Roep geen geesten op
Het script is voor u uitgeschreven door Marc en Herman Van Cauwenberghe.
AVRO zondag 26-02-1978 [22.50-23.25] Luister en huiver, 2. Roep geen geesten op John Dickson Carr - Dick van Putten Vertaling: Annie den Hertog-Pothoff. Appointment With Fear, Fourth Series, 8. Vex Not His Ghost, 06-01-1944 BBC Home Service De man in het zwart: Huib Orizand Krantenman 1: Joop van der Donk Krantenman 2: Hero Muller Dorothy Lake, journaliste bij The Morning Post: Barbara Hoffman “Slager” Riley, de beul: Dick Scheffer Cipier Stevens: Jan Borkus Harry North: Hans Karsenbarg De directeur van de gevangenis: Frans Somers Jim Connors, journalist bij The Sun: Joop van der Donk (d) In de dodencel van Sing-Sing wacht de jonge leraar Harry North op zijn executie. Hij heeft gezworen onschuldig te zijn aan moord op een oude man, maar alle feiten spreken tegen hem. Harry wordt naar de kale ruimte gebracht waar de elektrische stoel hem wacht. Riley, de beul, wacht op het teken van de directeur om de schakelaar over te halen. De hoog opgevoerde spanning ontlaadt zich…
de man in het zwart: Hier is uw gastheer weer, de man in het zwart, met een nieuw verhaaltje in onze serie “Luister en Huiver”, dit maal getiteld “Roep geen geesten op.” Vrienden, vanavond heb ik een wat sinistere bui en daarom heb ik ook een wat duistere en eenzame achtergrond gekozen, zowel wat plaats van handeling betreft als naar de geest. Ik vraag u: wordt onschuld altijd gewroken, zoals onze comfortabele theorie luidt? Ach ja, mensenlevens worden soms op het laatste moment gered, maar is het mogelijk dat het leven van een man gered wordt nadat ie al vastgesnoerd zit op de elektrische stoel? En terwijl u getuige kunt zijn van de laatste ogenblikken van een ter dood veroordeelde, hopen wij onze belofte te kunnen houden en u te laten... huiveren!... New York 1935. Krantenman 1: Extra bericht! Gratie geweigerd. Harry North moet sterven. Krantenman 2: De moordenaar van de dokken toch naar de stoel. Extra bericht van de Sun. Harry North naar de stoel. Krantenman 1: Gratie geweigerd. Harry North moet sterven! Extra bericht. de man in het zwart: 10 augustus. Harry North, 28 jaar oud, leraar van beroep, werd een jaar geleden ter dood veroordeeld wegens moord op Alvin Colliers. Vanmorgen werd ‘m meegedeeld dat z’n verzoek om gratie door de gouverneur is afgewezen. North heeft steeds volgehouden onschuldig te zijn. Het doodvonnis moet nu binnen 24 uur worden voltrokken. Krantenman 1: Gratie geweigerd. Harry North moet sterven. Krantenman 2: De moordenaar van de dokken... toch naar de stoel. Extra bericht! de man in het zwart: De strijd van North om zich uit handen van de beruchte beul Riley te houden is langdurig en bitter geweest. North, zeer sterk verouderd, verklaarde vanmorgen nog: “Ik ben onschuldig, ik zweer bij God dat ik onschuldig ben, maar ik geloof dat ik blij moet zijn als alles eindelijk achter de rug is.” En zo heerste er op die zwoele augustusavond, terwijl bliksemflitsen de lucht doorklieven, een grote spanning in het kleine stadje Ossining, gelegen op zo’n vijftig kilometer afstand van de Hudsonoever. Daar bevindt zich de Sing-Sing gevangenis, de stad der verdoemden. Maar zelfs binnen die muren is er niemand die de dood zo sterk nabij voelt als die jonge vrouw die achter het stuur van een auto bijna roekeloos langs de spaarzaam verlichte hoofdweg