1
RUG HOVO-college 2 - donderdag 5 februari 2015 docent: Dr. Thea L. Heres HET ROME VAN ROMULUS: van huttendorp naar stadsvorming ‘Romulus stichtte Rome.’ Dit is kort samenvat wat wij vroeger op school leerden over de stichting van Rome. In hoeverre berust het verhaal rond de stichter van een stad op mythe of waarheid? Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag, zeker als die stichting al een groot aantal eeuwen terug ligt. Meestal komt de onderzoeker tot de conclusie dat het een combinatie van beide betreft, waarin het waarheidsgehalte van details vaak niet precies is vast te stellen. Deze worsteling met de historische bronnen in confrontatie met de overlevering is natuurlijk niet alleen van onze tijd. Titus Livius (59 v.Chr.-17 n.Chr.) schreef zijn werk Vanaf de stichting van de stad onder keizer Augustus. Het deel over de Koningstijd en het aansluitende begin van de vroege Republiek (753-circa 510 v.Chr.) is geheel bewaard. Livius op zijn beurt ging op veel oudere, deels niet bewaarde bronnen terug, op brons of steen of perkament, zoals archieven van de priestercolleges, jaarkalenders (Fasti) en misschien passages uit de ‘Sibillijnse Boeken’, oeroude voorspellingen, die in tijden van grote nood geraadpleegd werden. De rol van Romulus Vermoedelijk al in de vroege Republiek (5de-4de eeuw v.Chr.) gold Romulus algemeen als de stichter van Rome. De verhalen rond zijn geboorte en jeugd zijn al vroeg gemeengoed geweest in Rome en later vastgelegd door o.a. Livius en Plutarchus (Leven van Romulus). ‘Numitor, koning van Alba Longa in Latium, wordt verjaagd door zijn broer en deze dwingt Numitors dochter, Rhea Silvia, om Vestaalse maagd te worden. Desondanks wordt zij zwanger, naar verluidt verleid door de oorlogsgod Mars, en ze bevalt van de tweeling. Haar kwade oom laat de twee jongetjes in een rieten mandje de gezwollen Tiber af drijven, maar als het water zakt, spoelen zij alsnog aan land. Een wolvin bekommert zich om de baby’s en zoogt ze. Op dat moment worden zij gevonden door een herder en deze voedt samen met zijn vrouw de kinderen op. Als de jongens groot zijn, doden ze hun kwade oudoom en herstellen hun grootvader Numitor op de troon van Alba Longa. Zelf keren ze terug naar de plaats bij de Tiber waar de wolvin hen zoogde, omdat zij daar een eigen stad willen stichten. Beiden wachten op een voorteken dat moet aanwijzen wie van hen de heerschappij krijgt en zij gaan elk op een heuveltop staan: Romulus op de Palatijn en Remus op de Aventijn. De eerste ziet een vlucht van twaalf gieren, de tweede er een van zes. Romulus interpreteert dit als zijn overwinning en begint zijn heuvel meteen te ommuren, waarop Remus over de eerste stenen heen springt. Uit kwaadheid doodt Romulus hem en bouwt op de Palatijn de eerste nederzetting, waaruit ten slotte Rome zal groeien. Na een strijdlustig leven sterft Romulus niet, maar hij wordt onder heftige bliksem en donder door een wolk opgenomen en verdwijnt. De plaats vanwaar hij wordt weggenomen ligt op het Forum Romanum en wordt Lapis Niger (‘Zwarte Steen’) genoemd.’ Romulus werd later vereerd als god (Quirinus). Iets over de geografie van Rome De ondergrond van Rome bestaat uit tufsteen. Deze steen is het product van een vele miljoenen jaren durend proces van geweldige vulkanische erupties, waarbij de neerdalende as zich op den duur verhardde tot tufsteen. Tuf is een geweldig goed bouwmateriaal, want het laat zich gemakkelijk bewerken en uithollen. De tuflagen reiken in Rome op sommige
© t.l.heres 2015
2
