RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving www.rigo.nl
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp Huisvesting en opties voor de rol van de gemeente
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO Research en Advies. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van RIGO Research en Advies. RIGO Research en Advies aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving www.rigo.nl
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp Huisvesting en opties voor de rol van de gemeente
Opdrachtgever
gemeente Pijnacker-Nootdorp
Auteurs
Hans van Rossum René Schulenberg
Uitgave
januari 2011
Rapportnummer
P15600
RIGO Research en Advies BV ∙ De Ruyterkade 139 ∙ 1011 AC Amsterdam Telefoon 020 522 11 11 ∙ Fax 020 627 68 40 ∙ E -mail
[email protected] ∙ www.rigo.nl
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Inleiding
1
Hoofdstuk 2
Vraag en aanbod in de eerste lijn
3
2.1
De actuele behoefte en het beschikbare aanbod
3
2.2
Confrontatie van vraag en aanbod
4
2.3
De behoefte aan eerstelijnszorg in de toekomende tijd
6
2.4
Van capaciteit naar ruimtebehoefte
8
Hoofdstuk 3
Kwalitatieve verkenningen
10
3.1
Concentratie en spreiding van de eerste lijn
10
3.2
De veranderende kwaliteitsvraag
11
3.3
De gewenste rol van de gemeente
12
Hoofdstuk 4
Conclusies en advies
13
4.1
Conclusies
13
4.2
Advies over de mogelijke rol van de gemeente ten opzichte van de eerste lijn
15
Bijlage 1
De definitie van eerste lijn
21
Bijlage 2
Tabel Ruimtebehoefte
23
Bijlage 3
Gespreksverslagen
25
Bijlagen
Inhoudsopgave
1
Hoofdstuk 1 Inleiding Welke rol kan een gemeente spelen bij de huisvesting voor eerstelijnszorg? Er zijn gemeenten die zich actief bemoeien met de spreiding en vestiging van de eerstelijn szorg. Andere gemeenten laten de onzichtbare hand van de markt het werk doen. De gemeente Pijnacker-Nootdorp zoekt naar een passende en gewenste rol en neemt daarbij behoefte en gebruikswensen in beschouwing. De gemeente Pijnacker-Nootdorp wil voor haar burgers voldoende en toegankelijke eerstelijn szorg. De formele verantwoordelijkheid voor het realiseren van een geschikt aanbod ligt echter bij zorgfinanciers en aanbieders. Een gemeente is wel een vanzelfsprekend aanspreekpunt als het gaat om schaarste of de beperkingen aan dit soort voorzieningen. De eerste lijn raakt immers aan tal van reguliere gemeentelijk taakvelden en activiteiten op het terrein van welzijn en gezondheidszorg, zoals de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO), de Wet op de jeugdzorg en de Wet publieke gezondheidszorg. De gemeente is in het verleden ook regelmatig aangesproken om huisvesting voor huisartsen of gezondheidscentra mogelijk te maken. Bij de ontwikkeling van het onlangs geopende gezondheidscentrum in de nieuwe wijk Keijzershof heeft de gemeente een actieve rol gespeeld. Soms komen er signalen bij de gemeente binnen over dreigende tekorten bijvoorbeeld aan fysiotherapeuten in Nootdorp . In het gemeentelijk uitvoeringsplan Wonen, Welzijn Zorg is in 2008 de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de eerste lijn onderzocht. De conclusie was dat bereikbaarheid en beschikbaarheid van de zorgfuncties gemeentebreed redelijk goed is geregeld. Door de aanbieders wordt de volledigheid, de kwaliteit en de samenwerking a ls sterk getypeerd, maar ook de wens geuit om met de gemeente tot meer samenwerking op inhoudelijk gebied en qua huisvesting te komen. De gemeente heeft dus op vele fronten met de eerste lijn te maken en heeft om die reden behoefte aan meer zicht op de lokale vraag en het beschikbare aanbod, de ambities in het veld en de rol die de gemeente kan spelen. De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft RIGO gevraagd een verkenning uit te voeren naar mogelijk en gewenst gemeentelijke beleid voor de eerstelijnsvoorzieningen in Pijnacker-Nootdorp. De gemeente wil inzicht hebben in de actuele en toekomstige behoeften aan voorzieningen in de eerste lijn. Daarnaast wenst de gemeente een globaal beeld van de wensen en behoeften van de lokale aanbieders in de eerste lijn en hun verwachtingen over de rol van de gemeente. De verkregen informatie dient als basis voor een advies over de rol die de gemeente kan innemen en de beleidsmaatregelen die daarbij horen. De hier gepresenteerde verkenning verloopt van kwantitatieve naar kwalitatieve onderzoeksresultaten en mondt uit in het gevraagde beleidsadvies:
In het tweede hoofdstuk wordt de huidige en toekomstige vraag naar accommodaties voor de eerstelijnszorg in twee stappen berekend. Eerst wordt op basis van de huidige bevolkingssamenstelling en de te verwachten bevolkingsgroei de benodigde menskracht in de eerste lijn bepaald en afgezet tegen het beschikbare aanbod. Vervolgens wordt met behulp van kengetallen de benodigde menskracht omgezet in een kwantitatieve ruimtebehoefte;
Inleiding
2
In het derde hoofdstuk wordt het beschikbare aanbod in de eerste lijn geschetst en ingegaan op de wensen en ambities van aanbieders en andere stakeholders;
In het vierde hoofdstuk volgen de conclusies en een advies over de rol van de gemeente en opties voor beleid. Onderzoeksresultaten en advies zijn gespecificeerd naar de drie woonkernen in Pijnacker-Nootdorp.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
3
Hoofdstuk 2 Vraag en aanbod in de eerste lijn De vraag naar eerstelijnszorg hangt sterk samen met de specifieke samenstelling van een bevolking. In het bijzonder de leeftijdsverdeling va n de bevolking, de huishoudensamenstelling, het aandeel allochtonen en de inkomenssituatie zijn van invloed 1
op behoefte aan eerstelijnszorg. De eerste stap is om de omvang van de relevante bevolkingsgroepen in de woonkernen te bepalen. Voor de huidige situatie is dit een kwestie van koppen tellen. Voor de toekomstige samenstelling van de bevolking naar leeftijdsklassen, etniciteit en inkomenspositie is de gemeentelijke bevolkingspro gnose gebruikt. De bijbehorende capaciteit aan eerstelijnszorg is vervolgens een rekensom aan de hand van het gemiddelde zorggebruik onder de betreffende bevolkingsgroepen.
2.1
De actuele behoefte en het beschikbare aanbod Het CBS houdt de bevolkingsgegevens voor alle gemeenten bij. Voor de drie kernen van de gemeente Pijnacker-Nootdorp is dus de benodigde informatie bekend. We kunnen de actuele behoefte aan eerstelijnszorg direct vaststellen door de relevante bevolkingsgegevens in te vo eren in de formules met de bijbehorende kengetallen (zie de separate bijlage Verantwoording ramingen en achtergrondgegevens). F i g u u r 1 D e t h e o r e t i s c h e b e h o e f t e a a n e e rs t e l ij n s z o rg in 2 0 1 0 Pijnacker Nootdorp Delfgauw Totaal Huisartsenzorg (fte) 8,7 6,8 3,2 18,7 Mondzorg (fte) 8,2 6,9 3,4 18,5 Fysiotherapie (fte) 14,7 11,3 5,2 31,2 Apotheken* 2,6 2,0 0,9 5,5 Huishoudelijke hulp** (uren) 173.000 123.000 58.000 353.000 Verpleging en verzorging (uren) 48.000 33.000 15.000 96.000 Eerstelijnspsychologen (fte) 1,6 1,4 0,6 3,6 Algemeen Maatschappelijk Wek (fte) 3,0 2,5 1,2 6,7 Verloskundigen 1,8 1,5 0,7 4,0 * een gemiddelde apotheek bestaat uit 1,5 apothekers en zes apothekerassistenten ** inclusief particuliere zorg en mantelzorg
De gebruikte kengetallen zijn ervaringscijfers van zorgcontacten en recepten e.d. per onde rscheiden bevolkingsgroep. In de bovenstaande figuur zijn die contacten weer omgerekend naar hanteerbare eenheden als FTE, aantallen apotheken en uren zorg. Het blijft een theoretische uitwerking omdat het feitelijk gebruik van de eerstelijnszorg in een gemeente altijd boven of
1
Zantinge, E. e.a. (2007), Verdieping van de Vraag Aanbod Analyse Monitor (de VAAM 2.0): delen A en B, het NIVEL, Utrecht. In bijlage 1 van dit rapport staat de gebruikte operationele definitie van eerste lijn.
Vraag en aanbod in de eerste lijn
4
onder het landelijke gemiddelde zal liggen. Voor een relatief jonge bevolking moet het draagvlak voor huisarts en apotheek wat ruimer zijn om voldoende vraag te genere ren. Voor bewoners van achterstandswijken kun je met minder inwoners toe dan de normpraktijk omdat een kleiner patiëntenbestand per huisarts en apotheek een hogere zorgvraag oplevert. F i g u u r 2 A f g e n o m e n e e r s t e l i j n s z o rg n a a r b e s c h ik b a re c a p a c it e i t (p e ild a t u m a p ri l 2 0 1 0 )
Huisartsen (fte) Tandartsen (fte) Fysiotherapie (fte) Apotheken Huishoudelijke hulp* (uren in 2009) Verpleging en verzorging (uren in 2009) Eerstelijnspsychologen (fte) Algemeen Maatschappelijk Werk (fte) Verloskundigen
Pijnacker 9,1 4,0 20,0 3,0 32.607 21.795 1,6 1,9 2,2
Nootdorp 5,0 9,6 4,8 2,0 15.915 13.197 0,8 2,1 1,0
Delfgauw 2,0 1,6 2,4 1,0 14.949 15.023 0,8 0,0 0,8
Totaal 16,1 15,2 27,2 6,0 63.471 50.015 3,2 4,0 4,0
* uitsluitend geïndiceerde zorg op grond van de WMO en de AWBZ.
In de bovenstaande figuur is de feitelijk beschikbare capaciteit weergegeven. We hebben de capaciteit in FTE opgevraagd en waar dat niet mogelijk is hebben we als rekenregel 0,8 FTE per opgegeven persoon aangehouden. Voor de interpretatie van de cijfers is het van belang te weten dat de huidige bevolking van de gemeente (48.000 inwoners) als volgt verdeeld is over de woonkernen: 45% woont in Pijnacker, 37% in Nootdorp en 18% in Delfgauw. De theoretische behoefte (figuur 1) gaat ongeveer gelijk op met de omvang van de kernen. Bij de feitelijke verdeling van de capaciteit over de kernen in figuur 2 blijken disciplines meer en minder ‘kerngebonden’. De huisartsen hebben hun verzorgingsgebied dicht in de buurt en er is dus ook een evenredige verdeling over de woonkernen. Dat geldt ook voor de apotheken die hun klantenkring grotendeels in de directe omgeving hebben. Voor tandartsen en fysiotherapeuten is het vestigingspatroon grilliger. Huisartsen en verloskundigen moeten goed bereikbaar en snel ter plekke zijn waardoor aanbieder en klanten tenminste in dezelfde woonkern wonen of gevest igd zijn. Voor andere disciplines als fysiotherapeuten, tandartsen of diëtisten is dat niet zo noodzakelijk en dat leidt tot een minder gebiedsgericht vestigingspatroon. Sommige eerstelijnsvoorzieningen in de gemeente zijn regionaal bekend en werkzaam zoals het trainingscentrum De Viergang in Pijnacker dat zich op heel Haaglanden richt.
