mij over het dak heen vragend aan. "Ja, ik lees graag detectives en nee, ik weet niet waarom ik iets anders zei. Ik denk omdat ik jou geen gelijk wilde geven. Het was een impuls." "Heb je wel vaker een impuls om te liegen?" "Welnee, natuurlijk niet. Dit is voor mij in ieder geval sowieso geen normale situatie. Ik ben ergens in beland waar ik niet wil zijn." "Je wilde iemand oplichten! Dus je hebt het wel een beetje aan jezelf te danken." "Ik wilde niemand oplichten! Ik wilde iemand zijn verdiende loon bezorgen! Oplichters worden er zelf beter van, ik zou er niks aan over houden!" "En die 25.000 euro dan?" "Daar heb ik gewoon werk voor geleverd, een huisstijl voor ontworpen en alles wat daarbij hoort." Jansen was even stil en ik realiseerde me dat we elkaar ineens weer tutoyeerden. Wat betekende dit? "Kom," zei hij, "we gaan naar binnen, wat eten."
Het diner
We zaten op een rustige plek in het restaurant. Het leek of in het hotel alles weer was genormaliseerd. Ik zat vol vragen. Waren ze in mijn huis geweest? Waar zouden Tamara en Gewald zijn en wat hadden zij gezegd? Zouden we het diner moeten afrekenen? Wat wist Jansen al wel en wat niet? En zouden we elkaar blijven tutoyeren? "Wat neem jij?" vroeg Jansen. "Je kan bestellen wat je wilt, de staat betaalt. Krijg je eindelijk wat terug voor je belastinggeld," en hij glimlachte plagerig. "Zijn jullie in mijn huis geweest?" "Nee, natuurlijk niet. Maar we hebben wel door het raam gekeken en toen zagen we in de kast een reeks Martin Beck boekjes van Sjöwall en Wahlöö. Detectives. Dat is wat ik wist, de rest was bluf." Bluf. Ja, zo werkt dat natuurlijk. Ze lokken je met bluf uit de tent. Ik moest toch iets beter opletten. "Ik neem de biefstuk met roquefort. Jij?" "Doe mij ook maar," verzuchtte ik, "maar dan wil ik er wel een Cabernet Sauvignon bij." "Als jij daar verstand van hebt, dan doen we dat!" "Jij ook? Maar je moet nog rijden?" "Het is gewoon legaal om alcohol te drinken hoor. Als je maar niet deelneemt aan het verkeer met meer dan 0,5 promille alcohol in het bloed." "En je bent ook nog eens aan het werk?" "Nee, niet meer. Dit is mijn vrije tijd." We bestelden en spraken over lekker eten en drinken. We hadden best veel gemeen. Jansen bleek, net als ik, niks te hebben liflafjes als tapas en sushi. Ook voor gourmetten, steengrillen en fonduen konden we weinig enthousiasme opbrengen. Maar voor een goede gegrilde biefstuk of varkenshaas kon je ons 's nachts wakker maken. Lekker wijntje erbij, heerlijk! Het gesprek was zo geanimeerd dat ik bijna vergat dat ik getuige was in een moordzaak, verdachte misschien zelfs. Ik zat aan tafel met een politierechercheur. Nadat het eten was gebracht zei Jansen ineens: "Nu weer even over de zaak. Wat denk jij dat er gebeurd is?" "Ja, ik weet het niet. Het is in ieder geval heel anders gelopen dan wij, Kees en ik, ons hadden voorgenomen. En dat vind ik heel erg, heel erg vooral voor Kees. Ik mocht hem graag. Ik kende hem nog niet zo lang, maar het klikte gewoon tussen ons." "Maar toch begrijp ik dat niet," zei Jansen een groot stuk vlees in zijn mond proppend. "Wat begrijp jij niet?" Hij gebaarde dat ik nog even geduld moest hebben. Zijn mond zat nog vol vlees. Hij kauwde er flink op los, maar toch duurde het even. Hij slikte. "Je kent die Kees maar net. Je weet niets van hem. Hij vertelt je een verhaal en je gelooft hem, meteen. Je past geen wederhoor toe, je gaat niet na of het waar is wat hij heeft gezegd, je gelooft hem op zijn woord. En dan doet Kees je een voorstel. Feitelijk vraagt ie je een misdaad te plegen. En zelfs dan ga je nog niet even na of zijn verhaal wel klopt. Je gelooft hem zomaar, zonder meer. Vind je dat zelf ook niet een beetje raar?" "Toen niet in ieder geval. Maar nu vraag ik me wel af waarom ik me hierin heb laten meeslepen. En daarnaast, ik geef het toe, het was deels natuurlijk ook een opdracht. Ik creëerde een complete huisstijl, op verzoek van Kees, waar hij me voor betaalde. Enige verschil met een normale opdracht, het bedrijf waarvoor ik de huisstijl ontwierp, bestond niet. Maar dat is op zichzelf geen misdaad." "Wel als je het vervolgens gebruikt om er iemand mee op te lichten, vind je niet?"
