RUUD KUYPER, 1937-1999 EEN GROOT JOURNALIST DOOR MENNO SCHENKE
Zomaar wat citaten uit het laatste verhaal dat Ruud Kuyper eind juli 1999 voor het y4/£?wz^« Z ) ^ ^ / ^ schreef. 'Daar liggen ze', begint hij een reportage over een dag naar Terschelling, 'dicht tegen elkaar aan, een enkeling in afzondering. De zeehonden op hun zandbank.' En dan gaat hij verder: 'Verrekijker vergeten! Jammer. Zonnebrandcrême en pet vergeten! Dubbel jammer.' Ruud Kuyper wist hoe hij de lezer van een krant met achteloze details - weet je nog, ik was toen ook mijn verrekijker vergeten - zonder dat-ie het merkte een verhaal in moest sleuren. Een maand na dat verhaal over Terschelling overleed Ruud Kuyper. Plotseling, 's nachts, net thuis na een galblaasoperatie in Ziekenhuis Dijkzigt. Hij werd maar 62 jaar. Kuyper leeft verder in zijn journalistieke productie van bijna 40 jaar, in een aantal boeken over zijn tweede grote liefde, de jazzmuziek, en in zijn werk als docent geschiedenis van de lichte muziek en de jazz aan het Rotterdams Conservatorium. Hij was, als het om de kunsten ging, van alle markten thuis, in Rotterdam, maar ook overal elders in de wereld. Dit wordt een in memoriam van citaten, want alleen zó kan je deze journalist en schrijver recht doen. Hij was vooral een vakman op taalgebied, altijd bezig met formuleren, met zoeken naar spanning en creativiteit in zijn woordgebruik. En hij was een sober schrijver die zelden over de door hemzelf vastgestelde taalgrenzen heenging. Bij hem geen gezwollen vergelijkingen of bombastische hyperbolen. 'Een goed verhaal is een goed verhaal', luidde zijn stelregel. Dat betekende vooral: schrijf zó dat iedereen jou kan begrijpen. Dat Ruud Kuyper in Nederland een alom geacht kunstjournalist zou worden, besefte niemand toen hij aan het eind van de jaren vijftig besloot om de studie de studie te laten en de muziek in te gaan. Na de middelbare school ging hij naar de sociale academie en studeerde vervolgens rechten, een studie waar hij na het kandidaatsexamen een punt achter zette. Alle vrije tijd ging echter op aan studeren op piano en fluit. En aan muziek maken. 131
Met het kwartet van saxofonist Piet Noordijk, net als Kuyper 'op Zuid' geboren, trok hij door Europa van concert naar festival; met het Dutch Jazz Quintet (met o.a. saxofonist Herman Schoonderwalt en bassist Ruud Jacobs) reisde Kuyper naar India en Pakistan voor jazzfestivals in Bombay en Karachi. In de jazz was echter nauwelijks droog brood te verdienen. En dus maakte Kuyper voor de VPRO-radio het programma Jazzrondo en werkte hij voor de AVRO en toenmalig radiopiraat Veronica. En toen kwam Toon Hermans voorbij, de Limburgse komiek die heel Nederland aan zijn voeten had. Ruud Kuyper beschrijft in 132
/ / , de eerste biografie van Hermans die hij in 1981 publiceerde, hoe hij in het orkest van Hermans terecht kwam. Een dag nadat hij in november 1962 in Amsterdam met succes zijn kandidaats rechten had gedaan, ging de telefoon. Gitarist Robby Pauwels belde, 'een beetje namens loon Hermans', zoals hij het op zijn eigen manier uitdrukte. Toon zocht een nieuwe fluitist voor zijn orkest. '() Toon Hermans kwam binnen, met in zijn kielzog echtgenote Rietje, manager Dick Binnendijk, toneelmeester Joop Mattijsen en technisch assistent Johnny van Elk. () "Kuyper, aangenaam". Hij zei iets terug in de trant van: "Ja, ja, ook aangenaam" en liep haastig door naar de microfoon.' Vanaf 1 januari 1963 stond Ruud Kuyper op de loonlijst van de NV Showbiz Internationale Theater Exploitatie Maatschappij te Zandvoort. Maandsalaris 700 gulden voor 20 speeldagen of minder. Extra speeldagen leverden 35 gulden bruto per voorstelling op, reis- en verblijfkosten 20 gulden per dag. Ruud Kuyper zat in 1963, '64 en '65 gedurende 570 voorstellingen in de duisternis achter Toon Hermans. Het was de periode van enorme successen zoals 'de specht die met zijn snavel tikt' en 'leg neer die bal!' In juni 1965, als Hermans' vierde One Man Show het eind van zijn tournee bereikt, neemt Kuyper met een handdruk afscheid van Toon. 'Geluk, hè', is diens wens voor de toekomst.
