De Rembrandtvervalsing
Het script is voor u uitgeschreven door Marc en Herman Van Cauwenberghe.
TROS zondag 16 januari 1972 [23.30-23.55] (in: Om voor op te blijven) De Rembrandtvervalsing Edward J. Mason - Harry Bronk Vertaling: M. Perquin. (The Rembrandt Touch, 07 augustus 1962 BBC Light Programme) Inspecteur Galloway: Paul van der Lek Joe McCready, detective: Jan Borkus Porteous, de butler: Jos van Turenhout Professor Parr: Frans Somers Lady Polderra: Dogi Rugani Shaun Polderra, haar zoon: Bert Dijkstra Sir George Kirkland: Huib Orizand In het huis van een adellijke dame hangt een echte Rembrandt. De dame is echter niet al te gefortuneerd en daarom stelt ze haar landgoed ter bezichtiging open. Wie de poort openzet, haalt echter ook het kwaad binnen. De boze vertoont zich in de gedaante van een museumbeheerder die prompt verklaart dat het pronkjuweel een vervalsing is. Toevallig zijn een detective en een inspecteur van de partij. Zij stellen onmiddellijk de vraag: “Wie heeft de brave lady deze kool gestoofd? Wie stal het echte doek?”
(geroezemoes tijdens de bezichtiging van Lady Polderra’s landgoed) Porteous, de butler: En nu, dames en heren, mag ik uw speciale aandacht verzoeken voor de pentekening die hier hangt. Het is een schets gemaakt door de onvergelijkelijke grootmeester Rembrandt. Vorige week heeft Lady Polderra nog een bod van vijfentwintigduizend pond op dit werk van de hand gewezen. Zoals zij terecht zegt, dames en heren, is het goed dat er in een tijd als deze, als onze schilderijen de oceaan overgaan om de musea en huizen van rijke Amerikanen te sieren, we dit hier houden, zelfs al vergt dat financiële offers… En in deze kamer, die “De blauwe kamer” wordt genoemd, zou ik u in het bijzonder willen wijzen op het ?meubilair. Ja, deze kant uit, alstublieft, dames en heren… Joe McCready: Ja, ’t is toch wel iets, hè inspecteur, om naar een prent te kunnen kijken die door Rembrandt zelf gemaakt is? Inspecteur Galloway: Nou en of, Joe! Maar of ze nou direct vijfentwintigduizend pond waard is, is een andere kwestie. Professor Parr: (lachje) En als dit nu inderdaad de echte Rembrandt is, lijkt me ook nog te bezien. Joe: Eh… neemt u niet kwalijk? Parr: O, excuseert u mij, ik hoorde u toevallig samen praten en dat amuseerde me. Mijn naam is Parr, professor Parr. Ik ben conservator bij het Gemeentemuseum. Galloway: Prettig kennis met u te maken. Maar wat bedoelde u eigenlijk te zeggen over de Rembrandt? Parr: Tja, ik vind het maar erg ondeugend van die goeie ouwe Rosey Polderra en haar Ierse stiefzoon om het onschuldige publiek een minderwaardige kopie voor te zetten. Joe: U bedoelt dat dit geen echte Rembrandt is? Parr: Ik ken de Polderra-Rembrandt beter dan m’n eigen broekzak! Ik heb ‘m al jaren bewonderd en ik durf met zekerheid te zeggen dat dit ‘m niet is. Joe: U bedoelt dat ie gestolen is? Parr: Naar mijn idee lijkt het er meer op dat ze de vijfentwintigduizend pond hebben aangenomen en er een vervalsing hebben opgehangen. Galloway: Ik ben dan wel geen kunstkenner, professor, maar ik vind het prachtig. Maar veronderstel dat het een kopie is, een vervalsing, zouden Lady Polderra en haar stiefzoon daar dan niet van op de hoogte zijn? Parr: Ik ben geneigd te veronderstellen van