"Ja, maar ik wist op dat moment niet of dat er allemaal wel van zou komen. Kees had het wel zo bedacht en vond ik het best een goed plan, maar ik had niet echt verwacht dat het tot uitvoering zou komen. Daarvoor was Kees in zijn hart een te vriendelijke man, dacht ik." "Maar je zei zelf dat Kees in die ene bijeenkomst vervult was van haat en zinde op wraak! Hoe vriendelijk ben je dan werkelijk?" "Nou ja, ergens begrijp ik dat ook wel. Gewald had hem tenslotte flink genaaid." "En jij deed gewoon mee. Terwijl Gewald jou nooit iets heeft aangedaan, je kende hem zelfs niet eens. Je wist niets over hem." "Ik heb die huisstijl gemaakt. Voor Kees. Op zijn verzoek. Maar verder ben ik uiteindelijk niet gegaan." "Nee, omdat Kees die nacht ineens met een mes in zijn nek voor je deur lag. Maar als dat niet was gebeurd? Wat dan? Was je er dan mee doorgegaan? Had je Gewald dan bij het ontbijt die fictieve opdracht aangeboden? Had je hem dan opgelicht?" "Doet dat er nog toe? Het is niet zover gekomen. En de reden waarom is treurig genoeg. Er over speculeren wat er gebeurd zou zijn als..., dat heeft toch geen zin?" Jansen nam een hap. "Ik vraag me af," zei ik zo neutraal mogelijk, "wat er tijdens het gesprek is gebeurd, nadat ik ben weg gegaan bij dat drietal. Ik denk maar steeds dat daar de verklaring voor dit alles gevonden kan worden." "Kijk," zei Jansen, "dat bedoel ik. Dat is het resultaat van het lezen van al die detectives," en hij lachte. "Maar jij hebt, neem ik aan, wel gevraagd wat er gebeurd is, aan Gewald en Tamara. Jij hebt ze gesproken." "Dat klopt wel," zei Jansen vrolijk, "maar ik kan je zeggen dat dat allemaal bijzonder weinig heeft opgeleverd. De verklaringen over het gesprek tussen die drie vertellen allemaal hetzelfde verhaal. Ook de andere aanwezigen, zoals de barkeeper, bevestigen het verhaal min of meer. Het is gegaan zoals je zou verwachten. Tamara beschuldigt Gewald, Kees sust het een beetje, Gewald biedt excuses aan, Tamara accepteerde uiteindelijk dat ze toch verder moesten, Kees stelde voor om nog wat te drinken en daarna zijn ze allemaal naar hun eigen kamer gegaan." Ik was verbaasd! "Ja maar dit klopt helemaal niet!" "Jawel dat klopt wel." "Maar dat kán niet kloppen! Heeft Kees niet tijdens dat gesprek de samenwerking met Gewald opgezegd?" "Nee! Althans, daar hebben Gewald en Tamara het niet over gehad." "Dan liegen ze! Heb je er naar gevraagd?" "Nee, want dat wisten wij toen nog niet." Ik was verbijsterd. Hoe kon dit waar zijn? Dit kon toch niet kloppen? Kees zou dat gesprek toch juist aangrijpen om Gewald een hak te gaan zetten? "En en jij gelooft hen wel en mij niet?" "Nou, die Tamara heeft ons wel even verteld van dat briefje met de naam Gewald erop. Dus het heeft er alle schijn van dat zij ons eerlijk verteld heeft wat ze weet." Ik zuchtte en sloeg de handen voor mijn gezicht. "En Gewald heeft ons ongevraagd ook van zijn verleden verteld, maar