2.2
Confrontatie van vraag en aanbod De theoretische verdeling voor 2010 kunnen we nu toetsen aan het feitelijke aanbod. Er zijn wel wat slagen om de arm bij deze vergelijking nodig omdat de behoeftebepaling berust op het zorggebruik op basis van landelijke ervaringsgegevens en het aanbod in Pijnacker-Nootdorp is afgeleid van de beschikbare (para)medici op een specifiek moment. Huisartsen: 18,7 FTE behoefte versus 16,1 FTE beschikbaar Vergelijken we de actuele behoefte (figuur 1) met het beschikbare aanbod (figuur 2) dan is er in de gemeente per saldo een klein tekort aan huisartsen. Wanneer we uitgaan van een ‘evenredige’ verdeling naar woonkernen is Pijnacker verhoudingsgewijs goed bedeeld en is de capaciteit aan huisartsen in Delfgauw en Nootdorp aan de krappe kant. Het is vanuit de beide laatste kernen echter goed mogelijk om naar huisartsen in buurgemeenten te gaan. Het Haagse gezondheidscentrum De Reef is bijvoorbeeld vanuit Nootdorp goed bereikbaar en voor bewoners van Delfgauw is Delft naast de deur. In de moderne huisartsenpraktijk is het al min of
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
5
meer gangbaar dat huisartsen part-time werken. Dat houdt ook in dat er enige reservecapaciteit beschikbaar is. Tandartsen: 18,5 FTE behoefte versus 15,2 FTE beschikbaar De beschikbare capaciteit aan tandartsen loopt op het niveau van de gemeente achter bij de capaciteit die men op grond van het landelijke gemiddelde zou verwachten. De verdeling van capaciteit over de woonkernen is recentelijk veranderd door tandartsen uit Pijnacker die naar de nieuwe groepspraktijk De Trommel in Nootdorp zijn gegaan. Daaruit blijkt al dat een tandartspraktijk zich niet per se in de directe nabijheid van de eigen patiënten hoeft te bevinden. Het tekort aan tandartszorg in de gemeente kan worden gecompenseerd door overloop naar de buurgemeenten (Delfgauw naar Delft en Nootdorp naar Den Haag). Fysiotherapeuten: 31,2 FTE behoefte versus 27,2 FTE beschikbaar Er is per saldo een tekort aan fysiotherapeuten in de gemeente. Er is in Pijnacker een relatief ruim aanbod van fysiotherapeuten dankzij het trainingscentrum De Viergang dat een regionale vraag bedient. In de beide andere woonkernen is de capaciteit aan fysiotherapeuten beperkt . Ook hier is overloop naar de andere kernen of buurgemeenten mogelijk. Apotheek: 5,5 nodig versus 6 beschikbaar Een gemiddelde apotheek staat voor een capaciteit voor 1,5 FTE apotheker en 6 FTE assistentie. Deze capaciteit staat onder druk omdat door het huidige bezuinigingsbeleid (inperking van duur medicijngebruik) met dezelfde vraag minder opbrengsten worden gerealiseerd. De verdeling van apotheken over de kernen loopt ongeveer gelijk op met de theoretische ver deling. Waarbij moet worden aangetekend dat één ‘slapende’ apotheek in Pijnacker niet is meegeteld. De markt in Pijnacker lijkt gelet op de huidige behoefte wat verzadigd. Thuiszorg: 449.000 uur nodig versus 113.486 uur besteed in 2009 Binnen het kader van dit onderzoek was het niet mogelijk alle vormen van thuiszorg t e meten. In figuur 2 is de feitelijk afgenomen zorg alleen de geïndiceerde zorg op grond van de WMO en de AWBZ. De hogere theoretische cijfers uit figuur 1 zijn afkomstig van de VAAM en berusten op een behoefteonderzoek naar alle vormen van benodigde thuiszorg, ook met volledig eigen financiering of mantelzorg. Verhoudingsgewijs zijn veel uren huishoudelijke hulp (WMO) en verpleging en verzorging (AWBZ) in Delfgauw besteed. Deze afwijkende verdeling van thuiszorg over de woonkernen heeft te maken met de aanwezigheid van het woonzorgcomplex Emerald in Delfgauw waar ouderen met hulp van (extramurale) zorg zelfstandig kunnen wonen. In Delfgauw is de zorgvraag voor een deel geïmporteerd uit de omringende gemeenten en datzelfde zou met de oplevering van het woonzorgcentrum in Keijzershof ook in Pijnacker kunnen gebeuren. Het jaarresultaat in 2009 aan huishoudelijke hulp (WMO) is met 63.000 uur flink lager dan de 100.000 uur die de gemeente aan beschikkingen heeft afgegeven. Dat zou te maken kunnen hebben met de personele bezetting van de aanbieders, de wijze van indiceren of met terughoudendheid bij de zorgvragers. Onderzoek zou moeten uitwijzen welke factoren hebben geleid tot dit relatief lage verbruik van afgegeven beschikkingen. In veel eerstelijnscentra wordt de thuiszorg gekoppeld aan het consultatiebureau met specifieke voorzieningen voor de consultatiebureau-arts en verpleegkundigen naast meer typische thuiszorgzaken als uitleen van verpleegartikelen. Eerstelijnspsychologen: 3,6 FTE behoefte versus 3,2 FTE beschikbaar In de gemeente zijn volgens onze inventarisatie vier eerstelijnspsychologen met solopraktijk: één in Delfgauw, één in Nootdorp en twee in Pijnacker. In dit geval is de rekenregel 0.8 FTE per persoon toegepast en dat wil zeggen dat we de beschik bare capaciteit schatten op 3,2 FTE met
Vraag en aanbod in de eerste lijn
6
een mogelijk maximum van 4 FTE. Drie van de vier psychologen huren ruimte in gezondheidscentra (Meander, De Noot en gezondheidscentrum Pijnacker). De benodigde en beschikbare capaciteit is beperkt en evenredig verdeeld over de woonkernen. Maatschappelijk werk: 6,4 FTE behoefte versus 4 FTE beschikbaar Het algemeen maatschappelijk werk heeft vestigingen in Pijnacker en Nootdorp. Vermoedelijk zullen de bewoners van Delfgauw naar de vestiging in Nootdorp gaan. Het algemeen maatschappelijk werk biedt een professionele dienstverlening gefinancierd door de gemeente. De huidige capaciteit ligt lager dan de normstelling die in de VAAM wordt gehanteerd. Het algemeen maatschappelijk werk is naar inhoud en omvang afhankelijk van lokale behoefte en eigen beleid. Verloskunde: 4 FTE behoefte versus 4 FTE beschikbaar Er zijn twee verloskundigenpraktijken in de gemeente werkzaam. Er is één praktijk met als verzorgingsgebied Pijnacker en Nootdorp. In Delfgauw is de verloskundigenpraktijk De Hoed uit Delft actief. De benodigde en beschikbare capaciteit loopt gelijk op en ook de capaciteitsverdeling over de kernen is zoals de vraag voorschrijft. De verloskundigen huren ruimten in de gezondheidscentra (Meander, De Noot en Tolhek). Resumé Er is altijd speling tussen een landelijk afgeleid e normstelling en het feitelijke aanbod in een gemeente. De balans die landelijk op nul zou uitkomen slaat hier vooral uit naar een beperkt aanbodtekort aan huisartsen, tandartsen en fysiotherapeuten. Het tekort aan huisartsen wordt ingelopen door de vestiging van een nieuwe huisartsenpraktijk in het gezondheidscentrum Keijzershof en de komst van een nieuwe huisarts in De Noot. De actuele tekorten aan tandartsen en fysiotherapeuten lijken meer substantieel. Het beschikbare aanbod beperkt zich echter niet tot de tandartsen en fysiotherapeuten die in de gemeente zijn gevestigd. De gemeente ligt ingesloten tussen Delft, Den Haag en Rotterdam. Er is zeker overloop van en naar de buurg emeenten als het gaat om eerstelijnszorg. In hoeverre die overloop deze tekorten compenseert dan wel dat er sprake is van ‘onderconsumptie’ valt op basis van dit onderzoek niet vast te 2 stellen. Het aanbod van apotheken lijkt op het moment voldoende. De thuiszorg is een wat lastige discipline in deze reeks omdat deze voor een deel buiten de (para)medische sector valt. Er zijn bijvoorbeeld schoonmaakbedrijven voor deze taken ingeschakeld. Het aanbod van eerstelijnspsychologen en de verloskundigen lijkt passend voor de vraag binnen de gemeente. Het aanbod van algemeen maatschappelijk werk ligt onder verschillende landelijke normstellingen. De feitelijke behoefte is echter de bepalende factor in de gemeentelijke afweging. De verhouding tussen actuele vraag en beschikbaar aanbod is hiermee vastgesteld. De volgende stap is de toekomstige vraag te bepalen aan de hand van de bevolkingsprognoses voor de ge meente.
2.3
De behoefte aan eerstelijnszorg in de toekomende tijd De berekening van de toekomstige behoefte aan eerstelijnszorg gebeurt met dezelfde formules waarmee kengetallen voor het gemiddelde zorggebruik onder bevolkingsgroepen worden gekoppeld aan de omvang van deze bevolkingsgroepen. De kengetallen zijn de constanten in de formule en voor de toekomstige omvang van bevolkingsgroepen naar leeftijd, huishouden, inkomen en etniciteit zijn prognoses gemaakt. In onze berekeningen gaan we uit van de prognose 2
Dat is overigens door verzekeraars goed te doen door het zorggebruik van bewoners van Pijnacker Nootdorp te koppelen aan de vestigingsplaats van de zorgverlener.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
7
opgesteld door Pronexus waarbij de woningvoorraad tot 2018 met bijna 5.000 woningen toeneemt. Deze prognose neemt het beschikbare areaal van nieuwbouwplannen als basis en kan in die zin als realistisch worden beschouwd. De ‘harde plancapaciteit’ in de gemeente is vooral gesitueerd in de kern Pijnacker (met name Keijzershof en Ackerswoude). Na 2018 vlakt de bevolkingsgroei volgens deze prognose af omdat de uitbreiding van de woningvoorraad is voltooid. Zoals bij elke prognose zijn er onzekerheden. De voorspellingen voor de verre toekomst zijn uiteraard meer onzeker dan de nabije toekomst. Op het moment stagneert de woningbouw en het is dus goed mogelijk dat de beschikbare plancapaciteit over een langere tijdsperiode wordt benut. Het staat ook niet vast of de uitbreiding dan is voltooid. De woningmarkt zal in dit deel van de Randstad vermoedelijk niet zo snel verzadigd raken. In de onderstaande tabellen is met alle mitsen en maren de gemeentelijke bevolkingsprognose toegepast om de behoefte aan eerstelijnszorg cumulatief te bepalen naar peiljaar en per kern. In de figuren is de ontwikkeling van de capaciteitsbehoefte na 2010 voor de drie woonkernen weergegeven. De actuele behoefte in 2010 is op nul gehouden. F i g u u r 3 O n t w i k k e l in g c a p a c it e it s b e h o e f t e ( 2 0 1 0 = n u l ) Pijnacker
Nootdorp
Delfgauw
2015
2020
2015
2020
2015
2020
Huisartsen (FTE)
+2,5
+5,0
+0,7
+0,8
+0,3
+0,3
Tandartsen (FTE)
+1,8
+4,3
0,0
-0,1
0,0
-0,1
Fysiotherapeuten (FTE)
+3,2
+7,4
+0,9
+1,5
+0,5
+0,6
Apotheken (aantal)
+0,8
+1,4
+0,2
+0,2
+0,1
-0,1
Eerstelijnspsychologen (FTE)
+0,3
+0,8
0,0
0,0
0,0
0,0
Maatschappelijk werk (FTE)
+0,7
+1,5
0,0
-0,1
0,0
-0,1
Verloskundigen (FTE)
+0,4
+0,9
-0,0
-0,3
-0,1
-0,1
De thuiszorg is in deze uitwerking buiten beschouwing gelaten omdat de kengetallen van VAAN voor de theoretische behoefte sterk afwijken van de feitelijk bestede uren in de gemeente en er geen duidelijke relatie bestaat met het voorzieningenniveau (ruimtebehoefte). Op basis van de gebruikte prognose zien we vooral een toename aan benodigde eerstelijnszorg in de woonkern Pijnacker en dat is verklaarbaar omdat de gebruikte prognose berust op de veronderstelling dat er tot 2018 in Pijnacker ongeveer 5.000 woningen bij zullen komen en dat betekent bevolkingsgroei en dus meer behoefte aan eerstelijnszorg. In de periode van 2020 tot 2030 is het uitgangspunt van de prognose dat in de gemeente – en dus ook in de woonkernenalleen vervangende nieuwbouw zal plaatsvinden. Dat levert een afvlakking van de bevolkingsgroei op en dat houdt ook in dat de behoefte aan eerstelijnszorg vanaf 2020 weinig fluctueert.
Vraag en aanbod in de eerste lijn
8
Pijnacker De behoefte aan fysiotherapie is in Pijnacker koploper met geleidelijke toename tot 9,9 FTE in 2030. In 2010 was de theoretische behoefte 14,7 FTE en in 2020 is dat opgelopen tot 22,1 FTE. Ook de behoefte aan huisartsen kent een doorgaande stijging met een toename in deze periode rond de 6 FTE waarvan de grootste groei met 5 FTE tot 2020. De behoefte aan tandartsen loopt met de toename van de bevolking eerst op tot 2020 en daarna terug. Anders dan voor fysiotherapie en huisartszorg lijkt de behoefte aan tandartsen niet mee te groeien met de vergrijzing. De uitbreidingsbehoefte aan maatschappelijk werk, de eerstelijnspsychologen en verloskunde ligt de komende 20 jaar rondom een niveau van 1 FTE. In die periode loopt ook de behoefte aan apotheken op met 1,4 en is er voor de gehele woonkern behoefte aan 4 apoth eken. Nootdorp Voor Nootdorp ligt geen uitbreiding van de woningvoorraad in het verschiet en dat werkt via de bevolkingsprognoses door in de gemeten capaciteitsbehoefte. Voor fysi otherapeuten en huisartsen is een lichte stijging te zien. Voor de andere disciplin es is een daling van de capaciteit op komst. De beide apotheken zullen het vermoedelijk wat drukker krijgen, maar er is onvoldoende vraag om in Nootdorp een derde apotheek te vestigen (van 2 naar 2,3). Delfgauw Delfgauw heeft het formaat van een woonwijk met zo’n 9000 inwoners. Er staan enkele kleine inbreidingsplannen op het programma en het ziet er dus niet naar uit dat de bevolking de komende jaren in aantal zal toenemen. Integendeel, er is zelfs enige kans op krimp omdat er meer gezinsverdunning optreedt doordat kinderen de deur uitgaan en buiten de woonkern gaan wonen. De vergrijzing levert nog enige lichte groei op in de vraag naar fysiotherapie en huisar tsenzorg. Maar het zijn erg kleine aantallen die goed binnen de bestaande voorzieningen ku nnen worden opgevangen. Delfgauw heeft precies de benodigde omvang voor één apotheek en dat is in 2030 nog zo.
2.4
Van capaciteit naar ruimtebehoefte Er zijn indicatieve maten van het (voormalige) College Bouw Zorginstellingen voor de ruimteb e3 hoefte per discipline. We gebruiken de variant ‘standaardkwaliteit’ in netto vloeroppervlak per 2 2 2 FTE (inclusief wachtruimten): huisarts 83 m , tandarts 49 m m , fysiotherapeut 83 m , eerste2 2 2 lijnspsycholoog 33 m , maatschappelijk werk 21 m , verloskundigen 61 m . Een apotheek heeft 2 in deze normstelling een netto vloeroppervlak van 220 m . De ruimtebehoefte is dan te bepalen door de capaciteitsbehoefte (in figuur 3) in FTE met behulp van deze maatvoering om te zetten naar vierkante meters. In de volgende figuur is dat voor Pijnacker gedaan. Voor Nootdorp en Delfgauw is die exercitie minder relevant omdat er nauwelijks sprake is van een uitbreidingsbehoefte na 2010 en dus ook weinig ruimtevraag.
3
Tabel Ruimtebehoefte eerstelijnsdisciplines, College Bouw Zorginstellingen, bewerking RIGO (zie bijlage 2).
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
9
2
F i g u u r 4 R u i m t e b e h o e f t e e e rs t e li j n P ij n a c k e r in m ( 2 0 1 0 = n u l) 2015
2020
2025
2030
Huisartsen
+207,5
+415
+465
+490
Tandartsen
+88
+211
+220,5
+216
Fysiotherapeuten
+266
+614
+739
+822
Apotheken
+176
+308
+352
+352
Eerstelijnspsychologen
+10
+26
+26
+26
Maatschappelijk werk
+15
+31,5
+34
+31,5
Verloskundigen
+24
+55
+43
+37
786,5
1660,5
1879,5
1974,5
Totaal (netto in m 2 )
Voor het totaal benodigde vloeroppervlak in een gezondheidscentrum moet bij deze nettooppervlakten nog 50% worden bijgeteld voor verkeersruimten en ruimten voor installaties en constructies (NEN 2580). De behoefte aan eerstelijnsvoorzieningen neemt vooral toe tot 2020 en dat heeft zoals gezegd te maken met het uitgangspunt dat er tot 2020 nog 5000 woningen bijkomen (VINAC) en daarna alleen vervangende nieuwbouw. De capaciteitsbehoefte naar de onderscheiden disciplines en de daarmee verbonden ruimtebehoefte is op basis van de bevolkingsontwikkeling in de woonkern bepaald. Dat wil nog niet zeggen dat die voorzieningen ook in Pijnacker zullen worden gevestigd. Alleen de huisvestingsvraag van huisartsen en apotheken richt zich vrijwel volledig op huisvesting in de directe omgeving. In Pijnacker zal bijvoorbeeld de komende jaren ook aan de orde komen of een slapende apotheek zal worden gewekt of dat er andere huisvesting komt (1,5 apotheek erbij in 2020). Voor fysiotherapeuten zal de vraag naar praktijkruimten in Pijnacker sterk op lopen. Anders dan de huisartsen en tandartsen laat fysiotherapie een stijgende lijn zien. De uitbreidingbehoefte voor de andere disciplines is beperkt en leidt ook niet tot een substantiële huisvestings vraag. De huisvestingvraag is niet alleen kwestie van volume, maar ook een kwestie van verdeling over de woonkern en kwaliteit van de beschikbare voorzieningen. In het volgende hoofdstuk wordt deze kwalitatieve vraag verder toegelicht aan de hand van de wensen en inzichten van lokale aanbieders en ondersteunende instanties.
Vraag en aanbod in de eerste lijn
10
Hoofdstuk 3 Kwalitatieve verkenningen In de vorige hoofdstukken is de behoefte aan eerstelijnsvoorzieningen in kwantitatieve termen geschetst. Om de lokale omstandigheden en nieuwe ontwikkelingen in beeld te krijgen zijn gesprekken gevoerd met zorgverleners en ondersteunende organisaties. 4 Hoe is het gesteld met het huidige aanbod? Is er behoefte aan meer regie en lokaal beleid ten aanzien van het voorzieningenniveau? En welke rol zou de gemeente volgens de aanbieders moeten spelen?
3.1
Concentratie en spreiding van de eerste lijn Wanneer we de gemeente van zuid naar noord doorkruisen, komen we eerst het Medisch Centrum Meander in Delfgauw tegen waar twee huisartsen praktijk houden. D e apotheek van Delfgauw bevindt zich aan de overkant van de straat (zie plattegrond). Met uitzondering van de tandartsen, logopedie en diëtisten is de gehele eerste lijn van Delfgauw in dit centrum gevestigd. Wanneer we vervolgens doorsteken naar Pijnacker komen we aan bij de noodvoorziening Tolhek waar de eerste lijn voor Pijnacker-Zuid is gevestigd met o.a. drie huisartsen binnen één grote praktijk, een apotheek, twee tandartsen en de verloskundigenpraktijk. Dit centrum zal binnenkort in zijn geheel overgaan naar een permanente voorziening in Keijzershof en worden uitgebreid met een nieuwe huisartsenpraktijk. Op weg naar het noorden komen we vervolgens langs De Binkhorst waar de oudste groepspraktijk van Pijnacker is gevestigd. Het pand is in eigendom en er werken vier huisartsen samen in één praktijk. Verder zijn er rondom het centrum van Pijnacker twee grotere praktijken (Timmermans en Van der Werff) en er is de solopraktijk van de heer Stockman die de praktijkruimte huurt van zijn voorganger. In de Stationsstraat zijn twee apotheken gevestigd. We eindigen in Nootdorp waar drie huisartspraktijken zijn gevestigd in het gezondheidscentrum De Noot samen met de apotheek Veenhage. Zij verhuren weer delen van het centrum door aan andere (para)medici. Naast de drie gecombineerde praktijken zijn er in Nootdorp nog twee solopraktijken van huisartsen en er is een afzonderlijke apotheek. In Pijnacker-Nootdorp is geen ziekenhuis, geen ambulancedienst en de huisartsenposten zijn in Delft, Den Haag en Rotterdam.
