Bijlage 6: Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder Standdaarbuiten, BRO, projectnummer 211x04958, d.d. 22 maart 2011;
Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten Datum Opdrachtgever
: 22 maart 2011 : Gemeente Moerdijk
Ter attentie van
: Dhr. L. Willems
Projectnummer
: 211x04958
Opgesteld door i.a.a.
: P. Maas : G. Schalken
1. NATUURWAARDENONDERZOEK
1.1 Natuurbescherming In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ff-wet) in werking getreden. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn die de bescherming van soorten betreft geïmplementeerd. Op basis van de Flora- en faunawet is het een vereiste om inzicht te verkrijgen in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Daarnaast geldt voor alle in het wild levende planten en dieren de Zorgplicht. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna achterwege moeten blijven.
Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten
1
Fig. 1. Globale begrenzing plangebied (luchtfoto gemeente Moerdijk)
Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten
2
1.2 Beschrijving van het plangebied en aanleiding natuuronderzoek 1.2.1 Ligging van het plangebied Het plangebied is gelegen in het noordelijk deel van de kern Standdaarbuiten (gemeente Moerdijk). Het plangebied grenst aan de nieuwbouwwijk De Vlinderbuurt. Op basis van het bestemmingsplan Vlinderbuurt 2001 is gestart met de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk De Vlinderbuurt in het noordelijk deel van de kern Standdaarbuiten (gemeente Moerdijk). Delen van de wijk, zoals de Dansvlinder, Citroenvlinder, Wintervlinder en de Vuurvlinder, zijn reeds afgerond. Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘Vlinderbuurt (2001)’, vastgesteld door de gemeenteraad van Moerdijk op 25 april 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 juli 2002. Echter, de voorgenomen ontwikkeling met betrekking op de bouw van enkele woningen inclusief ontsluitingsstructuur moet nog gerealiseerd worden. De globale begrenzing van het plangebied is te zien in figuur 1. Allereerst zal gestart worden met de ontwikkeling van 10 starterswoningen, inclusief infrastructuur. Hiervoor zal een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Het plangebied wordt grotendeels omringd door woonbebouwing. Ten oosten, ten zuiden en ten westen van het plangebied is de nieuwbouwwijk Vlinderbuurt gelegen. De Vlinderbuurt betreft de meest recente uitbreidingswijk van Standdaarbuiten. De woonwijk is voor een groot gedeelte reeds gerealiseerd. De Vlinderbuurt is een ruimopgezette wijk, met veelal vrijstaande bebouwing bestaande uit twee bouwlagen en een kap. Centraal in de wijk is een groenzone met waterpartij aangelegd. Het noordelijk deel van de Vlinderbuurt moet nog ontwikkeld worden. Hier maakt onderhavig plangebied onderdeel van uit. Direct grenzend aan het plangebied zijn aan de zuidzijde een 10-tal bomen aanwezig. Aan de zuidwestzijde wordt het plangebied direct begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Dokter Spoelstraat. In de achtertuinen zijn enkele bomen en sierheesters. Het plangebied is in de huidige situatie geheel onbebouwd.
1.2.2 Aanleiding van het onderzoek Bij ruimtelijke ingrepen zoals nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Onderhavige ontwikkeling is gelegen in het bestemmingsplan Vlinderbuurt 1 2001 . Voor het plangebied is eerder in 2000/2001 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Hierin is aangeduid dat er geen beschermde dier- of plantensoorten aangetroffen zijn. De gemeente Moerdijk geeft aan dat het agrarische gebruik van de gronden in de loop van de jaren niet is gewijzigd, waardoor zij verzekeren dat er geen veranderingen zijn opgetreden ten aanzien van het aspect flora- en fauna. Echter, doordat het onderzoek in 2008 heeft plaatsgevonden zijn de gegevens van dit onderzoek inmiddels gedateerd geraakt.
1
Bestemmingsplan Vlinderbuurt 2001 – Standdaarbuiten, vastgesteld door de raad op 25-04-2002 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18-07-2002
Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten
3
1.3 Methode van toetsing In de quick-scan zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen de aanwezige natuurwaarden vanuit de Flora- en faunawet. Deze werkwijze vloeit voort uit de ‘Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen’ van het Ministerie van LNV van september 2009. Het doel van dit onderzoek is een beeld te krijgen van de gebiedskenmerken, het grondgebruik en de mogelijke natuurwaarden binnen het plangebied. Om een beeld te verkrijgen van de natuurwaarden op de locatie is op 17 maart 2011 een veldbezoek gebracht aan het plangebied. Mogelijke verblijfplaatsen en sporen van dieren zijn onderzocht.
1.4 Resultaten natuuronderzoek Natuurbeschermingswet: Het plangebied ligt ver buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden. In een straal van 5 kilometer rondom het plangebied liggen geen wettelijk beschermde Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebied is het Natura 2000-gebied “Hollands Diep” en ligt op ongeveer 7,5 km afstand van de locatie. Over deze afstand zijn negatieve effecten op beschermde natuurgebieden redelijkerwijs uit te sluiten. Vanuit het project hoeft geen rekening te worden gehouden met wettelijke gebiedsbescherming. Ecologische Hoofdstructuur: Het plangebied valt ook buiten de door de Provincie Noord-Brabant aangewezen natuurgebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Vanuit provinciaal beleid hoeft daarom geen rekening gehouden te worden met de planologische bescherming van natuurwaarden. Flora: In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en braakliggend. Binnen het plangebied zijn geen noemenswaardige soorten aanwezig. Ook aan de randen van het plangebied en rondom worden deze niet verwacht (het gaat om een intensief gebruikte akker ten noorden van het plangebied en aanwezige tuinen van de woningen rondom het plangebied). De aanwezigheid van bijzondere en beschermde soorten zijn dan ook niet te verwachten. Vanuit de Flora- en faunawet hoeft er geen rekening gehouden te worden met beschermde plantensoorten. Zoogdieren: Er kunnen enkele algemeen beschermde diersoorten van beschermingsniveau 1 op enige wijze in het gebied voorkomen, zoals Konijn. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op basis van algemene verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur is het voorkomen van grondgebonden strenger beschermde soorten, zoals Eekhoorn en Steenmarter, op deze locatie redelijkerwijs uit te sluiten. Door de afwezigheid van gebouwen en bomen binnen het plangebied én geschikte bomen buiten het plangebied is het voorkomen van vleermuizen binnen het plangebied uitgesloten. Het plangebied is verder naar verwachting geen significant onderdeel van een foerageergebied van vleermuizen in de omgeving en door de ligging vormt het gebied daarnaast geen lijnstructuur waar als vliegroute van gebuikt gemaakt wordt door vleermuizen. Vogels: Vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaatsen volgens de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het Ministerie van LNV uit 2009 zijn in en rondom het plange-
Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten
4
bied redelijkerwijs niet te verwachten. Door de ligging van het gebied worden ook geen grondbroedende vogelsoorten verwacht, het terrein is daarnaast in gebruik als ‘hondenuitlaatveld’. Overige diersoorten: Het voorkomen van vissen in het plangebied is uitgesloten vanwege het ontbreken van water. Als landbiotoop voor amfibieën en reptielen is het plangebied door de aanwezige verhardingen en afwezigheid van schuilplaatsen niet geschikt. Derhalve zijn negatieve effecten op deze soortgroepen redelijkerwijs niet te verwachten. Voor beschermde ongewervelde soorten, heeft het plangebied weinig waarde door het ontbreken van geschikte biotopen. Deze diersoorten stellen namelijk zeer specifieke eisen aan hun leefomgeving. Negatieve effecten op deze soortengroep zijn derhalve redelijkerwijs uit te sluiten.
1.5 Conclusie en aanbevelingen Door de ontwikkeling van woningen in het plangebied zullen er, gezien de geringe oppervlakte van het terrein en de huidige situatie (open en braakliggend veld; in gebruik als ‘hondenuilaatveld’), geen bijzondere of beschermde natuurwaarden verloren gaan. Vanuit de Flora- en faunawet hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde soorten.
Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten
5
Bijlage 7: Vooronderzoek conform NEN5725 Markt 5, Standdaarbuiten, Aeres Milieu, d.d. 7 april 2010, projectnummer AM10071;
RAPPORT Vooronderzoek conform NEN5725 Markt 5 , Standdaarbuiten AM10071
Opdrachtgever BRO - Boxtel Postbus 4 5280 AA BOXTEL Projectnummer Aeres Milieu projectnummer AM10071 Status rapport Definitief
Autorisatie Opsteller rapport:
paraaf
ing. B.W. Buizer Kwaliteitscontrole: ing.T.K.P.G. Thijssen
.
datum 7 april 2010
paraaf
datum 7 april 2010
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATTING
3
1. INLEIDING
5
2. VOORONDERZOEK 7 2.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 7 2.2 Topografische beschrijving............................................................................................................. 7 2.3 Historisch overzicht en omgeving................................................................................................... 7 2.4 Dossieronderzoek........................................................................................................................... 8 2.5 Asbest............................................................................................................................................. 9 2.6 Omgeving van de onderzoekslocatie ............................................................................................. 9 2.7 Bodemopbouw en geo(hydro)logie................................................................................................. 9 2.8 Beschrijving van de onderzoekslocatie ........................................................................................ 10 2.9 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie ............................................................................ 10 2.10 Onderzoekshypothese.................................................................................................................. 10 3. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Bijlagen: 1 2 3 4
Topografische overzichtskaart Kadastrale situatie Foto’s onderzoekslocatie Tekeningen
11
Pagina 2 van 11
Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071
SAMENVATTING Algemeen Projectnummer Opdrachtgever Aanleiding onderzoek Soort onderzoek Adres onderzoekslocatie Gemeente Kadastrale registratie RD-coördinaten Oppervlakte onderzoekslocatie Peil maaiveld Peil grondwaterpeil
: AM10071 : Gemeente Moerdijk : Bestemmingsverandering : Vooronderzoek conform NEN5725 : Markt 5, Standdaarbuiten : Moerdijk : Sectie D nr. 3005 en 1434 : X = 94.556 / Y = 402.760 : Circa 720 m² : Circa 1,3 meter + NAP : Circa 0,7 meter + NAP
Onderzoekshypothese Hypothese conform NEN5740
: ”verdacht”
Conclusie en aanbevelingen In opdracht van de gemeente Moerdijk heeft Aeres Milieu in maart 2010 een vooronderzoek uitgevoerd conform NEN5725 “Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek” op de locatie Markt 5 te Standdaarbuiten. Op basis van de verzamelde historische informatie zijn op de onderzoekslocatie bodembedreigende activiteiten uit het verleden aan te wijzen. Deze locatie kan als “mogelijk verdacht” worden beschouwd. Er bestaat mogelijk een belemmering voor de toekomstige bestemming. De resultaten van dit vooronderzoek geven, ons inziens, aanleiding tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de waarschijnlijke locatie van het voormalig afleverpunt minerale brandstof en de ondergrondse opslagtank voor deze brandstof.
Pagina 3 van 11
Pagina 4 van 11
Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071
1.
INLEIDING
In opdracht van de gemeente Moerdijk heeft Aeres Milieu B.V. een vooronderzoek uitgevoerd op de locatie: Adres onderzoekslocatie Kadastrale registratie Oppervlakte onderzoekslocatie Bestemmingsplan
: Markt 5, Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk : Standdaarbuiten, Sectie D nrs. 3005 en 1434 : circa 720 m2 : Centrum Standdaarbuiten, functie Horeca
Op onderstaande luchtfoto is de situering van het perceel weergegeven.
[Bron: Virtual Earth]
Luchtfoto met globale begrenzing onderzoekslocatie.
Het vooronderzoek wordt uitgevoerd conform de richtlijnen van de NEN 5725 van het Nederlands Normalisatie-Instituut. In dit vooronderzoek wordt het volgende beschreven: a. algemene gegevens; b. het voormalige gebruik van de onderzoekslocatie; c. het toekomstige gebruik van de onderzoeklocatie; d. de directe omgeving van de onderzoekslocatie; e. de bodemopbouw en de diepte en stroming van het freatisch grondwater.