bleef het bestaan van dat briefje ontkennen. Logisch, want wij weten nu dat hij daar alle reden toe had. Het briefje ging immers niet over hem. Hij kende het niet. Bovendien heeft ie een alibi voor de nacht. Hij heeft een hoertje laten komen en ze zijn kamer niet af geweest. Dus ook bij Gewald hebben wij geen reden om aan te nemen dat hij liegt. We hebben ze beiden naar huis gestuurd." "Maar mij hou je wel vast!?" "Ik heb je gewoon uitgenodigd voor een diner en een gesprek. Zoals gezegd, ik ben niet aan het werk.
We hebben gewoon een gesprek." "Nou, zo ervaar ik dat anders niet! Ik krijg het gevoel dat ik er word ingeluisd!" zei ik heftig. Mensen van een tafeltje verderop keken in mijn richting. "Daarom ga ik je helpen," zei Jansen. "We nemen nog één keer grondig door wat er gebeurde nadat jij bij het drietal bent weggegaan. Koffie of eerst nog een toetje?" De koffie werd gebracht door een alleraardigst meisje. Het bestond uit twee kopjes koffie en een etagère vol met snoepjes, koekjes en chocolaatjes. Jansen koos zorgvuldig een chocolaatje uit en stak hem in zijn mond. "Goed, je gung dus wug bui du drie en toen?" zei hij kauwend. "Ja ik ging naar mijn kamer en ging op bed tv kijken net zolang tot ik in slaap viel. Meer niet." "Was je niet benieuwd hoe dat gesprek was verlopen?" "Ja, maar ik wilde er eigenlijk liever niks mee te maken hebben." "Maar de andere dag zou jij, volgens planning, die Gewald gaan oplichten. Dacht je daar niet over na dan?" "Weet je, het was wel een beetje onwerkelijk allemaal. Dus ik overwoog wel om de andere dag gewoon in mijn eentje te ontbijten en dan te vertrekken." "Waarom niet meteen je koffer gepakt en gegaan?" "Het was al laat, de treinen reden niet meer." "Juist. En toen?" "Nou ja, dat weet je. Ik viel in slaap, werd wakker van gestommel op de gang en trof Kees aan, onder het bloed en met een mes in zijn hals." "Waarom zou Kees naar jouw kamer zijn gelopen? Wist Kees überhaupt wat en waar jouw kamer was?" "Dat weet ik toch allemaal niet. Ik heb Kees niet verteld wat mijn kamer was." "De kamer van Kees was een etage lager. Het heeft er dus alle schijn van dat hij bewust naar boven is gelopen. Maar waarom?" "Misschien omdat ie op zoek was naar hulp. Hoe moet ik dat weten?" "Als ie op zoek was naar hulp, ga je er vanuit dat ie in zijn kamer in de hals is gestoken, maar dat lijkt zeer onwaarschijnlijk. We hebben alleen bloed aangetroffen in jouw gang en dan nog voornamelijk pal voor jouw deur." "Maar dan is Kees waarschijnlijk in mijn gang in de nek gestoken!" "Kijk, hebben die detectives toch nog enig nut," zei Jansen smalend. "Dus daarom verdenken jullie mij," concludeerde ik. "Nu draaf je weer door," lachte Jansen. "Als je de koffie op hebt, lopen we even naar boven, naar je oude hotelkamer. Dan moet je me precies vertellen wat je hoorde, waar je was en wat je deed, heel precies. Dat is echt belangrijk. Vooral voor jou!"
