Research voor Beleid Schipholweg 13 - 15 2300 AZ Leiden telefoon 071 - 525 37 37 fax 071 - 525 37 02 www.researchvoorbeleid.nl
Als u vragen heeft naar aanleiding van dit rapport kunt u contact opnemen met de afdeling Communicatie en bibliotheek van Research voor Beleid Holding. telefoon 071 - 525 37 06
[email protected]
B2380
Vrouwelijke zelfstandigen en de combinatie van arbeid en zorg Eindrapport
Dit onderzoek is uitgevoerd door Research voor Beleid in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Eva Mandos Christine Kuiper Jaap Bouwmeester B2380 Leiden, 31 juli 2001
VOORWOORD In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft Research voor Beleid een onderzoek uitgevoerd naar de belemmeringen van vrouwelijke zelfstandigen bij het combineren van arbeid en zorg. Dit onderzoek bestond uit twee fasen. Dit eindrapport bevat de uitkomsten van zowel de eerste, exploratieve fase als de tweede, toetsende fase. Het rapport geeft een beeld van de knelpunten die vrouwelijke zelfstandigen ervaren bij het combineren van arbeid en zorg. Verder is er aandacht voor de factoren die mede bepalen in welke mate er sprake is van knelpunten. Op basis hiervan ontstaat ook inzicht in verschillen tussen zelfstandigen en werknemers en tussen groepen van zelfstandigen. Het rapport is als volgt opgebouwd. Het eerste hoofdstuk bevat een beschrijving van de achtergrond en het doel van het onderzoek en de onderzoeksopzet. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van problematische situaties en de factoren die hierbij een (belemmerende) rol spelen. In het derde hoofdstuk komt de omvang van de problematiek aan de orde en de mate waarin de ervaren knelpunten samenhangen met kenmerken van de werk- en privé-situatie. In hoofdstuk 4 is beschreven wat de behoeften van vrouwelijke zelfstandigen zijn aan ondersteunende maatregelen vanuit de overheid om de combinatie van arbeid en zorg te faciliteren. Het afsluitende hoofdstuk bevat zowel een samenvatting als conclusies Dit onderzoek uitgevoerd door Christine Kuiper en Eva Mandos onder projectleiding van ondergetekende. Het onderzoek is vanuit het ministerie begeleid door mw. dr. H. Groenendijk van de Directie Arbeidsverhoudingen en mw. dr. M. Keizer van de directie Analyse en Onderzoek.
Jaap Bouwmeester Projectleider arbeidsmarkt en sociale zekerheid Leiden, 30 juli 2001
INHOUDSOPGAVE Pag.
1
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek 1.1 Beleidsinitiatieven voor het combineren van arbeid en zorg 1.2 De positie van zelfstandigen 1.3 Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen 1.4 Analysekader: zelfstandigen in een ‘combinatiemodel’ 1.5 Opzet van het onderzoek
1 1 1 2 4 6
2
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg 2.1 Inleiding 2.2 Knelpunten bij de zorg voor kinderen 2.2.1 Aard van de problematiek 2.2.2 Achtergrond van de problematiek 2.2.3 Gevolgen van de problematiek 2.3 Knelpunten bij het verlenen van mantelzorg 2.3.1 Aard van de problematiek 2.3.2 Achtergrond van de problematiek 2.3.3 Gevolgen van de problematiek 2.4 Knelpunten rond zwangerschap en kraamtijd
11 11 11 11 14 17 18 19 21 23 23
3
Omvang van de knelpunten 3.1 Inleiding 3.2 Arbeids- en privé-situatie van vrouwelijke zelfstandigen 3.2.1 Algemene kenmerken 3.2.2 Arbeidsituatie 3.2.3 Privé –situatie 3.3 Algemene knelpunten arbeid en zorg 3.4 Knelpunten in de zorg voor kinderen 3.4.1 Gebruik kinderopvang 3.6 Knelpunten rond het verlenen van mantelzorg 3.7 Knelpunten in de periode van zwangerschap en kraamtijd 3.8 Ervaren knelpunten in relatie tot de arbeids- en privé-situatie 3.8.1 Werkgerelateerde factoren 3.8.2 Persoonsgebonden factoren
27 27 27 27 28 32 34 38 39 44 47 50 51 56
4
Oplossingen 4.1 Inleiding 4.2 Algemene maatregelen 4.3 Specifieke oplossingen voor zelfstandigen 4.4 Verwachtingen ten aanzien van oplossingen
57 57 58 59 61
5
Samenvatting en conclusies
65
Bijlage 1
Enkele gegevens over zelfstandigen in 1999
71
Bijlage 2
Organisatie sleutelinformanten en checklist
73
Bijlage 3
Groepsgesprekken
75
Bijlage 4
De vragenlijst
79
1
1
ACHTERGROND EN DOELSTELLING VAN HET ONDERZOEK
1.1
Beleidsinitiatieven voor het combineren van arbeid en zorg
Het thema ‘Arbeid, zorg en inkomen’ neemt in het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie een prominente plaats in. Hoewel de laatste decennia de verdeling tussen arbeid en zorg in Nederland ingrijpend is veranderd, bestaat er ook bij de huidige generatie werkenden behoefte aan een andere verdeling van ‘werk en privé’; mannen willen minder werken, vrouwen willen meer werken en beiden willen een gelijkwaardiger verdeling van huishoudelijke en zorgtaken1. De overheid heeft ervoor gekozen bij het stimuleren en faciliteren van de herverdeling van taken uit te gaan van het zogenoemde ‘combinatiemodel’. Dit model gaat uit van de gedachte dat vrouwen en mannen in staat worden gesteld de op dat moment in hun leven aanwezige behoeften aan arbeid, inkomen, persoonlijke ontwikkeling en zorgtaken zelf te kunnen vervullen. Hiermee wijkt het combinatiemodel af van het traditionele kostwinnersmodel (waarbij de man het deel arbeid en inkomen voor zijn rekening neemt en de vrouw met name zorgtaken vervult) en het uitbestedingsmodel (waarbij een voltijdbaan voor vrouwen en mannen de norm is, en zorgtaken worden uitbesteed aan derden). De afgelopen jaren is een brede discussie gevoerd over wenselijke bijdragen van de overheid om vrouwen en mannen te ondersteunen bij het verwezenlijken van dit combinatiemodel2. Concreet zijn er aan aantal regelingen en voorzieningen ontwikkeld (of zijn in voorbereiding) zoals de verlofregelingen in het wetsvoorstel Wet arbeid en zorg, de Wet aanpassing arbeidsduur en uitbreiding van (vergoeding van) kinderopvangvoorzieningen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van nieuwe initiatieven gestimuleerd bijvoorbeeld in het kader van de stimuleringsmaatregel experimenten dagindeling.
1.2
De positie van zelfstandigen
Een belangrijk deel van de ontwikkelde en voorgestelde regelingen heeft betrekking op een wettelijk recht om de tijd die men besteedt aan betaalde arbeid incidenteel of structureel aan te passen. Concreet gaat het dan om het recht op specifieke vormen van verlof en het recht op aanpassing van de arbeidsduur. Deze regelingen zijn daarmee vooral bedoeld voor werknemers en niet voor zelfstandigen. Bij zelfstandigen is immers geen sprake van een traditionele werkgever-werknemer verhouding. Zelfstandigen zijn hun eigen baas en kunnen in sterkere mate dan werknemers zelf beslissen over hun arbeidstijden en arbeidsduur.
1
Meerjarennota emancipatiebeleid ‘Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid’, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid, Den Haag, maart 2000; Meerjaren Beleidsplan Emanciaptie, november 2000 2 Zie de discussienota ‘Op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg’ van maart 1999 (Kamerstukken II, 1998/99, 26 447)
2
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
Vergeleken met werknemers hebben zelfstandigen meer mogelijkheden om hun werk- en privésituatie naar eigen behoefte in te vullen. Een wettelijk recht op verlof is daarom bij zelfstandigen niet aan de orde. Dat betekent echter niet dat de overheid geen faciliterende rol zou kunnen spelen voor zelfstandigen. Vergeleken met werknemers gelden voor zelfstandigen juist een aantal factoren die het moeilijker kunnen maken om arbeid en zorg te combineren. Mede gezien de omvang van de groep zelfstandigen (in 1999 was circa 11% van de werkzame beroepsbevolking zelfstandig)1 wil de overheid nagaan of er behoefte is aan (aanvullende) maatregelen om ook deze groep mannen en vrouwen te ondersteunen in het combineren van arbeid en zorg. Hierbij speelt ook mee dat de overheid het zelfstandig ondernemerschap wil stimuleren, en hierbij bijzondere aandacht wil geven aan specifieke knelpunten voor vrouwelijke ondernemers2.
1.3
Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen
In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is reeds een vooronderzoek uitgevoerd om zicht te krijgen op belemmeringen bij zelfstandigen. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat zelfstandigen in beperkte mate belemmeringen ondervinden, en voor een groot deel zelf de nodige voorzieningen kunnen treffen om arbeid en zorg te combineren. Het onderzoek was echter beperkt van opzet en met name het aantal in het onderzoek betrokken vrouwen was gering3. Het ministerie achtte het dan ook wenselijk een uitgebreider onderzoek te laten uitvoeren waarin met name de situatie van vrouwelijke zelfstandigen in beeld wordt gebracht. Het doel van het onderhavige onderzoek kan daarmee als volgt worden geformuleerd: In beeld brengen in welke mate vrouwelijke zelfstandigen belemmeringen ervaren bij het combineren van arbeid en zorg, en in welke mate behoefte bestaat aan overheidssteun bij het verminderen van deze belemmeringen. Het onderzoek dient informatie op te leveren op basis waarvan het kabinet eventueel en zonodig voorstellen kan formuleren ter ondersteuning van zelfstandigen bij het combineren van arbeid en zorg. Naast informatie over (de aard en de mate van) belemmeringen, wordt daartoe ook informatie verzameld over (de aard en omvang van) de behoefte aan overheidssteun.
1
Bron: Enquête beroepsbevolking 1999, CBS, Voorburg/Heerlen, 2000 Meerjarennota emancipatiebeleid ‘Van vrouwenstrijd naar vanzelfsprekendheid’, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid, Den Haag, maart 2000. Juist omdat het zelfstandig ondernemerschap vrouwen de vrijheid geeft om hun eigen tijd in te delen, en ze niet te maken krijgen met een glazen plafond, wil de overheid het (vrouwelijk) ondernemerschap stimuleren. 3 Bij het vooronderzoek waren 84 vrouwen betrokken. 2
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
3
Hiertoe zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Belemmeringen • Welke belemmeringen ondervinden vrouwelijke zelfstandigen bij het combineren van arbeid en zorg? • Hoe groot is de groep vrouwelijke zelfstandigen die problemen ervaart in het combineren van arbeid en zorg? • Zijn er bepaalde groepen zelfstandigen (branche/beroep/sector) te onderscheiden die meer of minder belemmeringen ervaren? • Welke factoren zijn van invloed op het ervaren van belemmeringen (branche/beroep/sector/inkomen/flexibiliteit/aantal personen in dienst/partner/kinderen)? Oplossingen • Welke voorzieningen en regelingen zijn reeds (of komen binnenkort) beschikbaar voor zelfstandigen en voor werknemers? • Aan welke type (aanvullende) overheidsondersteuning bij het wegnemen van belemmeringen hebben (groepen van) vrouwelijke zelfstandigen behoefte? • Hoe groot is de groep / zijn de groepen van vrouwelijke zelfstandigen die behoefte hebben aan (aanvullende) overheidsondersteuning? Doelgroep Het onderzoek richt zich op vrouwelijke zelfstandigen. Dit zijn voor het merendeel vrouwen die werkzaam zijn in hun eigen bedrijf. Daarnaast gaat het om vrouwen die meewerken in het bedrijf van hun partner en vrouwen die werkzaam zijn als vrij beroepsbeoefenaar zonder arbeidsovereenkomst. De doelgroep is in het kader van dit onderzoek beperkt tot vrouwen werkzaam in bedrijven zonder personeel of met een zeer beperkt aantal personeelsleden (maximaal 10). Directeur/eigenaren van middelgrote en grote ondernemingen (en meewerkende partners in deze bedrijven) vallen buiten de doelgroep van dit onderzoek. Daarnaast is het belangrijk op te merken dat het onderzoek gericht is op vrouwen die op dit moment als zelfstandige werkzaam zijn. Vrouwen die gestopt zijn met hun werkzaamheden als zelfstandige behoren niet tot de doelgroep van dit onderzoek.
4
1.4
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
Analysekader: zelfstandigen in een ‘combinatiemodel’
Dit onderzoek is gebaseerd op het onderstaande analysemodel. In dit model is globaal weergegeven welke factoren van invloed zijn op belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg. Behoefte aan combinatie arbeid en zorg
Privé-situatie
Arbeidssituatie
Belemmeringen Regelingen en voorzieningen Gerealiseerde combinatie arbeid en zorg
Uitgangspunt is dat iedereen een bepaalde behoefte heeft aan het combineren van arbeid en zorg, werk en privé. In hoeverre men hierbij belemmeringen ondervindt, is afhankelijk van de privé-situatie en de arbeidssituatie. De privé- en de arbeidssituatie zijn enerzijds bepalend voor de diverse taken die men wil combineren (bijvoorbeeld zorg voor kinderen) en anderzijds voor de mogelijkheden om deze taken uit te voeren (bijvoorbeeld inkomen en een ondersteuningsnetwerk). Uit de spanningen tussen werk en privé komen de belemmeringen voort die een ideale combinatie van zorg en arbeid in de weg staan. Regelingen en voorzieningen kunnen een bijdrage leveren aan het verminderen of wegnemen van deze belemmeringen, waardoor een bepaalde mate van combinatie van arbeid en zorg kan worden gerealiseerd. In het model is gearceerd weergegeven op welke gebieden zich de belangrijkste verschillen zullen voordoen tussen werknemers en zelfstandigen: namelijk in de arbeidssituatie en de toegang tot regelingen en voorzieningen. Regelingen en voorzieningen Regelingen met betrekking tot een ‘recht op verlof’ zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten omdat deze bij voorbaat niet relevant zijn voor zelfstandigen. Financiële regelingen of regelingen die betrekking hebben op de toegang tot (zorg)voorzieningen zijn wel in het onderzoek betrokken.
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
5
Arbeidsituatie Verondersteld wordt dat verschillende kenmerken van de arbeidsituatie van invloed kunnen zijn op de mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren. Hierbij gaat het om de volgende aspecten: Kenmerken van de organisatie: • omvang • starter of gevestigd Kenmerken van de functie: • hiërarchische positie in de organisatie (top, midden, lager) • aard van de functie (lijn/staf; verantwoordelijkheden) Werktijden: • flexibiliteit in arbeidstijden • arbeidsduur Het inkomen wordt daarnaast ook tot een relevant aspect van de arbeidssituatie gerekend. Alhoewel er uiteraard aanzienlijke verschillen tussen zelfstandigen onderling bestaan, wordt ten behoeve van dit onderzoek in eerste instantie uitgegaan van een ‘gemiddelde zelfstandige’. In hoofdstuk drie zal blijken in hoeverre de kenmerken van de arbeidsituatie van belang zijn en hoe zelfstandigen op deze punten van elkaar verschillen. Over het algemeen lijkt de combinatie tussen arbeid en zorg makkelijker als de arbeidstijden flexibel zijn (zelf tijd indelen) en de arbeidsduur gering is. Zelfstandigen zijn flexibeler in hun werktijden en arbeidsduur dan werknemers, maar hebben een andere positie dan de gemiddelde werknemer waardoor vervanging moeilijker is, met name in kleine bedrijven. Cijfers over 19991 laten de volgende verschillen zien tussen vrouwelijke zelfstandigen en vrouwelijke werknemers: • Vrouwelijke zelfstandigen werken gemiddeld meer uur per week dan vrouwelijke werknemers. • Vrouwelijke zelfstandigen hebben gemiddeld een hoger beroepsniveau dan vrouwelijke werknemers. Privé-situatie In bijlage 1 is te zien dat er ook een aantal verschillen zijn in persoonskenmerken van zelfstandigen en werknemers. • Vrouwelijke zelfstandigen hebben vaker kinderen en vaker een partner dan vrouwelijke werknemers. • Vrouwelijke zelfstandigen hebben gemiddeld een hogere leeftijd dan werknemers. Om een volledig beeld te geven van de situatie van zelfstandigen wordt daarom ook (beperkt) aandacht geschonken aan dit onderdeel van het model.
1
Zie respectievelijk tabel 1 en tabel 3 in bijlage 1
6
1.5
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
Opzet van het onderzoek
Het onderzoek bestaat uit twee fasen: een (kwalitatieve) exploratieve fase en een (kwantitatieve) toetsende fase. De exploratieve fase is bedoeld om door middel van groepsgesprekken en interviews met sleutelinformanten een beeld te krijgen van de belemmeringen van vrouwelijke zelfstandigen bij het combineren van zorgtaken met het ondernemerschap. Ook biedt de eerste fase inzicht in de eventuele mogelijkheden deze belemmeringen weg te nemen. Op basis van de exploratieve fase is een voorlopige inschatting gemaakt van de aard en omvang van de problematiek en de eventuele verschillen tussen groepen van zelfstandigen. In de toetsende fase zijn de bevindingen uit de eerste fase getoetst door middel van een telefonische enquête onder vrouwelijke zelfstandigen. Het primaire doel van de tweede fase is het kwantificeren van de resultaten uit de exploratieve fase. Dit betekent dat is vastgesteld hoeveel vrouwelijke zelfstandigen bepaalde belemmeringen ondervinden en hoe groot de daaraan gerelateerde behoefte is aan aanvullende regelingen en voorzieningen. Het is daarbij mogelijk om (meer dan in de eerste fase) rekening te houden met verschillende achtergrondkenmerken (zoals persoonkenmerken, kenmerken van de privé-situatie en kenmerken van de werksituatie). Onderzoeksactiviteiten exploratieve fase In de exploratieve fase zijn 15 interviews gehouden met vertegenwoordigers van belangenverenigingen en brancheorganisaties en twee groepsgesprekken met vrouwelijke zelfstandigen. Daarnaast is door middel van deskresearch enige aanvullende informatie verzameld over de doelgroep en wet- en regelgeving op het gebied van de combinatie van arbeid en zorg. Interviews met sleutelinformanten Bij het werven van respondenten voor de interviews is zowel gezocht naar organisaties die gericht zijn op vrouwelijke zelfstandigen (belangenverenigingen en netwerken) als naar brancheorganisaties van de vijf sectoren waarin veel vrouwelijke zelfstandige werkzaam zijn. Dit zijn de volgende sectoren: 1. Handel 2. Cultuur en overige dienstverlening 3. Gezondheids- en welzijnszorg 4. Landbouw en visserij 5. Zakelijke dienstverlening De opzet was om vijf interviews af te nemen met vertegenwoordigers van niet-sectorale organisaties en tien (2x5) interviews met vertegenwoordigers van sectorale organisaties. Het is niet mogelijk gebleken geheel aan deze opzet te voldoen. Veel brancheorganisaties zijn namelijk uitsluitend vakinhoudelijk gericht. Het vraagstuk van de combinatie van arbeid en zorg is hier geen thema waaraan aandacht wordt besteed en vertegenwoordigers van deze organisaties konden dan ook geen beeld schetsen van de belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg bij hun doelgroep.
