Hoorspelen.eu Script en hoorspel
Moord in Badalona
Het script is voor u uitgeschreven door Herman Van Cauwenberghe.
AVRO zondag 22-06-1958 [20.30-21.15] De jacht op de dader, 1. Moord in Badalona Heinz Dunkhase - Kommer Kleijn Vertaling: Johan Bennik (= Jan van Ees) (Die Jagd nach dem Täter: Mord in Badalona, 05-10-1957 Norddeutscher Rundfunk) Commissaris Alvarez: John de Freese Gonzales, inspecteur: Paul Deen Emilio Pargos: Sylvain Poons Señora Elvedo: Tine Medema Ricardo: Jan van Ees Jim Watkins: Rien van Noppen Juan Romero: Johan Wolder Juanita Calvos: Eva Janssen Een kelner: Hans Veerman Een dokter: Thom Hakker (voetstappen) Emilio Pargos, huiseigenaar: Geloof me, señora Elvedo, voor het doel wat u op het oog hebt om ‘ns echt een rustige vakantietijd door te brengen, vindt u geen beter verblijf dan dit. We… we zullen nog even de keuken bekijken, dan hebt u al alles gezien. Señora Elvedo: Ja, maar dan moet ik dan toch wel echt weg, want ik wil op tijd in Barcelona terug zijn. (ze gaan in de keuken) Pargos: Ja, het moet wel allemaal een goeie schoonmaakbeurt hebben, dat zei ik u al, maar kijk hier: alles modern ingericht. Elvedo: Ach, ja. Pargos: Hier de ijskast, elektrisch fornuis… Elvedo: O, ja. Pargos: …de gootsteen met de warmwaterboiler erboven… Elvedo: Keurig. Pargos: …en dan hier naast de eetkamer een bergkast voor bezems en andere schoonmaakartikelen. Elvedo: Ook heel praktisch! Daar zou ik mijn koffers in kunnen bergen. Pargos: Nou, ik zal ’t u laten zien. Daar kunt u heel wat koffers in bergen! (opent de kast) Zoveel… Elvedo: (gilt het uit) (telefoon) Commissaris Alvarez: (neemt op) Met commissaris Alvarez. Pargos: Commissaris… commissaris, u moet direct hierheen komen. Er ligt een vrouw in mijn huis, dood! Alvarez: Met wie spreek ik? Pargos: Met Emilio Pargos, de eigenaar van het huis. Ik... ik denk dat ze vermoord is. Alvarez: Vanwaar spreekt u? Waar woont u? Pargos: Het huis ligt in de ?straat nummer 5, in de voorstad Badalona. Ze… ze zit onder het bloed! Alvarez: Vanwaar belt u op? Pargos: Uit de bodega hier op de hoek. Komt u asjeblieft dadelijk! Alvarez: Ja, we zijn zo bij u. Gaat u weer terug naar het huis en laat er niemand binnen. U wacht daar tot wij bij u zijn. (legt neer) Je hebt het gehoord, Gonzales. Je rijdt de wagen voor en waarschuw Ricardo van de afdeling moordzaken. Je gaat alvast vooruit, wij komen na. Gonzales: De moeite waard, sir? Ja! Moord in Badalona. Alvarez: Zo, señor Pargos, de heren van de moordbrigade zijn nog aan het werk. Nou kunnen wij nog ‘ns even praten. Ik wou een paar dingen van u weten. Pargos: Graag, commissaris, als ik u helpen kan. Alvarez: U liet dus aan die señora Elvedo de keuken zien, opende de werkkast en vond daar op de vloer het lijk van een vrouw. Pargos: Ja, het … het was vreselijk om te zien. Dat lijk… Alvarez: Was het iemand die u kende van vroeger? Pargos: Nee, commissaris. Alvarez: Hebt u enige verdenking? Pargos: Nee, ik zag hier nooit iemand. Alleen… ja, een vorige huurder natuurlijk. (er wordt geklopt - deur wordt geopend) Ricardo: Commissaris? Alvarez: Ja, wat is er Ricardo? Ricardo: Hebt u een ogenblikkie? Alvarez: Ja. Een moment, señor Pargos. (gaat bij Ricardo en sluit de deur) Vertel ‘ns, iets gevonden? Ricardo: Nee. We hebben alle kamers doorzocht, niets gevonden. Alvarez: Mm.