niet, maar als het u beter lijkt haar van mijn vermoeden op de hoogte te brengen, dan zou ik dat graag meteen willen doen. Ik ken ‘r goed! Galloway: Toevallig ben ik inspecteur bij Scotland Yard en mijn vriend McCready hier is particulier detective… Parr: Hé, dat is dan ook een merkwaardige samenloop van omstandigheden dat ik nu juist twee experts op het gebied van de misdaad op de hoogte moet brengen van mijn vermoeden. (Joe en Galloway lachen) Joe: Ik ken Lady Polderra ook. Galloway: Het lijkt een goeie gedachte als wij getuige waren van uw onderhoud met haar. Als u er tenminste geen bezwaar tegen hebt… Parr: Welnee, niet in ‘t minst! Gaat u met me mee? Ik hoop dat ik ongelijk blijk te hebben, maar ik ben er praktisch zeker van dat dat niet zo is, praktisch zeker. Lady Polderra: Hoe kunt u dat nou toch zeggen? Het is waanzin, absolute waanzin! En… en bovendien nog beledigend ook! Ach, verdraaid nog aan toe, professor, straks vertelt u me nog dat we de echte Rembrandt aan Amerika verkocht hebben! Hè, Shaun? Shaun Polderra: Ik heb je al veel eerder gewaarschuwd, Rosey. Het ding vroeg erom om gestolen te worden. Hadden we ’t nou toch maar verkocht, dan hadden we tenminste plezier van het geld gehad. Lady Polderra: Ja ja ja ja, rustig nou maar! Een kostbaar stuk zei je vader altijd tegen me, een kostbaar stuk! Shaun: (lachje) Die arme vader toch! Als hij er ooit zo voor had gezeten als wij nu, zou hij dat kostbare stuk al voor een fles whisky verkwanseld hebben.
Lady Polderra: Maar kijk nou toch ‘ns goed, professor. Naar mijn idee is dit wel degelijk de echte Rembrandt! Lieve help, we hebben hem zo dikwijls gezien dat wij het toch wel zeker zouden kunnen weten! Ja, kijk nou ‘ns, daar hangt ie, vlak voor uw neus! Waar heeft u het toch over? U moet een klap van de molen gekregen hebben! Galloway: Maar professor Parr is een expert! Parr: Luister ‘ns even! Mijn wagen staat voor de deur en u weet wie er vijf kilometer verderop woont. Lady Polderra: Ja, Sir George Kirkland. Parr: Precies, en hij is één van de grootste Rembrandtexperts van Engeland. Shaun: Ja, die zwerft altijd langs alle musea en kunstgaleijen van Europa. Joe: Ja, die is vast niet thuis. Parr: Hij is wel degelijk thuis. Ik heb ‘m vanmorgen nog gesproken. Lady Polderra: Maar het is onmogelijk die Rembrandt te stelen! We nemen de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht. Shaun: Ach, er zijn nou eenmaal mensen die op zo’n gelegenheid loeren. Ze bestelen je waar jij bij staat! Lady Polderra: Nou, laten we dan maar gaan. De bezoekers zijn allemaal weg. Inspecteur, ik zou het erg waarderen als u en uw vriend ook meegingen. Je kan tenslotte nooit weten, hè? Galloway: Zeer vereerd. Gaan we met twee auto’s? Parr: Nou, dat lijkt me niet nodig! Mijn auto is groot genoeg voor vijf mensen en ik heb voldoende dekens om de pentekening te beschermen. Ik zal voorzichtig rijden. Shaun: Dat is in orde, professor. U weet tenslotte hoe je een kunstvoorwerp moet vervoeren. Maar dit kan ik u wel zeggen: als er inderdaad iemand zo’n gemene streek uitgehaald heeft, dan moet het één van ons drieën geweest zijn: Rosey, Porteous de butler of ik. Niemand anders had er de gelegenheid toe en zo is het. Joe: En zo reden we dan in Parrs mooie