Pagina 5 van 11
De benodigde gegevens zijn uit de volgende bronnen verzameld: terreinbezoek; overleg met eigenaar en/of gebruikers van het terrein; informatie van de Gemeente Moerdijk; * afdeling VROM (milieu- en bouwvergunningen, bestemmingsplan, bodemrapporten e.d.); Bodembeheerplan gemeente Moerdijk, 2005 Provinciaal Grondwaterplan; Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant; Bodemkaart van Nederland; Bodemloket; DINO-loket, informatie over de Nederlandse ondergrond; NAP informatie; Kadaster; Informatie van het Waterschap Brabantse Delta Topografische Atlassen; Historische Atlassen; Overige documenten (zoals bouwtekeningen, voormalige ondergrondse brandstoftanks, etc.); Grondboringen met zintuiglijke beoordeling. Aanleiding De aanleiding voor het uitvoeren van dit vooronderzoek is de herontwikkeling op de onderzoekslocatie. Doel Doel van het vooronderzoek is om op basis van de onderzoeksgegevens vast te stellen of er sprake is van een mogelijke verontreiniging van de bodem met stoffen die een belemmering kunnen vormen met het oog op het voorgenomen gebruik. Indien hiertoe geen aanwijzingen zijn kan de onderzoekslocatie als “onverdacht” worden beschouwd waardoor een volledig verkennend bodemonderzoek conform de richtlijnen van de NEN5740 achterwege kan blijven. Onderzoek Aeres Milieu B.V. heeft geen binding met de opdrachtgever en de onderzoekslocatie anders dan als onafhankelijk onderzoeksbureau.
Pagina 6 van 11
Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071
2.
VOORONDERZOEK
2.1
Inleiding
De in paragraaf 2.1 t/m 2.6 opgenomen informatie is afkomstig van/uit: • Terreininspectie; • Archiefonderzoek gemeente Moerdijk; • Het Bodemloket; • Voormalige en huidige eigena(a)r(esse) en bewoners. De onderzoekslocatie is op dit moment bebouwd met een (voormalige) horecagelegenheid met tuin. De grenzen van het gebied voor vooronderzoek worden gevormd door de aangrenzende percelen van de onderzoekslocatie tot maximaal 50 meter er vandaan. 2.2
Topografische beschrijving
De onderzoekslocatie is gelegen aan de Markt 5 in het centrum van Standdaarbuiten. Kadastraal is de locatie bekend onder Standdaarbuiten Sectie D, nr. 3005 en 1434. Volgens het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoekmeting (R.D.) is X = 94.556 / Y = 402.760 Zie bijlage 1 voor een topografisch overzicht en bijlage 2 voor de kadastrale situatie. 2.3
Historisch overzicht en omgeving
Uit kaartmateriaal van de Grote Historische Topografische atlas van Noord-Brabant, kaartblad 622 (verkend in 1908), is af te leiden dat de onderzoekslocatie en omgeving in die tijd al bebouwd zijn.
Bron: Grote Historische Topografische Atlas Noord-Brabant (kaartblad 622)
Pagina 7 van 11
2.4
Dossieronderzoek
Op 15 maart 2010 is contact opgenomen met de afdeling milieu van de gemeente Moerdijk voor het verkrijgen van historische informatie. In het gemeentelijk archief was slechts één dossier omtrent Markt 5 te Standdaarbuiten aanwezig. Het betreft een Hinderwet dossier d.d. 16 mei 1957 de aanvraag voor het oprichten van een (benzine) pompinstallatie met een ondergrondse tank met een inhoud van 3.000 liter Zie bijlage 4. Uit gesprekken met de huidige eigenaresse (die het pand sinds 1989 bewoont) en de voormalige eigenaar is op te maken dat de bestaande bebouwing in 1946 is gerealiseerd en lang als horeca gelegenheid heeft gefunctioneerd. Aan de noordwestzijde op het perceel heeft vanaf 1957 een afleverzuil voor minerale brandstof gestaan en een ondergrondse opslagtank voor deze brandstof gelegen. In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, is de tank, het afleverpunt en bijbehorende pijp- en installatiemateriaal gereinigd, verwijderd, afgevoerd en verschroot. Aansluitend is een bodemonderzoek ter plaatse uitgevoerd. Het resultaat van het bodemonderzoek heeft aangetoond dat ter plaatse geen verontreinigingen zijn aangetroffen. Alleen is, ondanks alle zoekwerk bij de huidige eigenaresse alsmede bij de vorige eigenaar, geen tanksaneringscertificaat en /of rapportage van het bodemonderzoek voorhanden. Uit informatie van het Bodemloket en het gemeentelijk Bodembeheerplan van de gemeente Moerdijk blijkt op de locatie geen bodemsaneringen hebben plaats gevonden. Ook zijn geen bodemonderzoeken bekend. Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Moerdijk heeft het centrum van Standdaarbuiten de Bodemkwaliteitszone B: “licht verontreiniging door langdurige menselijke activiteiten in binnen stedelijk gebied. Verdere relevante dossiers voor dit vooronderzoek zijn niet beschikbaar. Voor zover bekend hebben zich op de onderzoekslocatie geen calamiteiten voor gedaan.”
2.5
Asbest
Conform de NEN 5707 (Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond)) is er sprake van een asbestverdachte locatie indien er sprake is van één of meer van de hieronder beschreven activiteiten of gebeurtenissen: de eventuele aanwezigheid in het verleden van bedrijven, die asbesthoudende producten, apparaten of voorwerpen vervaardigen en/of verwerken; de eventuele aanwezigheid in het verleden en/of heden van bedrijfsgebouwen (o.a. schuren), waarin (veel) asbesthoudende bouwstoffen zijn verwerkt, en of de aanwezigheid van asbestresten in de bodem en/of onder verhardingen (o.a. erven van boerderijen); de aanwezigheid van woongebouwen, gebouwd van asbestcementplaten, dan wel in het verleden gerenoveerd met toepassing van asbestcementproducten, met een gerede kans dat asbestresten in tuinen en/of plantsoenen zijn achtergebleven; eventuele stortingen van asbestverdachte afvalstoffen; de kans op aanwezigheid van asbesthoudende buizen of ophooglagen in de ondergrond; de toepassing van asbesthoudende beschoeiingen langs watergangen of in (volks)tuinen; de (vroegere) aanwezigheid van glastuinbouw, danwel afval van kassen op of in de bodem; er hebben in het verleden calamiteiten met asbest plaatsgevonden (asbestbrand), zonder dat de verspreid geraakte asbestresten (meteen) zijn opgeruimd. Gezien de “leeftijd” van de woning is het niet uitgesloten dat in het verleden asbest of asbesthoudend materiaal bv verbouwingen of aanpassingen zijn toegepast of gebruikt.
Pagina 8 van 11
Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071
2.6
Omgeving van de onderzoekslocatie
De onderzoekslocatie ligt in het centrum van Standdaarbuiten. De locatie wordt in het zuid-oosten begrensd door de woning (gedeeltelijk) aan de Markt. Aan de noordoostzijde ligt de openbare weg “Markt” en aan de zuidzijde door de openbare weg “Hoogstraat”. Aan de noordwestzijde ligt de openbare weg ”Markt” Volgens het Bodemloket zijn in het verleden op locaties aan de Markt 2 en Markt 26-28 bodemsaneringen uitgevoerd.
2.7
Bodemopbouw en geo(hydro)logie
De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie is schematisch weergegeven in tabel 2.1 voor het gebied Standdaarbuiten. diepte [m-mv]
lithostratigrafie
lithologie
hydrogeologie
0-4 4-5
Formatie van Naaldwijk Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen laagpakket Formatie van Stramproy Formatie van Waalre
klei, zandig veen
slecht doorlatend --
leem, zand, zeer fijn leem, zand, zeer fijn
matig doorlatend bovenste lagen, zeer slecht doorlatend. diepere lagen matig doorlatend
5 - 11 11 - 51
Tabel 2.1: Geo(hydro)logische indeling
Grondwater De stroming van het freatisch grondwater is volgens Dinoloket noordwestwaarts gericht en bevindt zich op een hoogte van circa 0,7 m - NAP. De onderzoekslocatie bevindt zich niet binnen de grenzen van een grondwaterbeschermingszone van een waterwingebied. Voor zover bekend vindt op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie geen grootschalige grondwateronttrekking(en) plaats die de stroming van het locale freatisch grondwater beïnvloed.
2.8
Beschrijving van de onderzoekslocatie
Op 20 maart 2010 is een veldinspectie uitgevoerd, hierbij is gelet op het terreingebruik en de aanwezigheid van ondergrondse tanks, stookplaatsen, (half)verhardingslagen, ophogingen, storthopen, dempingen, afgravingen en asbesthoudend materiaal op het maaiveld. Op de onderzoekslocatie en de directe omgeving zijn geen potentieel verdachte locaties te onderscheiden. De tuin aan de zuid-westzijde maakt onderdeel uit van de onderzoekslocatie. De tuin is grotendeels begroeid met gras. Foto’s van de onderzoekslocatie en omgeving zijn opgenomen in bijlage 3.
2.9
Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie
Men is voornemens voor de locatie een bestemmingswijziging te realiseren.
Pagina 9 van 11
2.10
Onderzoekshypothese
Gebaseerd op de verzamelde gegevens uit het vooronderzoek kan de onderzoekslocatie als “mogelijk verdacht“ worden beschouwd. Er is een aanleiding te vermoeden dat in het verleden ter plaatse van de onderzoekslocatie bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden.
Pagina 10 van 11
Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071
3.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In opdracht van de gemeente Moerdijk heeft Aeres Milieu in maart 2010 een vooronderzoek uitgevoerd conform NEN5725 “Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek” op de locatie Markt 5 te Standdaarbuiten. Op basis van de verzamelde historische informatie zijn op de onderzoekslocatie bodembedreigende activiteiten uit het verleden aan te wijzen. Deze locatie kan als “mogelijk verdacht” worden beschouwd. Er bestaat mogelijk een belemmering voor de toekomstige bestemming. De resultaten van dit vooronderzoek geven, ons inziens, aanleiding tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de waarschijnlijke locatie van het voormalig afleverpunt minerale brandstof en de ondergrondse opslagtank voor deze brandstof.
Pagina 11 van 11
Bijlage 8: Verkennend bodemonderzoek, Markiezenlaan naast nr. 33 Standdaarbuiten, Moerdijk Bodemsanering BV, d.d. 30 juni 2008, kenmerk 909.01.081.r1;
Bijlage 9: Notitie RMD, Advies EV, actualisatie kern Standdaarbuiten, d.d. 8 januari 2008;
Bijlage 10: Rapportage Actualisatie EV advies kern Standdaarbuiten, d.d. 13-01-2010;
Bijlage 11: Notitie RMD, Geactualiseerd advies externe veiligheid kern Standdaarbuiten, d.d. 15 januari 2010;
Bijlage 12: Verantwoording groepsrisico bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten, incl. advies brandweer;
Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten: Er is hier sprake van een ruimtelijk plan (herziening bestemmingsplan, ex. artikel 3.1. van de Wro) binnen het invloedsgebied van een risicovolle transportas, te weten de rijksweg A17 en de gemeentelijke weg Markweg, waarop de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen 2010, van toepassing is. Deze circulaire verplicht het bevoegd gezag om een beoordeling en afweging van de externe veiligheid mee te nemen bij ruimtelijke plannen die in de directe nabijheid zijn gelegen van een transportas waarover transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Betreffende circulaire is een voorloper van de in de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen aangekondigde wettelijke verankering van het beleid. Betreffende Circulaire legt deze verplichting eveneens op bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een bepaalde afstand tot buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het plangebied is waarschijnlijk gelegen binnen het invloedsgebied van een of meerdere buisleidingen, gelegen in de landelijke buisleidingenstraat, op meer dan 400 meter. Gezien de grote afstand, het ontbreken van een risicoberekeningmethodiek voor het transport van exoten (toxische vloeistoffen) door buisleidingen en de naar alle waarschijnlijkheid zeer beperkte invloed van de ruimtelijke ontwikkeling op het groepsrisico is de aanwezigheid van de buisleidingenstraat voor kennis aangenomen. Waar nodig is deze wetenschap op kwalitatieve wijze betrokken bij onderstaande verantwoording van het groepsrisico binnen het plangebied. Middels dit document heeft de gemeente Moerdijk invulling gegeven aan de verantwoording van het groepsrisico dat, ter plaatse van het bestemmingsplan Standdaarbuiten, wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van risicovolle autowegen en buisleidingen. 1. Inleiding: 1.1. Algemeen Om te komen tot een actueel bestemmingsplan dat voldoet aan de eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (nWro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en te komen tot een reductie van het aantal bestemmingsplannen is een onderzoek naar de milieuaspecten uitgevoerd. Een onderzoeksrapport naar de milieuaspecten, waaronder de externe veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied maakt hier onderdeel van uit. In dit rapport (10-09-2008/herziening 07-01-2009), opgesteld door de regionale milieudienst West-Brabant (verder te noemen RMD) zijn de relevante externe veiligheidsaspecten behandeld. De resultaten van de uitgevoerde risicoberekeningen en kwalitatieve analyses, aangevuld door adviezen van de Regionale brandweer Midden- en West-Brabant (31-05-2010) en de RMD (13-012010) vormen de basis voor de bestuurlijk/politieke verantwoording van het groepsrisico ter plaatse van het plangebied. Het externe veiligheidsbeleid in Nederland berust op een tweetal kwantitatieve pijlers; het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico: Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De norm in een nieuwe situatie voor kwetsbare objecten, zoals woningen, bedraagt de kans van 1 op 1 miljoen. Het gebied waarbinnen deze norm wordt overschreden wordt begrensd door de 10-6 contour. Deze norm is juridisch hard. Groepsrisico: Het groepsrisico (GR) is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Tevens wordt het groepsrisico beschouwd als maat voor de maatschappelijke ontwrichting welke kan ontstaan ten gevolge van een incident. Het gebied waarbinnen het groepsrisico dient te worden beschouwd is het invloedsgebied.