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
7
Bij de niet sectorale organisaties gaat het om (2) algemene organisaties voor zelfstandigen, een aantal (3) organisaties die vrouwelijke starters ondersteunen en om (3) netwerken van vrouwelijke ondernemers. De bereidheid onder deze organisaties om deel te nemen aan dit onderzoek was erg groot. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat deze netwerken een niet geheel representatieve afspiegeling vormen van ‘de vrouwelijke zelfstandigen’. In deze netwerken lijkt een oververtegenwoordiging te bestaan van hoger opgeleide vrouwen die veelal in de zakelijke dienstverlening werkzaam zijn. De organisaties waarmee de 15 interviews zijn afgenomen zijn als volgt te typeren: Zelfstandigen algemeen 2 (Vrouwelijke) Starters 3 Netwerk vrouwelijke zelfstandigen 3 Sectoraal: gezondheidszorg 2 Sectoraal: landbouw 2 Sectoraal: overig 2 Overig 1 Eén van de interviews is telefonisch afgenomen. De overige interviews hebben face-to-face plaatsgevonden. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de geïnterviewde instellingen en de bij de interviews gehanteerde checklist. Groepsgesprekken met vrouwelijke zelfstandigen De werving van deelnemers voor de groepsgesprekken heeft voor een belangrijk deel plaatsgevonden via de organisaties die voor de interviews zijn benaderd. Hierbij is getracht deelnemers met verschillende kenmerken en achtergronden te werven aan de hand van de volgende aspecten: • sector/beroep • gezinssamenstelling (met een voorkeur voor mensen met kinderen) • grootte bedrijf (met en zonder personeel) • starter/gevestigd (zowel starters als gevestigde zelfstandigen) In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van de kenmerken van de deelnemers aan de groepsgesprekken en de checklist die bij de groepsgesprekken is gehanteerd. In het overzicht is te zien dat de deelnemers variëren op bovengenoemde kenmerken, maar vrijwel allemaal een hogere opleiding hadden (HBO/WO) en daarmee geen representatieve afspiegeling zijn van vrouwelijke zelfstandigen1. Een van de gesprekken heeft plaatsgevonden in Groningen. Het betrof hier zeven zelfstandigen die zijn aangesloten bij de Stichting Vrouwennetwerk (SVN). Het tweede gesprek heeft plaatsgevonden bij Research voor Beleid in Leiden. Ook hier hebben zeven vrouwelijke zelfstandigen aan deelgenomen.
1
Er waren wel respondenten geworven met een lager opleidingsniveau, maar de bereidheid deel te nemen aan een groepsgesprek is bij deze groep mensen lager.
8
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
Het doel van deze groepsgesprekken was om de bevindingen uit de interviews in te vullen met concrete persoonlijke ervaringen en, door mensen met verschillende achtergronden samen te laten discussiëren, meer zicht te krijgen op overeenkomsten en verschillen tussen zelfstandigen. Onderzoeksactiviteiten kwantitatieve fase De kwantitatieve fase had tot doel de uitkomsten uit de exploratieve fase te toetsen en te kwantificeren. Dit betekent dat is vastgesteld hoeveel vrouwelijke zelfstandigen bepaalde belemmeringen ondervinden en hoe groot de behoefte aan aanvullende regelingen en voorzieningen is. Hiertoe is een telefonische enquête uitgevoerd onder duizend vrouwelijke zelfstandigen. Respons In totaal zijn 2125 respondenten benaderd. In een derde van de gevallen was er sprake van een weigering of is het gesprek voortijdig afgebroken. De redenen voor weigering waren voornamelijk de bekende motieven als ‘geen tijd’ en ‘geen zin’, persoonlijke redenen en meer algemene weerstand tegen enquêtes in het algemeen. Tabel 1.1 Responsoverzicht Geslaagd gesprek Voldoet niet aan criteria/ geen zelfstandige meer Uitval door stratificatie Weigering Gesprek afgebroken Totaal aantal benaderingen
Aantal 999 367 68 676 15 2125
% 47% 17% 3% 32% 1% 100%
De totale bruto respons bedroeg 67%. Doordat een deel van de respondenten niet behoorde tot de doelgroep en een deel van de gesprekken is afgebroken na het stellen van een aantal screeningsvragen, komt de bruikbare respons uit op 999 respondenten, dat is 47% van de benaderingen. Weging Om te zorgen voor voldoende spreiding van de respondenten over de relevante sectoren, is een stratificatie toegepast. Hiertoe zijn zes sectoren onderscheiden en is per sector een minimum aantal respondenten geënquêteerd. Door deze stratificatie naar sector was een weging van de uitkomsten naar dit kenmerk achteraf noodzakelijk.
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek Tabel 1.2
9
Stratificatie en weging Respons (a) Aantal
Handel Zakelijke dienstverlening Gezondheids- en welzijnszorg Landbouw en visserij Cultuur en overige dienstverlening Horeca Industrie Bouwnijverheid Vervoer en communicatie Onderwijs Financiële instellingen Delfstoffenwinning Totaal
165 182 187 172 158 38 22 20 30 20 3 2 999
) ) ) ) ◊ overig
Populatie
Weging
(b) (c) Percentage Percentage
(c/d) Factor
17% 18% 19% 17% 16%
20% 14% 16% 14% 17%
1,18 0,78 0,84 0,82 1,06
14%
20%
1,43
100%
100%
-
) ) )
In het volgende hoofdstuk worden de problematische situaties en de factoren die daar een rol bij spelen uiteengezet. De inhoud van dit hoofdstuk is gebaseerd op interviews en groepsgesprekken met vrouwelijke zelfstandigen. In het derde hoofdstuk wordt de omvang van de problematiek besproken. Ook wordt aandacht besteed aan de mate waarin de ervaren knelpunten samenhangen met de kenmerken van de arbeids- en privé-situatie van de vrouwelijke zelfstandigen. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de wijze waarop de overheid vrouwelijke zelfstandigen kan ondersteunen. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting en conclusies.
10
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
11
2
BELEMMERINGEN BIJ HET COMBINEREN VAN ARBEID EN ZORG
2.1
Inleiding
In het analysekader (paragraaf 1.4) zijn een aantal clusters weergegeven die van invloed zijn op de mate waarin arbeid en zorg zijn te combineren. Deze clusters van beïnvloedende c.q. belemmerende factoren komen terug in de beschrijving van de resultaten van de exploratieve fase. Hiertoe is in de eerste plaats nagegaan welke zorgsituaties lastig te combineren zijn met het werk1. Daarna volgt een analyse van de kenmerken van de prive-situatie, de arbeidsituatie en de beschikbaarheid van regelingen en voorzieningen die deze situatie meer of minder lastig maken. Daarbij wordt tevens beschouwd in hoeverre de belemmeringen gerelateerd zijn aan de positie als zelfstandige en wat de verschillen zijn tussen groepen van zelfstandigen. Uit de interviews en groepsgesprekken is gebleken dat belemmeringen rond het combineren van arbeid en zorg zich concentreren rond een aantal zorgtaken. Dit zijn in de eerste plaats de verzorging van kinderen en in de tweede plaats zorg voor zieke familieleden (mantelzorg). Knelpunten rond zwangerschap en kraamtijd werden minder expliciet genoemd. Naast structurele of meer langdurige zorgtaken, zijn ook incidentele zorgtaken als knelpunten benoemd. Ook deze hebben veelal te maken met de verzorging van kinderen en familie of partner. In de navolgende paragrafen zijn de verschillende knelpunten uitgebreider beschreven.
2.2
Knelpunten bij de zorg voor kinderen
Gevraagd naar welke zorgtaken problemen kunnen opleveren in de combinatie met werk, geven alle respondenten aan dat de verzorging van (jonge) kinderen de meeste aandacht vraagt. In veel gevallen is dit ook het enige waar men spontaan aan refereert. Bij ‘de combinatie van arbeid en zorg’ denken de meeste mensen dus vooral aan ‘de combinatie van arbeid en kinderen’. Het regelen van goede kinderopvang wordt dan ook gezien als de randvoorwaarde voor het goed kunnen functioneren als zelfstandige.
2.2.1
Aard van de problematiek
Knelpunten die bij de verzorging van kinderen ontstaan, hebben meer specifiek betrekking op het ontbreken van opvang voor kinderen gedurende de tijd die men aan werk besteedt. Bij kinderen van 0 tot 4 jaar gaat het dan om dagopvang, bij kinderen in de basisschoolleeftijd vooral om buitenschoolse opvang en buitenschoolse activiteiten. Bij kinderen van 12 jaar en
1
Er is hierbij dus gekozen voor een invalshoek waarin de arbeidssituatie als uitgangssituatie wordt beschouwd, als gevolg waarvan knelpunten kunnen ontstaan in zorgtaken. Deze opzet (in plaats van andersom) vergemakkelijkt een vergelijking met werknemers.
12
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
ouder worden de knelpunten minder groot, maar is er ook behoefte aan toezicht en activiteiten na schooltijd. Naast deze structurele zorgtaken, kunnen ook knelpunten ontstaan in geval van calamiteiten zoals ziekte. Eenvoudig gezegd ervaren zelfstandigen belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg als ze niet in staat zijn de juiste kinderopvang te realiseren. Dit heeft te maken met: 1. de beschikbaarheid van kinderopvang 2. de daarmee gepaard gaande kosten en 3. de mate waarin de opvang aansluit bij de behoefte van de zelfstandige. Om dit te illustreren worden hieronder verschillende vormen van opvang besproken met hun (door vrouwelijke zelfstandigen genoemde) voor- en nadelen. Reguliere kinderopvang Reguliere opvang in kinderdagverblijven en instellingen voor buitenschoolse opvang heeft als voordeel dat er kwaliteitswaarborgen zijn en de kosten deels aftrekbaar zijn. Deze vorm van opvang sluit echter vaak niet aan bij de behoefte van zelfstandigen. Reguliere kinderopvang wordt als te inflexibel ervaren door zelfstandigen, zowel wat betreft de openingstijden (zelfstandigen werken niet standaard in kantoortijden), als wat betreft de mogelijkheid om afhankelijk van de werkdruk meer of minder gebruik te maken van de opvang. Ook de kosten zijn voor velen een probleem. Ten opzichte van werknemers zijn zelfstandigen ook duurder uit doordat er geen werkgeversbijdrage is. Daarnaast zijn bij vrijwel alle instellingen voor reguliere opvang ouders verplicht een vast aantal dagdelen per week af te nemen, meestal ook nog op vaste dagen. Zelfstandigen die wisselend gebruik maken van de opvang, moeten ook betalen voor de dagdelen of periodes dat ze geen gebruik maken van de opvang. Daarnaast is het een probleem dat er vaak geen plaatsen beschikbaar zijn. Reguliere kinderopvang gaat volgens veel zelfstandigen te veel uit van een werknemerssituatie. Naast de eerder genoemde inflexibiliteit gaat het dan ook om de berekening van de ouderbijdrage. Die gaat uit van een vast jaarinkomen terwijl zelfstandigen vaak een wisselend inkomen hebben. De ouderbijdrage kan daardoor, achteraf gezien, te hoog zijn. Bij bepaalde groepen zelfstandigen is reguliere kinderopvang helemaal geen optie, omdat die gewoon niet beschikbaar is. Dit geldt vooral voor zelfstandigen in de agrarische sector die veelal op het platteland zijn gevestigd. Ook wat de buitenschoolse opvang betreft zijn er knelpunten in de beschikbaarheid en kosten. Daarnaast worden door de geïnterviewde ook kanttekeningen gezet bij de kwaliteit van de buitenschoolse opvang. Men vindt het vaak te chaotisch en er zouden teveel personeelswisselingen plaatsvinden. Deze vorm van opvang sluit dus niet altijd aan bij persoonlijke opvattingen over goede opvang. Oppas aan huis Onder de zelfstandigen blijkt een grote voorkeur te bestaan voor oppas aan huis. Dit heeft als groot voordeel dat de opvang aangepast is aan de individuele arbeidssituatie. De opvang kan meer flexibel worden ingericht dat wil zeggen aangepast aan werktijden en werkpieken waardoor men minder gebonden is aan vaste breng- en ophaaltijden. Ook bij calamiteiten zoals ziekte van het kind is een oppas thuis een betere oplossing dan reguliere kinderopvang die vaak geen zieke kinderen accepteert.
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
13
Behalve vanwege een aantal praktische voordelen, blijken veel zelfstandigen (maar niet alleen zelfstandigen) ook vanuit persoonlijke opvattingen een sterke voorkeur te hebben voor opvang aan huis. Zij zijn van mening dat dit (zowel voor het kind als de ouders) minder stresssituaties oplevert bijvoorbeeld omdat men minder aan vaste tijden is gebonden (een vergadering loopt nou eenmaal wel eens uit, waardoor je ook nog eens in de file terecht kan komen), de kinderen na schooltijd met hun eigen vriendjes kunnen spelen en de thuissituatie meer geborgenheid biedt dan een kinderdagverblijf of naschoolse opvang. Oppas aan huis is echter niet voor iedereen mogelijk. Deze vorm van opvang is met name voorbehouden aan mensen met een hoog (gezins-)inkomen, mede omdat de kosten van particuliere opvang aan huis niet aftrekbaar zijn van de belasting. Wanneer men meerdere kinderen heeft, kan oppas aan huis echter al snel goedkoper worden dan een kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang. Voor oppas aan huis zijn de zelfstandigen vooral aangewezen op ‘het zwarte circuit’. Nadeel hiervan is onder andere dat er geen kwaliteitswaarborgen zijn. Een specifieke vorm van oppas aan huis die verschillende geïnterviewde zelfstandigen als oplossing zien is het gebruik van een au-pair. Dit is ook goedkoper dan een reguliere (betaalde) oppas aan huis omdat een deel van de kosten in natura wordt uitbetaald (kost en inwoning). Nadeel is wel dat het altijd om een tijdelijke situatie gaat. Daarnaast moet men ook de ruimte hebben om iemand in huis op te nemen. Hierdoor is deze vorm van opvang ook weer vooral geschikt voor mensen met een hoog inkomen. Een andere vorm van oppas aan huis is oppas door familieleden. Met name bij allochtonen blijkt dit veel te worden gebruikt, maar bijvoorbeeld ook in de agrarische sector waar familie vaak dicht in de buurt woont. Toenemend knelpunt is wel dat steeds meer grootouders zelf ook betaalde arbeid verrichten en daardoor minder beschikbaar zijn als oppas. Bovendien willen veel (vooral autochtone) zelfstandigen niet te vaak een beroep doen op familie. Deze vorm van opvang wordt dan ook met name in geval van calamiteiten ingezet. Gastouderschap Na oppas aan huis is kinderopvang door gastouders voor veel zelfstandigen een goede oplossing. Het kan dan zowel gaan om formele gastouders als particuliere/informele gastouders. Ook hier speelt het probleem dat geregistreerde (formele) gastouders slechts beperkt beschikbaar zijn. Bij informele gastouders zijn er geen kwaliteitsborgen en zijn de kosten niet aftrekbaar. Gastouderschap als kinderopvang heeft een aantal dezelfde voordelen als een oppas aan huis (meer individuele afspraken mogelijk, ook opvang bij ziekte en calamiteiten). Een bijkomend voordeel is dat het minder duur is dan oppas aan huis. Opvang door de zelfstandige zelf Niet alle zelfstandigen besteden de zorg voor hun kinderen uit. Het komt ook regelmatig voor dat men thuis werkt of het kind (vooral bij zeer jonge kinderen) mee naar het werk neemt. Een van de argumenten om als zelfstandige te werken is juist dat men thuis kan werken en zodoende beschikbaar blijft voor de kinderen. Met name in geval van calamiteiten is dit een handige oplossing. Toch zijn hier ook nadelen aan verbonden. Van mensen die thuis werken wordt bijvoorbeeld verwacht dat ze een aantal bijvoorbeeld huishoudelijke taken ‘er wel even bij kunnen doen’. Ook ervaren sommigen thuis werken als ‘minder professioneel’.
14
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
Het kan, met name in geval van onvoorziene situaties, een uitkomst zijn om een kind mee te nemen naar het werk. In bepaalde sectoren is dit niet mogelijk, maar een box in de winkel of de stal komt regelmatig voor. Men loopt hierbij echter het risico dat men niet aan een aantal veiligheidseisen voldoet. Overigens geldt voor vrijwel alle zelfstandigen dat ze ook thuis werken. Ondernemer ben je immers niet van 9 tot 5. De verantwoordelijkheid voor het draaiende houden van de onderneming duurt 24 uur per dag. Ook mensen die overdag buitenshuis werken, zijn vaak in de avonduren, als de kinderen slapen, nog aan het werk.
2.2.2
Achtergrond van de problematiek
In bovenstaande paragraaf is aangegeven dat de aard van de knelpunten bij het combineren van een eigen bedrijf met kinderen vooral gelegen is in problemen rond de beschikbaarheid en betaalbaarheid van kinderopvang, en de mate waarin kinderopvang aansluit bij de behoefte van de zelfstandige. Hierin zijn al een aantal factoren genoemd, die de mate waarin er sprake is van knelpunten beïnvloeden. Deze factoren zijn hieronder schematisch weergegeven. Hierin is ook aangegeven op welke factoren de ‘gemiddelde’ zelfstandige zal afwijken van de ‘gemiddelde’ werknemer. Factoren
Verschil met werknemers
Algemeen maatschappelijk - Gebrek aan reguliere kinderopvangplaatsen - Verkorting van schooltijden/uitval van lessen
Nee Nee
Privé-situatie - Aanwezigheid partner die ook zorgtaken op zich neemt - Ondersteuningsnetwerk voor opvang bij calamiteiten - Opvattingen over kinderopvang
Nee Nee Nee
Arbeidssituatie - Inkomen - Flexibiliteit in werktijden - Piek/seizoensbelasting - Bedrijfsgrootte - Starter/gevestigd
Nee/ja (bepaalde groepen zelfstandigen) Ja Ja Ja Ja
Regelingen en voorzieningen - Kosten kinderopvang: bijdrage werkgeversdeel - Kosten kinderopvang: aftrekbaarheid particuliere opvang
Ja Nee, maar oppas aan huis past meer bij de behoefte van zelfstandigen
Op basis van deze factoren is wordt in de tweede fase van het onderzoek getoetst wat de omvang van de problematiek is bij vrouwelijke zelfstandigen. Wanneer een zelfstandige aan een aantal kenmerken voldoet, kan het probleem meer of minder groot zijn. De verschillende factoren worden hieronder nader beschreven, voor zover het gaat om factoren waarop zelfstandigen afwijken van werknemers.