wagen van het ene statig landgoed naar het andere. De professor pakte de prent heel voorzichtig in, alsof het om een breekbaar stuk Dresdens porselein ging. Bij Sir George Kirkland aangekomen, gingen we het salon binnen waar we allemaal met ingehouden adem op z’n vonnis zaten te wachten. Sir George Kirkland: Goed dat u me opbelde, professor. Ik was net van plan op reis te gaan. Parr: Gezien de belangrijkheid van de zaak wist ik wel dat u uw vertrek nog even zou willen uitstellen, Sir George. Kirkland: Natuurlijk, natuurlijk. En wat is uw theorie? Parr: Wel, ik ben natuurlijk niet zo’n expert als u, maar… dit lijkt me een kopie. Kirkland: Hoe komt u daar bij? Parr: Ik kan het niet precies uitleggen, maar naar mijn gevoel klopt er iets niet. De lijst lijkt me een getrouwe kopie van de echte Rembrandt. Misschien is de pentekening vervalst en gewoon verwisseld. Lady Polderra: Onmogelijk! Gewoon onmogelijk! Waar of niet, Shaun? Shaun: Ja, je weet dat Porteous de butler een heel handige timmerman en meubelmaker is. ‘t Is z’n hobby. Lady Polderra: Nonsens! Porteous is al vijfentwintig jaar bij je. Shaun: Ja ja ja ja, dat is allemaal wel zo, maar hij weet heel goed dat we ‘m binnenkort niet meer kunnen betalen. Galloway: Maar het voornaamste is op ‘t ogenblik hoe Sir George over de hele zaak denkt! Joe: Zo is het! Voor we z’n oordeel vernomen hebben, mogen we ons niet verliezen in verdachtmakingen over het hoe, het wie of het wanneer. Kirkland: Het spijt me om het u te moeten zeggen, maar Parr heeft inderdaad gelijk. Lady Polderra: O, nee! Kirkland: Dit is niet de echte Rembrandt, maar ’t is een kopie, een vervalsing. Lady Polderra: (zucht) Kirkland: Ja, m’n goeie beste Rosey, maar iemand heeft je d’r tussen genomen. Lady Polderra: Ja, maar dat… dat betekent dat Shaun gelijk heeft! Shaun: Mm. Lady Polderra: Iemand van ons moet het gedaan hebben. Kirkland: Rosey, de hemel weet dat ik de laatste ter wereld ben die je zo van streek zou willen maken. Shaun: En dan te bedenken dat we er vijfentwintigduizend pond voor hadden kunnen krijgen! Kirkland: Hij is toch zeker wel verzekerd? Lady Polderra: Ja, voor vijftienduizend pond. Maar hoe dan ook, daar gaat het nou niet om. Iemand heeft ‘m gestolen en verdraaid nog aan toe, ik zal d’r achter komen wie. Eh… dank u wel, Sir George. Kom, professor, we gaan weer naar huis en dan kan inspecteur Galloway hier z’n gedachten ‘ns over de zaak laten gaan. Maar ik hou vol dat het onmogelijk is, absoluut onmogelijk! Galloway: Zo, Porteous, Lady Polderra heeft ons verteld dat jij al heel langt een toegewijde dienaar van de familie bent. Porteous: Al een kwart eeuw, meneer. Ik heb Sir Ralph en zijn eerste vrouw, Lady Esmeralda, nog gediend, ik heb meneer Shaun zien opgroeien, ik was er getuige van dat Sir Ralph na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde met de tegenwoordige Lady Polderra. Galloway: Nou, je spreekt de naam nogal misprijzend uit! Porteous: Lady Rosey, heren, als ik zo vertrouwelijk mag zijn, is een aardige vrouw, maar ze haalt het niet bij Lady Esmeralda, als u begrijpt wat ik bedoel. Galloway: Ja ja, dat doen we, hoor! Eh… wil je ons ‘ns vertellen welke veiligheidsmaatregelen er in verband met de Rembrandt in acht werden genomen?