4
Dat zijn verschillende zorgverleners in de eerste lijn, de woningcorporatie Rondom Wonen, EerstelijnsOndersteuning (ELO), de Facilitaire Stichting Gezondheidszorg (FSG) en de zorgverzekeraar DSW. De g espreksverslagen zijn als bijlage 3 van dit rapport opgenomen.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
11
3.2
De veranderende kwaliteitsvraag Er is meer behoefte aan gecombineerde praktijken en dat stelt andere eisen aan de huisvesting. De solopraktijk aan huis is een zeldzaamheid geworden. Tegenwoordig gaan ook huisarts en naar hun werkplek buiten de deur waar zij met collega’s en medewerkers werkruimten en soms praktijken delen. Het is beter mogelijk om part-time werken en dat maakt het beroep weer aantrekkelijker voor vrouwen. Door het substitutiebeleid van de rijksoverheid krijgen de huisartsen nieuwe taken vanuit de tweede lijn en tegelijkertijd delegeren zij uitvoerende taken naar een groeiende schare medewerkers. De rol van de huisarts verschuift naar meer managemen tachtige taken zoals het aansturen en opleiden van het ondersteunend personeel. De huisvestingseisen veranderen mee met deze functionele veranderingen. Er is vooral meer ruimte n odig. Dat is goed te zien aan de landelijke tendens om voormalige scholen te verbouwen tot accommodaties voor huisartsenpraktijken. In elk van de drie woonkernen zijn betrekkelijk nieuwe gezondheids centra die beantwoorden aan deze nieuwe huisvestingsvraag. Het centrum Keijzershof wordt op korte termijn opgeleverd, De Noot bestaat pas enkele jaren en ook De Meander in Delfgauw is niet ouder dan tien jaar. Het zijn alle drie multidisciplinaire centra met inpandig of op loopafstand een apotheek, verloskundigen, en soms ook fysiotherapie, tandarts of eerstelijnspsycholoog. De ontwikk elingsachtergrond van de drie centra is sterk verschillend: particuliere ontwikkeling in Delfgauw, ontwikkeling door de Facilitaire Stichting Gezondheidszorg (FSG) in Nootdorp en in Keijzershof is het centrum door de lokale woningcorporatie Rondom Wonen ontwikkeld. FSG en de woningcorporatie houden het vastgoed in eigendom om de continuïteit in het voorzieningenaanbod voor de langere termijn te waarborgen. De prijs van het vastgoed kan anders weer een beletsel gaan vormen voor de vestiging van huisartsen en apotheken. De toekomstige huisvestingsvraag Over Nootdorp en Delfgauw kunnen we kort zijn. Geen van onze informanten heeft te kennen gegeven dat de huidige huisvesting van de eerste lijn moet worden vervangen of uitgebreid. Er zijn nieuwe voorzieningen die centraal gelegen zijn, goed bereikbaar (parkeermogelijkheden) en beantwoorden aan de huidige en toekomstige capaciteitsbe hoefte. De groei van de eerste lijn is in Pijnacker te verwachten door de uitbreiding van de woningvoorraad. Het gaat om o ngeveer 5000 woningen waarvan 2300 in Keijzershof en 1300 in Ackerswoude aan de oostkant van het centrum. Daarnaast is er enige capaciteitsgroei nodig door de vergrijzing en mogelijk zullen enkele bestaande solo- en duopraktijken opgaan in nieuwe voorzieningencentra. De ontwikkeling van Ackerswoude en Keijzershof levert een huisvestingsopgave voor de eerste lijn op en vormt ook een aangrijpingspunt om te komen tot een reorganisatie van het bestaande aanbod. We ontlenen aan de verschillende suggesties drie vestigingsprofielen (zie intervie wverslagen). 1) Het gezondheidscentrum in Keijzershof bedient geheel Pijnacker-Zuid en vanuit een centrumlocatie wordt de nieuwe vraag in Ackerswoude bedient; 2) Het verzorgingsgebied vanuit Keijzershof is te uitgestrekt en er komt een nieuwe voo rziening in Pijnacker-Midden, vermoedelijk aan de oostkant van de spoorbaan om de koppeling met Ackerswoude te kunnen leggen; 3) Er komt een nieuwe voorziening in Ackerswoude voor de nieuwe vraag maar met uitl opers naar het naar het zuiden en westen om een deel van de bestaande vraag over te nemen. De sleutel voor het accommodatiebeleid ligt in de uitbreidingsopgave. Op het moment zijn bouwinitiatieven op een laag pitje gezet. Gelet op de doorlooptijd voor de ontwikkeling v an de gezondheidscentra is het raadzaam om bijtijds een koers uit te zetten.
Kwalitatieve verkenningen
12
3.3
De gewenste rol van de gemeente Er leven bij de informanten verschillende verwachtingen over de rol die de gemeente zou moeten spelen bij de ontwikkeling van huisvesting voor de eerste lijn. Volgens sommige aanbieders dient de gemeente gunstige voorwaarden te scheppen voor particuliere ontwikkeling van infrastructuur. Andere aanbieders zien vooral heil in een sociale ontwikkeling, dat wil zeggen tegen maatschappelijk aanvaardbare huurprijzen. Dat er verschillende verwachtingen zijn is te begrijpen in een sector die gekenmerkt wordt door diversiteit. In het verleden heeft de gemeente vooral een reactieve houding gehad op concrete huisvestingsvragen vanuit de eerste lijn, zo is de gedeelde ervaring van de informanten. De ontwikkeling van gezondheidscentra is meer dan stenen stapelen. De gemeente moet ook enige regie voeren bij de selectie van gebruikers, constateert een plaatselijke apotheker. De aanbieders moeten met elkaar door één deur kunnen en het kan ook niet zo zijn dat nieuwk omers worden buitengesloten. De les is dan om ook de mogelijke toekomstige gebruikers bij de planvorming te betrekken. FSG sluit om die reden zoveel mogelijk aan bij lokale initiatieven en wensen van huisartsen om tot een toekomstbestendig niveau van huisvesting te komen. De aansluiting bij initiatieven van ‘onderop’ is ook belangrijk om te vermijden dat complexen deels leeg blijven staan, een andere bestemming krijgen of minder goed passen bij het gebruik. Bo uwen voor een anonieme markt maakt dat huisvestingsoplossingen een meer ‘opgelegd’ karakter krijgen en dat het aanbod voortdurend moet worden aangepast. Vormen van contact De eerste lijn is allerminst een organisatorische eenheid. Er is geen verenigingsstructuur en zelfs onderlinge contacten of structureel overleg binnen de afzonderlijke beroepsgroe pen zijn – buiten de eigen werkkring – beperkt en vooral functioneel per kern. Onderling overleg binnen de huisartsengroep was vroeger meer nodig omdat men voor elkaar waarnam en de nachtdiensten moest regelen. Dat is met de komst van de permanente huisartsenpost minder noodzak elijk. Wanneer het om accommodatiebeleid gaat, krijgt de gemeente de suggestie om eerst in gesprek te gaan met de huisartsen omdat die als toegangspoort naar de andere disciplines fungeren. De gezamenlijke huisvesting van de eerste lijn heeft vooral voordelen in de combinatie van huisartsen, apothekers en fysiotherapeuten. Voor verloskundigen en tandartsen heeft de nabijheid van andere disciplines niet direct een meerwaarde. Ook FSG neemt de huisartsen als invalshoek omdat hun inkomsten niet van dien aard zijn dat zij commerciële prijzen voor de benodigde werkruimten kunnen betalen. Daarbij moet wel worden aangetekend dat die constatering evenzeer geldt voor fysiotherapeuten en in toenemende mate voor de apothekers .
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
13
Hoofdstuk 4 Conclusies en advies De positie van een kleine groeigemeente is niet ee nvoudig. Er is veel werk aan de winkel en er staan grote belangen op het spel. Het eigen accommodatiebeleid beperkt zich tot de formele taakstellingen voor onderwijs, nutsvoorzieningen en eigen hui svesting. De huisvesting van de eerste lijn kan dan in de verdrukking raken: wel belangrijk maar geen directe gemeentelijke verantwoordelijkheid . Er is echter een toenemende vervlechting van gemeentelijke taken en activiteiten van professionals in de eerste lijn. Daarom is het van belang dat de gemeente in deze re latie haar eigen uitgangspunten expliciet naar voren brengt.
4.1
Conclusies Op verzoek van de gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft RIGO een kwantitatieve en kwalitatieve verkenning uitgevoerd naar de actuele en toekomstige behoeften aan voorzieningen in de ee rste lijn. De verkregen informatie dient vergezeld te gaan van een advies over de rol die de g emeente kan innemen en de beleidsmaatregelen die daarbij horen. In dit laatste hoofdstuk pr esenteren we de conclusies van de verkenning en een advies voor een standpuntbepaling van de gemeente. Beschikbaar aanbod De betrokkenheid van een gemeente met de eerstelijnszorg heeft eerst en vooral te maken met de vraag of er genoeg voorzieningen zijn en of die voorzieningen goed bereikbaar zijn. Uit de interviews met de aanbieders en de kwantitatieve inventarisatie komen we tot de volgende conclusie. In elk van drie woonkernen in Pijnacker -Nootdorp is een vrij volledig aanbod van eerstelijnszorg aanwezig. Enige schaarste aan huisartsenzorg deed zich voor in Nootdorp waar nieuwe patiënten voor De Noot werden doorverwezen naar het nabijgelegen Haagse centrum De Reef. Met de komst van een nieuwe huisarts in De Noot kunnen daar weer nieuwe patiënten worden aangenomen. Apotheken zijn er in de gemeente zelfs meer dan voldoende en eve nredig verdeeld over de woonkernen. De gezondheidscentra in Nootdorp en Delfgauw zijn centraal gelegen en ook voor ouderen en minder mobiele bezoekers goed bereikbaar. Met het nieuwe centrum in Keijzershof komt de eerste lijn ook in Pijnacker -Zuid meer centraal te liggen en bereikbaar met de Randstadrail. De huisartsenposten zijn in de buurgemeenten en ook voor ee rste hulp of directe opname zijn de bewoners van Pijnacker -Nootdorp aangewezen op voorzieningen in de buurgemeenten (ambulancedienst en ziekenhuis ). Dit hiaat in het zorgaanbod is in deze verkenning naar voren gebracht maar niet duidelijk is of dit gezondheidsrisico´s voor de burgers van Pijnacker-Nootdorp oplevert. Pijnacker-Nootdorp biedt over het geheel genomen een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor de beroepsgroepen in de eerste lijn. Er is een aanbod dat goed is afgestemd op de veranderende huisvestingsvraag. Elke woonkern heeft een gezondheidscentrum waar twee of drie huisartsen samenwerken en een apotheek is gevestigd. Uit de interviews is n iet gebleken dat er in de gemeente tekorten zijn in te dure gebieden of in achterstandsgebieden in de gemeente. Nieu w-
Conclusies en advies
14
komers op de markt moeten vaak wel een moeizame weg gaan om een eigen plek te veroveren. Er blijken geen tekorten in capaciteit te zijn. Er is wel sprake (geweest) van gebrek aan geschikte huisvesting voor sommige zorgverleners. Toekomstige kwantitatieve vraag Over Nootdorp en Delfgauw kunnen we kort zijn. Geen van onze informanten heeft te kennen gegeven dat de huidige huisvesting van de eerste lijn moet worden vervangen of uitgebreid. Die conclusie wordt ook bevestigd door onze kwantitatieve behoeftebepaling. Er zijn vrij nieuwe voorzieningen in beide kernen die centraal gelegen zijn, goed bereikbaar (parkeermogelijkh eden) en beantwoordend aan de huidige en toekomstige capaciteitsbehoefte. De toename van de capaciteitsbehoefte in de eerste lijn is vooral te verwachten in Pijnacker. Die toename hangt samen met de verwachte groei van de bevolking door uitbreiding van de woningvoorraad. In Pijnacker zal de komende tien jaar de behoefte op basis van de gehanteerde prognose toenemen met 5 FTE huisartsen en met 1,5 apotheek. Deze vraaguitbreiding moet als bovengrens worden beschouwd omdat de gebruikte prognose berust op de oplevering van 5000 nieuwe woningen tot 2018. Gelet op de huidige stagnatie in bouwactiviteiten lijkt de ui tbreiding van de woningvoorraad en daarmee de behoefte aan capaciteit in de eerste lijn mi nder snel te gaan. De kwantitatieve behoefteraming levert voor Pijnacker-Nootdorp het volgende cumulatieve resultaat in ruimtebeslag op. Omdat de huisvestingsvraag van huisartsen en apotheken zich vrijwel volledig richt op huisvesting in de directe omgeving is die apart genomen. R u i m t e b e h o e f t e e e rs t e l ij n in P ij n a c k e r ( n e t t o v l o e r o p p e r v l a k i n m 2 ) 2015
2020
2025
2030
Huisartsen/apotheek
383,5
723
817
842
Totaal eerste lijn
786,5
1660,5
1879,5
1974,5
De kwaliteitsvraag: aard van de huisvesting en locatiekeuze De huisvestingseisen veranderen mee met de functionele veranderinge n. Er is vooral meer ruimte nodig; de solopraktijk is aan het verdwijnen. Tegenwoordig gaan huisartsen naar hun werkplek buiten de deur waar zij met collega’s en andere beroepsgroepen werkruimten en soms praktijken delen. Door het substitutiebeleid van de rijksoverheid krijgen de huisartsen nieuwe taken vanuit de tweede lijn, meer samenwerking met andere disciplines en tegelijkertijd delegeren zij uitvoerende taken naar een groeiende schare medewerkers. De rol van de huisarts verschuift naar meer managementachtige taken zoals het aansturen en opleiden van het ondersteunend personeel. De uitbreiding van de eerstelijnszorg in Pijnacker zal dan ook moeten beantwoorden aan de veranderende kwaliteitseisen. Het ligt in de rede om te kiezen voor de huisvesting in de vorm van een groepspraktijk. Bij een benodigde capaciteit van 5 FTE huisartsen en 1,5 apotheek en een totale ruimtevraag van 1660 m2 zou het aanbod kunnen bestaan uit één groot centrum of twee kleinere. Het is te verwachten dat wanneer de bouw in het ko mende decennium aantrekt eerst de wijk Keijzershof zal worden afgerond voordat het nieuwe uitleggebied Ackerswoude zal worden ontwikkeld. Keijzershof heeft al een gezondheidscentrum om de uitbreiding van de extra vraag op te vangen. Geredeneerd vanuit de eindsituatie – dat wil zeggen wanneer de uitbreiding is afgerond, zeg 2018 – zijn er verschillende gedachten over de vestiging van nieuwe gezondheidscentra om aan de oplopende vraag en de modernisering van het bestaande aanbod teg e-
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
15
moet te komen. Uit de interviews komen verschillende suggesties (zie vorige hoofdstuk en de interviews). Maar het gaat steeds om één cent rum op verschillende plekken dat draagvlak vindt in de nieuwe vraag vanuit Ackerswoude. Gelet op de vertraagde uitbreiding van de woningvoorraad is de ontwikkeling van een nieuw gezondheidscentrum in de gemeente dus voorlopig nog niet aan de orde. Al blijft het natuurlijk wel zaak om de vinger aan de pols te houden De gewenste rol van de gemeente De eerste lijn is op gemeentelijk niveau geen organisatorische eenheid. Er is geen vertegenwoordigende instantie en zelfs onderlinge contacten of een structureel overleg binnen de a f5 zonderlijke beroepsgroepen zijn – buiten de eigen werkkring – beperkt. Voor de gemeente is er op het moment op lokaal niveau geen duidelijke gesprekspartner of anders gezegd, de gemeente heeft te maken met een diversiteit van gesprekspartners met verschillende belangen. Vanuit de eerste lijn worden verschillende verwachtingen gesteld aan de rol die de gemeente in de vorm van accommodatiebeleid kan spelen. Het accommodatiebeleid moet goede en goe dkope voorzieningen mogelijk maken maar ook gunstige voorwaarden voor particuliere ontwikkeling. Het gaat dan meer om een theoretische rol of een gemiste kans bij de eerdere ontwikk eling van centra omdat nieuwe initiatieven even niet aan de orde zijn. De bestaande infrastru ctuur is toch goed geregeld zonder een actieve inzet van de gemeente, voegt men er aan toe . Er is overigens wel belangstelling voor contact met de gemeente en dat is ook niet verwonderlijk omdat vele beleidsthema’s nauw verbonden zijn met de problemen waar de eerste lijn mee te maken krijgt in het kader van preventie en welzijn. Maar ook bij beleidsthema’s als leefbaarheid, veiligheid en publieke gezondheid hebben gemeente en eerste lijn raakvlakken. De respondenten geven te kennen zeker geïnteresseerd te zijn in vormen van contact met gemeente maar pleiten ook voor een gericht overleg per beroepsgroep of woonkern.
