RUP Vinkhoek - ontwerp toelichtingsnota en stedenbouwkundige voorschriften
Gemeente Oostrozebeke Ernest Brengierstraat 6 8780 Oostrozebeke
Grontmij Vlaanderen Gent, december 2011
247785_DEF01_SGO Pagina 1 van 77
247785_DEF01_SGO Pagina 2 van 77
Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad in vergadering van 12 / 05/ 2011
Sil Goossens
Op bevel, De Secretaris G. De Pourcq
Verantwoordelijk Ruimtelijk Planner
De Voorzitter K. De Clerck
Zegel van de gemeente
Het college van burgemeester en schepenen verklaart dat onderhavig RUP voor iedereen ter inzage heeft gelegen van 06 / 06 / 2011 tot en met 04/ 08 / 2011 Op bevel, De Secretaris G. De Pourcq
De Voorzitter J.M. Bonte
Zegel van de gemeente
Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in vergadering van . . / . . / . . . .
de provincie West-Vlaanderen op . . / . . / . . . .
Op bevel, De Secretaris G. De Pourcq
Goedgekeurd door de deputatie van
De Voorzitter K. De Clerck
Zegel van de gemeente
247785_DEF01_SGO Pagina 3 van 77
247785_DEF01_SGO Pagina 4 van 77
Verantwoording Titel
:
RUP Vinkhoek
Projectnummer
:
247785
Referentienummer
:
247785_DEF01_SGO
Revisie
:
1
Datum
:
december 2011
Auteur(s)
:
E-mail adres
:
Karel Vanackere – Cindy Vandenbogaerde – Christophe Pieters
[email protected]
Gecontroleerd door
:
Sil Goossens
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
Griet Van Waes
Meersstraat 138A B-9000 Gent T +32 9 241 59 20 F +32 9 241 59 30
[email protected] www.grontmij.be
247785_DEF01_SGO Pagina 5 van 77
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
247785_DEF01_SGO Pagina 6 van 77
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT ............................................................. 9 Doel van de opdracht.................................................................................................... 9 Situering en inhoud van de opdracht ............................................................................ 9
2 2.1 2.2
RUIMTELIJKE CONTEXT.......................................................................................... 10 Ligging van het RUP ................................................................................................... 10 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied ................................................................ 11
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
JURIDISCHE CONTEXT ............................................................................................ 15 Bestemmingsplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen............................................ 15 Verkavelingen en ruilverkavelingen ............................................................................ 17 Wegen en water .......................................................................................................... 18 Beschermings- en klasseringsbesluiten ..................................................................... 19 Natuurbeschermingsgebieden en VEN-gebieden ...................................................... 19 Andere......................................................................................................................... 19
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.3
PLANNINGSCONTEXT .............................................................................................. 21 Relatie met bovenlokale ruimtelijke structuurplannen ................................................ 21 Relatie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ................................................. 24 Richtinggevend gedeelte ............................................................................................ 24 Bindend gedeelte ........................................................................................................ 31 Herbevestigde agrarische gebieden ........................................................................... 32
5
VISIEVORMING.......................................................................................................... 33
6 6.1 6.2
DECRETALE BEPALINGEN ...................................................................................... 39 Opgave van de strijdige bepalingen............................................................................ 39 Op te heffen verkavelingen ......................................................................................... 39
247785_DEF01_SGO Pagina 7 van 77
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
6.3 6.4 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.5 6.5.1 6.5.2 6.6 6.6.1 6.6.2
Ruimtebalans .............................................................................................................. 40 Register planschade / planbaten / compensatie......................................................... 41 Planbaten .................................................................................................................... 41 Planschade ................................................................................................................. 41 Bestemmingswijzigingscompensatie .......................................................................... 41 Watertoets................................................................................................................... 42 Algemeen kader .......................................................................................................... 42 Toepassing op het RUP.............................................................................................. 43 Onderzoek tot m.e.r. ................................................................................................... 45 Eindconclusie .............................................................................................................. 45 Beslissing .................................................................................................................... 45
7 7.1 7.2 7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4 7.2.5 7.2.6 7.2.7 7.3 7.3.1 7.3.2 7.3.3 7.3.4 7.3.5 7.3.6
VERORDENEND DEEL ............................................................................................. 47 Grafisch plan ............................................................................................................... 47 Stedenbouwkundige voorschriften: algemene verordenende bepalingen.................. 47 Waterhuishouding en integraal waterbeheer .............................................................. 47 Inplantingen van openbaar nut ................................................................................... 48 Overdruk karakteristiek gebouw ................................................................................. 48 Bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte gebouwen......................... 48 Afwerkingsregel wachtmuren...................................................................................... 48 Reliëfwijzigingen ......................................................................................................... 49 Begrippenlijst............................................................................................................... 49 Stedenbouwkundige voorschriften: bijzondere bepalingen ........................................ 51 Artikel 1: Woongebied met landelijk karakter.............................................................. 51 Artikel 2: Overdruk zonevreemde woningen in woonkorrel Vinkhoek ........................ 55 Artikel 3: Overdruk zonevreemde woningen in woonkorrels ...................................... 60 Artikel 4: Overdruk geïsoleerde zonevreemde woningen buiten valleigebied ............ 65 Artikel 5: Overdruk valleigebied .................................................................................. 69 Artikel 6: Overdruk bouwvrij agrarisch gebied ............................................................ 72
8 8.1 8.2
BIJLAGEN................................................................................................................... 73 Bijlage 1: Streekeigen plantensoorten ........................................................................ 75 Bijlage 2: Beslissing dat het plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is
77
247785_DEF01_SGO Pagina 8 van 77
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
1
DOEL EN SITUERING VAN DE OPDRACHT
1.1
Doel van de opdracht
De opdracht bestaat uit het opmaken van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) voor de Vinkhoek, overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (M.B. 27/03/2009), en latere wijzigingen. Art. 2.2.2, §1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bepaalt de inhoud van een ruimtelijk uitvoeringsplan, met name: - een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is - de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer en, desgevallend, de normen, vermeld onder artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid - een weergave van de feitelijke en juridische toestand - de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is - in voorkomend geval, een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden - in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van het planmilieueffectenrapport, de passende beoordeling, het ruimtelijk veiligheidsrapport of andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten - in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. Volgens art. 2.2.13, §2 worden de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt ter uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Oostrozebeke is op 23 maart 2006 bij Besluit van de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen goedgekeurd en is in zitting van 09 februari 2006 definitief vastgesteld door de gemeenteraad van Oostrozebeke.
1.2
Situering en inhoud van de opdracht
Het plangebied ‘Vinkhoek’ is gelegen, ten noorden van het kern van Oostrozebeke, langsheen de gemeentegrens met Meulebeke. Het omvat een oppervlakte van ongeveer 188 ha. De opname van de Vinkhoek moet oplossingen bieden voor een aantal ruimtelijke problemen in en rondom deze omgeving. In hoofdzaak betreft dit de zonevreemde woningen en activiteiten binnen het plangebied, alsook de afbakening van bouwvrije zones.
247785_DEF01_SGO Pagina 9 van 77
RUIMTELIJKE CONTEXT
2
RUIMTELIJKE CONTEXT
2.1
Ligging van het RUP
Het ruimtelijk uitvoeringsplan situeert zich in het centrale deel van de gemeente Oostrozebeke, grenzend aan de noordwestelijke gemeentegrens. Het gebied heeft duidelijke plangrenzen die samenlopen met de Tieltsteenweg, de gemeentegrens Meulebeke, en de waterloop Mandel, met uitzondering van het ontginningsgebied en een zone voor ambachtelijke bedrijvigheid.
247785_DEF01_SGO Pagina 10 van 77
RUIMTELIJKE CONTEXT
2.2
Ruimtelijke kenmerken van het plangebied Kenmerkend voor het plangebied is de talrijk verspreide bebouwing en woonlinten. Het gaat om agrarische gebouwen, residentiële woningen, ambachtelijke bedrijven, enz. die verspreid liggen in de open ruimte. Het landschap heeft hierdoor een eerder gecompartimenteerd en versnipperd karakter. Landbouw is hier duidelijk de belangrijkste activiteit waar grondgebonden en niet-grondgebonden landbouwbedrijvenelkaar afwisselen alsook een evenredigheid tussen weiden en akkerlanden. De natuurelementen zijn echter uitgesproken schaars in dit zwak heuvelachtig landschap. o
De woonconcentratie Vinkhoek, ten noordwesten van het plangebied met een 60-tal zonevreemde woningen onderscheid zich duidelijk van de omgeving en kan getypeerd worden als woonkorrel. Het is sterk versnipperd, onder meer door een aantal bestaande verkavelingen en de toepassing van de opvulregel.
o
De minst ‘onaangetaste’ gebieden bevindt zich ten zuiden van de Meulebekesteenweg en langsheen de noordelijke deel van de Mandelvallei, alsook geheel in het noorden van het plangebied, tussen de Vijverstraat, Ledestraat en Tieltsteenweg.
247785_DEF01_SGO Pagina 11 van 77
RUIMTELIJKE CONTEXT
Foto 1
Foto 2
Foto 3
Foto 4
Foto 5
Foto 6
Foto 7
Foto 8
Foto 9
Foto 10
Foto 11
Foto 12
247785_DEF01_SGO Pagina 12 van 77
RUIMTELIJKE CONTEXT
Foto 13
Foto 14
Foto 15
Foto 16
Foto 17
Foto 18
Foto 19
Foto 20
Foto 21
Foto 22
Foto 23
Foto 24
247785_DEF01_SGO Pagina 13 van 77
RUIMTELIJKE CONTEXT
Foto 25
Foto 26
Foto 27
Foto 28
Foto 29
Foto 30
Foto 31
Foto 32
247785_DEF01_SGO Pagina 14 van 77
JURIDISCHE CONTEXT
3
JURIDISCHE CONTEXT
3.1
Bestemmingsplannen en ruimtelijke uitvoeringsplannen
TYPE PLAN
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Gewestplannen
gewestplan Roeselare-Tielt (KB 17-121979): agrarisch gebied, landschappelijk waardevol agrarisch gebied, woongebied met landelijk karakter en ontginningsgebied. geen
het gewestplan werd gedeeltelijk gewijzigd (MB 15-12-1998) voor wat betreft de kleiputten
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
geen
Geen, wel in opmaak zijnde, zie lopende planprocessen onderaan. geen
Gem. ruimtelijke uitvoeringsplannen
geen
geen
Algemene plannen van aanleg
geen
geen
Bijzondere plannen van aanleg
geen
sectoraal BPA zonevreemde activiteiten nr. 1/1 tot 1/9(MB 31/05/2002) – 2 zones
Gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
247785_DEF01_SGO Pagina 15 van 77
JURIDISCHE CONTEXT
TYPE PLAN Lopende planprocessen
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
in opmaak zijnde gewestelijk RUP Oppervlaktedelfstoffenzone “Klei van Ieper en Maldegemklei”
Onder het Albon-nr WVL015A is de site Vinkhoek opgenomen in het gewestelijk RUP, het gaat hier om het deel, gelegen tussen de twee grote plangebieden zoals opgenomen in dit RUP Vinkhoek. In het gewestelijk RUP wordt geopperd om de zuidelijke zone van het plangebied om te vormen van reserve-ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied en landbouwgebied naar effectief ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied. Voor de noordelijke zone staat het behoud van het groengebied centraal. Hierbij zullen grenscorrecties doorgevoerd worden op basis van perceelsgrenzen en afstemming met het gemeentelijk RUP Vinkhoek in opmaak. Het gaat hier bijgevolg niet over een effectieve wijziging maar om een herbestemming van de huidige zone. Ten N van het plangebied is nog een deelzone van het gewestelijk RUP gelegen, namelijk aan de Ketelberg in Meulebeke, hiervoor is inmiddels een PRUP opgemaakt, PRUP Kleiputten. Het meest noordelijke deel van ons RUP Vinkhoek is dus tussen deze twee klei-putten gelegen. Bebouwing is hier niet gewenst.
247785_DEF01_SGO Pagina 16 van 77
JURIDISCHE CONTEXT
3.2
Verkavelingen en ruilverkavelingen
TYPE PLAN
BINNEN HET PLANGEBIED
Goedgekeurde en nietvervallen verkavelingen
1. VK 150.344 2. VK 544.1002 3. VK 544.1025 4. VK 544.1031 5. VK 5/37010/1048 6. VK 5/37010/1050 7. VK 150.437 8. VK 544.1002
Ruilverkavelingen
Geen
247785_DEF01_SGO Pagina 17 van 77
JURIDISCHE CONTEXT
3.3
Wegen en water
TYPE
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Gewestwegen
geen
geen
Provinciewegen
geen
geen
Fietsroute
bovenlokale route langsheen Meulebekesteenweg
bovenlokale route langsheen de Tieltsteenweg
Voet- en buurtwegen
buurtweg n° 35 voetweg n° 35 voetweg n° 62 voetweg n° 63 voetweg n° 66 voetweg n° 67
buurtweg n° 38 voetweg n° 61
Rooilijnplannen
geen
geen
Bevaarbare waterlopen
geen
geen
Onbevaarbare geklasseerde waterlopen
Kallemoeibeek (2e cat.)
Mandel (1e cat.) Vijverbeek (3e cat.)
Overstromingsgebieden
Ja, in het zuidelijke deel van het plangebied bevinden zich in het Mandelvalleigebied risicozones voor overstroming
Overstromingsgevoelige gebieden
Ja, in de Mandelvallei zijn een aantal zones effectief overstromingsgevoelig. Overige delen van het plangebied zijn mogelijk overstromingsgevoelig.