Porteous: Ach, die waren eenvoudig maar afdoende. Iedere avond, nadat de bezoekers vertrokken wa ren, werd die in de safe opgeborgen en voordat ze weerkwamen, was meneer Shaun of Lady Polderra aanwezig om die weer te openen. Joe: U bedoelt dus dat die niet bleef hangen als er geen bezoekers waren? Porteous: Precies. Als de safe niet meteen de eerste keer met de juiste combinatie werd opengemaakt, dan ging het alarmsignaal over. Dat gebeurde ook wanneer ie aan de muur hing en iemand probeerde er aan te komen. Galloway: Ja ja, dat heb ik ondervonden. Heel doelmatig! Joe: Zeg, klopt het dat u in uw vrije tijd timmert en meubels maakt, meneer Porteous? Porteous: Ja! Hecht u daar enige waarde aan? Joe: Welja, kijk, er moet toch iemand zo’n nauwkeurige kopie van de lijst gemaakt hebben? Porteous: O ja, meneer? Galloway: Tja, dat lijkt toch wel zo, hè? Porteous: Het lijkt me niet beslist noodzakelijk, meneer! Ze kunnen ook een kopie in de oorspronkelijke lijst gedaan hebben. Galloway: Oh, denkt u dat het zo gegaan is? Porteous: Ik zou het niet weten, meneer. ’t Is maar een veronderstelling. In dat geval zou u niet naar het oordeel van een ervaren lijstenmaker hoeven vragen. Galloway: Daar hebt u gelijk in. En... is er in de laatste tijd nog iets ongewoons gebeurd? Porteous: Een week geleden hebben professor Parr en Lady Polderra en meneer Shaun de prent uit de safe gehaald in verband met het aanbod uit Amerika. Galloway: Hebt u er enig idee van hoe dit aanbod werd ontvangen? Porteous: Oh, mevrouw was totaal niet geïnteresseerd, dit in tegenstelling tot meneer Shaun, en professor Parr was afwijzend. Galloway: En hoe reageerde u op het aanbod? Porteous: Tja, er werd van mij geen reactie verwacht, meneer, maar ik kon me het standpunt van meneer Shaun wel indenken. Het geld zou heel goed van pas zijn gekomen. Galloway: Gelooft u dat ze bij het onderzoek de echte Rembrandt te pakken hadden? Porteous: Beslist, meneer! Professor Parr had die Amerikaanse kunsthandelaar meegebracht, en dat was ook een expert. Joe: Dank je wel, Porteous. Eh… je woont zeker hier op het landgoed, hè? Porteous: Ja, meneer. Joe: Waar ga jij heen als je ’s middags of ’s avonds vrij bent? Porteous: Oh, ‘k ga nooit weg, meneer. Ik heb een schuur en de tuin bij het huis en daar timmer ik. ‘k Heb de laatste zes weken het landgoed niet verlaten. Galloway: Goed, Porteous. Nu zou ik graag meneer