4.2
Advies over mogelijke rol van de gemeente ten opzichte van de eerste lijn Om de eigen positie ten opzichte van de eerste lijn te verhelderen heeft de gemeente Pijnacker-Nootdorp een verkenning laten uitvoeren naar de huidige en toekomstige capaciteitsbehoefte aan eerste lijn waarbij het accent ligt op de gevolgen voor de huisvesting. De verkenning heeft allereerst een actueel en integraal overzicht opgeleverd van de professionals in de eerste lijn die in de gemeente actief zijn. Dat is een eerste en noodzakelijke voorwaarde om tot samenwerking en overleg te komen. Uit onze verkenning valt niet op te maken voor welke rol en voor welk beleid de gemeente zou moeten kiezen. Wel geeft de verkenning aanleiding tot de volgende aanbevelingen.
5
De ruimtebehoefte voor eerstelijnszorg in de woonkern Pijnacker zal op basis van de gebruikte bevolkingsprognose het komende decennium oplopen tot maximaal 1660 m2 netto vloeroppervlak. Met het doel een voldoende en goed bereikbaar aanbod per woonkern te houden is het raadzaam dat de gemeente deze uitbreidingbehoefte in de ruimtelijke planvorming voor de woonkern betrekt. De uitbreiding van het aanbod aan maatschappelijke voorzieningen - waaronder de accommodaties voor eerstelijnszorg is mede afhankelijk van de bevolkingsgroei. Het is van belang dat de gemeente de ontwikkelingen in de woningvoorraad per woonkern blijft monitoren en daaruit ook conclusies trekt voor de benodigde voorzieningen in de eerste lijn.
De gemeente doet er ook in de toekomst goed aan voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van moderne, goed geoutilleerde gezondheidscentra op goed bereikbare
Daar zal vermoedelijk wel verandering in komen wanneer de eerstelijnszorg meer samen g aat werken bij de inkoop van zorg waar de zorgverzekeraars op aansturen (zie interview met DSW in de bijlage).
Conclusies en advies
16
locaties. Waar nodig zal de gemeente verlaagde grondprijzen kunnen hanteren om tot betaalbare huisvestingslasten te komen. Met het oog op de continuïteit van de rgelijke voorzieningen en de effectieve besteding van overheidsmiddelen is het aan te bevelen dat de gemeente in die situaties de voorkeur uitspreekt voor ontwikkeling in de huursector, hetzij door woningcorporaties, hetzij door FSG.
De gemeente hoeft zich echter niet als tegenstander van particuliere ontwikkeling van gezondheidscentra te afficheren. Wel ligt het bij particuliere ontwikkeling voor eigen rekening en risico in de rede dat voor de gronduitgifte en de infrastructuur reguliere marktprijzen worden gehanteerd. Die opstelling moet ook aan initiatiefnemers duidelijk worden gemaakt.
Een punt van aandacht bij de ontwikkeling van gezondheidscentra is de selectie van de gebruikers. De aanbieders moeten met elkaar door één deur kunnen en het kan ook niet zo zijn dat nieuwkomers worden buitengesloten. De les is om toekomstige eindgebruikers op een transparante wijze te selecteren en in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken. Een actieve benadering van de gemeente of van FSG is belangrijk maar altijd in goed overleg met de betrokken gebruikers.
Waar mogelijk zal de gemeente in geval van leegstand van eigen bezit (scholen, bibli otheken) kunnen overwegen of de gebouwen naar locatie en gebouwde structuur mogelijkheden bieden voor hergebruik als accommodaties voor de eerste lijn.
In de doelstellingennota Eerstelijnszorg (2008) worden gemeenten opgeroepen in 2011 een meer aantoonbare rol te spelen in het (eerstelijns) gezondheidszorgbeleid. De gemeente zou zich kunnen uitspreken voor een nauwere samenwerking met de eerste lijn en niet alleen in geval van huisvestingsvragen. Er zijn vele raakvlakken van beleid en van doelgroepen, zoals de maatschappelijke participatie van ouderen en mensen met beperkingen en de ontwikkelingen op het gebied van welzijn en verslavingszorg . Vaak genoemde gemeenschappelijke thema’s zijn: o o o o
Toename van het aantal mensen (en vooral kinderen) met overgewicht ; Vergrijzing en toename van het aantal (oudere) zorgv ragers; De leefbaarheid en sociale samenhang in de wijken; Vermaatschappelijking van de samenleving (groepen die voorheen buiten de maatschappij stonden gaan meer deelnemen aan de maatschappij); o Toename van het aantal complexe zorgvragen.
Om tot een regulier overleg tussen de gemeente en eerste lijn te komen verdient het aanbeveling om een voorbereidingsgroep van ambtenaren en professionals in te stellen die zich met de vorm en de inhoud (agenda) van een dergelijk overleg zal bezighouden.
Voorts willen wij de gemeente adviseren om te verkennen of er behoefte is aan een advies- en informatiefunctie ten behoeve van alle zorgaanbieders voor vragen over ve stigen en uitbreiden en voor andere vragen aan de gemeente. Als eerste stap zal de gemeente bijvoorbeeld onderhavig advies met de achterliggende verkenning en verantwoording aan alle professionals in de eerste lijn kunnen doen toekomen.
Gelet op de overlapping van aanbod en vraag in de gezondheidszorg met de buurgemeenten is het voor een goed inzicht in de lokale gezondheidszorg van belang dat de gemeente in overleg treedt met de zorgverzekeraars om dit verschijnsel nader te verkennen. Dat is mogelijk door specifiek zorggebruik van inwoners van PijnackerNootdorp te koppelen aan de vestigingsplaats van de zo rgverlener, en andersom zorggebruik van inwoners van buurgemeenten aan zorgaanbieders in Pijnacker -Nootdorp.
Het jaarresultaat in 2009 aan huishoudelijke hulp (WMO) is in de gemeente met 63.000 uur flink lager dan de 100.000 uur die de gemeente aan beschi kkingen heeft afgegeven.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
17
Dat zou te maken kunnen hebben met de personele bezetting van de aanbieders, de wijze van indiceren of met terughoudendheid bij de zorgvra gers. Om tot een betere koppeling van vraag en aanbod te komen is nader onderzoek nodig naar de factoren die hebben geleid tot dit relatief lage verbruik van beschikkingen.
Wat betreft de huisartsenpost en het ziekenhuis is de bereikbaarheid, ook buiten ka ntooruren, en de aanrijtijd relevant en niet het gegeven dat deze voorzieningen buiten de gemeentegrenzen liggen. In hoeverre het ontbreken van deze voorzieningen in de gemeente gezondheidsrisico’s voor de bewoners met zich meebrengt is een aspect dat in samenspraak met de eerste lijn - nader dient te worden onderzocht.
Conclusies en advies
19
Bijlagen
Gespreksverslagen
21
Bijlage 1 De definitie van eerste lijn De eerste lijn in de gezondheidszorg is als de eerste linie in een krijgsopstelling. Achter de eerste lijn staat dan de volgende lijn opgesteld van ziekenhuizen en inste llingszorg. De eerste lijn behandelt de meeste patiënten zelf en verwijs t een klein deel door naar specialistische hulp in de tweede lijn. Deze algemene werkwijze in de gezondheidszorg is duidelijk. Er ontstaat echter verwarring als het gaat om de vraag welke disciplines nu precies tot de eerste lijn behoren. Er bestaan versch illende criteria om de eerste lijn te omkaderen. Voor dit onderzoek is de eerste lijn als verzame lbegrip niet zozeer interessant als wel de vraag of we voor de afzonderlijke discipl ines de toekomstige huisvestingsvraag kunnen bepalen. De gebruikelijke omschrijving van de eerste lijn is de gezondheidszorg die voor de zorgcons ument direct toegankelijk is. De eerste lijn fungeert zo nodig als poortwachter voor de tweede lijn waar de specialistische hulp of verblijfszorg onder valt. Als men kijkt welke disciplines tot de eerste lijn worden gerekend blijkt de omschrijving niet helemaal sluitend. De apotheek b ehoort bijvoorbeeld tot de eerste lijn, terwijl het in Nederland maar beperkt mogelijk is om zo nder recept van een huisarts aan medicijnen te komen. Voor de eerstelijnspsycholoog en voor de fysiotherapie op medische indicatie is meestal een verwijzing van de huisarts nodig en de (co llectief gefinancierde) thuiszorg is alleen toegankelijk op indicatie. We lopen nog wat beschri jvingen langs om te komen tot een bruikbare definitie voor dit onderzoek. De Stichting Eerstelijnsondersteuning (ELO) die onder meer in Pijnacker -Nootdorp actief is, rekent de volgende zorgverleners tot haar doelgroepen: huisartsen, fysiother apeuten, oefentherapeuten, verloskundigen, eerstelijnspsychologen en logopedisten. De regionale ondersteuningsstructuur richt zich vooral op de kern van de eerste lijn (de huisarts) waaromheen onderlinge samenwerking wordt gezocht om een integraal aa nbod te verzorgen voor bijvoorbeeld chronisch zieken. De apothekers, de tandartsen en de thuiszorg zijn vooralsnog geen doelgroepen voor ondersteuning. In de onderste uning die ELO biedt bij multidisciplinaire samenwerking kunnen deze disciplines over igens wel betrokken zijn. In het Handboek Bouw Eerste Lijn van de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) wordt als definitie van eerstelijnszorg gegeven: “De generalistische, nabije en direct toega nkelijke zorg die geboden wordt door huisartsen, apothekers, tandartsen en paramedici. De disciplines die verder bij de eerste lijn horen zijn: fysiotherapeuten, oefentherapeuten, eerstelijnspsychologen, verloskundigen, thuiszorg, verpleegkundige en verzorge nde hulp, maatschappelijke hulp.” De gemeente Pijnacker-Nootdorp geeft in haar Sterkte-zwakteanalyse eerstelijnszorg zelf als definitie: eerstelijnszorg is de zorg die laagdrempelig is, in de buurt wordt aa ngeboden en gericht is op de thuissituatie. Deze zorg wordt verleend door huisartsen, verpleegkundigen, verloskundigen, fysiotherapeuten, apothekers, maatschappelijk werkers, psychologen en de thuiszorg. Laagdrempelig is eerder een wens dan een aa nbodskenmerk en ‘gericht op de thuissituatie’ heeft geen algemene strekking voor het Gespreksverslagen
22
werk van fysiotherapeuten en huisartsen (werken ook in verzorgingshuizen en in so mmige gevallen ook in ziekenhuizen). Als werkdefinitie voor eerstelijnszorg gebruikten we de volgende omschrijving: alle zorg (ZVW, AWBZ en WMO) die niet in intramurale instellingen wordt geleverd en direct voor de cliënt bereikbaar is. Bijvoorbeeld huisarts, apothee k, fysiotherapie, extramurale GGZ, GGD, verloskunde, tandheelkunde en dergelijke. De eerstelijnszorg omvat alle vormen van ‘cure en care’ buiten instellingen. Dat houdt dus ook in: extramurale zor gverlening (thuiszorg) voor mensen die zelfstandig wonen. De begrenzing blijft gecompliceerd want ook instellingen kunnen een uitvalsbasis zijn voor eerstelijnszorg en de eerste lijn kan ook in zorginstellingen actief zijn. In dit onderzoek gaat het om een marktverkenning op lokaal niveau. De opgave is eerst om de zorgvraag te bepalen door de landelijke kengetallen toe te passen op de huidige en toekomst ige bevolkingssamenstelling in de gemeente Pijnacker -Nootdorp. De volgende stap is om de vastgestelde zorgvraag om te zetten in een huisvestingsvraag. De verwarring over wat wel of niet tot de eerstelijnszorg behoort kunnen we achter ons laten door uit te gaan van de basi svoorzieningen in de ‘gezondheidszorg’ die met behulp van de VAAM zijn te kwantificeren. De daarvoor ontwikkelde kengetallen zijn gebaseerd op landel ijke ervaringsgegevens. Het gaat om de volgende algemene voorzieningen die iedereen zo nu en dan nodig heeft:
De huisartszorg; de vraaggegevens zijn in aantallen contacten en aantallen FTE (huisartsen en ondersteuning). De contacten zijn voor een deel binn en de praktijk en voor een deel visites. Voor de huisvestingsvraag is vooral het aantal FTE relevant omdat daaruit de benodigde ruimten voor praktijk, kantoor, wachtkamer en receptie zijn af te leiden. Verder uit te werken in solopraktijk, huisartsen onder één dak en multidisciplinaire samenwerkingsvormen; De fysiotherapie; met behulp van de huidige en toekomstige bevolkingsomvang in de kernen is vast te stellen hoeveel behandelingen fysiotherapie nodig zijn en vervolgens hoeveel fysiotherapeuten. De huisvestingvraag is op vergelijkbare wijze als bij de hui sartsen af te leiden uit het aantal FTE uitgewerkt in verschillende varianten van samenwerking en huisvesting; De mondzorg (tandheelkundige zorg); ook hierbij is de volgorde: aantallen consulten en behandelingen, daarna de benodigde capaciteit en tot slot de huisvestingsvraag in ve rschillende verschijningsvormen; De farmaceutische zorg; aantallen recepten leiden tot benodigde capaciteit en weer tot een huisvestingsvraag. Als eenheid wordt genomen een volwaa rdige apotheek met 1,5 FTE apothekers en 6 FTE assistentie; Eerstelijnspsycholoog; deze voorziening is minder dik gezaaid dan de vorige disciplines ; er is een beperkt aanbod op de schaal van de woonkernen in Pijnacker -Nootdorp. De huisvesting is in de vorm van een kleine spreekkamer; Verloskunde; de verloskundige komt uiteindelijk naar de mensen toe, maar voor die tijd komen de mensen naar het spreekuur. Er is geen directe noodzaak voor verloskunde om samen met andere disciplines te zijn gehuisvest. Wel is het gebruikelijk dat verloskundigen in groepspraktijken samenwerken; Algemeen maatschappelijk werk; het zou goed mogelijk zijn om in de analyse de gehele sector welzijn mee te nemen omdat ook hierbij sprake is van een zekere wijkgerich theid, wat ook tot uitdrukking komt in een gemeenschappelijke huisvesting (vergelijk de wijkcentra van Delft). We beperken ons echter tot de mogelijkheden van de VAAM; Thuiszorg; de uren van de thuiszorg worden vooral bij de mensen thuis besteed. De b enodigde eigen huisvesting beperkt zich tot een thuiszorgwinkel, de administratieve a fdeling en de uitvalsbasis voor de medewerkers.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
23
Tabel Ruimtebehoefte
Omschrijving van de ruimte
Nuttig oppervlakte in m2 Standaard
Algemeen
Opmerkingen
Basiskwaliteitseis
Gem. 5
7 m2 per arts 3m2 overige hulpverleners
Wachtruimte(n) Huisartsengeneeskunde Spreek/werkkamer huisarts
26
14
Onderzoekkamer
26
18
Ruimten Praktijkassistentie/administratie
6
Behandelkamer
18
Laboratorium
8
14
(inclusief Haio/POH)
2 kamers/3 artsen Per 3 huisartsen
Maatschappelijk werk Spreekkamer/administratie
18
Fysiotherapie Spreekkamer/administratie
18
Behandelkamer
18
Oefen-/revalidatieruimte
36-40
Patiëntendouche
4
4
Spreek-/werkkamer verloskundige
26
14
Onderzoekkamer verloskundige
26
8
Ruimten praktijkassistentie/administratie
6
14
Verloskunde
Apotheek Apotheek met eigen bereiding
220
Satellietapotheek
110
Tandheelkunde Spreek-/behandelkamer tandarts (c.q. mondhygiëniste)
18
16
Ruimte praktijkassistentie
6
Sterilisatieruimte
6
Indien aanwezig
Ruimte tandtechniek
18
Idem
Eerstelijnspychologen Spreek-/werkkamer
18
Onderzoek-testkamer
12
14
Bron: Tabel Ruimtebehoefte eerstelijnsdisciplines, College Bouw Zorginstellingen (bewerking RIGO)
Gespreksverslagen
24
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
25
Bijlage 2 Gespreksverslagen Verslag van een gesprek op 7 april 2010 met dhr. L. Bakkers, apotheker in Delfgauw Context Apotheek Delfgauw is de afgelopen 13 jaar meegegroeid met de uitbreiding van Delfgauw. I nmiddels heeft de woonkern rond 9.000 inwoners en dat is zo ongeveer het draagvlak voor één volwaardige apotheek met apothekers (1,5 FTE) en apothekersassistentes (6 FTE). De personele bezetting van een volwaardige apotheek moet overigens door de recente verslechtering van de inkomsten in de sector naar beneden worden aangepast. De apothe ek Delfgauw maakt deel uit van een consortium van zeven apotheken waarvan zes in Delft en één in Delfgauw. Tegenover de apotheek bevindt zich de enige huisartsenpraktijk van Delfgauw met twee huisartsen. Dit aanbod is krap te noemen vanuit de vuistregel van één huisarts op 2.500 tot 3.000 inwoners. De verhouding zou ongeveer moeten zijn één apotheek op drie tot vier huisartsen. Delfgauw is een nieuwe wijk waar ook veel gebouwd is voor ouderen. Door deze vergrijzing heeft de ap otheek voldoende draagvlak, wat bij een jongere wijkbevolking minder het geval zou zijn. Eerstelijn en huisvesting De vestiging van apotheken is van oudsher gereguleerd door de beroepsgroep. Na instemming van de beroepsgroep en een contract met de zorgverzekeraar is het zaak met de geme ente tot overeenstemming te komen. Naast de koninklijke weg is er ook de mogelijkheid van zwarte vestigingen en dat is vooral ook de tactiek van de grote ketens met vele honderden apotheken die zich vrij vestigen en daarmee ook andere apotheken wegconcurre ren. Bakkers ging met een contract van de verzekeraar op zak naar de gemeente om te praten over een vestiging in Pij nacker Zuid. De gemeente Pijnacker-Nootdorp voert in deze een passief beleid en laat de hui svesting van de eerstelijn aan de markt over, con stateerde de toenmalige wethouder. Dat heeft ertoe geleid dat het initiatief van Bakkers geen doorgang vond en dat de spreiding en exploit atie van apotheken in Pijnacker ad hoc plaatsvond. Volgens dhr. Bakkers liet de onderlinge s amenwerking in Pijnacker in het verleden te wensen over en hadden de apotheken bijvoorbeeld geen rooster van dienstdoende apotheken. Voor Delft en Del fgauw is dat onderling wel geregeld, maar dat is ook eenvoudiger te doen omdat die zeven apotheken één bedrijf vormen. Delft heeft wel een actief vestigingsbeleid en de gemeente heeft met de EerstelijnsOnderste uning (ELO) geschikte plekken voor gezondheidscentra opgespoord en de centra ontwikkeld. Ook dit actieve beleid kent missers omdat je er niet altijd in slaagt de centra gevuld te krijgen met de gewenste gebruikers. Noodgedwongen leidt dat tot andere gebruikers zoals bijvoorbeeld verslavingszorg die je toch liever niet in een gezondheidscentrum voor de wijk wilt hebben. De les is dan om ook de mogelijke toekomstige gebruikers bij d e planvorming te betrekken. Wat betreft de vraag-aanbodverhoudingen voor de eerstelijn in de gemeente constateert Ba kkers dat het te verwachten valt dat het aanbod aan huisartsen in Delfgauw in de toekomst zal moeten worden uitgebreid. In Pijnacker zal vermoedelijk in de nabije toekomst de huisartsenpraktijk van het echtpaar Van der Werff stoppen. De vraag is dan of er nieuwe solopraktijken zullen ontstaan of dat er mogelijkheden voor een gezondheidscentrum kunnen worden uitg ewerkt waar ook een apotheekvoorziening aan kan worden gekoppeld. Bakkers heeft hierbij ook al een plek voor ogen: de vrijkomende locatie na sloop van het verzorgingshuis ’t Hofland. Wat Gespreksverslagen
26
betreft de vorm van de apotheek denkt hij aan een satelliet van de apotheek Delfgauw met een basisassortiment waarbij ook de functie van apotheek meer verschuift van geneesmiddel enverstrekking naar voorlichting aan de patiënt. Die ontwikkeling lijkt zich meer aan te dienen door de substitutie van de chronische zorg naar de eerstelijn. Meer in het algemeen heeft PijnackerNootdorp met name behoefte aan een huisartsenpost waar 24-uurszorg kan worden geboden. Bakkers ziet daarvoor vooral mogelijkheden voor uitbreiding en vernieuwing van eerstelijn sfuncties in Pijnacker-Midden (Klapwijk en de nieuw te ontwikkelen wijk Ackerswoude) en wil daar ook graag met gemeente verder over praten. De huisartsen en apotheken hebben een functionele band en daar zijn ook structurele vormen van overleg voor: Farmacotherapie Overleg (FTO). Ook in Pijnacker wordt aan deze vormen van overleg gewerkt (René van Leeuwen). De apothekers zijn onde rling ook weer verbonden in gezamenlijke zorginkooporganisaties (EersteLijnZorggroepApotheken). De gezamenlijke inkoop van zorg laat nog wat op zich wachten. De ontwikkelingen in de eerstelijn zijn hectisch door bezuinigingen en uitbreiding van takenpakketten (substitutie). De gevolgen voor het accomm odatiebeleid lijken vooral te zijn dat men wel wat afwachtend is geworden met initiatieven om gezondheidscentra te ontwikkelen. Bij de ontwikkelin g van gezondheidscentra is de dirigerende hand van de zorgverzekeraar aanwezig. Bakkers noemt de Facilitaire Stichting Gezondheidszorg (FSG) die onder de vleugels van de DSW opereert. Bij verder overleg raadt hij aan te spreken met Martine van de Water of Chris Oomen. De rol van de gemeente De gemeente zou volgens Bakkers een actievere rol moeten spelen bij de ontwikkeling van gezondheidscentra en daarbij ook een rol moeten spelen bij de selectie van gebruikers. Het g ebeurt nu te veel ad hoc en dat gaat soms wel en soms niet goed. Bakkers is graag bereid met de nieuwe wethouder en anderen te brainstormen over de wederzijdse wensen ten aanzien van het accommodatiebeleid. Naar zijn overtuiging vraagt vooral Pijnacker -Midden (Ackerswoude/Klapwijk) om besluitvorming.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
27
Verslag van een gesprek op 7 april 2010 met dhr. R.A.F. Beckers, eigenaar van drie apotheken in Pijnacker (Stationsstraat, Oostlaan en Gantellaan) Context In de Stationsstraat in het centrum van Pijnacker zijn twee apotheken gevestigd: apotheek Be ckers en apotheek Pijnacker Centrum. Op loopafstand is aan de Oostlaan nog een derde ap otheek. Deze apotheek leidt sinds vorig jaar een slapend bestaan. De derde apotheek van dhr . Beckers bevindt zich in de noodvoorziening Tolhek aan de Gantellaan in Pijna cker Zuid en zal meeverhuizen naar de nieuwbouw in Keijzershof. De verwikkelingen rond de eerstelijn svoorzieningen in de uitbreidingswijken van Pijnacker laten volgens Beckers zien dat de gemeente nogal passief, om niet te zeggen laks, optrad. Dat speelde al tien jaar terug bij het realiseren van voorzieningen in Klapwijk. Onder druk van de eerstelijn heeft de gemeente uiteindelijk een noodvoorziening in een schoolgebouw beschikbaar gesteld. Ook de overgang naar een perm anente voorziening verliep niet geheel naar de wensen van alle gebruikers. Er was het initiatief van een groep gebruikers om grond te kopen teneinde op de plek van het infocentrum Keijzershof een gezondheidscentrum te ontwikkelen. De gemeente werkte daar niet aan mee en bracht het gezondheidscentrum onder in een van de complexen voor wonen en zorg die door de co rporatie Rondom Wonen zijn ontwikkeld. Er was sprake van dat het centrum door de gebruikers zou worden aangekocht, maar dat is uiteindelijk niet doorgegaan. De gebruikers hebben een intentieverklaring met de corporatie afgesloten met huurcontracten van vijf tot tien jaar. Be ckers constateert dat het centrum aan de verwachtingen voldoet. Er is genoeg ruimte voor een grote apotheek en er zijn vijf spreekkamers voor de huisartsen. Eerstelijn en huisvesting Beckers verbaast zich erover dat de gemeente op dit moment met vragen over het accommod atiebeleid voor de eerstelijn komt. In Keijzershof is het inmiddels geregeld en nieuwe initiati even lijken hem voorlopig niet aan de orde. Het aanbod a an apotheekvoorzieningen is in Pijnacker op korte termijn voldoende, gelet ook op het feit dat een apotheek in reserve wordt g ehouden, waar ook nog plaats is om artsenpraktijken te huisvesten en die bovendien goed b ereikbaar is met het openbaar vervoer. In de andere woonkernen in de gemeente is althans voor apotheken niet direct de noodzaak van uitbreiding of vervanging. De groei van de vraag zit vooral in Zuid en daar is nu in voorzien. De spreiding van apotheken in een gemeente is volgens Beckers een kwestie van particulier initiatief. Apotheken hebben een werkingsgebied van zo’n 8.000 klanten en voor huisartsen is dat gemiddeld 2.300. Apotheken zijn meer bovenwijks en zijn daarom vooral afhankelijk van een goede bereikbaarheid , ook al omdat de klanten niet erg mobiel zijn. Volgens Beckers moet de gemeente voorwaarden scheppen voor een goede hui svesting, waaronder voldoende parkeervoorzieningen. De klantenkring van een apotheek is niet scherp aan wijk- of gemeentegrenzen gebonden. Er zijn klanten uit andere kernen maar de hoofdmoot van de klanten komt uit Pijnacker. De relatie van de klant met de apotheker is mi nder hecht dan bijvoorbeeld bij huisartsen of tandartsen die hun patiënten ook na verhuizing blijven terugzien. De gezamenlijke huisvesting van de eerstelijn heeft vooral voordelen in de combinatie van huisartsen, apothekers en fysiotherapeuten. Voor verloskundigen en tandar tsen heeft de nabijheid van andere disciplines niet direct een meerwaarde. Vanuit de positie van de patiënten hoeft een apotheek niet direct op loopafstand te zijn omdat het toch ook niet gaat om de dagelijkse boodschappen. Dat geldt bijvoorbeeld weer wel voor een supermarkt en de gemeente zou zich meer moeten richten op een goede spreiding van voorzieningen die me nsen dagelijks nodig hebben.
