Rotterdam, 22 maart 2011.
Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van de raadsleden drs. A.N. Molenaar (Leefbaar Rotterdam) en drs. R. Sörensen (Leefbaar Rotterdam) over zorgen betreffende BOOR. Aan de Gemeenteraad. Op 4 maart 2011 stelden de raadsleden drs. A.N. Molenaar (Leefbaar Rotterdam) en drs. R. Sörensen (Leefbaar Rotterdam) ons schriftelijke vragen over zorgen betreffende BOOR Inleidend wordt gesteld: “Leefbaar Rotterdam maakt zich zorgen om het Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam (BOOR). Het jaarverslag geeft ons geen inzicht of de door de gemeente verleende bruidsschat van 26 miljoen goed wordt besteed. Verder bereiken ons regelmatig klachten. Zo worden klachten over het bestuur niet door een onafhankelijke raad van toezicht beantwoord, maar door het dagelijks bestuur zelf. De weg naar het Algemeen Bestuur wordt door het Dagelijks Bestuur verhinderd. Juridische procedures resulteren regelmatig in ongunstige en dure vonnissen voor BOOR. Dit roept vragen op over de kwaliteit van het interne beleid. Daarnaast zijn scholen ontevreden over het functioneren van PROSCO waar ze van BOOR verplicht hun producten en diensten moeten inkopen. Het feit dat beide stichtingen door de twee zelfde bestuurders worden bestuurd, roept vragen op over de onafhankelijkheid. Ook vragen scholen zich af waarom er zoveel geld wordt uitgegeven aan ‘strategie’ en ‘PR’ door BOOR. Wat doet BOOR in China, de VS, Canada en Suriname? Wat hebben de Rotterdamse scholen daaraan?” Hieronder volgen de vragen en onze beantwoording: Prealabele opmerking van het college De stichting BOOR is per 1 januari 2008 verzelfstandigd. De stichting wordt bestuurd door het bestuur (College van Bestuur), onder toezicht van het Algemeen Bestuur. De leden van het College van Bestuur zijn belast met de dagelijkse bedrijfsvoering en operationele gang van zaken. Het doel van het gemeentelijke toezicht op de stichting BOOR is drieledig: Erop toezien dat de stichting haar taken structureel kan uitvoeren met de beschikbare middelen. Erop toezien dat het onderwijs volgens de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs wordt gegeven. Invulling geven aan de grondwettelijke taak van de lokale overheid, namelijk het geven van voldoende openbaar onderwijs in een genoegzaam aantal scholen.
12 34 54 56
Gezien de aard van merendeel van de vragen heeft het College van B&W de vragen ook voorgelegd aan de stichting BOOR. Daar waar in de beantwoording informatie van de stichting BOOR wordt aangehaald is dit aangegeven.
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 1
Als inleiding op vraag 1 wordt gesteld: “Bruidsschat De gemeente heeft BOOR een bruidsschat meegegeven van € 26,05 miljoen. In het jaarverslag wordt hier nauwelijks enige verantwoording over afgelegd. Uit bijlage A van dit jaarverslag (pag. 60) valt niet op te maken hoe de bruidsschatregeling 2009 van € 7.062.000 is besteed.” Vraag 1: Hoe is het mogelijk dat over deze gemeentelijke gelden geen uitgebreide jaarlijkse verantwoording plaatsvindt? Antwoord: In de ‘Verzelfstandigingovereenkomst tussen de Gemeente Rotterdam en Stichting BOOR’ van 20 december 2007 is in artikel 13, lid 4 opgenomen dat de stichting jaarlijks in haar jaarverslag verantwoording aflegt over de wijze waarop de bruidsschat is ingezet. De verantwoording wordt getoetst door een accountant. In 2008 is de bruidsschat in een apart document verantwoord door BOOR. Over 2009 is de verantwoording opgenomen in bijlage A van het jaarverslag. Vraag 2: Kan BOOR een uitgebreide verantwoording afleggen over de bestedingen van de bruidsschat in 2008, 2009 en 2010? Kan BOOR hierbij tenminste