Shgaun even willen spreken. Porteous: Jazeker, meneer. ‘k Zal ‘m even voor u halen. (verlaat de kamer) Shaun: (komt binnen) Inspecteur, ik heb er lang en breed over zitten piekeren, maar ik kom er niet uit. (doet de deur dicht) Joe: Gaat u zitten, meneer Polderra. Shaun: Dank u. Joe: Als ik zo onbescheiden mag zijn: kunt u goed met uw moeder opschieten? Shaun: Met Rosey? (lacht) Nou en of, hoor, aardige vrouw. ’t Is alleen jammer dat ze dat aanbod uit Amerika niet geaccepteerd heeft. Joe: U bent er beslist zekervan dat u toen de echte Rembrandt heeft bekeken? Shaun: Beslist! Beslist! Ja, u moet niet vergeten dat ik er ook wel verstand van heb. ‘k Heb zelf ook schilderijen verkocht, ziet u? (lacht) Geërfd talent van m’n moeder. Ja, ze heeft er trouwens bij m’n vader op aangedrongen de Rembrandt te kopen. Joe: In dat geval zou u het zeker hebben gemerkt dat ie vervalst was? Shaun: Ja, naar mijn idee was alles in orde. Maar ja, als de professor en Sir George zeggen dat het een vervalsing is, dan geef ik mijn mening voor de hunne. Zij weten waar ze over praten. Galloway: Ik eh… Ja, ’t is een beetje een pijnlijke vraag, maar hoe is hun financiële toestand? Shaun: Nou, vrij moeilijk. We leven, ja, dat wel, maar niet zoals we dat gewend waren. ’t Is allemaal passen en meten. Joe: Weet u waar de alarmsignalen van de safe en de muur zitten? Shaun: Natuurlijk! D’r moeten altijd twee mensen bij zijn als ze ingeschakeld worden. Galloway: Waarom? Vertrouwt u elkaar niet? Shaun: Natuurlijk wel, maar ja, er bestaat een speciale brochure van de verzekeringsmaatschappij die dat voorschrijft. U begrijpt dat ze erg voorzichtig zijn. Dus, zodoende, hè? Joe: Ja ja. Stel nu eens dat een bezoeker van plan zou zijn de prent te stelen. Eh… zou het dan mogelijk zijn d’r mee weg te komen? Shaun: O, beslist niet, beslist niet. Als het publiek binnenkomt, moet het tassen, jassen en paraplu’s afgeven in de hall, en voordat het vertrekt wordt het door Rosey, Porteous of mezelf goed in de gaten gehouden, maar ze zouden het huis nooit met een ingelijste prent kunnen verlaten. Ze hadden misschien de prent uit de lijst kunnen halen en opvouwen, maar dat zou ‘m wel ernstig beschadigen. Galloway: Dank u, meneer Polderra. Eh… reist u veel? Shaun: De laatste tijd niet, (lacht) maar binnenkort ga ik naar Ierland voor een vakantie van veertien dagen. Joe: Gaat Lady Polderra dan met u mee?