1
Het groepsrisico is niet ruimtelijk, met contouren, weer te geven. Dit maakt het groepsrisico moeilijker te bevatten. En omdat de ruimtelijke werking van het groepsrisico veelal de afstanden van de PRcontouren ruim te buiten gaat, is de omgang met het groepsrisico ook gecompliceerder. 1.2. Resultaten risicoberekening Binnen de rapportage zijn beide pijlers (Pr en Gr) onderzocht, ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over risicorelevante transportassen (zie bijlage 2 Notitie RMD). Op basis van de huidige als ook toekomstige vervoersgegevens wordt er geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend, met invloed binnen het plangebied. Daarnaast is op basis van de afstanden die in bijlage 5 van de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 1 januari 2010” zijn opgenomen, de veiligheidszone vastgesteld op 17 meter (gemeten vanaf het midden van de weg). Deze is eveneens niet over het plangebied gelegen. De ontwikkeling van het projectgebied resulteert, ter hoogte van de kern Standdaardbuiten, niet in een overschrijding van de oriëntatiewaarde (OW) tengevolge van zowel de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen dan wel aanwezige transportmodaliteiten.
2. Toets Groepsrisico: Uit de milieutechnische onderbouwing van de bestemmingsplanwijziging, welke is uitgevoerd door de RMD en geactualiseerd op 13 jan 2010, volgt dat in zowel de huidige als ook in de toekomstige situatie het GR niet hoger is dan 0,1 * de oriënterende waarde. Daarnaast neemt het GR nauwelijks toe ten opzichte van de situatie die voor de vaststelling van het ruimtelijke besluit gold. Er is dus geen sprake van een (significante)stijging van het GR als gevolg van de bestemmingsplanherziening. Aansluitend bij het toekomstige beleid (BTEV) kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. 2.1. De nulsituatie Voor het groepsrisico moet worden beschouwd welke populatie mogelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen, in onderhavige situatie een ongeval (warme BLEVE) met een tankwagen gevuld met brandbare gassen (LPG) op de A17 en gemeentelijke Markweg. 2.1.1. Vervoer gevaarlijke stoffen A17 De 1% letaliteit grens veroorzaakt door een BLEVE die in het kader van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 1 januari 2010 beschouwd moet worden, bedraagt ca. 330 meter. Bij de berekeningen is uitgegaan van het totale bestemmingsplan. Hierbinnen is de toename van het groepsrisico berekend. Betreffende berekeningen zijn uitgevoerd met het programma RBM-II. Bij de berekening van het groepsrisico is naast de standaard aanwezigheidsgegevens uit RBM-II voor het gebied, gebruik gemaakt van de vervoerscijfers. Gebruik is gemaakt van de vervoerscijfers van Rijkswaterstaat (2007), welke eveneens gelden voor het uitgangsjaar (huidige situatie). Voor de toekomstige situatie zijn de vervoerscijfers uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 1 januari 2010 gehanteerd. Het groepsrisico in beide situaties is in onderstaande tabel 1 weergegeven. -6
Factor t.o.v. OW Meest ongunstige kilometervak kern Standdaarbuiten Huidig 200 meter 0 Niet berekend Basisnet 200 meter 0 30*10-9 Tabel 1: Groepsrisico gehele route en maatgevende kilometervak Kern Standdaarbuiten” (nulsituatie) Vervoerssituatie
Invloedsgebied volgens Circulaire
Afstand tot 10 contour (m)
Zoals te zien is in de tabel, is de omvang van het groepsrisico uitgedrukt in een factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde (OW). Deze factor is de maximale factor tussen de berekende fN-curve en de
2
oriëntatiewaarde fN2= 10-2 voor meer dan 10 slachtoffers. Een factor groter dan 1 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In lijn met de circulaire RNVGS gelden er in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Bestuursorganen kunnen wel andere maatregelen overwegen voor de mogelijke effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen, die soms verder reiken dan de genoemde 200 meter. Denk daarbij aan maatregelen voor de zelfredzaamheid van de bevolking, zoals goede vluchtwegen, slimme bouwvoorschriften en specifieke voorlichting. Om deze effecten in beeld te brengen is daarom een gebied van 3.000 meter vanaf de transportas onderzocht. Bij deze 200 meter (onderzoeksplicht GR) uit de Circulaire, wordt aangehaakt vanuit de ontwikkelingen op gebied van het Basisnet. Bij de uitwerking van het Basisnet wordt ernaar gestreefd het vervoer van die stoffen die bepalend zijn voor het GR zoveel mogelijk te laten plaatsvinden buiten gebieden met hoge bevolkingsconcentraties. Betreffende ontwikkelingen en achtergronden die hieraan ten grondslag liggen, zijn eveneens meegenomen bij deze verantwoording. Uit de berekeningen blijkt dat de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling geen overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico oplevert en het groepsrisico over de kilometer met het hoogste groepsrisico niet toeneemt. Ter hoogte van het plangebied neemt het groepsrisico licht toe, maar is nog steeds nihil. Derhalve kan worden vastgesteld dat de ontwikkelingen binnen het plangebied niet leiden tot een significante stijging van het groepsrisico. Dit geldt voor de situatie uitgaande van zowel de telgegevens van 2007 als van de prognose van het Basisnet weg. Een verdere verantwoording van het GR wordt niet noodzakelijk geacht. 2.1.2. Vervoer gevaarlijke stoffen Markweg Hoewel het plangebied op grenst aan de Markweg blijkt uit de “Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen” (rapportage 26 maart 2008) dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Markweg zeer beperkt is (minder dan 100 transporten per jaar). Het betreft de bevoorrading van ca. 6 propaantanks gelegen in het buitengebied. In het rapport wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en van een benadering dan wel overschrijding van de oriënterende waarde. Hoewel tot de huidige situatie de bestemming zal wijzigen heeft dit nauwelijks invloed op het aantal aanwezige personen. Derhalve zal er ook geen (significante) stijging van het groeprisico optreden. Een verdere verantwoording van het GR wordt niet noodzakelijk geacht. 2.2. Advisering Brandweer Midden- en West-Brabant Gedurende het hele besluitvormingstraject is nauw samengewerkt met de Brandweer Midden- en West-Brabant (regionale brandweer). Ten aanzien van de bestemmingsplanwijziging is tevens advies aan Brandweer Midden- en WestBrabant (regionale brandweer) in het kader van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire) aangevraagd. De regionale brandweer heeft haar advies beperkt tot het instemmen met de onderbouwing die door de gemeente geleverd is ten aanzien van de niet-significante stijging van het groepsrisico. De brandweer heeft nog wel de volgende algemene adviezen meegegeven: - nieuwe risicovolle inrichtingen dienen te worden uitgesloten binnen het plangebied; - de bluswatervoorziening binnen het plangebebied dient te voldoen aan de “handreiking - bluswater en bereikbaarheid 2003”. Dat betekent dat de primaire bluswatercapaciteit 60 m3/h (op een afstand van maximaal 40 m) en de secundaire bluswatervoorziening 90 m3/h (op een afstand van maximaal 225 m) dient te zijn. Algemene conclusie is dat het plangebied op voldoende afstand van risicovolle activiteiten is gesitueerd, zodat er sprake is van een aanvaardbare (externe)veiligheidssituatie. Betreffende advisering is verwoord in de als bijlage I opgenomen brief van 31 mei 2010, met referentienummer 201001699.
3
3. Effecten en maatregelen: 3.1. Scenario’s Scenario’s en optimaliseringmogelijkheden: Welke risicoreducerende maatregelen zijn haalbaar en kunnen betrokken worden. Hierbij worden de diverse ongevalscenario’s beschouwd en wordt bezien welke maatregelen mogelijk zijn om risico’s terug te dringen (volgens vlinderdasmodel). Vier scenario’s zijn in algemene zin te onderkennen: 1. hittebelasting bij brand; 2. drukbelasting ten gevolge van een explosie; 3. druk- en hittebelasting ten gevolge van een Bleve; 4. toxische belasting ten gevolge van een giftig gas/damp. 3.1.1.
Mogelijkheden
Gezien het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied en effectgebied in de directe omgeving van autowegen wordt de indicatie uit de Leidraad Maatramp door de regionale brandweer als realistisch beschouwd. Dit betekent dat ten tijde van een Bleve rekening moet worden gehouden met bovenstaand slachtofferbeeld. Daarbij is uitgegaan van het worst-case scenario: een zomerse dag waarbij de aanwezige personen zich ook buitenshuis bevinden. Indien zich ongevallen met brandbare vloeistoffen voordoen is tijdige waarschuwing van de in de openbare ruimte aanwezige personen gewenst, zodat deze op veilige afstand van de vloeistof- of plasbrand kunnen geraken (ca. 100 meter van de bron). Het plangebied (objecten) is gelegen op 210 m van de A17, dus buiten deze zone gelegen. Over de A17 vindt eveneens transport van LPG/propaan plaats, wat bij een incident kan leiden tot een Bleve. De invloedsafstand van het vervoer van gevaarlijke stoffen die in het kader van de Circulaire1 beschouwd dient te worden bedraagt 200 meter. Het invloedsgebied (1% letaliteit)dat wordt veroorzaakt door een BLEVE bedraagt ca. 330 meter en reikt dus tot in het plangebied.
Gezien het feit dat het plangebied buiten het invloedsgebied (100% letaliteit) is gelegen, wordt verondersteld dat het groepsrisico miniem wordt beïnvloed door de besluitvorming . Dit wordt ook door de berekeningen (RMD) bevestigd.
4
Ook worden er over de A17, toxische (vloei)stoffen en gassen vervoerd welke invloedsgebieden (1% letaliteit) tot wel respectievelijke 2.400 m en 5.000 m kunnen genereren. Betreffende invloedsgebieden reiken tot ver over het plangebied. Bij een ongeval met toxische stoffen is het noodzakelijk dat de dosis wordt gereduceerd. Bij langdurig vrijkomen van toxische stoffen en bij een korte duur van vrijkomen naar binnen te gaan, ramen, deuren en ventilatiesystemen te sluiten. In een advies van de Gezondheidsraad over rampen met gevaarlijke stoffen wordt eveneens aangegeven dat schuilen de beste optie is, bij een ongeval waarbij toxische vloeistoffen vrijkomen. Belangrijk is dan wel dat mensen de ventilatiekanalen sluiten. Een goede kierdichting speelt hierbij een belangrijke rol. Eisen met betrekking tot centrale afzetmogelijkheid van ventilatie- en aircosystemen kunnen op grond van de WRO worden gesteld en dienen bij de verdere ontwikkeling van het plangebied worden meegenomen. 3.1.2.
Optimaliseringsmogelijkheden scenario’s
Preventieve maatregelen Op het transport van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen heeft de gemeente Moerdijk, geen invloed. Wel worden ontwikkelingen ten aanzien van de introductie van een basisnet, nauwlettend gevolgd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de overige wegen, wordt momenteel door de gemeente onderzocht, waarbij wordt gedacht aan een verbod van het vervoer van gevaarlijke stoffen door woonkernen. 3.2. Zelfredzaamheid 3.2.1.
