De man die er alles van wist
Het script is voor u uitgeschreven door Marc en Herman Van Cauwenberghe.
AVRO zondag 19-02-1978 [22.50-23.25] Luister en huiver, 1. De man die er alles van wist Dorothy L. Sayers - Dick van Putten Bewerking: Ronald Cunliffe. Vertaling: Annie den Hertog-Pothoff. The Man Who Knew How, in: Harpers Bazaar, February 1932 Appointment With Fear, Seventh Series, 6. The Man Who Knew How, 23-04-1946 BBC Light Programme De man in het zwart: Huib Orizand Miss Pender: Willy Brill Mr. Smith: Paul van der Lek Inspecteur van politie: Maarten Kapteyn Brigadier / stem van een agent: Cees van Oyen In de exprestrein naar Londen heeft Miss Pender een ontmoeting met een zekere Mr. Smith, die alles van moordenaarspraktijken blijkt te weten en haar inlicht over een “recept”, waarmee je iemand feilloos én straffeloos om zeep kunt helpen. Miss Pender zal zich deze “insider” nog meermalen herinneren in verband met vreemde sterfgevallen. Zij besluit tot actie over te gaan…
de man in het zwart: Hier is uw gastheer, de man in het zwart, met een knus verhaaltje, getiteld “De man die er alles van wist”. Ja, temper het licht maar wat en schuif wat dichterbij. En terwijl u zo lekker onderuit gezakt luistert, hoop ik m’n belofte waar te maken, en u te laten huiveren... (in een trein) Wij bevinden ons in de express van Carlisle naar Londen. Het stampende monster verslindt kilometer na kilometer in het duister van de avond. In één van de coupés bevinden zich twee mensen, onbekend voor elkaar, een man en een vrouw. Laten we allereerst kennis maken met de vrouw. Ze heet Miss Pender en ziet er uit alsof zij dichter bij de vijftig dan bij de veertig jaar is. Tot voor drie jaar voorzag ze in haar onderhoud met het geven van lessen op een volksschool in Londen. Ze hield van haar werk, maar was toch erg blij dat ze ermee kon stoppen en wat comfortabeler kon gaan leven dankzij een onverwachte ruime erfenis die haar ten deel viel. Ze weet een dankbaar gebruik te maken van haar vrije tijd, leest veel en… houdt een dagboek bij. Elke avond tekent zij met haar mooie, duidelijke handschrift aan wat ze die dag gedaan en gedacht heeft. Op dit ogenblik lijkt het alsof ze erg verdiept is in een detectiveroman, maar in werkelijkheid neemt ze de man die tegenover haar zit aandachtig op. Ze denkt erover na hoe ze hem in haar dagboek zal beschrijven. Hij maakt een heel gewone indruk, ziet er uit als om en nabij de veertig. Zijn wat slordig kostuum doet in saaiheid niet onder voor de grijze regenjas en slappe vilthoed die nu achter hem in de hoek hangen. Achter de brillenglazen maken z’n ogen een wat slaperige indruk, die evenwel verdwijnt als hij z’n blik ongemerkt op z’n medepassagier kan richten. Dan vertonen zij een glinstering alsof iets hem amuseert, of ie zich vrolijk maakt ten koste van de andere. Nu en dan werpt ie ook een blik op de omslag van de detectiveroman van Miss Pender. De trein heeft nog een lange reis voor de boeg… Miss Pender: Wilt u misschien ook iets lezen? Zo’n lange reis is altijd zo vervelend als je niets te doen hebt. Mr. Smith: Ja, dat is zo. Pender: Maar ik ben wel bang dat ik u niets beters kan bieden dan een detectiveverhaal. Maar naar mijn mening kan zo’n verhaal toch ook een opwekking voor de geest zijn. Smith: Dan dank ik u wel voor uw vriendelijk aanbod, maar ik lees nooit detectiveverhalen. Eh… ze zijn zo onbelangrijk, vindt u eigenlijk niet? Pender: Ooo... mm, ze gaan niet diep op het menselijk leven in, dat is zo, maar, och, ik vind op een treinreis… Smith: Nee, dat bedoel ik niet. Ik stel geen belang in het menselijk leven. Wat ik bedoel is dat al die