Shaun: Rosey? Nee, natuurlijk niet! (lacht) Die houdt er helemaal niet van. Galloway: Ik dank u wel voor uw hulp, meneer Polderra. Zo, Joe, nou lijkt het met best om met mevrouw zelf een babbeltje te maken. (Shaun verlaat de kamer, Lady Polderra komt binnen) Galloway: Gaat u zitten, Lady Polderra. Lady Polderra: Dank u. Galloway: Tja, hoe dieper we op deze zaak ingaan, hoe gecompliceerder die wordt! Lady Polderra: Ja, dat kan ik me voorstellen. Het is ook onbegrijpelijk! Joe: Eén veronderstelling is dat u midden in de nacht naar beneden sloop met de bedoeling die prent te stelen. Lady Polderra: Hoe bedoelt u, stelen? Van mezelf? Galloway: Ten slotte had u dat vijftienduizend pond van de verzekering opgeleverd. Lady Polderra: En ik kon ‘m voor vijfentwintigduizend verkopen! Joe: (lachje) Als u ‘m werkelijk gestolen had, had u dat ook nog kunnen doen. Dan had u veertigduizend in de wacht kunnen slepen, mm? Lady Polderra: Gunst, ja! Waarom ben ik zelf niet op dat idee gekomen? Maar weet u wel zeker dat u aan de goeie kant van de wet staat? Galloway: Nou, iedereen zou tenslotte op die gedachte kunnen komen. Maar op Mr. McCready’s vraag terug te komen: is het theoretisch mogelijk dat u het alarmsignaal buiten werking stelt, de prenten verwisselt, de safe sluit en de lettercombinatie weer in orde brengt? Lady Polderra: Veronderstel dat ik daartoe werkelijk in staat was geweest, ja, laten we dat maar eens in ernst veronderstellen, dan was dat mogelijk geweest, ja. Joe: Zou Porteous dat ook zo gedaan kunnen hebben? Lady Polderra: Nee, niet zo gemakkelijk, want hij kende de combinatie niet. Alleen Shaun en ik kenden die en daarom moest er ook één van ons tweeën bij zijn als Porteous de safe openmaakte. Galloway: Vertrouwt u professor Parr? Lady Polderra: De professor vertrouwen? Ja, natuurlijk! Hij heeft heel wat schilderijen en kunstvoorwerpen verhandeld voor ons de laatste jaren en we kregen d’r altijd hoge bedragen voor. Van provisie wilde ie nooit iets weten en dat heeft ons heel wat duizendjes gescheeld. Joe: Wij eh… hebben gehoord dat uw stiefzoon naar Ierland vertrekt. Gaat u ook met vakantie? Lady Polderra: Nee, nee, ‘k ben niet op vakanties gesteld. ‘k Ga zo nu en dan ‘ns naar Londen of Parijs om de antiek- en kunsthandelaars te bezoeken, dat wel. Tja, u zult het misschien niet geloven, maar ik weet er echt wel het een en ander van. Ik ben geen uilskuiken, dat kunt u navragen. Galloway: Des te ? dat u niet gemerkt hebt dat uw Rembrandt verwisseld was! Lady Polderra: Tja, zo ziet u maar weer waartoe vervalsers vandaag de dag in staat zijn. Joe: Lady Polderra, gelooft u dat een pentekening gemakkelijker na te maken is dan een schilderij? Lady Polderra: Dat geloof ik wel, ja. Maar hoe denkt u dat er ooit iemand in de gelegenheid zou zijn een werkelijk goeie kopie te maken? Je veronderstelt toch zeker niet dat dat gauw eventjes tijdens zo’n drie-shilling-rondleiding kan, is ’t wel? Galloway: Nee, daarvoor moet je echt op het landgoed wonen, hè? Lady Polderra: Juist, en dat heb ik u thuis bij Sir George ook al gezegd. Galloway: Inderdaad. Dank u wel, Lady Polderra. Lady Polderra: Tot uw dienst. Galloway: Dank! (ze verlaat de kamer) Nou, Joe, dat is dan dat. Wat denk jij d’r van? Al enig idee? Joe: Ja, laten we eerst nog eens met… met de experts, met George overleggen of het nou werkelijk om een vervalsing gaat, want daar schijnt nog niet iedereen van overtuigd te zijn. Joe: Vriendelijk van u om nog even te willen komen, Sir George. We zouden graag van u willen weten wat u de zekerheid geeft met een kopie te doen te hebben. Kirkland: Weet u, wij experts kijken altijd in de eerste plaats naar de kleur van het papier. Galloway: Zou het hier misschien om een reproductie kunnen gaan? Kirkland: O nee, beslist niet. Galloway: Gelooft u dat iemand die zoiets kan namaken een goede artiest moet zijn om dit peil te kunnen bereiken? Kirkland: In ieder geval boven de middelmaat. Galloway: Is dit een bekende Rembrandt? Kirkland: Heel bekend, ja. Galloway: Staat er in de meeste boeken over Rembrandt een reproductie van? Kirkland: Jazeker. Galloway: Dank u, Sir George. Wat ons betreft kunt u naar het buitenland gaan. Kirkland: Het zal me een waar genoegen zijn. Dag, heren! Galloway: Dag. (hij verlaat de kamer) Professor Parr, mag ik u nog ‘ns verzoeken? (Parr komt binnen) Joe? Joe: Ja. (Parr sluit de deur) Professor Parr, ik meen dat u de tekening heel zorgvuldig hebt bekeken met de handelaar van de eventuele Amerikaanse koper? Parr: Ja, dat is zo. Joe: Bent u ervan overtuigd dat u toen de echte voor u had? Parr: Ja, er kan geen enkele twijfel over bestaan. Joe: Beslist geen enkele twijfel? Parr: Ook naar zijn mening niet. Joe: Die vervalsing, viel u die meteen op?