tussen New York en Ossining suist. Dorothy Lake: Kwart voor tien... Kwart voor tien! En om elf uur... Haah... Nog één uur en vijftien minuten. Kwart voor tien. Ik moét het halen. En toch, ik... ik kan het haast niet, Harry, ik kan je niet levend zien verbranden, ik kan het niet... Wat is dat? Riley: Neemt u me niet kwalijk, madam. Dorothy: Ik... ik neem het u wél kwalijk. Wie haalt het in z’n hoofd om midden in de weg te gaan staan zwaaien? Riley: Het spijt me vreselijk. Het was niet mijn bedoeling om u aan het schrikken te maken. Dorothy: Ja, wat is uw bedoeling dan wél? Hé, maakt u voort, want ik heb erg veel haast. Riley: Mijn wagen staat daar aan de kant, hij hield er plotseling mee op. Ik weet niet wat ermee aan de hand is en ik heb er geen verstand van. Dorothy: Maar ik net zomin. U treft het niet. Probeert u een volgende wagen, ik moet verder. Riley: Nee nee, luistert u nog even alstublieft. Ik heb u laten stoppen omdat ik naar Ossining moet. Daar hangt erg veel van af, ik moét daar op een bepaalde tijd zijn. Dorothy: Daar moet ik ook heen. Goed, ‘k zal u vertrouwen. Als u mee wilt rijden, stap dan vlug in, want ik heb haast. (man stapt in)
Riley: Hu. Dank u. Hu-hm. Mag ik u vragen in welk gedeelte van Ossining u moet zijn? Dorothy: De gevangenis. Riley: De Sing-Sing? Hu... wat moet zo’n aardige jonge vrouw als u daar doen? Dorothy: Ik ben niet gediend van uw complimentjes. Als u het weten wilt, ik ben journaliste. Riley: Journaliste? Dorothy: Dorothy Lake, van de Morning Post. Riley: En eh... gaat u daarom naar de gevangenis? Dorothy: Ja. Ik heb Harry North vroeger gekend. We hebben samen gestudeerd. Hu... daarom vond mijn baas het een “goed idee” als ik het verslag van de executie zou maken, als ik een laatste interview met Harry had voor ze... Riley: Huh. Nou eh... hebt u ‘m gekend? Als ik u was, dan zou ik toch maar geen medelijden met ‘m hebben. Dorothy: Waarom niet? Riley: Nou, omdat eh... nou ja, hij is zo schuldig als de duivel zelf. Dorothy: Dat is niét waar Riley: Dat is toch bewezen? De rechtbank heeft ‘m schuldig gevonden. Hij... hij alleen heeft het gedaan. Dorothy: Wat is er met u aan de hand? Het zweet loopt plotseling langs uw gezicht. Voelt u zich niet goed? Riley: Oo... nee, ik eh... Dorothy: Heb je gedronken? Riley: Nee nee, niet veel, gelooft u me. Ik eh… voelde me niet zo prettig, en eh... nou ja... en toen heb ik inderdaad wat gedronken. Dorothy: Ach... hindert niet. Riley: Het eh... zijn de zenuwen, geloof ik. En eh... daarom dacht ik... maar eh... ik… ik ben echt niet dronken, hoor, als u dat soms bedoelt. Dorothy: Het hindert niet, zeg ik u toch. Riley: Hu-hum. Die eh… die North, ja, ik... ik heb het in de kranten gelezen, u natuurlijk ook, die eh... die schijnt een ouwe man in een auto aangehouden te hebben, hij heeft ‘m de hersens ingeslagen, en toen liet ie de wagen van de kade in de rivier rijden. Dorothy: Hij heeft het niet gedaan, zeg ik u, het moét iemand anders geweest zijn. Riley: Moét u die opdracht uitvoeren? Dorothy: Ach... moeten... Maar ‘k wil ‘m nog één keer zien. ‘k Wil nog één keer met ‘m praten over vroeger. Misschien helpt het ‘m. Toen ik achttien was, dacht ik dat ik verliefd op ‘m was. Riley: Gaat u dan naar ‘m toe als u dat perse wilt. Maar gaat u niet naar dat andere. Dorothy: Waarom niet? Riley: Hebt u ooit wel ‘ns een elektrocutie meegemaakt? Dorothy: Nee. Riley: Het gezoem dat luider en luider wordt, als de dynamo’s gaan draaien. Het lichaam dat zich verzet tegen de riemen. De rook die opstijgt. De schroeilucht van de huid op de plaatsen waar de elektroden zijn bevestigd... Dorothy: Hou op! Hou op, in ‘s hemelsnaam. Riley: O eh… het spijt me, ik wilde u niet van streek maken. Dorothy: U schijnt er heel wat van af te weten. Riley: Ja... Ik eh... ik ben de beul. Dorothy: Wat? Wat zegt u!? Riley: Ik ben de beul, de man die ze “slager Riley” noemen. Dorothy: Stap uit! Riley: Ja maar, ... dat... dat kunt u niet doen! Dorothy: D’r uit, zeg ik. Riley: Ja maar, i… ik moet om tien uur in de gevangenis zijn! De terechtstelling is om elf uur. Als het niet precies om elf uur gebeurd is, dan is de man volgens de wetten van de staat overleden, en dan kan niemand ‘m meer iets doen. Dorothy: Bedoel je... Riley: O ja!... ik weet wat u denkt, hè? Als u mij hier achter laat, zodat ik niet op tijd kan zijn om m’n plicht te doen, dan gaat hij vrijuit. Maar ik kan u wel zeggen dat dat geen zin heeft. Dorothy: Waarom niet? Riley: Dan zullen ze d’r een ander bij halen. Elke elektricien kan een schakelaar omzetten. U zou er alleen mee bereiken dat ik m’n loon niet kreeg. Dorothy: O, je loon. Riley: Ja, ik moet toch ook leven? Net als iedereen. U bent al net als de rest. Dorothy: Wat bedoel je? Riley: Ze vinden me een hele geschikte vent, een aardige kerel, totdat ze horen wie ik ben: “slager Riley”. En dan ben ik een uitgestotene. Een stuk vuil waar je niet mee om moet gaan, want anders word je ermee besmet. Dorothy: Ho! moet ik medelijden met je hebben. Riley: Nou, ben ik soms slechter dan de jury die een man veroordeelt? Of een rechter die het vonnis uitspreekt? Dorothy: Dat weet ik niet. Riley: De staat maakt wat je bent. En wat betaalt ie ervoor? Hij neemt je je vrienden af, hij maakt je tot de eenzaamste man op gods aardbodem, en wat betaalt ie ervoor? Niet eens genoeg om van te leven. Miss Lake, wees verstandig en breng me naar de gevangenis. Dorothy: Goed, slager Riley. Goed. Ik zal je naar de gevangenis brengen, maar... Riley: Maar wat? Dorothy: Hoeveel terechtstellingen heb jij al uitgevoerd?
Riley: Dat weet ik niet precies. Honderd misschien. Dorothy: En waarom valt deze je dan zo moeilijk? Riley: Moeilijk? Hu, dat is niet waar, wie zegt dat? Dorothy: Ik. Ach, man, het zweet loopt langs je gezicht, en je hebt al verschillende keren naar die fles in je zak willen grijpen. Riley: Ik heb u al gezegd, ik eh... ik voelde me niet zo goed. De zenuwen, denk ik. Dorothy: Of denk je soms ook dat Harry North onschuldig is. Riley: Wat ik denk, dat maakt geen enkel verschil. Die schakelaar moet ik toch omdraaien. Maar ik zeg u dat ie niét onschuldig is. Geloof me nou toch! Hij is zo schuldig als de duivel zelf! de man in het zwart: De gang der veroordeelden in Sing-Sing. Het duurt nu geen uur meer voor de stroom wordt ingeschakeld. De gang der veroordeelden is een smalle stenen gang die spaarzaam verlicht wordt door elektrische lampen in groene kappen. Aan één kant is een rij dik getraliede cellen, precies open kooien. Verschillende van die cellen zijn bezet. De beesten in die kooien zijn vanavond rusteloos. Met elke tik van de klok wordt het sterker voelbaar. De hitte van de augustusavond en de antiseptische lucht in de gang hebben de zenuwspanning tot het uiterste opgevoerd. Op dit ogenblik komt er een