Ricardo: Het hele huis maakt de indruk alsof het zeker de laatste weken niet bewoond is. Overal duimendik stof. Alvarez: En niks waarvan je zou kunnen vermoeden dat het toevallig achtergelaten is? Ricardo: Nee, niets. Het staat voor mij wel vast dat de moord niet hier in huis gepleegd werd. Eerst na de misdaad is ze hierheen gebracht. Alvarez: En hoe is ze hier gebracht, denk je? Ricardo: Ja… Het zal een vrij grote laadkist of zo geweest zijn. De verstijving van het lichaam na de dood is mijns inziens ingetreden nadat ze met opgetrokken benen in de kist werd gepakt. Als die verstijving in de kast had plaatsgevonden, dan zou de houding van het lichaam zeker anders geweest zijn. Alvarez: Ja… Heb je nog een of andere tip? Ricardo: Ja… Ik had het nou zo over een kist, maar ik zou toch eerder denken dat ze vervoerd werd in een grote koffer. Alvarez: Waarom? Ricardo: Nou ja, een kist valt niet op. Die zouden ze rustig hier kunnen hebben laten staan, niet? Die hadden ze stellig niet mee terug genomen. Alvarez: Ja, daar is wel iets voor te zeggen, dat is zelfs waarschijnlijk. Ja, en hoe staat het met de identificatie? Heeft dat nog iets opgeleverd? Ricardo: Nee, niks, alleen aan de pols een onbetekenend litteken dat zeker al een paar jaar oud is. We hebben dat niet direct kunnen zien, omdat de koorden waar ze mee geboeid was daar omheen gebonden zaten. Alvarez: Wat was dat voor koord? Ricardo: Nou, een sterk koord, vier millimeter dik, zoals ze door eh… nou ja, door stoffeerders gebruikt wordt, ja. Alvarez: Ja, dat is tenminste al iets. Ricardo: Ja, en zo geknoopt dat het direct opvalt. We hebben daar extra foto’s van gemaakt. Dergelijke knopen ben ik eigenlijk nog nooit tegengekomen. Zeemansknopen zijn het niet, die ken ik natuurlijk allemaal. Alvarez: Nou, Ricardo, dat is een spoor. Stuur iemand erop uit om na te gaan wat voor knopen dat zijn… Ricardo: Mm. Alvarez: … in welke branche die gebruikt worden. Ricardo: Ja. Alvarez: ’t Is stellig geen knoop die zomaar ‘ns uit aardigheid of uit een of ander probeersel gelegd werd. Iedere knoop heeft z’n oorsprong in een of ander handwerk. Laat eens informeren bij verschillende vakgroepen. Misschien dat die ons verder kunnen helpen. Ricardo: Komt in orde, commissaris. Dus uiterlijk morgenochtend hebt u een uitvoerig rapport van ons. (gaat) Alvarez: Mooi! Gonzales! Gonzales: (komt naderbij) Ja, chef. Alvarez: Gonzales, informeer hier in de buurt. Probeer na te gaan wanneer de huurder van dit huis voor de laatste maal in de omgeving gezien is. Gonzales: Ja. Alvarez: Of ze iemand een bijzonder grote koffer of kist of zo hier naar binnen hebben zien dragen, en… ja, dan nog iets: eh… probeer bijzonderheden te weten te komen over die… hier, over die Pargos, de eigenaar van dit huis. Gonzales: Oké, chef. Alvarez: Ja, ik praat nou nog even met die Pargos en dan ga ik terug naar het hoofdbureau. Nou, tot zo maar en succes! (gaat terug bij Pargos) Zo, señor Pargos, nou kunnen wij wel ‘ns verder praten. We hadden ‘t over die laatste huurder van u. Hoe heette die ook weer? Pargos: Martinez. Aurelio Martinez. Alvarez: En voor hoe lang had die het huis gehuurd? Pargos: Voor een maand. Hij heeft vooruit betaald. Alvarez: Heeft ie vooraf geconditioneerd om voor een maand te huren? Pargos: Ja! Hij zei dat ie een maand vakantie had en die wilde hij hier doorbrengen. Alvarez: En wanneer liep die maand af? Pargos: Vijf dagen geleden. Alvarez: Juist. Hoe zat het met de sleutel? Pargos: Die heb ik ‘m gegeven nadat hij het huurcontract ondertekend had. Alvarez: Nee, wanneer heeft ie die sleutels teruggegeven? Pargos: Die heb ik niet terug ontvangen! Ik heb ‘m daar direct over geschreven, maar die brief heb ik als onbestelbaar teruggekregen. Alvarez: O, hebt u die brief nog? Pargos: Nee, die heb ik verscheurd. Alvarez: O, juist. Vertel ‘ns, eh… señor Pargos, wanneer bent u voor het laatst hier in huis geweest? Pargos: Nou, vóór vandaag toen ik het liet zien aan de laatste huurder, señor Martinez. Alvarez: En is u vandaag misschien iets bijzonders opgevallen? Pargos: Ja… Of nee… Nee, behalve dan dat het overal erg stoffig was, en het rook bedompt… Alvarez: Mm. Pargos: …alsof het een tijdlang onbewoond was geweest. Alvarez: Juist, ja. Kunt u een beschrijving geven van die eh… van die Aurelio Martinez? Pargos: Ja… ik denk het wel. Ik heb ‘m eigenlijk maar even gezien op die avond dat ie het huis kwam huren. Hij was van normale lengte, misschien wat klein. Hij kwam zo ongeveer met z’n kruin tot aan m’n ogen. Alvarez: En hoe groot bent u ongeveer? Pargos: Ik ben één meter achtenzestig.