aangegeven welk aandeel is uitgegeven aan het bestuursbureau, management voor BOOR en Prosco? Antwoord: De specificatie van de bestedingen van de bruidsschat is opgenomen in de bijlage van het jaarverslag. De verantwoording is voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Dit was ook van toepassing bij het jaarverslag 2008 en zal ook onderdeel zijn van de jaarverslagen 2010 en 2011. Vraag 3: Waarom is destijds besloten dat dit bedrag alleen aan administratie, beheer en bestuur (ABB kosten) mag worden besteed? Antwoord: Dit is vastgelegd in de onderwijswetgeving. Bij besluit van 18 april 2002 (staatsblad 209 en 210) inhoudende wijzigingen van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertise centra is inzake de bruidsschatregeling bepaald dat in die gevallen waarbij het bestuur over het openbaar onderwijs wordt overgedragen aan een vermogensrechtelijke zelfstandige stichting, een bruidsschat mag worden meegegeven, die uitsluitend voor ABB doeleinden mag worden ingezet. Vraag 4: Is de bruidsschat bedoeld voor lopende ‘ABB kosten’ of is de bruidsschat bedoeld voor eenmalige frictiekosten in het kader van het opzetten van een bestuursbureau, sanering van Prosco e.d.?
12 34 54 56
Antwoord: De bruidsschat is bedoeld voor dekking van ABB kosten. Door de vrijval van de middelen uit een deel van de rijksvergoeding voor ABB kosten ontstaat ruimte om het weerstandsvermogen te verhogen.
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 2
Dan wordt gesteld: “Te verwachten valt dat de 3e en 4e tranche ook volledig zullen opgaan in de exploitatie. Blijkbaar wordt er uit de bruidsschat niet gespaard om toekomstige overheadkosten te dekken. Na 2012 is er dus geen bruidsschat meer voorhanden om ‘ABB kosten’ te dekken.” Vraag 5: Hoe denkt BOOR de ‘ABB kosten’ vanaf 2012 te dekken, m.a.w. hoe worden de kosten van het bestuursbureau, management voor BOOR en Prosco na 2012 gefinancierd? Antwoord: De ABB kosten worden vanaf 2012 gedekt uit de jaarlijkse rijksbijdrage voor ABB. Als inleiding op vraag 6 wordt gesteld: “Bestuursmodel In het huidige bestuursmodel is er geen scheiding tussen de functies van bestuur en toezicht. Het algemeen bestuur vergadert 8 maal per jaar gezamenlijk met het dagelijks bestuur (‘college van bestuur’). Klachten over het dagelijks bestuur worden in dit model niet beantwoord door het algemeen bestuur, maar door de het dagelijks bestuur zelf. Hierdoor is er geen sprake van een effectieve controle op het functioneren van het dagelijks bestuur.” Vraag 6: Bent u het met ons eens dat klachten over het dagelijks bestuur beantwoord dienen te worden door een onafhankelijke toezichthouder en dat de weg naar deze onafhankelijke toezichthouder zonder drempels en transparant dient te zijn? Antwoord: Het algemeen bestuur van de stichting BOOR heeft onder andere als taak het houden van toezicht op de werkzaamheden en het beleid van het college van bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de stichting. Dit is geregeld in artikel 17 lid 1 van de statuten van de stichting. BOOR heeft aangegeven dat het algemeen bestuur geen individuele klachten behandelt. Voor de behandeling van individuele klachten is de stichting BOOR aangesloten bij een aantal onafhankelijke klachtencommissies, zoals de beroepscommissie inzake examens en de Landelijke Klachtencommissie voor ouders en leerlingen. Dan wordt opgemerkt: “Uit het jaarverslag 2009 kunnen we opmaken dat het huidige bestuursmodel ‘binnen afzienbare tijd’ zal eindigen.” Vraag 7: Wanneer zal het bestuursmodel worden omgevormd tot twee afzonderlijke organen, te weten een bestuur (2 personen) en een raad van toezicht (7 personen)?