Na de muziek de journalistiek. Kuyper, 28 jaar op dat moment, werd jazzmedewerker van de TV/Vwa^ /fotardWwf/jf Cöwraw/ en al spoedig daarna redacteur binnenland. Ook als binnenlandredacteur bleef hij jazzkritieken voor de A7?C schrijven. Hij woonde legendarische concerten bij in het Amsterdamse Concertgebouw. Halverwege de jaren zestig begon Kuyper aan zijn eerste boek: CWr ytfzz, een bundel essays waarvan hij de eindredactie had en waarvoor hij zelf twee stukken schreef. In Afo/er^//^y'rf-zz wi twgf/p&f/r/ kijkt Kuyper kritisch naar jazz en Rotterdam: 'Toch is Rotterdam nooit een bakermat geweest van de Nederlandse jazz, zoals Den Haag en Eindhoven - daar helpt zelfs het feit dat Rita Reijs ervandaan komt niet aan.' Hij memoreert de jazz-scene kort na de oorlog. Ab de Molenaar, leider van The Millers, opende aan de Westblaak de Millersclub, voorloper van het latere popcentrum De Wieck. 'Rotterdam had naast de unieke Douche-bijeenkomsten - waarop Karel Scholten, lang voordat in Amsterdam was ontdekt dat zo iets eigenlijk best "hip" was, jazz en 133
poëzie combineerde - weer een eigen jazzcentrum, want bekende direct-naoorlogse ontmoetingsplaatsen als Parkzicht, 1'Ambassadeur, De Kroon en de Birdland Bopclub in het gebouw van de Ijsclub Kralingen waren al lang ter ziele.'
De loopbaan van Ruud Kuyper als auteur van boeken over muziek kent twee hoogtepunten: zijn ode aan de Amerikaanse trompettist Miles Davis in 1988, A/z'/^ £Ww ^/zV/tfér£//, en het 'handboek voor musici en liefhebbers',/^z; /'« .$•#// uit 1992. De muziek van Miles Davis, van wie Kuyper alle concerten in Nederland sinds 1956 bijwoonde, was hem bijzonder dierbaar. Maar Davis bleek voor de fan Kuyper nauwelijks benaderbaar. Tot dat ene moment, de nacht van 11 op 12 november 1987, na Davis' concert in sportpaleis Ahoy' in Rotterdam. De plek was het Hilton hotel, de achtste etage, suite 824. Kuyper schrijft: 'Op het tweepersoonsbed ontwaar ik zwarts, klein en tenger als een insekt. Dat is hem dus. Miles Davis, gehuld in een pikzwart deux-pièces, ligt met overduidelijk van mij afgewend gezicht, waarop een zware zonnebril, naar de televisie te kijken.' Kuyper publiceerde het gesprek, dat hij die nacht hoog boven het Weena met Miles Davis voerde en dat hij opnam met een in zijn linkerbroekzak draaiende cassetterecorder, in delen in zijn krant y4/^7?2^« D
z jtz/7 is vooral het product van schrijver én docent Ruud Kuyper. Vele jaren immers doceerde hij aan het Rotterdams Conservatorium jazzgeschiedenis. Die colleges, die hij steeds grondig voorbereidde, leverden zoveel materiaal op, dat bundeling van deze jazzfeiten voor de hand lag. Het werd//2££ *'« jft//, waarin Kuyper de geschiedenis van deze muziek, de musici en de stijlen in helder en begrijpelijk Nederlands toelicht.