247785_DEF01_SGO Pagina 18 van 77
JURIDISCHE CONTEXT
3.4
Beschermings- en klasseringsbesluiten
TYPE
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Monumenten
geen
geen
Landschappen
geen
geen
Stads- en dorpsgezichten
geen
geen
Inventaris bouwkundig erfgoed
Smallestokbrug Smetsbrug Kallemoeistraat 5, woning Tieltsteenweg 49, hoeve Tieltsteenweg 81-83, 2 woningen Tieltsteenweg 93, woning Tieltsteenweg, kapel Vijverstraat 11, voormalige herberg Vinkstraat 28, woning
nvt
3.5
Natuurbeschermingsgebieden en VEN-gebieden
TYPE
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Gebieden met botanisch beheer
Mandelvallei
Mandelvallei
Habitatrichtlijngebieden
geen
geen
Vogelrichtlijngebieden
geen
geen
VEN-gebieden
geen
geen
3.6
Andere
247785_DEF01_SGO Pagina 19 van 77
JURIDISCHE CONTEXT
TYPE
BINNEN HET PLANGEBIED
GRENZEND AAN PLANGEBIED
Gebieden met recht van voorkoop
geen
nvt
Relevante stedenbouwkundige vergunningen
geen
nvt
Geregistreerde bouwovertredingen
verbouwing boerderij naar villa (C623d) bouwen van een studio bij een woning (C621d)
nvt
Toegekende milieu- en exploitatievergunningen
zie plan juridische toestand
nvt
Onbewoonbare en ongeschikt verklaarde woningen
geen
nvt
Geïnventariseerde leegstand en/of verwaarloosde bedrijfsruimten, woningen en gebouwen
geen
nvt
Erkende herwaarderings-, woningbouw- en woonvernieuwingsgebieden
geen
nvt
Archeologische sites
geen
nvt
Landschapsatlas
geen
lijnrelict: Mandel
Biologische waarderingskaart
geen
Mandelvallei ten zuiden van Mandel: biologisch waardevol (soortenarm permanent cultuurgrasland) en biologisch zeer waardevol (voedselrijk stilstaande wateren met natuurlijke oevers)
247785_DEF01_SGO Pagina 20 van 77
PLANNINGSCONTEXT
4
PLANNINGSCONTEXT
4.1
Relatie met bovenlokale ruimtelijke structuurplannen
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is Oostrozebeke geselecteerd als buitengebied. De gemeente ligt juist binnen het stedelijk netwerk op Vlaams niveau regio Kortrijk. Oostrozebeke is niet geselecteerd als economisch knooppunt, in tegenstelling tot de naburige gemeenten Meulebeke en Wielsbeke. In het RSV zijn geen wegen geselecteerd die behoren tot het wegennet van Oostrozebeke, maw alle wegen in Oostrozebeke zijn secundaire of lokale wegen. De Mandelvallei is op Vlaams niveau geselecteerd als natuuraandachtszone.
247785_DEF01_SGO Pagina 21 van 77
PLANNINGSCONTEXT
In het Ruimtelijk Structuurplan van de provincie West-Vlaanderen is Oostrozebeke gesitueerd binnen de deelruimte Middenruimte. De Middenruimte omvat de stedelijke gebieden Roeselare, Tielt en Torhout. Deze driehoek wordt in het westen begrensd door de rug van Westrozebeke, in het noorden door de overgang zandleem-zandstreek en in het zuiden door de Leievallei. In de Middenruimte wordt de verwevenheid van diverse land- en tuinbouwactiviteiten en aan de landbouw gerelateerde bedrijvigheid verder ondersteund. Dit heeft al in het verleden geleid tot een specifiek landschap met verspreide grootschalige bebouwing. De evolutie van deze activiteiten moet dan ook passen in dit “nieuw landschap”. Door historisch gegroeide linten en verspreide bebouwing is het kernenpatroon vervaagd in de deelruimte. De selecties van structuurondersteunende hoofddorpen moet het wonen en werken sterker bundelen worden uitgebouwd.
• Voor de gewenste ruimtelijke nederzettingsstructuur wordt Oostrozebeke geselecteerd als “structuurondersteunend hoofddorp” in het buitengebied. Deze moet structuurondersteunend optreden voor wonen en werken en een bovenlokale, verzorgende rol uitoefenen.
• Binnen de gewenste natuurlijke structuur van de gemeente is de Mandelvallei geselecteerd als natuuraandachtszone. • Naar de gewenste ruimtelijke agrarische structuur ligt Oostrozebeke in een gebied met een intensief gedifferentieerde agrarische structuur. Hier komt een grotere menging voor van diverse soorten landbouwbedrijven, zowel grondgebonden als grondloos. De draagkracht van de ruimte moet hier het uitgangspunt zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden en vernieuwing van de landbouw. Om diverse redenen kan een optimale verwevenheid gewenst zijn tussen de grondgebonden en grondloze landbouw. Het ruimtelijk beleid moet de nodige maatregelen nemen om deze verwevenheid te ondersteunen en om de infrastructuur te optimaliseren met respect voor de landschappelijke waarden. Het is belangrijk dat er op lokaal niveau, lokale bouwvrije zones aangeduid worden, waar de grondgebonden landbouw als ruimtelijke drager voorkomt in kleinere aaneengesloten gebieden en waar geen enkele vorm van bijkomende bebouwing wordt toegelaten. Dit is vooral noodzakelijk in de intensief gedifferentieerde agrarische cultuur. Het aanduiden van deze zones is een taak die voor de gemeenten is weggelegd.
247785_DEF01_SGO Pagina 22 van 77
PLANNINGSCONTEXT
• Binnen de gewenste ruimtelijke structuur bedrijvigheid wordt binnen het ruimtelijk beleid vooral aandacht geschonken aan de lokale bedrijventerreinen, bestaande bedrijven buiten bedrijventerreinen en historisch gegroeide bedrijven. Het aangeven van ontwikkelingsmogelijkheden dient vastgelegd te worden in de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen.
• In de gewenste structuur voor toerisme en recreatie is het Kanaal Roeselare-Leie en de de Mandelvallei vanaf Oostrozebeke tot de monding van de Leie geselecteerd als toeristisch-recreatief lijnelement, die de drager is van reeds bestaande en potentieel toeristisch-recreatieve bewegingen. De aandacht gaat naar de kwaliteit en de belevingswaarde van de lijnelementen en de directe omgeving. Op deze lijnelementen worden diverse vormen van bewegingsrecreatie voorzien. De bestaande infrastructuur wordt hierbij optimaal benut.
• Inzake de gewenste ruimtelijke structuur landschap zijn het “nieuwe landschap” van het Land van Roeselare-Tielt en het “stadslandschap” van Oostrozebeke geselecteerd als landschapseenheden. Bij de nieuwe landschappen zijn bestaande structuren onder invloed van grootschalige ingrepen uitgewist. Stadslandschappen zijn sterk vergelijkbaar met de stedelijke gebieden. De randzone van deze gebieden, waar “stad” en open ruimte geconfronteerd worden met elkaar, behoeft een specifieke benadering in beleid. De Mandelvallei wordt geselecteerd als “structurerend element” en het gebied tussen Ingelmunster en Oostrozebeke, alsook het gebied tussen Wielsbeke en Oostrozebeke zijn geselecteerd zijn als “open-ruimteverbinding”. Deze Het beleid is gericht op om versnippering tegen te gaan zodat de verbindingsfunctie standhoudt. De structurerende elementen moeten de visuele kwaliteit en herkenbaarheid behouden en versterken.
• Naar de gewenste ruimtelijke structuur voor verkeer en vervoer zijn de N382 en de N357 oorspronkelijk geselecteerd als secundaire wegen, categorie I, doch is deze selectie ondertussen achterhaald en wordt het verkeer van de N357 (N50 (Ingelmunster) naar de aansluiting met N382), als secundaire verbinding, afgewikkeld naar de N382 waardoor het tracé een lokale weg wordt. Deze aanpassing is vastgelegd in het Provinciaal RUP N382 (definitief goedgekeurd op 28 juni 2004). Het kanaal Roeselare-Leie is geselecteerd als bevaarbare waterweg die niet tot het hoofdwaterwegennet behoort.
247785_DEF01_SGO Pagina 23 van 77
PLANNINGSCONTEXT
4.2
Relatie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
4.2.1
Richtinggevend gedeelte
247785_DEF01_SGO Pagina 24 van 77
PLANNINGSCONTEXT
Volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan maakt het plangebied deel uit van het deelgebied ten noorden van de Mandel.
• Binnen de gewenste woon- en leefstructuur gaat men uit van een gebiedsgericht beleid. Concreet betekent dit dat er in de kern van Oostrozebeke meer ontwikkelingmogelijkheden voor wonen moeten zijn dan in open ruimtegebied. Een gedifferentieerd ruimtelijk beleid wordt uitgewerkt voor de verschillende beleidscategorieën. Binnen dit ruimtelijk uitvoeringsplan betreft dit de ruimtelijke beleidselementen voor de zone-eigen woonconcentraties en de zonevreemde woningen.
° Voor de lineaire zone-eigen-woonconcentraties langsheen de Tieltsteenweg en de Meulebekesteenweg blijft het gewestplan-beleidskader inzake woongebieden met landelijk karakter gehandhaafd; derhalve kunnen in deze gebieden bijkomende woningen worden gecreëerd. Teneinde de verdere versnippering van het aangrenzende openruimtegebied te vermijden, moet een verhouding aan bouwvrije segmenten in de parallelle richting van de openbare wegenis worden vooropgesteld.
° De mogelijkheden voor zonevreemde woningen of woonconcentraties aansluitend aan erkend woongebied kunnen in het RUP worden uitgebreid tot dezelfde mogelijkheden als deze voor woningen gelegen binnen juridisch vastgelegde woongebieden op voorwaarde dat er functioneel, typologisch of morfologisch een zekere overeenstemming is met de gebouwen die binnen het aansluitende woongebied gelegen zijn. Hierbij is het in geen geval de bedoeling om een bijkomend juridisch aanbod te creëren. Het creëren van nieuwe bouwpercelen of het splitsen van bestaande woningen tot meergezinswoningen is uitgesloten. Mogelijkheden zijn onder andere het herbestemmen van een vrijgekomen landbouwbedrijf naar een woning of het verbouwen van een leegstaand behoudenswaardig gebouw tot woning. De eventuele inplanting van andere dan woonfuncties kan afgewogen worden, op voorwaarde dat deze nevenfunctie verenigbaar is met de woonomgeving. De hoofdfunctie moet wonen blijven. Functiewijzigingen mogen geen aanleiding geven tot het ongebreideld uitzwermen in het buitengebied van uitgesproken kerngebonden functies. Er dient in elk geval ook voor gezorgd te worden dat dit geen bijkomende beperkingen voor het omliggende landbouwgebied met zich meebrengt. Dit betekent onder meer dat de specifieke afstandsregels die gelden voor agrarische bedrijvigheid in eigenlijk woongebied (volgens het gewestplan) hier niet van kracht zijn. Het karakter van de bestaande gebouwen die -een zekere architecturale of typologische waarde hebben, moet bewaard blijven bij herbestemming en/of verbouwing. Eigentijdse architectuur kan op voorwaarde dat deze de identiteit van het gebouw behouden of versterkt wordt.
° Gedifferentieerd beleid voor de geïsoleerde zonevreemde lineaire/concentrische woonconcentratie (woonkorrel) − De zonevreemde woonconcentratie Vinkhoek (60-tal woningen) is een stuk groter dan de andere woonconcentraties en onderscheidt zich daardoor ook van de andere woonconcentraties. De woningen binnen deze concentraties krijgen minimaal de decretale mogelijkheden voor zonevreemde woningen. De mogelijkheden kunnen in een RUP worden uitgebreid tot dezelfde mogelijkheden als deze voor woningen gelegen binnen juridisch vastgelegde woongebieden (woongebied of woongebied met landelijk karakter) met dien verstande dat er - zowel op functioneel, typologisch als morfologisch vlak - een zekere overeenstemming moet zijn met huidige typologie van de woonkorrel Vinkhoek. Er dient in elk geval ook voor gezorgd te worden dat dit geen bijkomende beperkingen voor het omliggende landbouwgebied met zich meebrengt. Dit betekent onder meer dat de specifieke afstandsregels die gelden voor agrarische bedrijvigheid in eigenlijk woongebied (volgens het gewestplan) hier niet van kracht zijn.
247785_DEF01_SGO Pagina 25 van 77
PLANNINGSCONTEXT
− Voor alle zonevreemde geïsoleerde woonconcentraties zijn minimaal de basisrechten voor zonevreemde woningen van toepassing (de huidige en toekomstige decreetbepalingen voor zonevreemde bebouwing). Er moet bij de uitwerking van een gedifferentieerd beleid voor de klein woonconcentraties in de eerste plaats rekening gehouden worden met de ruimtelijke draagkracht. Ruimtelijke ondersteuning van de landbouw kan nuttig zijn als bufferwerking tegen deze verlinting. Volgende afwegingscriteria kunnen als basis gebruikt worden bij de verdere differentiatie van de woonkorrels (binnen het RUP): -
-
situering van de woonconcentratie t.o.v. juridische woongebieden en openruimtestructuur soort woonconcentratie (lineair, concentrisch, bebouwing aan één zijde van de weg, bebouwing aan twee zijden van de weg, enz.) bereikbaarheid uitrustingsgraad van de wegenis historisch karakter van de kleine woonconcentratie (aanwezigheid op historische kaarten, toponiemen) en morfologische karakteristieken van gebouwen en/of sites (nagaan of beeldbepalende elementen al dan niet pleiten voor behoud van bepaalde constructie-onderdelen) grootte van de kleine woonconcentratie (aantal woningen).
