RUP ‘Labaerdijk’ ontwerp stad Maaseik | juni 2012 | STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
colofon project: ‘Labaerdijk’ opdrachtgever: stad Maaseik opdrachtnemer: OMGEVING cvba | uitbreidingstraat 390 | 2600 berchem-antwerpen | t 03 448 22 72 | f 03 440 13 93
2
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Inhoud Algemene bepalingen .............................................................................................................. - 5 Artikel 1.
Terminologie ........................................................................ - 7 -
Artikel 2.
Toegankelijkheid.................................................................. - 7 -
Artikel 3.
Vellen van bomen ................................................................ - 8 -
Artikel 4.
Afvoer van hemelwater ........................................................ - 8 -
Bijzondere bepalingen ........................................................................................................... - 11 Artikel 1.
woonprojectzone ............................................................... - 13 -
Artikel 2.
parkgebied ......................................................................... - 21 -
Artikel 3.
openbaar domein............................................................... - 24 -
Bijlage: streekeigen heester- en boomsoorten....................................................................... - 26 -
3
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
4
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Algemene bepalingen Deze algemene bepalingen zijn van toepassing voor zover er geen andersluidende bepalingen zijn opgenomen in de artikels ressorterend onder de bijzondere bepalingen.
5
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
6
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Artikel 1.
Terminologie
Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. bebouwingscoëfficiënt: verhouding tussen de door gebouwen bebouwde of overbouwde oppervlakte ten opzichte van de totale oppervlakte van de zone (verharde ruimten niet meegerekend) 2. bouwhoogte: hoogte van een bouwwerk bepaald door de kroonlijsthoogte en/of de nokhoogte 3. bouwlaag: een laag van een gebouw waarbij de minimale vrije hoogte 2m bedraagt 4. bouwvolume: dit is het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld. 5. constructie: elk bouwwerk van hout, steen, metaal of een ander materiaal dat, hetzij met de grond verbonden is, hetzij op de grond geplaatst is, en zodanige afmetingen heeft dat het niet zonder voorbereidende werkzaamheden kan worden verplaatst 6. gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met doorgaande muren omsloten ruimte vormt 7. hoogstam: een boom die op 1,5 meter hoogte een stamomtrek heeft van minstens 0,5 meter of waarvan de stamhoogte minstens 3,5 meter is 8. kroonlijsthoogte: hoogte van een bouwwerk die moet worden gemeten van het grondpeil tot de bovenkant van de deksteen of het dakrandprofiel in geval het bouwwerk een plat dak heeft of tot de bovenkant van de kroonlijst of dakgoot in geval het bouwwerk een hellend of gebogen dak heeft
9.
10.
11.
12.
nokhoogte: hoogte van een bouwwerk met een hellend of gebogen dak die moet worden gemeten van het grondpeil tot de bovenkant van de nok van het hellend of gebogen dak verhardingen: alle bodembedekkingsmaterialen en behandelingswijzen die het grondoppervlak hard en minder waterdoorlatend maken, zoals bijv. betonvloeren, asfalt, klinkers, grasdals, tegels, grindafwerking, dolomiet enz. verhardingscoëfficiënt: de verhouding van de verharde oppervlakte van de het gebied ten opzichte van de totale oppervlakte van het gebied; alle verhardingen gericht op ontsluiting worden meegerekend, uitgezonderd paden in losse verharding zoals grind, dolomiet en ternair zand vloeroppervlakte van een gebouw: als vloeroppervlakte worden alle vloeren van binnenruimten meegerekend, buitenkant muur; kelders worden meegerekend voor zover het ruimtes betreffen in functie van wonen, met uitzondering van ondergrondse parkeergarages en overdekte buitenruimten; vloeren onder het dak worden enkel meegerekend vanaf 2m vrije hoogte; bijgebouwen worden eveneens meegerekend
Artikel 2.
Toegankelijkheid
Alle gebouwen of delen van gebouwen, domeinen en infrastructuren die toegankelijk zijn voor het publiek, of waar personeel tewerk gesteld wordt, moeten toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit. Indien de gebouwen of delen van gebouwen waar personeel tewerk gesteld wordt niet in aanmerking komen om personeel met een beperking te activeren, kunnen zij voor die gedeelten een afwijking van deze verplichting vragen, zo deze verplichting niet tevens bij wet of besluit verplicht zijn.