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
15
Inkomen Het inkomen van zelfstandigen kan van invloed zijn op het al dan niet ervaren van knelpunten op arbeid- en zorgterrein. Zo kan voor zelfstandigen met een laag inkomen kinderopvang te duur te zijn. Het inkomen hangt voor een groot deel samen met de sector waarin men werkzaam is. Met name in de detailhandel en de agrarische sector zijn de inkomens relatief laag. In bijvoorbeeld de zakelijke dienstverlening liggen de inkomens over het algemeen hoger. Daarnaast moeten zelfstandigen in bijvoorbeeld de detailhandel meer uren werken om het inkomen te genereren: zij hebben dus ook meer uren kinderopvang nodig. Gegevens over het inkomen van zelfstandigen zijn op dit moment niet voldoende beschikbaar. Wel is bekend dat circa 34% van de vrouwelijke zelfstandigen werkzaam is in de sectoren handel en landbouw en 14% in de zakelijke dienstverlening. Al met al hebben mensen met een hoog inkomen meer mogelijkheden om de zorg voor de kinderen uit te besteden. Daarnaast hebben zij wellicht minder kinderopvang nodig dan mensen werkzaam in een sector waar de inkomens laag liggen (omdat deze mensen meer uren moeten werken). Wanneer kinderopvang kan worden uitbesteed, is de combinatie van arbeid en zorg makkelijker. Flexibiliteit in werktijden en piekbelasting Naast het inkomen is vooral ook de aard van de werkzaamheden van invloed op de mate waarin de combinatie van arbeid en kinderen knelpunten oplevert. Meer specifiek gaat het daarbij om de tijden waarop men de werkzaamheden voor het eigen bedrijf kan uitvoeren. Wanneer de werktijden niet overeenkomen met reguliere werktijden (c.q. openingstijden van reguliere opvang) zal het moeilijker zijn passende kinderopvang te vinden. De werktijden hangen voor een deel ook weer samen met de sector waarin men werkzaam is. Zelfstandigen in de agrarische en recreatie sector hebben bijvoorbeeld veelal te maken met piekdrukte in bepaalde seizoenen. Hun behoefte aan kinderopvang is hierdoor ook wisselend. Een ander sprekend voorbeeld vormen de werktijden van artsen en verloskundigen. Zij moeten vaak 24 uur per dag beschikbaar zijn en kunnen elk moment van huis weggeroepen worden. Dat kan alleen maar als er dan opvang is voor de kinderen. Vrouwen met een adviesbureau kunnen daarentegen hun werktijden veel meer zelf plannen en uitvoeren op een tijdstip dat hen gelegen komt. Ook bij deze groep komt het echter regelmatig voor dat er ad hoc ongeplande werkzaamheden moeten worden verricht om een opdracht zeker te stellen. Bedrijfsgrootte Zelfstandigen met personeel (ZMP-ers) zijn wat flexibeler dan zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Zij kunnen onderdelen van hun werkzaamheden, bijvoorbeeld in geval van calamiteiten, makkelijker overdragen aan een ander waardoor het werk niet in het gedrang komt. Zij hebben ook meer mogelijkheden om bijvoorbeeld tijdens schoolvakanties zelf ook vakantie op te nemen. Zij kunnen met andere woorden een deel van de arbeid uitbesteden, waardoor ze zelf de zorgtaken kunnen uitvoeren.
16
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
Starter/gevestigd Een ander veel aangeroerd verschil tussen zelfstandigen is dat tussen starters en gevestigde zelfstandigen. Er wordt zelfs gezegd dat het onmogelijk is een bedrijf te starten wanneer je ook de zorg voor jonge kinderen hebt. Dan is het alsof je als het ware twee kinderen hebt. Het opstarten van een bedrijf vergt veel inspanningen. Een starter zal juist in de beginfase veel tijd moeten besteden aan het werk om een klantenkring of product op te bouwen. Ook ongeplande ad hoc werkzaamheden zijn dan niet te vermijden. Een nieuwe opdrachtgever wil je niet laten lopen, ook al heb je eigenlijk geen tijd. In bepaalde sectoren (zoals wederom de detailhandel en de agrarische sector) zijn daarnaast ook veel financiële investeringen nodig die weer van invloed zijn op het inkomen. Het duurt vaak een aantal jaren voordat er überhaupt winst wordt gemaakt. Een adviesbureau is daarentegen (financieel gezien) veel eenvoudiger op te starten (met een bureau, computer, telefoon en fax kun je aan de slag). De arbeidssituatie is daarmee bij starters, met name in bepaalde sectoren, lastiger dan de arbeidssituatie van gevestigde zelfstandigen. Regelingen en voorzieningen De huidige regelingen over kinderopvang ervaren veel zelfstandigen als ontoereikend voor het oplossen van knelpunten rondom de combinatie van arbeid en zorg. Het gaat dan met name om de bepaling dat uitsluitend kosten voor reguliere formele kinderopvang aftrekbaar zijn voor de belasting. Dit terwijl veel zelfstandigen juist graag gebruik maken van niet reguliere kinderopvang omdat deze beter aansluit bij hun arbeidssituatie. De kosten van reguliere kinderopvang zijn daarnaast voor zelfstandigen hoger dan voor veel werknemers doordat er geen bijdrage is van de werkgever1. De toegankelijkheid van kinderopvang is in financieel opzicht zelfstandigen dan ook kleiner dan voor werknemers. Daarnaast reserveren kinderopvanginstellingen vaak plaatsen voor bedrijven. Zo kan het voorkomen dat er wel plek is, maar deze plek niet door een zelfstandige kan worden gebruikt. Stereotypering Op basis van het bovenstaande is een aantal typeringen van zelfstandigen te maken. De meest kwetsbare zelfstandige is een alleenstaande starter met een laag inkomen, jonge kinderen, werkzaam in (bijvoorbeeld) de detailhandel die geen personeel in dienst heeft. Aan de andere kant van het spectrum staat de hoger opgeleide, goed verdienende organisatieadviseur die een partner met inkomsten heeft, veel zorgtaken kan uitbesteden en een of meerdere personeelsleden in dienst heeft. Het volgende citaat gaat over de situatie van startende zelfstandigen met een laag inkomen: “Vrouwen moeten (met name bij kinderen tot 12 jaar) ten minste een of twee mensen hebben waarop ze kunnen terugvallen, anders beginnen ze niet eens aan een eigen bedrijf of raden wij dit af. De oplossing is voor deze vrouwen vaak een informeel netwerk: met name binnen de familie en in mindere mate buren, kennissen of oppas aan huis. Het gaat dan om niet betaalde of zwart betaalde oppas. Reguliere kinderopvang is geen optie omdat het te duur is en niet flexibel genoeg is. Er wordt dus ook maar beperkt gebruik gemaakt van de fiscale regeling.
1
Zelfstandigen kunnen geen gebruik maken van de fiscale maatregelen die gelden voor werkgevers (de kosten van de werkgeversbijdrage voor de kinderopvang van werknemers kunnen dan voor een groot deel worden afgetrokken van het bedrijfsrendement).
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
17
Zelfs met deze aftrek is het nog te duur. En de aftrek geldt niet voor ‘informele’ opvang, terwijl dat juist vaak gebruikt wordt”. Citaat van een zelfstandige personeelsadviseur: “Ik ben van mening dat, als je een kind neemt, je er ook voor moet zorgen. Ik vind het zelf vervelend als mijn kinderen in een leeg huis thuiskomen. Dit vinden de kinderen zelf ook niet leuk, maar soms is het niet te vermijden. Ik probeer dan ook om een uur of vier thuis te zijn. Dit is lastig, want de telefoon rinkelt door. Ik wil het eten ook niet afraffelen. Meestal kan ik om een uur of tien weer met het werk verder, als de kinderen op bed liggen.” Citaat van een adviesbureau voor startende ondernemers uit een bijstandsituatie: “De detailhandel is het meest lastig voor vrouwen om arbeid en zorg te combineren. Zij moeten een goed thuisfront hebben. De allochtone vrouwen in deze groep zoeken de oplossing vaker in ‘box in winkel’. In deze groep wordt dat meer geaccepteerd, ook door klanten. Autochtonen daarentegen willen vaak niet te veel steunen op familie. Voelen zich daar anders schuldig over.”
2.2.3
Gevolgen van de problematiek
Op basis van het voorgaande kan voorlopig worden geconcludeerd dat de aard van de problematiek rond arbeid en zorg voor zelfstandigen niet anders is dan voor werknemers: kinderopvang moet beschikbaar en betaalbaar zijn en passen bij de arbeidssituatie en persoonlijke voorkeuren. Daar staat tegenover dat de mate waarin deze combinatie als knelpunt wordt ervaren afhankelijk is van een aantal factoren. Ten aanzien van deze factoren zijn er wel verschillen tussen zelfstandigen en werknemers; (reguliere) kinderopvang is minder beschikbaar, de kosten (van reguliere opvang) zijn hoger en reguliere opvang past minder goed bij de arbeidssituatie van zelfstandige. Daarnaast zijn er ook verschillen tussen groepen van zelfstandigen. De knelpunten zijn groter bij zelfstandigen met een laag inkomen, een hoge en of periodiek wisselende arbeidsduur en irreguliere werktijden. Deze kenmerken komen vooral voor in de detailhandel en de agrarische sectoren. Starters en zelfstandigen zonder personeel hebben het daarbij extra moeilijk. Daarnaast zijn de gevolgen van knelpunten voor zelfstandigen zeer groot. Wanneer zelfstandigen onvoldoende de zorg voor kinderen kunnen combineren met een eigen bedrijf kan dit een aantal consequenties hebben. In de eerste plaats kan het betekenen dat vrouwen afzien van de start van een eigen bedrijf. Zelfstandigen blijken nogal eens te onderschatten wat er allemaal komt kijken bij het opstarten van een eigen bedrijf en hebben soms een onrealistisch beeld van de mogelijkheden om dit te combineren met de zorg voor kinderen. “Vrouwen kiezen over het algemeen toch wel voor een type bedrijf dat te combineren valt. Maar er zijn ook wel naïevelingen die na de geboorte van een kind heel graag iets met kinderen willen (bijvoorbeeld een winkel met kinderkleding) en zich niet realiseren dat dat helemaal niet te combineren is”
18
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
In de tweede plaats kan men besluiten minder tijd te besteden aan het eigen bedrijf en alles (tijdelijk) op een lager pitje te zetten. Dit betekent dat het bedrijf minder groot wordt dan zou kunnen. Vrouwen kiezen hier vaak wel bewust voor: zij passen hun werkzaamheden aan hun levensfase aan. Ten derde kan het in het uiterste geval voorkomen dat men geheel moet stoppen met de werkzaamheden omdat het niet(meer) te combineren is met de zorg voor kinderen. Een voorbeeld hiervan wordt gegeven in het volgende citaat over verloskundigen: “Er zijn zelfs vrouwen die stoppen met hun praktijk omdat het hebben van kinderen en een praktijk niet te combineren is. Dat terwijl er al te weinig verloskundigen zijn. Probleem van deze doelgroep zit hem met name in het 24 uur per dag ad hoc beschikbaar moeten zijn. Soms worden er veel kinderen geboren en dan hebben ze het heel druk, soms is er een dag niets te doen. Dat maakt plannen van oppas e.d. onmogelijk”. Ten vierde is een meer persoonlijk gevolg dat vrouwen zich schuldig kunnen voelen jegens hun kinderen of partner. Dit kan mede van invloed zijn op de beslissing om minder te werken of helemaal niet meer verder te gaan met het bedrijf. De volgende twee citaten gaan over dit dilemma waar veel vrouwen mee te maken krijgen: “Vrouwen willen het vaak een ieder naar de zin maken en alles goed doen voor zowel de gasten, de kinderen als de huishouding. Veel vrouwen hebben veelal een schuldgevoel omdat ze te weinig tijd voor iedereen hebben.” “De problemen doen zich voor op het vlak van zowel kinderen als familie waarmee men een hechte band heeft. Met name voor starters is het frustrerend: het thuisfront merkt als eerste op dat de vrouw verminderd beschikbaar is. Vrouwen voelen zich hier vaak schuldig over.” Overigens komt het tenslotte ook voor dat vrouwen er voor kiezen helemaal geen kinderen te krijgen, omdat ze verwachten dat dit niet te combineren is met hun werk. Dit is waarschijnlijk een uitzonderlijke situatie, maar komt in bepaalde beroepsgroepen wel voor: “Je kunt er van uit kan gaan dat alle verloskundigen zich afvragen of ze wel een kind kunnen nemen.”
2.3
Knelpunten bij het verlenen van mantelzorg
Na de zorg voor kinderen noemen vrouwelijke zelfstandigen de zorg voor zieke familieleden, met name ouders, als belangrijk knelpunt bij de combinatie van arbeid en zorg. Onder mantelzorg kunnen verschillende vormen van zorg worden geschaard. Deze zorg varieert in duur en intensiteit. Voorbeelden zijn: • Palliatieve zorg (zorg voor stervenden) waarbij iemand bijvoorbeeld voor enkele weken zeer intensieve zorg verleent en veel aanwezig is bij het familielid. • Continue zorg waarbij een familielid bijvoorbeeld in huis komt wonen en dagelijks zorg nodig heeft, of waarbij iemand regelmatig langs gaat bij het familielid om zorg te verlenen. • Incidentele zorg waarbij iemand voor een korte periode zorg verleent, bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname. De verschillende vormen van mantelzorg hebben met elkaar gemeen dat er een periode tijd wordt besteed aan mantelzorg, waardoor er minder tijd beschikbaar is voor arbeidstaken en overige zorgtaken. In die zin is het vergelijkbaar met de zorg voor kinderen (het kost tijd) maar
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
19
anders dan bij de zorg voor kinderen gaat het in veel gevallen niet om een situatie waarbij een structurele oplossing nodig is (zoals kinderopvang) maar meer om een tijdelijke situatie.
2.3.1
Aard van de problematiek
De knelpunten die kunnen optreden bij ziekte van familieleden zijn te verdelen in twee soorten. Enerzijds gaat het om het beroep dat op zelfstandigen wordt gedaan om mantelzorg te verlenen. Anderzijds gaat het om de knelpunten die optreden wanneer de zelfstandige daadwerkelijk mantelzorg gaat verlenen. In de meeste gevallen (althans, die tijdens het onderzoek aan de orde zijn gesteld) betreft het de zorg voor één van de ouders. Het beroep op mantelzorg Veel van de zelfstandigen geven aan dat er te makkelijk van wordt uitgegaan dat vrouwen de zorg voor zieke ouders op zich nemen. Wanneer een ouder bijvoorbeeld enige tijd in het ziekenhuis heeft doorgebracht, en nog niet in staat is zelfstandig te wonen, gaat het ziekenhuis er automatisch van uit dat één van de kinderen tijdelijk de zorg op zich zal nemen. Zelfstandigen (en werknemers) zijn natuurlijk niet verplicht aan dit verzoek te voldoen, maar zien zich wel geconfronteerd met de vraag en vinden het soms moeilijk hier afwijzend op te reageren. De achterliggende oorzaak van dit knelpunt is in de eerste plaats een tekort aan professionele zorg in verpleeghuizen en van de thuiszorg en dergelijke. De keuze om zelf de zorg te verlenen of dit uit te besteden is daardoor niet echt een keuze. Vervolgens gaan maatschappelijke rolpatronen en verwachtingen een rol spelen. Wanneer een ouder zorgbehoevend is, wordt er meestal een beroep gedaan op de kinderen. Hiervoor worden dan weer vooral vrouwen (de dochters) aangesproken. Uit praktisch oogpunt zoekt men dan naar degene die het meest thuis is of haar tijd het meest zelf kan indelen. Via dit mechanisme kan het beroep op vrouwelijke zelfstandigen om mantelzorg te verlenen groter zijn dan het beroep op mannen of vrouwen die als werknemer werkzaam zijn. Deze maatschappelijke verwachtingen spelen op verschillende niveaus: bij zorginstellingen (zoals ziekenhuizen en huisartsen), maar ook bij ouders, andere familieleden en bij de kinderen zelf. “Ziekenhuizen en dergelijke gaan er te gemakkelijk van uit dat je je zieke moeder wel kunt opvangen na verblijf in een ziekenhuis. Voor zelfstandigen komt daar nog bij dat het moeilijker is een dag (of langer) vrij te nemen. Dat heeft onmiddellijk consequenties voor je inkomen.” Uiteraard verlenen mensen niet alleen mantelzorg vanwege een druk van buiten of omdat er geen professionele zorg beschikbaar is. Veel mensen willen dit ook graag zelf doen. Verlenen van mantelzorg Wanneer een zelfstandige besluit voor kortere of langere tijd mantelzorg te verlenen, heeft zij een extra taak die zij moet inpassen in haar overige (arbeid- en zorg) taken. De oplossing hiervoor is veelal schipperen en goede afspraken maken, bijvoorbeeld met de partner maar ook met andere familieleden (zoals broers en zussen) om de zorgtaken te verdelen. Schipperen wil zeggen: het beste er van maken. Dit betekent concreet: het aanpassen van afspraken en planningen.
20
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
“De oplossing is in veel gevallen gewoon te schipperen met je tijd en afspraken. Wanneer een opdrachtgever eisen stelt waar je niet aan kunt voldoen (bijvoorbeeld qua planning) kun je een alternatief aanbieden of de opdracht laten lopen. Je kunt je geen starre opdrachtgevers/klanten veroorloven.” Met name bij langdurige zorg is het knelpunt dat er gewoon minder tijd is om aan het bedrijf te besteden en men minder aanwezig is op de werkplek. De mogelijke oplossingen voor het combineren van arbeid met de zorg voor ouders (of andere naasten) zijn daarmee van een andere orde dan bij de combinatie van arbeid met kinderen. Bij dit laatste wordt de oplossing vooral gezocht in het uitbesteden van zorgtaken. Knelpunten ontstaan dan wanneer deze niet beschikbaar, betaalbaar of passend is. Bij mantelzorg heeft men er nu juist voor gekozen zelf de zorgtaken ter hand te nemen. Dit betekent dat niet de zorgtaken, maar de arbeidstaken worden uitbesteed. Het uitbesteden van arbeidstaken is, juist bij zelfstandigen, echter niet altijd een optie. Een andere oplossing is dan ook dat men (tijdelijk) stopt met de werkzaamheden of de activiteiten inkrimpt. In wezen komen beide strategieën op hetzelfde neer: men werkt minder. Het uitbesteden van taken is daarbij vooral een hulpmiddel voor het beperken van de eventuele negatieve gevolgen van dit minder werken. Schadebeperking Het uitbesteden van de arbeidstaken kan op verschillende manieren. De meest voor de hand liggende optie is iemand in te huren die de werkzaamheden overneemt. Probleem hierbij is dat er vaak geen vervanger gevonden kan worden, en dat deze vervanger betaald moet worden. Wanneer men personeel in dienst heeft, is het mogelijk in ieder geval een deel van de werkzaamheden over te dragen. Een voorbeeld is dat van een cateraar met enkele personeelsleden die in het huis van een ziek familielid een tijdelijk kantoor heeft ingericht met telefoon, fax en dergelijke en zo op afstand probeert haar personeel aan te sturen. De kosten voor deze extra voorzieningen probeert zij vervolgens af te trekken van de belasting als bedrijfskosten. Op deze manier worden de gevolgen van een tijdelijke afwezigheid zoveel mogelijk beperkt. Wanneer vervanging niet mogelijk is, is een ander optie om werk door te schuiven naar een ‘collega’. Deze voert de werkzaamheden dan uit, als ware het haar/zijn eigen werk. Voorbeeld is een freelancer die een afspraak maakt met een ‘collega’ freelancer om opdrachten over te nemen. Hierdoor is de kans groter dat de opdrachtgever voor de toekomst behouden blijft. Zij hoeft deze vervanger dan niet zelf te betalen (dat doet de opdrachtgever). Ook deze strategie is dus vooral bedoeld om negatieve gevolgen te beperken.