Via dit RUP wil de gemeente de uitbreidingsmogelijkheden voor de woningen binnen de woonkorrels maximaal uitbreiden tot 1.250 m³ buitenvolume met een maximale uitbreiding van 100% ten opzichte van het bestaande volume. Ook op het vlak van typologie kunnen op basis van bovenstaande afwegingscriteria verfijningen uitgewerkt worden. Zo kan bijvoorbeeld - indien de typologie van de woonconcentratie het toelaat en er nog geen bijgebouw bij de woning is - een beperkt bijgebouw (tuinhuis, garage) toegelaten worden. De landschapsgevoeligheid speelt een zeer belangrijke rol voor de woonkorrels binnen de afgebakende bouwvrije zones en openruimtecorridors: de morfologie van het gebouw moet passen binnen de omgeving. Eigentijdse architectuur kan hier dus zeker op voorwaarde dat die landschappelijk is geïntegreerd. Er kunnen binnen deze gebieden ook een aantal beperkende maatregelen zoals woningdifferentiatie, minimale perceelsoppervlakte in functie van doorkijkassen naar open ruimte toe, onbebouwd laten van relatief grote open stroken, enz. worden opgesteld.
247785_DEF01_SGO Pagina 26 van 77
PLANNINGSCONTEXT
Het is in geen geval de bedoeling om binnen de zonevreemde woonconcentraties een bijkomend juridisch aanbod te creëren. Het creëren van nieuwe bouwpercelen of het splitsen van bestaande woningen tot meergezinswoningen is uitgesloten. Mogelijkheden zijn onder andere het herbestemmen van een vrijgekomen landbouwbedrijf naar een woning of het verbouwen van een leegstaand behoudenswaardig gebouw tot woning. De eventuele inplanting van andere dan woonfuncties kan afgewogen worden, op voorwaarde dat deze nevenfunctie verenigbaar is met de woonomgeving. De hoofdfunctie moet wonen blijven. Functiewijzigingen mogen geen aanleiding geven tot het ongebreideld uitzwermen in het buitengebied van uitgesproken kerngebonden functies. Het karakter van de bestaande gebouwen die een zekere architecturale of typologische waarde hebben, moet bewaard blijven bij herbestemming en/of verbouwing. Eigentijdse (contrasterende) architectuur kan zeker op voorwaarde dat deze de identiteit van het gebouw behouden of zelfs versterkt wordt.
° Voor alle zonevreemde geïsoleerde woningen buiten de beekvalleien zijn de basisrechten voor zonevreemde woningen van toepassing zijn (de huidige en toekomstige decreetbepalingen voor zonevreemde bebouwing). De landschapsgevoeligheid speelt hier een zeer belangrijke rol: de morfologie van het gebouw moet passen binnen de omgeving. Eigentijdse architectuur kan hier dus zeker op voorwaarde dat die landschappelijk is geïntegreerd. Voor zonevreemde woningen gelegen in de beekvalleien wordt een specifiek beleid voorgesteld (beleidscategorie 4). Het karakter van de bestaande gebouwen die een zekere architecturale of typologische waarde hebben, moet bewaard blijven bij herbestemming en/of verbouwing. Eigentijdse (contrasterende) architectuur kan zeker op voorwaarde dat deze de identiteit van het gebouw behouden of zelfs versterkt wordt.
° Voor deze zonevreemde woningen, gelegen binnen de valleigebieden worden striktere voorwaarden opgelegd. Voor woningen gelegen in valleigebieden wordt een specifiek beleid opgesteld. Het gaat hier meer specifiek om het valleigebied van de Mandel en dat van de Krommendijkbeek (natuurverbindingsgebied), die een belangrijke natuurlijke functie hebben. Welke woningen hiertoe behoren wordt bepaald in een RUP waarbij deze gebieden duidelijk worden afgebakend. Voor de woningen in deze gebieden zijn instandhoudingswerken mogelijk en ook heropbouw kan worden toegelaten mits het oorspronkelijke bouwvolume niet wordt overschreden. Ook op typologisch vlak worden bijkomende maatregelen vooropgesteld. De landschapsgevoeligheid speelt hier immers een zeer belangrijke rol: de morfologie van het gebouw moet passen binnen de omgeving. Eigentijdse architectuur kan hier dus zeker op voorwaarde dat die landschappelijk is geïntegreerd.
° De leegstaande landbouwbedrijfsgebouwen kunnen een nieuwe bestemming krijgen indien ze niet meer van nut zijn voor de landbouwsector. Een herbestemming naar wonen is mogelijk. Hiernaast stelt de gemeente voor - behalve binnen de bouwvrije zones, de openruimtecorridors en de beekvalleien - ook een herbestemming van hoevegebouwen mogelijk te maken naar opslag van materialen of aan de landbouw verwent activiteiten (vb. tuinaanleg, manege, kinderboerderij, dierenpension, dierenartspraktijk, verzorging van hulpbehoevenden, …). Een herbestemming voor kleinhandel of ambachtelijke bedrijvigheid is in geen geval mogelijk. Laagdynamische en geen zware mobiliteitsgenererende vormen van recreatie en horeca kan enkel in de markante en architecturaal interessante (hoeve)gebouwen. Commerciële diensten (zoals vb. kapper, verzekeringskantoor,…) zijn wel nog mogelijk. De voorwaarde bij herbestemming is telkens dat de nieuwe activiteit uitdrukkelijk lokaal en laagdynamisch van aard is, en dat de activiteit plaatsgrijpt binnen de bestaande gebouwen van de leegstaande hoeve.
247785_DEF01_SGO Pagina 27 van 77
PLANNINGSCONTEXT
• Betreffende gewenste ruimtelijk-economische structuur wil men ontwikkelings- en uitbreidingsmogelijkheden bieden voor ruimtelijk verspreide bedrijvigheid. Voor zonevreemde bedrijven en de zone-eigen bedrijven die wensen uit te breiden in een niet-geëigende bestemming, is het belangrijk dat er een afwegingskader (selectiecriteria) opgemaakt wordt: - de ligging van het zonevreemd bedrijf ten opzichte van de gewenste nederzettingsstructuur: ligging ten opzichte van het hoofddorp, de woonentiteit Ginste of andere woonconcentraties - de ligging van het zonevreemd bedrijf ten opzichte van de gewenste natuurlijke structuur: ligging ten opzichte van de Mandelvallei en de kleinere valleigebieden van de Hoogleenbeek en de Krommendijkbeek; de uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven die in de Mandelvallei gelegen zijn, moeten beperkt worden - de ligging van het zonevreemd bedrijf ten opzichte van de gewenste agrarische structuur: ligging in waardevolle gebieden of binnen bouwvrije zones voor de landbouw moet zoveel als mogelijk vermeden worden - de bereikbaarheid van het zonevreemd bedrijf: een goede ligging ten opzichte van ontsluitingswegen is gewenst - de aard van de productie.
• Wat betreft de gewenste verkeers- en vervoersstructuur wordt het mobiliteitsplan van Oostrozebeke als bron gebruikt. ° Het gemeentelijk wegennet wordt bepaald door de west-oostas N357, die de hoofdkern van Oostrozebeke middendoor snijdt. Gezien het beleid voor woon- en leefstructuur is de functie van deze verbinding reeds aangepast in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP N382). Het tracé Ingelmunstersteenweg-Hoogstraat-Markt-Wielsbekestraat is nu geselecteerd als lokale ontsluitingsweg voor de gemeente (IIa), die al het doorgaand verkeer via de N382 stuurt. De N382 is nu de verkeersdrager van het gebied Waregem-Tielt en wordt ontwikkeld om het verkeer te geleiden. Met de aanleg van de N382 wordt het noord-zuidverkeer, namelijk in de Meulebeksteenweg (lokale ontsluitingsweg IIa), Tielsteenweg (lokaleontsluitingsweg IIb) ook afgebouwd. Er geldt in beide lokale ontsluitingswegen een vrachtverbod. Deze straten worden in de bebouwde kom heringericht als zone 30-gebieden en er zijn reeds ‘verkeerspoorten’ aangelegd bij het begin van de bebouwde zone in de Meulebekesteenweg en Tieststeenweg als snelheidsremmers.
° Het voetgangersverkeer en fietsverkeer moeten gestimuleerd worden in de vorm van functionele en recreatieve verbindingen. De conflicten die in en door het verkeer ontstaan tussen de bewoner en de bezoeker, de voetganger en de fietser en het rijdend verkeer, moeten worden opgelost door op verschillende wijzen voorrang te bieden aan de voetgangers. De wensstructuur voor het fietsverkeer gaat uit van veilige fietsverbindingen van Oostrozebeke, Ginste en Verre Ginste naar de omliggend gemeenten en tussen deze woonkernen onderling. De ontbrekende schakels in het fietsnetwerk worden gerealiseerd en de knelpunten tussen het fietsverkeer en de andere verkeersgebruikers moeten worden opgelost. De Meulebekesteenweg en Tieltsteenweg zijn geselecteerd als fietsroutes op provinciaal niveau.
247785_DEF01_SGO Pagina 28 van 77
PLANNINGSCONTEXT
• De gewenste natuurlijke en landschappelijke structuur in en rondom het plangebied is gefixeerd op de Mandelvallei en de zijbeken die fungeren als groene corridors in het open-ruimtegebied. Het beleid voor de Mandelvallei zelf is Vlaams niveau. Binnen de Mandelvallei zijn er echter een aantal prioritaire gebieden voor natuur en openruimte-corridors die geselecteerd worden door de gemeente.
° Binnen het plangebied is de zone tussen Tieltsteenweg en Meulebekesteenweg, namelijk de Mandelmeersen, geselecteerd als prioritair gebied. Prioritaire gebieden voor natuur zijn de waardevolste natuurlijke gebieden. Ze maken deel uit van een grensoverschrijdende groene structuur. Deze delen verdienen prioritaire aandacht. Ze bevatten de grootste natuurrijkdom en/of hoogste kansen om de natuur te ontwikkelen. Het zijn gebieden waar de natuurfunctie bovengeschikt is aan de andere functies en natuur als hoofdgebruiker voorkomt. De prioritaire gebieden voor natuur kunnen geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van een GEN, een GENO of een natuurverwevingsgebied. Het beleid in de prioritaire gebieden voor natuur is gericht op de ruimtelijke ondersteuning van het behoud en de verdere ontwikkeling van de huidige biologische waarde of het herstel en de ontwikkeling van een hogere biologische waarde. Dit houdt ruimtelijke randvoorwaarden in voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de aanwezige ecotopen. Om de biologische waarde en samenhang ruimtelijk te ondersteunen zal het gemeentelijk beleid het niet-bebouwd karakter in stand houden.
247785_DEF01_SGO Pagina 29 van 77
PLANNINGSCONTEXT
° Open ruimte-corridors in de omgeving van de Mandel en de zijbeken zijn gebieden waar de natuurfunctie ondergeschikt is aan andere functies, voornamelijk landbouw. Het ruimtelijk beleid is gericht op de ondersteuning van het behoud van het openruimte-karakter van de beekvalleien. Dit betekent dat de open ruimtecorridor zoveel mogelijk bouwvrij gehouden moeten worden.
° De kleiput Vinkhoek heeft zeer goede potenties en de natuurwaarde kan verder verhoogd worden (moeras, open water, rietkraag, enz.). Momenteel is het onduidelijk wat de exploitant met de kleiput van plan is. In het gewestplan is als nabestemming van de ontginning “natuurgebied” opgenomen. Ontginningsgebieden en de nabestemming ervan zijn een Vlaamse bevoegdheid. De gemeente suggereert om de nabestemming gerealiseerd te krijgen. Ze wenst in overleg met de exploitant en de hogere overheid een lange termijnvisie voor de site op te stellen.
• Op gebied van gewenste agrarische structuur binnen het plangebied streeft men een gedifferentieerd ruimtelijk beleid na:
° Stimuleren van optimale verwevenheid tussen grondgebonden en grondloze landbouw in het “open agrarisch gebied” In het open agrarisch gebied staat de verwevenheid van grondgebonden en grondloze landbouw voorop. Naast het behoud en de ontwikkeling van landbouw waarbij onder meer voldoende flexibiliteit wordt gewaarborgd voor bodemgebruik door (intensieve) grondgebonden teelten, zal veel aandacht dienen te gaan naar het in evenwicht houden of brengen van de agrarische en niet agrarische activiteiten. Een gedeelte van deze gebieden kan evenwel als prioritair worden aanzien voor de landbouw.
° Stimuleren van “open ruimte–corridors” in de Mandelvallei en de zijbeekvalleien (Hoogleen- en Krommendijkbeek) In deze gebieden wordt er zoveel mogelijk een grondgebonden land- of tuinbouwfunctie gegeven aan leegkomende land- en tuinbouwbedrijfszetels. Andere herbestemmingen buiten de grondgebonden landbouw zijn uitgesloten. Voor wat betreft de omschakeling van landbouwbedrijven naar de woonfunctie bij stopzetting van de activiteiten gelden de decreetbepalingen omtrent zonevreemde woningen. Deze kunnen evenwel voeding geven tot een verfijning op het vlak van typologie. Functies, activiteiten en externe invloeden die de grondgebonden landbouw ernstig kunnen belemmeren, moeten worden geweerd. Het gaat om de inplanting van serres of plastieken koepels, de uitbreiding van wonen en bedrijvigheid.
° Behoud van het open ruimte – karakter van de Mandelvallei De landbouw zal in de Mandelvallei een duidelijke bijdrage leveren tot het behoud en de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden. Dit wil vooreerst zeggen dat de aanleg en het onderhoud van kleine landschapselementen door de landbouwers in de Mandelvallei gestimuleerd wordt via subsidiering. Voor wat betreft de prioritaire gebieden voor natuur in de Mandelvallei zullen beheersovereenkomsten worden afgesloten met de landbouwers en
247785_DEF01_SGO Pagina 30 van 77
PLANNINGSCONTEXT
kan op termijn overgegaan worden tot de aankoop van percelen (zie natuurlijke structuur). De nadruk ligt op grondgebonden landbouw. Niet– grondgebonden landbouw kan niet toegelaten worden.