Alvarez: Dan zou hij zo ongeveer één zestig, één tweeënzestig geweest zijn. Klopt dat? Pargos: Ja, ja, zo ongeveer wel, commissaris. Alvarez: Ja, en verder? Pargos: Nou, wat z’n figuur betreft was ie normaal, niet slank, maar toch ook niet wat je zou zeggen… dik. Hij… hij zat een beetje dun in z’n haar. Alvarez: Hoe oud schat u ‘m? Pargos: Om en nabij de… vijftig. Alvarez: Vertel ‘ns, señor Pargos, die huurovereenkomst, was die schriftelijk? Pargos: Natuurlijk, señor! Alvarez: Mooi. Zoudt u dan zo vriendelijk willen zijn dat huurcontract even op het hoofdbureau te laten aanreiken? Pargos: Spreekt vanzelf, señor! Alvarez: Graag, en dan nog één ding: was er iets aan die Martinez wat bepaald opvallend was? Pargos: Nee… Nee, niet dat ik weet. Of… ja, toch! Alvarez: Denkt u maar rustig even na. Pargos: Ja! Nou u het zo vraagt! Ja, hij was mank aan z’n linkerbeen. (er wordt geklopt) Alvarez: Ja! Gonzales: (komt binnen) En, chef? Hebt u nieuws? Alvarez: ‘k Heb net bericht binnen van Ricardo. Gonzales: En? Alvarez: Gewoon ‘n routineonderzoek. Dood door dolksteken die krachtig schuin van boven naar beneden werden toegebracht. Verder geen verwondingen. De moord werd begaan met een dolk, breedte van het lemmet bovenaan 2,5 centimeter Gonzales: Mm. Motief? Slachtoffer en dader onbekend. Ga d’r maar aan staan! Alvarez: Ben jij nog iets te weten gekomen, Gonzales? Gonzales: Nee, niets, chef. Niemand heeft iets gezien in de afgelopen maand. Ook op de avond dat Pargos het huis heeft laten zien aan die mysterieuze Martinez is er door niemand, wie dan ook, iets bijzonders opgemerkt. Geen mens wist iets af van de nieuwe huurder. Alvarez: Zeg, hoe staat het met die Pargos? Gonzales: Nikts dan goeds. Goed huwelijk, oppassende man, behoorlijke connecties. Hij bezit in de voorstad Badalona zes van die vakantiehuisjes die hij geregeld verhuurt. Alvarez: En hoe lang kennen ze hem daar in de buurt? Gonzales: Z’n vader woonde daar al. Alvarez: Oh. Ja, maar dat alles wil dan toch nog niet zeggen dat onze vriend Pargos een soort lieveheersbeestje is. Maar ja, laten we aannemen dat die Martinez helemaal niet bestaat dan alleen in het boze brein van Pargos. Waarom zou ie dan dat lijk in één van z’n zomerhuisjes verbergen? Hij moet dan een bijzonder uitgeslapen heerschap zijn die op die manier de verdenking op de door hem geschapen grote onbekende Martinez probeert te werpen. Gonzales: Maar als we nou ‘ns veronderstellen dat die Martinez inderdaad bestaat. Alvarez: Ja. Gonzales: Zou hij dat huis dan alleen gehuurd hebben om dat lijk daarin te verbergen? Alvarez: Dat is niet uitgesloten. Maar in ieder geval komen we toch wel stap voor stap verder. Allereerst moeten we nu proberen te weten zien te komen wie die vermoorde vrouw is. Probeer dat uit te zoeken, Gonzales, of er een afzienbare tijd een vrouw vermist is die lijkt op de beschrijving die wij van d’r hebben. Gonzales: Ja. Alvarez: Stuur foto’s met nauwkeurige beschrijving naar de politiebureaus, grensposten en onze vreemdelingenpolitie natuurlijk. Enfin, de gewone weg volgen. En probeer uit te zoeken of er hier of daar een grote kist of een koffer, je kan niet weten… (er wordt geklopt) Ja? politiebeambte: (komt binnen) Ene señor Pargos heeft deze brief voor u afgegeven, commissaris. Alvarez: O ja, dank je. (de man gaat) Dat zal dat huurcontract wezen. (opent de brief) Ja, hier, huisadres: Calle de Tallers, nummer 10. Geef me de sigaretten ‘ns aan, Gonzales. Gonzales: Alstublieft. Alvarez: Merci. (steekt er eentje op) Ja, het lijkt mij het beste als we in die Calle de Tallers maar ‘ns poolshoogte gaan nemen. Gonzales: Maar commissaris, dat adres slaat toch nergens op! Pargos heeft z’n brief immers onbestelbaar teruggekregen! Alvarez: Weet jij of Pargos inderdaad geschreven heeft? Hij kan ons toch ook best voorgelogen hebben, hè? Maar als we aannemen dat het adres vals is, dan is het toch mogelijk dat we daar in de buurt een spoor vinden. Gonzales: Daar begrijp ik geen jota van. Als het adres vals is, hoe wilt u daar nog een spoor ontdekken? Alvarez: Nou moet je eens goed luisteren, Gonzales, dan zal ik je wat leren. Kijk, als iemand schwindelt (bedriegt), dan vertelt ie toch nog altijd dingen waar ie enige tijd mee te maken gehad heeft. Dat wil zeggen: hij goochelt niet zomaar uit de lucht. Dat zou gevaarlijk kunnen worden, omdat ie daarbij allicht z’n mond voorbij zou kunnen gaan praten. Hij zal dan op enigerlei manier verhalen te berde brengen die hij al ‘ns van vrienden of bekenden gehoord heeft. Gonzales: Mm. Alvarez: Verhalen, adressen, omstandigheden.
Gonzales: Ja. Alvarez: Wanneer we nu deze theorie op ons geval van toepassing brengen, dan doet zich de mogelijkheid voor dat het door Martinez opgegeven adres ergens bekend is. Mogelijk heeft ie het huisnummer veranderd, maar hoe dan ook, het is niet uitgesloten dat we enig verband zullen ontdekken. Ja, het hoeft natuurlijk niet altijd op te gaan, maar in de Calle de Tallers kunnen we toch ‘ns gaan onderzoeken of ik misschien gelijk heb. We kunnen het in ieder geval proberen. (in de Calle de Tallers) Gonzales: Nou, commissaris, net wat ik gedacht heb: op nummer 10 geen Aurelio Martinez of iemand die ook maar enigszins aan de persoonsbeschrijving beantwoordt. Alvarez: Daar heb ik op gerekend, Gonzales. Gonzales: Zo? Hoe moet dat nou? Wilt u misschien huis aan huis gaan aanbellen? Alvarez: Als het moet, ja, maar ik heb een ander idee. Denk eens goed na! Wat viel direct op aan die Martinez? Gonzales: Eh… dat ie mank loopt. Alvarez: Precies! En wie hier in de buurt kan het beste iets naders vertellen over een buurtgenoot die mank loopt? Gonzales: Geen idee! De dokter? Alvarez: Natuurlijk! Maar wat zou je zeggen van de schoenmaker? Die weet over het algemeen meer over de voeten van een klant dan de klanten zelf. Gonzales: Ja! Alvarez: Kom mee, we zullen ‘ns gaan neuzen of er hier in de buurt een schoenmaker uithangt. (ze lopen verder) Gonzales: Hier, chef! Jim Watkins… Alvarez: Zo! Gonzales: …schoenmakerij! Alvarez: Laten we maar ‘ns naar binnen gaan. (dat doen ze) Goeiemiddag, meester. Watkins: Goeiendag, señores. U wenst? Alvarez: Ach, wilt u die schoen van mij ‘ns even bekijken? Watkins: Die u aan hebt? Alvarez: Ja. Watkins: Wacht maar effe, dan kom ik bij u. (komt moeizaam naderbij) Ja, het lopen gaat niet zo best meer bij me. Alvarez: Hé, heb ik u niet al ‘ns meer gezien? Wacht ‘ns… Watkins: Dat is haast niet mogelijk, señor. Ik kom vrijwel nooit de deur uit. Laat maar ‘ns zien, die schoen. Alvarez: Zou ik me dan zo vergissen? Watkins: Het is wel mogelijk, hoor. Ik woon al jaren in Barcelona en dan hier, in Badalona. O, die schoen is gauw genoeg gemaakt, señor. D’r is alleen maar een klein naadje los. Alvarez: Goed, dan laat ik ‘m wel even brengen. (wil vertrekken) O ja, señor Watkins, u woont hier al zo lang, zegt u? Kent u hier in de buurt ook een Aurelio Martinez? Watkins: Mm? Aurelio Martinez? Nee. Nee, nee, die ken ik niet. Alvarez: U kent ‘m niet? O, het had toch kunnen zijn, nietwaar? In ieder geval bedankt. Tot ziens! Watkins: Tot ziens, señores. (ze verlaten de winkel en lopen wat verder) Gonzales: Zag u dat chef, toen ie om de toonbank heen liep? Hij liep mank! (er wordt geklopt) Alvarez: Ja! Gonzales: (komt binnen) Goeiemorgen, chef. Alvarez: Goeiemorgen, Gonzales. Goed dat je komt, zeg! Ik ben er achter waar ik die schoenmaker Watkins van ken. ‘k Heb het hier, zwart op wat nog wel. (neemt een blad) Ja, hier. Nou, die heeft een heel vriendelijk plaatje in onze cartotheek. Hij was lid van de Luna-bende. Gonzales: Wat? Alvarez: Specialiteit: zware inbreek. Zeg eh…, goed dat we Pargos en Watkins hier hebben laten komen. Ik ben nu dubbel nieuwsgierig ze te zien als ze met elkaar geconfronteerd worden. Hoe laat heb je Watkins besteld? Gonzales: Om negen uur, chef. Ik heb ‘m de ontvangst van de oproep af laten tekenen. Ja, ’t is nu kwart voor tien, ik begrijp niet waar ie blijft! Alvarez: Ja. Gonzales: Voor alle zekerheid heb ik het district maar opgebeld om ze te zeggen dat ze desnoods een mannetje naar ‘m toe sturen om hem hier te brengen. Alvarez: En Pargos? Gonzales: Pargos heb ik in de kamer hiernaast gezet, zodat ie Watkins niet kan zien als ie binnenkomt. Alvarez: Mooi zo! Zeg, heb je intussen nog iets omtrent het slachtoffer gewaar kunnen worden? Gonzales: Ja, chef, een bericht van de douanedienst vanmorgen over de telex. Een beambte meent in de vrouw een Amerikaanse te herkennen. Volgens hem heet ze Marian Webster. Ze zou twee maanden geleden uit Amerika naar Spanje gekomen zijn. Hij schijnt nogal hooglopende ruzie met haar gehad te hebben, daarom herinnerde hij zich direct wie ze was. Alvarez: Ja ja, geef dan een telex door aan Interpol en de Amerikanen doen navraag hier bij de vreemdelingendienst. Gonzales: Begrepen. Wordt direct voor gezorgd. (telefoon) Alvarez: (neemt op) Commissaris Alvarez.
politiebeambte: Ja, commissaris, met de wacht van district 5. Een rechercheur van de afdeling hier heeft net opgebeld uit de Calle de Tallers. Hij heeft die schoenmaker niet thuis getroffen. Volgens de buren is ie vanmorgen vroeg met een koffer weggegaan. De rechercheur is voorzichtigheidshalve dan maar gebleven. Wat zullen we doen? Alvarez: Laat die rechercheur daar blijven, we komen direct. (legt neer) Gonzales: En, chef? Alvarez: Watkins is verdwenen! Vlug, we gaan erheen! (er wordt gezocht in het huis van Watkins) Alvarez: Nou, Gonzales, wat gevonden? Gonzales: Niet veel, maar toch… Een stapeltje brieven uit Madrid, van Juanita Calvos. ’t Schijnt naar de inhoud te oordelen z’n dochter te zijn. Alvarez: Mm. Gonzales: Er staat geen afzender op. Poststempel Madrid. Alvarez: Was dat alles? Gonzales: Wat damesondergoed, een paar oude foto’s en wat notaatjes van het eethuis Romero hier uit de buurt. Watkins schijnt daar iedere dag gegeten te hebben. Alvarez: Juist. Er begint tekening in te komen. Het beste zal zijn als we maar direct naar Madrid rijden. Misschien dat ie aan zijn dochter laat weten waar ie te vinden is. Gonzales: Ja, goed, maar we hebben geen adres van die dochter. Alvarez: Bel dan het hoofdbureau in Madrid op. Laat ze zoeken naar het adres van Juanita Calvos. Gonzales: Oké, chef, maar het zal natuurlijk wel even duren. Alvarez: Zeg, een ogenblikje! Gonzales: Ja? Alvarez: Als Watkins iedere dag in dat eethuis gegeten heeft, dan kunnen we daar misschien iets meer over ‘m te weten komen. Hoe heet die zaak ook weer? Gonzales: Romero. (in het eethuis) Romero: Commissaris, ik heb hier nog een mooi plaatsje voor u vrij aan het raam. Alvarez: Hoe kent u mij zo? Romero: Ik? O, eh… ik heb uw foto wel eens in de krant gezien. Alvarez: Bent u eigenaar van de zaak hier? Romero: Ja, commissaris. Romero is mijn naam, Juan Romero. Alvarez: Ja. Kan ik hier ergens ongestoord spreken? Romero: Natuurlijk, natuurlijk! Komt u maar mee, señor. (ze gaan naar een kamertje) Waar gaat het om, señor? Alvarez: Om één van uw gasten. Kent u een zekere Watkins? Jim Watkins? Romero: Jim Watkins? Ho, natuurlijk ken ik die! Die schoenmaker bedoelt u uit de Calle de Tallers? Die eet hier dikwijls. Alvarez: Ach! En wanneer was ie hier het laatst? Romero: Gisteren. Alvarez: Kent u z’n dochter ook, z’n dochter uit Madrid? Romero: Nou, nou, kénnen… Hij praat wel veel over haar. Vorig jaar was ze nog hier. Keurig