7
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Artikel 3.
Vellen van bomen
Het vernietigen van een hoogstamboom op een andere wijze dan vellen zoals bijvoorbeeld onzorgvuldig snoeien, plaatsen van bronbemaling zonder bijkomende beschermingsmaatregelen e.a wordt gelijkgesteld met vellen van een boom. De bepalingen voor het vellen van bomen gelden voor elke boom die op 1,50 meter hoogte een stamomtrek heeft van minstens 0,50 meter of waarvan de stam minstens 3,50 meter hoog is. Bij het vellen van hoogstammige bomen is heraanplanten binnen de betreffende zone verplicht. Bij heraanplantingen dient gebruik gemaakt te worden van streekeigen soorten zoals wordt aangegeven in de lijst in bijlage. De uitgevoerde heraanplantingen mogen evenmin zonder vergunning verwijderd worden, zelfs indien deze heraanplantingen (nog) niet als hoogstammige bomen kunnen aanzien worden.
Als vloeroppervlakte wordt de bruto-vloeroppervlakte van die bestemming in rekening genomen. De getallen die bekomen worden door toepassing van de normen uit deze tabel worden afgerond tot op de lagere eenheid. Tabel 1 nastrevenswaardige gebouwgebonden parkeerplaatsen
en
maximumcapaciteit
stallingscapaciteit voor auto's
verplichte
bestemming
maximum
nastrevenswaardige
fietsstandplaatsen
woningen
2 per
1 per zelfstandige
2 per woning
zelfstandige
woning
woning kantoren, diensten, winkels,
1 per 25 m²
1 per 50 m²
restaurants, cafés,
Afvoer van hemelwater
Voor de afvoer van hemelwater moet de voorkeur gegeven worden aan de volgende afvoerwijzen in afnemende graad van prioriteit: opvang voor hergebruik, infiltratie op eigen terrein, buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater en tot slot lozing in de regenwaterafvoerleiding in de straat.
Artikel 5.
Parkeernorm
Tabel 1 geeft per bestemming de nastrevenswaardige en de maximale capaciteit aan gebouwgebonden parkeerplaatsen voor auto's weer, alsook het verplichte aantal te voorziene fietsenstallingen. 8
1 per 50 m² vloeroppervlakte
vergaderzalen en andere
1 per 2
educatieve ruimten
zitplaatsen
1 per 5 zitplaatsen
1 per 10 zitplaatsen
hotels en verblijfsrecreatie
1 per kamer
1 per 2 kamers
1 per 3 kamers
andere recreatieve/sociale
1 per 5 m²
1 per 10 m²
1 per 50 m²
recreatieve buitenruimten
1 per 25 m²
1 per 500 m²
scholen
1 per klaslokaal
1 per 5 klaslokalen
binnenruimten
Artikel 4.
aan
vloeroppervlakte 1 per 500 m² vloeroppervlakte 5 per klaslokaal
Het kan voor alle andere functies dan woningen worden toegelaten, wanneer meerdere functies in eenzelfde gebouwen, complex of project voorkomen die op verschillende tijdstippen functioneren (en fietsbezoekers kennen), of wanneer het functies betreft waar fietsgebruik minder voor de hand ligt, minder fietsstandplaatsen te voorzien dan de in voorgaande tabel aangegeven aantallen, zonder evenwel lager te gaan dan de helft van de aangegeven aantallen. Dit wordt in een omgevingsrapport gemotiveerd.
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Gegevens te verstrekken door de aanvrager: Elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning en elk omgevingsrapport moeten worden aangevuld met een berekeningsnota waaruit de nastrevenswaardige en de maximumstallingscapaciteit met betrekking tot het bouwinitiatief blijkt, alsook het aantal plaatsen dat de bouwheer effectief wil voorzien. Op het grondplan dat bij een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning is gevoegd moeten de vereiste parkeervakken met hun afmetingen aangeven worden. Op dat grondplan zijn ook de toegangen met hun afmetingen duidelijk opgetekend.
