Ruimte in de Rozentuin EEN EERSTE INDRUK BIJ BINNENKOMST In ‘De Rozentuin’ heeft alles een geordende plek. Hier is nagedacht over ‘Waarom zo?’. Esthetisch verantwoord. Over het kleurgebruik is heel goed nagedacht en daarin valt de hand van een binnenhuisarchitect te ontdekken. Er hangt recent werk van kinderen aan de muren, waaraan met zorg is gewerkt. En het hangt mooi! We horen later dat de kinderen ook leren, als onderdeel van kunstzinnige vorming, hoe je teksten en tekeningen mooi kunt ophangen. In vitrines zijn kwetsbare objecten fraai uitgestald. Planten staan er verzorgd bij. De jassen hangen keurig op de kapstokken en schoenen en laarzen hebben een vaste plek op een aparte plank. Op de grond ligt niets wat er niet hoort. De toiletten ruiken fris. De eerste indruk is dat rust en orde overheersen. Nadere beschouwing van het werk van de kinderen laat zien dat het hier gaat om een authentieke weergave van eigen ervaringen, onderzoek en expressie en vormgeving van gevoelens en emoties van kinderen. Aan het exposeren van werk wordt veel zorg besteed. Er is ook plaats gereserveerd voor wisselcollecties van de bibliotheek en van de artotheek. Het geraffineerde gebruik van de ruimte valt op. In de hal zijn podiumelementen, die als berging en als zitplaats gebruikt kunnen worden. Voor vieringen kan snel een podium worden gevormd voor vieringen. In de hal en in de gangen is een groot aantal werkhoeken ingericht. Er is extra ruimte voor het uitstallen van werk gemaakt door kasten zodanig te plaatsen, dat de achterkanten te benutten zijn als uitstallingsruimte.De kasten bevatten namelijk prikborden aan de achterkant. Bovendien worden ruimten zo afgescheiden als werkhoek. Omdat er veel ramen in de school zijn, moet er zo gewoekerd worden met verticale uitstallingsruimte. Wereldorientatie en ruimtegebruik Wereldoriëntatie vormt in ‘De Rozentuin’ het hart van het onderwijs. En dat is overal te zien. Er zijn ruimten en hoeken waar kinderen kunnen werken: een keuken, een werkplaats met een set gereedschappen, een drukhoek en buiten een productietuintje. Er is materiaal beschikbaar voor het beheer van de omgeving: werkkasten en een schuurtje met tuingereedschap. De kinderen zijn bij het beheer betrokken, als deel van hun verantwoordelijkheid voor de ruimte. We vinden hier ook een werkplaats met een soort laboratoriumgedeelte, een documentatiecentrum met de meest elementaire naslagwerken, een herbarium met planten, bomen en struiken uit de directe omgeving van de school, ontdekdozen, een kaarten- en platenverzameling en een bescheiden ‘schoolmuseum’, met vaste en wisselende verzamelingen. De bibliotheek is beperkt van omvang. Deze bevat ook door kinderen gemaakte boeken, waaronder verslagen van door hen uitgevoerde onderzoekjes, en tijdelijke leencollecties van de bibliotheek. In het ‘laboratorium’, het onderzoeksatelier, zijn de materialen goed geordend en kunnen gemakkelijk door kinderen worden gebruikt. Na gebruik is er controle op het correct terugplaatsen van materialen. Omdat in de kast en in dozen visueel is aangegeven wat daar in hoort, is zelfcontrole eenvoudig. In dit laboratorium bevinden zich aansluitingen voor elektriciteit en water en een afvoer voor water. Er zijn ook hulpmiddelen voor onderzoek te vinden, waaronder loepjes en een stereo-microscoop (binoculair). Naslagwerken in het documentatiecentrum zijn ook in de buurt.
Bij groeps- en individuele projecten worden de kinderen gestimuleerd om met behulp van de telefoon, met e-mail en internet inlichtingen in te winnen, ook als voorbereiding op het bezoek aan mensen en aan bijzondere plaatsen en instellingen voor het afnemen van interviews.