Mogelijkheden
Centraal in deze paragraaf staat de vraag of zelfredding mogelijk is gezien het effectscenario. De effectiviteit van de zelfredzaamheid hangt met name af van de urgentie / het effect (moeten maatregelen worden overwogen?) en de haalbaarheid (is er voldoende tijd, middelen etc. voor maatregelen?). De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Bij een ongeval met een explosieve stof komt het neer op zo snel mogelijk op veilige afstand verwijderd raken van de plaats van de dreigende explosie. Bij het scenario wat uit zou kunnen lopen op een bleve is situatie 4 (tabel 8) van toepassing. Tussen het begin van een brand en een bleve ligt 5 tot 30 minuten. Doordat hulpverleners gemiddeld binnen 15 minuten ter plaatse zijn, is de beschikbare tijd kort maar aanwezig. Wordt een bleve op korte termijn verwacht is schuilen direct noodzakelijk. Situatie 1 2
Effect - Haalbaarheid
Met zekerheid geen effect. Met zekerheid geen effect of mogelijke irritatie. 3 Geen zekerheid op geen effect, voldoende. 4 Tijd beschikbaar voor ontruiming kort; reële verwachting op slachtoffers bij binnen blijven. 5 Tijd beschikbaar voor ontruiming kort binnen blijven biedt naar verwachting afdoende bescherming. 6 Tijd beschikbaar voor enige ontruiming te kort; geen zekerheid op effect. Tabel 2: Zelfredzaamheid per situatie
Geadviseerde Maatregel
Slachtofferverwachting
Geen maatregel Advies ‘Binnen blijven’
Geen Geen
Ontruimen/evacuatie Snel ontruimen
Geen Mogelijk
Alarm ‘Binnen blijven’
Mogelijk
Alarm ‘Binnen blijven’
Mogelijk/waarschijnlijk
5
Van zelfredzaamheid kan alleen sprake zijn wanneer en dreigende ramp zich tijdig laat aankondigen: een explosie die zich binnen 15 minuten voltrekt geeft weinig mogelijkheden voor zelfredzaamheid. Het aantal aanwezigen binnen een straal van 700 meter is aanzienlijk, deze personen kunnen moeilijk binnen 15 minuten op een veilige afstand worden gebracht, hetgeen ook wordt bevestigd door de lokale brandweer. Bij het langdurig vrijkomen van toxische stoffen is het raadzaam de gehele populatie uit het effectgebied te evacueren. Bij kleine hoeveelheden toxische stoffen is het raadzaam de populatie te alarmeren, waarbij schuilen de voorkeur heeft. 3.2.2.
Optimaliseringmogelijkheden zelfredzaamheid
Centraal in deze paragraaf staat de vraag of zelfredding gezien het effectscenario optimaal kan plaatsvinden. Hierbij moet worden gekeken naar: Mogelijkheden 1 Functie-indeling
n.v.t. Ja/Nee Zijn gebouwen met personen met lage zelfredzaamheid Ja aanwezig? 2 Is hoogbouw aanwezig / geprojecteerd ? Nee 3 Zijn er voldoende vluchtwegen? Infrastructuur 4 Is de capaciteit van de vluchtwegen voldoende? Dient te worden meegenomen 5 Hebben de vluchtwegen de juiste oriëntatie? 6 Constructie en brandveiligheid van gebouwen conform in het ontwerp van het plangebied Bebouwing Bouwbesluit? 7 Vluchtrichting uit gebouwen is tegengesteld aan de richting van de bron? 8 Is luchtdichte afsluiting van een gebouw mogelijk? Tabel 3: Zelfredzaamheid per situatie
Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten. Dit vluchtaspect zal dus zijn doorwerking moeten vinden in de ruimtelijke inrichting. Het is dus zaak de functionele inrichting zoveel mogelijk te optimaliseren op basis van mobilisatie. De infrastructuur dient dus ook dusdanig te zijn ingericht dat er voldoende vluchtwegen aanwezig zijn, dat de capaciteit toereikend is en dat de richting zoveel mogelijk loodrecht op de bron is. Minimaal dient het plangebied bij calamiteiten aan een tweetal zijden bereikbaar en te ontvluchten te zijn. Verder dient door de Gemeente Moerdijk aandacht te worden besteed aan de risicocommunicatie zoals die binnen de gemeente is geregeld. Hoe wordt bewerkstelligd dat personen buiten het effectgebied blijven, wanneer een calamiteit heeft plaatsgevonden en er sprake is van een dreigende explosie en/of toxische wolk. De bewoners van zowel de grondgebonden woningen, als van appartementen en de werknemers van de binnen het plangebied aanwezige bedrijven worden geacht zelfstandig en zonder hulp, in geval van dreigende ongevalsituatie, zich te begeven naar een veilig gebied. Door de regionale brandweer worden geen aanvullende maatregelen geadviseerd.
6
3.3. Bestrijdbaarheid Voor de beoordeling van de bestrijdbaarheid wordt de bestrijding en de inrichting van het gebied om de bestrijding te faciliteren beoordeeld. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. De inrichting van de ruimte kan de bestrijding echter negatief of positief beïnvloeden. In samenspraak met de lokale brandweer en andere hulpverleningsinstanties dient gekeken te worden naar: - Bereikbaarheid; is de bron en de belaste omgeving bereikbaar? - Opstelmogelijkheden; is er voldoende ruimte bij de bron en in de belaste omgeving om het materieel te stallen? - Inzetbaarheid van middelen; zijn voldoende blusmiddelen (bluswaterinfrastructuur) aanwezig? De regionale brandweer geeft in haar advies aan dat de bluswatervoorziening binnen het plangebebied dient te voldoen aan de “handreiking bluswater en bereikbaarheid 2003”. Dat betekent dat de primaire bluswatercapaciteit 60 m3/h (op een afstand van maximaal 40 m) en de secundaire bluswatervoorziening 90 m3/h (op een afstand van maximaal 225 m) dient te zijn. 3.3.1.
Mogelijkheden voor de hulpverlening
De vraag staat centraal of een bepaald scenario, in geval van een incident, gegeven de omstandigheden te bestrijden is. De beoordeling van de mogelijkheden van bestrijdbaarheid zal plaatsvinden op meerdere niveaus in de veiligheidsketen: Centraal in deze paragraaf staat de vraag of de inrichting van de ruimte de bestrijding negatief of positief beïnvloedt. Hierbij wordt gekeken naar de bereikbaarheid, de opstelmogelijkheden, de inzetbaarheid van middelen en de mogelijkheden om het aantal blootgestelde personen te reduceren. Mogelijkheden
n.v.t.
ja/nee
1
Directe bereikbaarheid van de bron voor de brandweer binnen de ja zorgnorm? Bereikbaarheid 2 Geen of zo kort mogelijke afstand tussen opstelplaats en ja incidentlocatie? 3 Locatie te bereiken via twee zijden? ja 4 Goede bereikbaarheid voor hulpverleners in effectgebied? ja 5 Snelheidsbeperkende maatregelen bij uitvalswegen? ja 6 Opstelmogelijkheden Voldoen de opstelmogelijkheden voor de hulpverlening? ja 7 Is inzet van hogedrukspuit mogelijk? ja Inzetbaarheid van middelen 8 Zijn er voldoende schuimblusmiddelen aanwezig? Ja in Breda/ Roosendaal. 9 Is voldoende bluswater aanwezig? ja 10 Vervoer van gewonden is mogelijk van ongevalplaats naar ja opstelplaats? 11 Reductie van aantal Kan door een andere indeling van functies en gebouwen de druk Ja blootgestelde personen op de hulpverleningscapaciteit worden verkleind? 12 Overig Is in het effectgebied een brandweerkazerne of ziekenhuis nee gelegen? Tabel 4: optimaliseringmogelijkheden hulpverlening
7
Op grond van de ligging van het plangebied ten opzichte van de risicobronnen (Rijksweg A17 en de landelijke buisleidingenstraat), de berekende groepsrisico’s en het positieve advies van de regionale brandweer, acht het bestuur van de gemeente Moerdijk de vaststelling van het Bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten verantwoord (ten aanzien van het aspect externe veiligheid).
8
Bijlage I
Advies Brandweer Midden- en West-Brabant; 31 mei 2010
9
Bijlage II
Advies RMD; 13 januari 2010
10
Bijlage 13: Notitie RMD, Geactualiseerd advies rapport ‘Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten, opgesteld door de RMD d.d. 15 februari 2008’, RMD, d.d 19 december 2012;
NOTITIE datum
19 december 2012
aan
Gemeente Moerdijk Mevrouw K. Nicia
betreft
Actualisatie rapport ‘Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten’, opgesteld door de RMD d.d. 15 februari 2008
Bezoekadres: Bovendonk 27 Roosendaal tel. (0165) 58 20 00 fax (0165) 56 60 47
afzender
M. Mesman
Postadres: Postbus 16 4700 AA Roosendaal
telefoon
0165 - 58 20 53
email:
[email protected] internet: www.rmd.nl
afdeling
A en P, team BAP
projectnummer
12110185
Geachte mevrouw Nicia, Op uw verzoek is bekeken welke onderdelen van het ‘rapport Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten’, opgesteld door de RMD op 15 februari 2008, geactualiseerd dienen te worden. Geconstateerd is dat de milieuaspecten bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid aanpassing behoeven. In deze notitie treft u de wijzigingen aan. Paragraaf 1 gaat nader in op bedrijven en milieuzonering, terwijl paragraaf 2 de actualisatie van de tekst voor externe veiligheid bevat. Met vriendelijke groet,
Marianne Mesman
BTW-nummer: NL808201013B01 Bankrelatie: Fortis Bank Nederland N.V. 64 16 44 914
1
1
Bedrijven en milieuzonering
Het onderdeel bedrijven en milieuzonering wordt beschreven in paragraaf 5, pagina 13 van het document ‘Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten’. Bij de tekst hoort een bedrijvenlijst. Deze is opgenomen in bijlage 4 van de betreffende rapportage. Ten behoeve van de actualisatie is de bedrijvenlijst nagelopen op eventuele wijzigingen. Op de volgende pagina treft u de hernieuwde bedrijvenlijst aan. Deze lijst is opgesteld aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering editie 2009. Dit is een herziene uitgave van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering uit april 2007, die voor het rapport Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten gehanteerd is.
2
Overzicht van activiteiten, voor zover milieurelevant, binnen het bestemmingsplan Standdaarbuiten Dit overzicht behoort bij het RMD-advies van 19 december 2012 en moet dan ook in samenhang daarmee worden gebruikt. Inrichting
Adres
Nr.
Bedrijfsomschrijving
Bredeschool, Aventurijn
Anthoniusstraat
2-8
Scholen voor basis- en algemeen voorgezet onderwijs
Voetbal- en tennisvelden SVC Voetbalvereniging Logiesgebouw arbeidsmigranten Fysiotherapiepraktijk R.F.J. Bokhoven B.M.P. Koevoets Autobedrijf J. Santbergen
Dr. Poelsstraat Dr. Poelsstraat Hoogstraat Hoogstraat
1 3 2 6
Hoogstraat Hoogstraat
14 29
Bloemenboetiek ’t Vergeet-menietje Kerkzicht
Kerkstraat Kerkstraat
’t Torentje Schoonheidssalon Lotte V.O.F.Fit, fitness V.O.F. Van Vliegen Assurantien Leegstand ( Café de Markt) Huisartsenpraktijk Standdaarbuiten B.V. Jac Attent V.O.F. Leegstand Johannes de Doper Parochie
SBI2008
RO-cat.
852
2
Grootste richtafstand* 30
931G 94991A 563.1 8691
3.1 2 1 1
50 30 10 10
Detailhandel voor zover n.e.g. Handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
47A 451
1 2
10 30
4
Detailhandel voor zover n.e.g
47A
1
10
5
Cafés, bars
563.1
1
10
Restaurants, cafetaria’s, snackbars Kappers en schoonheidsinstituten Fitnesscentra, badhuizen en saunabaden Overige zakelijke dienstverlening (kantoren) Cafés, bars Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
561 9602 9313 69A 563.1 8621
1 1 2 1 1 1
10 10 30 10 10 10
471
1
10
9491
2
30
Markt Markt Markt Markt Markt Markt
6b 7 7 7 10 13
Markt Markt Markt
19a 24 25
Veldsportcomplex (met verlichting) Buurt-en clubhuizen Hotels en pensions met keuken Consultatiebureaus
Supermarkten, warenhuizen Kerkgebouwen e.d.