Artikel 6. Remediërende maatregelen m.b.t. het watersysteem Bij de realisatie van het project moet voldaan worden aan volgende constructievoorwaarden: Geen openingen in de constructie (in buitenmuren en bodem) mogen voorzien worden onder het kritisch bouwpeil plus 10cm. Het kritisch bouwpeil is ca 32.00 m TAW Niet-waterdichte doorvoer van nutsleidingen en andere leidingen onder het kritisch bouwpeil is verboden Inspectieputten op rioleringen, ontluchtingssystemen moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld boven het kritisch bouwpeil Stookolietanks moeten boven het overstromingspeil gelegd worden. Indien mogelijk moet verwarmd worden met gas Elektrische installaties moeten waterdicht afgeschermd worden of opgesteld op minimaal 10 cm boven het kritisch bouwpeil Aansluitingen op de riolering moeten afgeschermd worden met een terugslagklep en eventueel met een eigen pompinstallatie Alleen waterdoorlatende verhardingen zijn toegelaten tenzij ze om technische redenen niet anders uitgevoerd kunnen worden. 9
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
10
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Bijzondere bepalingen
11
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
12
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Artikel 1.
woonprojectzone
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
toelichting
1.1. Categorie van gebiedsaanduiding wonen
1.2. Bestemming 1.2.1. Hoofdfunctie Het gebied is in hoofdzaak bestemd voor het wonen in één- of meergezinsgebouwen.
wonen: woningen en de bijbehorende uitrusting zoals tuinen, garages, enz.
1.2.2. Nevenfuncties In een woonprojectzone kunnen aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden ingericht. Onder aan het wonen verwante activiteiten worden verstaan: kleinwinkelbedrijven, horeca-zaken, kantoren, gemeenschapsvoorzieningen, openbare en private nutsvoorzieningen, socioculturele inrichtingen, kleinschalige recreatieve voorzieningen en collectieve autostandplaatsen. Deze bestemmingen mogen in geen geval de draagkracht van de omgeving overschrijden en hebben een totale maximale vloeroppervlakte van 20% van het geheel, met uitzondering van de ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen.
horeca: hotel, restaurant, café
minimaal
80%
woonfunctie
van of
de kan
vloeroppervlakte worden
heeft
ingericht
een als
gemeenschapsvoorziening
Het aanleggen van een (half)ondergrondse parkeergarage is toegelaten mits de uiteindelijke constructie niet dieper dan de bestaande ondergrondse grindlagen is gelegen. Bij de vergunningsaanvraag voor dergelijke parkeergarage moet de exacte diepte van de grindlagen worden bepaald. De dijkweg en het landhoofd van de brug moeten doorheen of ten noorden van het plangebied bereikbaar zijn voor dienstvoertuigen en zwaar verkeer van nv De Scheepvaart. Deze dienstweg mag enkel gebruikt worden door dienstvoertuigen, wandelaars en fietsers. Dringende maatregelen voor de waterbeveiliging en 13
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
tijdelijke ingrepen in geval van nood zijn steeds toegelaten.
1.3. Plaatsing en welstand van de gebouwen 1.3.1. Bebouwingswijze Naast een toetsing aan de bijzondere bepalingen in navolgende voorschriften zal elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning ook worden beoordeeld rekening houdend met de doelstellingen van het plan, de goede plaatselijke ruimtelijk ordening en de beoogde omgevingskwaliteit, rekening houdend met: de harmonische inpassing t.o.v. de aanpalende bebouwing en niet-bebouwde ruimtes de architecturale kwaliteit en esthetiek de hinderaspecten, de privacy van bewoners in en om het plangebied en de gebruikelijke comforteisen. De woonprojectzone, inclusief publiek domein en het parkgebied worden samen als één geheel ontworpen. De gebouwen worden als één gezamenlijk bouwproject ontworpen. De gevelopbouw en het voorkomen van de verschillende gebouwen in de bouwprojectzone getuigen van harmonie en samenhang binnen de bouwprojectzone. Dit houdt in dat zij voor het merendeel van de elementen die het voorkomen van een gebouw bepalen (inplanting, kroonlijsthoogte, voorgevelbreedte, dakvorm en –hoogte, in- en uitsprongen, gevelgeleding, detaillering, materialen en kleuren) afgestemd zijn op elkaar. De bebouwing dient te voldoen aan volgende coëfficiënten:
3933 37-50
4
50,9 %
1,6
De bebouwing dient daarenboven te voldoen aan al de volgende voorwaarden: bebouwing vormt een eenheid totale bovengrondse vloeroppervlakte bedraagt maximum 6500 m² , de totale bebouwde oppervlakte bedraagt maximum 2000 m² de dakvorm is vrij te kiezen, waarbij minimaal 40% van alle dakvlakken bestaan uit platte daken 14
oppervlakte van het gebied in m² (x)
minimaal-maximaal aantal woonentiteiten (a-a’)
maximaal aantal bouwlagen (b)
maximale bezettingscoëfficiënt in % (c)
maximale vloer-terreinindex (V/T) (d).