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
2.3.2
21
Achtergrond van de problematiek
Het kunnen verlenen van mantelzorg, of beter gezegd de mogelijkheid om te schipperen, tijdelijk minder te werken of de arbeidstaken uit te besteden, zijn niet voor iedereen gelijk. Een aantal factoren speelt hierbij een rol. Deze factoren zijn hieronder kort weergegeven. Factoren
Verschil met werknemers
Algemeen maatschappelijk - gebrek aan professionele zorg - verwachtingspatronen
Nee Wellicht meer bij zelfstandigen
Privé-situatie - aanwezigheid partner die ook zorgtaken op zich neemt - ondersteuningsnetwerk voor opvang bij calamiteiten - eigen opvattingen over mantelzorg
Nee Nee Nee
Arbeidssituatie - inkomen - werktijden - continuïteit/aard van de bedrijvigheid - vervangbaarheid: positie en bedrijfsgrootte - starter/gevestigd
Nee/ja (bepaalde groepen zelfstandigen) Ja Nee/ja (bepaalde groepen zelfstandigen) Ja Ja
Regelingen en voorzieningen - mogelijk verlies zelfstandigenaftrek
Ja
Inkomen Net als bij de knelpunten rond kinderopvang speelt ook bij mantelzorg het inkomen een rol. Anders dan bij kinderopvang gaat het dan niet zozeer om de mogelijkheid zorg uit te besteden, maar meer om de mogelijkheid enige tijd minder te werken. Mensen met een hoog inkomen, of beter gezegd een groot vermogen, zullen makkelijker een tijdje zonder inkomsten of met lagere inkomsten toekunnen. Dat betekent dat zij beter in staat zijn enige tijd minder te werken. Zij zullen ook beter in staat zijn een eventuele vervanger te betalen. Hierbij moet echter niet vergeten worden dat mensen met een hoog inkomen meestal ook financiële verplichtingen hebben (bijvoorbeeld een hypotheek). Desalniettemin zullen de gevolgen van tijdelijk minder werken voor mensen met een laag inkomen groter zijn dan voor mensen met een hoog inkomen c.q. vermogen. Het inkomen hangt voor een deel weer samen met de sector waarin men werkzaam is. Werktijden Flexibiliteit in werktijden en werkduur kan van invloed zijn op de druk om mantelzorg te verlenen. Zo kan op vrouwen die zelf hun werktijden en werkduur kunnen bepalen, sneller een beroep worden gedaan als het gaat om mantelzorg. Wanneer men eenmaal mantelzorg verleent is het vooral een positieve factor. Wanneer de mantelzorg zelf ook flexibel is in te plannen, is het verschil tussen zelfstandigen en werknemers, en tussen groepen van zelfstandigen minder evident. Zoals reeds bij de knelpunten rondom kinderopvang is genoemd is de flexibiliteit in werktijden mede gerelateerd aan de sector.
22
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
Continuïteit De mogelijkheden om tijdelijk minder te werken of helemaal niet meer te werken hangt ook samen met de aard van de werkzaamheden, en daarmee ook met de sector en het soort zelfstandige. In bijvoorbeeld de detailhandel en agrarische sector is continuïteit veel belangrijker dan bij een adviseur of freelancer die in losse opdrachten werkt. Deze laatsten hebben meer mogelijkheden om er tijdelijk tussenuit te gaan of opdrachten elders onder te brengen. Bij een veebedrijf is het daarentegen vrijwel onmogelijk om (zonder vervanging) niet of minder te werken. Dit tast onmiddellijk het bedrijf aan. Een ander voorbeeld is de detailhandel. Hierin worden veel overheadkosten gemaakt (bijvoorbeeld de huur van een winkelpand). Deze kosten lopen ook door in de periode dat er geen inkomsten zijn. Vervangbaarheid De mogelijkheden om tijd te besteden aan mantelzorg worden groter wanneer de arbeidstaken ook door een ander kunnen worden uitgevoerd. Bij veel werknemers is dit het geval, bij zelfstandigen zijn deze mogelijkheden kleiner. In de eerste plaats omdat zelfstandigen vaak geen of slechts enkele personeelsleden hebben die de taken tijdelijk kunnen waarnemen. Er is daarbij wel een groot verschil tussen helemaal geen of wel enkele personeel hebben. Naast de bedrijfsgrootte is ook de positie binnen de organisatie van belang. Hierin is een belangrijk verschil met de gemiddelde werknemer. Zelfstandigen hebben een specifieke positie. Over het algemeen zijn de bij deze positie behorende taken en verantwoordelijkheden moeilijker over te dragen. Tenslotte is (naast positie en bedrijfsgrootte) ook de aard van het bedrijf van belang. In bepaalde sectoren bestaat al een systeem van vervanging waar men in principe gebruik van kan maken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij artsen (waarneemgroepen of pool van tijdelijk waarnemers) en in de agrarische sector (bedrijfshulpverlening). Voor dit laatste geldt echter dat er vaak geen bedrijfshulpverlening is voor de ‘typisch vrouwelijke’ taken in het bedrijf. In veel gevallen is ook alleen de man lid van de bedrijfsvereniging en kan de vrouw dan geen aanspraak maken op de bedrijfshulpverlening. Starters Een specifieke groep zelfstandigen waarbij mantelzorg negatieve gevolgen kan hebben, zijn starters. Meer nog dan zelfstandigen die al een (goed) lopende onderneming hebben, moeten starters veel investeren in het opbouwen van bijvoorbeeld een klantenkring. Wanneer zij een periode niet of minder werken, is de kans groot dat ze weer van voren af aan moeten beginnen. Overigens is ook het inkomen bij starters over het algemeen laag en kan men zich dus niet veroorloven inkomsten mis te lopen. Regelgeving Regelgeving met betrekking tot de zelfstandigenaftrek werkt belemmerend voor vrouwen die (voor een langere periode) mantelzorg willen verlenen. Wanneer zij door minder te werken onder het criterium van 1225 gewerkte uren in het jaar komen, kunnen zij geen aanspraak meer maken op de zelfstandigenaftrek. Het verlies van deze zelfstandigenaftrek is daarmee van invloed op het inkomen van de zelfstandige.
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
2.3.3
23
Gevolgen van de problematiek
De mogelijk negatieve gevolgen van het verlenen van mantelzorg zijn in sterke mate vergelijkbaar met de gevolgen die eerder genoemd zijn bij het niet kunnen combineren van arbeid met de verzorging van kinderen. In principe kunnen alle omstandigheden die ervoor zorgen dat men minder tijd aan arbeid kan besteden dezelfde gevolgen hebben, namelijk: minder inkomsten op de korte termijn en daarmee een tekort aan financiële middelen om te investeren op lange termijn en een mogelijk verlies van klanten. Uiteindelijk kan dit leiden tot de beëindiging van het eigen bedrijf of de werkzaamheden als zelfstandige. Uiteraard zullen de gevolgen groter zijn wanneer de periode van mantelzorg langer duurt, maar ook bij kortere perioden kunnen negatieve gevolgen optreden. “Voor veel vrouwen geldt dat waneer ze voor de keuze worden gesteld, ze zullen kiezen voor zorg (bijvoorbeeld van ouders). Dat betekent dat ze plannen uitstellen, het eigen bedrijf opgeven of alles op een lager pitje zetten. Veel vrouwen voelen die verantwoordelijkheid, ook vanuit de omgeving”. “Als het gaat om zorg voor hulpbehoevende ouders is het voor zelfstandige ondernemers een probleem omdat hun inkomsten stil staan als zij onbetaalde zorgtaken gaan verrichten. Dat terwijl zij ook vaak een handjevol werknemers van loon moeten voorzien. Daarnaast staat bij afwezigheid van de ondernemer de acquisitie stil. Dat terwijl het contact met de klanten voor een kleine ondernemer van levensbelang is: verlies van klantencontact betekent winstdaling.”
2.4
Knelpunten rond zwangerschap en kraamtijd
In de interviews en groepgesprekken werd zwangerschap en de periode direct volgend op de bevalling weinig als belemmering genoemd. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de levensfase van de respondenten; de meesten hadden al enige jaren geleden kinderen gekregen. Wanneer expliciet naar deze situatie wordt gevraagd, komen er wel enkele knelpunten aan het licht. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in de periode tot aan de bevalling (zwangerschap), en de periode van enkele weken na de bevalling (kraamtijd). De aard van de problematiek rond zwangerschap is in hoge mate vergelijkbaar met die rond het verlenen van (bepaalde vormen van) mantelzorg. In beide situaties gaat het om een periode waarin men minder of helemaal niet werkt, en waarbij de ‘zorgtaken’ (zwangerschap en bevalling) niet of slechts beperkt (in de kraamtijd) door anderen kunnen worden uitgevoerd. Hiermee zijn ook de achtergronden (welke factoren beïnvloeden het knelpunt) en de gevolgen in hoge mate vergelijkbaar met de eerder beschreven situaties. Hiervoor verwijzen we dan ook naar de betreffende paragrafen. Er zijn in het onderzoek daarnaast ook een aantal zaken naar voren gekomen die wel specifiek betrekking hebben op zwangerschap en kraamtijd. Deze zijn hieronder weergegeven. Ter afsluiting zijn een aantal citaten opgenomen die de situatie van verschillende zelfstandigen rond zwangerschap illustreren.
24
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
Regelgeving Sinds 1998 is het voor vrouwelijke zelfstandigen mogelijk aanspraak te doen op een bevallingsuitkering uit de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ). Deze uitkering is bedoeld om zelfstandigen meer mogelijkheden te geven verlof op te nemen, door een financiële compensatie te bieden aan de zelfstandige zelf of ten behoeve van vervanging. Deze uitkering is inkomensafhankelijk en bedraagt maximaal het minimumloon. Over het algemeen waren de zelfstandigen die betrokken zijn bij dit onderzoek positief over het initiatief op zich, maar negatief over de inhoud en procedure. Het belangrijkste minpunt is dat men de uitkering te laag vindt. Dit geldt niet alleen voor zelfstandigen die een hoog inkomen gewend zijn, maar juist ook voor zelfstandigen met een laag inkomen. Zij zitten als het ware in een vicieuze cirkel. Omdat ze een laag inkomen hebben, hebben ze weinig reserves en doen juist zij een beroep op de uitkering. Juist zij ontvangen echter een lage uitkering. Hierbij wordt ook gewezen op het gegeven dat met name jonge mensen kinderen krijgen. Zij zijn vaak nog in de startfase van een bedrijf. Bij hen is het inkomen sowieso vaak lager dan bij oudere, langer gevestigde zelfstandigen. Daarnaast vinden de zelfstandigen de aanvraagprocedure erg complex en tijdrovend. Gevolgen Naast de meer algemene gevolgen van een periode niet of minder kunnen werken, die met name betrekking hebben op de continuïteit van de onderneming of de werkzaamheden, zijn er een aantal specifieke gevolgen wanneer zwangerschap als knelpunt wordt ervaren. In de eerste plaats wordt genoemd dat zelfstandigen het krijgen van kinderen uitstellen wanneer ze denken dat dit grote problemen op zal leveren. Wanneer dit uitstel lang duurt, kan dit weer tot gevolg hebben dat het zwanger worden zelf een probleem wordt (wanneer vrouwen een hogere leeftijd bereiken). In de tweede plaats probeert men soms de zwangerschap heel precies te plannen. Zelfstandigen die te maken hebben met seizoensdrukte proberen de zwangerschap zo te plannen dat men in een rustige periode kan bevallen. Ten derde zorgen knelpunten rond zwangerschap (i.e. het beperken van de gevolgen van minder werken) ervoor dat zelfstandigen er voor kiezen lang door te werken en kort na de bevalling weer te beginnen. Met name in de agrarische sector en de detailhandel lijkt dit veelvuldig voor te komen. Zoals bij de gevolgen van knelpunten rond kinderopvang al is beschreven, komt het tenslotte ook voor dat zelfstandigen geheel afzien van het krijgen van kinderen. Meer in het algemeen wordt aangegeven dat het krijgen van kinderen veel stress met zich meebrengt, wanneer je daarnaast de verantwoordelijkheid hebt voor (de kwaliteit van) een eigen bedrijf en inkomsten.
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
25
Citaten over belemmeringen rond zwangerschap “Ik heb zelf gewoon vrij genomen tijdens en na mijn zwangerschap omdat ik me dat financieel kon veroorloven en het personeel de zaak draaiende houdt. Mensen die middelen niet hebben zullen waarschijnlijk weer snel aan het werk gaan.” “Als een verloskundige deel uit maakt van een gezamenlijke praktijk dan is er ook nog het probleem dat door jouw zwangerschap een andere collega extra belast wordt. Te meer omdat het vinden van een vervanger zeer moeilijk is: er bestaat een nijpend tekort aan verloskundigen.” “Vrouwen in de landbouw werken vaak lang door en beginnen weer vroeg. Anders moet er vervanging ingehuurd worden en dat kost geld. De bevallingsuitkering is een goed initiatief, maar het is weinig en gebaseerd op het inkomen vorig jaar. Als dat laag was heb je pech. Bovendien zijn het vaak jonge mensen die kinderen krijgen, die het bedrijf nog moeten opbouwen en dus een laag inkomen hadden.” “De ‘traditionele’ ZZP-ers hebben het vaak moeilijk (bijv. marktkooplieden, winkeleigenaars). Vooral omdat het inkomen daar vaak erg laag kan liggen. De omzet moet gehaald worden dus er worden veel uren gewerkt. Dat levert vaak een heel laag uurloon op. Je kunt er dan ook niet 3 maanden tussenuit bij zwangerschap. De bevallingsuitkering levert daar ook te weinig voor op.” “Het opleidingstraject (voor artsen) is erg lang en dat kun je niet in deeltijd doen. Je bent al 35 jaar voor je klaar bent met je specialisatie. De meeste vrouwen krijgen daarna pas kinderen. Een eerste kind op vrij hoge leeftijd brengt ook problemen met zich mee, zoals moeilijker zwanger kunnen worden.” “Ik vind dat vrouwen vier maanden ‘vrij’ moeten kunnen nemen. Dat komt het kind ten goede, anders heb je constante stress. Probleem of het bedrijf er dan (na die periode) nog wel is hoort bij het ondernemersrisico. Dat moet je zelf kunnen oplossen (bijvoorbeeld door vervanger/partner zoeken, klanten/opdrachtgevers inlichten). Het probleem is vooral financieel van aard.”
26
Belemmeringen bij het combineren van arbeid en zorg
27
3
OMVANG VAN DE KNELPUNTEN
3.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk is een kwalitatief inhoudelijk inzicht gegeven in de knelpunten die vrouwelijke ondernemers ervaren op het gebied van arbeid en zorg. In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de mate waarin vrouwelijke zelfstandigen problemen ervaren bij het combineren van het ondernemerschap met zorgtaken. In paragraaf 3.2 worden de achtergrondkenmerken en de arbeids- en privé-situatie van de groep van vrouwelijke zelfstandigen in beeld gebracht. De derde paragraaf van dit hoofdstuk staat in het teken van de algemene ervaringen van vrouwelijke zelfstandigen rond het thema arbeid en zorg. Vervolgens wordt in paragraaf 3.4 tot en met 3.7 specifiek ingegaan op de vraag in welke mate de zelfstandigen knelpunten ervaren bij het combineren van hun werk met zowel de zorg voor kinderen, het verlenen van mantelzorg als de periode rond de zwangerschap en kraamtijd. In paragraaf 3.8 tenslotte, wordt uiteengezet welke kenmerken van de arbeid- en privé-situatie van invloed zijn op het ervaren van knelpunten.
3.2
Arbeids- en privé-situatie van vrouwelijke zelfstandigen
Alvorens in te gaan op de arbeidssituatie en de privé-situatie van de groep van vrouwelijke zelfstandigen, volgen hieronder enkele algemene kenmerken van deze groep (zie ook bijlage 1 voor landelijke gegevens over 1999).
3.2.1
Algemene kenmerken
De leeftijdsopbouw van de ondervraagde zelfstandigen ziet er als volgt uit (zie tabel 3.1). Tabel 3.1
De leeftijd van de vrouwelijke zelfstandigen1
25 t/m 34 35 t/m 44 45 t/m 54 55 t/m 64 65 en ouder Geen antwoord Totaal (n=999)
1
% 10% 35% 38% 13% 3% 1% 100%
Bij een vergelijking van de groep vrouwelijke zelfstandigen uit de steekproef en de populatie vrouwelijke zelfstandigen in 1999, blijkt dat de leeftijdscategorie 25-34 in dit onderzoek is ondervertegenwoordigd (zie bijlage 1, tabel 4). De landelijke cijfers hebben echter betrekking op 1999 en zijn inclusief zelfstandigen met meer dan 9 personeelsleden.
28
Omvang van de knelpunten
De grootste groep vrouwelijke zelfstandigen vinden we in de leeftijdscategorie van 45 t/m 54 jaar. Verder zijn er ook veel vrouwen tussen de 35 en 44 jaar. Een relatief kleine groep is jonger dan 35 of ouder dan 55 jaar. Vrijwel alle geënquêteerde vrouwelijk zelfstandigen (99%), hebben de Nederlandse nationaliteit1. Het opleidingsniveau van vrouwelijke zelfstandigen valt op te maken uit de onderstaande tabel. Tabel 3.2
Opleidingsniveau (hoogst voltooide opleiding)
Lagere school-basisonderwijs LBO, LTS, LEO, LHNO, Leerlingwezen (lager beroepsonderwijs) MULO, MAVO MBO, MTS, MEAO (middelbaar beroepsonderwijs) HAVO-VWO (voortgezet algemeen onderwijs) HBO, HTS, HEAO (hoger beroepsonderwijs) WO, doctoraal examen (wetenschappelijk onderwijs) Anders of onbekend Totaal (n=999)
% 1% 11% 17% 31% 10% 23% 5% 2% 100%
De vrouwelijke zelfstandigen zijn op basis van hun hoogst voltooide opleiding in te delen in drie groepen. Bijna een derde deel (29%) van de vrouwelijke zelfstandigen heeft minimaal een opleiding op HBO niveau afgerond. De grootste groep (40%) is in het bezit van een diploma op MBO-niveau ofwel heeft HAVO/VWO afgerond. De overigen (29%) zijn relatief laag opgeleid.
3.2.2
Arbeidsituatie
De groep vrouwelijke zelfstandigen is in te delen in drie categorieën: vrouwen in het bezit van een eigen bedrijf, meewerkende partners en freelancers of vrije beroepsbeoefenaren. De groep vrouwen met een eigen bedrijf is het grootst (61%). Bijna een derde (30%) van de vrouwen is meewerkend partner en 9% van de respondenten is freelancer of vrij beroepsbeoefenaar. De meeste geënquêteerde vrouwelijke zelfstandigen zijn werkzaam in de handel, zakelijke dienstverlening, gezondheids- en welzijnszorg, landbouw- en visserij of cultuur en overige dienstverlening (tabel 3.3). De categorie overige bestaat uit sectoren waar zeer weinig vrouwelijke zelfstandigen in voorkomen.
1
In 1999 was minder dan 1 op de 10 vrouwelijke zelfstandigen (8%) allochtoon (CBS 1999). Het was daarom lastig, nog afgezien van eventuele taalproblemen, om deze groep voldoende vertegenwoordigd te krijgen in de telefonische enquête.
Omvang van de knelpunten Tabel 3.3
29
Vrouwelijke zelfstandigen naar sector
Handel Zakelijke dienstverlening Gezondheids- en welzijnszorg Landbouw en visserij Cultuur en overige dienstverlening Overig Totaal (n=999)
% 20% 14% 16% 14% 17% 19% 100%
Van de groep vrouwelijke zelfstandigen is 14% naast het ondernemerschap, ook in loondienst werkzaam. Slechts een gering percentage (6%) werkt 35 of meer uren per week in loondienst. Tabel 3.4
Aantal uren dat vrouwelijke zelfstandigen per week werkzaam zijn in loondienst.