Op een grote kar kan materiaal de groepsruimten worden ingereden. Een fietskar is ingericht als mobiel veldwerkcentrum voor buitenwerk verder bij de school vandaan. De computers bevinden zich, behalve in het onderzoekscentrum en in de schoolwoonkamers, ook in een centrale ruimte vlak bij het onderzoekscentrum. Alle computers zijn verrijdbaar, wat het mogelijk maakt om ze na schooltijd veilig in de centrale computerruimte op te bergen, met een afsluitbaar rolluik ervoor. Er zijn ruimtes voor spel en kunstzinnige activiteiten: een atelier met materialen en hulpmiddelen is zo bij de hand. Er is een speellokaal en een hal, waar gedanst kan worden. De seizoenentafel in de hal, die bij toerbeurt door stamgroepen van de midden- en bovenbouw wordt ingericht, slaat een brug tussen wat buiten gebeurt en het leven en werken binnen. Diverse oudergroepen zijn verantwoordelijk voor het beheer van een en ander. De kosten van de uitgebreide voorzieningen worden opgebracht door de jaarlijkse fancyfair. De keuze om betrekkelijk weinig met bestaande methoden te werken bespaart veel. Er moet met veel zorg worden aangeschaft! Ruimte voor ouders Voor de ouders is er een speciale hoek in de school met tafels en stoelen en koffie bij de hand. Een speciale plek waar men elkaar kan ontmoeten. Voor hen belangrijke informatie en verslagen zijn op het prikbord en op een leesplank te vinden. De laatste nummers van ‘Mensen-kinderen’, het boekje ‘Ouders stellen vragen over Jenaplan’ en andere Jenaplanlectuur zijn uitnodigend uitgestald. Er staat een aantal boeken over algemene en bijzondere opvoedkundige thema's die kunnen worden geraadpleegd en na overleg geleend. In een schrift is te zien wie een boek heeft geleend. Op het prikbord staan de adressen van instanties op het gebied van opvoeding en gezondheidszorg. Schoolwoonkamers De schoolwoonkamers zijn, hoe verschillend van karakter ook, met veel zorg ingericht. Tot en met de ronde of ovale kleden, waarmee de plaats van de kring wordt gemarkeerd, harmoniëren de kleuren. In de schoolwoonkamers is voldoende loopruimte. Een kring kan hier in korte tijd gemaakt worden, omdat de tafelgroepen en andere zaken zoveel mogelijk aan de rand staan. De middenruimte wordt opengehouden voor de kring. In het midden van het lokaal staat een lage ronde tafel met een verse bos bloemen en een paar mooie en interessante voorwerpen die de groepsleid(st)er en/of de kinderen hebben meegenomen en hebben laten zien. Een wand wordt voor een groot deel bedekt door een groot prikbord, waar de kinderen (wat de hoogte betreft) goed bij kunnen. Op het prikbord recent werk van kinderen – teksten en beeldend werk, ‘mooi’ opgehangen, voor een deel met passe partouts - en hangen enkele actuele foto’s en knipsels uit de krant, op een apart afgebakend deel ervan. Het ontbreken van "waslijnen" met kindertekeningen (‘doorgezakte ellende’) is opvallend, evenals het ontbreken van een hoek waar ‘rommel’ zich ophoopt. De
kinderen hebben hun individuele werkmateriaal dat ze dagelijks nodig hebben in een lade van hun tafel (dat scheelt weer lopen en ook een kast elders in het lokaal). Elke tafelgroep heeft een setje werkmateriaal, zoals potloden, kleurpotloden in de meest gangbare kleuren, een gummetje, een puntenslijper, alles in een praktische en door hen zelf versierde doos. Materialen zijn ordelijk opgeruimd in open kasten. Kinderen kunnen alles zelf pakken en weer op een eenvoudige manier op dezelfde plek terugzetten. Voor de instructies aan een kleine groep is er, vlak bij het bord en zo nodig met de computer in de buurt, een instructietafel. Ook verder wordt de ruimte optimaal benut, namelijk doordat er een ‘zoldertje’ gemaakt is waarop kinderen rustig kunnen lezen. Dit zoldertje is gecombineerd met een tentoonstellingstafel aan de zijwand en een ‘holletje’ annex poppenkast eronder. Ook als er geen kind te bekennen is, kun je aan deze schoolwoonkamer aflezen welke bewoners deze heeft en wat hen bezig houdt. Door middel van dwarsgeplaatste lage kasten (aan beide kanten open) worden enkele hoeken afgeschermd: een hoekje voor kinderen die concentratieproblemen hebben en kunnen vragen of ze daar af en toe mogen zitten,