12 34 54 56
Antwoord: Door het algemeen bestuur van BOOR zijn nieuwe statuten vastgesteld. Deze statuten zijn inmiddels ter beoordeling voorgelegd aan een notariskantoor. Na het advies van de notaris worden de statuten ter goedkeuring aangeboden aan de gemeenteraad. Naar verwachting zal dit in het 2e kwartaal van 2011 gebeuren.
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 3
Vraag 8: Waarom wordt pas nu voor dit bestuursmodel gekozen en niet al eerder bij de verzelfstandiging van BOOR op 1 januari 2008? Antwoord: Op het moment van de verzelfstandiging was het Raad van Toezichtmodel voor het openbaar onderwijs op basis van de onderwijswetgeving niet mogelijk. Mede op verzoek van het toenmalige College is een verzoek tot aanpassing van de wet ingediend. De wet “Goed onderwijs, Goed Bestuur”, die 1 augustus 2010 in werking is getreden maakt het Raad van Toezichtmodel ook voor het openbaar onderwijs mogelijk. Als inleiding op vraag 9 wordt gesteld: “Prosco In het huidige ‘Rotterdamse model’ zijn de bestuurders van BOOR tevens de bestuurders van Prosco, de stichting die de scholen administratief zou moeten ondersteunen. De scholen zijn gedwongen om producten en diensten bij Prosco in te kopen. Er is dus sprake van gedwongen winkelnering. Tevredenheidspeilingen uit het verleden tonen aan dat scholen zeer ontevreden zijn over de diensten van Prosco.” Vraag 9: Is er recent onderzoek gedaan naar de huidige waardering van Prosco? Zo nee, bent u bereid om op korte termijn een onafhankelijk onderzoek uit te voeren? Antwoord: In het kader van de tussenevaluatie van de verzelfstandiging van het openbaar onderwijs is onderzoek gedaan naar de waardering van Prosco. In totaal werden zesennegentig personen aangeschreven: zesenzeventig klanten binnen het primair onderwijs en twintig klanten binnen het voortgezet onderwijs. Van de benaderde personen hebben er tweeënzeventig de vragenlijst ingevuld; een respons van 75%. Aan de respondenten werd gevraagd om de dienstverlening van de tien afdelingen te waarderen aan de hand van een rapportcijfer. Behoudens de afdeling Financiën werden alle afdelingen of diensten positief gewaardeerd met rapportcijfers tussen 6.2 (Afdeling PO en Huisvesting) en 7.2 (Personeelsconsulenten). Afdeling Financiën werd gewaardeerd met een 5.1. BOOR heeft aangegeven dat op basis van het onderzoek binnen Prosco, maar ook bij BOOR zelf, maatregelen zijn genomen om de financiële functie te verbeteren. Vervolgens wordt opgemerkt: “Andere scholen die onafhankelijk hun diensten van concurrerende aanbieders kunnen afnemen zijn vaak goedkoper uit en ontvangen een betere service.” Vraag 10: De enorme schaal die Prosco vertegenwoordigt zou tot grote inkoopvoordelen moeten leiden, hoe is het dan toch mogelijk dat scholen buiten BOOR (Prosco) efficiënter kunnen inkopen?