Parr: Nee, maar er was iets… Joe: Was het een goeie kopie? Parr: Een heel goede zelfs, door een expert gemaakt! Joe: Wel, als het u opviel, professor, kunt u dan verklaren dat dat niet het geval was met Lady Polderra of meneer Shaun of de butler? Die kenden het origineel toch ook al jaren? Parr: Ja, dat is wel zo, maar toch… Ik merkte ineens dat er iets aan de hand was. Joe: Mm. Juist, maar wàt precies zag u er dan aan? Parr: Dat kan ik niet goed zeggen… Ik bedoel… dat is iets wat je krijgt door jarenlange ervaring. Joe: De anderen waren tenslotte geen experts, bedoelt u dat? Parr: Nee, maar zij zagen ‘m iedere dag, begrijpt u? Ik bedoel… Joe: Hoe kwam het dat u er net naar kwam naar kijken toen wij, politiemensen, d’r ook waren? Parr: Nou, om u de waarheid te zeggen: ik had een gezellig glaasje met Lady Polderra gedronken. Dat doen we zo nu en dan, ziet u? Ik was benieuwd of ze nu al een beslissing had genomen over de verkoop van de prent naar Amerika en omdat het landgoed die dag open was gesteld voor het publiek leek het me leuk bij de rondleiding aan te sluiten. Joe: Deed het u genoegen er nog ‘ns naar te kijken? Parr: Ja, inderdaad, ja ja. Joe: Wie stelde de toekomstige Amerikaanse koper aan Lady Polderra voor? Parr: Nou, eigenlijk was het niet de koper. Joe: O! Parr: Het was een handelaar, ziet u, een Amerikaanse handelaar die uit Londen kwam. Hij… Ik bedoel zij… Ik bedoelde eigenlijk: kunstkenners weten waar alle goeie stukken zitten. En iemand… Joe: Wie introduceerde hem? Parr: Ik. Joe: U? Parr: Ja. Joe: Ah. Het papier waarop de tekening was gemaakt, kon dat gemakkelijk ergens worden gekocht? Parr: Dit papier wel, ja. Ik bedoel, je zou een prent uit diezelfde periode kunnen nemen en de achterkant gebruiken natuurlijk, of zelfs het origineel uitwissen. Maar… Joe: Hebt u ook ooit aan de achterkant gekeken? Parr: Nee, de prent was ingelijst, ziet u? Joe: Ah. Dank u zeer, professor. Dat is wel voldoende. Zo… (hij verlaat de kamer) Ah, Lady Polderra, kunt u misschien nog even komen? Lady Polderra: Ja. Joe: Gaat u voor, gaat u voor. Lady Polderra: Dank u. Joe: Gaat u zitten. (sluit de deur) Eh… Galloway? Galloway: Lady Polderra, kent u toevallig de naam en het adres van de Amerikaan die de prent van de tussenhandelaar wilde kopen? Lady Polderra: Nee, precies kan ik het me niet herinneren, maar het was iets van eh… Cannal of zo. Galloway: Kunt u d’r een verklaring voor geven dat u niet gemerkt hent dat de prent vervalst was? Lady Polderra: Ach, kijk, als zoiets lange tijd je eigendom is, dan… dan let je d’r niet meer zo op, hè. Je bent er om zo te zeggen aan gewend en dàt is ’t waarschijnlijk geweest. Galloway: Mm. Gesteld dat u over voldoende tijd beschikte, zou u dan de Rembrandt hebben kunnen kopiëren? Lady Polderra: Als ik tijd genoeg had gehad, inderdaad, ja. Galloway: En wat de lijst betreft: vond u het een eenvoudige lijst? Lady Polderra: Nee, beslist niet, eerder het tegendeel zou ik zeggen. Het was juist een druk bewerkte lijst. Galloway: Hoe zag ie d’r uit? Lady Polderra: Zwart, met vergulde hoeken. Galloway: O, dus niet bepaald een ding dat je gemakkelijk in een tweedehandsezaak op de kop zou kunnen tikken? Lady Polderra: Nee! Dat lijkt me niet. Galloway: Dank u wel, Lady Polderra. U hebt ons goed geholpen. Lady Polderra: (lachje) Da’s mooi! Dag inspecteur! Joe: Lady Polderra! (ze verlaat de kamer) Galloway: Ja, dan zouden we graag nog n’s even met Porteous willen praten, hè? Joe: Dat doen we nog. ‘k Ga ‘m even halen. (doet dat) Ah, Porteous, wil je even binnenkomen? Porteous: Jazeker, meneer. Joe: Ga maar ‘ns even zitten. (sluit de deur) Porteous: Ik dank u wel, meneer. Joe: Zo, Porteous. (zucht) Zeg, Porteous, luister ‘ns, eh… zo’n lijst, hè, die lijst… die lijst, was die moeilijk na te maken eigenlijk? Porteous: Tja, voor de een wel, voor de ander niet. ’t Was inderdaad een ingewikkeld geval van zwarte lak en verguld mozaïek, maar ja, ’t was wel te doen. Joe: Zou het moeilijk zijn zo’n lijst bij een lijstenmaker of bij een tweedehandszaak op te scharrelen? Porteous: Nou, da’s praktisch onmogelijk, geloof ik, meneer. Joe: Hoe lang ben je op de hoogte al van de lettercombinatie van de safe? Porteous: Die ken ik helemaal niet, meneer!