° Creëren van bouwvrije zones Teneinde een verruiming van het open karakter van het agrarisch landschapsgebied blijvend te kunnen bewerkstelligen, zullen in een netwerkstructuur de gebiedsdelen van de “Mandelvallei” en de “open ruimte-corridors in de omgeving van de Mandel en de zijbeken van de Mandel plaatselijk worden uitgebreid met “bouwvrije zones”, waarvoor een specifiek ruimtelijk beleid wordt opgesteld: - In deze zones kan niet gebouwd worden, ook geen gebouwen met een agrarische functie. - De bestaande (agrarische) bebouwing wordt niet in deze zones opgenomen en krijgt mogelijkheden om nog uit te breiden i.f.v. de grondgebonden agrarische activiteit. - De uitbreiding van de bestaande bedrijven moet op een logische en doordachte manier gebeuren.
• Inzake de gewenste recreatieve structuur zijn de belangrijkste sport- en recreatieterreinen in de kern geconcentreerd, in het Gemeentelijk Sportcentrum de Mandelmeersen, achter het Gemeenteplein. Daarnaast worden een aantal recreatieve wandelroutes uitgewerkt langs gebieden met belangrijke landschappelijke waarde. Tenslotte zijn er door de aanwezigheid van het kanaal in de gemeente potenties voor watersportrecreatie. Binnen of in de korte nabijheid van het plangebied bevinden zich, buiten de lokale en provinciale fietsroutes en wandelwegen, geen noemenswaardige potenties voor recreatieve ontwikkeling, die de bovenstaande overstijgen of evenaren.
4.2.2
Bindend gedeelte
• Opmaak van een RUP i.f.v. de differentiatie van het agrarisch gebied met als primordiale doelstelling het bepalen van bouwvrije zones. • Opmaak van een RUP i.f.v. zonevreemde en/of toekomstige zonevreemde woongelegenheden, bedrijven en functies. De bindende bepaling ‘opmaak van een RUP voor erkende kleine woonconcentraties’ werd uitgesloten van goedkeuring. Aangezien binnen het richtinggevend gedeelte hiervoor geen motivatie voor terug te vinden zijn.
247785_DEF01_SGO Pagina 31 van 77
PLANNINGSCONTEXT
4.3
Herbevestigde agrarische gebieden
In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Hierin geeft de overheid aan hoe zij de open ruimte in deze regio de komende jaren ruimtelijk wil zien ontwikkelen en welke acties ondernomen kunnen worden om dit te realiseren. H Conform de omzendbrief RO/2010/01 betreffende het ruimtelijk beleid binnen de agrarische gebieden waarvoor de bestaande plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen herbevestigd zijn, moet een planologische ruil voorzien worden voor herbestemmingen van gronden opgenomen als herbevestigd agrarisch gebied. Voor het overgrote deel van het plangebied blijft de bestemming van het gewestplan van kracht. Er wordt enkel een overdruk voorzien om de ordening van zonevreemde gebouwen te regelen. Een klein gedeelte van het plangebied wordt effectief herbestemd als wooongebied met landelijk karakter. Deze herbestemmingen zijn slechts correcties van het gewestplan op perceelsniveau zodanig dat de tuinzones bij de bestaande woningen volledig worden bestemd als woongebied met landelijk karakter. Geen van deze percelen zijn in gebruik als landbouwgebied. Er is bijgevolg geen sprake van het voorzien van een planologisch ruil. Het RUP is een uitvoering van de visie zoals opgenomen in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Het RUP ‘Vinkhoek’ verfijnt de ontwikkelingsmogelijkheden van de reeds aanwezige zonevreemde constructies en dit vanuit een gebiedsgerichte visie. De ontwikkelingsmogelijkheden die geboden worden voor de geïsoleerde constructies zijn minstens even stringent als de decretale mogelijkheden en zullen geen bijkomende schade toebrengen aan de aanwezige agrarische structuren. Ook de ontwikkelingsmogelijkheden binnen de woonkorrels zullen geen negatieve impact teweegbrengen aangezien het hier om sterk aangetaste gebiedjes gaat.
247785_DEF01_SGO Pagina 32 van 77
VISIEVORMING
5
VISIEVORMING
• Het afbakenen van de bouwvrije zones gebeurt volgens de suggestie van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Het betreft het gebied ten noorden van de kleiput en ter hoogte van de kleiput zelf. Voor deze bouwvrije zones zal een specifiek beleid gelden. In het informatief gedeelte van het GRS worden deze zones suggestief op kaart aangeduid, alsook op de kaart van de gewenste structuur en de gewenste ruimtelijke structuur op mesoniveau in het richtinggevend gedeelte. Op onderstaande kaarten hebben we de grenzen van ons plangebied in rood aangeduid. Hierdoor is duidelijk dat enkel het noordelijk deel van de Kleiput en de niet in het plangebied opgenomen Kleiput zelf binnen deze zone liggen. We bakenen dus de meest noordelijke zone af als bouwvrije zone. Op deze manier blijft ook de open-ruimte relatie tussen het noordelijk deel van de Kleiput en het noordelijk deel van het RUP Vinkhoek bewaard. Bovendien zijn bijkomende woongelegenheden binnen art. 3, 4 en 5 niet toegelaten. Binnen het GRS wordt in functie van de bestaande bebouwing gezegd, dat deze niet zal worden opgenomen in deze zones, Er worden zelfs nog uitbreidingsmogelijkheden voorzien in functie van de grondgebonden agrarische activiteit. Nieuwe gebouwen moeten zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande bedrijfsgebouwen (GRS-richtinggevend deel p 91-92)
247785_DEF01_SGO Pagina 33 van 77
VISIEVORMING
• Een gedifferentieerd beleid voor zonevreemde woningen is afhankelijk van de ligging en concentratie. Het kader waarbinnen deze differentiatie werd uitgewerkt, is gevormd in het gemeentelijk ruimtelijke structuurplan. Binnen het GRS worden er afwegingscriteria beschreven (zie ook planningscontext). Deze criteria zijn gebruikt bij de verdere differentiatie van de woonkorrels:
Situering van de woonconcentratie t.o.v. juridische woongebieden en openruimtestructuur: - Een bouwvrije zone (zone 6) werd aangeduid in functie van de suggestie in het GRS (zie hierboven), De woonconcentratiezones zoals opgenomen in het GRS, worden in dit RUP overgenomen: woonconcentratie ‘Vinkhoek’ en ‘geïsoleerde woonconcentraties buiten de beekvalleien’. - De openruimtecorridor, zoals opgenomen in de gewenste structuur in het GRS, is gelegen langs de waterloop de Mandel en zijn beekvallei. Hier wordt een specifieke overdruk met specifieke voorschriften voorzien, zodat de open ruimtecorridor bewaard zal blijven. We wijzen erop dat binnen de voorschriften hoofd- en nevenfuncties enkel kunnen worden toegelaten aan bestaande, niet verkrotte, vergunde of vergund geachte gebouwen en hierbij herbouw slechts mogelijk is tot 800³. Het gaat hier momenteel om één bestaand gebouw, de open ruimte corridor zal dus zeker bewaard blijven.
Bereikbaarheid en uitrustingsgraad wegenis: - De rooilijnbreedtes, de categorisering van de wegenis, de ligging van de buurtwegen, voetwegen worden bekeken. (zie wegen en water) en de gewenste verkeersstructuur binnen het GRS - Zonevreemde woningen die geïsoleerd zijn gelegen, worden niet ondergebracht in een aparte zonering, al dan niet langs lokale ontsluitingswegen gelegen. - Niet geïsoleerde clusters van zonevreemde woningen worden apart aangeduid. Het is logisch dat de uitrustingsgraad van de wegenis steeds wordt aangepast naar het aantal aanwezige woningen enerzijds en naar doorgaand verkeer (op lokale ontsluitingswegen) anderzijds.
247785_DEF01_SGO Pagina 34 van 77
VISIEVORMING
Grootte van de kleine woonconcentratie en historische aanwezigheid: - De grootte van de concentraties aan zonevreemde woningen is één van de hoofdselecties om een opdeling te maken.
Op basis van voorgaande is een opdeling gebeurd in volgende zoneringen: - Woongebied met landelijk karakter - Overdruk zonevreemde woningen in woonkorrel Vinkhoek - Overdruk zonevreemde woningen in woonkorrels - Overdruk geïsoleerde zonevreemde woningen buiten valleigebied - Overdruk valleigebied (geïsoleerde zonevreemde woningen)
Binnen deze zoneringen wordt via de voorschriften onderscheid gemaakt in: - het percentage verharding na de voorbouwlijn. (bv. Binnen valleigebied is dit percentage max. 30% en dus veel lager) - m³ mogelijks te verbouwen volume (1250 m³ in woonkorrels – 1000 m³ in geïsoleerde woonkorrels buiten valleigebied – 800 m³ in valleigebied) - Al dan niet toelaten van nieuwe woongelegenheden (woongebied met landelijk karakter wel, andere zones niet tot heel beperkt) - soorten toegelaten nevenfuncties - al dan niet toelaten van reliëfwijzigingen (geen reliëfwijzigingen binnen valleigebied) - maximale bouwdiepte (bv. Woonkorrels in Vinkhoek tot 50m, terwijl andere woonkorrels beperkt tot 30m)
Samenvattend bekomen we het volgende: Binnen de afgebakende zonevreemde woonconcentraties zijn er geen nieuwe woningen toegestaan, maar de bestaande woningen krijgen wel ruime uitbreidingsmogelijkheden, afhankelijk van het al dan niet deel uitmaken van de woonkorrel Vinkhoek. Voor de geïsoleerde woningen wordt er een onderscheid gemaakt tussen de woningen in en buiten het valleigebied. Ook voor deze woningen worden mogelijkheden uitgewerkt om de woning aan te passen, rekening houdend met de omgeving.
• Om verdere versnippering van het openruimtegebied te vermijden, moet volgens het GRS een verhouding aan bouwvrije segmenten in de parallelle richten van de openbare wegenis langs Tieltsteenweg en Meulebekesteenweg worden vooropgesteld. Het opleggen van een verhouding bebouwde en bouwvrije delen binnen de woonconcentraties zelf is niet meer mogelijk aangezien bijna alle percelen reeds bebouwd zijn en de ordening bijgevolg reeds be-
247785_DEF01_SGO Pagina 35 van 77
VISIEVORMING
paald is. Bovendien is de relatie tussen het openbaar domein en de achterliggende open ruimte nagenoeg onbestaand wegens de geslotenheid van de tuinzones door hagen en bijgebouwen. Een verdere versnippering van het openruimtegebied kan enkel worden bekomen door het beperken van het uitbreiden van het residentieel karakter tot de straatsegmenten die bestemd zijn als woongebied met landelijk karakter. De straatsegmenten waar de relatie met de open ruimte nog aanwezig is, zijn bestemd als agrarisch gebied. Bijgevolg zal het landelijk karakter ter hoogte van deze straatsegmenten behouden blijven.
• Het RUP wordt voor het grootste gedeelte van het plangebied opgevat als een overdruk op het gewestplan, met uitzondering van die delen die bestemd worden als artikel 1 ‘woongebied met landelijk karakter’. De stedenbouwkundige voorschriften zijn voor deze ruime zone bijkomend ten opzichten van de voorschriften van het gewestplan. De bestaande voetwegen blijven eveneens behouden. Er zijn bovendien geen voetwegen gelegen in de zones door het RUP bestemd als artikel 1.
• Aangezien in de omgeving van het plangebied archeologische sites gelegen zijn, is overleg met de bevoegde archeologische diensten aangewezen bij geplande grondwerken. Bij effectieve vondsten biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader.
• Zone voor valleigebied: De grens van deze zone werd bepaald, baserend op een aantal bestaande kaarten. Binnen het GRS zijn er twee kaarten die concrete uitspraken doen over het bepalen van deze grens, links de gewenste structuur op mesoniveau, rechts structuurschets olieberg (2005):
247785_DEF01_SGO Pagina 36 van 77
VISIEVORMING
We merken op dat de gewenste structuur op mesoniveau gebaseerd is op de bestemming op het gewestplan als waardevol agrarisch gebied. De structuurschets voor Olieberg is dan weer gebaseerd op de huidige toestand, waarbij bestaande clusters van bebouwing gespaard blijven van extra restricties in verband met de vallei.
Hierbij komt het ontstaan van de kaarten voor herbevestigd agrarisch gebied en de bestaande hoogtelijnen. Deze grenzen zijn steeds gelijklopend doch met beperkte belangrijke verschillen. We hebben ons bij het bepalen van de grens binnen dit RUP laten leiden door minimaal de grens van waardevol agrarisch gebied, aangevuld met de bruine zone op de HAG-kaart, mits rekening te houden met bestaande bebouwing die niet geïsoleerd voorkomt.
247785_DEF01_SGO Pagina 37 van 77
VISIEVORMING
247785_DEF01_SGO Pagina 38 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
6
DECRETALE BEPALINGEN
6.1
Opgave van de strijdige bepalingen
De stedenbouwkundige voorschriften en de bestemmingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan Vinkhoek vervangen de stedenbouwkundige voorschriften en de bestemmingen van het gewestplan Roeselare-Tielt (KB 17-12-1979) voor wat betreft de zones die binnen het plangebied van het RUP met als bestemming artikel 1 ‘woongebied met landelijk karakter’ vallen. Het betreffen volgende bestemmingen: • woongebied met landelijk karakter • agrarisch gebied. De overige bestemmingen van het gewestplan Roeselare-Tielt (KB 17-12-1979) voor wat betreft de zones die niet binnen het plangebied van het RUP met als bestemming artikel 1 ‘woongebied met landelijk karakter’ vallen, blijven behouden. Het RUP Vinkhoek geeft bijkomende stedenbouwkundige voorschriften aan in overdruk. 6.2
Op te heffen verkavelingen
Alle verkavelingen in het plangebied van het RUP worden opgeheven. De op te heffen verkavelingen zijn aangeduid op het grafisch plan. Het betreffen volgende verkavelingen: • VK 150.344 • VK 544.1002 • VK 544.1025 • VK 544.1031 • VK 5/37010/1048 • VK 5/37010/1050 • VK 150.437 • VK 544.1002.