3
Brandweer gemeente Moerdijk L.M. Koevoets
Molendijk Molendijk
1 5c
Brandweerkazernes Groothandel in groente en fruit en consumptieaardappelen
8425 4631
3.1 3.1
50 50
Koenraadt Aardappelselectiebedrijf Sulzer Pumps Benelux Garage Smaal
Molenstraat Molenstraat Molenstraat
10-12 32 36
4621.1 4662 451
3.1 3.1 2
50 50 30
Tilborghs Granen B.V. HWB
Molenstraat Molenstraat
38 44
Grth in akkerbouwproducten en veevoeders Grth in machines en apparaten Handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven Grth in akkerbouwproducten en veevoeders Afvalwaterinzameling
4621.0 3700B
3.1 2
50 30
J. L. G. M. Hopmans
Oude Kerkstraat Oude Kerkstraat Oude Kerkstraat Oude Kerkstraat
15
Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen)
0111
2
30
25
Aannemersbedrijven met werkplaats b.o. < 1000 m² Grth in hout en bouwmaterialen b.o. > 2.000 m² Dienstverlening t.b.v. de landbouw algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m²
41.3
2
30
4673.1
3.1
50
016.1
3.1
50
Stand Bouw- en onderhoudsbedrijf HPM Handel in Prefab Materialen BV C.P. Frijters
32 34
Verzorgingshuis De Blomhof Leegstand
St. Janstraat St. Janstraat
2 7
Hondenkennel Omnia Fausta
St. Janstraat
10
Peuterspeelzaal ’t Belhameltje
Timberwolfstraat Timberwolfstraat Timberwolfstraat Timberwolfstraat Timberwolfstraat
TC Rally Thuiszorg met aandacht De Standaard J.J.A. Smeekens
Verpleeghuizen Scholen voor basis- en algemeen voorgezet onderwijs Dierenasiels en –pensions
871.1 852
2 2
30 30
9609A
3.2
100
1
Kinderopvang
8891.2
2
30
1
Veldsportcomplex met verlichting
931G
3.1
50
3
Consultatiebureaus
8691
1
10
94991A
2
30
8623
1
10
5A
Buurt- en clubhuizen
25
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
4
Massagepraktijk Standdaarbuiten
Timberwolfstraat
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
8623
1
10
Haarmode Coen Voermans
Van Liedekerke straat Van Liedekerke straat
15a
Kappers en schoonheidsinstituten
9602
1
10
15
Timmerwerkfabrieken, vervaardigen van overige artikelen van hout
162.0
3.2
100
De Wijs Autolease b.v.
Veerstraat
4-6
Handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
451
2
30
Label54 b.v. (internet winkel) Manzaroo
Veerstraat Veerstraat
20 20
Grth in overige consumentenartikelen
464
2
30
H.P.C. Leeman jacht- en verkoophaven Paccor
Veerstraat
22
Jachthavens met diverse voorzieningen
932G
3.1
50
Veerstraat
24
Kunststofverwerkende bedrijven zonder fenolharsen
222.1
4.1
200
T. Buijs
32
* Grootste richtafstand tot het omgevingstype rustige woonwijk
5
2
Externe veiligheid
Paragraaf 4 en bijlage 3 van het rapport ‘Milieuaspecten bestemmingsplan Standaarbuiten’ behandelen het onderwerp externe veiligheid. Hieronder treft u de hernieuwde tekst aan, aangevuld met een tweetal berekeningen. 2.1 Inleiding Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. 2.2.1 Toetsingskader Bevi-bedrijven Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn o.a. standaardafstanden opgenomen waarbij wordt voldaan aan de grenswaarden van het plaatsgebonden risico. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie. 2.2.2 Aanwezige Bevi-bedrijven Om te bepalen of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is, is het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) geraadpleegd. Uit het RRGS blijkt dat er in, en in de nabijheid van het plangebied, geen bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is. Hiermee wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en is een verantwoording van het groepsrisico niet nodig. 2.3.1 Toetsingskader transport Beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 31 juli 2012, waarin grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het Basisnet Weg, Basisnet Water en/of Basisnet Spoor kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de afstanden die in bijlage 2, 3 en 4 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) zijn opgenomen. Op deze afstanden mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Voor het Basisnet Weg geldt dat daar waar in de tabel van bijlage 2 van de circulaire de afstand ‘0’ is vermeld het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Op het moment dat het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking treedt (naar verwachting eind 2012) moet voor sommige transportassen rekening worden gehouden met het Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is het gebied tot 30 meter van de transportas waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. In het toekomstige Btev is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen. Indien binnen het invloedsgebied1 van een transportas nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico optreedt, dient bij de vaststelling van het ruimtelijk be1
Invloedsgebied: het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groeprisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt.
6
sluit, het groepsrisico te worden verantwoord. Volgens de circulaire RNVGS gelden geen beperkingen voor het ruimtegebruik voor het gebied dat verder ligt dan 200 meter van de transportas. Ten aanzien van de verantwoording dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) voor het groepsrisico te worden beschouwd, maar ook de effectafstand die wordt gegenereerd door overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd. Zodoende kan het invloedsgebied verder reiken dan 200 meter. Indien dat het geval is en het invloedsgebied reikt tot over het plangebied, moeten wel maatregelen worden overwogen, bijvoorbeeld in het kader van zelfredzaamheid. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor 2.3.2 Beoordeling transport Om te bepalen of er in de directe omgeving van het plangebied risicorelevante transportassen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. De onderstaande transportassen zijn beoordeeld. - Vaar- en spoorwegen Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van een vaar- en spoorweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (zoals opgenomen in bijlage 3 en 4 van de circulaire RNVGS). Gelet hierop zijn risicoberekeningen niet noodzakelijk en hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied. - Rijkswegen Het plangebied grenst aan de A17 (wegvak B13). Gelet hierop zijn zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico beschouwd. Bijlage 2 van de circulaire RNVGS geeft aan dat de veiligheidszone voor de A17 (wegvak B13: Knp. Noordhoek–afrit 21 Roosendaal Noord) 17 meter bedraagt. De veiligheidszone komt overeen met het (maximaal) plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. De grens van het plangebied ligt op circa 200 meter van de rijksweg en is derhalve niet gelegen binnen de veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied. De hoogte van het groepsrisico is berekend met het rekenprogramma RBM-II (V1.3)2. Uit de RBM-II berekeningen blijkt dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie het groepsrisico kleiner is dan 0.1 x de oriënterende waarde. Beide berekeningen zijn bij deze tekst gevoegd. Omdat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde ligt en er geen sprake is van een significante toename van het groepsrisico, is een volledige verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel moet rekening worden gehouden met de effecten van een ongeval op de rijksweg A17. Dit is meegenomen in de verantwoording van het groepsrisico. - Gemeentelijke wegen Het plangebied grenst aan de Markweg, een gemeentelijke weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. In de circulaire RNVGS is aangegeven dat in sommige gevallen de berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico achterwege kan blijven. Hiervoor zijn vuistregels in de vorm van drempelwaarden voor vervoersaantallen opgesteld die de gebruiker een indicatie geven wanneer een risicoberekening zinvol is. Met de vuistregels kan ingeschat worden of de vervoersaantallen, bebouwingsafstanden en/of personendichtheden te klein zijn om tot een overschrijding van grens- of richtwaarde voor het plaatsgebonden risico, dan wel tot een overschrijding van de orientatiewaarde of 0.1 x de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico te kunnen leiden.
2
De berekeningen zijn reeds uitgevoerd in januari 2010. De gehanteerde uitgangspunten, uitgevoerde berekeningen en rekenuitkomsten zijn nog steeds representatief en actueel.
7
Uit de ‘Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen’ (rapportage 26 maart 2008) blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Markweg zeer beperkt is (minder dan 100 transporten per jaar). Het betreft de bevoorrading van een aantal propaantanks. In het betreffende rapport wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en evenmin van een benadering dan wel overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. De in maart 2008 opgestelde rapportage is representatief voor de huidige situatie. Actualisatie in het kader van bestemmingsplan Standdaardbuiten is niet aan de orde. - Buisleidingen Om te bepalen of er in de directe omgeving buisleidingen zijn gelegen waarop de circulaire van toepassing is, is het RRGS geraadpleegd. Uit het RRGS blijkt dat op circa 410 meter van het plangebied de landelijke buisleidingenstraat is gelegen. Binnen de buisleidingenstraat zijn buisleidingen gelegen, waardoor stoffen worden vervoerd die een invloedsgebied genereren dat tot over het plangebied is gelegen. Dit is meegenomen bij de verantwoording van het groepsrisico. 2.4 Conclusie Binnen en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven. Ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen over spoor- en vaarwegen is geconcludeerd dat dit geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan. Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de A17 maar buiten de veiligheidszone, kan volstaan worden met een beperkte groepsrisicoverantwoording. Hierin dient ook aandacht te worden besteed aan buisleidingen gelegen in de buisleidingenstraat, waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Bijlage 14: Verslag inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk, BRO, d.d. 17 februari 2010, rapportnummer 211x02047.042933_1
Verslag inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten Gemeente Moerdijk
Verslag inspraak en vooroverleg bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten Gemeente Moerdijk
Rapportnummer:
211X02047.042933_1
Datum:
17 februari 2010
Contactpersoon opdrachtgever: De heer F. Both Projectteam BRO:
Gineke Schalken, Johan de Kievit, Joost van Kippersluis
Trefwoorden:
-
Bron foto kaft:
Hollandse Hoogte (13)
Beknopte inhoud:
-
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING
3
2. OVERZICHT RECLAMANTEN
5
3. BEHANDELING ZIENSWIJZEN
7
4. INFORMATIEAVOND 4.1 Mondelinge vragen 4.2 Schriftelijke vragen
21 21 23
5. AMBTSHALVE WIJZINGEN
27
BIJLAGEN Bijlage 1: Presentielijst informatieavond
Inhoudsopgave
1
2
1.
INLEIDING
In dit document wordt verslag gedaan van de zienswijzen over het voorontwerp bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk die tijdens de inspraak zowel schriftelijk als mondeling naar voren zijn gebracht. Dit plan heeft van 10 september 2009 tot en met 21 oktober 2009 voor eenieder ter inzage gelegen op het gemeentehuis van de gemeente Moerdijk. Daarnaast was het plan te raadplegen op de website van de gemeente. De bekendmaking van de ter inzage legging is gepubliceerd in de Moerdijkse Bode van d.d. 9 september 2009. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn diverse instanties bij brief en/of mail van d.d. 18 augustus 2009 in kennis gesteld dat het bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk ter inzage is gelegd. Van de binnengekomen zienswijzen is in dit document verslag gedaan. In hoofdstuk 2 zijn alle reclamanten genoemd die een zienswijze hebben ingezonden. In hoofdstuk 3 zijn de binnengekomen zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Op 14 oktober 2009 heeft in de Standaard in Standdaarbuiten een informatieavond plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst konden zowel schriftelijk als mondeling vragen worden gesteld. Deze vragen zijn tijdens de bijeenkomst behandeld. Een verslag van de bijeenkomst is opgenomen in hoofdstuk 4. De tijdens de bijeenkomst schriftelijk ingediende vragen zijn samengevat en beantwoord en ook in hoofdstuk 4 opgenomen. De intekenlijst met daarop de aanwezigen is als bijlage opgenomen. In hoofdstuk 5 worden de ambtshalve wijzigingen opgesomd die doorgevoerd worden in het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 1
3
4
Hoofdstuk 1
2.
OVERZICHT RECLAMANTEN
In de navolgende lijst zijn alle reclamanten op een rij gezet en voorzien van een volgnummer plus een verwijzing naar de pagina waar de zienswijze wordt behandeld. nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
15
naam P. Hokke en N. Hokke-De Jong B.M Projectontwikkeling, J.N. de Baay Van Krimpen bv, M.J. Wilschut J.J. de Haas Handelsonderneming Ossenblok, M.J.C.A. Ossenblok Th.A.M. van Viegen Drs. J.H.M. van Ginneken Familie Kop C.A.M. Rebbens R.G.J.M. Martens Linda Jansen Provincie Noord-Brabant, Bureau Ruimtelijke Ontwikkeling Midden-West Brabantse Delta VROM-inspectie, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, directie Uitvoering regionale afdeling Zuid C.C.M. van Meer
Hoofdstuk 2
pagina 7 7 8 9 9 10 10 11 12 12 13 14 17 18
18
5
6
Hoofdstuk 2
3.