bewaker de hoek om in gezelschap van Dorothy Lake. cipier Stevens: Let u maar niet op ze als u langs loopt, Miss Lake. Ze houden d’r niet van bekeken te worden. Dorothy: Welke cel is van... cipier Stevens: Van... van Harry? Helemaal achteraan. Die met het felle licht. Dorothy: Hoeveel tijd heb ik? cipier Stevens: Tien minuten. Dorothy: Tien minuten! Maar tien minuten! cipier Stevens: Stil, zachtjes wat, Miss Lake. Dorothy: Ho, maar tien minuten voor de beul komt? cipier Stevens: Riley komt niet in de cel. Alleen de directeur en de geestelijke, en de bewakers die ‘m gereed moeten maken voor... nou ja... (iemand speelt harmonica) Dorothy: Wat... wat is dat? cipier Stevens: Die muziek, bedoelt u? Dorothy: Ja! cipier Stevens: Nou, dat is Jake Diefer, een neger die z’n vrouw vermoord heeft, en die is maandagavond aan de beurt. Jake! Ja-ake, hou ‘ns even op, wil je?... Dank je... Gaat u maar mee. Zo... dat zijn we, de cel van Harry. Dorothy: Waar... waar is... cipier Stevens: Daar zit ie... in de hoek, op z’n brits, met z’n hoofd in z’n handen. Dorothy: Maar... maar dat is Harry North niet... cipier Stevens: Hij is nogal wat veranderd, he? Ja. Z’n haar is helemaal grijs geworden, ja? ‘k Denk niet dat u ‘m zich zo herinnert. Dorothy: Ho, nee, nee inderdaad niet. cipier Stevens: Hallo Harry. Harry, wordt ‘ns wakker, ouwe jongen. ... Ah. ‘k Heb een goeie kennis van je meegebracht die je op komt bezoeken. Je ziet zeker al wie het is? Nou, gaat u binnen, Miss Lake. Neemt u me niet kwalijk, ik moet de deur achter u sluiten, dat begrijpt u wel. Eh... tien minuten. En eh...ik zou d’r maar gebruik van maken. Dorothy: Hallo, Harry. Harry North: Hallo, Dolly. Dorothy: Blijf zitten alsjeblieft... Harry: Ik... ik heb nooit op je brieven geantwoord, ik dacht dat dat beter was. Dorothy: Ik begrijp het. Ik wilde je alleen laten weten dat ik aan je dacht. Harry: Wil je niet gaan zitten op dat bankje? Dorothy: Ja, graag. Harry: Ik... ik heb het niet gedaan, Dolly! Ik heb die Colliers niét vermoord. Dorothy: Dat hoef je mij niet te zeggen. Harry: Ik heb dat al zo dikwijls gezegd, zelfs zodra ik wakker word. Als ik droom, ben in altijd in de rechtszaal, en dan brengen ze me rechtstreeks van die zaal naar de elektrische stoel. Daar word ik dan wakker. Dorothy: Harry! alsjeblieft!... Harry: Ik heb niet geprobeerd Colliers te doden! Ik heb geprobeerd zijn leven te redden. Maar niemand wil dat geloven. Dorothy: Behalve je vrienden. Harry: Ik heb de moordenaar gezien, Dolly! Hij stond op de treeplank van de auto nadat ie Colliers had gedood. Hij startte de wagen in de richting van de kade en sprong er toen af. Ik dacht dat ik de wagen nog kon laten stoppen om zo Colliers leven te redden, want toen wist ik nog niet dat ie al dood was. Ik sprong op de treeplank, en toen zag die agent me. Maar ik heb het gezicht van de moordenaar gezien, Dolly. Ik zag het duidelijk in het licht van de lantaarn, net zo duidelijk als ik nu jou zie. Maar niemand heeft ook dat willen geloven... Dorothy: Heeft het zin, Harry, om maar steeds in hetzelfde kringetje rond te draaien? Harry: Ik denk het niet... Colliers is dood. Huh... “Roep geen geesten op” Dorothy: Toe Harry, alsjeblieft!... Harry: Je hebt gelijk. En ik vergeet jou helemaal. Wil jij iets hebben, een sigaret, dat kan. Dorothy: Als je me helemaal kapot wil hebben, ga dan door met zo beleefd tegen me te zijn.