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
in het geval van een plat dak bedraagt de kroonlijsthoogte maximaal 14 m; in het geval van een schuin dak bedraagt de kroonlijsthoogte maximaal 12,5 m en de nokhoogte maximaal 15,5 m. slechts 20% van de bebouwde oppervlakte mag een kroonlijsthoogte hebben hoger dan 10 m.
Minimum de helft van de woongelegenheden moet bestaan uit kleine of middelgrote woningen. Van dit aandeel bestaat minimum de helft uit een kleine woning. Onder kleine woning wordt een woning met een maximaal bouwvolume van 550 m³ verstaan. Een middelgrote woning heeft een maximaal bouwvolume van 650 m³. Het eventueel funderen van de nieuwe bebouwing door middel van heipalen dient te gebeuren in een voldoende lange periode van droogte waarbij het peil van de Maas zich ruim onder het peil van de grindlaag bevindt. Het gat dat tijdens deze werkzaamheden ontstaat in de grindlaag moet terug opgevuld zijn binnen dezelfde periode van lage waterstand. Er moeten technische voorzorgsmaatregelen genomen worden voor het geval er kwel ontstaat.
1.3.2. Voorkomen van de gebouwen Bij het gebruik van materialen moet naar bescheidenheid en naar een beperkte verscheidenheid gestreefd worden. Alle gevels zijn opgetrokken in gevelsteen, natuursteen, sierbepleistering in sobere kleur, baksteen geverfd in sobere kleur, glaswanden; geen blinde gevels. Elke woongelegenheid, niet gelegen op een benedenverdieping, moet een terras hebben van minimum 1 m² per 10 m² bruto-vloeroppervlakte. Een wooneenheid gelegen op een benedenverdieping moet een tuin met terras hebben met een minimum totaaloppervlakte van 30 m². Elk verplicht te realiseren terras heeft een oppervlakte van minimaal 3,75 m² en maximaal 50% van de totale oppervlakte van de tuin. Voor woningen die gelegen zijn op hoekpercelen kan de vergunning verlenende overheid van deze regel gemotiveerd afwijken. Er zijn geen volledige woonentiteiten onder een zadeldak toegelaten. Alle platte daken moeten worden opgericht als groendak, met uitzondering van de dakoppervlakte gebruikt voor hernieuwbare energieopwekking, zoals de plaatsing van fotovoltaïsche cellen, zonneboilers enz. Minimum 40% van de dakvlakken bestaat uit platte daken. 15
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Alle hout, gebruikt voor de constructie van de gebouwen, schrijnwerk, dakconstructie, enz., dient een label van duurzaam geëxploiteerd hout te hebben.
Momenteel kan gekozen worden voor hout met het FSClabel of het PEFC-label. Dit kan in de toekomst uiteraard evolueren. Een actuele stand van zaken is terug te vinden op
de
website
van
natuur
en
(http://www.natuurenbos.be/nlBE/Natuurbeleid/Hout/Gebruik_duurzaamhout.aspx)
Parkeergarage Het aanleggen van een (half)ondergrondse parkeergarage is toegelaten mits de uiteindelijke constructie niet dieper dan de bestaande ondergrondse grindlagen is gelegen. Bij de vergunningsaanvraag voor dergelijke parkeergarage moet de exacte diepte van de grindlagen worden bepaald. Er dienen technische voorzorgsmaatregelen genomen te worden in de bouwplannen om kwelwater op te vangen. Ook dient een dergelijke ondergrondse constructie geplaatst te worden in een voldoende lange periode van droogte waarbij het peil van de Maas zich ruim onder het peil van de grindlaag bevindt en dit om opstuwing te vermijden.De toegang tot de (half)ondergrondse parkeergarage dient te worden aangelegd binnen een zone van 20 m, gerekend vanaf de zuidzijde van de bestemmingszone ‘woonprojectzone’ (aangeduid op het grafisch plan). De hellingbaan van de in-en uitrit mag niet rechtstreeks aansluiten op de N78. Om veiligheidsredenen moet de hellingbaan eerst aansluiten op een weg binnen het projectgebied op maaiveldniveau. De aansluiting van deze weg op de N78 gebeurt via een rechts in-, rechts uit-beweging.