vrouwtje. Ze is weduwe geloof ik. Haar man heeft het vorige jaar een ongeluk gehad. Na z’n dood is ze een pension begonnen in Madrid. Alvarez: Weet u ook waar? Romero: Nee. Nee… Ik heb wel gehoord dat het in de buurt van het Centraal Station moet zijn. (belgeklingel - deur wordt geopend) Alvarez: Goeiendag, señora. Calvos: Goeiendag. Alvarez: Bent u Juanita Calvos, de dochter van Jim Watkins? Calvos: Jawel. Alvarez: Wij zijn van de recherche. Calvos: O! Alvarez: Commissaris Alvarez en dat is m’n assistent, Gonzales. Calvos: Ach, komt u binnen. (deur dicht) Alvarez: Ja, we zouden graag uw vader, señor Watkins, even willen spreken. Calvos: Recherche… Och, lieve hemel, begint het weer? Wat heeft vader gedaan? Hij heeft me nog zo beloofd geen stomme dingen meer te doen. Alvarez: Ach, windt u zich maar niet op, señora. We willen alleen maar een paar inlichtingen van uw vader hebben. Z’n buren vertelden ons dat ie op reis was en toen dachten we niet anders of ie was bij u. Calvos: O, de hemel zij gedankt! Ik dacht al… Ja, mijn vader is hier, dat wil zeggen: hij wàs hier, hij is vanmorgen vroeg weggegaan en zou met het eten terug zijn, maar hij is nu al vier uur over tijd! Ik begin nu toch wel ongerust te worden, señores. Gonzales: Vertel ‘ns, señora, heeft uw vader ergens over gesproken, over iets waar ie zich bezorgd over maakt of zo? Calvos: Nee, eigenlijk niet. Ja, hij scheen alleen wat… Ja, hoe zal ik dat nou zeggen? Hij deed een beetje vreemd toen ie vanmorgen het ochtendblad zat te lezen. Ik geloof dat het iets was uit Badalona. Toen zei ie wel ineens
hardop: “Die gemene honden! Nou wordt me een heleboel duidelijk.” Ja, en toen heeft hij zich direct aangekleed en is het huis uit gelopen. Maar met het eten zou ie toch weer terug zijn. Alvarez: Zei hij alleen “nou wordt me een heleboel duidelijk”? (belgeklingel) Calvos: O, wacht, daar zal je hem hebben! (loopt naar de deur en opent die) dokter: Goeiedag, ben ik hier terecht bij señora Calvos? Calvos: Ja! Komt u maar binnen. (laat hem binnen) dokter: De zaak is, señora, ik kom van het Sint-Magdalenaziekenhuis. Calvos: Och, heilige moeder! Is er wat gebeurd? dokter: Uw vader… Calvos: Wat is er met vader? dokter: Nou, het is niet het ergste, señora. Het is een ongeluk. Alvarez: Een ongeluk? dokter: Nou ja, een ongeluk is het ook niet. Hij is neergestoken. (in het ziekenhuis) Alvarez: En vertel ‘ns, dokter, kunnen we uw patiënt al een verhoor afnemen? dokter: Als u mij belooft het niet al te lang te maken, dan heb ik daar niets op tegen. Hij moet de kerel die ‘m neerstak in ieder geval gezien hebben. Gonzales: Waarom denkt u dat, dokter? dokter: De steek werd loodrecht van opzij toegebracht. De dader moet dus naast ‘m hebben gestaan. Alvarez: Dank u, dokter. Waar vind ik de patiënt? dokter: Hier recht voor u. Wacht, ik ga toch liever met u mee. (ze gaan de kamer binnen) Alvarez: Zo, Watkins, moeten we je nou hier vinden, jongen? Watkins: Wat eh… wat wilt u van me? Alvarez: Heb jij niet gezegd dat je Martinez niet kent? Watkins: Ik zweer u… dat ik met de hele zaak… niks te maken heb. Ik heb er pas hier… in de krant… iets over gelezen. Alvarez: Waarom ben je weggelopen? Watkins: (kreunt wat) Alvarez: Heb je er enig idee van wie je heeft neergestoken? Watkins: Ik weet het niet! Alvarez: Kom, Watkins, je hebt ‘m toch gezien! Hij stond toch naast je! Watkins: Ik wéét het niet! Alvarez: Wat is er gebeurd in Badalona? Watkins: Ik ben het niet geweest, dat zweer ik. Ik heb er niks mee te maken. Denkt u dan soms… dat ik mezelf overhoop gestoken heb? Alvarez: Waarom ben jij er vandoor gegaan? Watkins: Ik… ik was bang. Alvarez: Waarvoor? Jij weet meer dan je los wil laten, Watkins! Watkins: Ik kan niet! Alvarez: Het gaat om een moord, Watkins! Wil jij een moordenaar in bescherming nemen? Wie heeft jou overhoop gestoken? Watkins: Ik weet het niet. Toe, ik kan niet. U hebt nou toch zelf gezien wat ze met me uithalen! Alvarez: Watkins, denk aan je dochter Juanita! Het was ook een vrouw die vermoord werd! Watkins: (fluistert) Commissaris, ga naar het eethuisje… van Romero. Meer… meer… kan ik… niet… (kreunt) dokter: U moet nou, meekomen, hè. Alvarez: Buiten kennis? dokter: Ja, gaat u maar. Gonzales: En dat juist nù… Alvarez: Kom mee, Gonzales. We gaan terug. Alvarez: Ja. (zucht) Ja ja, het eethuis van Romero. Maar wat bereiken we daar? Gonzales: En we kunnen daar ook niet iedere gast apart onder de loep gaan nemen. Dat zou maanden duren! Alvarez: Ja… Gonzales, haal het dossier ‘ns op van die Luna-bende. Gonzales: Gelooft u dan nog altijd dat die… dat die Watkins het toch geweest is? Alvarez: Nee! Maar bij Watkins werd nu dezelfde soort dolk gebruikt als bij die vermoorde vrouw. Gonzales: Ja? Alvarez: Ik ben ervan overtuigd dat de misdadiger die Watkins uit de weg wilde ruimen dezelfde is als de moordenaar die wij op de hielen zitten. Het moet in de omgeving van Watkins te vinden zijn. Gonzales: Dus het dossier van de Luna-jongens. Ik ga het halen. (telefoon) Alvarez: (neemt op) Ja, met Alvarez. Ricardo: Hier afdeling moordzaken. Ricardo, commissaris. Alvarez: Ja? Ricardo: Ik geloof dat ik wat gevonden heb. Hebt u een ogenblikkie? Alvarez: Ik wacht, kom maar direct. Ricardo: Ik kom zo! (Alvarez legt neer) Gonzales: (komt binnen) Hier hebt u het dossier commissaris.