Gespreksverslagen
28
De rol van de gemeente De gemeente moet voorwaarden scheppen voor een goede huisvesting en dat houdt in : goed bereikbare plekken en voldoende parkeergelegenheid. Er is in het verleden wel een en ander misgegaan, maar het aanbod zoals dat nu in Keijzershof wordt gerealiseerd stemt tot tevredenheid. De gemeente heeft uiteindelijk een noodvoorziening en de permanente huisvesting ger egeld. Maar tegelijkertijd zijn initiatieven voor de ontwikkeling van huisvesting in eigen hand tegengehouden.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
29
Verslag van een gesprek op woensdag 21 april 2010 met dhr. P.J.A. Bucx, huisarts te Nootdorp Context Huisartsenpraktijk De Noot is gevestigd op de begane grond van een nieuwbouwcomplex in het centrum van Nootdorp met zorgappartementen voor ouderen op de bovenve rdieping. Het centrum omvat de huisartsenpraktijk, een apotheek en er zijn ruimten verhuurd aan de verlosku ndige, de eerstelijnspsycholoog en de diëtistenpraktijk Nootdorp. Het centrum wordt door hui sartsen en apotheek gehuurd van de Facilitaire Stichting Gezondheidszorg (FSG) die als opdrachtgever de bouw van het gezondheidscentru m mogelijk maakte. Aangezien FSG werkt ten dienste van de gezondheidszorg is er de voorwaarde om de ruimten ook bij doorverhuur te bestemmen voor de gezondheidszorg. Het centrum i s op dit moment volledig bezet. Het is niet de bedoeling dat de praktijk nog verder zal groeien. Voor gemeenschappelijke huisvesting is niet alleen ruimte nodig maar ook de wil en wens om samen op te trekken. In Nootdorp zijn er naast de drie huisartspraktijken in De Noot nog twee solopraktijken van huisartsen in de dire cte omgeving. Bij De Noot is onlangs ook de uitgebreide tandartsenpraktijk De Trommel gek omen. De ontwikkeling van beide centra is volledig gescheiden van elkaar verlopen. Huisartsen en tandartsen hebben functioneel ook nauwelijks met elkaar te maken. Eerstelijn en huisvesting De huisvesting en de rol van de gemeente roept oud zeer op. De heer Bucx huurde ooit een praktijkruimte (het voormalig mortuarium) in het verzorgingshuis Veenhage en m oest daar vanwege de renovatie vertrekken. Vervolgens is hij ongeveer acht jaar bezig geweest om m edewerking van de gemeente te krijgen voor nieuwe huisvesting. Die jarenlange zoektocht heeft vooral tegenwerking van de kant van de gemeente opgeleverd. Men nam geen verantwoordelijkheid en liet de vestiging over aan het particulier initiatief. Er werden vervolgens vooral ba rrières opgeworpen en initiatieven strandden op het feit dat er gerekend werd met grondprijzen of met huurprijzen die onbetaalbaar zijn op basis van een gewone huisartsenpraktijk. Ondanks de gemeente is het toch goed gekomen door de interventie van FSG die binnen twee jaar een centrum regelde op een goede plek en tegen een acceptabele huur. Het initiatief begon voor de huisvesting van één praktijk en groeide allengs uit van een duopraktijk naar de huidige combinatie van drie praktijken. De combinatie van de praktijken in De Noot is vergelijkbaar met de andere centra in de gemeente. Elke arts houdt zijn eigen patiënten maar de assistentes en praktijkondersteuners werken voor alle artsen (de zogeheten ’kostenmaatschap’). Er is wel sprake van meer integratie van de verschillende disciplines door gemeenschappelijke activite iten en overleg dan bijvoorbeeld in Tolhek. Het huidige aanbod van huisarts en in Nootdorp lijkt inderdaad krap. Alle vijf praktijken hebben zo ongeveer 2 .800 patiënten met een uitschieter van 3.200 patiënten. Nieuwe patiënten worden verwezen naar De Reef in de nieuwe woonwijk Ypenburg die makkelijk bereikbaar is en waar voldoende ruimte is. De overloop werkte in een eerder stadium de andere kant op toen de derde huisarts in De Noot haar praktijk begon en de nieuwe patiënten uit Ypenburg kwamen. Er is wel enige krapte maar Nootdorp zal niet verder uitbreiden en er is ook in elke praktijk een reguliere teruggang van patiënten. Er is dus geen directe noodzaak voor meer capaciteit in Nootdorp. Aan deze overloop tussen beide gemeenten voor de eerstelijnszorg kleeft wel als lastig organisatorisch probleem dat de huisartsenpost voor Ypenburg in Den Haag is gevestigd en die voor Nootdorp in Delft. Een huisartsenpost voor de gemeente Pijnacker -Nootdorp is volgens Bucx geen oplossing omdat daar het draagvlak met 48.000 inwoners te klein is. Dat zou weer de oude situatie terugbrengen dat de huisartsen bij nacht en ontij in touw moeten zijn. Het grote voordeel van de huidige ontwikkelingen is dat de werkzaamheden redelijk in de normale wer kGespreksverslagen
30
tijden kunnen plaatsvinden en dat er ook niet meer de noodzaak is om een vaste uitvalsbasis in de gemeente te hebben om altijd op afroep beschikbaar te zijn. Die grotere vrijheid is gekomen dankzij de huisartsenpost in geval van afwezigheid en de groepspraktijk waardoor vervanging en parttime werken makkelijker is geworden. Die behoefte is ook gegroeid door he t feit dat steeds meer vrouwen voor het beroep van huisarts kiezen in parttime verband. De inhoudelijke kant van het beroep van de huisarts is de afgelopen jaren sterk veranderd. Van een ZZP’er die zich vrijwel uitsluitend met zorg bezighoudt is er nu meer management en overleg nodig met de collega’s, maar ook met personeel (praktijkondersteuners, assistentes en g especialiseerde verpleegkundigen) waar eigen taken naartoe worden gedelegeerd. Die ontwikkeling zet zich ook aan de andere kant door met het zogen aamde substitutiebeleid van de rijksoverheid waardoor huisartsen meer gespecialiseerde taken krijgen te verrichten. De rol van de gemeente Bucx meent dat er voor de huisvesting van de eerstelijn van de gemeente niets valt te verwac hten. Die les heeft hij vooral van de afgelopen tien jaar geleerd en ook dat alle initiatieven in de trage ambtelijke besluitvorming vastlopen. Verder is er eigenlijk ook geen aanleiding om met de gemeente in overleg te treden omdat de huidige voorzieningen goed voldoen en er geen behoefte is aan uitbreiding of vervanging.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
31
Verslag van een gesprek op woensdag 21 april 2010 met dhr. L.A. Holtrop, huisarts te Delfgauw Context Het Medisch Centrum Meander bevindt zich op de begane grond van het Woonzorgcomplex Emerald. Daar zijn twee huisartspraktijken gevestigd en een praktijk voor fysiotherapie. In het centrum houden verder de verloskundigen en eerstelijnspsycholoog spreekuur en de oefenth erapie Mensendieck vindt hier een plek. Het centrum ontstond tien jaar geleden als particulier initiatief van beide huisartsen en de fysiotherapeut toen er na een periode van noodvoorzi eningen een permanente plek moest komen. Er waren voor de eerstelijnszorg geen voorzieni ngen gepland en de aanbieders zijn zelf op zoek gegaan naar mogelijkheden bin nen uit te voeren projecten. De apotheker heeft uiteindelijk ruimte gekocht in het grote winkelcentrum dat door Ahold is ontwikkeld. De huisartsen en de fysiotherap eut zijn ingetrokken in het woonzorgcomplex dat door woningcorporatie Vestia in samenwerking met zorgaanbieder Pieter Foreest is ontwikkeld. De begane grond van het complex is vrijgehouden voor gemeenschappelijke voo rzieningen en bergingen, een kapper, een pedicure en het medisch centrum. Het medisch ce ntrum kwam op de plek waar aanvankelijk drie appartementen zouden komen. Het programma voor het wooncomplex is tijdens de ontwikkelingsfase aangevuld met de medische voorzieni ngen en winkelfuncties. Het grote winkelcentrum aan de overkant werd gelijktijdig ontwikkeld en daar was men niet blij met dit concurrerende aanbod naast de deur. Het medisch centrum is door de huisartsen en de fysiotherapeut gekocht tegen de (volle) marktprijs. Eerstelijn en huisvesting De huisvesting voor de eerstelijn is in Delfgauw uiteindelijk goed gekomen door eigen in spanningen, concludeert Holtrop. Wanneer er uitbreiding van capaciteit nodig mocht zijn dan zou dat ook binnen het centrum kunnen plaatsvinden. Vanuit het centrum is de hele woonkern zelfs per fiets makkelijk bereikbaar. Delfgauw heeft zijn grenzen bereikt en er zijn alleen nog wat invulplannen maar de bevolking zal niet veel meer groeien boven de 9 .000 mensen die er momenteel wonen. Holtrop constateert zelfs dat er door gezinsverdunning feitelijk een afname van het aantal patiënten plaatsvindt. De patiëntengroep is een bijzondere mengeling van relatief veel kinderen zoals gebruikelijk in een nieuwe woonwijk en kwetsbare ouderen uit het woonzorgcomplex. De groep ouderen doet wel regelmatig een beroep op de eerstelijnszorg maar kan - door de nabijheid en concentratie van de zorgvraag - efficiënt worden geholpen. Per saldo ziet Holtrop geen grote veranderingen in de benodigde capaciteit ook al lijken de cijfers momenteel te wijzen op een zeker tekort aan huisartsen. De vergrijzing zal wel enige groei van de zorgvraag betekenen, maar dat gebeurt bij een afname van het aantal patiënten. De huisartsen van Delfgauw vormen samen met Delftse collega’s een huisartsengroep (HAGRO). Bij de vestiging als huisarts is er in ieder geval een contract met de zorgverzekeraar nodig en de verplichting om binnen een Hagro te functioneren. Die voorwaarden leiden al tot een zekere afstemming van vraag en aanbod. De praktijken in Delfgauw zijn verder aangesloten op de huisartsenpost Delft. Ook in de ontstaansgeschiedenis lijkt de eerstel ijn van Delfgauw eerder een vooruitgeschoven post van Delft dan van Pijnacker. Men spreekt in Pijnacker ook wel over die ‘Delftse club’. Er was geen belangstelling van de huisartsen in Pijnacker om zich in Delfgauw te vestigen. Een praktijk in Pijnacker én in Delfgauw zou ook niet goed mogelijk zijn. De onderhandelingen met Vestia hebben nogal wat voeten in de aarde gehad. Het centrum staat natuurlijk op een goede locatie en daar is ook de prijs voor betaald. Er is overleg geweest met de zorgverzekeraar DSW om de huisvestingslasten wat te compenseren zoals DSW dat ind irect doet voor het gezondheidscentrum De Noot in Nootdorp. DSW is daar niet op ingegaan met als argument dat het gedeelde eigendom van huisartsen en fysiotherapeuten belangenve rstrengeling zou kunnen inhouden. De achterliggende suggestie dat de huisartsen in deze co nGespreksverslagen
32
structie meer zouden doorverwijzen naar fysiotherapie wordt door de jaarcijfers van de verz ekeraar tegengesproken. De beide praktijken genereren juist minder kosten voor fysiotherapie. Naar verluidt is DSW ook niet gecharmeerd van de Delftse gezondheidscentra vanwege het multidisciplinaire karakter. De ontstaansgeschiedenis van het gezondheidscentrum laat zien dat een initiatief begint met de behoefte aan nieuwe huisvesting. In dit g eval nemen de huisartsen en de fysiotherapeut het voortouw. De samenvoeging van deze disciplines van onderop gebeurt mede om economische redenen. Een zelfstandige ontwikkeling is gewoonweg te riskant. De verdere multidisciplinaire uitbouw van het centrum h eeft eveneens een economische achtergrond. De kosten van de huisvesting zijn alleen op te brengen door ruimten door te verhuren. De keuze voor (para)medische verhuur heeft te maken met de verenigbaarheid en synergie van gebruiksfuncties. Ook in het geval van huur en onderhuur, zoals in de gezondheidscentra van FSG, zou men het argument van DSW kunnen hanteren dat de aanbieders elkaar de bal toesp elen omdat ze op die manier hun huurinkomsten veiligstellen. De rol van de gemeente Holtrop verwacht van de gemeente geen financiële tegemoetkoming als het gaat om de hui svesting. Wel zou de gemeente gunstige voorwaarden moeten scheppen om initiatieven van onderop te faciliteren en de te volgen procedures te vergemakkelijken. De prijsstelling voor commerciële verhuur is voor de eerste lijn niet op te brengen. Daarmee miskent de gemeente ook het maatschappelijke belang van de eerste lijn voor de gemeente en de gemeenschap. Het lijkt erop dat huisartsen aan de opbrengstenkant gedwongen zijn zonder winstbejag te werken en dat aan de kostenkant daar geen rekening mee wordt gehouden. Holtrop is zeker geïnteresseerd in vormen van contact met de gemeente maar pleit ook voor een gericht overleg per beroepsgroep of woonkern. Er zou bijvoorbeeld een overleg met onde rscheiden huisartsengroepen kunnen worden georganiseerd.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
33
Verslag van een gesprek op woensdag 31 mei 2010 met dhr. H.P. de Lange, adjunct-directeur Wonen van de woningbouwvereniging Rondom Wonen Context Rondom Wonen is als sociale ontwikkelaar betrokken bij de nieuwe wijk Keijzershof. Onderdeel van de wijk is het woonzorgcentrum Weidevogelhof waar ook de permanente eerste lijnsvoorziening voor Pijnacker-Zuid wordt gevestigd. De voorziening ligt nabij het station van R andstadRail en heeft een directe verbinding met het centrum van Pijnacker. De corporatie heeft afzonderlijke huurovereenkomsten met de verschillende gebruikers van het centrum. Voor de ap otheek geldt een commerciële huurprijs, voor de andere gebruikers geldt een lagere sociale huurprijs. Die lagere huurstelling komt voort uit een besluit van de gemeenteraadscommissie uit 2000 dat voor de gezondheidsvoorziening een sociale grondprijs geldt. In een besluit van de gemeenteraad, genomen in 2003, is hiervoor een bedrag benoemd (plus de manier van indic eren). In de praktijk wordt de grondprijs versleuteld over de prijs van de woningen en de voo rzieningen om de huurdifferentiatie mogelijk te maken. In feite hebben de gebruikers dus hui svesting tegen een voordelige prijs gekregen die volgens de heer De Lange niet moge lijk was geweest wanneer het centrum door de gebruikers zelf was ontwikkeld op de plek van de noo dwinkels. Dan was er geen verevening mogelijk geweest en had men de volle grondprijs moeten betalen. Er is bij de corporatie ook nooit de intentie geweest om h et centrum te ontwikkelen en vervolgens te verkopen aan de gebruikers. Een haalbare verkoopprijs zou in feite een subsidie voor de eerste gebruikers betekenen. Er is vermoedelijk sprake van een onrendabele inve stering voor de corporatie maar de precieze omvang is ook een kwestie van de toegepaste investeringshorizon. De woonkwaliteit in het woonzorgcentrum is dan ook royaal met uitsluitend 3 en 4-kamerwoningen. Er zijn zelfs appartementen in de vrije sector met een oppervlak van 2 meer dan 120 m . Eerstelijn en huisvesting Het huisvesten van de eerstelijn binnen het woonzorgcentrum past binnen de doelstelling van de corporatie om bij te dragen aan het verhogen van de kwaliteit van leven van huurders. De ouderen in het centrum hebben een noodzakelijke voorziening in hun directe omgeving. Het is niet toevallig dat alle nieuwe centra voor eerstelijn binnen of nabij woonzorgcentra zijn geve stigd. Het aanbod volgt de vraag en het beschikbare aanbod in de buurt bevordert oo k nog eens de verhuurbaarheid. Pieter van Foreest is als regionale zorgaanbieder zowel betrokken bij de initiatieven van FSG als bij de ontwikkeling van het woonzorgcentrum Keijzershof, maar niet meer als eigenaar van zorgvastgoed. De ontwikkeling van zorgvastgoed is in Keijzershof aan de corporatie overgelaten. De exploitatie komt door het nieuwe financieringsregime onder druk te staan. Pieter van Foreest heeft ’t Hofland in bezit dat naar verwachting binnenkort zal worden gesloopt. De overdracht van het vastgoed naar de corporatie ligt voor de ha nd, maar heeft nogal wat voeten in de aarde: vermoedelijk hoge boekwaarde en de institutionele beperkingen van sanering van zorgvastgoed. Dat er op die plek een nieuw eerstelijnscentrum komt, is vo lgens De Lange niet aannemelijk. De plek is te ver van het centrum en de Keijzershof ligt te dicht bij. Pieter van Foreest is wel van plan in Keijzershof ook een uitvalspost voor thuiszorg te vest igen. De zorgaanbieder heeft de thuiszorg in de gemeente moeten laten schieten. Nieuwe aa nbieders als schoonmaakbedrijven zijn volgens De Lange niet de meest ideale partij voor zorg aan ouderen. Wat ontbreekt is de signaalfunctie als er problemen dreigen. De schoonmaa kdienst doet het opgedragen werk, maar ziet niet hoe het met de oudere is gesteld. De corpor atie heeft het voornemen om in Pijnacker-Noord aan de gang te gaan met Buurtzorg, dat ouderwets kleinschalig werkt zoals ook in Nootdorp.