12 34 54 56
Antwoord: BOOR heeft aangegeven dat de kosten van Prosco circa € 3,6 mln. per jaar bedragen. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit inclusief de kosten van onder andere werving&selectie, personeelsconsulenten, bedrijfsartsen etc. is. Dit zijn personeelsfuncties die op verzoek van het scholenveld zijn gecentraliseerd en naar volle
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 4
tevredenheid bij Prosco zijn ondergebracht. De afdracht aan Prosco bedraagt 1,4% van de BOOR omzet, hetgeen ver onder het landelijke gemiddelde is. Vraag 11: Bent u bereid Prosco zo spoedig mogelijk te laten verzelfstandigen en de scholen zo de vrijheid van inkoop van producten en diensten terug te geven? Antwoord: Het administratieve deel van de voormalige dienst openbaar Onderwijs is per 1 januari 2008 ondergebracht in een zelfstandige stichting. Bij de tussenevaluatie van het openbaar onderwijs is door BOOR aangegeven dat door BOOR en Prosco diverse scenario’s worden uitgewerkt, op basis waarvan een voorstel wordt gedaan over zowel de positie van Prosco ten opzichte van BOOR en de gedwongen winkelnering. Dit onderzoek wordt naar verwachting dit jaar afgerond. Vervolgens wordt gesteld: “Autonomie scholen BOOR streeft naar het minimaliseren van de autonomie en de eigenheid van scholen. Naar onze mening zit de aantrekkingskracht van een school nu juist in de unieke sfeer die een school door haar directie, leraren en leerlingen creëert. Naar onze mening wordt de uniciteit van scholen bepaald door hun eigen strategie, management, marketing en PR.” Vraag 12: Bent u het met ons eens dat in het belang van de leerlingen de autonome school te allen tijde centraal moet staan en niet de organisatorisch toegevoegde management laag van BOOR? Antwoord: Vanwege het grote aantal (basis)scholen binnen het primair en speciaal onderwijs is bovenschools management tussen het College van Bestuur en de schooldirecteuren gepositioneerd. BOOR hecht er waarde aan dat scholen hun eigen identiteit kunnen uitdragen. Dit blijkt onder andere uit de verschillende onderwijsconcepten binnen het primair onderwijs, zoals Montessori, Dalton, Jenaplan en Wanita scholen. Hiernaast beschikt BOOR onder andere over sportieve en kunstzinnige scholen. In het voortgezet onderwijs blijkt de diversiteit onder andere uit scholen met tweetalig onderwijs op onder andere de Wolfert van Borselen Scholengroep, het Erasmiaans Gymnasium, Montessori onderwijs op het Einstein Lyceum, het Technasium bij het Libanon Lyceum en bijvoorbeeld Thorbecke VO met het aanbod van Sport, Highschool Sport en Kunst en Cultuur. Inleidend op vraag 13 wordt gesteld: “Uit het jaarverslag blijkt dat BOOR uitgaven doet in het kader van “Strategie’. Uit datzelfde jaarverslag blijkt echter niet wat het nut is van deze uitgaven.” Vraag 13: Kunt u ons uitleggen wat de toegevoegde waarde van een overkoepelende ‘strategie’ is voor 64 verschillende basisscholen, 6 voor speciaal onderwijs, 1 voor praktijkonderwijs en 6 unieke scholen voor voortgezet onderwijs?
12 34 54 56
Antwoord: In januari 2008 heeft BOOR een strategisch plan uitgebracht waarin zij haar doelen heeft geformuleerd om de kwaliteit van het openbaar onderwijs in Rotterdam te verbeteren. Nadien heeft BOOR jaarlijks beleidsplannen en jaarverslagen uitgebracht waarin zij het
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 5
beleid verder uitwerkt en concretiseert. Ondanks een diversiteit aan onderwijssoorten heeft SBOOR aangegeven te streven, middels het concretiseren van de geformuleerde doelstellingen, het openbaar onderwijs een eigen gezicht te geven binnen Rotterdam en de kwaliteit daarvan te verhogen. We noemen in dit kader het project Talentontwikkeling, het Minerva project met Leonardo-onderwijs, Competentiemanagement en de BOOR Academie Daarnaast wordt binnen BOOR veel aandacht besteed aan de ketenbenadering tussen het speciaal, regulier onderwijs en doorlopende leerlijnen PO-VO met als doel een hogere doorstroom binnen het openbaar onderwijs. Vraag 14: Kunt u aangeven hoeveel er in 2009 is uitgegeven aan strategische bijeenkomsten en adviseurs? Antwoord: In 2008 is het Strategisch Beleidsplan “Kwaliteitsonderwijs in een wereldstad” voor de periode 2008-2012 vastgesteld. De doelstellingen uit dit plan zijn en worden gedurende deze periode uitgewerkt. Dit plan wordt jaarlijks of tussentijds bij het jaarplan geactualiseerd. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de wet “Goed onderwijs, goed bestuur”, het thema maatschappelijke verantwoording en nu actueel de bezuinigingen op passend onderwijs. De kosten van externe ondersteuning in dit kader bedragen volgens BOOR jaarlijks circa € 125.000,--. Vraag 15: Kunt u uitleggen wat de toegevoegde waarde van “PR” voor een orgaan als BOOR is? Antwoord: Een van de doelstelling van BOOR is het vergroten van het marktaandeel van het openbaar onderwijs in Rotterdam. Het verhelderen van de identiteit van het openbaar onderwijs (wat zijn de kernwaarden van het openbaar onderwijs, waar staat het openbaar onderwijs voor) is daarbij een belangrijk item. Om de identiteit te verhelderen en de positie het openbaar onderwijs te verbeteren spelen pr en marketing, naast goede onderwijsprestaties, een belangrijke rol. Vervolgens wordt gesteld: “Wij hebben begrepen dat BOOR regelmatig reist naar het buitenland.” Vraag 16: Kunt u aangeven in hoeverre de reizen van BOOR naar o.a. Shanghai en Suriname voordelen opleveren voor het Rotterdams onderwijs?