247785_DEF01_SGO Pagina 39 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
6.3
Ruimtebalans
Bestemming volgens gewestplan
oppervlakte (m²) bij benadering
Categorie 1: Wonen woongebied met landelijk karakter
44.500
Categorie 4: Landbouw landschappelijk waardevol agrarisch gebied
1.500
TOTAAL
46.000
Door middel van dit RUP worden de bestemmingen van het gewestplan Roeselare-Tielt (KB 17-12-1979) voor wat betreft de zones die binnen het plangebied van het RUP met als bestemming artikel 1 ‘woongebied met landelijk karakter’ vallen, opgeheven en vervangen door de bestemming ‘woongebied met landelijk karakter’ van het RUP. Bestemming volgens RUP
oppervlakte (m²) bij benadering
Categorie 1: Wonen woongebied met landelijk karakter
46.000
De overige bestemmingen van het gewestplan Roeselare-Tielt (KB 17-12-1979) voor wat betreft de zones die niet binnen het plangebied van het RUP met als bestemming artikel 1 ‘woongebied met landelijk karakter’ vallen, blijven behouden.
247785_DEF01_SGO Pagina 40 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
6.4
Register planschade / planbaten / compensatie
6.4.1
Planbaten
In de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening wordt vermeld onder art. 2.6.4. dat er onder meer planbatenheffing verschuldigd is wanneer een in werking getreden RUP op een perceel een bestemmingswijziging doorvoert van een zone die onder de categorie van gebiedsaanduiding ‘landbouw’ naar een zone onder de categorie van gebiedsaanduiding ‘wonen’ valt. Onder art. 2.6.5. wordt vermeld dat er geen planbatenheffing verschuldigd is wanneer een perceel, waarop de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het RUP, een zonevreemde, hoofdzakelijk vergunde en niet-verkrotte woning in de zin van art. 4.4.10 gevestigd is, een voor wonen geëigende bestemming krijgt ten gevolge van het plan. Bovendien is evenmin een planbatenheffing verschuldigd wanneer een perceel, begrepen in een niet-vervallen verkaveling, bestemd voor woningbouw, een voor woningbouw geëigende bestemming krijgt ingevolge het plan. De percelen waarvoor mogelijks planbatenheffing verschuldigd is, worden op bijgevoegd plan aangeduid.
6.4.2
Planschade
Planschadevergoedingen worden toegekend wanneer, op basis van een in werking getreden RUP, een perceel niet meer in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen, vermeld in artikel 4.2.1, 1°, of te verkavelen, terwijl de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat definitieve plan wel in aanmerking kwam voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen. De delen van het plangebied bestemd als woongebied volgens het gewestplan, behouden hun bestemming. Het overig gedeelte van plangebied is gelegen in agrarisch gebied waardoor het plangebied de dag voor de inwerkingtreding van het RUP niet in aanmerking komt voor een vergunning om te bouwen of te verkavelen. Er moeten daarom geen planschadevergoedingen worden toegekend.
6.4.3
Bestemmingswijzigingscompensatie
Bestemmingswijzigingscompensatie zoals beschreven in art 6.2.1 van het decreet grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009 is niet van toepassing binnen dit RUP.
247785_DEF01_SGO Pagina 41 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
6.5
Watertoets
6.5.1
Algemeen kader
Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Artikel 8 van dat decreet luidt: "Art. 8. § 1. De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd. Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen". Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het ontwerp van uitvoeringsbesluit over de watertoets definitief goed. Het besluit geeft de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Het besluit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 oktober 2006 (Nr. 350 - pag 58326), treedt in werking op 1 november 2006.
247785_DEF01_SGO Pagina 42 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
6.5.2
Toepassing op het RUP
• Aangezien slechts een kleine oppervlakte van het plangebied van het RUP gelegen is binnen een risicozone van de overstromingsgebieden,
• aangezien slechts kleine delen van het plangebied van het RUP gelegen zijn binnen een, volgens de watertoets, effectief overstromingsgevoelig gebied,
• aangezien het plangebied van het RUP slechts beperkt erosiegevoelig is,
247785_DEF01_SGO Pagina 43 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
• aangezien de bodems van het plangebied grotendeels infiltratiegevoelig zijn
• aangezien een beperkt aantal gebieden grondwaterstromingsgevoelig zijn
• aangezien het aandeel bijkomende bebouwing en verharding zeer beperkt is, • aangezien door het RUP de bestaande natuurwaarden verder beschermd en uitgebreid worden, • aangezien er bij de beheers- en beleidsvoorschriften bij de modaliteiten omtrent de opmaak van een vergunningsaanvraag duidelijk is opgenomen dat het respecteren van de principes inzake integraal waterbeheer één van de beoordelingscriteria is, kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat het schadelijk effect van deze planoptie conform de bepalingen inzake integraal waterbeheer beperkt is.
247785_DEF01_SGO Pagina 44 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
6.6
Onderzoek tot m.e.r.
6.6.1
Eindconclusie
Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP ‘Vinkhoek’ zullen kunnen worden gerealiseerd, is er van rechtswege geen planMER-plicht. Er zijn ook geen aanzienlijke milieu-effecten te verwachten want: • De impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd, hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieu-effecten; • Er zijn geen beschermingen in het plangebied of in de nabijheid aanwezig die bijzondere aandacht vergen; • Er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen. Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP ‘Vinkhoek’. Wel dienen een aantal aandachtspunten meegenomen te worden bij de verdere uitwerking van het RUP ‘Vinkhoek’:
• Integraal waterbeleid: Opname in stedenbouwkundige voorschriften van het inperken van aangelegde verhardingen tot wat noodzakelijk is binnen de risicovolle zones, alsook het maximaal werken met waterdoorlatende verhardingen, tenzij werken met niet-waterdoorlatende verhardingen om bepaalde redenen aangewezen zou zijn (bvb. vigerende sectorale wetgeving);
• Landbouwtyperingskaarten: De landbouwtyperingskaarten geven voor een groot deel van het plangebied zeer hoge waarderingen aan. Deze zones zullen daaruit volgend ook de voorkeur genieten bij het bestemmen van agrarisch gebied. Tevens behoort het grootste deel van het plangebied als open ruimte, tot de ‘herbevestigde agrarische gebieden’.
• Uit de centrale archeologische inventaris (CAI) blijkt dat in het plangebied geen archeologische sites gelegen zijn. In de buurt liggen wel enkele archeologische sites. Hierdoor is het toch belangrijk oog te hebben voor archeologische relicten, en is het aangewezen om in de toelichtingnota dit aspect te vermelden en daar aan te geven dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg aangewezen is met de bevoegde archeologische diensten. Bij effectieve vondsten biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader.
6.6.2
Beslissing
De beslissing dat het plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is, is in bijlage gevoegd.
247785_DEF01_SGO Pagina 45 van 77
DECRETALE BEPALINGEN
247785_DEF01_SGO Pagina 46 van 77
VERORDENEND DEEL
7
VERORDENEND DEEL
Het verordenende gedeelte van dit ruimtelijk uitvoeringsplan bestaat uit een grafisch plan met bijhorende stedenbouwkundige voorschriften.
7.1
•
Grafisch plan Kaart: Grafisch plan
7.2
Stedenbouwkundige voorschriften: algemene verordenende bepalingen
7.2.1
Waterhuishouding en integraal waterbeheer
Werken en handelingen, voorzieningen en inrichtingen die nodig zijn voor het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast voor zover zij conform de principes van natuurtechnische milieubouw gebeuren en passen binnen een integraal waterbeheer zijn steeds toegelaten. Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. Het resterend deel moet maximaal kunnen infiltreren in de ondergrond, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende materialen, hetzij door afleiding van hemelwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen gekoppeld aan vertraagde afvoer. Afvalwater afkomstig van de bebouwde delen in het plangebied dient aangesloten te worden op het bestaande rioleringsnet of dient op de site zelf gezuiverd. Vanuit milieukundig oogpunt dienen plaatsen, waar er door de aard van de activiteiten kans is op pollutie, verplicht in niet-waterdoorlatende materialen uitgevoerd te worden en dient het afstromende water te worden opgevangen en afgevoerd naar het rioleringsnet of naar een daartoe voorziene opvangzone en/of zuiveringspunt. In alle zones is het naast de hoofdbestemming toegelaten waterpartijen en afwateringsgrachten te voorzien ten behoeve van de waterhuishouding in het gebied. Deze waterpartijen en afwateringsgrachten hebben bij voorkeur een verbindende ecologische waarde en een landschappelijke (esthetische) meerwaarde. Het voorzien van aanzienlijke terreinophogingen is echter niet toegelaten.
247785_DEF01_SGO Pagina 47 van 77
VERORDENEND DEEL
7.2.2
Inplantingen van openbaar nut
Het oprichten van beperkte gebouwen, constructies en infrastructuur voor openbaar nut is toegelaten in alle zones, ongeacht de bestemming, maar wel rekening houdend met de inrichtingsvoorschriften van de desbetreffende zone. Hun noodzaak moet om technische of sociale redenen kunnen worden aangetoond door een verklarende toelichtingsnota, die wordt toegevoegd bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. De maximale hoogte bedraagt 2,50m. De maximale totale grondoppervlakte binnen het plangebied bedraagt 20m². De materialen dienen natuurlijk van aard en esthetisch verantwoord te zijn. Het gebouwtje dient zich te integreren in het landschap en aan te sluiten bij de omgevende bouwwerken.
7.2.3
Overdruk karakteristiek gebouw
De karakteristieke gebouwen, opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed en op het grafisch plan aangeduid met een asterisk, kunnen naast onderhouds- en instandhoudingswerken, verbouwd, uitgebreid en herbouwd worden met respect voor de karakteristieke waarde van het gebouw. Vormgeving en materiaalkeuze zijn esthetisch verantwoord en in harmonie met de bestaande waardevolle delen van het gebouw. Eigentijdse (contrasterende) architectuur kan op voorwaarde dat de identiteit van het karakteristiek gebouw behouden of zelfs versterkt wordt. Alle kenmerken waaraan het gebouw zijn karakteristieke waarde te danken heeft, moeten behouden blijven of terug te vinden zijn bij de herbouw.
7.2.4
Bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte gebouwen
Binnen de bestaande vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte gebouwen, die niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, kunnen onderhouds-, renovatie- en instandhoudingswerken uitgevoerd worden binnen het bestaand volume. Bij herbouw of nieuwbouw van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht, niet verkrot gebouw of een deel van een dergelijk gebouw, moet de nieuwe bebouwing beantwoorden aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen aan gebouwen die niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften zijn enkel toelaatbaar voor zover deze uitbreiding beantwoordt aan de stedenbouwkundige voorschriften.
7.2.5
Afwerkingsregel wachtmuren
Voor een perceel waarop zich momenteel geen hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte woning bevindt, kan een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een eengezinswoning worden afgegeven, indien voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden: 1° de nieuwe woning is van: a) hetzij het driegeveltype, in welk geval zij aangebouwd wordt bij een wachtmuur van een bestaande woning op een belendend perceel b) hetzij het gesloten bouwtype, in welk geval zij gebouwd wordt op een perceel dat gelegen is tussen twee wachtmuren 2° het perceel waarop de nieuwe woning opgericht wordt, heeft een oppervlakte van ten hoogste 650 m² 3° het bouwvolume van de nieuwe woning bedraagt ten hoogste 1.000 m³
247785_DEF01_SGO Pagina 48 van 77
VERORDENEND DEEL
4°
7.2.6
de aanpalende bestaande woning of woningen is of zijn per 1 september 2009 op het ogenblik van de vergunningsaanvraag voor de nieuwe woning hoofdzakelijk vergund en niet verkrot.
Reliëfwijzigingen
Reliëfwijzigingen in risicozones voor overstromingen moet worden beperkt en de verloren gegane waterbergingsruimte moet effectief worden gecompenseerd in de onmiddellijke omgeving ervan. Het behoud van reliëfcomponenten van de valleien is cruciaal voor de landschappelijke structuur, binnen de aanwezige vallei kunnen geen reliëfwijzigingen worden toegestaan in functie van het behoud en versterking van de reliëfcomponenten van de valleien. Het toestaan van reliëfwijzigingen wordt waar nodig verder gespecificeerd in de specifieke voorschriften.