1 t/m 11 12 t/m 19 20 t/m 34 35 en meer Totaal (n=138)
% 42% 24% 28% 6% 100%
Bijna de helft (42%) van de groep vrouwelijke zelfstandigen die naast ondernemer ook werknemer is, werkt 1 tot 12 uren per week in loondienst. Werken in loondienst naast ondernemerschap biedt diverse voordelen. Zo hebben werknemers meestal een voordelige ziektekostenverzekering. Daarnaast kan ook inkomenszekerheid een rol spelen. Een vierde (26%) van de vrouwelijke zelfstandigen heeft personeel in dienst (zie tabel 3.5)1. In driekwart van de gevallen gaat het dus om een ‘eenmanszaak’. Met name meewerkend partners hebben personeel in dienst. Voor freelancers is dat nauwelijks het geval. Tabel 3.5 Zelfstandigen naar type bedrijf en personeel Meewerkende partners Eigen bedrijf Freelancer Totaal
Zonder personeel 62% 76% 98% 74%
Met personeel 38% 24% 2% 26%
Totaal 100% (n=301) 100% (n=604) 100% (n=94)
Van de zelfstandigen met personeel, heeft het grootste gedeelte niet meer dan 3 werknemers in dienst (zie tabel 3.6).
1
In het onderzoek zijn vrouwelijke zelfstandigen met 10 of meer personeelsleden buiten beschouwing gelaten.
30
Omvang van de knelpunten
Tabel 3.6 Aantal personen in dienst 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Totaal (n=247)
% 37% 19% 13% 10% 5% 6% 4% 6% 1% 100%
Iets minder dan de helft van de vrouwelijke zelfstandigen (46%) runt het bedrijf 10 jaar of langer. Tabel 3.7
Leeftijd van de onderneming: startjaar bedrijf
1990 en eerder 1991-1994 1995-1998 1999-2001 Onbekend Totaal (n=999)
% 46% 16% 29% 9% 1% 100%
Bijna een op de tien (9%) respondenten kan als ‘starter’ worden aangemerkt: hun bedrijf bestaat maximaal twee en een halfjaar. In de onderstaande tabel wordt het aantal uren dat deze vrouwen gemiddeld per week werkzaam zijn in hun bedrijf weergegeven. Tabel 3.8
Het aantal uren dat vrouwelijke zelfstandigen per week in hun bedrijf werken1
1 t/m 11 uur 12 t/m 19 uur 20 t/m 34 uur 35 t/m 49 uur 50 uur en meer Weet niet Totaal (n=999)
1
% 12% 11% 41% 20% 11% 5% 100%
In vergelijking met landelijke cijfers over 1999 is de categorie die 35 uur of meer werkt ondervertegenwoordigd (zie bijlage 1, tabel 2). De landelijke cijfers hebben echter betrekking op 1999 en zijn inclusief zelfstandigen met meer dan 9 personeelsleden.
Omvang van de knelpunten
31
Bijna driekwart van de vrouwelijke zelfstandigen (72%) werkt 20 uur of meer per week in het bedrijf, 11% van deze groep werkt zelfs 50 of meer uren per week in het bedrijf. De grootste categorie is echter 20 tot en met 34 uren per week: 41% van de vrouwen bevindt zich in deze categorie. Flexibiliteit In de exploratieve fase is naar voor gekomen dat de mate waarin men werktijden flexibel in kan delen afhangt van een aantal factoren. Zo maakt het uit of men thuis werkt of elders en of de drukte van het bedrijf seizoensafhankelijk is. Over het algemeen geldt hoe flexibeler men tijd in kan delen, hoe gemakkelijker arbeid en zorg zich met elkaar verzoenen. Op dit verband gaan we in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk dieper in. Hieronder volgt een overzicht van een aantal aspecten van de arbeidssituatie die te maken hebben met flexibiliteit, waaronder werkplek en werktijden. Werkplek Van de vrouwelijke zelfstandigen werkt 59 vooral thuis, 31 werkt voornamelijk buitenshuis. Iets meer dan de helft van de vrouwen (55%) heeft een vaste werkplek. Relatief veel vrouwelijke zelfstandigen geven aan een wisselende werkplek te hebben (40%). Bijna de helft van de respondenten werkt veel buiten de woonplaats (49%) tegenover iets minder dan de helft van de vrouwen die weinig buiten de woonplaats werken (51%) Werktijden Een derde (34%) van de respondenten geeft aan vrijwel altijd in het weekend te werken, 18% werkt vaak in het weekend, 26% werkt nooit in het weekend. Driekwart (74%) van de groep vrouwen die altijd of vaak in het weekend werkt, geeft aan dat dit het gevolg is van het soort werk dat ze doen. Een vijfde van de respondenten werkt vrijwel altijd in de avonduren. Iets meer dan een kwart van de vrouwen (28%) zegt vaak in de avonduren te werken, 22% van de respondenten werkt nooit in de avonduren. Van de groep die altijd of vaak in de avonduren werkt, zegt 68% dat dit het gevolg is van het soort bedrijf dat ze hebben. Een derde (32%) geeft aan dat het min of meer hun eigen keuze is om ‘s avonds te werken. De helft van de respondenten (51%) heeft vaste werktijden. Bijna een vierde (24%) geeft aan sterk wisselende werktijden te hebben. Maar liefst 56% zegt de werktijden zelf zeer flexibel in te kunnen delen. Slechts 14% zegt niet zelf te kunnen bepalen op welke tijdstippen gewerkt wordt. Op de vraag of de drukte van de werkzaamheden afhankelijk is van het seizoen antwoordde 46% bevestigend. Tijd voor werk Een op de drie vrouwen (32%) geeft aan dat het goed mogelijk is om structureel minder tijd aan het bedrijf te besteden. Voor een vierde (26%) is dit in beperkte mate mogelijk. Een vijfde (20%) van de respondenten geeft aan dat het nauwelijks mogelijk is om structureel minder tijd aan het bedrijf te besteden, een zelfde deel geeft aan dat dit in het geheel niet mogelijk is. De groepen voor wie het niet of nauwelijks mogelijk is een tijd lang structureel minder te gaan werken geven hiervoor de volgende redenen aan (tabel 3.9).
32 Tabel 3.9
Omvang van de knelpunten Redenen waarom het lastig is om structureel minder te gaan werken
Geen vervanging aanwezig-mogelijk Winkel moet gewoon openblijven/ continuïteit voor klanten waarborgen Verlies klanten Te groot financieel verlies Wil collega/partner niet belasten Angst voor faillissement Maatschap accepteert dat niet Agrarisch bedrijf kun je niet stilleggen Continuïteit in zorg voor patiënten nodig Zelfstandigenaftrek komt dan in gevaar Overige redenen Weet niet Totaal (n=417)
% 43% 23% 18% 17% 5% 2% 1% 4% 2% 0% 6% 1% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
3.2.3
Privé –situatie
In deze paragraaf komt naar voren hoeveel vrouwelijke zelfstandigen een partner hebben en of ze kinderen hebben. Ook wordt aandacht besteed aan het inkomen van de vrouwelijke zelfstandigen. Bijna alle respondenten wonen samen met een partner of echtgenoot. Slechts 8% van de respondenten is alleenstaand. De overgrote meerderheid (67%) van de vrouwelijke zelfstandigen heeft een of meer thuiswonende kinderen. Tabel 3.10 Wel of geen thuiswonende kinderen Nee Ja, 0 t/m 3 jaar Ja, 4 t/m 12 jaar Ja, 13 t/m 17 jaar Ja, 18 jaar en ouder Totaal
inclusief geen thuiswonende kinderen 33% 11% 27% 13% 14% 100% (n=999)
exclusief geen thuiswonende kinderen 17% 41% 20% 22% 100% (n=667)
* Bij meerdere kinderen is de leeftijd van het jongste kind bepalend
In de onderstaande tabel (tabel 3.11) valt te lezen hoeveel uren de partners van de vrouwelijke zelfstandigen per week werken. Voor een vergelijking is een kolom van het aantal uren dat de vrouwelijke zelfstandigen werken toegevoegd.
Omvang van de knelpunten
33
Tabel 3.11 Aantal uren dat de partner en de vrouw (gemiddeld) per week werkt Werkt niet 1 t/m 11 uur 12 t/m 19 uur 20 t/m 34 uur 35 t/m 49 uur 50 uur en meer Onbekend Totaal
Partner 4% 1% 1% 6% 39% 45% 5% 100% (n=920)
Vrouwelijke zelfstandigen 0% 12% 11% 41% 20% 11% 5% 100% (n=999)
De partners van de vrouwelijke zelfstandigen hebben meestal langere (betaalde) werkweken dan de vrouwelijke zelfstandigen zelf. Vrouwelijke zelfstandigen besteden over het algemeen minder tijd aan arbeid waarmee inkomen verworven wordt. De verdeling van arbeid- en zorgtaken onder vrouwelijke zelfstandigen en hun partner, kan dan ook omschreven wordt als ‘anderhalfverdienersmodel’. In dit model combineert de vrouw de betaalde arbeid met zorgtaken en heeft de man een fulltime baan. In de praktijk houdt dit in dat de vrouw hoofdverantwoordelijk blijft voor de zorgtaken. Inkomen Bijna alle partners (99%) van de vrouwelijke zelfstandigen leveren een bijdrage aan het gezinsinkomen. De meeste partners hebben een inkomen uit loondienst (40%). Het komt ook vaak voor dat de respondent en de partner samen het bedrijf (44%) hebben. Ongeveer een tiende (11%) van de partners heeft een eigen bedrijf. De inkomenssituatie van de vrouwelijke zelfstandigen ziet er als volgt uit (tabel 3.12). Tabel 3.12 Huishoudinkomen (het totale inkomen van zelfstandige en eventuele partner) Onder modaal (<40.000) Modaal (40.000-60.000) Boven modaal (60.000-120.000) 2x modaal of meer (>120.000) Weet niet/geen antwoord Totaal (n=999)
% 12% 33% 37% 9% 11% 100%
Meer dan een derde van de vrouwelijke zelfstandigen (37%) heeft een boven modaal huishoud inkomen, 33% heeft een modaal huishoudinkomen. 12% van de respondenten heeft een huishoudinkomen dat onder het modale inkomen ligt, 9% van de respondenten heeft een inkomen van boven de 120.000 gulden (2x modaal). We hebben kunnen zien dat vrouwelijke zelfstandigen minder tijd aan betaalde arbeid besteden dan hun partners. Hun aandeel in het gezinsinkomen zal dan ook lager liggen dan dat van hun partner. Wat hun aandeel is in het gezinsinkomen valt op te maken uit de onderstaande tabel (tabel 3.13).
34
Omvang van de knelpunten
Tabel 3.13 Aantal procenten1 dat vrouwelijke zelfstandigen bijdragen aan het huishoudinkomen. 0 t/m 25% 26 t/m 49% 50% 51 t/m 75% 76% en meer Weet niet Totaal (n=999)
% 24% 21% 16% 3% 7% 28% 100%
Bij 16% van de ondervraagde vrouwen is de inbreng in het huishoudinkomen van de vrouw gelijk aan dat van de man. Bij nog eens 10% is het inkomen van de vrouw hoger dan dat van de man (inclusief vrouwen zonder partner). In de meeste gevallen echter (45%) is het inkomen van de partner hoger dan dat van de vrouw. Overigens kon een groot aantal vrouwen geen antwoord geven op deze vraag waardoor de percentages niet erg betrouwbaar zijn. Dit kan samenhangen met het feit dat de inkomsten van zelfstandigen nog al eens kunnen wisselen. Hierdoor kan het lastig zijn een dergelijke vraag te beantwoorden. Daarnaast heeft 43% van de vrouwelijke zelfstandigen het bedrijf samen met de partner. Ook dit kan het beantwoorden van de vraag bemoeilijken daar wellicht niet altijd duidelijk is wie wat inbrengt. Over het algemeen leveren vrouwen dus een kleinere bijdrage aan het huishoudinkomen dan hun partner, maar daar staat tegenover dat hun bijdrage aan zorgtaken veel hoger is dan die van hun partner.
3.3
Algemene knelpunten arbeid en zorg
In deze paragraaf wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de groep van vrouwelijke zelfstandigen over het algemeen knelpunten ervaart op het gebied van arbeid en zorg en of zij tevreden zijn over de verdeling tussen arbeid en zorg. In paragraaf 3.8 wordt vervolgens ingegaan op de ervaren knelpunten in relatie tot de arbeids- en privésituatie. Mate waarin vrouwen problemen ervaren in de combinatie van arbeid en zorg De onderstaande figuur (figuur 3.1) geeft aan hoeveel vrouwen in het dagelijks leven problemen ervaren bij het combineren van een eigen bedrijf met bijvoorbeeld de zorg voor kinderen of familieleden.
1
De percentages zijn een indicatie van wat vrouwen zelf denken dat hun bijdrage is aan het inkomen. Deze percentages kunnen dus afwijken van de werkelijkheid.
Omvang van de knelpunten
35
Figuur 3.1 Mate waarin vrouwelijke zelfstandigen in het dagelijks leven problemen ervaren bij het combineren van arbeid en zorg (n=999). ja, vaak 7% ja, soms 22% nee, nooit 50%
nee, zelden 21%
Opvallend is dat de helft van de vrouwelijke zelfstandigen zegt nooit problemen te hebben met de combinatie van een eigen bedrijf en de zorg voor kinderen of familieleden. Slechts 7% zegt vaak problemen te ervaren met deze combinatie. Een minderheid van de zelfstandigen (36%) is het eens met de stelling als zelfstandige minder tijd te kunnen besteden aan gezin of familie dan wanneer men in loondienst zou werken. Meer dan de helft (59%) is echter van mening dat men als zelfstandige beter af is dan een werknemer wanneer het gaat om het combineren van werk met zorgtaken. De ervaren voordelen van het zelfstandig ondernemerschap blijken ook uit de reacties op een andere stelling. Hieruit blijkt dat een meerderheid (60%) van de vrouwen als zelfstandige werkt mede met oog op de mogelijkheden die het bedrijf biedt het werk te combineren met andere bezigheden en verantwoordelijkheden (zie figuur 3.2). Figuur 3.2 Stelling: Een van de redenen waarom ik een eigen bedrijf heb is omdat het goed is te combineren met andere bezigheden en verantwoordelijkheden (n=999) w eet niet 2% mee oneens 33%
mee eens 60% neutraal 5%
Of de vrouwelijke zelfstandigen in voldoende mate balans ervaren tussen werk en privé, valt op te maken uit figuur 3.3. Bijna vier vijfde van de respondenten geeft aan voldoende balans te ervaren tussen privé en werk. Een minderheid van 15% zegt het niet eens te zijn met de stelling.
36
Omvang van de knelpunten
Figuur 3.3 Stelling: Ik ervaar op dit moment voldoende balans tussen werk en privé (n=999) mee oneens 15%
w eet niet 1%
neutraal 5%
mee eens 79%
De uitkomsten van een volgende vraag laat eveneens zien dat niet meer dan een vijfde van de groep vrouwen knelpunten ervaart. Zo is bijna een vijfde van de ondervraagden (18%) het eens met de stelling dat het werk als zelfstandige ten koste gaat van hun privé-leven. Op de genoemde stelling reageerde echter driekwart met ‘oneens’. Een klein percentage (6%) stond hier neutraal tegenover. Het percentage van vrouwelijke zelfstandigen dat in meer of mindere mate knelpunten ervaart in de verdeling tussen arbeid en zorg, circuleert ook in andere stellingen rond de 20%. Zo is bijna een vijfde van de respondenten (18%) het eens met de stelling dat ze meer tijd in hun bedrijf willen stoppen. Vier vijfde van de respondenten (79%) is het met deze stelling oneens en 3% is het noch eens, noch oneens met deze stelling. Ruim een vijfde (22%) van de respondenten is het eens met de volgende stelling ‘zonder zorgtaken voor gezin of familie zou het bedrijf beter functioneren’. Bijna driekwart (72%) van de vrouwen is het met deze stelling oneens. De rest van de respondenten (6%) heeft geen mening of weet geen antwoord. Wel geeft driekwart (75%) aan altijd veel te moeten plannen en organiseren om alle bezigheden te kunnen combineren. Ondanks het feit dat het afstemmen van arbeid en zorg een drukke bezigheid is voor deze vrouwen en rond de 20% op verschillende stellingen aangaf in meer of mindere mate knelpunten te ervaren, zegt de meerderheid (87%) over het algemeen tevreden te zijn met de tijdsverdeling over de verschillende bezigheden in het dagelijks leven. Dit bevestigt de uitkomst van de kwalitatieve fase waaruit bleek dat vrouwelijke zelfstandigen goed in staat zijn om arbeid en zorg op elkaar af te stemmen, ondanks het feit dat dit geen gemakkelijke taak is. Om inhoudelijk meer zicht te krijgen op de arbeid- en zorgsituaties die de meeste problemen opleveren is in de enquête een open vraag opgenomen. Meer dan de helft (56%) van de vrouwen heeft deze open vraag beantwoord. Dat vrouwelijke zelfstandigen in hun alledaagse leven moeten plannen en organiseren om arbeid en zorg op elkaar af te stemmen komt hier duidelijk uit naar voren. Zo wordt genoemd dat onverwachte situaties, zoals ziekte van een familielid/kind, ziekte van zichzelf of onverwachte opdrachten, de spanning tussen arbeid en zorg behoorlijk kunnen vergroten. Maar, niet alleen calamiteiten leiden tot problemen. Veel vrouwelijke zelfstandigen geven aan dat zij de tijd die zij voor hun kinderen kunnen uittrekken te weinig vinden. Vanwege het gebrek aan tijd ervaren zij ook spanningen in het zorg dragen voor het sociale leven van de kinderen, zoals het brengen en halen naar clubs/vriendjes. Ook de vakanties van de kinderen vormen een knelpunt, want er moet dan meer ‘gezorgd’ worden.