een hoek waar kinderen onderzoekjes kunnen doen met de kast met de daarvoor nodige spullen in de buurt en een hoek voor de computer. Met de groepsgrootte van deze stamgroep nu gaat het net allemaal, maar toen de groep groter was, was een van de hoeken in de hal, vlak bij het lokaal. Er wordt scherp op gelet dat er geen spullen in het lokaal staan, liggen of hangen die niet meer of heel weinig gebruikt worden en beter helemaal weggedaan of elders opgeborgen kunnen worden. Aan het begin van elk seizoen loopt de groepsleid(st(er het hele lokaal na op mogelijk overbodige spullen. Om de paar jaar maakt hij/zij het lokaal zelfs helemaal leeg en richt het opnieuw in. Aan alles lees je af dat alles in het werk gesteld is om een huiselijke sfeer voor de kinderen te creëren die uitnodigt tot het gezamenlijk nemen van verantwoordelijkheid van beheer en verzorging. Op maandag wordt besproken welke kinderen in een week de eindverantwoordelijkheid voor de zorg van de ruimten dragen. Op vrijdag wordt nagegaan of dat met de nodige zorg is gebeurd. ‘De beurt’ laat onverlet dat ieder in de groep, de groepsleid(st)er daarbij inbegrepen, met zorg met de groepsruimte en wat daar aanwezig is omgaat. We geven nu een overzichtje van aandachtspunten, dat in deze school van tijd tot tijd wordt gebruikt om het gebruik en beheer van de ruimte te evalueren In een ideale schoolwoonkamer... •
worden kinderen uitgedaagd om iets de doen, zijn er dingen die daartoe uitnodigen: kijktafel, ontdekhoek, ontdekdozen, werkmiddelen in open kasten, spelmateriaal;
•
kunnen kinderen zelf materialen pakken en weer terugleggen: beheersbare en heldere structuur, instructie en oefening, gewoontevorming;
•
zijn er veel planten, die er goed bijstaan en door kinderen verzorgd worden; hiertoe behoren ook allerlei zelf uit zaden gekweekte planten;
•
zijn er meer plaatsen om te werken dan er kinderen zijn;
•
zijn er tafelgroepen;
•
is er een instructietafel;
•
kan gemakkelijk (snel en rustig) een kring gemaakt worden;
•
is er een herkenbare en opvallende plek voor mooie, bijzondere dingen die kinderen meegebracht hebben en daar tijdelijk liggen;
•
zijn kleine uitstallingen te vinden, met dingen, platen, boeken (rechtop gezet), met gebruik van schalen, mandjes etc.;
•
is er zoveel mogelijk uitstallingsruimte: verticaal: prikborden en achterkanten van kasten en horizontaal: tafels en planken;
•
hebben dingen die bij elkaar horen (bijvoorbeeld kaarten) een vaste plek vlak bij elkaar;
•
zijn er een of meer schoolborden, waaraan kinderen kunnen werken;
•
zijn er hoogteverschillen (door een zoldertje);
•
worden ook de plafonds gebruikt (kompasrichtingen, zonnestelsel);
•
kunnen de kinderen ook op een gemakkelijke stoel of op de grond liggen;
•
kan ook op de vloer gewerkt worden;
•
kom je geen rommelhoek tegen;
•
is er voldoende licht om te lezen en ander werk te doen;
•
wordt men niet gestoord door geluid vanuit andere ruimtes;
•
is er een verbinding met buiten, via ramen, eventueel een verhoogde border buiten, een deur naar het terras buiten, etc.;
•
zijn er gevarieerde werkoppervlakken voor verschillende soorten activiteiten;
•
is er vloerbedekking die geluid dempt;
•
kan de ruimte goed schoon gehouden worden;
• •
zijn er geen ‘opwindende’(rood) en vloekende kleuren, maar is er een rustige achtergrondkleur, waartegen dingen mooi uit kunnen komen; zijn de actuele activiteiten en interessen van kinderen te herkennen;
•
bevindt zich een dag- en fotoboek, waarin het leven en werken van deze stamgroep gedocumenteerd wordt;
•
kun je zien dat deze stamgroep anders is dan andere: elke schoolwoonkamer heeft een ander gezicht.