De onthulling In de gang en op de kamer was nergens meer te zien dat zich hier nog geen 24 uur geleden een drama had afgespeeld. Alles was schoon. Ik had het idee dat delen van de gang zelfs opnieuw waren gewit. Dat was allemaal wel heel snel gegaan dan. "Oké," zei Jansen en deed de deur van de kamer dicht, "jij lag dus op bed. Ga maar liggen, precies zoals je toen ook lag. Dat helpt de herinnering op te halen." Ik ging op het bed liggen. "Was de tv nog aan?" "Nee die had ik uitgezet. Ik was al een paar keer weggedommeld." "En het licht?" "Was uit." Jansen knipte het licht uit. Het was ineens flink donker in de kamer. "Dus je werd wakker van gestommel. En toen?" "Nou ja, ik dacht dat ik wakker werd van gestommel, dus keek ik op de wekker en knipte het bedlampje aan." "Doe het bedlampje maar aan." Ik knipte met tegenzin het bedlampje aan en zag dat Jansen weer in de stoel bij het bureautje zat. Was deze flauwekul nu allemaal nodig? "Hoe laat was het?" vroeg Jansen. "Vijf uur." "Precies vijf uur?" "Nee, 2, 3 minuten over 5, denk ik. Wat doet het er toe? Net als dit hele gedoe met alles naspelen. Daar zie ik het nut niet van in." "En toch gaan we er nog even mee door!" Ik zuchtte, hield even stil en vertelde met tegenzin verder. "Ik dacht eerst dat er iemand aan mijn deur zat, maar ik hoorde niks meer, dus knipte ik het bedlampje weer uit." "Dus je bent niet opgestaan om te kijken?" "Nee, dat zeg ik toch!" zei ik geírriteerd en ging naast het bed staan. "Als je nou de hele tijd van die domme vragen blijft stellen, kunnen we beter stoppen. Wat is dan nog het nut dat ik wat vertel!" "Het nut, meneer Vink," zei Jansen fel, "zit hem in het feit dat ik denk dat het ook wel eens heel anders gegaan zou kunnen zijn dan u mij tot nog toe heeft verteld." "Wat nu dan weer?" "Het kan ook zo zijn geweest dat Hendriks wél aan uw deur klopte." "Maar dat was niet zo!" "Dat Hendriks u wilde vertellen dat hij níét door wilde gaan met zijn plan!" "Dat was mooi geweest, was ik overal in één keer van af!" "Maar daarmee zou u al dat geld mislopen. Het geld dat u zo goed kan gebruiken!" "Dat is niet waar. Zo is het niet gegaan!" riep ik dwars door hem heen. "Het gaat namelijk helemaal niet zo goed met uw bedrijf als u iedereen wilt doen geloven!" "En jij denkt dat ik iemand ombreng voor een paar rot centen?" "U was er anders best snel voor te porren om Geldeburcht een hak te zetten. En dat terwijl u de goede man niet eens kende!" "Dat slaat nergens op!" "Oh, is dat zo? Waarom lag er dan wel bloed voor úw deur en nergens anders? Waarom?"
"Ik weet niet waarom!" "Wie anders dan u kan de dader zijn? Wie?" "Ik heb Kees niet vermoord verdomme! Dat heb je goddomme zelf gezegd!" "Ja maar niet omdat u hem de hals niet zou hebben kunnen doorsnijden, maar simpelweg omdat hij niet dood is! Kees Hendriks leeft! Hij leeft ja!"