Omvang van de knelpunten
37
Tegelijkertijd moet in de vakantie het bedrijf draaiende gehouden worden. Tot slot geven de vrouwelijke zelfstandigen aan dat het eigen sociale leven op een laag pitje staat. Dit geldt ook voor de tijd die ze voor zichzelf overhouden. De open vraag is vervolgd met de vraag in welke mate de vrouwelijke zelfstandigen de door hun genoemde belemmeringen als een knelpunt ervaren. Hieruit blijkt dat een derde van de vrouwen deze belemmering als een zeer groot (9%) of groot (24%) knelpunt ervaart. Minder dan de helft van de vrouwen (41%) vindt de genoemde belemmeringen enigszins een knelpunt, tegenover 17% die voor de categorie ‘nauwelijks een knelpunt’ koos. 9% koos voor de categorie ‘weet niet’. Het feit dat een groot deel van de vrouwen bereid was om de open vraag te beantwoorden duidt op voldoende ‘praktijkervaring’ met knelpunten op arbeid- en zorggebied. De genoemde situaties worden door eenderde van de vrouwen als een zeer groot of groot knelpunt ervaren. Dit is aanzienlijk meer dan de 20% van de vrouwen die op de eerder gevraagde stellingen aangaven arbeid en zorg als een knelpunt te ervaren. Dat verschil kan te maken hebben met het feit dat niet alle vrouwelijke zelfstandigen de open vraag beantwoord hebben. Arbeid, zorg en partner Een gelijke verdeling van arbeid en zorgtaken tussen mannen en vrouwen vormt een belangrijk uitgangspunt van het emancipatiebeleid van de overheid. In de voorgaande paragrafen hebben we kunnen zien dat de partners van de vrouwelijke zelfstandigen over het algemeen meer uren betaalde arbeid verrichten dan de vrouwelijke zelfstandigen. In deze paragraaf wordt daarom aandacht besteed aan de vraag hoe het zit met de zorgbijdrage van de partners van de vrouwelijke zelfstandigen. Ook is gevraagd of vrouwen willen dat hun partner hen meer ondersteunt bij werkzaamheden voor het bedrijf. Uit de figuur hieronder (figuur 3.4) valt op te maken dat bijna een derde (30%) van de vrouwelijke zelfstandigen graag zou willen dat de partner meer tijd zou besteden aan zorg- en huishoudelijke taken. De meerderheid is echter tevreden over de zorgbijdrage van de partner. Figuur 3.4 Stelling: Ik zou graag willen dat mijn partner meer tijd zou besteden aan zorg- en huishoudelijke taken (n=908)
mee eens 30%
mee oneens 68%
neutraal 2%
Vervolgens is de vraag voorgelegd of ze zouden willen dat hun partner hen meer ondersteuning biedt bij de werkzaamheden voor het bedrijf. Slechts 7% van de vrouwelijke zelfstandigen is het eens met deze stelling. De overgrote meerderheid (92%) is het oneens met deze stelling, 1% had geen uitgesproken mening.
38
Omvang van de knelpunten
Vrouwelijke zelfstandigen waarderen een grotere bijdrage aan zorg- en huishoudelijke taken door de partner blijkbaar meer dan het leveren van een grotere bijdrage aan het bedrijf.
3.4
Knelpunten in de zorg voor kinderen
In deze paragraaf wordt besproken in hoeverre de combinatie tussen het bedrijf en de kinderen door vrouwelijke zelfstandigen als een belemmering wordt ervaren. Vinden de vrouwelijke zelfstandigen met kinderen dat ze voldoende tijd voor de kinderen hebben? Maakt men gebruik van kinderopvang? Daarnaast is aandacht voor de zorgbijdrage van de partner als het om kinderen gaat. Tot slot wordt aandacht besteed aan de vraag hoe vrouwelijke zelfstandigen calamiteiten oplossen. Zorg voor kinderen De grote meerderheid van de vrouwen met thuiswonende kinderen (86%) vindt dat ze voldoende tijd kan besteden aan hun kinderen. Van de respondenten is 12% het oneens met de stelling dat ze voldoende tijd kunnen besteden aan hun kind, 3% was noch positief noch negatief over de stelling. Een meer beladen stelling uit de enquête was of vrouwen het krijgen van kinderen wellicht hebben uitgesteld vanwege de drukte die hun bedrijf met zich meebrengt. Deze stelling was opgenomen omdat uit het kwalitatieve onderzoek naar voren was gekomen dat dit soms voorkomt. Slechts 2% van de vrouwelijke zelfstandigen met kinderen geeft echter aan gewacht te hebben met het krijgen van kinderen, vanwege de drukte die het bedrijf met zich mee brengt. 3% wist geen antwoord op deze stelling en 94% was het met deze stelling oneens. Van de respondenten met thuiswonende kinderen heeft 17% er wel eens aan gedacht te stoppen met het bedrijf omdat de combinatie van zorg voor kinderen en het runnen van een bedrijf hen soms te veel is. Voor 80% van de respondenten geldt dit echter niet, 1% staat neutraal ten opzichte van deze stelling en 2% geeft aan hierop geen antwoord te hebben. Overigens moet men wel bedenken dat zelfstandigen die reeds gestopt zijn niet in het onderzoek zijn betrokken. Zorgbijdrage partner De onderstaande tabel geeft weer hoeveel procent van de zorgtaken voor de kinderen door de partner wordt verricht (volgens de vrouwelijke zelfstandigen). Tabel 3.14 Bijdrage van de partner aan de zorg voor kinderen 0-14% 15-25% 26-35% 36-49% 50-60% 60% en hoger Weet niet Totaal (n=655)
% 14% 28% 14% 15% 23% 1% 5% 100%
Omvang van de knelpunten
39
Slechts 1% van de partners met thuiswonende kinderen verricht 60% of meer van de zorgtaken. Een kwart van de partners (23%) levert een zorgbijdrage tussen de 50% en 60%. Dat houdt in dat de zorg voor de kinderen bij een kwart van de vrouwelijke zelfstandigen met partner, gelijkwaardig verdeeld is. Gezien het feit dat uit eerdere onderzoeken is gebleken dat de zorgbijdrage van de partner door vrouwen vaak te hoog wordt ingeschat, kan dit echter een overschatting zijn. Bij de meeste samenwonende of gehuwde respondenten, zo blijkt ook uit de tabel, levert de vrouw de grootste zorgbijdrage aan de kinderen. Dit neemt niet weg dat de meerderheid van de vrouwelijke zelfstandigen tevreden is over de zorgbijdrage van hun partner (69%). Een kwart van de vrouwen (26%) zou willen dat de partner meer tijd zou besteden aan de zorg voor kinderen, 3% staat neutraal ten opzichte van deze stelling en 2% had geen mening. Calamiteiten Zoals al eerder aangegeven kan het oplossen van onvoorziene problemen, zoals ziekte van de oppas, tot problemen leiden. Vrouwelijke zelfstandigen komen dan voor een keuze te staan die tot spanning kan leiden tussen arbeid en zorg. De onderstaande tabel laat zien hoe vrouwelijke zelfstandigen die gebruik maken van kinderopvang-oppas calamiteiten oplossen, zoals ziekte van een kind of als school een dag uitvalt. Tabel 3.15 Oplossingen bij calamiteiten Meestal zelf thuis blijven Meestal andere opvang beschikbaar (inclusief familie, buren, kennissen) Mijn partner en ik blijven om beurten thuis Meestal blijft de partner thuis Kind meenemen naar het werk Overig Weet niet Totaal (n=102)
% 49% 29% 6% 5% 4% 6% 1% 100%
Uit deze tabel valt op te maken dat de helft van de vrouwelijke zelfstandigen (49%) in geval van calamiteiten zelf thuis blijft. Bijna de helft van de vrouwen kiest dus al dan niet noodgedwongen voor de zorg. Ook andere opvang, zoals buren, familie en kennissen worden vaak ingeschakeld in geval van calamiteiten. In slechts 5% van de gevallen blijft de partner thuis. De zorg voor de kinderen lijkt in geval van calamiteiten relatief vaak op de schouders van de vrouwelijke zelfstandigen terecht te komen.
3.4.1
Gebruik kinderopvang
Deze paragraaf laat zien welke vormen van kinderopvang de vrouwelijke zelfstandigen gebruiken en of ze daar tevreden over zijn. Eerst wordt in algemene zin aandacht besteed aan kinderopvang. Vervolgens komen de formele en de informele kinderopvang aan de orde. In totaal gebruikt 16% van de zelfstandigen met thuiswonende kinderen structureel gebruik van kinderopvang. Uiteraard is dit afhankelijk van de leeftijd van het kind. Van de zelfstandigen met kinderen tot 4 jaar gebruikt ongeveer de helft (53%) structureel gebruik van kinderopvang
40
Omvang van de knelpunten
of een oppas. Bij de vrouwen met kinderen van 4 tot en met 12 jaar neemt dit af naar 15%. Vrouwen met oudere kinderen maken vrijwel geen gebruik van (buitenschoolse) opvang. Tabel 3.16 Gebruik van structurele kinderopvang-oppas 0 t/m 3 jaar 4 t/m 12 jaar 13 t/m 17 jaar Totaal
Wel opvang 53% 15% 2% 16%
Geen opvang 47% 85% 98% 84%
Totaal 100% (n=115) 100% (n=279) 100% (n=137)
* Bij meerdere kinderen is de leeftijd van het jongste kind bepalend
Aan de vrouwen die niet structureel gebruik maken van kinderopvang is gevraagd waarom ze hier geen gebruik van maken. Bij de vrouwelijke zelfstandigen met kinderen tot 4 jaar blijkt dit vooral te zijn omdat ze de zorg voor de kinderen kunnen goed kunnen combineren met hun werk. Bij de vrouwen met kinderen van 4 tot 13 jaar is dit ook een belangrijke reden. Daarnaast zegt een groot deel dat hun kinderen geen oppas meer nodig hebben. Dit is ook de belangrijkste reden bij kinderen vanaf 13 jaar. Tabel 3.17 Reden geen gebruik kinderopvang-oppas Ik kan het zelf combineren met mijn werk Ik neem de kinderen mee naar het werk Mijn partner zorgt voor de kinderen Mijn kinderen hebben geen opvang-oppas meer nodig Ik kan geen kinderopvang-oppas vinden Ik kan geen kinderopvang-oppas betalen Overig Totaal
0 t/m 3 jaar 62% 10% 6% 5% 4% 2% 12% 100% (n=56)
4 t/m 12 jaar 41% 1% 4% 41% 2% 1% 11% 100% (n=238)
13 t/m 17 jaar 4% 1% 90% 5% 100% (n=135)
* Bij meerdere kinderen is de leeftijd van het jongste kind bepalend
Bij de vrouwen die een ‘anders nl.‘ antwoord gaven, noemde een enkeling de zorg voor kinderen tussen de partner en zichzelf te hebben verdeeld waardoor er geen opvang nodig is. Andere vrouwelijke zelfstandigen noemen meer principiële redenen in de trant van ‘het is een taak van de moeder’ of ‘kinderen hebben een solide thuisbasis nodig’. Een andere genoemde, meer praktische reden, is dat het bedrijf aan huis is, waardoor er geen oppas nodig is. Opvallend is dat een gebrek aan opvangplaatsen of de kosten die met opvang zijn verbonden nauwelijks een reden is om geen opvang te gebruiken (althans niet de belangrijkste reden). De groep van vrouwelijke zelfstandigen die wel structureel gebruik maakt van kinderopvang, maakt vooral gebruik van informele vormen van opvang (83% informeel, 38% ook of alleen formeel, zie tabel 3.18). Met name een oppas aan huis is populair, zowel betaald als onbetaald (beide 26%). Landelijke cijfers over 1998 over de soorten kinderopvang die gebruikt worden bij kinderen tot 16 jaar laten overigens een vergelijkbaar beeld zien: circa 83% maakt gebruik van informele vormen van kinderopvang1.
1
Bron: SCP, TOP ‘98
Omvang van de knelpunten
41
Tabel 3.18 Soort kinderopvang-oppas Oppas aan huis (incl. familie), betaald Oppas aan huis (incl. familie), onbetaald Kinderdagverblijf – crèche (formeel) Gastouder-bij iemand thuis (incl. Familie); informeel en onbetaald Gastouder-bij iemand thuis (incl. Familie); informeel en betaald Buitenschoolse opvang (bso-nso) (formeel) Gastouder; formeel erkend (formeel) Overig Totaal cases (n=102)
% 26% 26% 24% 17% 14% 9% 5% 1% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
Het gebruik van vooral informele vormen van kinderopvang correspondeert met het feit dat maar liefst 64% van de vrouwelijke zelfstandigen aangeeft een voorkeur te hebben voor een oppas thuis boven een kinderdagverblijf. Deze voorkeur kan te maken hebben met noties over hoe een kind opgevoed moet worden, bijvoorbeeld ‘een kind hoort thuis op te groeien’. Anderzijds kan deze uitkomst ook te maken hebben met praktische redenen. Zo is een oppas thuis, in tegenstelling tot een crèche of kinderdagverblijf, minder gebonden aan vaste werktijden. Ook het feit dat informele kinderopvang financieel vaak voordeliger is kan bij deze voorkeur een rol spelen. Tevredenheid kinderopvang Van de vrouwelijke zelfstandigen is 95% tevreden over de wijze waarop de kinderopvang geregeld is (waarvan 84% heel tevreden en 11% tamelijk tevreden), 3% van de vrouwen is niet zo tevreden. Slechts 1% is helemaal niet tevreden over de wijze waarop hun kinderen worden opgevangen, nog eens 1% heeft geen mening. Anders dan uit de eerste fase van het onderzoek bleek, zijn bijna alle vrouwen tevreden over de wijze waarop zij de kinderopvang hebben geregeld. Zelfstandigenaftrek Uit de kwalitatieve fase is naar voren gekomen dat zorgtaken van vrouwelijke zelfstandigen, de zelfstandigenaftrek in de weg kunnen staan. In de enquête is daarom getoetst voor hoeveel van de vrouwelijke zelfstandigen dit geldt. Van de vrouwelijke zelfstandigen met thuiswonende kinderen geeft 14% aan niet in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek. Dit omdat ze te weinig uren betaald werk verricht hebben als gevolg van de zorg voor de kinderen. Voor 61% van de vrouwen geldt dat de zorg voor hun kinderen de zelfstandigenaftrek niet in de weg heeft gestaan. Een kwart van de vrouwen kon hierop echter helemaal geen antwoord geven. Invloed beschikbaarheid kinderopvang bedrijf In Nederland wordt de beschikbaarheid van kinderopvang gezien als middel om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten. In de enquête is daarom gevraagd of vrouwelijke zelfstandigen meer zouden gaan werken als er meer en betere opvang beschikbaar is. Driekwart van de vrouwelijke zelfstandigen met thuiswonende kinderen geeft aan dat voldoende, goede en betaalbare beschikbaarheid van kinderopvang, niet van invloed is op het aantal uren dat men werkzaam is voor het bedrijf. 15% van de vrouwen geeft aan, wel meer tijd aan het bedrijf te gaan besteden als er voldoende, goede en betaalbare kinderopvang aanwezig is. 9% heeft hierop geen antwoord en 2% staat neutraal ten opzichte van deze stelling.
42
Omvang van de knelpunten
Gebruik van formele kinderopvang De respondenten die gebruik maken van formele kinderopvang, maken vooral gebruik van particuliere plaatsen. Tabel 3.19 Vormen van kinderopvang Particuliere plaats Bedrijfsplaats, via het werk van mijn partner Bedrijfsplaats, via mijn eigen werk in loondienst Gesubsidieerde plaats Totaal cases
Aantal 16 8 2 6 30
% 54% 27% 7% 20% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
De volgende tabel (tabel 3.20) geeft een indicatie van de mate waarin vrouwelijke zelfstandigen die gebruik maken van formele kinderopvang moeite gedaan hebben om een opvangplaats voor hun kind te vinden. Tabel 3.20 Moeite om formele kinderopvangplaats te krijgen Ja, veel moeite Ja, een beetje moeite Nee, geen moeite Totaal
Aantal 7 4 20 30
% 22% 14% 64% 100%
Een vijfde van de vrouwelijke zelfstandigen geeft aan dat ze veel moeite gedaan hebben om een plaats in de formele kinderopvang te krijgen. De meerderheid heeft geen of slechts weinig moeite gehad om een plek in de kinderopvang te vinden. Kosten formele kinderopvang in verhouding tot inkomen Wat betreft de kosten voor de kinderopvang in verhouding tot het inkomen, zijn de groepen die de kosten goed, redelijk en (veel) te duur vinden, ongeveer even groot. Tabel 3.21 Kosten formele kinderopvang per maand Goed Redelijk (veel) Te duur Onbekend Totaal
Aantal 8 11 10 1 30
% 25% 37% 35% 4% 100%
Zelfstandigen zijn dus wisselend tevreden over de kosten voor de kinderopvang. Voor een derde van deze groep kunnen de kosten min of meer een knelpunt vormen.
Omvang van de knelpunten
43
Aansluiting opening formele kinderopvang en werktijden zelfstandige Vrijwel alle respondenten geven aan dat de formele kinderopvang waarvan ze gebruik maken over het algemeen aansluit bij de werktijden. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met het feit dat deze uitkomst gebaseerd is op een gering aantal respondenten (n=30). Daarnaast komen de vrouwen voor wie de openingstijden van de formele opvang echt een groot probleem vormen niet in deze gegevens voor, zij hebben waarschijnlijk een andere oplossing gezocht. Een kwart van de vrouwelijke zelfstandigen geeft aan haar werktijden aangepast te hebben aan de openingstijden van de kinderopvang. De meerderheid geeft aan dat ze de werktijden niet hoefden af te stemmen op de tijden waarop de kinderopvang beschikbaar is. Anders dan uit de kwalitatieve fase ontstaat hieruit het beeld dat de aansluiting van de openingstijden van de formele opvang op de werktijden van de zelfstandigen geen groot probleem vormt. Gebruik van informele kinderopvang We hebben kunnen zien dat de meerderheid van de vrouwelijke zelfstandigen een voorkeur heeft voor informele kinderopvang. Maar er zijn ook andere redenen waarom vrouwelijke zelfstandigen geen gebruik maken van formele kinderopvang. De onderstaande tabel geeft daarvan een overzicht. Tabel 3.22 Redenen geen gebruik formele kinderopvang % Ik vind informele opvang beter dan formele opvang Dat is te duur Dat sluit niet aan op mijn werktijden-werksituatie Er is geen kinderopvang-creche-gastouders in de buurt Er is geen plaats-er is een wachtlijst Familie bood zichzelf aan Overige redenen Weet niet Totaal (n=73)
60% 13% 13% 11% 9% 6% 8% 3% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
Van de vrouwen die gebruik maken van informele opvang kiezen er veel voor de categorie ‘informele opvang is beter dan formele opvang’. Dit kan samenhangen met opvattingen over hoe een kind moet worden opgevoed, maar ook met het feit dat informele kinderopvang vaak toegankelijker is, in zowel financieel als materieel opzicht. Dat blijkt ook uit het feit dat de meeste vrouwelijke zelfstandigen (84%) het niet moeilijk vinden om informele opvang te regelen, 8% geeft aan veel moeite gedaan te hebben en 8% geeft aan een beetje moeite gedaan te hebben om informele opvang te regelen. Kosten Maar liefst een derde van de vrouwen maakt alleen gebruik van onbetaalde informele opvang. Van de vrouwen die betalen voor de informele kinderopvang, geeft 59% aan dat de kosten in verhouding tot het inkomen goed zijn. Een derde (34%) )noemt de verhouding kosten opvanginkomen redelijk. Slechts 6% vindt de kosten te hoog. De vrouwen die gebruik maken van informele opvang zijn dus meer tevreden over de kosten voor kinderopvang dan de vrouwen die gebruik maken van formele kinderopvang.
44
Omvang van de knelpunten
Aansluiting openingstijden informele kinderopvang en werktijden Bijna alle vrouwelijke zelfstandigen (97%) geven aan dat de informele opvang aansluit bij hun werktijden. Slechts 2% is het oneens met de stelling dat de informele opvang past bij hun werktijden, 1% had hierover geen mening. Een kwart van de vrouwen geeft aan de werktijden te hebben aangepast aan de informele kinderopvang, 2% had hierover geen mening. De rest van de vrouwelijke zelfstandigen (75%) geeft aan de werktijden niet te hebben aangepast aan de tijden waarop de informele kinderopvang beschikbaar is.