moordenaars in die boeken zo… zo onhandig zijn, en omdat ze onhandig zijn, vervelen ze me. Pender: Daar kan ik niet over oordelen. Maar eh… in elk geval zijn ze wel een stuk handiger dan de moordenaars uit de praktijk. Smith: De moordenaars uit de praktijk die gepakt worden, bedoelt u. Pender: Nou ja…, u kunt niet verwachten dat het ongestraft plegen van een moord net zo eenvoudig is als… als… als het doppen van een paar boontjes. Smith: (lachje) Dat denkt ú! Pender: Nou, (lachje) als het dan zo eenvoudig is, hoe zou ú dan bijvoorbeeld iemand vermoorden? Smith: Ik? Ach, dat is heel wat anders, maar ik zou d’r geen twee keer over hoeven te denken. Pender: Waarom niet? Smith: Omdat ik toevallig weet hoe je dat moet doen. Pender: (lachje) Méént u dat werkelijk? Smith: Zeker. En d’r is eigenlijk niets bijzonders aan. Pender: Maar… maar hoe bent u daar zo zeker van? U… u zult het toch niet… u zult het toch niet geprobeerd hebben, veronderstel ik. Smith: (lachje) M’n beste mevrouw, het is geen kwestie van proberen. Bij mijn methode wordt niets aan het toeval overgelaten. En dat maakt het juist zo interessant. Pender: O, het lijkt me makkelijk om zoiets te zeggen, maar hoe werkt die wonderlijke methode? Smith: U kunt niet verwachten dat ik u dat vertel, vindt u wel? Het zou gevaarlijk kunnen zijn. U ziet er wel onschuldig uit, maar het geheim om over levens van anderen te beschikken mag je aan niemand toevertrouwen. Pender: Onzin! Ik zou er heus niet aan denken om iemand te vermoorden. Smith: O ja, dat zou u wél… als u d’r maar zeker van was dat u het ongestraft kon doen. Dat zou iedereen doen. Moord kan door iedereen begaan worden. Het is een even natuurlijke zaak als eten en drinken. Pender: Ach, dat is krankzinnig!...
Smith: Ja, dat zeggen de meeste mensen, maar ik zou ze niet vertrouwen. En zeker niet met thanatolsulfaat dat je voor drie kwartjes bij elke drogist kan kopen. Pender: Wat voor sulfaat? Smith: Haha… (lachje) Dacht u nou werkelijk dat ik u het geheim zou verklappen? Nee, het is een mengsel van dat en… één of twee andere dingen die al even goedkoop zijn en eh… even gemakkelijk verkrijgbaar. Voor een paar gulden heb je voldoende voorraad om een man of vijftien uit te schakelen. Stuk voor stuk, natuurlijk, want het zou te veel opvallen als ze allemaal tegelijk in hun bad stierven. Pender: In… hun bad? Smith: Ja. Door de invloed van het warme water op het lichaam gaat het mengsel werken. En radicaal, dat kan ik u zeggen. Vanaf een paar uur tot een paar dagen nadat het ingenomen is. Pender: Maar dat is ontzettend! Smith: Nee, het is eenvoudig een kleine wijziging in het metabolisme van het lichaam. Maar… absoluut dodelijk, zoals ik al zei. En door een chemische analyse kan het niet ontdekt worden. Het heeft alle verschijnselen van een hartaanval. Pender: Een hartaanval? Smith: Ja. Vindt u het overigens niet merkwaardig hoe vaak je tegenwoordig leest van mensen die dood worden gevonden in hun bad? Pender: Ja!... Ja, nou u het zegt! Smith: Het toeval, natuurlijk. Het schijnt een veelvoorkomend ongeluk te zijn. Maar, dit terzijde. Keren we terug naar ons oorspronkelijk onderwerp. Weet u, d’r kan van moord een bepaalde fascinerende invloed uitgaan. Je raakt eraan gewend, tenminste, dat veronderstel ik. En daarom zou ik niemand anders die… die chemische formule durven toevertrouwen. Zelfs niet aan een zo charmante en eerbiedwaardige dame als u. Pender: Maar wat uzelf betreft dan, als niemand die geheime formule mag weten… Smith: Dan ik ook niet, wilt u zeggen? Daar hebt u gelijk in. Maar daar hoeven we verder niet over te praten. Ik ken de formule nu eenmaal, ik