12 34 54 56
Antwoord: Voor Shanghai geldt dat de gemeente Rotterdam in de persoon van voormalig burgemeester I.W. Opstelten in het kader van de zusterstedenrelatie tussen Rotterdam en Shanghai aan BOOR heeft verzocht om de banden met Shanghai op onderwijsgebied te onderhouden en te versterken. De gemeente en het schoolbestuur hebben vervolgens aan de rector van de Wolfert van Borselen scholengroep gevraagd samen met het College van Bestuur vorm en inhoud te geven aan deze wens. De Wolfert heeft een lange traditie op het gebied van internationaal en tweetalig onderwijs en bezit de expertise om het onderwijs in het buitenland te helpen.
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 6
Hiernaast nemen vertegenwoordigers van BOOR deel aan internationale reizen. Dit gebeurt deels vanuit BOOR, maar ook op verzoek van onderwijsorganisaties, zoals de VO-Raad. Doel is veelal kennis en ervaring op te doen en te delen over de onderwijs problematiek. Vraag 17: Investeert BOOR in buitenlandse projecten? Zo ja, kunt u aangeven wat de hoogte van die investeringen zijn en in hoeverre deze investeringen in het belang van het Rotterdams onderwijs zijn? Antwoord: Neen, BOOR heeft aangegeven niet te investeren in buitenlandse projecten. Vraag 18: Kunt u een specificatie geven van de totale reiskosten naar het buitenland en kunt u aangeven hoeveel dagen per jaar door de directie worden besteed aan reizen naar het buitenland? Antwoord: Het beantwoorden van deze vraag ligt buiten de bevoegdheid van het college. BOOR is zelf verantwoordelijk voor de kosten van reizen. Vraag 19: Waarom reist het dagelijks bestuur van BOOR business class en het college van bestuur van de EUR economy class? Antwoord: BOOR heeft aangeven dat de voorzitter van het College van Bestuur bij buitenlandse reizen om medische redenen business class reist. Dan wordt gesteld: “In het jaarverslag is sprake van de ‘BOOR Academie’. In het jaarverslag wordt de suggestie gewekt dat hier nieuwe projecten worden opgezet. De “Dag van de schoolleiding” werd voorheen echter ook gedaan. De bijeenkomsten over meertaligheid werden door Early Bird georganiseerd en de trainingen van docenten werden door de scholen georganiseerd.” Vraag 20: Kunt u duidelijk maken wat de toegevoegde waarde van de ’BOOR Academie’ is voor het Rotterdams openbaar onderwijs?