1.3.3. Bijgebouwen Het plaatsen van bijgebouwen is verboden. Toegelaten tijdelijke constructies en constructies die tot de normale tuinuitrusting behoren, zijn; bovengrondse speeltoestellen van maximaal 3,5m hoog één tuin- en/of fietsberging, van maximaal 7 m² met een kroonlijsthoogte van maximaal 2,5 m en een nokhoogte van maximaal 3 m, per wooneenheid op het gelijkvloers ondergrondse constructies in functie van nutsvoorzieningen. De bergingen dienen minstens aan één zijde gekoppeld te worden aan het hoofdgebouw of aan een andere berging. 16
bos.
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
1.3.4. Reclame Alle visuele reclames en publiciteitsmaatregelen zijn: beperkt tot de bekendmaking van de bedrijvigheid op die plaats uitgeoefend of de bekendmaking van goederen die op die plaats te koop of te huur zijn. bescheiden qua afmetingen; de totale oppervlakte bedraagt niet meer dan 5 m². maken op een esthetisch verantwoorde manier een geïntegreerd deel uit van het geveloppervlak. De uitsprong van de reclames op het voorgevelvlak bedraagt maximum 20 cm. Het is niet toegelaten reclames aan te brengen voor de vensteropeningen op de verdiepingen. bescheiden qua kleur en verlichting; eventuele verlichting is niet flikkerend, heeft maximum 200 lux en mag in geen geval lichtinval veroorzaken op de aanpalende percelen en de bufferstrook. Er mag geen gebruik worden gemaakt van producten die de lichtweerkaatsing versterken. Aanplakborden, reclames op het dak en vlaggenmasten zijn niet toegelaten.
1.4. Inrichting en beheer van niet-bebouwde delen Naast een toetsing aan de bijzondere bepalingen in navolgende voorschriften zal elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning ook worden beoordeeld rekening houdend met de doelstellingen van het plan, de goede plaatselijke ruimtelijk ordening en de nagestreefde omgevingskwaliteit, rekening houdend met: de harmonische inpassing t.o.v. de aanpalende bebouwing en niet-bebouwde ruimtes de architecturale kwaliteit en esthetiek de hinderaspecten, de privacy van bewoners in en om het plangebied en de gebruikelijke comforteisen.
1.4.1. Constructies Er zijn geen constructies toegelaten in de niet-bebouwde delen, met uitzondering van: speeltuigen sculpturen straatmeubilair, zoals zitbanken, vuilnisbakken, enz. 17
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
energiezuinige verlichtingsarmaturen kleinschalige en hernieuwbare energie-installaties voor de opwekking van duurzame, groene stroom en/of verwarming voor de woonprojectzone (of delen ervan) ondergrondse constructies in functie van parkeren, nutsvoorzieningen en waterberging.
Alle hout, gebruikt voor constructies, dient een label van duurzaam geëxploiteerd hout te hebben.
Momenteel kan gekozen worden voor hout met het FSClabel of het PEFC-label. Dit kan in de toekomst uiteraard evolueren. Een actuele stand van zaken is terug te vinden op
de
website
van
natuur
en
(http://www.natuurenbos.be/nl-
1.4.2. Verhardingen Binnen de woonprojectzone geldt een maximale verhardingscoëfficiënt (excl.bebouwbare zone) van 40 %.De verharding, in functie van pleinen, toegangen, paden, parkeerplaatsen en stalplaatsen voor fietsen, kan enkel worden aangelegd met waterdoorlatende (half)verhardingsmaterialen of kleinschalige verhardingsmaterialen met brede voeg. Tot de te verharden zones geldt de toegang tot de ondergrondse parking. Tot de toegang worden zowel de in- als de uitrit gerekend.