kan ‘m niet vergeten. ‘t Is jammer, maar zo liggen de zaken. In elk geval kan ik me troosten met de gedachte dat mij niets onaangenaams zal overkomen… Allemachtig, dat is Rugby al! Ik moet er hier uit. Ik heb nog iets te doen in Rugby, ziet u. (verlaat de coupé) Goeienavond, mevrouw, bedankt voor uw gezelschap. En denkt u nog maar ‘ns na over wat ik u gezegd heb. Pender: Die man is gek...! De hemel zij dank dat ie weg is. Hoe heette dat spul ook al weer waar hij het over had? Sulf... Ach nee, ik kan het me niet meer herinneren. de man in het zwart: Hier volgt een uittreksel van het dagboek van Miss Pender, een paar weken later: “Ik ben volkomen in de war. Het begon op de dag nadat ik die zonderlinge vreemdeling had ontmoet die in Rugby uitstapte. In het avondblad stond een artikel over een man die in z’n bad was gestorven. Het woord “bad” trok m’n aandacht. Het artikel luidde als volgt: “Rijke fabrikant sterft in z’n bad. Tragische ontdekking door echtgenote. Een ontstellende ontdekking deed hedenmorgen Mrs. John Palmer, echtgenote van de welbekende automobielfabrikant in Rugby. Mr. Palmer, die een man van de klok was, kwam niet op tijd aan het ontbijt. Dit was zo ongewoon dat een onderzoek werd ingesteld. De deur van de badkamer was afgesloten, op kloppen kwam geen reactie. Toen de deur werd opengebroken, vond men Mr. Palmer dood in z’n bad. Medische hulp mocht niet meer baten. De doodsoorzaak was waarschijnlijk hartverlamming.” Pender: Dit op zichzelf was al verontrustend genoeg. Rugby!... En maar enkele uren na dat gesprek... Misschien ben ik wat overspannen, maar de gebeurtenissen herhalen zich op angstige wijze. Eerst die actrice, en vlak daarna die atleet, die hardloper… Ja, die kan natuurlijk heel goed een zwak hart gehad hebben… En daarna nog anderen. Ik geloof niet dat dit alleen maar toeval is… zoals bij blindedarmontsteking of zoiets, de dag daarna hoor je dat andere mensen het ook hebben en het al gehad hebben. Nee, nee nee... het is iets anders. Steeds dezelfde volgorde van gebeurtenissen: het warme bad, het vinden van het lichaam, en dan het onderzoek, met altijd weer dezelfde conclusie: hartverlamming als gevolg van het nemen van een te warm bad. Mm, ‘k begin zelfs te geloven dat het nemen van een warm bad op zichzelf al gevaarlijk is! Ik weet wel dat het mijne elke dag wat kouder wordt. de man in het zwart: Ja, Miss Pender raakte hoe langer hoe meer van streek. Het onderwerp nam haar helemaal in beslag. Dag in dag uit keek ze de kranten na. Met bevende vingers knipte zij er de berichten uit over nieuwe gevallen. Soms gingen er wel ‘ns twee of drie weken voorbij zonder dat er iets voorviel, maar dan, plotseling, gebeurde er iets dat haar nog meer in de war bracht dan al het voorgaande. Pender: Dit laatste geval is helemaal verschrikkelijk! “De vrouw van een chemisch analist, jong en knap, is plotseling overleden… in… haar… bad.” Natuurlijk... Voordien had haar man geprobeerd van haar te scheiden, maar zij weigerde. Dit had bij de Officier van Justitie een ernstige verdenking opgewekt, maar natuurlijk, de man praatte zich er uit. Zelf chemicus wist ie natuurlijk precies wat ie moest gebruiken. Ik wou dat ik me die naam nog maar kon herinneren, dan zou ik een eind kunnen maken aan al die misdaden. Wat zei hij toen toch ook alweer? de man in het zwart: De volgende opwindende gebeurtenis vond plaats in de wijk waar Miss Pender zelf woonde. Het betrof een zonderlinge ouwe man die zeer gefortuneerd heette te zijn. Dood in z’n bad. Al z’n geld en bezittingen liet hij na aan z’n huishoudster, die tijdens het gerechtelijk onderzoek in tranen uitbarstte.