12 34 54 56
Antwoord: BOOR heeft aangegeven dat een belangrijk aandachtspunt in het BOOR beleid de deskundigheidsbevordering van management en personeel is. Ter ondersteuning en uitvoering van dit beleidsstreven is de BOOR Academie opgericht. Met de oprichting van de BOOR Academie tracht BOOR de medewerkers uit te dagen om zich te ontwikkelen tot professionele en excellente medewerkers. De BOOR Academie zal daarin volgens BOOR een voortrekkende en stimulerende rol spelen, waardoor na- en bijscholing van docenten en management niet alleen goedkoper, maar ook op maat kan plaatsvinden. Naast na- en bijscholing worden door de BOOR Academie ook inspiratiebijeenkomsten voor het personeel georganiseerd. Ook de Wet BIO, evenals het voorspelde tekort aan personeel in het onderwijs, vraagt volgens SBOOR om een aanpak waarbij het schoolbestuur de verantwoordelijkheid neemt om er voor te zorgen (door opleiding, selectie en kweekvijvers) en er op toe te
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 7
zien dat de scholen beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel voor het management en voor het lesgeven. Met de ambities die in het strategische beleidsplan zijn geformuleerd moeten medewerkers niet alleen voldoen aan wettelijke eisen, maar is bovendien volgens BOOR een eigen BOOR standaard nodig; een BOOR keurmerk voor scholen en een professionele standaard voor medewerkers die gemotiveerd zijn om bij te dragen aan de hoge doelen die BOOR zich stelt. BOOR heeft aangegeven dat deze uitgangspunten zijn verankerd in het HRM-beleid van BOOR. Permanente educatie is volgens BOOR een belangrijke waarde in dit beleid. BOOR heeft aangeven dat daarmee de medewerkers laten zien, dat ze niet alleen anderen in staat stellen te leren, maar ook zelf bereid zijn om te leren. Vraag 21: Hoe hoog zijn de investeringen in de ‘BOOR Academie’? Antwoord: BOOR heeft aangegeven dat deze investering € 250.000,-- per jaar bedraagt voor de periode 2009-2011. Inleidend op vraag 22 wordt gesteld: “Cijfers Scholen moeten hun spaargelden aanhouden bij BOOR. Scholen zouden hierover ook een rentevergoeding krijgen.” Vraag 22: Worden de spaartegoeden van de scholen in de balans weergegeven als bestemmingsreserves of zitten ze onder de algemene middelen? Antwoord: De algemene reserves van de scholen zijn opgenomen in de algemene reserve. Vraag 23: Kunt u een overzicht verschaffen van alle bestemmingsreserves? Antwoord: De stand van de reserves en voorzieningen per 31 december 2009 is opgenomen in bijlage D van het BOOR jaarverslag 2009. Vraag 24: Kunt u een specificatie geven van het saldo van de spaartegoeden per school inclusief rentevergoeding per 31/12/2009? Antwoord: Het beantwoorden van deze vraag ligt buiten de bevoegdheid van ons college. Uw raad komt de bevoegdheid toe de begroting en het jaarverslag van BOOR als geheel goed te keuren en niet van de afzonderlijke scholen.
12 34 54 56
Vraag 25: Kunt u garanderen dat het geld dat scholen gespaard hebben voor onderhoud uiteindelijk ook wordt aangewend voor deze scholen en dat het niet wordt gebruikt om gaten te vullen in budgetten van andere minder voorzichtig optredende scholen?
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 8