1.4.3. Beplantingen De niet-verharde en niet-bebouwde delen dienen als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig gehandhaafd. Deze ruimte kan bestaan uit privé-tuinen, semi-publieke tuinen of openbaar domein.
1.4.4. Perceelsafsluitingen Perceelsafsluitingen kunnen enkel bestaan uit een levende haag (al dan niet in combinatie met een horizontaal gespannen draadafsluiting). De maximale hoogte van perceelsafsluitingen is 2m.
18
BE/Natuurbeleid/Hout/Gebruik_duurzaamhout.aspx)
bos.
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
1.4.5. Andere bepalingen Het dempen van grachten is verboden. De woonprojectzone, met uitzondering van de private tuinen, dient toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers.
1.5. Overdruk: zichtlijn in combinatie met trage verbinding 1.5.1. Bestemming De zone, aangeduid met een overdruk als zichtlijn in combinatie met trage verbinding, is gericht op de visuele en fysieke relatie tussen de Bleumerstraat en de Maasoever.
De visuele relatie tussen de Bleumerstraat en de Maasoever wordt gevrijwaard door het voorzien van een obstakelvrije ruimte. De fysieke relatie wordt verzekerd door een publiek toegankelijke zone.
1.5.2. Inrichting en beheer Binnen een zone van minimaal 15 m breed, waarbinnen de overdruk is gesitueerd, dient het gebied een publiek toegankelijk karakter te hebben voor voetgangers en fietsers. Ook zijn alle visuele obstakels en fysieke afsluitingen verboden. Volgende elementen worden als visuele obstakels beschouwd: bebouwing alle constructies met een hoogte van meer dan 1 m boven het maaiveld beplantingen met een hoogte van meer dan 1 m boven het maaiveld het stapelen van om het even welke producten of materialen meer dan 1 m boven het maaiveld. de waardevolle boom Quercus x turneri ‘Pseudoturneri’ moet gevrijwaard blijven en dient ofwel op zijn huidige standplaats te worden geïntegreerd in het ontwerp van het publiek domein met voldoende afstand van de ondergrondse parkeergarage in functie van het wortelgestel, ofwel binnen het plangebied te worden verplant met de nodige omzichtigheid, voorzorgsmaatregelen en gedegen nazorg. De voorzorgmaatregelen bestaan onder andere uit het verplicht voorbereiden van de kluit gedurende 1 of indien nodig 2 jaar. De nieuwe groeiplaats wordt verplicht voorzien van voldoende doorwortelbare ruimte, voeding, water en zuurstof. De nazorg bestaat uit een toezicht gedurende 3 jaren, onder andere met 19
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
betrekking tot zuurstofgraad, verankering, voedingstoestand en water geven. De integratie van de boom wordt gemotiveerd in de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
20
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Artikel 2.
parkgebied
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
toelichting
2.1. Categorie van gebiedsaanduiding overig groen
2.2. bestemming 2.2.1. Hoofdfunctie In het parkgebied is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de openbare, parkachtige omgeving de hoofdbestemming.
Het
behoud
van
de
ruimtelijke
samenhang,
de
landschappelijke waarde en de natuurwaarde wordt als randvoorwaarde ingeschreven.
2.2.2. Nevenfuncties Toegelaten nevenfuncties in parkgebied zijn: zacht recreatief medegebruik (wandelen, fietsen, picknicken) natuurbehoud buffering ten opzichte van waardevol natuurgebied waterbeheer landschapszorg. de dijkweg en het landhoofd van de brug moeten doorheen of ten noorden van het plangebied bereikbaar zijn voor dienstvoertuigen en zwaar verkeer van nv De Scheepvaart. Deze dienstweg mag enkel gebruikt worden door dienstvoertuigen, wandelaars en fietsers
Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.