Het waren maar twee trappen meer omhoog in het gebouw aan de Witte de Withstraat en dus stapte Ruud Kuyper in 1972 van de redactie binnenland van de 7V/?C over naar de kunstredactie van het y4/g
Kuypers journalistieke loopbaan bij het /l/^Twmz Dtfj^W kende een aantal fases. In de eerste jaren van zijn chefschap lag het accent op nieuws, want krantenredacties hadden ontdekt dat ook de kunstwereld nieuws opleverde. Aan het eind van de jaren zeventig en in de jaren tachtig, toen het y4Z) een sterke oplagegroei doormaakte, was Ruud Kuyper de sterverslaggever van de krant die de grote nationale en internationale sterren interviewde. De lijst van zijn gesprekspartners loopt van Jasperina de Jong, Willem Nijholt en Paul van Vliet via Juliette Greco, Liza Minnelli, Bette Midler en Tina Turner naar David Bowie. Kuyper had in zijn interviews en reportages een soepele manier van schrijven, soms laconiek, dan weer ontroerend door een korte tussenzin of een karateristiek in enkele bijvoeglijke naamwoorden. In een verhaal over het Popfestival Kralingen, 25 jaar later in 1995 een impressionistische herinnering: 'Zaterdag en zondag. Love, peace, happiness. Zon op, regenbuien, zon onder. Jefferson Airplane met een warrelige Grace Slick. The Byrds bij zonsondergang tegen een donkergrijze avondhemel. Dampende slaapzakken. Een bord boven de menigte: We need dope. Weer een bui. Turn turn turn. Ineens was er plastic om boven het hoofd te houden. Jesus is just allright with me. Af en toe een bliksemschicht boven de zwarte plas. Buitelende, paars verlichte piramides op het watertje tussen Bos en Plaszoom.' De laatste vijfjaar van zijn leven ging Ruud Kuyper het liefst als schrijvend toerist voor het / l ^ w ^ w Ddg^W op stap. Altijd weer trok de kust, Zeeland, de Waddeneilanden, zoals ook de kust van Normandië, en vooral het dorpje Yport, een speciaal plekje in zijn hart had. De beste verhalen uit zijn laatste jaren waren vaak emotionele verhalen. Niet huilerig, maar ingehouden, voor de goede verstaander. Neem Afoft&r ^w */f pm/w^wé'w £r#g, een verhaal over de Barendrechtse Brug over de Oude Maas. 'Mijn moeder slaapt. Niet dat het veel verschil maakt met wanneer zij wakker is, want zij zegt toch al niet veel meer. Bovendien is zij zo goed als blind. Hoe voortreffelijk mijn bijna 87-jarige moeder ook zit en ligt in verpleegtehuis Hannie Dekhuijzen aan de rand van Rotterdam-Zuid, er kan nog geen bedankje af. Haar geest is al zo ver afgedwaald. Liever bijt ze even in iemands hand. Maar wanneer ik haar vraag: hoe gaat het mamma, dan zegt zij onveranderlijk: goed hoor.' Die brug is weg, er rest slechts op een voetstuk 'het scharnierpunt van het zogeheten drie-scharnieren-portaal'. 'Ik rijd weer', gaat het verhaal verder, 'naar het verpleegtehuis waar moeder zit en ligt. Zij is wak135
ker en voelt de kille hand van haar zoon in de buurt van haar tandeloze mond. "Mamma, weet je waar ik ben geweest? Bij de Barendrechtse Brug!" "Goed hoor".' Ruud Kuyper was een groot journalist.
136