plaatsen wel tot 50 m onder het maaiveld. De oppervlaktelaag bestaat uit een grijze, brokkelige tuf die niet goed uithardt; hij wordt cappellaccio genoemd. In de 7de-5de eeuw was dit het enige bouwmateriaal in Rome. Cappellaccio werd onder andere gewonnen in steengroeven direct ten noorden van het Forum. De Tiber was tot ver boven Rome bevaarbaar. Vele waterlopen stroomden tussen de heuvels naar de Tiber; de meeste ervan zijn al in de vroege oudheid verdwenen. Maar het Forum zelf bleef lang moerassig, evenals het dichter bij de Tiber gelegen Marsveld. Ook maken de antieke auteurs gewag van vele bronnetjes, o.a. op de Palatijn en het Forum. Ten slotte waren er in de tufstenen heuvelhellingen ook enkele grotten, waarvan het Lupercal in de helling van het Capitool dichtbij boven de Tiber het bekendst was. OPGRAVINGEN NAAR HET OUDSTE ROME Een belangrijke onderzoeker van het Forum Romanum en de Palatijn was rond 1900 Giacomo Boni. Vijftig jaar tevoren, bij de eerste wetenschappelijke opgravingen onder pauselijk gezag, had de toenmalige archeoloog van Rome (Carlo Fea) zich tot doel gesteld het niveau van de keizertijd (=Augustus) te bereiken. Rond 1900 wilde Boni dieper gaan, tot aan de diepste lagen van de koningstijd, acht eeuwen ouder dus! Als een van de eerste archeologen paste hij daarbij structureel een stratigrafische analyse toe. Hij kon daarbij steunen op de al zeer verfijnde resultaten van de historische interpretatie van antieke bronnen en epigrafisch materiaal. Deze interpretatie noemt tussen 753-510 zeven koningen van Rome, te beginnen met Romulus. Van deze zeven waren ten minste de laatste drie Etruskisch. Wat nu nog ontbrak was het werkelijk terugvinden van resten uit de koningstijd en de tijd daarvóór. Een oeroude necropool Aan de noordzijde van het Forum stuitte Boni in 1902 op een grafveld uit de IJzertijd (circa 10de-8ste eeuw v.Chr.). Het ligt aan de voet van de tempel van Antoninus en Faustina langs de (latere) Heilige Weg (Sacra Via) en staat nu bekend als het sepolcreto arcaico (‘archaïsche begraafplaats’). Het wordt wisselend gedateerd, maar in grote lijnen was het eerste gebruik ervan vóór 900 v.Chr., terwijl het in de laatste fase, in de late 8ste eeuw, alleen nog kindergraven bevatte. Opvallend is dat het zowel bijzettingen (skeletten) als crematieresten betreft; deze laatste zijn meestal in huturnen bijgezet. Veel van de vondsten bevinden zich nu in het Antiquarium van het Forum (naast de S. Francesca Romana) Hutten op de Palatijn Tot circa 600 v.Chr. was het dal van het Forum nog behoorlijk moerassig en kon er dus niet gebouwd en/of gewoond worden. Waar woonden Romulus en zijn mensen dan? Uit een tekst bij de geleerde Romein Varro (1ste eeuw v.Chr.) kunnen we afleiden dat de Romeinen in zijn tijd een bouwwerk op de Palatijn met de hut van Romulus associeerden. Ook Livius en andere schrijvers lokaliseren de oudste nederzetting op de Palatijn. Een ervan schrijft dat ‘de hut van Romulus’ in de tijd van Augustus onder toezicht stond van het collegium van priesters. Moeten we dus concluderen dat er blijkbaar lang een oude traditie in ere gehouden is waarbij een hut van Romulus werd vereerd? Recent Nijmeegs promotieonderzoek (Raphaël Hunsucker, 2014) wijst anders uit: ‘keizer Augustus was op de Palatijn gaan wonen (om heel andere redenen) en daarom werd de geschiedenis van de stichting van Rome opnieuw geschreven. Romulus werd – in lijn met het belang van de Palatijn als nieuwe zetel van de macht – tot prehistorische Palatijnbewoner gepromoveerd.’