7.2.7
Begrippenlijst
Eengezinswoning: een gebouw waarin 1 woonentiteit is gelegen. Heirkracht: het geheel of gedeeltelijk vernield of beschadigd zijn van een gebouw door een plotse ramp buiten de wil van de aanvrager. Kroonlijst: gootafwerking bij hellende daken of de afwerking van de bovenkant van platte daken ter hoogte van de gevel. Kroonlijsthoogte: de afstand gemeten tussen de onderzijde van de inkomdrempel en de bovenkant van de kroonlijst. Meergezinswoning: een gebouw waarin twee of meer volledig gescheiden woonentiteiten zijn gelegen. Natuurtechnische milieubouw: de inrichting of het beheer dient te gebeuren volgens de principes van natuurtechnische milieubouw, dit betekent dat er rekening moet gehouden worden met de inheemse fauna en flora door de levensvoorwaarden van deze fauna en flora zoveel mogelijk te behouden of te herstellen of zelfs te creëren en te ontwikkelen. Wachtmuur: een wand die op 1 september 2009 deel uitmaakt van een dubbele wand, opgetrokken op de perceelsgrens of een enkele wand die reeds op 1 september 2009 is opgetrokken tot tegen de perceelsgrens, en die beschermd is door een tijdelijke waterafstotende bekleding. Waterdoorlatende materialen: materialen die toelaten dat water naar de ondergrond doorsijpelt zoals onder meer grint, sintels, houtsnippers, betongrasdallen. Zorgwonen: een vorm van wonen waarbij voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden:
• in een bestaande woning wordt één ondergeschikte wooneenheid gecreëerd • de ondergeschikte wooneenheid vormt één fysiek geheel met de hoofdwooneenheid
247785_DEF01_SGO Pagina 49 van 77
VERORDENEND DEEL
• de ondergeschikte wooneenheid, daaronder niet begrepen de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten, maakt ten hoogste één derde uit van het bouwvolume van de volledige woning • de creatie van de ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van: ° hetzij ten hoogste twee ouderen in de zin van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor ouderen ° hetzij ten hoogste twee hulpbehoevende personen, zijnde personen met een handicap, personen die in aanmerking komen voor een tenlasteneming door de Vlaamse zorgverzekering, alsmede personen met een nood aan ondersteuning om zich in het thuismilieu te kunnen handhaven • de eigendom, of ten minste de blote eigendom, op de hoofd- en de ondergeschikte wooneenheid berust bij dezelfde titularis of titularissen.
247785_DEF01_SGO Pagina 50 van 77
VERORDENEND DEEL
7.3
Stedenbouwkundige voorschriften: bijzondere bepalingen
Kolom 1 van onderstaande tabel geeft de verordenende stedenbouwkundige voorschriften weer. Kolom 2 geeft verdere toelichting rond een aantal elementen uit de stedenbouwkundige voorschriften. Deze toelichting wordt als richtinggevend beschouwd bij het beoordelen van stedenbouwkundige vergunningen. 7.3.1
Artikel 1: Woongebied met landelijk karakter
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I. Bestemming Hoofdfuncties: eengezinswoningen, zorgwonen en landbouwbedrijven. Nevenfuncties: handel, diensten, kleinschalige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze nevenfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. De nevenfuncties moeten verenigbaar zijn met de woonfunctie. Bijgebouwen: bergplaatsen, garages, zwembaden, tuinconstructies en hokken voor dieren.
TOELICHTING
Het gaat om diensten die ondersteunend werken voor de woonfunctie, zoals bv. vrije beroepen of kantoren.
II. Inrichting en beheer Bebouwingswijze De bebouwing is vrijstaand, gekoppeld of gegroepeerd voor zover hierdoor geen onafgewerkte situaties (bv. blijvende blinde wachtgevels) worden bestendigd of gecreëerd. De woonfunctie bevindt zich enkel in de bebouwing tot 20m achter de voorbouwlijn langsheen Tieltsteenweg of Meulebekesteenweg.
Nevenfuncties en landbouwbedrijfsgebouwen bevinden zich binnen het toegelaten gebouwenprofiel, dus zowel in het gedeelte tot 20m achter de voorbouwlijn als in de dieper gelegen delen.
Plaatsing van de hoofdgebouwen Voorbouwlijn: de diepte van de voortuinstrook wordt gekozen in functie van een harmonische inpassing in de straat: minstens gelijk aan de kleinst aanpalende voortuin en maximum gelijk aan de grootst aanpalende voortuin. Zijgevel: de zijgevel bevindt zich hetzij op de perceelsgrens, hetzij op minimum 3m van de perceelsgrens wanneer op het aanpalende perceel een kopwoning of een vrijstaande woning staat.
247785_DEF01_SGO Pagina 51 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Bouwdiepte:overeenkomstig het toegelaten gebouwenprofiel A, voor zover een bouwvrije zone van minstens 6m diepte blijft behouden ten opzichte van de achterste perceelsgrens. Plaatsing van de bijgebouwen Zij en achtergevels: op een afstand van minimum 1m van de zijdelingse en van de achterste perceelsgrenzen, of op deze perceelsgrenzen bij gekoppelde uitvoering. Afmetingen van de hoofdgebouwen Kroonlijsthoogte: overeenkomstig het toegelaten gebouwenprofiel A.
Afmetingen van de bijgebouwen Vloeroppervlakte: maximum 50m². Kroonlijsthoogte: maximum 3m. Nokhoogte: maximum 4,5m. Voorkomen van de gebouwen Dakvorm: vrij. In geval van hellende daken bedraagt de maximale dakhelling 45°
247785_DEF01_SGO Pagina 52 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND en dient bij het voorzien van dakkapellen en/of dakterrassen het dakvlak steeds te primeren. Bij gekoppelde en gegroepeerde bebouwing moet een harmonische overgang worden gecreëerd. Materialen en kleuren: vrij te kiezen, voor zover ze verenigbaar zijn met de omgeving. Het integreren van zonnepanelen en het plaatsen van dakvlakramen is toegelaten. Carports Het plaatsen van carports is mogelijk onder volgende voorwaarden: Oppervlakte: maximaal 30m². Plaatsing: langs één zijde van de woning en vanaf de 2e helft van de woning. Gabariet: Maximaal één bouwlaag. Drie zijden open constructie, hetzij in geval van gezamenlijke uitvoering of akkoord tot aanbouw, twee zijden open constructie met op de perceelsgrens een volledig gesloten, draagkrachtige afsluiting (muur in hout of steen). Materiaalgebruik: hout. De impact op het straatbeeld dient beperkt te zijn. Aanleg van de zone Verharding: voorbij de voorbouwlijn kan per perceel in totaal maximum 50m² worden verhard. Tussen de rooilijn en de voorbouwlijn kan maximum 1/3de van de niet-bebouwde ruimte worden verhard. Alle verhardingen bestaan uit waterdoorlatende materialen, tenzij de afwatering van niet-waterdoorlatende verhardingen op eigen terrein gebeurt. De niet-bebouwde en niet-verharde ruimte dient volledig te worden ingericht als groene ruimte.
TOELICHTING
Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt het materiaal en kleurgebruik geëvalueerd op basis van de integratie in de omgeving. Kleuren en materialen kunnen de continuïteit van het straatbeeld mee ondersteunen dan wel er positief mee contrasteren.
De oppervlakte van de carports maakt deel uit van de toegelaten oppervlakte voor het geheel van bijgebouwen van 50m².
De verhardingen staan in functie van de aanleg van opritten, terrassen, tuinpaden, enz.
Perceelsafsluitingen:
• langs de zijdelingse en de achterste perceelsgrenzen: streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog; de totale hoogte bedraagt maximum 2m • op de zijdelingse perceelsgrenzen aansluitend tussen aaneengeschakelde
247785_DEF01_SGO Pagina 53 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
gebouwen: bakstenen of houten muur, streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog; de totale hoogte bedraagt maximum 2m • langs voortuinen: streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1), afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog of bakstenen muren; de totale hoogte bedraagt maximum 0,75m. Overdruk karakteristiek gebouw De karakteristieke gebouwen, op het grafisch plan aangeduid met een asterisk, kan naast onderhouds- en instandhoudingswerken, verbouwd, uitgebreid en herbouwd worden met respect voor de karakteristieke waarde van het gebouw. Vormgeving en materiaalkeuze zijn esthetisch verantwoord en in harmonie met de bestaande waardevolle delen van het gebouw. Alle kenmerken waaraan het gebouw zijn karakteristieke waarde te danken heeft, moeten behouden blijven of terug te vinden zijn bij de herbouw.
247785_DEF01_SGO Pagina 54 van 77
VERORDENEND DEEL
7.3.2
Artikel 2: Overdruk zonevreemde woningen in woonkorrel Vinkhoek
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I. Bestemming • Hoofdfuncties: Binnen de hoofdgebouwen van de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte zonevreemde woningen is het voorzien van een ééngezinswoning of zorgwonen toegelaten.. Nevenfuncties: handel, diensten, kleinschalige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze nevenfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. De nevenfuncties moeten verenigbaar zijn met de woonfunctie. Deze nevenfuncties kunnen zowel in de hoofdgebouwen als in de bijgebouwen van de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte zonevreemde woningen worden toegelaten. Bijgebouwen: bergplaatsen, garages, zwembaden, tuinconstructies en hokken voor dieren Deze (hoofd- en neven-) functies kunnen enkel worden toegelaten aan bestaande, niet-verkrotte, (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte gebouwen.
TOELICHTING
Op het grafisch plan wordt een overdruk aangeduid, die de volgende bijkomende bestemmingvoorschriften voorziet, bovenop de bestemming van het gewestplan. De voorschriften gelden enkel voor de percelen waarop een bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte woongelegenheid is gevestigd.
In de motivering van de aanvraag moet aan de volgende aspecten aandacht worden geschonken: • de invloed van het nieuwe gebruik wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers van het gebouw • de invloed van het nieuwe gebruik op het mobiliteitsaspect • de relatie van het nieuwe gebruik met de in de omgeving aanwezige functies • de relatie van het nieuwe gebruik met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen • het al dan niet bouwfysisch geschikt zijn voor het nieuwe gebruik.
II. Inrichting en beheer Toegelaten werken Aan bestaande (hoofdzakelijk) vergund of vergund geachte woongelegenheden mogen volgende werken worden uitgevoerd: • onderhouds- en instandhoudingswerken • verbouwingen binnen het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume
247785_DEF01_SGO Pagina 55 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
• uitbreidingen voor zover deze uitbreidingen beantwoorden aan de inrichtingsvoorschriften qua bebouwingswijze, plaatsing, afmetingen en voorkomen van de gebouwen • herbouw voor zover deze herbouw beantwoordt aan de inrichtingsvoorschriften qua bebouwingswijze, plaatsing, afmetingen en voorkomen van de gebouwen • functiewijzigingen naar functies zoals aangegeven in de bestemmingsvoorschriften. Bebouwingswijze De bebouwing is vrijstaand of gekoppeld voor zover hierdoor geen onafgewerkte situaties (bv. blijvende blinde wachtgevels) worden bestendigd of gecreëerd. Plaatsing van de hoofdgebouwen Voorbouwlijn: de diepte van de voortuinstrook wordt gekozen in functie van een harmonische inpassing in de straat: minstens gelijk aan de kleinst aanpalende voortuin en maximum gelijk aan de grootst aanpalende voortuin. Zijgevel: de zijgevel bevindt zich op de perceelsgrens, of op minimum 3m van de perceelsgrens wanneer op het aanpalende perceel een kopwoning of een vrijstaande woning staat. Bouwdiepte: overeenkomstig het toegelaten gebouwenprofiel A, voor zover een bouwvrije zone van minstens 6m diepte behouden blijft. Plaatsing van de bijgebouwen Zij en achtergevels: op een afstand van minimum 1m van de zijdelingse en van de achterste perceelsgrenzen, of op deze perceelsgrenzen bij gekoppelde uitvoering. Afmetingen van de hoofdgebouwen Kroonlijsthoogte: overeenkomstig het toegelaten gebouwenprofiel A.
247785_DEF01_SGO Pagina 56 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Afmetingen van de bijgebouwen Vloeroppervlakte: maximum 50m². Kroonlijsthoogte: maximum 3m. Nokhoogte: maximum 4,5m. Voorkomen van de gebouwen Dakvorm: vrij. In geval van hellende daken bedraagt de maximale dakhelling 45° en dient bij het voorzien van dakkapellen en/of dakterrassen het dakvlak steeds te primeren. Bij gekoppelde bebouwing moet een harmonische overgang worden gecreëerd. Materialen en kleuren: vrij te kiezen, voor zover ze verenigbaar zijn met de omgeving. Het karakter van bestaande gebouwen die een zekere architecturale of typologische waarde hebben, moet bewaard blijven bij herbestemming en/of verbouwing. Eigentijdse architectuur kan op voorwaarde dat de identiteit van het gebouw behouden of versterkt wordt. Het integreren van zonnepanelen en het plaatsen van dakvlakramen is toegelaten.
Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt het materiaal en kleurgebruik geëvalueerd op basis van de integratie in de omgeving. Kleuren en materialen kunnen de continuïteit van het straatbeeld mee ondersteunen dan wel er positief mee contrasteren.
247785_DEF01_SGO Pagina 57 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
Carports Het plaatsen van carports is mogelijk onder volgende voorwaarden: Oppervlakte: maximaal 30m². Plaatsing: langs één zijde van de woning en dit vanaf de 2e helft van de woning. Gabariet: Maximaal één bouwlaag. Drie zijden open constructie, hetzij in geval van gezamenlijke uitvoering of akkoord tot aanbouw, twee zijden open constructie met op de perceelsgrens een volledig gesloten, draagkrachtige afsluiting (muur in hout of steen). Materiaalgebruik: hout. De impact op het straatbeeld dient beperkt te zijn. Aanleg van de zone Verharding: voorbij de voorbouwlijn kan per perceel in totaal maximum 50m² worden verhard. Tussen de rooilijn en de voorbouwlijn kan maximum 1/3de van de niet-bebouwde ruimte worden verhard. Alle verhardingen bestaan uit waterdoorlatende materialen, tenzij de afwatering van niet-waterdoorlatende verhardingen op eigen terrein gebeurt. De niet-bebouwde en niet-verharde ruimte dient volledig te worden ingericht als groene ruimte.
TOELICHTING
De oppervlakte van de carports maakt deel uit van de toegelaten oppervlakte voor het geheel van bijgebouwen van 50m².
De verhardingen staan in functie van de aanleg van opritten, terrassen, tuinpaden, enz.