De dader Ik was met stomheid geslagen! Kees was niet dood? Hij leefde nog? Maar had ik hem dan niet met mijn eigen ogen zijn laatste adem zien uitblazen? Had ik hem niet zien sterven? Ik zakte door mijn knieën en liet me op het bed zakken. Er klonk een telefoon. Jansen greep in zijn jaszak en pakte zijn mobiel. "Ja," riep hij luid en was toen lang stil. Tijdens het luisteren leek zijn humeur op te klaren. "Oké, mooi, bedankt," zei hij opgewekt en stopte de telefoon terug in zijn zak. Hij stond op en ijsbeerde door de kamer. "Wat is er? Wat nu? Ga je nog iets vertellen over Kees?" vroeg ik ongeduldig. "Laat me even denken," zei Jansen en plofte in zijn stoel. Hij boog voorover in mijn richting, met zijn ellebogen steunend op zijn benen en zei beheerst maar met nadruk: "Vink, denk nog eens goed na over wat je die nacht op de gang hebt gehoord. Ik moet het heel precies weten!" "Waarom zou nog iets zeggen?" "Als jouw verhaal past bij wat ik al dacht en nu zeker weet, pleit het jou vrij en is deze zaak opgelost." "Jij vliegt ook alle kanten op. Net dacht je nog dat ik de dader was." "Welnee, je moet beter leren luisteren. Ik heb alleen gezegd dat je het had kúnnen zijn, meer niet. En had best gekund, maar het is niet zo. Dus nogmaals, wat heb je precies gehoord op de gang? Denk goed na, ik wil het heel precies weten. En niet weer flippen als ik in jouw ogen weer domme vragen stel." Jansen glimlachte een beetje zuur. "Oké oké, waar was ik. Ik was dus wakker geworden van gestommel, had het bedlampje aan gedaan en stil geluisterd, maar uiteindelijk hoorde ik niks. Ik knipte het bedlampje dus weer uit, omdat ik dacht dat ik het me allemaal had ingebeeld. Oh ja, toen zag ik dat er licht onder de deur door kwam." "Licht onder de deur?" "Ja vanaf de gang. En ik wist niet of dat licht er de hele tijd was geweest. Ik had er niet op gelet, maar ineens viel het me op. Ik vond dat toch vreemd, dus liep ik naar de deur om te luisteren of er echt niets was, maar ik hoorde echt niks. En toen ik daar stond te luisteren, ging het licht op de gang ineens uit! En ik realiseerde me dat er dus wel degelijk iemand in de gang moest zijn geweest. Het licht zat op een bewegingssensor." "En toen ging je kijken?" "Nee, ik bleef nog even staan luisteren. Ik dacht dat ik hoorde ademen aan de andere kant van de deur. Maar je kan jezelf ook van alles inbeelden, zo stil in het donker. Maar toen ging het licht ineens weer aan. Er bewoog dus wat op de gang. Ik zag onder de deur door een schaduw bewegen en ik hoorde wel degelijk ademen. Ik bleef luisteren en oh ja, ik denk ook dat ik iemand door een deur heb horen weglopen." "Weet je zeker dat je een deur hoorde?" "Ja, ik denk wel dat ik een deur hoorde ja. Is dat gek?" "En hoe laat was dat?" "Ik denk tien voor half zes." "Weet je dat zeker?" "Jaha, want ik heb toen nog op de klok gekeken. Het was precies 5 uur 23. Zeker weten!" "En toen heb je de deur open gedaan en vond je Kees?" "Nee, ik heb eerst nog even gewacht, niet lang, 1 of 2 minuten, ja, en toen vond ik Kees." Jansen stond op en liep naar de deur. "We gaan je spullen pakken. Die staan nog in die andere kamer. Dan checken we je uit en breng ik je naar huis. We zijn klaar."
"Ja ho wacht eens," zei ik, "je zou me nog vertellen hoe het met Kees is. En wie heeft het nu gedaan? Gewald toch zeker?" "Nee hoor, Tamara van Ommeren."