Antwoord: BOOR scholen die middelen voor gebruikersonderhoud hebben gespaard en dit willen inzetten hebben hier vooraf toestemming van het bovenschools management voor nodig. Voorwaarde is onder andere dat de school een sluitende begroting heeft. Na verkregen toestemming kunnen en mogen scholen die gelden ook als zodanig inzetten. Voor gebruikersonderhoud heeft BOOR voor zowel het primair- als voortgezet onderwijs een meerjaren onderhoudsplanning. Inleidend op vraag 26 wordt gesteld: “In het jaarverslag (pag. 6) wordt het verlies van 0,2mln verklaard door o.a. ‘hogere kosten voor energie’. Uit de staat van baten en lasten blijkt echter dat de energielasten juist zijn gedaald van € 5.129.407 in 2008 naar € 4.957.013 in 2009.” Vraag 26: Hoe verklaart u het verschil tussen het verslag en de daadwerkelijke cijfers? Antwoord: Met de hogere kosten voor energie wordt door BOOR het verschil bedoeld tussen de begroting 2009 (€ 3,1 mln. rijksvergoeding) en de realisatie 2009 (€ 4,9 mln.). Ten opzichte van 2008 is de realisatie in 2009 iets lager maar nog altijd hoger dan de begroting. Dan wordt gesteld: “In de risicoparagraaf is het benodigde weerstandsvermogen voor BOOR berekend op circa € 22,4 miljoen. Op basis van de balans concludeert u dat de weerstandscapaciteit van BOOR € 38,2 miljoen bedraagt. U betrekt hierbij wel de bestemmingsreserves van € 23,3 miljoen. Bestemmingsreserves maken echter geen deel uit van het weerstandsvermogen.” Vraag 27: Bent u het met ons eens dat het weerstandsvermogen slechts € 15 miljoen bedraagt en daarmee onder het benodigde weerstandsvermogen van € 22,4 uitkomt? Antwoord: Het weerstandsvermogen komt overeen met de optelsom van de algemene reserve en de bestemmingsreserves (verslag 2009: € 38,2 mln). Ook al zijn bestemmingsreserves geoormerkt voor specifieke beleidsdoelstellingen, het bestuur kan deze bestemming nog altijd wijzigen. Aldus behoren deze bij het weerstandsvermogen van de stichting. Overigens zijn de regels van de Jaarverslaggeving Onderwijs na 2008 gewijzigd waardoor een vergelijking tussen het benodigd weerstandsvermogen op het moment van verzelfstandiging en het feitelijk weerstandsvermogen ultimo 2009 niet één op één gemaakt kan worden. Vraag 28: Waarom went u de bruidsschat niet aan om het weerstandsvermogen op peil te brengen?
12 34 54 56
Antwoord: Uit de beantwoording van vraag 4 blijkt dat de bruidsschat niet direct wordt toegevoegd aan het weerstandsvermogen van de stichting (dat is wettelijk niet toegestaan), maar indirect via een vrijval van een deel van de rijksvergoeding voor ABB kosten.
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 9
Dan wordt gesteld: “Het weerstandsvermogen is bedoeld voor onvoorziene risico’s. De door u genoemde personele en materiële risico’s (pag. 25) zijn te voorspellen en zouden als voorzieningen kunnen worden opgenomen. Ook demografische ontwikkelingen en risico’s t.a.v. de bedrijfsvoering zijn goed in te schatten.” Vraag 29: Bent u het met ons eens dat u meer voorzieningen kunt treffen en dat u een lagere algemene reserve kunt aanhouden? Antwoord: BOOR heeft aangegeven dat het uitgangspunt binnen BOOR is risico’s zoveel als mogelijk in kaart te brengen en deze indien nodig te verzekeren dan wel in een voorziening onder te brengen. BOOR heeft aangegeven dat risicomanagement een vast onderdeel is van de P&C-cyclus. Als inleiding op vraag 30 wordt gesteld: “Human Resources Bij ontslag van leraren houdt BOOR een ‘banenpool’ aan. In het beste geval kan een docent die bij de ene school niet goed aard wel zijn draai vinden bij een andere school. Het mag echter nooit zo zijn dat scholen gedwongen worden slecht functionerende docenten op te nemen. Ook moet er sprake zijn van een helder afvloeiingsbeleid. Dit voorkomt gerechtelijke procedures en hoge advocaten kosten.” Vraag 30: Hoe stelt BOOR vast of docenten geschikt zijn voor herplaatsing? Antwoord: BOOR is van mening dat een werknemer wel of niet geschikt is voor zijn functie. Als hij geschikt is voert hij zijn functie uit op een werkplek, zijnde een van de scholen van BOOR. Vraag 31: Welke acties onderneemt BOOR om de inzetbaarheid van docenten zonder werk te verbeteren?