Pender: Krokodillentranen! Alsof ze al die tijd al niet geweten had dat ze ‘t geld zou krijgen! En dan volgde weer de gebruikelijke uitspraak: “Hartverlamming, waarschijnlijk ten gevolge van het nemen van een te heet bad!” Ik was er ook. Ik reken het nu tot m’n plicht om zoveel mogelijk de behandeling van dergelijke zaken bij te wonen. ‘k Heb er de tijd en het geld voor. Ik weet nu voor mezelf dat al deze gebeurtenissen op mij afkomen om het mij mogelijk te maken ze tot opheldering te brengen, en de dader over te leveren aan de gerechtigheid! Ik weet… ik weet dat ik ‘m zal herkennen als ik ‘m ooit zal terugzien! de man in het zwart: Om wat te kalmeren besloot Miss Pender die avond een korte wandeling te gaan maken. Maar onwillekeurig richtte zij haar schreden in de richting van het huis waar de zonderlinge ouwe man had gewoond. Misschien kon ze daar iets ontdekken wat ‘r van pas zou komen. Onder een lantaarn dicht bij het huis stond een man… Ze verstijfde van schrik! Ze herkende onmiddellijk de grijze regenjas en de slappe vilthoed. Wat moest ze doen? Terugkeren of... of naar ‘m toe gaan en ‘m aanspreken. Ze besloot tot het laatste. Pender: Goedenavond! Smith: Goedenavond... Ach, bent u het? Mijn reisgenote naar Rugby. Pender: Ja! Naar Rugby. Smith: Komt u ook het terrein van de moord ‘ns verkennen? Wat denkt u d’r van? Pender: O, niets bijzonders, ik kende de man niet. Maar ik vind het wel uitermate vreemd dat wij elkaar weer ontmoeten, juist hier. Smith: Ja, misschien wel. Woont u hier in de buurt? Pender: Ja. En u? Smith: Ik? O nee, ik kwam hier alleen om eh… om iets te doen. Pender: Mm... De vorige keer dat we elkaar ontmoetten had u iets te doen in… Rugby. Smith: Dat klopt. Mijn zaken brengen mij door het hele land. Ik weet nooit waar ik de volgende dag weer naartoe moet. Pender: En toen u in Rugby was, werd Mr. Palmer dood in zijn bad gevonden, is het niet? Smith: Ja. Het toeval speelt ons vaak vreemde parten. Die arme Mr. Palmer. Hij liet al zij geld na aan zijn vrouw, heb ik gehoord. Ze is nu rijk, en, bovendien een mooie vrouw. En heel wat jonger dan hij! de man in het zwart: En toen nam Miss Pender een besluit. Ze moest hoe dan ook meer te weten zien te komen van deze man, de man die ‘r afkeer inboezemde, maar tegelijkertijd op een vreemde manier aantrok. Hoewel van nature verlegen verzamelde ze al haar moed en vroeg hem bij haar thuis een kopje koffie te komen drinken. Haar huis was vlak in de buurt. De man accepteerde haar uitnodiging. Bijna té gretig, vond ze. Pender: Suiker? Smith: Alstublieft. Ja, ik ben één van die mensen die graag wat koffie bij hun suiker hebben. Pender: Er eh… zijn de laatste tijd nogal wat mensen in hun bad gestorven, vindt u niet? Smith: Och, dat is op zichzelf niets bijzonders. Pender: O nee? Smith: Of misschien ook wel. Maar, vergeet u niet, het is aan de andere kant een vrij vaak voorkomend ongeluk. Pender: Ach ja, misschien valt het nu ook wat meer op, omdat wij samen dat gesprek in de trein hadden. Eh… maar, toch vraag ik me af… Smith: Gaat u verder… Wat vraagt u zich af? Pender: Nou ja, ik vraag me af of misschien ook iemand anders eh…toevallig dat gif heeft ontdekt waar u over sprak, eh… hoe heet het ook alweer? Smith: Oh, dat lijkt me niet aannemelijk. Nee, ik geloof dat ik wel de enige ben die ervan op de hoogte is. En ik heb het bij toeval gevonden toen ik naar iets anders zocht. Nee... nee, ik kan me niet voorstellen dat dat op zoveel plaatsen in het land tegelijk ontdekt is. Maar al die gerechtelijke uitspraken tonen wel duidelijk aan wat een veilige manier het zou zijn om je van iemand te ontdoen... Pender: Bent u soms chemicus? Smith: Nee, nee, ik ben manusje van alles. Ik studeer nogal veel, van alles door elkaar… Ik zie dat u ook veel belangstelling voor boeken hebt? Pender: Ja, dat heb ik altijd al gehad, en… ja, ik vind het zo prettig dat ik nu in de gelegenheid ben om ze aan te kunnen schaffen. Smith: Waarom nu pas? Pender: Nou ja, ik heb mij niet altijd zo… ruim kunnen bewegen. Toen ik nog onderwijzeres was, kon ik mij alleen de boeken permitteren die ik voor m’n werk nodig had, maar… toen ik die erfenis kreeg, kon ik aan m’n verlangens voldoen. Ach, excuseert u mij even, ik moet wat melk uit de keuken halen, en kijkt u maar even verder. (hij neemt een aantal boeken en bladert er even in) Pender: En… is er iets van uw gading bij? Smith: O ja, d’r staat heel wat dat ik zelf ook graag zou willen hebben. Uw naam is dus Pender, volgens de ex libris? Pender: Ja. En de uwe? Smith: Ik behoor tot de grote familie Smith. En ik moet werken voor de kost. Ik vind dat u het hier bijzonder smaakvol hebt ingericht. Pender: Nou, ik woon hier dan ook echt naar m’n zin… Alstublieft. (geeft hem een kopje) Smith: Dank u.