Alvarez: Laat maar ‘ns kijken. (ziet het in) Ja, hier, de hele leden van het gezelschap. Nummer 1: Jim Watkins, Amerikaan, beroep; schoenmaker. Numero 2: George Konstipouros, Griek, beroep; visser. Nummer 3: Emiliano Rogodez, Spanjaard, beroep: zonder. Nummer 4: Pevero Amarillo, Spanjaard, beroep: vertegenwoordiger. Nou, wat staat er op hun kladboekjes? Gonzales: Nou, dan Watkins, die is na het opknappen van een straf braak gebleven. Dan hebben we de Griek en de Spanjaard. Die hebben het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Alvarez: Dan hebben we d’r nog een, ook een Spanjaard. Wat is er daar mee? Gonzales: Eh… Amarillo, de vaste klant. Zit nu weer in voorarrest wegens poging tot doodslag. Leeft meestal onder valse naam en noemt zich dan… Martinez! Alvarez: Goed zo! Ga verder. Gonzales: Nee nee. Nee, commissaris, helemaal niet goed zo, want die zit al een jaar in voorarrest in Madrid. Alvarez: Ja, da’s pech. Is ’t alles? Gonzales: Nee nee, nee, hier is nog een lid van de bende, een Italiaan, Balzano. Die is op ‘t moment op vrije voeten. Werd destijds bij verstek veroordeeld. Behalve de beschrijving door zijn medeplichtigen heeft de opsporingsdienst nog een klein amateurfotootje van enkele jaren terug Alvarez: Nou, laat ‘ns horen, die eh… die persoonsbeschrijving van Balzano. Gonzales: Lang, één meter vijfenzestig, slank, van beroep handwever. Bij zijn expeditie bedient hij zich van een truc die het later herkennen bemoeilijkt. Hij loopt dan mank aan het linkerbeen. Alvarez: Dat is mooi! Een manke die maar doet alsof. (er wordt geklopt) Ja, binnen! Ricardo: (komt binnen) Nou, commissaris (sluit de deur), ik heb een heleboel nieuws. Alvarez: Schiet op! Ricardo: Ik ben er achter gekomen dat de knopen waarmee de dode Marian Webster geboeid werd ouwe weefknopen zijn die vandaag de dag niet meer gebruikt worden. Gonzales: Ouwe wat? Weefknopen? Alvarez: Een ogenblik! Hebben wij daarstraks niet iets gelezen over een handwever? Gonzales: Ja! Ja, een lid van de Luna-bende, die Balzano. Die zou handwever van z’n vak gewezen zijn. Alvarez: Ah, la la! Dan zou die… die Balzano misschien toch onze man kunnen zijn, de moordenaar van Marian Webster. Gonzales: En gezien dezelfde manier van dolksteek ook de aanvaller van Watkins! Alvarez: En zo moet dan de sleutel van het raadsel bij de Luna-bende te vinden zijn. Ja, kijk, ten eerste noemde de huurder bij Pargos een adres in de Calle de Tallers. Dat is de straat waar Watkins woont. Vervolgens noemde hij zich Martinez, de naam die Amarillo als pseudo gebruikte, maar die zit al in de gevangenis. In ieder geval twee gegevens die bij meerdere mensen bekend waren en niet dus door de dader werden gebruikt. Als hij tot de Luna-bende behoorde, dan moet ie Balzano zijn. Maar wie is Balzano? Gonzales: Watkins werd na ons bezoek neergestoken. De dader moet dus op de hoogte geweest zijn van ons bezoek aan z’n winkel of anders zouden we met de dader zelf gesproken moeten hebben. Alvarez: Ja… Eén van de mensen met wie we gesproken hebben, zou Balzano kunnen zijn. Maar wie? Gonzales: Als we op de persoonsbeschrijving afgaan, kunnen het Watkins zijn, Pargos, of de eigenaar van dat eethuis, Romero, drie mensen waar we mee gesproken hebben. Watkins valt al direct af. Blijft alleen nog over Pargos over en Romero. Het alibi van Pargos is volkomen houdbaar: hij was in die tijd bij zijn zuster in Mataró aan zee. Hieruit zouden we moeten concluderen dat we nog maar ‘ns een bezoekje moeten gaan brengen bij Romero! Alvarez: Juist. En jij, Ricardo, heb jij verder nog iets bijzonders? Ricardo: Jazeker, de vreemdelingenpolitie heeft de dode geïdentificeerd. Er is geen twijfel meer aan: de dode is Marian Webster. Alvarez: Heeft Interpol op onze telex gereageerd? Ricardo: Ja. Marian Webster heeft twee maanden geleden de Verenigde Staten verlaten met als reisdoel Barcelona. Ze had opgegeven dat ze daar voorlopig zou blijven. Alvarez: Heeft ze connecties hier? Ricardo: Ja, daar is niks van bekend. We hebben wel het adres kunnen bemachtigen in Barcelona en zijn er al direct naartoe gereden. Alvarez: En? Ricardo: Ze is daar in twaalf dagen niet meer gezien. Alvarez: O! En de buren? Ricardo: Die weten van niks. Niks wat enig houvast zou kunnen geven. Alvarez: Heeft de huiszoeking niks opgeleverd? Ricardo: Jawel, daar kom ik nou aan. Twee interessante bijzonderheden: ten eerste haar rekening-courant. Veertien dagen geleden heeft ze haar hele tegoed van tweeëntwintigduizend dollar in peseta’s opgenomen. Alvarez: Mooi! Dan hebben we tenminste al het motief. En verder? Ricardo: Een maandrekening uit het eethuis Romero. (in het eethuis) Alvarez: We zouden graag de patroon even willen spreken. kelner: Maar het spijt me, de heer Romero is niet in huis. Ricardo: Wanneer komt ie terug? kelner: Ja, dat is niet met zekerheid te zeggen, misschien zo tegen een uur of drie. Zo precies weet ik het ook niet. Alvarez: O, kunnen we hier op ‘m wachten? kelner: Natuurlijk, señor! Misschien wilt u zo lang in de achterkamer gaan? Daar zit u rustig.