BEHANDELING ZIENSWIJZEN
Reclamant 1 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
P. Hokke en N. Hokke-De Jong Moerdijksestraat 26 4731 EL Oudenbosch 16 oktober 2009 21 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze Reclamant bezit in het plangebied twee panden, te weten een woning (Markt 9) en een multifunctioneel gebouw (Markt 7c). In het nieuwe bestemmingsplan hebben beide panden een woonbestemming gekregen, maar Markt 7c is géén woning. Reclamant wil graag voor het pand Markt 7c geen woonbestemming, maar een ruime bestemming die mogelijkheden geeft voor detailhandel en/of wonen. Reactie gemeente: Voorstel BRO: Het pand aan de Markt 7c is inderdaad niet in gebruik als woning. Het pand zal worden bestemd conform huidige gebruik detailhandel. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijze gegrond. Reclamant 2 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
B.M Projectontwikkeling, J.N. de Baay postbus 13 3370 AA Hardinxveld-Giessendam 21 oktober 2009 22 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze Reclamant heeft plannen voor ‘De Suikerloods’ en is van mening dat het naastgelegen perceel, dat nu de bestemming industrie/bedrijven heeft gekregen, een belemmering kan geven in de toekomstige herontwikkeling van ‘De Suikerloods’ met circa 36 appartementen. Reclamant heeft deze beoogde herontwikkeling van het pand ‘De Suikerloods’ per brief van 14 oktober 2009 aan de gemeente kenbaar gemaakt. Reactie gemeente: De gemeente is op de hoogte van de bestaande plannen, maar worden om voor reclamant bekende redenen niet meegenomen in dit bestemmingsplan. De situatie wordt bestemd conform het vigerende bestemmingsplan. Dit houdt in dat de wo-
Hoofdstuk 3
7
ning als bedrijfswoning behorende bij het bedrijf aan de Veerstraat 4 wordt aangemerkt. Een nieuwe woning wordt nu niet mogelijk gemaakt. Mogelijk worden de plannen van reclamant meegenomen in de ontwikkeling van het havengebied. De huidige situatie wordt overgenomen zodat de bedrijven op het bedrijventerrein geen nieuwe beperkingen zullen ervaren. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijze ongegrond. Reclamant 3 Naam Straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Van Krimpen bv, M.J. Wilschut postbus 118 5730 AC Oudenbosch 21 oktober 2009 22 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze Reclamant stelt dat voor de kavel aan de Molenstraat (kadastraal sectie D, nr 2890) in het nieuwe bestemmingsplan een maximale kavelgrootte van vijfduizend vierkante meter is opgenomen voor nieuwsvestiging, terwijl deze beperking in het vigerende bestemmingsplan niet is opgenomen. De betreffende kavel is door de reclamant, na overleg met de gemeente, aangekocht op basis van de mogelijkheid die het vigerende bestemmingsplan biedt. In het vigerende bestemmingsplan mag de kavel met ontheffing voor 75% bebouwd worden met een bouwhoogte van maximaal 15 meter. In het nieuwe bestemmingsplan is het bebouwingpercentage teruggebracht naar 60% en de toegestane bouwhoogte naar 11 meter. Dit is een ongewenst beperking voor de bouwplannen van de reclamant en die verzoekt derhalve het voorontwerp bestemmingsplan aan te passen aan het vigerende bestemmingsplan. Reactie gemeente: Een eerste ingediend bouwplan is inmiddels afgewezen. De 15 meter is alleen mogelijk wanneer er een vrijstellingsprocedure doorlopen is. Dit is niet het geval. De gemeente wil een uniforme hoogte regeling. De ontwikkeling wordt niet ingepast. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen ongegrond.
8
Hoofdstuk 3
Reclamant 4 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
J.J. de Haas Pastoor Coolenplein 3 4758 BJ Standdaarbuiten 6 oktober 2009 8 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze In het huidige bestemmingsplan heeft het pand en perceel van de reclamant de bestemming ‘Gemende doeleinden’ met locatiefunctie ‘bedrijf’. In het voorontwerp is de bestemming gewijzigd naar ‘wonen’. Voor de reclamant is deze aanzienlijke inperking ongewenst gezien de plannen die hij heeft om naast een woonfunctie het pand te gaan gebruiken voor andere bestemmingen zoals horeca (eetgelegenheden) of maatschappelijke voorzieningen (bv. zorginstelling of huisvesting voor dementerenden). Reclamant verzoekt voor het perceel de bestemming ‘wonen’ aan te vullen met de bestemming ‘horeca’. Reactie gemeente: In het vigerende plan heeft het pand de aanduiding bedrijf. Door deze aanduiding zijn de gronden bestemd voor bedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1 of 2 van de Bedrijvenlijst (m.u.v. detailhandel). De door reclamant voorgestelde functies horeca en maatschappelijke voorzieningen zijn op basis van het geldende plan niet mogelijk. Het toestaan van horeca leidt tot een nieuwe ontwikkeling en zal in deze actualisatie niet worden meegenomen. Nieuwe initiatieven worden apart door de gemeente beoordeeld. Wanneer de gemeente er positief tegenover staat kan hiervoor een aparte procedure worden doorlopen. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen ongegrond. Reclamant 5 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Handelsonderneming Ossenblok, M.J.C.A. Ossenblok Molenstraat 34 4758 AB Standdaarbuiten 21 oktober 2009 22 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze Reclamant constateert dat de situatie zoals getekend op de plankaart niet overeenkomt met de werkelijkheid en met de afspraken voor toekomstige uitbreidingsplannen, zoals besproken met de gemeente. De afspraak is, zo zegt reclamant, dat naast het deel dat nu al een bedrijfsbestemming heeft een strook van circa 8.000 m2 ook bestemd zou worden als bedrijf, i.v.m. de toekomstige uitbreidingsplannen. Reclamant verzoekt de plankaart hierop aan te passen.
Hoofdstuk 3
9
Reactie gemeente: De uitbreidingswensen zijn bekend bij de gemeente en reeds in een eerder stadium afgewezen. Er zijn hieromtrent geen afspraken tussen gemeente en reclamant gemaakt. Het plan is in strijd met het provinciaal beleid. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen ongegrond. Reclamant 6 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Th.A.M. van Viegen Oude Kerkstraat 7 4658 BC Standdaarbuiten 16 september 2009 17 september 2009
Inhoud en strekking zienswijze Voor de locatie Hoogstraat 38 is in het ontwerp bestemmingsplan de bestemming ‘wonen’ toegekend, voorzien van de aanduiding in een cirkel met het cijfer 4. Reclamant gaat er vanuit dat dit cijfer toegestane bouwhoogte is in meters. Reactie gemeente: Zoals in de legenda is weergegeven betekent een cirkel met bovenin een naar beneden gericht puntje de maximale bouwhoogte in meters. Reclamant interpreteert de plankaart/verbeelding correct. Deze reactie is geen zienswijze, maar een vraag, en die is met deze uitleg beantwoord. Reclamant 7 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Drs. J.H.M. van Ginneken Pastoor Coolenplein 3 4578 Standdaarbuiten 20 oktober 2009 22 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze Reclamant maakt bezwaar tegen de toe te stane bouwhoogte op de locatie van de oude school van 11 en 15 meter. Reclamant stelt dat een dergelijke bouwhoogte veel afbreuk doet aan het dorpse karakter van het centrum van Standdaarbuiten en aan de cultuurhistorische context, terwijl het beleid van de provincie, zo staat te lezen in het VO bestemmingsplan, streeft naar behoud van cultuurhistorisch erfgoed. Daarnaast tasten deze hoogtes in aanzienlijke mate de privacy van de reclamant aan.
10
Hoofdstuk 3
Reactie gemeente: De bouwhoogte van 11 meter is op meerdere percelen rondom de kerk toegestaan; een dergelijke hoogte voor een deel van het perceel van de oude school sluit dus aan bij de vergunde ruimte in de directie omgeving. Het getal 15 zoals opgenomen op de plankaart duidt op het aantal toegestane woningen en niet op de toegestane bouwhoogte. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen ongegrond. Reclamant 8 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Familie Kop Wintervlinder 5 4758 CG Standdaarbuiten 15 oktober 2009 19 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze De reclamant heeft eind 2005 een woning betrokken aan de Wintervlinder met de verwachting dat op de nog niet bebouwde kavels vrijstaande woningen gerealiseerd zouden worden. Het plan nu is er om appartementen te bouwen en dat leidt volgens de reclamant tot meer drukte in de straat, waardevermindering van zijn woning en minder privacy. Reclamant vraagt dan ook dit plan niet uit te voeren. Reactie gemeente: Voor de Wintervlinder zal een aparte bestemming worden opgenomen met een aparte strook voor vrijstaande woningen. Hierbij zal aangesloten worden op de vigerende bestemming waardoor het open karakter gewaarborgd blijft. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond.
Hoofdstuk 3
11
Reclamant 9 naam straat postcode en plaats naam straat naam straat naam straat datum brief datum ontvangst
C.A.M. Rebbens St. Janstraat 6 4578 BH Staanddaarbuiten A.Q. Vermunt St. Janstraat 8 M. Nagtzaam St. Janstraat 4 P.L.Bol St. Janstraat 9 30 september 2009 2 oktober 2009
Inhoud en strekking gezamenlijke zienswijze Reclamanten stellen dat er een fout zit in de onderbouwing van het project. In het akoestisch onderzoek wordt gesproken over een bouwhoogte van 10 meter waarmee gerekend is, in de toelichting wordt de toegelaten hoogte op 11 meter gesteld. Reclamanten stellen dat appartementen in de St. Janstraat totaal misstaan in het huidige straatbeeld en voor hen zal leiden tot planschade. Reactie gemeente: Het akoestisch onderzoek zal worden geactualiseerd, waarbij de hoogtes van 11 meter aangehouden zullen worden. De bouwhoogte van 11 meter is om meerdere percelen rondom de kerk toegestaan; een dergelijke hoogte voor een deel van het perceel van de oude school sluit dus aan bij de vergunde ruimte in de directie omgeving. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gedeeltelijk gegrond. Reclamant 10 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
R.G.J.M. Martens Wintervlinder 2 4578 CG Standdaarbuiten 16 oktober 2009 19 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze Reclamant heeft in 2002 een perceel gekocht aan de Vuurvlinder in de wetenschap dat het in toen net vastgestelde bestemmingsplan ‘Vuurvlinder 2001’ voor het plangebied uitgegaan werd van vrij los geplaatste bebouwing met woningen van maxi-
12
Hoofdstuk 3
maal twee bouwlagen met een kap. De bouwhoogte van 11 meter die nu in het bestemmingsplan staat is vanuit de oorspronkelijke uitstraling onaanvaardbaar. Door de nieuwe bebouwing zal de verkeersintensiteit enorm toenemen en dat zal het woongenot van de reclamant aantasten. Reactie gemeente: Voor de Wintervlinder zal een aparte bestemming worden opgenomen met een aparte strook voor vrijstaande woningen. Hierbij zal aangesloten worden op de vigerende bestemming waardoor het open karakter gewaarborgd blijft. De verkeerintensiteit neemt weliswaar toe, maar er zal nog steeds sprake zijn van een rustige woonwijk. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gedeeltelijk gegrond. Reclamant 11 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Linda Jansen Markt 5 4758 BL Standdaarbuiten 13 oktober 2009 20 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze Reclamante heeft met de gemeente de afspraak dat voor het pand Markt 5 de horecabestemming komt te vervalen en wordt gewijzigd in de bestemming Wonen. Het café op dat adres is al enige tijd gesloten en zal ook niet meer geopend worden; de bedrijfsvoering is definitief gestaakt. Het verzoek om het pand te bestemmen als woonhuis is ingewilligd (de OZB-aanslag is aangepast aan de nieuwe bestemming Wonen). Reclamante vraagt om in het voorontwerp bestemmingplan het pand aan de Markt 5 te bestemmen conform de huidige situatie. Reactie gemeente: Het pand aan de Markt 5 zal worden bestemd als woning. Door het wijzigen van de bestemming moet de locatie wel worden aangemerkt als ontwikkelingslocatie. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van deze ontwikkeling zal moeten worden aangetoond. Deze motivering zal in de toelichting worden opgenomen. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond.