Pender: Weet u, toen ik met werken ophield en hier kwam wonen, was ik eigenlijk eerst wel een beetje bang dat ik me… ja, hier wat eenzaam zou voelen, hè, en me zou gaan vervelen. Smith: En dat is niet zo? Pender: O, integendeel, ik kom nog tijd te kort. Smith: U ben niet getrouwd, als ik vragen mag? Pender: Nee! En ook nooit geweest. Smith: Nou, dan is het niet waarschijnlijk dat u in de toekomst iets van sulfaat of iets dergelijks nodig zult hebben, zeker niet als u geen plannen hebt en oppast voor fortuinzoekers. Pender: (lachje) Gelooft u dat maar! Nee, nee nee, Mr. Smith, voorlopig zal ik uw hulp nog niet inroepen. Trouwens, hoe zou ik u kunnen vinden als ik u nodig had? Smith: M’n beste Miss Pender, u zou niet hoeven te zoeken. Ik zou u wel vinden, weest u daar zeker van. Nee, nee, dat zou niet de minste moeilijkheden opleveren. de man in het zwart: Het eerste kopje koffie werd gevolgd door een tweede. Mr. Smith bleek een aangenaam causeur. En Miss Pender betrapte er zich op dat ze ‘m bijna sympathiek begon te vinden, tot ze zich weer realiseerde waarvoor ze ‘m eigenlijk had uitgenodigd: om meer te weten te komen van die geheimzinnige sterfgevallen, en zijn mogelijk aandeel daarin. Maar hoe listig en luchtig zij haar vragen ook door het gesprek heen wist te vlechten, Mr. Smith gaf zich niet bloot. Later dan ze verwacht had nam hij afscheid. Smith: Ik dank u voor de hartelijke ontvangst. Ik heb het bijzonder prettig gevonden. Ja, ik verwacht niet dat we elkaar nog ‘ns zullen ontmoeten, maar het blijft natuurlijk mogelijk. Het leven stelt ons vaak voor verrassingen, dus… wie weet? Pender: Ik heb ‘m teruggezien. Ik heb ‘m teruggezien! Vreemd..., hij maakte een sympathieke indruk. Bijna charmant, zou ik zeggen. Maar, dat maakt ‘m juist dubbel gevaarlijk! Want dat hij meer van al die afschuwelijke zaken afweet, is me nu wel duidelijk. De manier waarop hij mijn vragen wist te ontwijken sprak boekdelen. Ik heb ‘m weer teruggezien, en ik weet nu hoe hij heet: Smith. Nee, nee nee nee nee, ik verbeeld het me niet: wat moest hij anders vanavond bij dat huis? Die huishoudster vertrouw ik niet, maar… hoe kan zij van Smith gehoord hebben en van zijn formule, en… hoe kom je met hem in contact als je dat wilt? Smith: U zou niet hoeven te moeten zoeken. Ik zou u wel vinden. Pender: Ach onzin! Onzin! Hoewel... als hij werkelijk zaken doet door het hele land… Smith: Mijn zaken brengen mij overal. Ik moet overal ter plaatse zijn. Niemand is te vertrouwen, weet u. Absolute macht over leven en dood. Er gaat van moord een fascinerende invloed uit. Je raakt eraan gewend. Misschien had ik het u niet moeten vertellen. Als u gaat praten, zou dat zeer gevaarlijk voor mij kunnen zijn. Zéér gevaarlijk! Uw bestaan op zichzelf betekent voor mij al een gevaar. Pender: Nee! Nee, dat heeft ie niet gezegd. Maar... hij zou het gezegd kúnnen hebben. Natuurlijk, als hij weet dat ik hem verdenk, is mijn leven in gevaar. Dan zal hij nergens voor terugdeinzen. Dan zal hij terugkomen om… (schrikt) Gro… grote hemel! De… de koffie! Dat laatste kopje koffie… O, misschien is ‘t al te laat! Ik ben even weggeweest, misschien heeft ie… heeft ie het toen… O, nee!... Nee! de man in het zwart: Uittreksel uit het dagboek van Miss Pender een paar dagen later: “Of het braakmiddel er de oorzaak van is, weet ik niet, maar ik leef nog. Het warme bad schijnt wel essentieel te zijn. Voorlopig maak ik daar dan ook geen gebruik van. Maar het is mij wél duidelijk dat ik in groot gevaar verkeer. M’n ramen en deuren hou ik gesloten, en ik ga alleen even naar buiten om m’n boodschappen te doen en een krant te kopen. Ik heb zojuist gelezen dat er op zaterdagmorgen in Lincoln weer een gerechtelijk onderzoek wordt gehouden: een man overleden tijdens het nemen van een Turks bad. (lachje) De methode van Mr. Smith