Perceelsafsluitingen:
• langs de zijdelingse en de achterste perceelsgrenzen: streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog; de totale hoogte bedraagt maximum 2m • op de zijdelingse perceelsgrenzen aansluitend tussen aaneengeschakelde gebouwen: bakstenen of houten muur, streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog; de totale hoogte bedraagt maximum 2m • langs voortuinen: streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1), afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog of bakstenen muren; de totale hoogte bedraagt maximum 0,75m.
247785_DEF01_SGO Pagina 58 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Overdruk karakteristiek gebouw De karakteristieke gebouwen, op het grafisch plan aangeduid met een asterisk, kan naast onderhouds- en instandhoudingswerken, verbouwd, uitgebreid en herbouwd worden met respect voor de karakteristieke waarde van het gebouw. Vormgeving en materiaalkeuze zijn esthetisch verantwoord en in harmonie met de bestaande waardevolle delen van het gebouw. Alle kenmerken waaraan het gebouw zijn karakteristieke waarde te danken heeft, moeten behouden blijven of terug te vinden zijn bij de herbouw. Overdruk bijkomende woongelegenheden Op de percelen, op het grafisch plan aangeduid met een asterisk, zijn uitzonderlijk bijkomende woongelegenheden toegelaten in volgende gevallen: Indien op een kadastraal perceel (kadastrale toestand (1/1/2010) een vergund of vergund geacht bestaand gebouw niet zijnde een woongelegenheid aanwezig is, komt dit gebouw in aanmerking voor volgende functiewijziging: het herbouwen als woning. Bovendien zijn volgende bijkomende voorwaarden van toepassing: • per perceel komt slechts één gebouw in aanmerkingen voor herbouw als woning • gebouwen in tweede lijn zijn uitgesloten voor herbouw als woning • bestemmingswijziging van een gebouw kan niet, indien zich op hetzelfde eigendomsperceel reeds een vergunde of vergund geachte woning bevindt
247785_DEF01_SGO Pagina 59 van 77
VERORDENEND DEEL
7.3.3
Artikel 3: Overdruk zonevreemde woningen in woonkorrels
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I. Bestemming Hoofdfuncties: Binnen de hoofdgebouwen van de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte zonevreemde woningen is het voorzien van een ééngezinswoning of zorgwonen toegelaten. Bijkomende woongelegenheden zijn niet toegelaten.
TOELICHTING
Op het grafisch plan wordt een overdruk aangeduid, die de volgende bijkomende bestemmingvoorschriften voorziet, bovenop de bestemming van het gewestplan. De voorschriften gelden enkel voor de percelen waarop een bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte woongelegenheid is gevestigd.
Bijgebouwen: bergplaatsen, garages, zwembaden, tuinconstructies en hokken voor dieren. In de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte bijgebouwen kunnen eveneens de nevenfuncties worden ondergebracht. Nevenfuncties: • kantoorfunctie, vrij beroep of dienstverlening voor zover de ruimte voorzien voor deze nevenfunctie maximaal 100m² bedraagt • maximaal acht tijdelijke verblijfsgelegenheden, met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café • opslag van allerhande materialen of materieel • paardenhouderij, manege, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, jeugdlogies, tuinaanlegbedrijf, kinderboerderij, centrum voor dierentherapy of instelling waar hulpbehoevenden al dan niet tijdelijk verblijven en landbouwactiviteiten of aan de landbouw verwante activiteiten uitoefenen. Deze nevenfuncties kunnen enkel worden toegelaten voor zover deze nevenfunctie ondergeschikts is aan de hoofdfunctie. De nevenfunctie moet verenigbaar zijn met de woonfunctie. Deze (hoofd- en neven-) functies kunnen enkel worden toegelaten aan bestaande, niet-verkrotte, hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen.
In de motivering van de aanvraag moet aan de volgende aspecten aandacht worden geschonken: • de invloed van het nieuwe gebruik wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers van het gebouw • de invloed van het nieuwe gebruik op het mobiliteitsaspect • de relatie van het nieuwe gebruik met de in de omgeving aanwezige functies • de relatie van het nieuwe gebruik met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen • het al dan niet bouwfysisch geschikt zijn voor het nieuwe gebruik.
247785_DEF01_SGO Pagina 60 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
II. Inrichting en beheer Toegelaten werken Aan bestaande (hoofdzakelijk) vergund of vergund geachte woongelegenheden mogen volgende werken worden uitgevoerd: • onderhouds- en instandhoudingswerken • verbouwingen binnen het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume • uitbreidingen tot 1250m³ met een maximale volumevermeerdering van 100% voor zover deze uitbreidingen beantwoorden aan de inrichtingsvoorschriften qua bebouwingswijze, plaatsing, afmetingen en voorkomen van de gebouwen • herbouw tot 1250m³ voor zover deze herbouw beantwoordt aan de inrichtingsvoorschriften qua bebouwingswijze, plaatsing, afmetingen en voorkomen van de gebouwen • functiewijzigingen naar functies zoals aangegeven in de bestemmingsvoorschriften. Het bouwen van een bijgebouw van maximum 30m² is toegelaten. Aan bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte bijgebouwen mogen onderhouds- en instandhoudingswerken, verbouwingen binnen het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume, herbouw niet groter dan het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume worden uitgevoerd en mogen nevenfuncties worden ondergebracht. Bebouwingswijze De bebouwing is vrijstaand of gekoppeld voor zover hierdoor geen onafgewerkte situaties (bv. blijvende blinde wachtgevels) worden bestendigd of gecreëerd. Plaatsing van de hoofdgebouwen Voorbouwlijn: de diepte van de voortuinstrook wordt gekozen in functie van een harmonische inpassing in de straat: minstens gelijk aan de kleinst aanpalende voortuin en maximum gelijk aan de grootst aanpalende voortuin. Zijgevel: de zijgevel bevindt zich op de perceelsgrens, of op minimum 3m van de
247785_DEF01_SGO Pagina 61 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
perceelsgrens wanneer op het aanpalende perceel een kopwoning of een vrijstaande woning staat. Bouwdiepte: gelijkvloers: maximum 20m; (dak-)verdieping: maximum 12m (cfr. gebouwenprofiel B en C). Plaatsing van de bijgebouwen Zij en achtergevels: op een afstand van minimum 1m van de zijdelingse en van de achterste perceelsgrenzen, of op deze perceelsgrenzen bij gekoppelde uitvoering. Afmetingen van de hoofdgebouwen Kroonlijsthoogte: maximum 4,5m (cfr. gebouwenprofiel B) Aantal bouwlagen: maximum 1 waarbij tevens maximum één supplementaire bouwlaag kan worden voorzien boven de maximale kroonlijsthoogte, gerealiseerd onder een hellend dak of binnen een terugspringend volume begrepen onder een hoek van 45° te rekenen vanaf de voor- en achtergevel (cfr. gebouwenprofiel B). Uitzonderingsbepaling: Een uitzondering op de toegelaten kroonlijsthoogte en het aantal bouwlagen kan worden gemaakt om een harmonische aansluiting te voorzien voor bestaande gekoppelde bebouwing of indien in het straatsegment een overheersend hoger profiel aanwezig is. In dit geval moet gebouwenprofiel C worden aangehouden.
247785_DEF01_SGO Pagina 62 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
Afmetingen van de bijgebouwen Vloeroppervlakte: maximum 30m². Kroonlijsthoogte: maximum 3m. Nokhoogte: maximum 4,5m. Voorkomen van de gebouwen Dakvorm: vrij. In geval van hellende daken bedraagt de maximale dakhelling 45° en dient bij het voorzien van dakkapellen en/of dakterrassen het dakvlak steeds te primeren. Bij gekoppelde en gegroepeerde bebouwing moet een harmonische overgang worden gecreëerd. Materialen en kleuren: vrij te kiezen, voor zover ze verenigbaar zijn met de omgeving. Het karakter van bestaande gebouwen die een zekere architecturale of typologische waarde hebben, moet bewaard blijven bij herbestemming en/of verbouwing. Eigentijdse architectuur kan op voorwaarde dat de identiteit van het gebouw behouden of versterkt wordt. Het integreren van zonnepanelen en het plaatsen van dakvlakramen is toegelaten.
Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt het materiaal en kleurgebruik geëvalueerd op basis van de integratie in de omgeving. Kleuren en materialen kunnen de continuïteit van het straatbeeld mee ondersteunen dan wel er positief mee contrasteren.
247785_DEF01_SGO Pagina 63 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND Carports Het plaatsen van carports is mogelijk onder volgende voorwaarden: Oppervlakte: maximaal 30m². Plaatsing: langs één zijde van de woning en dit vanaf de 2e helft van de woning. Gabariet: Maximaal één bouwlaag. Drie zijden open constructie, hetzij in geval van gezamenlijke uitvoering of akkoord tot aanbouw, twee zijden open constructie met op de perceelsgrens een volledig gesloten, draagkrachtige afsluiting (muur in hout of steen). Materiaalgebruik: hout. De impact op het straatbeeld dient beperkt te zijn. Aanleg van de zone Verharding: voorbij de voorbouwlijn kan per perceel in totaal maximum 50m² worden verhard. Tussen de rooilijn en de voorbouwlijn kan maximum 1/3de van de niet-bebouwde ruimte worden verhard. Alle verhardingen bestaan uit waterdoorlatende materialen, tenzij de afwatering van niet-waterdoorlatende verhardingen op eigen terrein gebeurt. De niet-bebouwde en niet-verharde ruimte dient volledig te worden ingericht als groene ruimte.
TOELICHTING
De oppervlakte van de carports maakt deel uit van de toegelaten oppervlakte voor het geheel van bijgebouwen van 30m².
De verhardingen staan in functie van de aanleg van opritten, terrassen, tuinpaden, enz.
Perceelsafsluitingen:
• langs de zijdelingse en de achterste perceelsgrenzen: streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog; de totale hoogte bedraagt maximum 2m • op de zijdelingse perceelsgrenzen aansluitend tussen aaneengeschakelde gebouwen: bakstenen of houten muur, streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog; de totale hoogte bedraagt maximum 2m • langs voortuinen: streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1), afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog of bakstenen muren; de totale hoogte bedraagt maximum 0,75m.
247785_DEF01_SGO Pagina 64 van 77
VERORDENEND DEEL
7.3.4
Artikel 4: Overdruk geïsoleerde zonevreemde woningen buiten valleigebied
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I. Bestemming Hoofdfuncties: Binnen de hoofdgebouwen van de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte zonevreemde woningen is het voorzien van een ééngezinswoning of zorgwonen toegelaten. Bijkomende woongelegenheden zijn niet toegelaten.
TOELICHTING
Op het grafisch plan wordt een overdruk aangeduid, die de volgende bijkomende bestemmingvoorschriften voorziet, bovenop de bestemming van het gewestplan. De voorschriften gelden enkel voor de percelen waarop een bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte woongelegenheid is gevestigd.
Bijgebouwen: bergplaatsen, garages, zwembaden, tuinconstructies en hokken voor dieren. In de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte bijgebouwen kunnen eveneens de nevenfuncties worden ondergebracht. Nevenfuncties: • kantoorfunctie, vrij beroep of dienstverlening voor zover de ruimte voorzien voor deze nevenfunctie maximaal 100m² bedraagt • maximaal acht tijdelijke verblijfsgelegenheden, met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café • opslag van allerhande materialen of materieel • paardenhouderij, manege, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, jeugdlogies, tuinaanlegbedrijf, kinderboerderij, centrum voor dierentherapy of instelling waar hulpbehoevenden al dan niet tijdelijk verblijven en landbouwactiviteiten of aan de landbouw verwante activiteiten uitoefenen. Deze nevenfuncties kunnen enkel worden toegelaten voor zover deze nevenfunctie ondergeschikts is aan de hoofdfunctie. De nevenfunctie moet verenigbaar zijn met de woonfunctie. Deze (hoofd- en neven-) functies kunnen enkel worden toegelaten aan bestaande, niet-verkrotte, hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen.
In de motivering van de aanvraag moet aan de volgende aspecten aandacht worden geschonken: • de invloed van het nieuwe gebruik wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers van het gebouw • de invloed van het nieuwe gebruik op het mobiliteitsaspect • de relatie van het nieuwe gebruik met de in de omgeving aanwezige functies • de relatie van het nieuwe gebruik met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen • het al dan niet bouwfysisch geschikt zijn voor het nieuwe gebruik.
247785_DEF01_SGO Pagina 65 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
TOELICHTING
II. Inrichting en beheer Toegelaten werken Aan bestaande (hoofdzakelijk) vergund of vergund geachte woongelegenheden mogen volgende werken worden uitgevoerd: • onderhouds- en instandhoudingswerken • verbouwingen binnen het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume • uitbreidingen tot 1000m³ met een maximale volumevermeerdering van 100% voor zover deze uitbreidingen beantwoorden aan de inrichtingsvoorschriften qua bebouwingswijze, plaatsing, afmetingen en voorkomen van de gebouwen • herbouw tot 1000m³ voor zover deze herbouw beantwoordt aan de inrichtingsvoorschriften qua bebouwingswijze, plaatsing, afmetingen en voorkomen van de gebouwen • functiewijzigingen naar functies zoals aangegeven in de bestemmingsvoorschriften. Aan bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte bijgebouwen mogen onderhouds- en instandhoudingswerken, verbouwingen binnen het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume en herbouw niet groter dan het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume worden uitgevoerd. Bebouwingswijze De bebouwing is vrijstaand voor zover hierdoor geen onafgewerkte situaties (bv. blijvende blinde wachtgevels) worden bestendigd of gecreëerd. Plaatsing van de hoofdgebouwen Bij herbouw worden de hoofdgebouwen geplaatst op minstens 3/4 van de huidige inplanting van de gebouwen met bijgebouwen die er fysisch één geheel mee vormen. Van deze bepaling kan worden afgeweken indien dit resulteert in een betere ruimtelijke ordening. Zijgevel: zijgevels bevinden zich op minimum 3m van de perceelsgrens. Bouwdiepte: gelijkvloers: maximum 20m; dakverdieping: maximum 15m.