Gespreksverslagen
34
Voor de bouw van de eerstelijnsvoorziening in Keijzershof is de corporatie in zee gegaan met de Bouwadviesgroep (BOAG) uit Rotterdam die daar de nodige ervaring mee heeft. Het bouwproces is goed verlopen, al bleven de gebruikers met eisen komen toen de bouw al in volle gang was. De rol van de gemeente De gemeente moet volgens De Lange een eigen beleid ontwikkelen dat erop gericht is ook in het centrum een HOED (Huisartsen Onder Een Dak) te ontwikkelen. De solopraktijken hebben hun tijd gehad en voor de kwaliteit van de gezondheidszorg is het zaak om tot een integratie van disciplines te komen. De zorgverzekeraar vervult hierbij een sleu telrol die door middel van contractering de vestigingsvoorwaarden kan beïnvloeden. De gemeente zal dus met de zorgve rzekeraar in overleg moeten treden, maar ook met de betrokken zorgverleners. Al zal hun rol volgend moeten zijn. Het is een proces van lange adem want de huidige praktijken zullen nog wel zo’n jaartje of tien kunnen doorhalen voordat er aanleiding is om te moderniseren.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
35
Verslag van een gesprek op 6 mei 2010 met dhr. R. Lindenburg, fysiotherapeut en medeeigenaar van het Medisch Trainingscentrum De Viergang te Pijnacker Context Het Medisch Trainingscentrum De Viergang huurt ruimte van De Viergang BV , de exploitant van het gelijknamige sportcomplex tussen Pijnacker en Nootdorp. Het gebouw bevindt zich aan het begin van een uitgestrekt gebied met diverse sportvoorzieningen en sportvelden. In het tra iningscentrum werken drie praktijkeigenaren (de ‘maten’) en zes medewerkers in loondienst. Het trainingscentrum geldt niet als reguliere fysiopraktijk, maar is een centrum waar patiënten met medische problematiek trainen, c.q. actieve oefentherapie krijgen, onder leiding van een fysiotherapeut. De eigenaren combineren hun werkzaamheden voor het trainingscentrum met eigen fysiopraktijken waar ‘aan de bank’ wordt behandeld. De combinatie van praktijken i n trainingsfaciliteiten biedt de benodigde schaal om efficiënt gebruik van apparatuur en ruimte te maken. De therapeuten werken dus samen op een onderdeel van hun beroepsbezigheden. Een algehele samenvoeging van praktijken is overwogen maar leverde te veel organisatorische problemen op. De vestiging van praktijken in dit complex stuit vermoedelijk ook op planol ogische bezwaren omdat een sportbestemming voor de gezondheidszorg wordt gebruikt. Dat is tevens de reden dat hier geen samenwerking met andere disci plines uit de eerstelijn aan de orde is. Al zijn er wel spreekuren van sportartsen en orthopeden. Een echt gezondheidscentrum zou pas mogelijk zijn na wijziging van het bestemmingsplan. Het sportcomplex en het training scentrum lopen goed en uitbreiding van de beschikbare ruimte zou plezierig zijn. De exploitati erisico’s voor het trainingscentrum zijn beperkt. Investeren in eigen onroerend goed is niet de eerste optie. Als de Viergang BV (de huisbaas) investeert in de uitbreiding van het complex is dat misschien een mogelijkheid voor het trainingscentrum om meer ruimte te huren. Eerstelijn en huisvesting In de Viergang kwam ruimte te huur omdat het fitnesscentrum naar een nieuw pand vertrok. De accommodatie is op zichzelf goed wat ruimte, bereikbaarheid en parkeermogelijkheden betreft. Dat is allemaal een kwestie van eigen initiatief en er is geen betrokkenheid van de g emeente geweest. Fysiotherapeuten moeten hun eigen plek bevechten. Je mag geen woningen uit het bestand onttrekken dus de oplossing in het begi n is dan om een praktijkje aan huis te beginnen. Die ontwikkelingen hebben de meeste therapeuten in de gemeente meegemaakt. Anderen hebben ook wel een flat als praktijkruimte gehuurd en er is zelfs door een fysiother apeut en huisarts praktijk gehouden in een stacaravan (als tijdelijke oplossing in Tolhek). Na verloop van tijd wordt de ruimte te krap en ook de bereikbaarheid laat te wensen over , bijvoorbeeld omdat er geen parkeervergunningen worden afgegeven voor mensen die tijdelijk slecht ter been zijn. De andere mogelijkheid is de huur of ontwikkeling van praktijkruimte in kantoorpanden of maatschappelijk vastgoed. Die kosten zijn gewoonweg niet op te brengen. De ideale combinatie is, verwacht Lindenburg, samenwerking en huisvesting met relevante med ische disciplines als orthopedie en podologie, sportgeneeskunde, diëtisten, maar ook psychol ogen. De band met huisartsen is niet sterk ontwikkeld en dat zou volgens Lindenburg moeten veranderen. Veel patiënten komen rechtstreeks naar het centrum en anderen komen op verwijzing van een specialist. Vermoedelijk is het feit dat er weinig patiënten via de huisarts binne nkomen ook een reden dat de samenwerking met de huisartsen niet optimaal is. Het training scentrum is nu zo’n jaar of drie operationeel maar er is in di e periode geen enkele huisarts langsgekomen om eens poolshoogte te nemen. Het centrum krijgt veel patiënten via ziekenhu izen en heeft in de regio een goede naam bij de revalidatie van sportblessures. Het centrum heeft op die manier een regionaal bereik gek regen en de huidige capaciteit (5 à 6 FTE) is daarGespreksverslagen
36
om niet alleen toe te schrijven aan de lokale vraag. Het ‘ruime’ aanbod van fysiotherapeuten in Pijnacker lijkt wat op gezichtsbedrog Eerstelijn en samenwerking De eerstelijn in de gemeente kent weinig samenhang. Er is een huisartsengroep (HAGRO) die na de introductie van de huisartsenpost voor de opvang buiten kantooruren haar bestaansreden lijkt te hebben verloren. De fysiotherapeuten hadden een intercollegiaal overleg waar de huid ige maten van MTC De Viergang de drijvende krachten bleken te zijn. Nadat zij drie jaar geleden door de nieuwe initiatieven in De Viergang een stap terug moesten doen is er nooit meer een overleg met alle fysiotherapeuten geweest. De samenwerking met andere disciplines is vooral functioneel en reikt zeker niet tot meer algemene zaken als vestigingsvoorwaarden en acco mmodatiebeleid. De rol van de gemeente De gezondheidszorg is nauw verbonden met het welzijn van de burgers en het is daarom van groot belang dat een gemeente zich daar beleidsmatig mee bemoeit. In Pijnacker-Nootdorp is er geen ziekenhuis en geen ambulancedienst en de huisartsenpost is in Delft. Nu ontbreken er wel meer voorzieningen in de gemeente zoals een bioscoop. Lindenburg heeft niet de indruk dat de gemeente op het gebied van de gezondheidszorg een eigen beleid heeft. Er is ook geen toegankelijk overzicht van de beschikbare kennis en kundigheden van de werkzame professi onals binnen de eerstelijn. Het minste wat je toch zou moeten hebben is een overzicht van het beschikbare aanbod voordat je tot samenwerking kunt komen. Voor het accommodatiebeleid is het in ieder geval nodig om te inventariseren wat er speelt en welke mogelijkheden en wensen (ook wat betreft de vraagprijs) er zijn.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
37
Verslag van een gesprek op 15 juni 2010 met mevrouw J.M. Onnink, adviserend geneeskundige van DSW zorgverzekeraar Context DSW Zorgverzekeraar is een regionale zorgverzekeraar met ruim 445.000 verzekerden. Rond de 60% van de inwoners van regio’s Nieuwe Waterweg Noord en Delft/Westland/Oostland zijn bij DSW verzekerd. Ook het merendeel van de gecontracteerde hulpverleners bevindt zich in deze regio’s. DSW wil dicht bij de zorg betrokken zijn en participeert in talrijke zorginhoudelijke pr ojecten. Daarnaast is DSW als ‘stille vennoot’ in haar verzorgingsgebied actief bij het ontwikkelen en exploiteren van accommodaties voor de eerste lijn en zelfs in centra voor de tweede lijn. Landelijk bekend is de overname van het Vlietland ziekenhuis door een coöperatie met DSW als participant. Het marktaandeel van DSW groeit sinds de invoering van de Zvw jaarlijks licht. De goede reputatie van de verzekeraar heeft misschien ook wel te maken met het feit dat DSW geen preferentiebeleid heeft voor medicijnverstrekking. Joan Onnink is accountmanager bij deze verzekeraar en verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van o.a. de huisartsenzorg. De huisvesting van de eerstelijn Onnink juicht het zeer toe dat de gemeente Pijnacker -Nootdorp zich bezint op een accommodatiebeleid voor de eerstelijnszorg. Er staan belangrijke veranderingen voor de deur. Dat is in de eerste plaats de vergrijzing die leidt tot een toename van de zorgvraag en in de komende jaren tot een afname van het aantal huisartsen uit de leeftijdsgroep van de babyboomers. Daarnaast zal ook een verdere substitutie van de specialistische zorg naar de huisartsenzorg plaatsvinden. De omslag betreft in het bijzonder de chronische zorg (COPD, Diabetes, Hartfalen, Vasculair Risicomanagement) waar de huisarts ondersteund door hulppersoneel, zoals praktijkonde rsteuners voor de geprotocolleerde uitvoering zal zorgen. Het beroep van huisarts verschuift van solist naar teamspeler. Het wordt volgens Onnink in de toekomst lastig om als solerende hui sarts praktijk te kunnen uitoefenen. DSW werkt in het kader van FSG mee aan de modernisering van de huisartsenpraktijken. Het beleid van FSG richt zich op een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor huisartsen en tandart sen. FSG exploiteert binnen de gemeenten in principe meer HOEDen. Huisartsen krijgen zo de mog elijkheid om samen te werken in een goed geoutilleerde praktijkruimte, zonder investering sdrempel. De opzet is meestal die van een AHOED waar twee of drie huisartsen samen werken met voldoende schaal voor één apotheek. Op die manier wordt een infrastructuur gecreëerd waar de huisvestingslasten voor de huisartsen maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Het gaat er echter niet alleen om de vestiging in te dure gebieden mogelijk te maken. Er is bij huisartsen ook weinig animo om in achterstandsgebieden te werken. Door het bied en van een goede en goedkope infrastructuur zijn de vestigingsvoorwaarden dan een stuk beter. De vergoedingen die huisartsen krijgen staan los van de huisvestinglasten die ze moeten bet alen. De verzekeraars mogen ook geen vestigingsbeleid voor de eerste li jn voeren. De instroom van nieuwe mensen wordt voornamelijk door de beroepsgroep zelf gereguleerd. Dat houdt in dat oude praktijken worden overgenomen of nieuwe praktijken worden gestart waar witte vle kken zijn. In het eerste geval is het gangbaar dat de n ieuwe huisarts hetzelfde contract krijgt als zijn voorganger. Voor nieuwe praktijken moeten ook nieuwe contracten met de verzekeraar worden opgesteld. Een contract is niet nodig voor het leveren van basishuisartsenzorg. Dat wordt hoe dan ook vergoed. Maar om extra verrichtingen te kunnen declareren moet de hui sarts een overeenkomst met de zorgverzekeraar hebben. Ook bij de gezamenlijke zorginkoop van de ketenzorg in de vorm van DBC’s doen alleen de gecontracteerde huisartsen mee. Het co ntract met de verzekeraar is dus voor de huisarts min of meer een noodzakelijkheid. De contra ctering van huisartsen zou kunnen worden gebruikt om een gewenste differentiatie in het aa nGespreksverslagen
38
bod te krijgen en meer afhankelijk te maken van de vraag. In de meeste VINEX -wijken heb je bijvoorbeeld geen chronische zorg, maar wel veel kinderen en daar kun je dan mee rekening houden bij het gewenste profiel van de huisarts. De relatie tussen verzekeraar en huisarts wordt overigens wel gekenmerkt door een gezonde dosis wantrouwen. Er is een basisvergoeding voor elke patiënt en vergoedingen voor extra ve rrichtingen. Ook de ontwikkeling van DBC’s voor ketenzorg leidt landelijk soms tot verrassende tariefstelli ngen voor huisartsen die maken dat dure specialistische zorg vervangen wordt door eve n dure huisartsenzorg. Aan de kant van de tweede lijn is er tegelijkertijd de tendens om zorg aan te bieden voor een dure prijs die voorheen door huisartsen werd geleverd. De effecten van de substitutie zullen overigens pas over een jaar of tien zichtbaar worden. Het is ook niet zozeer een bezuinigingsoperatie als wel een middel om in de pas te blijven met de sterk oplopende vraag (bijvoorbeeld door de snelle toename van het aantal diabetespati ënten). Het nieuwe beroepsbeeld van de huisarts komt volgens Onn ink nog niet voldoende in de opleidingen tot zijn recht. Er overheerst nog een profiel van de kleine zelfstandige met eigen patië nten terwijl de veranderingen in de gezondheidszorg verregaande eisen stellen aan samenwe rking en verantwoording. Samenwerking in een HOED kan juist veel meerwaarde bieden voor ondersteunende zaken als digitalisering en de inhuur van praktijkmanagers. Natuurlijk is een huisarts geen schaap met vijf poten. Voor de verzekeraar is het wel van belang om de voo rwaarden te scheppen dat zorg in de eerste lijn zo efficiënt en goed mogelijk wordt geleverd. De rol van de gemeente De gemeente zou zich bewust moeten zijn van de bestaande gezondheidsvraag onder de inw oners. In ieder geval zal de gezondheidszorg gefaciliteerd moeten worden als o nderdeel van de ruimtelijke planning. Verder zou binnen een gemeente ook enig zicht moeten zijn op de huidige veranderingen in de gezondheidszorg om daar bijtijds en adequaat op te kunnen inspelen. Voor een belangrijk deel lopen de doelstellingen van de verzekeraar en de gemeente parallel als het gaat om de kwaliteit van de gezondheidszorg en het bieden van gunstige voorwaarden. Het zou dan ook aanbeveling verdienen dat beide partijen gezamenlijk in overleg zouden treden met de beroepsgroep over de huisvesting van huisartsenzorg in de gemeente.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
39
Verslag van een gesprek op 31 maart 2010 met mevrouw Simpelaar, verloskundige in de praktijk aan de Gantellaan te Pijnacker Context De verloskundigenpraktijk is gehuisvest in de noodvoorziening Tolhek aan de Ga ntellaan in Pijnacker samen met de apotheek Tolhek, de huisartsenpraktijk Tolhek, de tandarts Van Buuren en de praktijk voor fysiotherapie. De twee spreekkamers voor de verloskundigen en de eigen wachtkamer met receptie beslaan ongeveer 70 vierkante meter waar een huur van rond de 800 euro per maand voor wordt betaald. De verloskundigen houden ook één dag spreekuur in Nootdorp waarvoor zij een behandelkamer huren in de huisartsenpraktijk De Noot. Delfgauw als derde woonkern in Pijnacker heeft een eigen voorziening: de verloskundigenpraktijk De Hoed. Het gezondheidscentrum Tolhek verhuist in zijn geheel naar een nieuw en permanent gezondheidscentrum in de nabijgelegen nieuwbouwwijk Keijzershof. De voorzieningen worden geconcentreerd in het complex Watersnip dat weer deel uitmaakt van de middelhoogbouw Weidevogelhof aan het begin van de wijk langs de RandstadRail. Wanneer de verhuizing naar Keijzershof eind van dit jaar een feit is, komt er een einde aan de tijdelijke huisvesting in Tolhek die uiteindelijk zeven jaar heeft geduurd. Eerstelijn en huisvesting De huisvesting voor de verloskundigenpraktijk is de afgelopen tien jaar veranderd van een huurkamertje in de Anne Franklaan van drie bij drie meter tot de huidige voorziening binnen dit multifunctionele centrum. Eerder is er nog een plan geweest om een flat te kopen voor de praktijk maar dat kon niet vanwege de woonbestemming. Er is niet doelbewust gekozen voor huisvesting te midden van andere medische disciplines. In Tolhek was de ruimte beschikbaar die de praktijk nodig had. Voor een praktijk van verloskundigen heeft de gezamenlijke huisve sting maar een beperkte meerwaarde. De klanten komen direct naar de praktijk en worden niet doorverwezen door de huisartsen. De eigen huisarts van de klanten van de praktijk hoeft ook niet de huisarts van de groepspraktijk Tolhek te zijn. Er is wel wat gemeenschappelijk gebruik van apparatuur en er worden wel wat medicijnen bij de apotheek gehaald. Maar er is geen sprake van kennisoverdracht tussen de disciplines bijvoorbeeld over behandelmogelijkheden en medicijngebruik. Tolhek heeft ook weinig voorzieningen voor gemeenschappelijk gebruik. Er is bijvoorbeeld geen kantine waar men elkaar over en weer spreekt. Dat gebeurt bijvoorbeeld weer wel in de huisartsenpraktijk De Noot bij de gemeenschappelijke lunch. De eerstelijn is direct toegankelijk voor de klant en fungeert als poortwachter bij specialistische hulpvragen. Er is een vast assortiment van zorgaanspraken inclusief de bijbehorende financi ering. Dat geldt voor huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten en verloskundigen. Voor apoth ekers is de situatie anders, die zijn meer ondernemer en ook BTW-plichtig en behoren strikt genomen niet tot de eerstelijn. De eerstelijn bestaat dus uit kleine zelfstandigen die maar in beperkte mate commerciële activiteiten ontplooien. Dat is ook terug te vinden in de huisve stingsvraag. Er kan geen commerciële huurprijs worden betaald en ontwikkeling in eigen hand is maar beperkt mogelijk. Om die reden is mevrouw Simpelaar ook content met de huur oplossing van Rondom Wonen in Keijzershof die bovendien ook voor haar klanten met de RandstadRail beter toegankelijk is. Andere partijen in het gezondheidscentrum hadden een voorkeur voor ontwikkeling in eigen hand, maar de gemeente werkte daar niet aan me e en stelde geen grond beschikbaar. Eerstelijn en schaal De betrokken disciplines werken allemaal op een verschillend schaalniveau. Een verloskundige is bijvoorbeeld op de woonkern gericht en een huisarts op de wijk. De verloskundige houdt Gespreksverslagen
40
spreekuur en gaat op afroep naar de mensen toe. Om de praktijk toegankelijk te houden voor mensen uit Pijnacker die geen auto hebben is de nieuwe huisvesting aan de RandstadRail een grote vooruitgang. Maar het ligt niet in de rede dat vrouwen uit andere woonkernen of ande re gemeenten voor een spreekuur in Pijnacker zouden kiezen. Omgekeerd is het voor de verlo skundigen wel mogelijk om bijtijds op afroep naar elk adres binnen de gemeente komen. De huidige capaciteit van vier verloskundigen is met 300 zorgeenheden bij een mo gelijk maximum van 440 eenheden niet volledig bezet. Er is enige mogelijkheid om nog te groeien. De vraag lijkt door de vergrijzing en de stagnatie in de woningbouw redelijk stabiel; er ligt geen grote g eboortegolf in het verschiet. De rol van de gemeente De verhouding van de gemeente met de eerstelijn is niet altijd optimaal geweest. Naar verluidt vond de gemeente dat de eerstelijn zelf verantwoordelijk was voor huisvesting. Daar staat ook weer wat machtspolitiek van de eerstelijn tegenover die dreigde zic h uit de wijk Tolhek terug te trekken. De gemeente heeft uiteindelijk een noodvoorziening in Tolhek ingericht en ook pe rmanente huisvesting in Keijzershof geregeld. Maar tegelijkertijd is daarmee een eigen ontwi kkeling van huisvesting tegengehouden. De men ingen zijn vooralsnog verdeeld over het nieuwe aanbod. Volgens mevrouw Simpelaar dient de gemeente bij de planontwikkeling ruimte b eschikbaar te stellen voor de eerstelijn tegen een redelijke huur. Voor de verloskundigenpraktijk is de nieuwe plek in Keijzershof een stap vooruit.