© t.l.heres 2015
3
In 1948 zijn op de zuidwestelijke top van de Palatijn in de tufsteen paalgaten teruggevonden. Aan de hand hiervan kon men drie hutten reconstrueren, niet ver van een oude cisterne uitgehold in cappellacciotuf. De grootste van de drie hutten meet bijna 5 bij 3,6 m. Zij bestonden vermoedelijk uit wanden van met klei afgedekte takken, en hadden een rieten dak dat rustte op een grote centrale paal. De hutten dateren vermoedelijk uit de 9de eeuw. Het Vestaheiligdom Het heiligdom van Vesta op het Forum is oeroud. De cultus betrof vooral het bewaken van het heilige haardvuur in een rond gebouwtje, dat waarschijnlijk symbool stond voor de hut van de koning. Zes meisjes uit de hoogste kringen waren aangesteld als priesteressen. Archeologisch is over het uiterlijk en de omvang van het Vestaheiligdom in de koningstijd niets te zeggen. Het complex onderging in de ruim duizend jaar van zijn bestaan een aantal grote verbouwingen die bijna alle sporen van de oudste fases hebben doen verdwijnen. De loop van Republikeinse muren onder het gebouw uit de keizertijd wijst er wel op dat het complex tevens een verandering in oriëntatie heeft ondergaan. Boni trof bij zijn onderzoek in een 8 m diepe archaïsche put aardewerk uit de 8ste eeuw aan, samen met kookpotten en een graanmolen. Daarnaast kwamen fragmenten van huttenleem en daktegels tevoorschijn, die met geblakerde tuf (duidelijk het gevolg van brand) in de put geworpen waren. De Regia De Regia (‘koningshuis’) grenst aan het Vestaheiligdom en de Heilige Weg (Sacra Via). Samen met Vesta was dit een kern van oude cultussen. Numa Pompilius, de eerste koning na Romulus, zou de Regia hebben gebouwd en bewoond. Het gebouw werd door Giacomo Boni geïdentificeerd; het aanvullende grote onderzoek vond plaats door de Amerikaanse archeoloog Frank Brown in de jaren 1974/75. Onder het gebouw identificeerden de onderzoekers resten van enkele hutten, vergelijkbaar met die op de Palatijn. Aan het eind van de 7de eeuw werd daar een stenen gebouw neergezet, waarvoor archeologisch onderzoek vier fases opleverde, vanaf de 7de eeuw tot circa 530 – data die opvallend samenvallen met de traditionele jaartallen van de koningen. De dateringen zijn ook hier gebaseerd op terracottamateriaal, verbrande daktegels en huttenleem. De huidige vorm en indeling van de Regia gaan in elk geval terug op het bouwwerk uit rond 530, waarbij opvalt dat latere verbouwingen en restauraties die oude vorm rigoureus hebben gehandhaafd. Het complex is in de nu nog zichtbare fase onregelmatig van vorm, met een trapeziumvormige binnenplaats en minstens drie aangrenzende kamers. In de Regia was vanouds een heiligdom voor de oorlogsgod Mars; de heilige schilden van zijn priesters werden er bewaard. Ook diende het gebouw als bewaarplaats voor de annalen van de stad, voor de kalender en voor de priesterarchieven. DE EERSTE OPENBARE WERKEN Handelscontacten met de Etrusken die op nauwelijks 15 km stroomopwaarts van Rome al een stad (Veii) bewoonden, waren intensief, en tegen het eind van de 7de eeuw was er zelfs een Etrusk aan de macht gekomen in Rome: Tarquinius Priscus. Mede dankzij de Etruskische kennis was Rome tegen 500 een voor die tijd flinke stad geworden van rond 400 ha, met openbare werken en een flinke bevolking. Bij de uitgebreide opgravingen van de laatste honderd jaar zijn zowel op het Forum Romanum, het Forum Boarium als elders binnen het gebied van het 6de-eeuwse Rome veel sporen van gebouwen aangetroffen: tempels, wegen, maar ook stadsmuren. Ook de import van zwartfigurig Atheens aardewerk uit de 6de eeuw
© t.l.heres 2015
4
nam sterk toe. Dat is zeer goed dateerbaar en daardoor nuttig in de enorm gecompliceerde stratigrafie van het vroege Rome. Riolering en verharde wegen Het diepe dal van het Forum Romanum was van nature drassig. Daarnaast had het bijna jaarlijks te lijden van de Tiberoverstromingen. De Tarquinii zorgden ervoor dat er in de 6de eeuw een groot ondergronds riool werd aangelegd waardoor het regen- en afvoerwater van het Forum gekanaliseerd werd. Wij kennen het als de Cloaca Maxima (‘Grote Riool’), een voor die tijd enorme ingreep. De antieke uitmonding ervan in de Tiber is 4.50 m breed en nog steeds zichtbaar. Het Grote Riool kende vele vertakkingen op zijn loop naar en onder het Forum, en reparaties uit vele periodes. Daar waar het loopt onder het noordelijke deel van het Forum zijn de wanden ervan bekleed met cappellaccio – de oudste fase van tufsteen en dus misschien een tracé uit de Koningstijd. Na de drainage kon het Forum geplaveid worden. De eerste interventies en de aanleg van de Sacra Via (‘Heilige Weg’) worden gedateerd rond 600 en zijn verbonden met Tarquinius Priscus. Het plaveisel van de weinige archaïsche straten was in platen van cappellaccio. De