12 34 54 56
Antwoord: BOOR heeft aangegeven dat in 2006 de Wet BIO (Beroepen in het onderwijs) is ingevoerd, met daarbij behorend Besluit Bekwaamheidseisen Onderwijspersoneel. In genoemde wet en besluit zijn zeven competenties beschreven waaraan een leerkracht moet voldoen. Sinds 2006 is in het primair onderwijs bovenschools het competentiemanagement ingevoerd. In het speciaal en voortgezet onderwijs geldt de Wet BIO en het Besluit Bekwaamheidseisen eveneens. Aan de hand van een persoonlijk ontwikkelingsplan werken individuele docenten aan de wettelijk vereiste competenties. Wanneer blijkt dat een docent niet aan de wettelijk vereiste competenties voldoet, gaat de docent, daarbij ondersteund door de werkgever, werken aan verbetering van de competenties. Wanneer na verloop van tijd blijkt dat een docent, na begeleiding en ondersteuning nog altijd niet voldoet aan het wettelijk vereiste competentieprofiel, wordt hij of zij ontslagen wegens ongeschiktheid voor de functie. Deze leerkrachten keren niet meer terug in het onderwijs. Voorafgaand aan het ontslag wordt aan de betreffende werknemer begeleiding geboden naar ander werk, bijvoorbeeld met behulp van een outplacement bureau. Op verzoek van de werknemer kan samen met een door BOOR in
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 10
te schakelen personeelsconsulent maatwerk geleverd worden om de kansen op het vinden van ander werk na ontslag zo groot mogelijk te maken. Vraag 32: (vraag ontbreekt in de vraagstelling) Antwoord: Vraag 33: Hanteert BOOR een strikt en helder afvloeiingsbeleid? Zo ja, kunt u aangeven welke criteria u daarbij hanteert? Hoe lang kunnen docenten bijvoorbeeld bij BOOR ‘op de bank zitten’? Antwoord: BOOR heeft aangegeven dat sinds 2005 werkgelegenheidsbeleid binnen de sector voortgezet onderwijs wordt toegepast. Uitgangspunt is dat er geen gedwongen ontslagen vallen wanneer er gereorganiseerd zou moeten worden. In de sectoren primair en speciaal onderwijs wordt ontslagbeleid gehanteerd. De afvloeiingsvolgorde is bij CAO geregeld: Last in, First out op basis van de diensttijd die bij de eigen werkgever is opgebouwd. In overleg met de vakbonden kan hiervan in geval van reorganisatie worden afgeweken en een andere afvloeiingsvolgorde worden voorgesteld, bijvoorbeeld het afspiegelingsbeginsel. Op grond van de CAO PO genieten werknemers in geval van reorganisatie ten minste 1 jaar ontslagbescherming, op grond van de CAO VO in beginsel twee jaar. Vraag 34: Hoe hoog zijn de gemiddelde juridische kosten per jaar als gevolg van arbeidsconflicten? Antwoord: BOOR heeft aangegeven dat deze kosten laag zijn. BOOR zet bij arbeidsconflicten in op alternatieve geschillenbeslechting, zoals bemiddelingsgesprekken en mediation. Juridische kosten komen volgens BOOR pas aan de orde als een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit is genomen. Vraag 35: Hoe hoog zijn de totale juridisch kosten gemiddeld op jaarbasis?
12 34 54 56
Antwoord: De rechtsbescherming bij BOOR is geregeld in de toepasselijke CAO’s en de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat BOOR als bestuursorgaan voor bezwaar en beroep vatbare besluiten neemt. Het staat degene tot wie het besluit is gericht, bijvoorbeeld een werknemer, vrij om hiertegen al dan niet bezwaar en eventueel in vervolg daarop beroep en hoger beroep in te stellen. Of er juridische kosten worden gemaakt en hoe hoog deze zijn hangt dus in belangrijke mate af van de hoeveelheid bezwaarschriften die jaarlijks tegen besluiten van BOOR worden ingediend. De juridische kosten zijn overigens begrensd door het toepasselijke Besluit Proceskosten bestuursrecht. Wanneer een bezwaar of beroep gegrond wordt verklaard, kan op grond van dit besluit een forfaitair bedrag worden toegekend voor vergoeding van gemaakte kosten van rechtsbijstand.
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 11
Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,
12 34 54 56
De secretaris,
De burgemeester,
A.H.P. van Gils
A. Aboutaleb
Registratienummer dienst: doc. loods 637360 Behandelaar: J.G. Ossel, 010-2672294
raadsvergadering van: raadsstuk
dd-mm-jjjj pagina 12