wordt er niet subtieler op. Ik heb een besluit genomen: zo kan het onmogelijk doorgaan. Ik ga naar Lincoln, naar dat onderzoek. En als weer dezelfde uitspraak volgt en hij is daar, dan zal ik hem ter plekke ontmaskeren als de moordenaar.” rechter: De verklaringen van de getuigen en deskundigen gehoord hebbend is de uitspraak gewettigd dat J.C. Burns, plaatselijk gewoond hebbend in Lincoln, op natuurlijke wijze is overleden. De doodsoorzaak is waarschijnlijk hartverlamming, als gevolg van een te grote verhitting van het lichaam veroorzaakt door het nemen van een Turks bad. Daarbij gevoegd de gevorderde leeftijd van de overledene is het voor de onderzoekcommissie niet moeilijk te onderschrijven... de man in het zwart: Geëmotioneerd hoorde Miss Pender de uitspraak aan. Ze had niet anders verwacht. Nu zou voor haar het grote moment aangebroken moeten zijn om haar stem te verheffen en de moordenaar aan de kaak te stellen. Maar… er bleek geen moordenaar aanwezig. In het kleine zaaltje viel geen spoor van Mr. Smith te ontdekken. Vol opgekropte spanning verliet Miss Pender het gebouw. Doelloos en met nietsziende ogen dwaalde ze in de omgeving rond. Ze kwam terecht in een park. ’t Voetpad volgend sloeg ze rechtsaf. En daar, op een bank, zag zij een man die ijverig zat te schrijven. Het was… Juist! Resoluut stapte ze op ‘m af. Pender: Goede middag! Smith: Goede middag. Ah, Miss Pender, bent u het? Wat een verrassing. Wat doet u in Lincoln? Pender: Ik ben naar het onderzoek geweest betreffende Mr. Burns. Smith: Ah, juist, die ouwe heer die is overleden… Pender: Overleden in z’n bad!... ‘k Heb naar u uitgekeken, maar u was er niet.
Smith: Dat klopt. Pender: Vreemd! Bij die andere zaken was u wel steeds aanwezig. Smith: Dat kan ik wel verklaren. ‘t Was erg benauwd in dat zaaltje, en men had mij tevoren al verteld hoe de uitspraak zou luiden. Pender: Hartverlamming als gevolg van het nemen van een te heet Turks bad. Smith: Juist. Pender: Mr. Burns was zeker ook gefortuneerd, en hij had waarschijnlijk ook een veel jongere knappe vrouw. Smith: Hoe weet u dat? Pender: ‘k Weet het niet, ik raad er maar naar. Maar het lag voor de hand. Smith: Tja, het is een bijzonder tragisch ongeluk. Maar gezien z’n leeftijd nam ie ook wel een groot risico. Pender: En zeker als dat risico een handje wordt geholpen… Smith: Wat bedoelt u? Pender: Kom, Mr. Smith, bent u vergeten wat u mij toen in de trein hebt verteld? Van die geheimzinnige formule die u bij toeval had ontdekt? Smith: Maar u gelooft toch niet… Pender: …dat het ongelukken waren? Nee! Dat geloof ik zeker niet. Daarvoor lijken de omstandigheden te veel op elkaar. Mr. Palmer in Rugby, de man bij mij in de buurt, en nu weer deze Mr. Burns, dat waren geen ongelukken, Mr. Smith! Dat was brute moord, en u weet er meer van. Smith: Maar… Pender: U verschaft het dodelijke gif. En dat zal niet voor niets geweest zijn. In feite bent u de moordenaar van al die mensen. Smith: Maar Miss Pender, ik moet u zeggen dat… Pender: Ontken het maar niet! Ik weet het! En daarom hebt u ook geprobeerd om mij te vermoorden. Smith: U? Hoe komt u daar in ‘s hemelsnaam bij? Pender: Die avond, bij mij thuis. Toen hebt u al gemerkt dat ik u verdacht. En daarom hebt u van dat gif in mijn koffie gedaan. Maar ik vertrouwde het niet en ik heb een braakmiddel ingenomen, vandaar dat uw poging mislukt is, en ik nu hier ben. Smith: Een… een braakmiddel? Maar m’n beste Miss Pender… Pender: Ik ben uw beste Miss Pender niet, en dat zult u merken ook. U hebt nu lang genoeg gemoord en voordat er nog meer slachtoffers vallen, ga ik u aangeven bij de politie. Smith: Dat zou ik niet doen als ik u was. Pender: O nee? O nee? Joe wilt u mij dat beletten? Mm? D’r zijn mensen in ‘t park. Als u mij kwaad wilt doen, dan ga ik gillen en dan komen ze hier naartoe! Smith: Ik ben helemaal niet van plan om u ook maar iets te doen. Luister, Miss Pender, u bent helemaal over uw toeren, geloof ik. Wat ik u toen in de trein gezegd heb… Ach… ja… ik kan het beter begrijpen Pender: Ja! Dat u de moordenaar bent, dat u al die mensenlevens op uw geweten hebt Smith: Nee, nee, natuurlijk niet, dat waren zonder meer ongelukkige omstandigheden. Pender: Hoe durft u dat vol te blijven houden? Maar de politie zal u wel weten te vinden, wacht maar! Smith: (zucht) Ja ja, als u dan met alle geweld naar de politie wilt gaan, zal ik u niet tegenhouden. Maar de gevolgen zijn voor uw rekening. Pender: En ik zal erbij zeggen dat u mij wéér bedreigd hebt! inspecteur: Zo, mevrouw. De brigadier heeft de verklaring keurig uitgetikt, u hebt ‘m gelezen, en als u akkoord gaat, dan moet u hier even tekenen. Pender: Ja, ‘tuurlijk, inspecteur. (tekent) Alstublieft. inspecteur: Dank u. Pender: Gelooft u mij, deze man moet zo snel mogelijk gepakt worden, anders vallen er nog meer slachtoffers. inspecteur: Laat u dat maar rustig aan ons over, mevrouw. Gaat u nu maar naar huis, als we u nodig hebben dan hoort u wel van ons. Brigadier, laat mevrouw effe uit, wil je. brigadier: Deze kant, mevrouw. (laat haar uit) Pender: Ja, meneer. Dank u wel, brigadier. inspecteur: (lacht) Nou, wat zeg je van zoiets! (lachje) Mensen vergiftigen, zodat ze sterven in hun bad. Zoiets krankzinnigs heb ik nog niet meegemaakt. brigadier: In plaats van bij ons had ze beter een bezoekje bij de dokter kunnen brengen. Dat lijkt me noodzakelijker. inspecteur: Nou ja, we zullen wel zien. Berg het maar op. de man in het zwart: Uit het dagboek van Miss Pender een maand later: “Sinds ik m’n aanklacht heb ingediend heeft de politie nog niets gedaan. Dat blijkt wel, omdat er inmiddels weer zo’n badmoord heeft plaatsgevonden. Ik kon niet naar het onderzoek, omdat ik mij al enige tijd niet zo prettig voelde. Ik besef terdege dat ik nog steeds in groot gevaar verkeer. Als ik de straat opga, ben ik gewapend. Niet met een revolver of iets dergelijks, maar met een stuk loden pijp dat precies in mijn tas past. Ik voel me nu weer goed genoeg om morgenmiddag naar Deptford te gaan. Daar wordt opnieuw zo’n lugubere zaak behandeld, en als ik ‘m daar zie, als de politie dan niets doet, zal ik zelf wel handelen. Pender: Hij was er! In het gelige schemerlicht van de rechtszaal zag ik ‘m. Met een wat spottende trek om z’n mond, dat zag ik duidelijk, zat ie aantekeningen te maken. Ik had mij wat verdekt opgesteld, zodat ie mij niet kon zien. Na de uitspraak, die u wel kunt raden, verliet hij snel de zaal en ging naar buiten. Op enige afstand volgde ik hem. De
plotseling opgekomen mist maakte ‘t mij makkelijk om ongezien te blijven. Na enkele straten doorlopen te hebben, kwamen we bij de rivier. Vlak bij de waterkant, in de mistkring van een straatlantaarn, stond ie plotseling stil en haalde een notitieboekje tevoorschijn. Terwijl ie schijnbaar iets opzocht sloop ik dichterbij, mijn wapen in de hand. Pender: Jij gemene moordenaar! Smith: Miss Pender? U?! Wat doet u hier? Eh… luister ‘ns goed naar me… Miss Pender!! Pender: Met mijn linkerhand sloeg ik eerst het boekje uit z’n vingers, en toen ie zich bukte om het op te rapen sloeg ik toe met de loodpijp, drie of vier keer, tot ie niet meer bewoog. Mijn hart bonsde en deed pijn van inspanning, maar ik wist dat ik mijn werk moest voltooien. Ik sleepte hem naar de kademuur en liet ‘m zakken, in de rivier. Als ik eraan terugdenk, verwonder ik mij erover dat ‘k het heb kunnen volbrengen. Maar het moest gebeuren, want de maatschappij moest verlost worden van dat monster. Morgen ga ik kranten halen. ‘t Zal wel met vette koppen vermeld worden. En als later blijkt wat voor een dienst ik het land heb bewezen, dan zal ik mij bekend maken.” de man in het zwart: Dit