Circus Maximus De Etruskische koningen in Rome hadden ook oog voor vermaak. Zowel Livius als Dionysius vermelden dat Tarquinius Priscus de Circus Maximus inrichtte. Dit is de lange en diepe vallei tussen de Palatijn en de Aventijn (de vallis Murcia), van oorsprong ook een waterloop naar de Tiber. Deze beek was al heel vroeg gekanaliseerd en overdekt, waarna er in de vallei volop ruimte was voor paardenraces, dé aristocratische sport bij uitstek. Een stadsmuur in de Koningstijd? Een stadsmuur uit de Koningstijd zoeken we bij het Forum, het Capitool en de Palatijn. Daar zijn in de vroege 20ste eeuw inderdaad flinke stukken muur teruggevonden van een aarden wal bekleed met blokken cappellaccio. Er is in de bronnen ook sprake van stadspoorten, waarvan de Porta Mugonia de toegang naar de Palatijn was (bij de Titusboog). De muur wordt in verband gebracht met het pomerium, de sacrale grens die Romulus langs de Palatijn trok. Varro informeert ons dat een pomerium verband hield met een stadstichting ‘krachtens Etruskisch ritueel’ en waarbij de door een ploeg getrokken vore de sacrale grens aanduidde. Dit eerste Romeinse pomerium zou Romulus nu hebben getrokken rond de Palatijn, over het Forum Romanum en het Forum Boarium tot aan de Tiber. Tempels In de 6de eeuw verschenen ook de eerste tempels in Rome. Zo had Tarquinius Priscus, aldus Livius, op de top van het Capitool rond 600 het terrein laten egaliseren voor een grote tempel. Jupiter Optimus Maximus (‘Jupiter de Hoogste en Grootste’) is de naam waaronder de tempel bekend staat, maar hij werd gewijd aan drie goden: Jupiter, Juno en Minerva. Hij was voor die tijd enorm, circa 50 x 60 m, en gebouwd op een fundering van cappellaccio met opgaand muurwerk in gepleisterde tichels. Dak en zuilen waren gewoonlijk van hout. De cella was in drieën gedeeld: rechts Minerva, links Juno en centraal Jupiter zelf. Het beroemde terracotta cultusbeeld van Jupiter was vervaardigd door Vulca uit Veii, zoals Plinius de Oudere (1ste eeuw n.Chr.) vertelt in zijn Historia Naturalis, boek 35. Niet dat hij dat beeld ooit zelf zag, want in 83 v.Chr. verwoestte een brand de tempel, inclusief het beeld en talloze andere oude cultusvoorwerpen. De Capitoolstempel is in de oudheid nog meermalen getroffen door brand – en telkens weer opgebouwd. © t.l.heres 2015
5
Woonhuizen Opgravingen aan de voet van de Palatijn hebben in de late 20ste eeuw enkele aristocratische woonhuizen uit de 6de eeuw blootgelegd. Voorafgaand aan de bouw werd in elk huis afwatering aangelegd die leidde naar het hoofdriool onder de Sacra Via. De huizen hebben diepe en brede funderingen, alle in cappellaccio, waarin mogelijk ook de buitenmuren waren opgetrokken. De inwendige muren waren vermoedelijk van houten vakwerk. Alle opgaande muren zijn verdwenen, maar op basis van de brede en tot 2 m diepe funderingen is de plattegrond te reconstrueren. Het grootste huis heeft een oppervlak van circa 800 m2, inclusief de tuin. De oudste fase dateert uit de jaren 530-520 v.Chr. Conclusies - wanneer was de stichting van Rome? De ontwikkeling van het gebied vangt aan met prehistorisch aardewerk dat wijst op summiere menselijke aanwezigheid, al in de Bronstijd (15de-14de eeuw v.Chr.). Gezien de strategische ligging van de heuvels bij de rivier is dat ook wat we zouden kunnen verwachten. In de 9de eeuw is er dan sprake van de nederzetting in hutten op de Palatijn. ‘Proto-urbaan’ noemen de Italiaanse collega’s die fase. Van het ‘proto -urbane’ Rome zijn naast een vestiging op de Palatijn ook op de Quirinaal en de Esquilijn kleine nederzettingen geattesteerd. De bewoners ervan waren waarschijnlijk kleine boeren en herders. De valleien tussen de heuvels waren gereserveerd voor dodencultussen en begraafplaatsen. In de 8ste eeuw wijst de datering van aardewerk en andere vondsten in het Vestaheiligdom op eerste activiteit in het Forumdal. Het 7de-eeuwse Rome ging de vallei (Forum Romanum) vervolgens exploiteren als een ‘openbare ruimte’, hij werd ontdaan van alle dodencultussen, en het dal werd allengs gedraineerd, geplaveid en bebouwd. Tegen 600 volgden de eerste grote openbare werken en de eerste tempels. De antieke bronnen spreken ervan dat de eerste koningen al flinke activiteiten ondernamen betreffende de vormgeving van het Forum Romanum. Archeologisch is daarvoor nauwelijks een bewijs. Rome viert traditioneel als officiële datum van haar stichting 21 april 753 v.Chr. De datum is ooit berekend door de Romeinse geleerde Varro. Moderne onderzoekers prefereren niet van een stadsstichting (fondazione) maar van een stadsvorming (formazione) te spreken. De resultaten van het archeologische onderzoek, van Boni en zijn voorgangers tot op heden, wijzen inderdaad op een langzame ontwikkeling van Rome. FINIS
© t.l.heres 2015