3.6
Knelpunten rond het verlenen van mantelzorg
In deze paragraaf komt aan de orde hoeveel uren vrouwelijke zelfstandigen mantelzorg verrichten en aan wie ze mantelzorg verlenen. Mantelzorg is in de enquête gedefinieerd als ‘voor een bepaalde periode onbetaald voor een zieke of hulpbehoevende in de omgeving zorgen’. Verder wordt aandacht besteed aan de invloed van het verrichten van mantelzorg op het bedrijf. Ook de zorgbijdrage van de partner van de respondenten zal in deze paragraaf aan de orde komen. Aantal vrouwelijke zelfstandigen dat de afgelopen 2 jaar mantelzorg verricht heeft Ongeveer een derde van de respondenten (30%) heeft de afgelopen twee jaar mantelzorg verricht. Iets meer dan de helft van deze 30% verrichtte bij het afnemen van de enquête nog steeds mantelzorg. De relatie die de vrouwelijke zelfstandigen met de persoon hebben waaraan ze mantelzorg verlenen is voor meer dan de helft (58%) een ouder of schoonouder. Tabel 3.23 Relatie tot hulpbehoevende (Schoon-)ouder Overig familielid Vrienden-kennissen Partner Buren Uitwonend kind Inwonend kind Overig Totaal (n=301)
% 57% 16% 8% 5% 4% 3% 2% 4% 100%
Omvang van de knelpunten
45
Mantelzorg voor familie vormt daarmee de grootste categorie. De onderstaande tabel laat zien waarom de ontvanger van mantelzorg zorg nodig heeft. Tabel 3.24 Reden van hulpbehoevendheid Ouderdom Ernstige of langdurige ziekte Herstel na ziekenhuisopname en-of ongeval Stervensbegeleiding Lichamelijk handicap Psychische stoornis Lichamelijke en psychische stoornis Overig Totaal (n=301)
% 34% 34% 11% 7% 4% 3% 1% 6% 100%
In de meeste gevallen verricht men deze zorg als gevolg van ouderdom van de hulpbehoevende (34%) of als gevolg van ernstige of langdurige ziekte van de hulpbehoevende (34%). In de onderstaande tabel wordt duidelijk hoeveel uur vrouwelijke zelfstandigen per week mantelzorg verricht(t)en. Tabel 3.25 Aantal uren mantelzorg per week 1 t/m 8 9 t/m 17 18 t/m 26 27 t/m 35 36 uur of meer Weet niet/ onbekend Totaal (n=301)
% 49% 21% 6% 3% 5% 14% 100%
De helft van de vrouwelijke zelfstandigen (49%) besteedt 1 tot en met 8 uur aan mantelzorg per week. Een vijfde van de vrouwelijke zelfstandigen (21%) verricht ruim een dag tot twee dagen mantelzorg per week. Opvallend is dat de categorie vrouwen die overdag mantelzorg verricht het grootst is: veel vrouwelijke zelfstandigen verrichten dus mantelzorg op reguliere werktijden. Ook de avonduren en de weekenden zijn relatief ‘populair’ (zie de tabel hieronder). Tabel 3.26 Tijdstippen waarop men mantelzorg verricht Meestal overdag Meestal in de avonduren Meestal in het weekend Meestal voor werktijd Weet niet Totaal cases (n=301)
% 64% 38% 30% 15% 13% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
46
Omvang van de knelpunten
Invloed mantelzorg op bedrijfsvoering In de vorige paragraaf is duidelijk geworden dat ruim een derde van de vrouwelijke zelfstandige mantelzorgers (35%) meer dan een dag per week mantelzorg verricht. Het is de vraag of en zo ja in welke mate dat volgens de respondenten invloed heeft op hun bedrijf. Een kwart (25%) geeft aan dat het verrichten van mantelzorg geen invloed heeft gehad op de bedrijfsvoering, 39% geeft aan dat dit nauwelijks het geval is geweest. Dit komt overeen met het feit dat meer dan de helft van de vrouwelijke zelfstandigen aangeeft juist een eigen bedrijf te zijn gestart omdat het goed te combineren is met andere taken. Blijkbaar is ook mantelzorg een taak die voor de meerderheid van de vrouwen redelijk te combineren is met hun bedrijf. Een kwart van de vrouwelijke zelfstandigen echter (24%) geeft aan dat de mantelzorg enige invloed heeft op het werk, voor 13% van de respondenten geldt dat het verrichten van mantelzorg veel invloed heeft op hun bedrijf. De onderstaande tabel maakt duidelijk, welke invloed het verrichten van mantelzorg heeft (gehad) op de werkzaamheden van de vrouwelijke zelfstandigen die enige of veel invloed hebben ervaren op hun bedrijf als gevolg van hun mantelzorgtaken. Tabel 3.27 De gevolgen van het verlenen van mantelzorg voor het werk Kwam niet genoeg aan mijn bedrijf toe- achterstand in mijn werk Het is veel drukker geworden Minder omzet gemaakt Kwaliteitsverlies-ik kon mij niet meer 100% inzetten voor het bedrijf Ik plan beter-kan beter prioriteiten stellen Ik heb een vervanger moeten zoeken Voel minder betrokkenheid bij het bedrijf Ben op andere tijdstippen gaan werken en plan alles zorgvuldig Verlies van klanten-opdrachtgevers Personeel heeft werk over moeten nemen Kwam niet meer in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek Overig Weet niet-geen antwoord Totaal (n=113)
% 28% 27% 22% 14% 10% 7% 6% 6% 2% 2% 1% 16% 2% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
De grootste categorie in de tabel is ‘achterstand in werk, niet aan dingen toekomen’. Ook de categorie ‘toenemende drukte’ wordt relatief vaak gekozen. Driekwart van de vrouwelijke zelfstandigen (76%) geeft aan niet tijdelijk of langdurig minder tijd te zijn gaan besteden aan het bedrijf tijdens het verrichten van mantelzorg. Dit hangt waarschijnlijk samen met het feit dat meer dan de helft van de respondenten niet meer dan 34 uur werkzaam is voor het bedrijf. Hierdoor blijft tijd over voor andere taken. Een kwart echter, is wel tijdelijk (14%) of langdurig (10%) minder gaan werken in het bedrijf. De meeste vrouwelijke zelfstandigen (95%) geven echter aan geen klanten te zijn verloren tijdens het verrichten van mantelzorg (3% gaf aan wel klanten verloren te zijn over de periode dat men mantelzorg verrichte en 2% koos de categorie ‘weet niet’).
Omvang van de knelpunten
47
Van de respondenten die mantelzorg verlenen, heeft 9% overwogen te stoppen met het bedrijf in de periode dat men mantelzorg verrichtte. De overgrote meerderheid echter (91%), geeft aan niet overwogen hebben te stoppen met het bedrijf in de periode dat men mantelzorg verleende. Ook hieruit blijkt dat een beperkte groep van vrouwelijke zelfstandigen problemen ervaart in de combinatie arbeid en zorg. Zelfstandigenaftrek Een ander knelpunt dat zich als gevolg van het verrichten van mantelzorg kan voordoen, is dat de zelfstandige niet in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek. Dit kan de kosten die de vrouwelijke zelfstandigen al maken vanwege het feit dat ze minder uren aan hun bedrijf kunnen besteden vanwege zorgtaken, nog eens verhogen. Van de vrouwelijke respondenten kwam 8% niet in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek als gevolg van mantelzorgtaken: zij konden hierdoor niet meer genoeg uren aan hun bedrijf besteden1. Voor drie kwart van de vrouwen was dit echter niet het geval, 18% wist geen antwoord op deze vraag. Steun partner Bij vier op de tien vrouwen die mantelzorg verrichten, verricht hun partner ook mantelzorg (aan dezelfde persoon). In de meeste gevallen besteedt de partner hier echter minder tijd aan dan de vrouw. Ook hier zien we dat de vrouw het grootste gedeelte van de zorgtaken verricht. Dit neemt niet weg dat 77% van de vrouwelijke zelfstandigen vindt dat hun partner voldoende bijdrage levert aan de mantelzorg. 12% van de respondenten vindt dit niet en 11% kon hierop geen antwoord geven.
3.7
Knelpunten in de periode van zwangerschap en kraamtijd
In deze paragraaf wordt ingegaan op de invloed van de zwangerschapsuitkering en het zwangerschapsverlof op de bedrijfsvoering van de vrouwelijke zelfstandige. Er wordt onder meer aandacht besteed aan de zwangerschapsuitkering zoals vastgelegd in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Maken vrouwelijke zelfstandigen gebruik van deze mogelijkheid? Hoeveel weken voor de bevalling stoppen zij met werken in hun bedrijf? Eerst komt echter naar voren of vrouwelijke zelfstandigen minder tijd in hun bedrijf zijn gaan steken na de geboorte van hun kind. Zwangerschap en bedrijf Bijna alle respondenten die in de afgelopen 3 jaar zwanger zijn geweest, hadden hun bedrijf al ten tijde van hun (laatste) zwangerschap. Iets minder dan de helft (46%) is na de geboorte van hun kind structureel minder gaan werken. De meerderheid (54%) is echter niet structureel minder gaan werken na de geboorte van hun kind. Blijkbaar is voor meer dan de helft de zorg voor hun kind te combineren met de zorg voor het bedrijf. Het regelen van vervanging is niet echt populair onder de vrouwelijke zelfstandigen. Een ruime meerderheid (63%) heeft geen gebruik gemaakt van een vervanger tijdens de zwangerschap
1
Voor de duidelijkheid: in tabel 25 staat dat 1% van de vrouwen niet in aanmerking kwam voor de zelfstandigenaftrek als gevolg van mantelzorgtaken, in de paragraaf waar deze voetnoot naar verwijst is dat echter 9%. Dit komt omdat de antwoorden uit tabel 27 spontaan genoemd werden door de respondenten. Later in de enquête is echter specifiek gevraagd naar de zelfstandigenaftrek, de uitkomsten van deze vragen verschillen dan ook.
48
Omvang van de knelpunten
of de kraamtijd. De redenen dat zij geen gebruik hebben gemaakt van vervanging zijn de volgende (zie tabel 3.28). Tabel 3.28 Redenen waarom men geen vervanging gebruikt Ik vond dat niet nodig Er kon geen geschikte vervanger gevonden worden Het kan niet in mijn werk-aard werkzaamheden Vervanging is te duur-er is geen geld voor De periode was te kort Anders, namelijk . Totaal (n=53)
% 54% 19% 10% 9% 8% 15% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
Zoals bovenstaande tabel duidelijk maakt, is de categorie ‘ik vond vervanging tijdens mijn zwangerschap niet nodig’ de grootste. Een en ander kan samenhangen met het feit dat, zoals later meer uitgewerkt in de paragraaf over zwangerschapsverlof, de meeste vrouwelijke zelfstandigen die zwanger zijn nog lang door blijven werken, soms zelfs tot aan de datum waarop de bevalling verwacht wordt. Het gebrek aan geschikte vervanging, de kosten die gepaard gaan met vervanging en ‘onvervangbaarheid’ kunnen hierbij een rol spelen. Van de vrouwen die een open antwoord gaven, noemde een dat het bestaande personeel meer is gaan werken. Daarnaast worden familieleden en buren genoemd als vangnet. Gevolgen zwangerschap voor het bedrijf Een meerderheid van de vrouwelijke zelfstandigen (63%) was het oneens met de stelling dat zwangerschap en het runnen van een eigen bedrijf moeilijk te combineren zijn, tegenover 28% van de vrouwelijke zelfstandigen die het wel eens was met deze stelling. Een kleine groep respondenten (9%) had hierover noch een positieve noch een negatieve mening. Maar, slechts 7% van de vrouwelijke zelfstandigen heeft overwogen te stoppen met het bedrijf tijdens de zwangerschap, (93%) gaf aan dit niet in overweging genomen te hebben. Van de respondenten geeft 37% aan dat de zwangerschap invloed heeft gehad op hun werk (waarvan 9% veel invloed en 28% enige invloed). Meer dan de helft echter (63%) gaf aan dat de zwangerschap niet tot nauwelijks invloed had gehad op het bedrijf. De onderstaande tabel laat zien welke gevolgen de zwangerschap heeft gehad voor het bedrijf. Tabel 3.29 Gevolgen zwangerschap voor het bedrijf Kwam niet genoeg aan mijn bedrijf toe- achterstand in mijn werk Kwaliteitsverlies-ik kon mij niet meer 100% inzetten voor het bedrijf Personeel heeft werk van mij moeten overnemen Minder omzet gemaakt Verlies van klanten-opdrachtgevers Ik plan beter-kan beter prioriteiten stellen Kwam niet meer in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek Overig Totaal cases (n=33) Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
% 35% 23% 19% 18% 5% 4% 3% 27% 100%
Omvang van de knelpunten
49
De grootste categorie is ‘niet toekomen aan het bedrijf’. Ook wordt een omzetdaling en kwaliteitsverlies gesignaleerd. In de open antwoorden wordt nog aangegeven dat ook de druk op de partner vergroot werd. Zwangerschapsverlof Iets meer dan de helft van de vrouwelijke zelfstandigen (55%) heeft geen gebruik gemaakt van het zwangerschapsverlof zoals vastgelegd in de WAZ (Wet arbeidsongeschiktheid zelfstandigen). Bijna de helft van de respondenten (44%) heeft echter wel gebruik gemaakt van het zwangerschapsverlof voor zelfstandigen. Van de vrouwen die zwanger waren op het moment van de enquête wist 2% nog niet of ze er gebruik van zouden maken. De onderstaande tabel laat zien waarom 53% van de vrouwelijke zelfstandigen geen gebruik heeft gemaakt van de WAZ. Tabel 3.30 Redenen geen gebruik zwangerschapsverlof WAZ Ik ken(de) de regeling niet Geen behoefte aan, het was niet nodig om te stoppen Het is slecht voor het bedrijf om even te stoppen Ik kan geen vervanger inzetten De regeling levert te weinig geld op Ik had de periode ervoor te weinig gewerkt, dus niet de moeite waard Overig Weet niet-geen antwoord Totaal (n=46)
% 31% 18% 12% 9% 8% 4% 18% 7% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
Relatief veel vrouwen zijn niet op de hoogte van het bestaan van de zwangerschapsregeling in de WAZ. Aangezien in de enquête specifiek is gevraagd of de vrouwen tijdens de zwangerschap gebruik hebben gemaakt van het zwangerschapsverlof zoals vastgelegd in de WAZ (en dus niet de zwangerschapsuitkering), is het begrijpelijk dat sommige vrouwen opmerkingen over ‘stoppen’ en ‘vervanging’ hebben gemaakt. Helaas is de vraag dus niet duidelijk gesteld. Het is dan ook niet geheel duidelijk hoeveel vrouwen gebruik hebben gemaakt van de zwangerschapsuitkering. (De WAZ regelt een uitkering om zodoende tijdelijk minder te kunnen werken maar regelt uiteraard niet het verlof). Aantal weken verlof voorafgaande aan de bevalling Zelfstandigen genieten ten opzichte van werknemers minder wettelijke bescherming. Is een vrouwelijke werknemer verplicht een bepaald aantal weken voor en na de bevalling verlof op te nemen, vrouwelijke zelfstandigen bepalen dat in principe zelf. Uit de onderstaande tabel valt het aantal weken dat de vrouwen stoppen met werken voorafgaande aan de bevalling op te maken.
50
Omvang van de knelpunten
Tabel 3.31 Aantal weken dat men gestopt is met werken voorafgaande aan de bevalling Cumulatief % 22% 42% 53% 55% 73% 95% 5% 100%
0 1 2 3 4 5 en meer Onbekend Totaal (n=85)
Ruim een vijfde van de vrouwen is niet gestopt met werken voorafgaande aan de bevalling. Ruim de helft van de vrouwelijke zelfstandigen (55%) houdt zich niet aan de wettelijke norm van het zwangerschapsverlof, waarin wordt aangegeven dat zwangere werkneemsters niet mogen werken vanaf vier weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. De onderstaande tabel laat zien hoeveel weken na de bevalling de vrouwelijke zelfstandigen niet gewerkt hebben. Tabel 3.32 Aantal weken dat vrouwelijke zelfstandigen niet gewerkt hebben na de bevalling. 0 week 1 week 2 weken 3 weken 4 weken 5 weken 6 weken 7 weken 8 weken 9 weken 10 weken 11 weken of meer Onbekend Totaal (n=85)
Cumulatief % 1% 15% 25% 37% 42% 42% 51% 54% 64% 67% 81% 84% 16% 100%
Uit de tabel valt op te maken dat een kwart van de vrouwen binnen twee weken na de bevalling al weer aan het werk is gegaan. Een minderheid van de vrouwen houdt zich aan de (voor werkneemsters) wettelijke verloftermijn van 10 weken: twee derde van de vrouwelijke zelfstandigen (67%) neemt minder dan 10 weken verlof of rust na de bevalling.
3.8
Ervaren knelpunten in relatie tot de arbeids- en privé-situatie
Er zijn een aantal factoren te onderscheiden die mogelijk van invloed zijn op de mate waarin vrouwelijke zelfstandigen problemen ervaren bij de combinatie arbeid en zorg. Deze factoren hebben zowel betrekking op de arbeidssituatie als de privé-situatie van de zelfstandigen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de verschillende factoren de combinatie arbeid en zorg vergemakkelijken dan wel bemoeilijken. Zijn er bijvoorbeeld vrouwelijke zelf-
Omvang van de knelpunten
51
standigen die meer of minder belemmeringen ervaren dan anderen? Op welke punten onderscheiden deze groepen zich? Achtereenvolgens komt aan de orde of vrouwelijke zelfstandigen met bepaalde kenmerken meer of juist minder knelpunten ervaren bij het combineren van arbeid en zorg in het algemeen en meer in specifiek in relatie tot de zorg voor kinderen, het verlenen van mantelzorg en rond de periode van zwangerschap en bevalling.
3.8.1
Werkgerelateerde factoren
Sector De mate waarin vrouwelijke zelfstandigen over het algemeen problemen ervaren op het gebied van arbeid en zorg, hangt nauwelijks samen met de sector waarin men werkzaam is. Dit blijkt uit de beantwoording van de vraag over de mate waarin vrouwelijke zelfstandigen in het dagelijkse leven problemen ervaren bij het combineren van eigen bedrijf met de zorg voor bijvoorbeeld kinderen of familieleden. Figuur 3.5 Mate waarin in dagelijks leven problemen ervaren worden rond zorg en arbeid, naar sector totaal
7%
22%
21%
50%
gez.zorg/welzijn overige dv zakelijk dv landbouw handel overig 0%
20% ja, vaak
40% ja, soms
60% nee, zelden
80%
100%
nee, nooit
In de gezondheidszorg- en welzijnssector zijn de ervaren knelpunten het grootst met 9%. In de restcategorie overig, waaronder horeca, industrie, bouw en onderwijs, ervaart 4% van de zelfstandigen een knelpunt. De geringe verschillen tussen de sectoren zijn wellicht te verklaren door de grote variatie in beroepen en type ondernemingen enerzijds en uiteenlopende persoonlijke situaties van vrouwen binnen de verschillende sectoren anderzijds. Ook ten aanzien van specifieke knelpunten rond de zorg voor kinderen, het verlenen van mantelzorg en tijdens zwangerschap en bevalling doen zich nauwelijks verschillen tussen de sectoren voor. Type zelfstandige Een ander kenmerk van de vrouwelijke zelfstandigen dat op voorhand als een verklarende factor voor eventuele knelpunten werd gezien is het type zelfstandige. Zo werd verondersteld dat er verschillen kunnen bestaan in de mate waarin zich problemen voordoen tussen freelancers, vrouwen met een eigen bedrijf en meewerkende partners. De onderstaande figuur geeft de geconstateerde verschillen weer.