Hoofdstuk 3
13
Reclamant 12 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Provincie Noord-Brabant, Bureau Ruimtelijke Ontwikkeling Midden-West Postbus 90155 5200 MC ‘s-Hertogenbosch 5 oktober 2009 6 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze 1. In de reactie van de provincie wordt voor een aantal punten nadrukkelijk gevraagd onderdelen van het bestemmingsplan daarop aan te passen. Het gaat om de volgende aspecten. Zorgvuldig ruimtegebruik (op bedrijventerreinen) is een belangrijk speerpunt van het provinciaal beleid. Hierbij streeft de provincie onder andere naar een intensiever gebruik op bestaande en nieuwe bedrijventerreinen. In de 'Handleiding voor ruimtelijke plannen. Bedrijventerreinen, kantoren, voorzieningen en detailhandel' is dit beleid nader uitgewerkt. De onderbouwing op welke wijze de gemeente op bedrijventerrein Molenstraat omgaat met het principe zorgvuldig ruimtegebruik en welke vertaling dit heeft gekregen in het plan, ontbreekt in de toelichting op het plan. De provincie vraagt in het plan hier op in te gaan. Reactie gemeente: De toelichting van het bestemmingsplan zal op dit aspect worden aangevuld. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond. 2. Het plan voorziet in de mogelijkheid ontheffing te verlenen om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan op de plankaart is aangeduid. Voorwaarde is dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot bedrijven in maximaal milieucategorie 3. Met deze ontheffing ontstaat (deels theoretisch) de mogelijkheid tot de nieuwvestiging van bedrijven in milieucategorie 3, 4 en 5. Voor het bedrijventerrein Molenstraat zouden hiervoor geen bezwaren hoeven zijn. Voor de solitair liggende bedrijfspercelen in de kern, kan afgevraagd worden in hoeverre deze zich dan nog laten mengen met de omliggende bestemmingen? Gelet op het bovenstaande verzoekt de provincie een specifieke regeling voor het bedrijventerrein Molenstraat te hanteren, omdat met een specifieke rege-
14
Hoofdstuk 3
ling voor het bedrijventerrein ook extra bepalingen kunnen worden opgenomen om zorgvuldig ruimtegebruik te realiseren. Reactie gemeente: Voor het bedrijventerrein zal een aparte bestemming Bedrijventerrein worden opgenomen. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond. 3. Het plan is grotendeels conserverend van aard, waarbij de bestaande woonsituatie wordt bestemd. De provincie constateert dat het bestaande aantal woningen per bouwvlak theoretisch onbeperkt kan worden uitgebreid. In andere plannen van uw gemeente wordt expliciet geregeld dat het bestaande aantal woningen per bouwvlak niet mag worden uitgebreid. De provincie vraagt dat laatste ook in dit plan te regelen Reactie gemeente: In de toelichting en in de planregels zal een regeling worden opgenomen dat het bestaande aantal woningen per bouwvlak niet mag worden uitgebreid. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond. 4. De provincie merkt op dat het van belang is dat de (regionale) woningmarkt goed functioneert. Belangrijk hierbij is dat er voldoende woningen worden gebouwd, dat er een gevarieerd en aantrekkelijk aanbod is van woningen en woonmilieus, en dat die aansluiten op de gedifferentieerde en veranderende vraag van de woonconsument. Op grond van de Interim-Structuurvisie mogen gemeenten in landelijke regio's - zoals de gemeente Moerdijk - bouwen voor 'migratiesaldo-nul'. Dit beleidsuitgangspunt is verwerkt in de bevolkings- en woningbehoefteprognoses, die Gedeputeerde Staten periodiek opstellen. De provincie verwacht dat de gemeente Moerdijk haar woningbouwplanning afstemt op deze prognose. De gemeente beschikt u, zo stelt de provincie, over voldoende 'harde' plancapaciteit voor de komende tien jaren. Om te voorzien in de eigen woningbehoefte is nieuwe harde plancapaciteit, zo stelt de provincie, niet meer nodig. Recent hebben Rijk, provincie en de gemeente Moerdijk de 'Bestuursovereenkomst Realisatie Gebiedsontwikkeling Moerdijk' ondertekend. Met deze bestuursovereenkomst kan de gemeente Moerdijk 825 extra woningen realiseren bovenop het huidige programma tot 2020. De provincie vraagt voor alle bestemmingsplannen van uw gemeente waarin woningbouwontwikkelingen worden voorzien, een concrete onderbouwing voor deze extra woningbehoefte op te nemen in de toelichting. Het is voorstelbaar dat de gemeente thans een extra woning-
Hoofdstuk 3
15
behoefte heeft doordat in het kader van de intensivering en herstructurering van het industrieterrein Moerdijk reeds kavels zijn/worden uitgegeven. Daarnaast is de verwachting dat binnen de planperiode van onderhavige bestemmingsplan, thans is begonnen met de uitgifte van kavels op het Logistiek Park Moerdijk. De extra harde plancapaciteit van dit bestemmingsplan kan gelet op het bovenstaande, alleen onderbouwd worden met de afspraken uit de 'Bestuursovereenkomst Realisatie Gebiedsontwikkeling Moerdijk'. Gelet op de extra woningbehoefte op de korte termijn als gevolg van de uitgifte van bedrijfskavels op het industrieterrein Moerdijk, en de doorlooptijd van grote plannen als BosselaarZuid, is dit ook te verantwoorden. De in de gemeente aanwezige (harde) plancapaciteit vraagt nadrukkelijk de aandacht. Overaanbod kan leiden tot stagnatie in de woningbouwproductie. Voorkomen dient te worden dat plannen - regionaal, maar ook binnen de gemeente zelf - elkaar (onnodig) in de weg gaan zitten. De provincie vindt het om die reden van groot belang dat van een realistische woningbouwprogrammering en -fasering wordt uitgegaan, die zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin aansluit op de woningbehoefte in uw gemeente en in de regio. Daarom vraagt de provincie aan de gemeente om het totale gemeentelijke woningbouwprogramma zorgvuldig te faseren, en de woningbouwontwikkelingen in de gemeente en in de regio op elkaar af te (blijven) stemmen. Reactie gemeente: Het is geenszins de bedoeling van het gemeentebestuur de woningmarkt te overvoeren met nieuwe woningen; dat zal ook nooit kunnen gebeuren omdat in de woningmarkt pas door betrokken partijen overgegaan wordt tot realisatie van nieuwe woningen indien de afzet van de woningen geregeld is. Van overaanbod in de nieuwbouw zal dus geen sprake zijn. De woningbouwcapaciteit die in dit bestemmingsplan is opgenomen is woningbouw op inbreidingslocaties die ook bedoeld is voor senioren en starters, doelgroepen die de afgelopen jaren nog onvoldoende bediend zijn. Het bouwen voor senioren/ouderen en starters is een probaat middel om de zo gewenste doorstroming op de woningmarkt te bewerkstelligen en de leefbaarheid van de kern op peil te houden. Een zorgvuldige fasering, zoals de provincie vraagt, zal zeker door de gemeente worden gehanteerd. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen ongegrond.
16
Hoofdstuk 3
Reclamant 13 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
Brabantse Delta Postbus 5520 4801 DZ Breda 8 oktober 2009 12 oktober 2009
Inhoud en strekking zienswijze In paragraaf 9.2 Water, wordt onder het kopje huidige situatie/oppervlaktewater aangegeven dat de Mark en Dintel ten zuiden van Standdaarbuiten buiten het plangebied vallen. Op de plankaarten wordt echter aangegeven dat de Mark en Dintel wel een onderdeel van het plangebied zijn. Wij wijzen u erop dat de waterloop Mark en Dintel de functie ecologische verbindingszone heeft. Hierbij verzoeken wij u de tekst c.q de plankaarten aan te passen aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) c.q. de Ecologische Verbindingszone (EVZ). Reactie gemeente: voorstel BRO: Het bestemmingsplan zal n.a.v. de ingediende zienswijze worden aangepast. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond. Inhoud en strekking zienswijze Wij verzoeken u om de bestemming 'Water' qua naam op de plankaart en in de voorschriften aan te passen naar de bestemming 'Waterhuishoudkundige doeleinden'. Deze term dekt de lading beter Reactie gemeente: In het SVBP 2008 is de term ‘Waterhuishoudkundige doeleinden’ komen te vervallen. De bestemming heet nu ‘Water’. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen ongegrond. Inhoud en strekking zienswijze Op de plankaart is de woonwijk "Vuurvlinder" over de leggerwaterloop gesitueerd. Het waterschap verzoekt u de leggerwaterlopen van insteek tot insteek te bestemmen als water. Langs leggerwaterlopen ligt conform de waterschapskeur een zone van 5 meter met bebouwingsbeperkingen ten behoeve van onderhoud van de betreffende waterlopen. Het waterschap verzoekt u deze zone in het bestemmingsplan door te vertalen. U zou bijvoorbeeld de begrenzing van bouwblokken steeds buiten de zone kunnen begrenzen. Voor eventuele toekomstige in- en/of uitbreidingen in Standdaarbuiten heeft het de voorkeur hiervoor afzonderlijk het watertoets traject te doorlopen.
Hoofdstuk 3
17
Reactie gemeente: Bij het opstellen van het plan is aangesloten op het bestaande plan. Een afweging heeft dus reeds in een eerder stadium plaatsgevonden. Nieuwe ontwikkelingen zullen in overleg met het waterschap gebeuren. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen ongegrond. Inhoud en strekking zienswijze Tot slot wordt op de plankaart het rioolgemaal ten zuiden van de Molenstraat bestemd als bedrijf. Wij verzoeken u deze bestemming te wijzigen. Reactie gemeente: Voor het rioolgemaal zal een specifieke aanduiding worden opgenomen. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond. Reclamant 14 naam
straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
VROM-inspectie, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, directie Uitvoering regionale afdeling Zuid Postbus 850 5600 AW Eindhoven 14 september 2009 15 september 2009
Inhoud en strekking zienswijze Dit bestemmingsplan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Reactie gemeente: Het gemeentebestuur wil de reclamant graag bedanken voor deze zienswijze. Reclamant 15 naam straat postcode en plaats datum brief datum ontvangst
18
C.C.M. van Meer Vuurvlinder 1 4578 CL Standdaarbuiten 13 november 2009 19 november
Hoofdstuk 3
Inhoud en strekking zienswijze Reclamant stelt dat ten tijde van de aankoop van zijn huis voor het plangebied een andere bestemming van toepassing was dan nu voorgesteld in dit VO bestemmingsplan. De nu voorgestelde bestemming zal de waarde van zijn huis verminderen. Reclamant vraagt dit bezwaar mee te nemen in het maken van het definitieve bestemmingsplan. Reactie gemeente: Voor de Wintervlinder zal een aparte bestemming worden opgenomen met een aparte strook voor vrijstaande woningen. Hierbij zal aangesloten worden op de vigerende bestemming waardoor het open karakter gewaarborgd blijft. Gelet op het bovenstaande verklaren wij de zienswijzen gegrond.
Hoofdstuk 3
19
20
Hoofdstuk 3
4.
INFORMATIEAVOND
Verslag van de inspraakavond voor het voorontwerpbestemmingsplan Kern Standdaarbuiten op 14 oktober 2009 in De Standaard, Standdaarbuiten. Onderscheid is gemaakt in de beantwoording van de vragen die mondeling zijn gesteld tijdens de informatieavond en de schriftelijke vragen die zijn ingediend.
4.1 Mondelinge vragen Vlinderbuurt Aangegeven wordt dat bij de verkaveling van de laatste fase van de Vlinderbuurt rekening wordt gehouden met de omgeving. Op dit moment wordt uitgegaan van twee-onder-een kappers aan de zuidwest zijde, CPO-woningen aan beide zijden van de Middenstraat en vrijstaande vrije sector woningen aan de noordoostzijde, langs de bestaande woningen in de Vlinderbuurt. Op de vraag of het Bouwfonds betrokken is bij de ontwikkeling van de CPOwoningen, wordt aangegeven dat het gaat om starterswoningen. Omdat in de huidige Vlinderbuurt sprake is van parkeerproblemen, wordt de vraag gesteld of voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd bij het project Vlinderbuurt. De gemeente hanteert de CROW-normen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen dat gerealiseerd moet worden. Uitgangspunt is dat de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Voor de starterswoningen zullen voldoende parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gerealiseerd. Door de toename van het verkeer op de snelweg vanwege het LPM, is de geluidsoverlast voor de Vlinderbuurt groot. De dorpsraad heeft zich al lange tijd hard gemaakt voor een uitplaatsing van de sportvelden. Hiermee kan de geluidsoverlast voor de Vlinderbuurt worden beperkt, door voldoende groen te realiseren. Opgemerkt wordt dat dit pleidooi kan worden ingebracht in de komende discussies voor de structuurvisie welke binnenkort door de gemeente zal worden gestart. Ontwikkelingslocatie ‘transformatie school’ De vraag wordt gesteld waarom geen starterswoningen worden gebouwd op de ontwikkelingslocatie ‘transformatie school’. Deze locatie is te duur om starterswoningen te kunnen realiseren, omdat het om een inbreidingslocatie gaat waar al bebouwing staat welke eerst gesloopt moet worden.