Joe: Die ken je niet? Porteous: Nee, meneer. Joe: Je zegt dat de prent misschien uit de lijst gehaald kon zijn en er een andere voor in de plaats gedaan, maar hoe zat dat dan? Was de achterkant niet dicht? Porteous: Ach, ‘k heb er niet zoveel aandacht aan besteed, meneer, maar… ja, voor zover als ik me kan herinneren zat de prent in de lijst met kleine spijkertjes vast. Joe: Aha, en waarschijnlijk zat er ook nog papier overheen, zodat er geen stof bij kon komen? Porteous: Nee, meneer, nee, in dit geval niet. Joe: Zeg, zou het je nou lukken zo’n lijst precies na te maken? Porteous: (lachje) Als ik er de tijd voor zou hebben, dan denk ik van wel, ja. Joe: Ja, daar ben ik wel zeker van, Porteous. Dank u zeer. O ja, graag nog even Mr. Polderra, als u wilt! Porteous: O, zeker, meneer. Ik zal meneer even voor u halen. (doet dat) Joe: Neem jij ’m? (Shaun komt binnen) Galloway: Ja, da’s goed. Zo, Mr. Polderra. Meneer Polderra, u schildert ook, hè? Shaun: Nou ja, ik eh… Galloway: Zou u deze tekening hebben kunnen kopiëren? Shaun: Om eerlijk te zijn, ja. Galloway: Hebt u het ooit geprobeerd? Shaun: Nee! Galloway: Echt niet? Is het nooit bij u opgekomen dat vijfentwintigduizend pond een heleboel geld is? Shaun: Nee! Ik eh… houd trouwens meer van naakten. Galloway: Hebt u er zich ooit toe aangetrokken gevoeld het werk van een ander te imiteren? Shaun: Nou, om u de waarheid te zeggen: er is een Russische kunstenaar die op het ogenblik erg in de mode is. Hij heeft eh… wat schilderijen gemaakt… Galloway: Ik heb over ‘m gehoord. Shaun: Ja ja ja, …van kleurlingen en Maleise meisjes en ik heb wel ‘ns gedacht dat het aardig zou zijn zoiets na te maken. (lacht) Galloway: Maar u hebt nooit geprobeerd de Rembrandt te kopiëren? Shaun: Nee nee nee nee… Nee, beslist niet. Galloway: Wat weet u eigenlijk van de Amerikaan die ‘m wilde kopen? Shaun: Alleen dat ie op Long Island woonde of daaromtrent. Galloway: Had u graag gezien dat de koop was doorgegaan? Shaun: Nou en of! Vijfentwintigduizend pond, da’s een hoop geld! Galloway: Zou u er ook wat van gekregen hebben? Shaun: Vast wel. Galloway: Dank u. Shaun: Heren! (verlaat de kamer) Joe: Dag, Mr. Polderra. (deur dicht) Galloway: Zo, Joe, we hebben de zaak nou van alle kanten bekeken. Joe: Mm. Galloway: Heb je enig idee wie de dader is? Joe: Ik denk… professor Parr. Galloway: Werkelijk? Joe: Vast! Ik geloof namelijk dat ie van tevoren een kopie en een imitatielijst had gemaakt. Hij zette dus wel degelijk de echte Rembrandt in de auto, maar bij het uitstappen nam ie de vervalsing. O, die plannen daarvoor had ie al lang gemaakt, maar z’n werkelijke kans kreeg ie door onze aanwezigheid bij de rondleiding. Galloway: En wat was zijn motief, denk je? Joe: Nou, alleen geld, of misschien wilde hij alleen de Rembrandt bij ‘m houden, maar wat hem verdacht maakt is de manier waarop hij de zogenaamde vervalsing in de auto zette, want zo voorzichtig zou iej met een kopie vast niet omspringen. Galloway: Dus jij houdt het op professor Parr? Joe: Ja, beslist! Galloway: Je hebt voor de volle honderd procent gelijk, Joe, m’n compliment. Professor Parr wordt gearresteerd, verdacht van oplichting en vervalsing.