Alvarez: Mooi! Dank u wel. (ze gaan er naartoe) kelner: Zo, señores. Misschien wilt u hier even plaatsnemen? Alvarez: Graag. kelner: Kan ik u iets brengen? Alvarez: Nee, dank u wel. Maar één vraag: is de baas dikwijls van huis? kelner: Nou, vrij veel, ja, maar nooit voor lang. Hij gaat wel ‘ns naar een vergadering hier of daar. Een paar dagen geleden nog. Ik geloof dat ie toen naar Madrid is geweest. Nou, dat duurt dan meestal wel één of twee dagen. Ricardo: Zo? Heeft señor Romero dikwijls zaken te doen in Madrid? kelner: O, niet bepaald in Madrid. Dat was, zoals ik al zei, eergisteren. Hij moest daar zijn voor een vergadering. Alvarez: Ja ja ja… O ja, voor ik het vergeet: ik eh… heb hier een paar foto’s. kelner: Ja? Alvarez: Hier… Nou, kent u misschien toevallig één van deze personen? kelner: Oh la la la la, ik dacht dadelijk wel. Ricardo: Bekijk ze nog ‘ns. We hebben de tijd. Is er misschien één van uw klanten bij? kelner: Mm, die heren heb ik nooit gezien, maar… ja, maar die dame… Wacht ‘ns… Alvarez: Ja? kelner: Over die dame kunt u het beste de chef vragen. Die heeft nogal ‘ns met haar aan een tafeltje gezeten om een praatje met ‘r te maken. Maar nu moet u me toch excuseren, heren! Ik moet weer naar m’n klanten toe. Alvarez: Is goed, maar als señor Romero komt, dan zegt u wel dat we hier op ‘m zitten te wachten. kelner: Ja ja, komt in orde! (gaat) Ricardo: Dat is nou toch wel interessant, chef! Romero was twee dagen geleden in Madrid, net op de dag dat Watkins werd neergestoken. Alvarez: Ach, dat zijn allemaal maar vermoedens, Gonzales! Ja, het kan natuurlijk kloppen, maar het kan evengoed toeval zijn. We moeten maar eens informeren of er misschien in Madrid een vergadering is geweest van restaurateurs of zo. Ricardo: Chef, voor mij staat vast dat Romero onze man is. Ik heb die kerel direct een onguur type gevonden. Wat we nu net gehoord hebben, klopt als… (stiller) Chef! Alvarez: Hè? Ricardo: Kom ‘ns hier! Hier, bij het raam. Alvarez: Wat is er? Is er iets bijzonders te zien buiten? Ricardo: Nee nee nee, hier, het gordijnkoord is gerepareerd. Ik wed er wat onder dat die knoop hier precies hetzelfde uitziet als die waar de koorden van de vermoorde Webster mee geknoopt zijn. Alvarez: Eens kijken! Waarachtig! De weversknoop! Ricardo: Dat is het bewijs. Nu kunnen we toeslaan. Alvarez: Ach, maar hoe zou jij dan willen bewijzen dat juist hij, de eigenaar, hier die knoop heeft gelegd? ’t Kan evengoed de een of andere behanger geweest zijn die hier een karweitje moest opknappen. Maar vóór alles: niet zo overhaast, jongeman, en niets aan het toeval overlaten. De knaap die we zoeken, is een uitgeslapen kerel. We hebben afdoend bewijs nodig! Romero: (komt plots binnen) Ah, goeiendag, heren! Nog ‘ns goeiendag. Wat verschaft me het genoegen? Nog altijd op jacht? Alvarez: Goeiemiddag, señor Romero. (lachje) Ja, we hebben maar even op u gewacht. Ach ja, kijk, we zijn helemaal in de put, met onze zogenaamde knapheid aan het eind van ons Latijn. We komen geen stap verder met die vervloekte geschiedenis. Romero: Tja, ik zou niet graag in uw schoenen staan. Maar zeg maar als ik u kan helpen. Alvarez: Ja, kijk, het gaat om die Watkins. Die heeft toch meermalen bij u gegeten. Wat voor indruk maakte die op u? Romero: Wat voor indruk? Alvarez: Ja! Romero: Ja, hoe bedoelt u dat? Alvarez: Ja, bijvoorbeeld z’n… z’n… z’n financiële omstandigheden… Romero: (lachje) Wat dat betreft, ik geloof: niet bepaald rooskleurig! Alvarez: (lachje) Ja ja, dat dacht ik wel. Ja, en dan ligt ie ook nog in het ziekenhuis in Madrid. Romero: Hè? Alvarez: Ja, iemand heeft hem overhoop willen steken. Romero: Ach! Alvarez: ‘k Ga morgen naar ‘m toe. De dokter zei door de telefoon dat we ‘m dan een verhoor zouden kunnen afnemen. Dan zal ie ons ook zeker wel kunnen vertellen wie ‘m neergestoken heeft. Romero: Zou u denken? Alvarez: Ja, ’t is tenminste nog onze enige hoop. Romero: Natuurlijk, natuurlijk! Ja, ’t is best mogelijk dat ie de man gezien heeft. Zo zo zo… Nou, doe ‘m maar de hartelijke groeten van me en wens ‘m beterschap. Wacht, ik zal een lekker flesje wijn voor ‘m meegeven, tenslotte was ie toch ’n stamgast hier. Ik ben direct terug! (gaat het halen) Alvarez: (spotlachje) Wat een koelbloedige hond! Ricardo: Je zou zweren dat ie geen vlieg kwaad kan doen. Alvarez: Het schijnt wel te kloppen. Let maar ‘ns op! Die hapt wel. Wij gaan straks onmiddellijk naar Madrid, anders geef ik voor de gezondheid van Watkins geen stuiver meer. (Romero komt weer binnen) Ricardo: U bedoelt… (lachje van Alvarez)