(Grotendeels ontleend aan: Van klaslokaal naar schoolwoonkamer) Teamkamer Die huiselijke sfeer is ook terug te vinden in de teamkamer. Ook hier staan verzorgde planten en
een opgeruimde tafel met een bos bloemen. Echt een eigen domein voor teamleden om zich terug te trekken en ongestoord samen te werken. Naslagwerken staan uitnodigend geordend in de kast. De tot nu verschenen jaargangen van Mensen-kinderen en het bijpassende register en een complete set van Jenaplanuitgaven hebben een prominente plaats, evenals de posters over Jenaplanonderwijs. De school is zo gelukkig om een complete set van ‘De Grabbelton’ (tijdschrift dat destijds door het project Natuur Onderwijs voor de Basisschool van de SLO uitgegeven werd) in de personeelsbibliotheek te hebben. Foto’s van belangrijke schoolgebeurtenissen en teamactiviteiten, een enkele aan de muur, de rest in fotoboeken, maken duidelijk dat er sprake is van een gemeenschap waarin samen leven en werken een belangrijke rol spelen. In de teamkamer staat geen kopieerapparatuur. Er is wel een computer met een netwerkverbinding en een telefoon. Buitenomgeving De buitenomgeving van de school geeft blijk van een weloverwogen ordening. Er zijn goed onderhouden speeltoestellen en een schooltuin met mini-tuintjes die elk een eigen karakter hebben en waar kinderen observaties en ander onderzoek kunnen doen, en een compostbak. Het is te zien dat ook deze ruimte door de kinderen regelmatig gebruikt en onderhouden wordt. De schoolleider aan het woord “Bij de start van activiteiten met de kinderen moet steeds overlegd worden over een goede voorbereiding, uitvoering en afronding. Er wordt heel bewust aan gewoontevorming gedaan, vanuit de gedachte dat verval met kleine dingen begint. Het moet gewoon standaard zijn dat je materiaal dat je gepakt hebt ook weer opruimt. Dat bijvoorbeeld regels omtrent schilderen met kwasten echt worden nageleefd. We gaan na het werken, als er nog een puzzelstuk weg is, ook niet naar buiten, zonder eerst met zijn allen te zoeken. Bij de afronding van een activiteit hoort er standaard een controlemoment te zijn op de ordelijke afronding en het opruimen van gebruikte spullen. Soms schakelen we daar ook kinderen bij in, in de vorm van een soort tutorsysteem, ook al kost dat per activiteit wat meer tijd. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de omgeving krijgt wekelijks op vrijdag extra vorm door een gezamenlijk opruimmoment met de kinderen. Dit geldt ook voor de groepsleid(st)ers.Wat van de kinderen gevraagd wordt geldt ook voor hen. In de teamvergadering staat de reflectie op hoe de ruimte benut is en beheerd wordt standaard op de agenda. Eigenlijk mag je hier nooit verslappen. Je moet elkaar kunnen aanspreken op het ontstaan van rommelhoeken, al weet ik heel goed dat mensen onderling sterk verschillen in wat ze rommel vinden. Er zijn echter grenzen.
We deden een aantal jaren geleden een aardige ontdekking: de bouwvergaderingen worden bij toerbeurt in de verschillende groepsruimten van een bouw gehouden. We beginnen altijd even met rondkijken, terwijl de groepsleid(st)er toelichting geeft op wat er te zien is. Daar blijkt een stimulerende werking van uit te gaan: niet iedereen is even creatief! Het spreekt vanzelf dat de
ontvangende groepsleid(st)er er voor zorgt dat de ruimte er bij de vergadering goed uitziet. Sinds we dat doen wordt er in veel meer groepsruimten aandacht aan een weloverdachte inrichting besteed. Vroeger waren er altijd een paar lokalen die je bij ouderbezoeken liever oversloeg. Deze aanpak werkt beter dan het van tijd tot tijd opvoeren van ‘zorg voor het lokaal’ op de agenda van het teamoverleg.” Verwijzingen naar literatuur: Mieke Beijer, Schoolgebouwen van Jenaplanscholen en hun buitenruimte’, 1 t/m 7,Mensenkinderen, mei 1991-nov. 1992 Ben Boon, De klas heeft een tuin (1) en (2), Mensen-kinderen, maart en september 1991 Kees Both (red.), De tuin om school, wat doe je er mee?, SLO/IVN, Amsterdam 1982 Kees Both/Dick Schermer, Van klaslokaal naar schoolwoonkamer, CPS: Hoevelaken 1983 (kopie bij Suus Freudenthal-Lutterbibliotheek, p/a Hogeschool Drenthe – PABO ‘De Eekhorst’ verkrijgbaar) Kees Both, De school als ruimte voor kinderen, Mensen-kinderen, mei 1990 Kees Both, Leerlijn Ruimte, Algemene map ‘Wereldoriëntatie in Jenaplanscholen’, SLO, Enschede De artikelen in Mensen-kinderen over de schoolgebouwen van de Jenaplanscholen in Balinge (sept. ’86), Gorkum (jan.’88), Rottevalle (sept. ’90) en Elburg (sept. ’93) Kees Both (red.), Ruimte en Jenaplanschool – een reader, CPS, Hoevelaken. Hubert Winters, Zoldertjes, Mensen-kinderen, januari 1993 en januari 1996