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
41
Verslag van een gesprek op 6 mei 2010 met dhr. G.J. Stockmann, huisarts te Pijnacker Context Sjoerd Stockmann werkt ruim drie jaar als zelfstandig huisarts in Pijnacker na een periode als HIDHA (Huisarts In Dienst van een HuisArts) in het gezondheidscentrum Pijnacker. Hij heeft een bestaande praktijk van 2.300 patiënten overgenomen en huurt praktijkruimte van zijn voorga nger. De praktijkruimte naast de woning van de oude dokter was een voorlopige oplossing. Het ruimtegebrek begint nu vooral nijpend te worden door de extra personele ondersteuning in de huisartsenpraktijk. Een gelijktijdig gebruik van de werkruimte door huisarts en diabetesve rpleegkundige is bijvoorbeeld niet mogelijk. Een accommodatiebeleid van de gemeente zou als geroepen komen om in zijn huisvestingsvraag te kunnen voorzien. Stockmann heeft op een eerdere oproep van de gemeente al gemeld bereid te zijn tot nader overleg maar heeft tot op heden geen uitnodiging ontvangen. Er zijn door de Landelijke Huisartsenverenigi ng (de bouwadviesgroep) ook initiatieven geweest voor nascholing en handreikingen bij de bouw van een HOED-praktijk of een multidisciplinair centrum. Woningcorporaties blijken niet altijd de meest toeschietelijke partij en kunnen nogal star zijn als het ga at om aanpassingen in het programma. Die les zou naar verluidt ook kunnen worden getrokken bij de ontwikkeling van het eerstelijn scentrum in Keijzershof. De indruk bestaat dat de deze oplossing aan de gebruikers is ´opgelegd´. Veranderingen in de huisartsenpraktijk Veel uitvoerend werk als bloeddruk meten of medicatie wordt anno 2010 door de huisartsen gedelegeerd. De rol van de huisarts verschuift naar meer managementachtige taken zoals het aansturen en opleiden van het ondersteunend personeel. Stockmann i s zelf actief betrokken bij de ketenzorg voor COPD. De zorginkoop van ketenzorg wordt geregeld door de Zorginkoop Ee rstelijn (ZEL), de coöperatie waar vrijwel alle huisartsen in de regio aan deelnemen. De ZEL zorgt er ook voor dat de kwaliteit wordt gewaarborgd bijvoorbeeld door visitatie. De voorwaarden in administratieve en uitvoerende zin leiden tot meer bureaucratisering. Een koepelorganisatie tussen zorgverzekeraars en de individuele aanbieders krijgt ook een eigen autonomie die ten koste kan gaan van de zelfstandigheid en autonomie van haar leden. Bij de huidige DBC’s is het ook de vraag of elke huisarts voldoende patiënten met de onderscheiden chronische ziekten heeft om de eigen expertise te ontwikkelen en in stand te houden (dit zou overigens wel weer een pleidooi zijn voor een samenbundeling van praktijken). Dan zouden huisartsen bijvoorbeeld naar elkaar moeten verwijzen en daar zijn zij niet bepaald toe geneigd. Stockmann is er b educht voor dat de huisartsenpraktijken zich naar Engels voorbeeld ont wikkelen tot miniziekenhuisjes waarbij de huisarts nog alleen indirect te maken hee ft met zijn eigen patiënten. De rol van de gemeente Stockmann ziet een rol voor de gemeente weggelegd bij het scheppen van gunstige voorwaarden voor de huisvesting van de eerstelijn. Gezien zijn eigen huisvestingsvraag zou het goed zijn dat de gemeente te kennen gaf welke mogelijkheden er zijn in de bestaande voorraad. De g emeente zou dan als een soort makelaar van maatschappelijk vastgoed vraag en aanbod moeten verbinden. Interessante mogelijkheden bieden bijvoorbeeld bestaande gebouwen als het stationsgebouw en de bibliotheek zijn. Mogelijke nieuwe centra op de plek van verzorgingshuis ´t Hofland of in Ackerswoude aan de andere kant van de spoorlijn zijn voor zijn praktijk vooralsnog te ver. Het kapitaal van een huisarts bestaat uit de bestaande relaties met zijn patiënten. Een bundeling van bestaande praktijken in het centrum ziet Stockmann met de huidige huisar tsen niet gebeuren. De samenvoeging van praktijken heeft voor - en nadelen. Iedereen wil zijn vrijheid behouden. Op het moment is naast de parktijkruimte van Stockmann de centrumontwikkeling Ackershof gaande maar die nieuwbouw zal vermoedelijk te duur zijn. Zijn voorkeur is
Gespreksverslagen
42
kort gezegd: een koopoplossing in de directe nabijheid van de huidige praktijk van zo’n 100 tot 150 vierkante meter, voldoende bereikbaar, parkeergelegenheid en een combinatie met andere zorgverleners zou mooi zijn wanneer het beschikbare bouwvolume dat mogelijk maakt. Om zijn plannen te concretiseren zal hij eerst vaststellen welke investering mogelijk is en met de g emeente willen overleggen welke mogelijkheden er zijn .
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
43
Verslag van een gesprek op 11 mei 2010 met mevrouw Martine van de Water, projectleider van de Facilitaire Stichting Gezondheidszorg (FSG) te Schiedam Context FSG heeft als doelstelling een stevige basis te creëren voor de eerstelijnsgezondheidszorg in de regio’s Nieuwe Waterweg Noord en Delft/Westland/Oostland. Zij investeert in locaties die voor de toekomst continuïteit bieden, door panden in eigendom te verwerven, vacante plekken en/of groeiplekken te creëren en de HOEDpraktijk voor een maatschappelijke prijs (inrichtingsgereed) aan huisartsen te verhuren. Een zeer belangrijk uitgangspunt is dat het financiële voordeel van een bepaalde praktijklocatie toevalt aan de huisarts zolang hij zijn beroep uito efent in de regio. Een adequate HOED-locatie in eigendom van de stichting is echter een niet bij vertrek te verzilveren voordeel voor de huisarts, maar vormt een blijvende waarde voor d e regionale infrastructuur. De Regionale Commissie Gezondheidszorg nam onder leiding van zorgverzekeraar DSW het initiatief om deze stichting op te richten om op die manier het tekort aan huisartsen in de regio terug te dringen. Inmiddels zijn we tien jaa r verder, is er geen tekort meer aan huisartsen en zijn er 15 HOED’en door FSG gerealiseerd waaronder De Noot in Nootdorp - die geldt als een AHOED waarbij de A staat voor apotheek -, De Reef en Gezondheidscentrum Ypenburg, beide in Ypenburg. Het bestuur van FSG wordt gevormd door de zorgverzekeraar DSW en verschillende zorgaa nbieders uit de tweede lijn: Reinier de Graaf Groep, Vlietland Ziekenhuis, Argoszorggroep, Fra nkelandgroep, Careyn, GGZ Delfland, Stichting Zorginstellingen Pieter van Foreest. Naast deze instellingen is sinds kort ook de Zorggroep Eerstelijnszorg als vertegenwoordiger van de hui sartsen in het bestuur vertegenwoordigd. Hun gemeenschappelijke doel is het bieden van opt imale huisvesting voor huisartsen. FSG ontwikkelt daartoe huisvesting die beantwoordt aan de gestelde bouwkundige en functionele eisen zoals geformuleerd door de LHV. Met de bijkome nde opgave om maatschappelijk aanvaardbare huurprijzen te vragen biedt FSG panden aan tegen een huurprijs die onder de kostprijs ligt. Het explo itatietekort van de stichting komt voor rekening van de deelnemende instellingen. Het streven is wel om over het gehele bezit genomen in de toekomst quitte te spelen. Voor een goed begrip valt nog te melden dat de investeringen in voorzieningen als altern atief kunnen worden beschouwd voor de individuele vestigingspremies (lokpremies) die sommige zorgverzekeraars aan huisartsen bieden om zich te vestigen waar tekorten zijn. Door te invest eren in voorzieningen is er de mogelijkheid om de capaciteit voor de l angere termijn te reguleren. Martine van de Water noemt dat het investeren op de plek en niet op de kop. De werkwijze van FSG Van de Water is het gezicht van FSG in het overleg met de lokale partners. Voor de bouwkund ige en exploitatietechnische kant van de ontwikkeling (de vastgoedvraagstukken) is een collega verantwoordelijk. FSG sluit zo veel mogelijk aan bij lokale initiatieven en wensen van huisartsen om tot een toekomstbestendig niveau van huisvesting te komen. FSG ontwikkelt een progra mma in direct overleg met de huisartsen en andere zorgverleners. Zij zijn verantwoordelijk voor de ruimten die zij huren en soms voor dagdelen weer doorverhuren aan andere zorgverleners. Van de Water typeert de verhouding tussen de plaatselijke actoren en FSG als volgt: zij gaan voor de inhoud en hebben de visie, wij gaan voor de faciliteiten. Eigendomsvormen FSG is een gespecialiseerde opdrachtgever binnen de zorgsector en ontwikkelt projecten tegen een maatschappelijk aanvaardbare huurprijs. De in FSG participerende zorgverzekeraar en zorgGespreksverslagen
44
instellingen kunnen de onrendabele investeringen verantwoorden omdat ook zij belang hebben bij een goed aanbod in de eerstelijn. Diezelfde rol als ontwikkelaar van HOED’en kunnen ook corporaties vervullen en dat doen zij feitelijk ook b ijvoorbeeld in Delft en Pijnacker. Onrendabele investeringen zijn ook voor corporaties niet ongebruikelijk maar wel op basis van vaste huurkaders voor de eigen doelgroep. Het huurbeleid voor de eerstelijn is voor een corporatie niet goed te bepalen omdat ook niet duidelijk is welke prijs voor de onderscheiden aanbieders haalbaar is. De veilige weg is dan om de commerciële prijs aan te houden en dat is dan ook vaak het struikelblok. Wanneer een corporatie hetzelfde exploitatieregime aanhoudt als FSG dan zullen de verliezen op een of andere wijze moeten worden gecompenseerd. Die bal zal vermoedelijk bij de gemeente worden neergelegd. Volgens Van de Water houdt FSG haar projecten in eigendom om de continuïteit in h et voorzieningenaanbod voor de langere termijn te waarborgen. De prijs van het vastgoed kan immers weer een beletsel gaan vormen voor de vestiging van huisartsen. Subsidies of premies voor huisvesting in eigendom zijn net als vestigingspremies geen structurele oplossing en kunnen gemakkelijk ‘weglekken’. FSG zorgt voor een gespreid bedje voor de huidige en toekomstige huisartsen. De huisvestingslasten vallen bij eigendom meestal hoger uit dan de maatschappelijk aanvaardbare huurprijzen en dat is volgens Van de Water ook een kwestie van eigen risico. FSG wil bereiken dat er in de regio voldoende huisartsen zijn omdat de huisartszorg een belangrijke basisvoorziening/toegangspoort is voor de inwoners en verzekerden. Door professionele en betaalbare huisvesting aan te bieden zijn er in dit opzicht geen drempels voor nieuw te vestigen artsen. De rol van de gemeente en de rol van FSG in de gemeente Het is niet meer vanzelfsprekend dat iedere burger een huisarts heeft. Om het huisartsentekort op te lossen is in 2002 de Task Force Huisartsen ingesteld. Eén van de opvallende conclusies van het daaruit voortgekomen onderzoek is dat in Nederland de regie bij de vestiging van hui s6 artsen ontbreekt. FSG is een regisseur en maakt lokale initiatieven mogelijk die anders zouden stranden op institutionele en financiële b elemmeringen. In Nootdorp is er dankzij de betrokkenheid van Pieter van Foreest in de stichting en als zorgaanbieder ter plaatse een mogelijkheid ontstaan om de huisartsenpraktijk De Noot te ontwikkelen. FSG is in 2002 nog wel in gesprek geweest bij de voorbereidingen van het gezondheidscentrum in Keijzershof maar dat was toen al opgedragen aan de woningcorporatie. Er zijn in deze woonkern wel veel solopraktijken die toch op den duur zullen gaan verdwijnen. Naar verwachting zal over 5 jaar 80% van de Nederlandse huisartsen in groepspraktijken werken. Er is ook uitbreiding op de langere termijn nodig. Wanneer het om accommodatiebeleid gaat, moet je als gemeente een mening hebben over de wijze waarop je de eerstelijn (c.q. huisartsen) in de toekomst wil organiseren/faciliteren. FSG kan hierbij optreden als gesprekspartner voor de eerste lijn. In Pijnacker zou dat met betrekking tot de nieuwbouwwijk Ackerswoude kunnen gebeuren. FSG kan aanspreekpunt en trekker zijn voor een toekomstig te bouwen HOED. Een gunstig vestigingsklimaat valt of staat met de betrokkenheid en de visie van de beroep sgroep zelf. Het is niet nodig om als gemeente alles te weten maar je moet wel in staat zijn om ondersteuning en begeleiding te regelen. Een gemeente als Vlaardingen hee ft FSG ingeschakeld om vier HOED´en te ontwikkelen en heeft daarvoor een bijdrage geleverd van 5 ton in de ontwikkelkosten. In Delft heeft FSG onlangs de Bieslandhof opgeleverd. Een gesprek van gemee n-
6
Zie: http://www.fsg.nl/
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp
45
te, beroepsgroep en het bestuur van FSG is natuurlijk ook een goede manier om te weten te komen wat men voor elkaar kan betekenen. Een actieve benadering van de gemeente is van belang maar altijd in goed overleg met de beroepsgroep.
Gespreksverslagen
46
Eerste Lijn in Pijnacker-Nootdorp