was de laatste notitie in het dagboek van Miss Pender. De volgende morgen ging zij er al vroeg op uit om kranten te halen. Vol spanning zocht zij naar het grote nieuws. Maar… geen woord over Smith. Blijkbaar was hij nog niet gevonden. Die dag herbeleefde zij zo vele malen haar angstig avontuur op de mistige rivieroever, dat ze bijna ziek van emotie naar bed moest om haar bonkende hart wat tot kalmte te brengen. Maar ondanks alles overheerste bij haar het triomfantelijke gevoel dat ze de mensheid een weldaad had bewezen. En de volgende morgen… Ja hoor, vanaf de tweede pagina staarde haar dat bekende gezicht aan, compleet met de spottende trek om de mond. Zij las: Pender: “Laffe moord op journalist.” Zo, was meneer journalist? Vandaar dat ie overal kwam. “Gisterenmiddag werd uit de rivier bij Deptford het stoffelijk overschot opgevist van William J. Smith, journalist bij onze krant. Sectie wees uit dat het slachtoffer met een zwaar voorwerp enkele malen op de schedel is geslagen en daarna in de rivier is geworpen. Op enige afstand van waar het lichaam werd aangetroffen vond de politie onder een straatlantaarn bloedsporen. Het vermoeden bestaat dat het slachtoffer daar onverhoeds is aangevallen. Op enige meters van de plek werd een roodleren dameshandschoen aangetroffen.” Roodleren dameshandschoen? Die is van mij! Natuurlijk uit m’n tas gevallen toen ik die pijp d’r uit haalde. “Men gist er nog naar of de vondst in verband staat met de aanslag of dat het gewoon een verloren voorwerp is. In elk geval zou de politie gaarne in contact komen met de eigenares.” Pender: Dat zal ik zeker doen! Als eenmaal aan het licht is gekomen met wat voor een beestmens ik heb afgerekend. “Als speciale rechtbankjournalist versloeg William Smith voor onze krant vele moordzaken en andere delicten. Het wordt niet uitgesloten geacht dat men uit bepaalde kringen wraak op hem heeft willen nemen. Het onderzoek duurt voort.” Pender: Natuurlijk! Onderzoeken jullie maar, dan komen jullie d’r vanzelf wel achter wat een monster het was! “Wij, als zijn collega’s bij de krant, voelen een diepe deernis met het slachtoffer. Wij hebben hem leren kennen als een sympathieke en integere persoonlijkheid.” Pender: Ja... ja ja, wacht maar af! “Naast zijn prettige omgangsvorm beschikte hij over een grote dosis humor. Hij genoot ervan als hij zijn medemensen beet kon nemen. Vooral zijn misschien wat bizarre verhaal over het thanatolsulfaat paste hij graag toe.” Thanatolsulfaat! Ja!! Dat was het!... Ver… verhaal? “Hij… hij deed al voorkomen in het bezit te zijn van een chemische formule die een dodelijke uitwerking had zodra men een warm bad gebruikte...” Warm bad gebruikte? “Onzin, natuurlijk, maar hij wist het verhaal met zoveel overtuiging te brengen, dat…” Nee... Nee, dat kan niet! Dat mag niet... Een verhaal... Een verhaal! En… ik… ik heb het ook geloofd! Oooo... Wat moet ik doen? Wat moet ik in ‘s hemelsnaam doen!? Ik… ik heb een mens gedood… vermoord… een onschuldige mens. Ik moet… Ja!... Ja! Dat… dat moet ik, dat moet ik, ja. (al snikkend belt ze het politiekantoor) agent: Politiepost wijk 14. Hallo? U spreekt met de politie. Geef antwoord alstublieft. Hallo! Politiepost wijk 14.(legt neer) de man in het zwart: Men vond Miss Pender voorover liggend op de grond, de telefoonhaak nog krampachtig vastgeklemd in de hand. Doodsoorzaak? Ach, die is u wel duidelijk. In haar handtas ontdekte de politie een loden pijp en één roodleren handschoen. Dat gaf stof tot nadenken!... En dit was het dan, beste luistervrienden. Volg m’n raad en geloof niet alles wat men u vertelt, en zeker niet van vreemden. Volgende week heb ik weer een aardig verhaaltje voor u. Wat dacht u bijvoorbeeld van… Nou ja, wacht maar af. Uw gastheer, de man in het zwart, neemt afscheid van u en wenst u een aangename nachtrust.