Romero: Zo, een lekker flesje wijn. Alvarez: Ah, ja, misschien wilt u er een paar woorden bij schrijven. Dat zal die arme kerel zeker goed doen. Romero: Wacht, ik eh… ik heb hier een blocnootje. Alvarez: Mooi, mooi… Ah, mooi wandtapijt hebt u hier. Nou, dat is een meesterwerk! Dat is oud zeker, hè? Romero: Dat? Nee nee, da’s een kopie naar een ouwe meester, naar schatting een jaar of twintig oud, vroeger in geen geval. Alvarez: Hebt u er verstand van, señor Romero? Romero: Wat zal ik u zeggen? Als je verzamelaar bent, ja, op een bescheiden manier dan, hoor, en je bent ook nog vakman… Trouwens, deze techniek die u hier ziet, die eh… die gebruiken we niet meer. Alvarez: O! Romero: Dat komt om… (lachje) Maar ik zit u maar te vervelen. Alvarez: O, nee, dat was voor mij zelfs heel interessant! Romero: Eh… kijkt u ‘ns, hier is het krabbeltje en nog ‘ns: de groeten aan Watkins! Zeg hem maar dat ik hem heel gauw weer in de zaak hoop te zien. (in het ziekenhuis) Alvarez: Goeienavond, Watkins. Hoe gaat het er nou mee? Watkins: Ja, wat wil u nog van me? Ik heb toch… Alvarez: Kalm blijven, Watkins! Je hoeft ons niets meer te zeggen. We komen alleen maar de hartelijke groeten overbrengen van Romero. Watkins: Wat?? Nee! Nee, dat kan toch niet! Alvarez: Jazeker. We komen je zelfs een fles wijn van ‘m brengen. (lachje) Je kunt toch wel aannemen dat we hem laten onderzoeken. Er zit geen vergif in. Watkins: U liegt! Alvarez: Ja ja… Watkins: Zoiets doet Romero niet. Ricardo: Kom, Watkins, speel nou verder maar geen komedie meer. Romero heeft ons ook nog een briefje voor u meegegeven met de groeten. Overigens is dat hetzelfde handschrift als dat waarmee het huurcontract met Pargos ondertekend was. Voor ons is er geen speld meer tussen te krijgen: Romero is de dader. Nou? Klopt dat? Watkins: Ik weet niks. Alvarez: Romero, (= Watkins!) Romero weet wat wij je morgen een verhoor zullen afnemen. De vorige keer nog, in Badalona, was je daar ook van op de hoogte. Wat weet je, Watkins? Waarom ben je gevaarlijk voor Romero? Vannacht zal ie z’n werk beter doen, Watkins! Zo goed dat je niks meer na zult vertellen! Watkins: Goed dan. Ik heb ‘m gezien, die avond toen ie het huis uit kwam. Hij had een grote koffer bij zich, op een bakfiets, zo’n soort eh… kastkoffer. Tot aan het station ben ik ‘m achterna gegaan. Toen kreeg ie me in de gaten. Alvarez: Ga verder! Watkins: Hij eh… hij kwam op me af en zei: “Je hebt niks gezien, begrepen? Anders… Je weet nog wel van vroeger dat het heel gezond voor een mens is als ie niks weet!” Alvarez: Ja? Nou, zeg het maar! Watkins: Señor Alvaro (= Romero!) is gevaarlijker dan tien ratelslangen. Ik was bang, doodgewoon bang, daarom heb ik ook niks gezegd en ben gewoon doorgelopen. Ricardo: Commissaris! (stiller) Ik zie daar iets… achter de struiken. Daar beweegt iets… Alvarez: Kom van dat raam vandaan! (een zuster komt binnen) Zuster! zuster: Ja, señor. Alvarez: Ja, komt u nou maar binnen. (ze sluit de deur) Doet u maar wat ik u gevraagd heb. zuster: Ja. Alvarez: Wij gaan achter dat kamerscherm… zuster: Ja. Alvarez: .. dan schuift u de gordijnen open, u opent het raam en dan doet u het licht uit. zuster: Goed, señor. Alvarez: Dat is alles. Dan kunt u wel gaan. zuster: Dank u. Alvarez: Gonzales, kom maar hier staan. (de zuster voert haar opdrachten uit) Wie hier nu binnenkomt, is de gezochte moordenaar. En hij komt zeker! (klok slaat) Dit is zijn zwaarste getuige! (iemand komt door het raam naar binnen) Opletten! Kalm blijven! (gestommel - Alvarez knipt het licht aan) Goeienavond! Romero: Wat? Alvarez: Doe je handen in de hoogte, Romero! Romero: (is verrast) Alvarez: Laat die dolk vallen! (dat doet hij) En geen stommiteiten! Als je probeert te vluchten, wordt er zonder waarschuwing geschoten. Romero, alias Balzano, alias Martinez, ik arresteer je wegens verdenking van moord op Marian Webster en van poging tot moord op Jim Watkins!