Harry: ‘t Spijt me. Dorothy: Jij bent altijd al zo geweest. Harry: O ja? Dorothy: Ja... Kunnen we niet over andere dingen praten? Harry: Huh... Over de goeie ouwe tijd? Dorothy: Ja, die goeie ouwe tijd. Harry: Denk je d’r wel nog ‘ns aan? Dorothy: Vaak. Harry: Niets vergeten? Dorothy: Geen dag, geen uur, geen minuut. Harry: De universiteit in het zuiden... We zouden grote dingen gaan doen, weet je nog wel? Dorothy: Ik vond het er heerlijk. (harmonica) Ik herinner me nog hoe de heuvel er uitzag in het schemerlicht, met de vuurvliegen onder de bomen. Harry: En de geur van de magnoliabloesem... Dorothy: De rivier waar we zo vaak gezwommen hebben. Harry: De witte pilaren van Easton. Dorothy: Het zingen op de trap. Harry: En herinner jij de ouwe Ken nog, de conciërge van East Hall? Dorothy: En z’n kat Fatima. Harry: Hohoho, wat was die gek op dat beest. Dorothy: Hu... weet je ‘t nog, Harry, dat jij en Jimmy Westlake ‘n een slang (van?) ‘m hebben gemaakt, door middel van aan elkaar geknoopte kousen. Harry: Ja. Wat was ie woest. Ja... ongeveer anderhalf jaar geleden heb ik een brief van Jimmy gehad. Dorothy: O ja? Harry: Ja. Hij is nu arts. Hij heeft net zo lang geploeterd tot ie bereikt heeft wat ie wilde. Ja, die heeft zich knap omhoog gewerkt. Hij... heeft grote dingen gedaan. Hij... O God, Dolly, ik wil niet sterven! Dorothy: Mag... mag ik... mag ik naast je komen zitten? Harry: Nee. Dorothy: Waarom niet? Harry: Ze zouden denken dat je me vergif of iets dergelijks in m’n handen wilde stoppen. Dolly... Dorothy: Ja? Harry: Hoe laat is het? Dorothy: Ik-ik-ik-ik...ik weet het niet. Harry: Je hebt toch een horloge om. Zeg me nou, hoe laat is het? cipier: Miss Lake? Hallo, Miss Lake? Dorothy: Wat is er? cipier: U moet nu vertrekken. Ze komen d’r aan. Dorothy: Wie? cipier: De directeur, de geestelijke en eh... de anderen. Dorothy: Maar ‘t is nog geen tijd! Het is net half elf! cipier: Miss Lake, ik heb u toch gezegd: ze moeten alles voorbereiden. Komt u nou. Harry: Vaarwel, Dolly. Dorothy: Nee! Nee, ik neem nog geen afscheid. Harry... misschien zal de gouverneur zich op het laatste ogenblik nog bedenken. cipier: Miss Lake, alstublieft, maar het nou niet erger. Dorothy: Huuh... U hebt gelijk. Goed, ik kom al. cipier: Gaat u eh… gaat u daar maar heen, kom ik direct bij u. directeur: Stevens... cipier: Meneer de directeur? directeur: Het bezoek had al enige tijd weg moeten zijn. cipier: Het spijt me meneer, maar... directeur: ‘t Is in orde, ik begrijp het. cipier: Dank u, meneer. directeur: Dag Harry. Harry: Goedenavond, meneer. Goedenavond, dominee. Is het zover? directeur: Ja, Harry, het is zover. de man in het zwart: Wilt u mij nou volgen om een man te zien sterven? Ja. Hier is het. Een kale ruimte zonder ramen, als een stenen kelder. Kijkt u maar niet te lang naar die beruchte stoel, of naar de kabels die ‘m verbinden met dat kleine hokje, de technische ruimte, waar de beul Riley zichtbaar is achter een grote ruit. Met een bezweet wit gezicht staat ie roerloos voor het schakelbord. Voor de stoel staan enige rijen houten banken. Net kerkbanken. En ze zijn onder meer bestemd voor diegenen die ambtshalve aanwezig moeten zijn. De gevangenisdokter die de dood moet constateren, leden van het openbaar ministerie, en natuurlijk vertegenwoordigers van de pers. Er is een zacht geroezemoes. De bewakers van de dodenkamer kijken zenuwachtig naar de klok. Jim Collins: Dolly! Dolly Lake! Wat moet Jij hier? Dorothy: Ooh... hallo.