2.3. Inrichting en beheer Naast een toetsing aan de bijzondere bepalingen in navolgende voorschriften zal elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning ook worden beoordeeld rekening houdend met de doelstellingen van het 21
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
plan, de goede plaatselijke ruimtelijk ordening en de nagestreefde omgevingskwaliteit, rekening houdend met: de harmonische inpassing t.o.v. de aanpalende bebouwing en niet-bebouwde ruimtes de architecturale kwaliteit en esthetiek de hinderaspecten, de privacy van bewoners in en om het plangebied en de gebruikelijke comforteisen Het parkgebied en de woonprojectzone, inclusief publiek domein worden samen als één geheel ontworpen. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn in functie van de bestemming zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, landschapswaarden en natuurwaarden bewaard blijven. Dringende maatregelen voor de waterbeveiliging en tijdelijke ingrepen in geval van nood zijn steeds toegelaten.
2.3.1. Constructies In de zone parkgebied is geen bebouwing toegelaten. Toegelaten constructies zijn deze die tot de normale uitrusting van een parkomgeving behoren, namelijk straatmeubilair, strikt noodzakelijke verlichtingsapparatuur die geen hinder veroorzaakt op de nabijgelegen percelen, wegwijzers, kleinschalige speelinfrastructuur, waterelementen en informatieborden.
2.3.2. Verhardingen In het parkgebied mogen geen bijkomende straten voor autoverkeer worden aangelegd. De zone mag voor maximaal 10% verhard worden. De verharding kan enkel worden aangelegd met waterdoorlatende (half)verhardingsmaterialen of kleinschalige verhardingsmaterialen met brede voeg.
2.3.3. Aanleg niet-verharde delen De niet-verharde oppervlakte heeft een groen karakter en wordt aangelegd, beheerd en gehandhaafd met gras, bomen en heesters. Een ruigtelandschap, zoals vooropgesteld in het masterplan Stad aan de Maas, wordt vooropgesteld. 22
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
In de aanleg en inrichting van de groene en onbebouwde strook wordt bijzondere aandacht besteed aan een visueel aantrekkelijke en veilige afwerking naar aanleunende delen van het openbaar domein, open ruimten en eventueel aanliggende tuinen. Binnen het parkgebied dient een wadi te worden aangelegd met een ondergronds waterbufferbekken voor de wateropvang op piekmomenten. De wadi is gericht op het vertraagd laten infiltreren van hemelwater op eigen terrein. Bij het vellen van hoogstammige bomen is heraanplanten binnen de zone verplicht (zie algemene bepalingen).
2.3.4. Andere bepalingen Het parkgebied dient toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers.
2.4. Overdruk: vergezicht 2.4.1. Bestemming De zone, aangeduid met een overdruk als vergezicht, is gericht op de visuele relatie tussen de Bleumerstraat en de Maasoever.
De visuele relatie tussen de Bleumerstraat en de Maasoever wordt gevrijwaard door het voorzien van een obstakelvrije ruimte.
2.4.2. Inrichting en beheer Binnen een zone van minimaal 15 m breed, waarbinnen de overdruk is gesitueerd, zijn alle visuele obstakels verboden. Volgende elementen worden als visuele obstakels beschouwd: bebouwing alle constructies met een hoogte van meer dan 1 m boven het maaiveld beplantingen met een hoogte van meer dan 1 m boven het maaiveld het stapelen van om het even welke producten of materialen meer dan 1 m boven het maaiveld. 23
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Artikel 3.
openbaar domein
verordenende stedenbouwkundige voorschriften
toelichting
3.1. Categorie van gebiedsaanduiding lijninfrastructuur
3.2. bestemming De zone voor openbaar domein heeft een verkeersfunctie, toegankelijk voor zowel het niet-gemotoriseerd als het gemotoriseerd verkeer, inclusief bijhorende constructies.
Deze bestemmingszone is gericht op de aanleg van een ovonde
en
bijhorende fiets-
en
voetpaden
aan
de
van
de
Bleumerpoort.