Hoofdstuk 4
21
Ten aanzien van de ontwikkeling ‘transformatie school’ wordt gevraagd of duidelijk is wat er met de kleuterschool gebeurd en wat voor woningen gerealiseerd gaan worden. De oude kleuterschool blijft staan, omdat hier nog geen concrete plannen voor zijn. Of in het project ‘transformatie school’ appartementen of woningen gebouwd zullen worden, is nu nog niet bekend. Bedrijventerrein Ten aanzien van het bedrijventerrein wordt gevraagd of dit terrein volgebouwd mag worden. Op het terrein geldt de regel dat nieuwe bedrijven geen groter kaveloppervlak mogen hebben dan 5000 m2. Bestaande bedrijven die groter zijn, mogen maximaal 15% uitbreiden. Een bouwkavel mag tot 60% worden volgebouwd. Voormalige schoollocatie De vraag wordt gesteld wat er met het laatste gedeelte van de oude school wordt gedaan. Omdat nog geen duidelijke plannen bestaan voor deze locatie, is hier de huidige bestemming opnieuw opgenomen. Cultuurhistorie Het dorp heeft enkele belangrijke cultuurhistorische panden. Gevraagd wordt of de cultuurhistorische waarden wel in acht worden genomen bij de nieuwe ontwikkelingen. Bij de ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden. Naast het bestemmingsplan is het mogelijk om door een welstandsnota of beeldkwaliteitsplan bij de nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met de cultuurhistorische waarden. Woningbouw algemeen Opgemerkt wordt dat er wel veel woningbouwplannen zijn, maar is er wel voldoende vraag naar? Op dit moment bestaat in de gemeente een achterstand in de woningbouw. Daarnaast is uit een eerder project gebleken dat veel vraag bestaat naar (starters)woningen. Ontwikkelingslocatie ‘transformatie kerk’ Wanneer wordt gestart met het ontwikkelen van de kerk? Dit is afhankelijk van de financiering en dergelijke. Duidelijk is dat deze ontwikkeling op zijn vroegst kan beginnen wanneer het bestemmingsplan in werking is getreden en alle vergunningen zijn verleend.
22
Hoofdstuk 4
4.2 Schriftelijke vragen
Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
M. Vrins Vuurvlinder 39
a. Plan bevat het realiseren van 60 woningen. Het originele plan was vrije verkaveling, dus mijn uitzicht verandert en waarde van mijn woning. b. Wordt er ook rekening gehouden met parkeergelegenheid? Antwoord: a. Aan de zijde van de Vuurvlinder 39 blijft de vrije verkaveling. De starterswoningen komen aan de andere zijde. Om de openheid van de vrije verkaveling te garaderen zal een aparte bestemming voor de Vuurvlinder worden opgenomen. Er wordt vanuit gegaan dat planschade daarom niet aan de orde is. b. In de nieuwe opzet is rekening gehouden met parkeergelegenheid in de openbare ruimte. Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
Van Etten n.v.t.
Bij de uitbreiding van de Vlinderbuurt, wordt er ook rekening gehouden met de bereikbaarheid, ontsluiting van het dorp, parkeergelegenheid en trottoirs. Antwoord: In de nieuwe opzet wordt rekening gehouden met een goede inrichting van de openbare ruimte. Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
C. Frijters Uitbreiding Vuurvlinder
a. Kan er nu al aangegeven worden hoe de kavels ingedeeld worden in het nieuwe bestemmingsplan voor de Vlinderbuurt? b. Wanneer wordt de grond bouwrijp gemaakt? c. Welke woningen komen waar te staan? Antwoord: a. Het verkavelingsplan is nog niet helemaal klaar. Naar verwachting zal de gemeente in november 2009 het verkavelingsplan kunnen presenteren en hiermee in overleg treden met de belangstellenden. b. Gronden worden bouwrijp gemaakt op het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is. Grond is in handen van de gemeente en wordt ontwikkeld i.s.m. Bernardus.
Hoofdstuk 4
23
c.
Nadere informatie wordt gegeven op het moment dat het verkavelingsplan gereed is.
Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
C. Rebbens Voormalige basisschool (locatie 3)
Wordt er bij de voorgenomen ontwikkelingen ook rekening gehouden met de omgeving? Antwoord: Bij verandering van een bestemming moet altijd worden gekeken naar de omgeving. Voor de bouwlijn van de nieuwe woningen is, uit stedenbouwkundig oogpunt, aangesloten op de bouwlijn van de bestaande bebouwing. Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
Dorpsraad herbestemming school
Waarom worden de 15 genoemde woningen niet bestemd voor starters i.p.v. starterswoningen in de Vlinderbuurt? Antwoord: De gronden van de voormalige school zijn te duur voor 15 starterswoningen. Het is nog onbekend welk type woningen er komen. Gezien de maximale hoogte zijn appartementen toegestaan. Bestemmingsplan maakt alleen woningbouw mogelijk. De besluitvorming over de invulling volgt op een later tijdstip. Eventueel (indien bekend) kan dit in de ontwerpfase van het bestemmingsplan. Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
Verkaar ‘kleuterschool’
Wat wordt de toekomstige invulling van de huidige kleuterschool na de transformatie van de huidige basisschool? Antwoord: Hier is nog geen inzicht in. Wanneer dit duidelijk is, wordt een aparte procedure doorlopen.
24
Hoofdstuk 4
Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
Jeroen de Haas transformatie kerk
a. 15 woningen met een maximale hoogte van 21 meter. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? b. Hoeveel mensen gaan hier wonen? c. Wie gaat het plan realiseren? Antwoord: a. De toren van de kerk zal behouden blijven. Het nieuwe gedeelte zal worden bebouwd binnen de contouren van de bestaande kerk i.v.m. behoud van cultuurhistorie. Het behoud van cultuurhistorie is van groot belang voor de inwoners van Standdaardbuiten. Voor het beschermen van cultuurhistorische waarden is, meer dan het bestemmingsplan, de welstandsnota van belang. Eventueel kan de gemeente voor dit specifieke plan een beeldkwaliteitplan opstellen en dat laten opnemen in de welstandsnota. b. Dit is nog niet te zeggen. c. De parochie van de kerk is initiatiefnemer. Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
Dorpsraad splitsing oud klooster
In het herontwikkelingsplan schoollocaties staat dat het oude klooster gesplitst zal worden in appartementen. Kun u dit toelichten? Antwoord: Een gedeelte van het oude klooster zal plaatsmaken voor appartementen. Het overige deel van het klooster zal blijven staan. Het gedeelte van het oude Klooster dat blijft staan zal gescheiden zijn van de appartementen. Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft: Poelstraat
Dorpsraad woonbestemming
achterzijde
Dr.
Waarom hier geen maximale bouwhoogte? Antwoord: Op deze gronden wordt nog geen woningbouw mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Voor concrete initiatieven zal een eigen procedure voor worden doorlopen. Voorlopig hoeft er voor de gronden dan ook geen bouwhoogte opgenomen te worden.
Hoofdstuk 4
25
Naam: Adres waarop vraag betrekking heeft:
Jos Eenhuizen bedrijventerrein / Molenstraat
Ligt in het bestemmingsplan ook vast wat de maximale oppervlakte is van nieuw te bouwen bedrijven? Antwoord: Nieuwvestiging van bedrijven is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 5.000 m². Dit provinciale beleid is overgenomen in het bestemmingsplan. Het totale grondgebied van het bedrijventerrein mag voor 60% worden bebouwd. Bestaande bedrijven groter dan 5000 m² mogen met 15% worden uitgebreid.
26
Hoofdstuk 4
5.
AMBTSHALVE WIJZINGEN
Toelichting pagina 18
juiste nummering plaatjes
water
ecologische verbindingszone benadrukken
bedrijven
zorgvuldig ruimtegebruik
wonen
aantal nieuwe woningen onderbouwen
geluid
RMD aanvulling/aanpassing
Kaart Adres
Aanpassing
Timberwolfstraat 44
te groot bouwvlak, afstand tot perceelgrens
van Glymesstraat 4
Bebouwingspercentage verwijderen en specifieker bouwvlak opnemen
Predikherenstraat achter 12
PNEM gebouwtje
Vijverstraat 16a
te groot bouwvlak, afstand tot perceelgrens
van Liedekerkestraat 10
carport
van Liedekerkestraat 23
tuinbestemming voorzijde
Dansvlinder 6-9
betreft twee tweekappers
naast Markiezenlaan 33
nieuw bouwvlak
Dr. Poelstraat 4
voetbalkantine uitgebreid
tennisveld
bestemmingsvlak aanpassen
Dansvlinder 14-16
bouwhoogte 11 meter
Molenstraat 5b
bouwvlak 15x15 va westzijde
Timberwolfstraat 23-25
geheel maatschappelijk met bedrijfswoning
Kerkstraat 1/ Markt 32
aanduiding gz
Markt 24
bedrijfswoning aanwezig
GBKN
bij Bedrijven en Detailhandel niet zichtbaar
Markt 25
3 woonlagen, 30 woningen, ruimer bouwvlak
Havenstraat 24
Veriplast: deels hoogte 15 meter
Molenstraat 40
deels hoogte 15 meter
Markt 7
dienstverlening en fysio/fitness
Havenstraat 16-18
geen monument: Suikerloods (ca 4000 m2) is wel monument!
Havenstraat 25
verkeerde kleur, wel juiste bestemming
Havenstraat tussen 11 en 13
agrarische schuur
achter Havenstraat 11
begraafplaats
achter Molenstraat 2-6
ruimere woonbestemming
Wieken 40-42
woonbestemming tot tussenliggend openbaar pad
achter Hoogstraat 13
agrarisch = bestemming Wonen
Hoofdstuk 5
27
tussen Oude Kerkstraat 13-19
bedrijf moet verkeer zijn
Molenstraat 40
ontbreken bouwblok / milieucategorie
Molenstraat 38
kleiner vlak rond bedrijfswoning
gehele bedrijventerrein
tot categorie 3 toegestaan, tenzij hogere aanwezig
maatschappelijke functies
controleren op woningen die met aanduiding Wonen bestemd moeten
meer dan 2 bouwlagen
dit moet speciaal worden aangegeven op de kaart!!
wandelpad va Vlinderbuurt langs geen tuin, maar groen dr Poelstraat 20 gebouwen sport
bouwhoogte aangeven
tussen Hoogstraat/Markt
fruithandelbedrijf
Markt 5
woonbestemming
Vuurvlinder
leggerwaterloop opnemen
Regels 1.39
verwijzen naar Staat van bedrijfsactiviteiten: is niet aanwezig
3
bouwen wel mogelijk voorzover bestaande bebouwing aan-
4.2 h 4
Opp. 90 m2; goot 3; nok 5
wezig 4.2 h 5
toevoegen: indien de bestaande afstand minder bedraagt, geldt deze afstand.
4.3 f
naar 4.2
6.3
toevoegen: c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan
6.2 d
verwijderen
7.2 b
hoogte lichtmasten 8 meter
8
toevoegen: het aantal woningen bedraagt niet meer dan aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan
12,2 e/f
erfafscheidingen 2 meter
17.1 c
zoals moet 'waaronder' worden
18.2 f
hoogte 3 meter; aangeven dat opgegeven maten per garage gelden
18.2
aantal woningen is gelijk aan het aantal woningen aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan
18.2 e
aangeven dat bij aanduiding aantal bouwlagen op kaart, dit aantal leidend is
28
Hoofdstuk 5
BIJLAGEN
Bijlage 1: Presentielijst informatieavond
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Hasselt www.BRO.nl