Jim: Wat is er? Het lijkt net of je me niet meer herkent? Dorothy: Tuurlijk wel. Jim Collins van de Sun. Jim Collins: Moet jij ook een verslag maken voor je krant? Dorothy: Ja. Jim: Ja, maar wat...maar jij kent North toch goed, heb je me wel ‘ns verteld? Dorothy: Heel goed. Jim: Hoe halen ze het in hun stomme kop om jou hierheen te sturen? Dorothy: Ik (weet het ook?) niet, Jim. Jim: Lieve kindje, je gaat toch niet flauwvallen, he? Dorothy: Ik... ik weet het niet. Ik wil weg. Jim: Ja, dat lijkt me veel verstandiger. Kom, ik zal je naar de uitgang breng... nee..., ‘t is al te laat. ‘t Gaat niet meer Dorothy: Ho, waarom niet? Jim: De directeur komt binnen. Dorothy: Is... is Harry... Jim: Nog niet. De directeur houdt eerst een korte toespraak. directeur: Geachte aanwezigen... Vertegenwoordigers van de pers. Ik moet u erop wijzen dat het niet is toegestaan om foto’s te nemen in deze ruimte. Evenmin is het toegestaan uw zitplaats te verlaten om aan wie dan ook vragen te stellen. Deze waarschuwing geldt in het bijzonder voor diegenen die voor de eerste maal hier aanwezig zijn. Ik geef u nu een korte uiteenzetting van hetgeen er gaat gebeuren. De veroordeelde komt via de deur rechts naar binnen, geflankeerd door twee bewakers. Hij wordt in de stoel vastgebonden, en de elektroden worden bevestigd. Vervolgens zult u een zoemend geluid gaan horen. Dat zijn de dynamo’s die tot volle kracht gaan draaien voor de stroom naar de stoel wordt ingeschakeld. Dit duurt verscheidene seconden, tot ik de beul het signaal geef de schakelaar om te zetten. Gedurende die tijd eis ik absolute stilte! Niemand mag reageren voor de dokter de dood heeft geconstateerd. Dank u. cipier: Directeur? directeur: Ja? cipier: Ze zijn op weg. Jim: Het gaat gebeuren, Dolly. Kijk maar niet. Dorothy: Nee!... ik...ik... Jim: Buig je hoofd maar naar beneden, kind, en probeer je goed te houden, anders maak je ‘t nog erger voor ‘m. de man in het zwart: Om 10 u. 52 precies kwam Harry North de dodenkamer binnen. Bleek, maar rechtop. De bewakers voerden hem rechtstreeks naar de stoel langs de technische ruimte waar Riley, de beul, strak naar ‘m stond te kijken. En toen... Harry: Directeur!! directeur: Wat is er, Harry? Beheers je. Harry: Directeur! Dat is de man, daar staat ie! In dat hok!! directeur: Kalm nou maar, Harry, kalm. Harry: Wie is die man, directeur? Wie is dat? directeur: Als je ‘t weten wilt, dat is Riley, de beul. Harry: Hij is de man die Colliers vermoord heeft. Ik herken ‘m duidelijk! directeur: Onzin, Harry, wees nou verstandig. Breng ‘m naar de stoel, mannen. Harry: Maar luistert u dan toch, directeur! Hij is het! Hij is het die Colliers heeft beroofd en vermoord! Dat is het gezicht dat ik gezien heb in het licht van de lantaren! Dat is de moordenaar!! directeur: Ik dacht dat we geen last met je zouden hebben, Harry. Het spijt me, maar als je niet rustig blijft, zal ik je een prop in je mond moeten laten doen. Harry: Maar directeur, geloof me toch, ik… directeur: Snoer ‘m de mond! Jim: Niet kijken, Dolly, niet kijken! Maar God, dat