3.3. Plaatsing en welstand van de gebouwen Bebouwing in een gebied voor openbaar domein is niet toegelaten.
3.4. Inrichting en beheer Naast een toetsing aan de bijzondere bepalingen in navolgende voorschriften zal elke aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning ook worden beoordeeld rekening houdend met de doelstellingen van het plan, de goede plaatselijke ruimtelijk ordening en de nagestreefde omgevingskwaliteit, rekening houdend met: de harmonische inpassing t.o.v. de aanpalende bebouwing en niet-bebouwde ruimtes de architecturale kwaliteit en esthetiek de hinderaspecten, de privacy van bewoners in en om het plangebied en de gebruikelijke comforteisen De
De inrichting van de wegen gebeurt in evenwicht tot het ontsluitende karakter van deze wegen. Ingrepen voor een verhoogde verkeersveiligheid, in het bijzonder voor voetgangers en fietsers, zijn er prioritair.
wegen
worden
aangelegd
in
functie
verkeersafwikkeling en nutsvoorzieningen, met aandacht voor het veilig en vlot functioneren. De ingrepen zijn conform de principes van natuurtechnische milieubouw en
De gebieden worden aangelegd in functie van de verkeersafwikkeling, met aandacht voor het groene 24
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
karakter van de omgeving en het erfkarakter van de aanpalende ruimten.
passen binnen een integraal waterbeheer. De bermen zijn onverhard en begroend.
Enkel volgende stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot inrichting en beheer zijn toegelaten: de aanleg en het onderhoud van ondergrondse nutsleidingen; werken noodzakelijk voor het functioneren van de weg; het verharden van de rijweg; de bermen kunnen niet verhard worden; steenpuin en andere afbraakmaterialen zijn niet toegelaten; de aanleg van streekeigen groenstroken en beplanting; de plaatsing van straatmeubilair, verlichtingsapparatuur, wegwijzers, verkeersborden, stratenplannen en dergelijke. Voor de aanleg van niet-verharde delen wordt gebruik gemaakt van streekeigen boom- en heestersoorten en/of grasperken. Het openbaar domein dient toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers.
25
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Bijlage: streekeigen heester- en boomsoorten Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
GROTE BOMEN Beuk
Fagus sylvatica
Es (gewone)
Fraxinus excelsior
Gewone esdoorn
Acer pseudoplatanus
Haagbeuk
Carpinus betulus
Iep (Gladde- /veld- of ruwe-/berg-)
Ulmus sp. (U.minor of U.glabra)
Okkernoot
Juglans regia
Plataan
Platanus oriëntalis
Ratelpopulier
Populus tremula
Tamme kastanje
Castanea sativa
Wintereik
Quercus petraea
Winterlinde
Tilia cordata
Zomereik
Quercus robur
Zomerlinde
Tilia platyphyllos
Zwarte els
Alnus glutinosa
KLEINERE BOMEN EN HEESTERS Azalea
Azalea ponticum
Bosaalbes
Ribes rubrum
Boswilg
Salix carprea
Brem
Cytisus scoparius
Duindoorn
Hippophae rhamnoides
Eenstijlige meidoorn
Crataegus monogyna
Gelderse roos
Viburnum opulus
Gele kornoelje
Cornus mas
Gewone vlier
Sambucus nigra
Gewone vogelkers
Prunus padus
Grootvruchtige meidoorn
Crateagus x macrocarpa
Hazelaar
Corylus avellana
Hulst
Ilex aquifolium
26
OMGEVING - 4/06/2012 – 10080_TK_002
Jeneverbes
Juperinus communis
Kraakwilg
Salix fragilis
Krentenboompje
Amelanchier canadensis
Kruipwilg
Salix repens
Kruisbes
Ribes uva-crispa
Rode kornoelje
Cornus sanguinea
Ruwe berk
Betula pendula
Schietwilg
Salix alba
Sleedoorn
Prunus spinosa
Spaanse aak (ook: Veldesdoorn)
Acer campestre
Tweestijlige meidoorn
Crataegus laevigata
Taxus
Taxus baccata
Vuilboom (=Sporkehout)
Rhamnus frangula
Wegedoorn
Rhamnus cathartica
Wilde appel
Malus sylvestris
Wilde gagel
Myrica gale
Wilde kardinaalsmuts
Euonymus europaeus
Wilde liguster
Ligustrum vulgare
Wilde lijsterbes
Sorbus aucuparia
Wilde mispel
Mespelius germanica (Reeds lang ingeburgerde mediterraan)
Wilde peer
Pyrus pyraster
Wilde Rhododendron
Rhododendron ponticum
Wilg
Salix sp.
Witte Els
Alnus incana
Zachte berk
Betula pubescens
Zoete kers (Boskers)
Prunus avium
Zwarte bes
Ribes nigrum
Zwarte moerbei
Morus nigra
27