247785_DEF01_SGO Pagina 66 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND Afmetingen van de hoofdgebouwen Kroonlijsthoogte en aantal bouwlagen: de bestaande verschijningsvorm moet worden gerespecteerd.
Voorkomen van de gebouwen Dakvorm: vrij. In geval van hellende daken bedraagt de maximale dakhelling 45° en dient bij het voorzien van dakkapellen en/of dakterrassen het dakvlak steeds te primeren. Materialen en kleuren: vrij te kiezen, voor zover ze verenigbaar zijn met de omgeving. Het karakter van bestaande gebouwen die een zekere architecturale of typologische waarde hebben, moet bewaard blijven bij herbestemming en/of verbouwing. Eigentijdse architectuur kan op voorwaarde dat de identiteit van het gebouw behouden of versterkt wordt. Het integreren van zonnepanelen en het plaatsen van dakvlakramen is toegelaten. Morfologie De morfologie van het gebouw moet passen binnen de omgeving.
Aanleg van de zone Verharding: voorbij de voorbouwlijn kan per perceel in totaal maximum 50m² worden verhard. Tussen de rooilijn en de voorbouwlijn kan maximum 1/3de van de niet-bebouwde ruimte worden verhard. Alle verhardingen bestaan uit waterdoorlatende materialen, tenzij de afwatering van niet-waterdoorlatende verhardingen op eigen terrein gebeurt. De niet-bebouwde en niet-verharde ruimte dient volledig te worden ingericht als groene ruimte.
TOELICHTING
Dit betekent dat een lagere bebouwing kan worden toegelaten. Hoger bouwen dan de bestaande bebouwing is niet toegelaten.
Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt het materiaal en kleurgebruik geëvalueerd op basis van de integratie in de omgeving. Kleuren en materialen kunnen de continuïteit van het straatbeeld mee ondersteunen dan wel er positief mee contrasteren.
De verhardingen staan in functie van de aanleg van opritten, terrassen, tuinpaden, enz.
Perceelsafsluitingen: streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1), afsluitingen die bestaan uit palen en draad in combinatie met een betonplaat van maximum 40cm hoog of bakstenen muren indien deze zich bevinden tussen 2 gebouwen; de totale hoogte bedraagt maximum 2m.
247785_DEF01_SGO Pagina 67 van 77
VERORDENEND DEEL
247785_DEF01_SGO Pagina 68 van 77
VERORDENEND DEEL
7.3.5
Artikel 5: Overdruk valleigebied
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I. Bestemming Hoofdfuncties: Grondgebonden agrarische activiteiten en de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden. Binnen de hoofdgebouwen van de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte zonevreemde woning is het voorzien van een ééngezinswoning of zorgwonen toegelaten. Bijkomende woongelegenheden zijn niet toegelaten.
TOELICHTING
Op het grafisch plan wordt een overdruk aangeduid, die de volgende bijkomende bestemmingvoorschriften voorziet, bovenop de bestemming van het gewestplan.
Bijgebouwen van de bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte zonevreemde woning: bergplaatsen, garages, zwembaden, tuinconstructies en hokken voor dieren. Deze (hoofd- en neven-) functies kunnen enkel worden toegelaten aan bestaande, niet-verkrotte, hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen. II. Inrichting en beheer Toegelaten werken Alle handelingen en werken die vereist zijn voor de exploitatie van de grondgebonden agrarische activiteiten en de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen of constructies, voor zover deze handelingen en werken de identiteits- en belevingswaarde van het landschap niet aantasten. De ecologisch, landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen moeten worden behouden of versterkt. Ophogingen kunnen niet toegelaten worden binnen de zone. Het oprichten van kleinschalige infrastructuur gericht op het verbeteren van de toegankelijkheid van het gebied en natuureducatie zijn toegelaten voor zover het landschappelijk karakter van het gebied niet in het gedrang wordt gebracht. Perceelsafsluitingen bestaan uit streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit weidepalen en draad.
Kleinschalige infrastructuur gericht op het verbeteren van de toegankelijkheid van het gebied bestaat ondermeer uit toegangspoortjes, wegwijzers, verkeersborden, wegafsluitingen.
247785_DEF01_SGO Pagina 69 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND Verhardingen in functie van de agrarische activiteiten zijn toelaatbaar voor zover deze bestaan uit waterdoorlatende materialen.
TOELICHTING Kleinschalige infrastructuur gericht op natuureducatie bestaat onder meer uit informatieborden.
Aan bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte woongelegenheid mogen volgende werken worden uitgevoerd: • onderhouds- en instandhoudingswerken • verbouwingen binnen het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume • herbouw voor zover deze herbouw beperkt wordt tot het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume en met een maximum van 800m³ en voor zover deze herbouw beantwoordt aan de inrichtingsvoorschriften qua plaatsing, afmetingen en voorkomen van de gebouwen. Aan bestaande (hoofdzakelijk) vergunde of vergund geachte bijgebouwen mogen onderhouds- en instandhoudingswerken, verbouwingen binnen het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume en herbouw niet groter dan het bestaand (hoofdzakelijk) vergund of vergund geacht volume worden uitgevoerd. Plaatsing van het zonevreemd hoofdgebouw Bij herbouw wordt het hoofdgebouw geplaatst op minstens 3/4 van de huidige inplanting van het gebouw. Van deze bepaling kan worden afgeweken indien dit resulteert in een betere ruimtelijke ordening. Zijgevel: zijgevels bevinden zich op minimum 3m van de perceelsgrens. Bouwdiepte: gelijkvloers: maximum 20m; dakverdieping: maximum 15m. Afmetingen van het zonevreemd hoofdgebouw Kroonlijsthoogte en aantal bouwlagen: de bestaande verschijningsvorm moet worden gerespecteerd.
Dit betekent dat een lagere bebouwing kan worden toegelaten. Hoger bouwen dan de bestaande bebouwing is niet toegelaten.
Voorkomen van de zonevreemde gebouwen Dakvorm: vrij. In geval van hellende daken bedraagt de maximale dakhelling 45° en dient bij het voorzien van dakkapellen en/of dakterrassen het dakvlak steeds te primeren.
247785_DEF01_SGO Pagina 70 van 77
VERORDENEND DEEL
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND Materialen en kleuren: vrij te kiezen, voor zover ze verenigbaar zijn met de omgeving. Het karakter van bestaande gebouwen die een zekere architecturale of typologische waarde hebben, moet bewaard blijven bij herbestemming en/of verbouwing. Eigentijdse architectuur kan op voorwaarde dat de identiteit van het gebouw behouden of versterkt wordt. Het integreren van zonnepanelen en het plaatsen van dakvlakramen is toegelaten. Aanleg van het perceel van de zonevreemde woning Verharding: voorbij de voorbouwlijn kan per perceel in totaal maximum 30m² worden verhard. Tussen de rooilijn en de voorbouwlijn kunnen enkel de strikt noodzakelijke toegangen en opritten naar de gebouwen worden toegelaten. Alle verhardingen bestaan uit waterdoorlatende materialen, tenzij de afwatering van niet-waterdoorlatende verhardingen op eigen terrein gebeurt. De niet-bebouwde en niet-verharde ruimte dient volledig te worden ingericht als groene ruimte.
TOELICHTING Bij de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt het materiaal en kleurgebruik geëvalueerd op basis van de integratie in de omgeving. Kleuren en materialen kunnen de continuïteit van het straatbeeld mee ondersteunen dan wel er positief mee contrasteren.
De verhardingen staan in functie van de aanleg van opritten, terrassen, tuinpaden, enz.
247785_DEF01_SGO Pagina 71 van 77
VERORDENEND DEEL
7.3.6
Artikel 6: Overdruk bouwvrij agrarisch gebied
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND
I. Bestemming Hoofdfuncties: grondgebonden agrarische activiteiten.
TOELICHTING
Op het grafisch plan wordt een overdruk aangeduid, die de volgende bijkomende bestemmingvoorschriften voorziet, bovenop de bestemming van het gewestplan. Met grondgebonden agrarische activiteiten wordt bedoeld akkerland of weiland.
II. Inrichting en beheer Toegelaten werken Alle handelingen en werken die vereist zijn voor de exploitatie van de grondgebonden agrarische activiteiten zijn toegelaten, met uitzondering van het oprichten van gebouwen of constructies, voor zover deze handelingen en werken de identiteits- en belevingswaarde van het landschap niet aantasten. De landschappelijk waardevolle elementen moeten worden behouden of versterkt. Perceelsafsluitingen bestaan uit streekeigen hagen (cfr. lijst in bijlage 1) of afsluitingen die bestaan uit weidepalen en draad. Verhardingen in functie van de agrarische activiteiten zijn toelaatbaar voor zover deze bestaan uit waterdoorlatende materialen.
247785_DEF01_SGO Pagina 72 van 77
BIJLAGEN
8
BIJLAGEN
247785_DEF01_SGO Pagina 73 van 77
BIJLAGEN
247785_DEF01_SGO Pagina 74 van 77
BIJLAGEN
8.1
Bijlage 1: Streekeigen plantensoorten
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Acer campestre Acer pseudoplatanus Aesculus hipposcastanum Alnus glutinosa Alnus incana Amelanchier canadensis Berberis vulgaris Betula pendula Betula pubescens Betula x rhombifolia Calluna vulgaris Carpinus betulus Castanea sativa Clematis vitalba Cornus mas Cornus sanguinea Corylus avellana Crataegus laevigata Crataegus monogyna Crataegus x macrocarpa s.l. Crataegus x media Crataegus x subsphaericea Cytisus scoparius Erica tetralix Euonymus europaeus Fagus sylvatica Franggula alnus Fraxinus excelsior Genista anglica Genista pilosa
NEDERLANDSE NAAM
Spaanse aak of Veldesdoorn gewone esdoorn witte paardekastanje zwarte els witte els of grauwe els krenteboompje zuurbes ruwe berk zachte berk ruwe berk x zachte berk struikhei haagbeuk tamme kastanje bosrank gele kornoelje rode kornoelje hazelaar tweestijlige meidoorn eenstijlige meidoorn tweestijlige x koraalmeidoorn eenstijlige x tweestijlige meidoorn eenstijlige x koraalmeidoorn brem gewone dophei wilde kardinaalsmuts beuk sporkehout of vuilboom gewone es stekelbrem kruimbrem
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Hedera helix Ilex aquifolium Juglans regia Juniperus cimmunis Ligustrum vulgare Lonicera periclymenum Lonicera xylosteum Malus sylvestris Mespilus germanica Myrica gale Oxycoccus palustris Pinus sylvestris Platanus acerifolia Populus alba Populus canescens Populus nigra Populus tremula Prunus avium s.l. Prunus cerasifera Prunus insititia Prunus padus Prunus spinosa Prunus x fruticans Pyrus communis Quercus petraea Quercus robur Quercus x rosacea Rhamnus cathartica Rhamnus frangula Ribes alpinum Ribus nigrum Ribes rubrum
NEDERLANDSE NAAM
klimop hulst okkernoot gewone jeneverbes wilde liguster wilde kamperfoelie rode kamperfoelie (wilde) appel mispel gewone gagel kleine veenbes grove den westerse plataan witte abeel (witte abeel x ratelpopulier) grauwe abeel zwarte populier ratelpopulier of esp zoete kers kerspruim kroos vogelkers sleedoorn heesterpruim wilde peer wintereik zomereik wintereik x zomereik wegedoorn sporkehout of vuilboom alpenbes zwarte bes aalbes
247785_DEF01_SGO Pagina 75 van 77
BIJLAGEN
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Ribes uva-crispa Robina pseudoacacia Rosa agrestis Rosa arvensis Rosa canina Rosa canina var. andegavensis Rosa canina var. scabrata Rosa corymbifera Rosa corymbifera var. deseglisei Rosa micrantha Rosa pseudoscabriuscula Rosa rubiginosa s.l. Rosa subcanina Rosa tomentella Rosa tomentosa Rosa x irregularis Rubus caesius Rubus frucicosus Rubus idaeus Rubus ulmifolius Salix alba Salix atrocinerea Salix aurita Salix caprea Salix cinerea s.l. Salix cinerea ssp. oleifolia Salix fragilis Salix purpurea Salix repens s.l. Salix x multinervis Salix x reichardtii Salix x rubens Salix x smithiana Salix triandra
NEDERLANDSE NAAM
kruisbes acacia of gewone robinia kraagroos bosroos of akkerroos hondsroos
heggeroos kleinbloemige roos viltroos egelantier
viltroos Rosa arvensis x Rosa canina dauwbraam braam framboos koebraam schietwilg rosse wilg geoorde wilg boswilg grauwe wilg rossige wilg kraakwilg bittere wilg kruipwilg geoorde wilg x grauwe wilg boswilg x grauwe wilg schietwilg x kraakwilg katwilg x grauwe wilg amandelwilg
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Salix viminalis Sambucus nigra Sarothamnus Solanum dulcamara Sorbus aucuparia Taxus baccata Tilia cordata Tilia platyphyllos Tilia vulgaris Ulex europaeus Ulmus glabra Ulmus laevis Ulmus minor Vaccinium myrtillus Viburnum opulus Viscum album
NEDERLANDSE NAAM
katwilg gewone vlier brem bitterzoet wilde lijsterbes gewone taxus winterlinde zomerlinde Hollandse linde gaspeldoorn ruwe iep (of bergiep) steeliep (of fladderiep) gladde iep (of veldiep) blauwe bosbes Gelderse roos maretak
247785_DEF01_SGO Pagina 76 van 77
BIJLAGEN
8.2
Bijlage 2: Beslissing dat het plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is
247785_DEF01_SGO Pagina 77 van 77