is het ergste wat ik hier ooit heb meegemaakt! Dorothy: Maar... maar... maar het is waar! Jim: Wat is waar? Dorothy: Daarom was Riley zo van streek vanavond, Daarom had ie gedronken, Hij heeft Colliers vermoord, en Harry wordt ervoor terechtgesteld! Jim: Rustig nou maar, Dolly, rustig. Dorothy: Maar hij heeft het gedaan, Riley is de schuldige. directeur: Stilte daar! Jim: Harry zit nu in de stoel, vastgebonden.... (gezoem) Dorothy: Hu... wat is dat? Jim: De dynamo’s zijn ingeschakeld. directeur: 500 volt - 1.000 - 2.000 - 2.500 - 3.000 - Nu... Stilte! Stilte, alstublieft! ... Dokter, wilt u hier komen. Dorothy: Wat... wat gebeurt er in ‘s hemelsnaam? Jim: Dolly! Dorothy: Ja? Jim: Kijk... kijk ‘ns naar Harry. Kijk naar Harry! Dorothy: Hij... hij... hij leeft! hij leeft nog!
Jim: Ja! Hij wel, maar... Dorothy: Wat maar? Jim: Riley! kijk naar Riley!! Dorothy: Riley? directeur: Mag ik u allen dringend verzoeken weer te gaan zitten en vooral rustig te blijven. Wat er precies is voorgevallen is voorlopig nog een raadsel, maar de exexutie zal voor korte tijd moeten worden uitgesteld. Ik zal mij met de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie beraden wat er nu staat te gebeuren. Allereerst lijkt een nauwkeurig onderzoek van de technische apparatuur noodzakelijk. Wat er precies is fout gegaan, is nog niet te verklaren, maar u hebt mede kunnen constateren wat er is gebeurd: niet de veroordeelde, maar de beul Riley is door de elektrische schok gedood. de man in het zwart: Opnieuw de gang der veroordeelden. De dodencel. In diezelfde cel die hij enige minuten heeft verlaten om er nooit meer terug te keren, ligt Harry North schijnbaar buiten bewustzijn op zijn brits. De deur van de cel staat nog open. De strenge discipline van de gevangenis is door de gebeurtenissen voor een ogenblik verslapt. Naast de brits, Dorothy Lake en dezelfde bewaker die de dodenwacht had. Dorothy: Harry. Harry! cipier: Laat u ‘m voorlopig maar met rust, Miss Lake. Dorothy: Waarom? cipier: Hij is flauwgevallen. D’r komt een eind aan het uithoudingsvermogen van een mens. Wat hij heeft moeten doormaken is verschrikkelijk. Verschrikkelijk! Harry: Ooh... oooh... Dorothy: O, Harry! Harry: Ooh Dolly. Wat doe jij hier? Dorothy: Nee.. nee... blijven liggen, Harry. Rustig maar. Harry: Ik… ik voel me zo licht in m’n hoofd. Heb ik geslapen? Dorothy: Ja. Harry: Ik heb weer gedroomd. Ja. Ik heb weer gedroomd. Dat ik in de rechtszaal was, dat ze me naar de stoel brachten... Dorothy: Niet over praten, Harry. Harry: Ja, maar... ja maar nou was het anders. Ik droomde dat er een ander gedood werd. Niet ik. Huh... vind je dat niet vreemd, Dolly? Ik zag het zo duidelijk voor me alsof ik klaar wakker was. cipier: Dat was geen droom, Harry. Harry: Geen droom? cipier: Nee. D’r is werkelijk iemand anders gedood. Harry: Huh cipier: Riley, de beul. Harry: Hu... ik begrijp er niets van. Geen droom... alles is zo licht in m’n hoofd... zo licht, ik... Dorothy: Harry? cipier: Laat ‘m maar. Straks zal ie zich wel beter voelen. Ah, daar komt de directeur. directeur: Hoe is het met ‘m? cipier: Ja, erg verward, meneer. Eh… heeft de dokter nog kunnen ontdekken waardoor Riley is gestorven? directeur: Ja. Vertelt u mij ‘ns, Miss Lake, er wordt beweerd dat u vanavond Riley naar de gevangenis hebt gereden. Dorothy: Ja, dat is zo. directeur: Hebt u toen iets bijzonders aan ‘m gemerkt? Dorothy: Ach, ik... ik kende de man niet, maar het viel me op dat ie erg nerveus was. directeur: Had hij gedronken? Dorothy: Ja! Ja, dat heeft ie zelf gezegd. directeur: Dan klopt het wel met hetgeen de dokter heeft verklaard. Dorothy: Wilt u me alstublieft uitleggen wat dat betekent? directeur: Heel eenvoudig, Miss Lake: de elektrische stroom is overgeslagen. cipier: Ja maar, Riley heeft de schakelaar naar de stoel niet omgezet. directeur: Dat was ook niet nodig. Een hele benauwde avond, het lichaam nat van transpiratie, met alcohol als volmaakte geleider van elektriciteit. cipier: Oh, ik geloof dat ik het begrijp. directeur: Er moet iets niet in orde zijn geweest met de isolatie. De dokter heeft iets degelijks ‘ns meegemaakt met arbeiders die bezig waren in de buurt van hoogspanningskabels die niet geïsoleerd waren. Het was niet nodig de draden aan te raken om door de stroom getroffen te worden. cipier: En... Reilley stond er ook dicht bij! directeur: En als iemand in een dergelijke toestand verkeert zoals hij, dan springt de vonk over als een bliksemschicht, en zeker als er sprake is van drieduizend volt. Harry: Eh... huu... directeur: Hallo, Harry? Hoe gaat het? Harry: Euh... ik heb gehoord wat u zei. Dus het was geen droom. directeur: Nee. Je bent weer terug in je cel. Harry: Voor hoe lang? directeur: Wat bedoel je?
Harry: Die man... die… die Riley, heeft Colliers beroofd en gedood! directeur: Daar sta ik buiten, Harry, daar heb ik niets mee te maken. Harry: Nee, natuurlijk niet, maar ik wel. En dat maakt het voor mij verrekt belangrijk. Riley is dood, hij was de moordenaar, maar ik kan ‘m niet aanklagen. Voor het gerecht blijf ik dus de schuldige. Is he niet zo? directeur: Ik vrees van wel. Harry: En nou komt u hier om mij opnieuw de executie aan te zeggen. Wanneer ga ik terug? directeur: Terug? Harry: Ja. Ja! Ja!! voor de tweede keer. directeur: Jij gaat niet terug, Harry. Harry: Wat?... Meneer de directeur, alsjeblieft, wees eerlijk tegen mij. directeur: Jij gaat niet naar de stoel, Harry. Nu niet en nooit meer. Dorothy: Wacht ‘ns! ik...ik heb zoiets gehoord. Reilley heeft het me zelf gezegd! directeur: Hoe laat is het, Miss Lake? Dorothy: Half twaalf. directeur: Half twaalf. Juist. Ik weet niet of jij schuldig bent aan moord, Harry, maar volgens de wet van deze Staat ben jij sinds dertig minuten dood en er kan je niets ter wereld meer gebeuren. de man in het zwart: En dit was het dan weer, vrienden. Harry North werd gered van een gewelddadige dood. Maar hoe zou het leven zijn van iemand die officieel niet meer bestaat? Een interessante vraag, vindt u niet? Denk er eens over na. Uw gastheer, de man in het wart, neemt weer afscheid van u, en wenst u een aangename nachtrust.