De uitleg
In de auto, onderweg naar huis, vertelde Jansen het hele verhaal. Kees was inderdaad van plan geweest om met mijn hulp Gewald Geldeburcht een hak te zetten. Dat ik ook Gewald heette had enkel geleid tot het eerste toevallige contact. Dat was inderdaad puur toeval geweest. Wel had Kees de moeite genomen om de financiële positie van mijn bedrijf na te gaan, alvorens met zijn voorstel te komen. Hij had alles goed uitgewerkt en voorbereid, maar tijdens het gesprek dat ze met z'n drieën hadden, nadat ik was vertrokken, kreeg Kees twijfels toen ook Tamara leek bij te trekken en Gewald leek te vergeven voor wat hij haar en Kees had aangedaan. Na het gesprek dat ze met Gewald hadden gehad, heeft Kees aan Tamara verteld wat ie van plan was geweest, maar dat ie er niet mee door zou gaan. Dat bleek Kees echter totaal verkeerd te hebben ingeschat. Tamara wilde juist dat Kees wél door zou gaan! Ze vond het een goed plan en wilde zelfs meewerken. Maar Kees wilde niet meer. Op de kamer van Tamara hebben ze zowat de hele nacht gepraat en de minibar leeg gedronken. Kees besloot uiteindelijk mij, midden in de nacht, te gaan vertellen dat de actie door hem werd afgeblazen. Kees wilde niet verder. Het zat toch niet in hem! De voorbereiding van en de gedachte aan wraak waren genoeg geweest om het vuurtje te blussen. Kees wist welke kamer ik had. Dat had hij eerder die dag al gewoon bij de receptie gevraagd. Maar Tamara was echt razend geworden. Uiteindelijk is ze Kees achterna gelopen en vlak voor mijn deur hebben ze nog fluisterend staan bekvechten. Daar heb ik toen niets van gehoord. Niemand trouwens. Op het moment dat Kees op mijn kamerdeur wilde kloppen, kreeg Tamara een waas van woede voor haar ogen. Ze griste een fruitmesje van het tafeltje met vers fruit dat in iedere gang staat voor de gasten en stak het van achteren in de hals van Kees. Kees had haar niet eens zien aankomen. Hij raakte meteen in een soort shock en zakte voor mijn deur in elkaar. Het ging allemaal stil en vrijwel geruisloos. Hij verloor veel bloed en raakte snel buiten bewustzijn. Maar hij had geluk. De halsslagader was niet geraakt. Hij leefde nog toen de ambulancediensten kwamen. En Tamara heeft niets gedaan om hem te helpen. Ze heeft nog even staan kijken en is vervolgens rustig naar haar kamer gegaan. Daar bedacht ze dat ze zou proberen om Gewald de schuld in de schoenen te schuiven. En waarschijnlijk was het haar gelukt als Gewald geen hoertje had laten komen. Zijn foute, hufterige gedrag werd uiteindelijk zijn redding. Kees bleek maar een korte tijd buiten bewustzijn te zijn geweest. In het ziekenhuis knapte hij snel op, en toen hij bijkwam was hij, naar omstandigheden, goed te pas. Als door een wonder was er geen grote schade. Het mesje had alleen een vleeswond gemaakt. Kees kon gewoon een verklaring afleggen. Hij was alleen maar heel moe. In tegenstelling tot wat Jansen had verteld, was Tamara niet naar huis gestuurd, maar gearresteerd en verhoord. In de avond had ze bekend en Jansen werd daarover direct gebeld. Als ik kon bevestigen een deur gehoord te hebben, duidde dat erop dat ze Kees inderdaad voor mijn kamerdeur moest hebben aangevallen en nergens anders. Mijn verklaring was de bevestiging die Jansen nodig had, om de zaak te kunnen afronden. Voor als Tamara haar verklaring later zou intrekken. "De mooie Tamara. Wie had dat kunnen denken," zei ik toen Jansen was uitgepraat. Jansen draaide zijn auto mijn straat in en stopte voor mijn deur. Ik pakte mijn spullen uit de auto en gaf Jansen een hand. "Ik kom nog een keer langs voor de afronding van het papierwerk," zei hij en keek me vriendelijk aan. "Wat is je voornaam eigenlijk? Ik ken je alleen maar als Jansen." Hij lachte. "Mijn voornaam gebruik ik niet. En mijn roepnaam is Jansen. Iedereen noemt me zo, zelfs mijn eigen vrouw."