52
Omvang van de knelpunten
Figuur 3.6 Mate waarin in dagelijks leven problemen ervaren worden rond zorg en arbeid, naar type zelfstandige totaal
7%
22%
21%
50%
eigen bedrijf meew. partner freelancer 0%
20%
40%
ja, vaak
ja, soms
60%
80%
nee, zelden
100%
nee, nooit
De verschillen tussen de drie typen zelfstandigen zijn minimaal. De freelancers blijken in minder sterke mate problemen te ervaren in vergelijking met meewerkende partners en vrouwen met een eigen bedrijf. Vier op de vijf freelancers (79%) ervaart zelden of nooit problemen rond de combinatie van arbeid en zorg. Bij meewerkend partners en vrouwen met een eigen bedrijf ligt dit rond de 70%. Omvang van het bedrijf Van de zelfstandigen met een eigen bedrijf heeft ongeveer driekwart personeel in dienst. Vrouwen zonder personeel ervaren over het algemeen in iets mindere mate problemen (6% vaak problemen) dan zelfstandigen met personeelsleden (10% vaak problemen). Figuur 3.7 Mate waarin in dagelijks leven problemen ervaren worden rond zorg en arbeid, naar omvang onderneming (wel of geen personeel) totaal
7%
22%
21%
50%
ZMP ZZP 0%
20% ja, vaak
40% ja, soms
60% nee, zelden
80%
100%
nee, nooit
Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat vrouwen met personeel een groter bedrijf hebben, hetgeen meer verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Gevoelsmatig is het dan wellicht lastiger om deze verantwoordelijkheden over te dragen. Ook het feit dat een aantal zelfstandigen in de open antwoorden van de enquête hebben aangegeven ‘onvervangbaar’ te zijn, laat zien dat zelfstandigen over het algemeen niet snel iemand geschikt vinden om (tijdelijk) de zaak over te nemen. Heel anders ligt het in de periode rond zwangerschap en bevalling. In deze situatie doen de problemen zich met name voor bij zelfstandigen zonder personeel.
Omvang van de knelpunten
53
Figuur 3.8 Verband omvang bedrijf en knelpunten rond zwangerschap Stelling: Ik heb zelf niet echt problemen ervaren in het combineren van zwangerschap en mijn bedrijf totaal
71%
27% 2%
ZMP ZZP 0%
20%
40% mee eens
60% neutraal
80%
100%
mee oneens
Iets minder dan de helft (43%) van de zelfstandigen zonder personeel heeft in de periode van zwangerschap knelpunten ervaren met het runnen van het eigen bedrijf. Van de vrouwen die wel personeel hebben heeft slechts 9% problemen ervaren. Uit deze uitkomsten valt op te maken dat in periode van zwangerschap, wanneer de zelfstandige zelf tijdelijk geheel uit het arbeidsproces is, personeelsleden de onderneming draaiende kunnen houden. Zelfstandigen zonder personeel zijn in veel gevallen genoodzaakt in de bevallings- en kraamtijd het bedrijf tijdelijk stil te leggen of om door te werken met alle gevolgen van dien. Starter/gevestigd Uit de kwalitatieve fase van dit onderzoek bleek dat startende vrouwelijke ondernemers meer knelpunten ervaren op het gebied van arbeid en zorg dan reeds langer gevestigde vrouwelijke zelfstandigen. In de kwantitatieve fase echter is er van een dergelijk verband geen sprake. Dit geldt voor zowel de combinatie arbeid en zorg voor kinderen, mantelzorg als bevalling/zwangerschap. Aantal uren dat men werkzaam is Het aantal uren dat een zelfstandige werkzaam is in het bedrijf blijkt wel verband te houden met de ervaren spanning rond het combineren van arbeid- en zorgtaken. Figuur 3.9 Mate waarin in dagelijks leven problemen ervaren worden rond zorg en arbeid, naar aantal uren dat men werkzaam is totaal 7%
22%
21%
20% ja, vaak
40% ja, soms
50%
50 uur of meer 35-49 uur 20-34 uur 12-19 uur minder dan 12 uur 0%
60% 80% 100% nee, zelden nee, nooit
54
Omvang van de knelpunten
De problemen nemen toe naarmate men meer werkt. Zo ervaart 3% van de vrouwelijke zelfstandigen die 11 uur of minder per week werkt in het dagelijks leven problemen met de combinatie van arbeid en zorg. Meer dan de helft van de vrouwen (61%) ervaart nooit problemen bij de combinatie eigen bedrijf en zorg. Bij vrouwen die meer dan 50 uur in hun onderneming steken ervaart 14% vaak problemen. Hetzelfde is het geval bij zelfstandigen met kinderen. Vrijwel alle (91%) vrouwen die 11 uur of minder werken en thuiswonende kinderen hebben, zijn van mening dat ze voldoende tijd kunnen besteden aan de kinderen. Onder die groep die 50 uur of meer in hun eigen bedrijf werkt is dat percentage 69%. Bijna een kwart van deze vrouwen kan naar eigen zeggen onvoldoende tijd aan hun kinderen besteden. Er is geen verschil naar arbeidsduur op de vraag of men vanwege het verrichten van mantelzorg wel eens overwogen heeft te stoppen met het eigen bedrijf. Werkplek De werkplek van vrouwelijke zelfstandigen blijkt geen invloed te hebben op de ervaren knelpunten. Vrouwelijke zelfstandigen die vooral buitenshuis werken ervaren ongeveer in dezelfde mate problemen bij de combinatie arbeid en zorg voor kinderen en/of mantelzorg zorg, als de vrouwen die vooral thuis of evenveel thuis als buitenshuis werken. Vrouwelijke zelfstandigen die in de drie jaar voorafgaande aan het onderzoek een kind hebben gekregen ervaren wel verschillen, afhankelijk van de werkplek. De ‘thuiswerkers’ zijn het vaker (38%) oneens met de stelling “Ik heb zelf niet echt problemen ervaren in het combineren van mijn zwangerschap en mijn bedrijf’ dan de ‘buitenshuis werkers‘ (14%). Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat vrouwen die hun bedrijf aan huis hebben meer moeite hebben werk en privé te scheiden. Enkele vrouwen wezen hierop naar aanleiding van de vraag of zij nog iets toe hadden te voegen aan de enquête. Ook in de kwalitatieve fase is naar voren gekomen dat als werk en privé met elkaar vervlochten zijn, het lastiger is om afstand te nemen van het werk. Werktijden Seizoensgebondenheid Het al dan niet gebonden zijn aan het seizoen qua werkzaamheden, heeft geen invloed op de mate waarin vrouwelijke zelfstandigen knelpunten ervaren op het gebied van arbeid en zorg. Werken in weekend Vrouwelijke zelfstandigen die altijd of vaak in het weekend werken ervaren in de combinatie van arbeid en zorg in iets sterkere mate knelpunten dan vrouwen die soms of in het geheel niet in het weekend werken. Vaste of veel wisselende werktijden per dag of week Gaat het om de combinatie arbeid zorg in het algemeen, dan doen zich geen verschillen voor tussen zelfstandigen die vaste werktijden, enigszins wisselende werktijden of sterk wisselende werktijden hebben. Vrouwelijke zelfstandigen met thuiswonende kinderen die op vaste tijden werken, denken er wel wat vaker aan te stoppen met het bedrijf omdat de combinatie van zorg voor kinderen en zorg voor het bedrijf hen teveel wordt (13%) dan vrouwen met enigszins wisselende werktijden
Omvang van de knelpunten
55
(9%) en sterk wisselende werktijden (8%). Dit is opvallend daar juist voor vrouwen met wisselende werktijden het vinden van kinderopvang lastig kan zijn. Anderzijds kunnen wisselende werktijden ook de ruimte bieden aan vrouwelijke zelfstandigen om arbeid en zorg voor kinderen met elkaar te combineren, wanneer men zelf zeggenschap heeft over deze werktijden. Bij zelfstandigen die mantelzorg verlenen is een vergelijkbaar verband zichtbaar. Vrouwelijke zelfstandigen met sterk wisselende werktijden ervaren minder vaak problemen bij het combineren van mantelzorg en werk (70% heeft geen problemen) dan de groep vrouwen met vaste (57%) of enigszins wisselende werktijden (53%). Ook bij het verlenen van mantelzorg geldt kennelijk dat sterk wisselende werktijden als voordeel hebben dat zorgtaken tussen de bedrijven door verricht kunnen worden. Flexibiliteit Vrouwelijke zelfstandigen, die hun tijd zeer flexibel kunnen indelen, geven vaker aan dat zij geen problemen ervaren met de combinatie arbeid en zorg dan zelfstandigen die hun tijd niet flexibel in kunnen delen. Dit geldt ook voor vrouwelijke zelfstandigen met thuiswonende kinderen: van de vrouwen die hun tijd zeer flexibel kunnen indelen, geeft 90% aan voldoende tijd te kunnen besteden aan hun kinderen tegenover 76% van de vrouwen die hun tijd niet flexibel in kunnen delen. De flexibiliteit bij het indelen van de tijd blijkt ook van invloed op de ervaren knelpunten rond het verlenen van mantelzorg. Vrouwen die hun tijd niet flexibel kunnen indelen, overwegen iets vaker om te stoppen met hun bedrijf dan vrouwen die hun tijd zeer of enigszins flexibel kunnen indelen. De hoogte van het huishoudinkomen. Wordt het inkomen vergeleken met de mate waarin er belemmeringen ervaren worden op het gebied van arbeid en zorg, dan blijkt hier geen verband tussen te bestaan. Als het gaat om kinderopvang, dan komt echter naar voren dat hoe hoger het huishoudinkomen, hoe vaker men het eens is met de stelling ‘als er voldoende, betaalbare en goede kinderopvang zou zijn zou ik meer tijd aan mijn bedrijf besteden’. Voor de categorie onder modaal tot modaal geldt dat men het in 18% van de gevallen eens is met deze stelling, voor de categorie boven modaal/2x modaal geldt dit voor 23% van de gevallen. Ook overwegen vrouwelijke zelfstandigen met een hoog gezinsinkomen vaker te stoppen met het bedrijf vanwege de drukte die de combinatie arbeid en zorg voor kinderen met zich meebrengt dan de vrouwen met een laag gezinsinkomen. Wanneer niet alleen naar het gezinsinkomen wordt gekeken, maar ook naar het aandeel dat de vrouw in dat inkomen heeft dan komt de overweging te stoppen het minst vaak voor wanneer zowel de vrouw als haar partner een laag inkomen heeft, en komt deze overweging het meeste voor wanneer de vrouw een laag maar de man een hoog inkomen heeft. Het aantal vrouwen met een hoog eigen inkomen en een laag partner-inkomen is te klein om uitspraken over te doen1. De mate van ervaren problemen met de combinatie mantelzorg en bedrijf laten geen verschillen zien tussen de verschillende inkomensgroepen.
1
Het inkomen van de vrouw kan slechts heel globaal worden vastgesteld (combinatie van het globale huishoudinkomen en het percentage dat de vrouw hieraan bijdraagt).
56
3.8.2
Omvang van de knelpunten
Persoonsgebonden factoren
Leeftijd zelfstandige en knelpunten op arbeid- en zorgterrein Er bestaat geen verband tussen de leeftijd van de zelfstandige en de mate waarin zij in algemene zin knelpunten ervaart. Ook zijn geen verschillen zichtbaar als het gaat om de zorg voor thuiswonende kinderen. De meeste vrouwen ongeacht leeftijd, zijn van mening dat ze over het algemeen voldoende tijd aan hun kinderen kunnen besteden. Ook problemen rond het verlenen van mantelzorg blijken niet gerelateerd aan de leeftijd van de zelfstandige. Wel geven vrouwen in leeftijdscategorie 25-34 vaker aan dan vrouwen in hogere leeftijdscategorieën dat ze er wel eens aan gedacht hebben om te stoppen met hun bedrijf vanwege de drukte die de zorg voor kinderen met zich meebrengt. Dit geldt voor 20% van de vrouwen in de leeftijdscategorie van 25-34 en voor 8% voor de vrouwen in de leeftijdscategorie 45-54 jaar. Dit heeft te maken met het feit dat deze vrouwen jongere kinderen hebben, deze hebben logischerwijs meer aandacht en zorg nodig dan oudere kinderen. Zelfstandigen met jonge kinderen (0 tot 12 jaar) ervaren in het dagelijks leven in sterkere mate problemen met het combineren van zorg en arbeid. Tabel 3.33 Knelpunten zorg en arbeid in het dagelijks leven, naar gezinssituatie
Ja, vaak Ja, soms Nee, zelden Nee, nooit Totaal
Geen kinderen van 0-12 jaar 5% 18% 19% 58% 100% (n=605)
Wel kinderen van 0-12 jaar 10% 28% 23% 38% 100% (n=394)
Totaal 7% 22% 24% 50% 100% (n=999)
Wanneer gekeken wordt naar zwangerschap en leeftijd en het ervaren van knelpunten op dit terrein, valt op dat vrouwen in de leeftijdscategorie 25-34 aangeven meer problemen te ervaren met de combinatie zwangerschap en bedrijf (35%), dan vrouwen in de leeftijdscategorie 35-44 (15%). Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat vrouwen in de leeftijdscategorie van 35 tot 44 jaar gemiddeld al wat langer ondernemer zijn en daardoor bijvoorbeeld beter in staat zijn werkzaamheden over te dragen. Opleiding Hoger opgeleiden ervaren meer spanningen op het gebied van arbeid en zorg dan lager en middelbaar opgeleiden. Gemiddeld 5% van de middelbaar opgeleiden antwoordt ‘ja vaak’ op de stelling of men over het algemeen problemen ervaart op het gebied van arbeid en zorg, dit geldt voor 11% van de hoger opgeleiden (HBO/WO). Partner Vrouwelijke zelfstandigen met partner zeggen minder vaak problemen te hebben met de combinatie arbeid en zorg dan vrouwen zonder partner. Van de vrouwen zonder partner gaf 13% aan vaak problemen te ervaren op arbeid en zorg terrein, dit geldt voor 6% van de vrouwelijke zelfstandigen met partner.
57
4
OPLOSSINGEN
4.1
Inleiding
Uit zowel de kwalitatieve als kwantitatieve fase is duidelijk geworden dat vrouwelijke zelfstandigen over het algemeen goed in staat zijn taken op het gebied van arbeid en zorg te combineren. Slechts een klein deel (7%) van de vrouwen zegt vaak problemen te hebben met de combinatie zorg en arbeid. Velen hebben bewust voor een eigen onderneming gekozen en willen hun ‘eigen boontjes doppen’. Eventuele knelpunten bij het combineren van het ondernemerschap met zorgtaken lossen zij op creatieve wijze op. De gehanteerde oplossingsrichtingen hebben betrekking op individueel time management en op oplossingen in hun eigen informele en professionele netwerk. Zelfstandigen trachten op allerlei wijzen hun werktijden zo in te delen dat taakcombinaties mogelijk zijn. Verder zijn er voorbeelden van het regelen van oppas in het eigen netwerk, bijvoorbeeld bij familie en kennissen. Ook collega zelfstandigen worden ingeschakeld, bijvoorbeeld door het uitbesteden van opdrachten. Tenslotte geven de vrouwen aan dat zij ook in hun persoonlijke situatie waakzaam zijn als vrouw niet automatisch de zorgtaken binnen het huishouden op zich te nemen. Niettemin lijkt er wel een taak voor de overheid weggelegd. Er bestaat immers een groep van zelfstandigen (7%) die wel knelpunten ervaart in de combinatie van arbeid en zorg. Bovendien zijn verschillende vormen van verlof en kinderopvang minder mogelijk of minder toegankelijk voor zelfstandigen. Met name de kwetsbare groep onder hen, bijvoorbeeld zij die over minder financiële middelen beschikken, zou extra ondersteuning van de overheid kunnen gebruiken. Eventuele door de overheid gerealiseerde oplossingen dienen aan te sluiten bij de behoeften van de zelfstandigen. Vrouwelijke zelfstandigen hebben niet zo zeer behoefte aan ‘betuttelende’ maatregelen, maar zien liever dat bepaalde door hen gehanteerde oplossingen door de overheid gefaciliteerd worden. De overheid kan derhalve op verschillende manieren een bijdrage leveren aan de oplossing van knelpunten van zelfstandigen rond zorg en arbeid: 1. door middel van algemeen beleid gericht op het vergroten van het aanbod van voorzieningen op het gebied van zorg, zoals kinderopvang en thuiszorg 2. door het ontwikkelen of uitbouwen van specifieke oplossingen voor zelfstandigen In dit hoofdstuk wordt eerst aandacht besteed aan de kwalitatieve uitkomsten die uit de eerste onderzoeksfase naar voren zijn gekomen. Vervolgens wordt ingegaan op de uitkomsten van het kwantitatieve gedeelte.
58
4.2
Oplossingen
Algemene maatregelen
De algemene maatregelen richten zich op het uitbreiden van mogelijkheden voor kinderopvang en het bestrijden van de tekorten in de professionele zorg. Een ander is punt dat de taakverdeling wat zorg betreft tussen mannen en vrouwen nog steeds seksespecifiek is. Dit belemmert nog steeds een herverdeling van zorgtaken zoals voorgesteld in het combinatiescenario. Uitbreiding van mogelijkheden tot kinderopvang Een tekort aan professionele opvangmogelijkheden voor kinderen is een algemeen probleem. Een deel van de geïnterviewde zelfstandigen suggereert dat een soort van ’nanny’ systeem, zoals in Engeland bestaat, een goede oplossing is. Een nanny is een professionele oppas die een speciale opleiding heeft gevolgd op het gebied van de omgang met en verzorging van kinderen. Naast het voordeel dat de nanny een opleiding heeft gehad, speelt de voorkeur voor het op laten groeien van het kind in de eigen omgeving een rol. De overheid zou kwaliteitseisen kunnen ontwikkelen voor een opleiding tot nanny, om de professionaliteit van deze vorm van oppas te kunnen waarborgen. Daarnaast wordt het aantrekken van een au pair als oplossing gezien. Probleem hierbij is echter dat au pairs maar voor een jaar mogen blijven. Dit komt de continuïteit van zorg niet ten goede. De overheid zou deze regel kunnen versoepelen zodat de periode van een jaar verlengd kan worden als de au pair goed bevalt, zo zeggen de zelfstandigen. Terugdringen van de tekorten in de zorgsector De wachtlijsten in de thuiszorg vergroten het beroep dat op mantelzorg gedaan wordt. De zelfstandigen hebben op dit gebied enerzijds behoefte aan meer mogelijkheden tot uitbesteding en anderzijds aan financiële compensaties voor het verlenen van mantelzorg. Voornamelijk zelfstandigen zonder kinderen wijzen erop dat het overheidsbeleid in deze normatief is en nog steeds lijkt uit te gaan van het kerngezin: er bestaat wel kinderbijslag maar geen zorgbijslag. Deze zelfstandigen geven aan dat de overheid zorg niet moet versmallen tot zorg voor kinderen, maar het begrip zorg moet verbreden tot ‘zorg voor anderen’. Zorgbijslag, als een variant van kinderbijslag, zou naast voldoende aanbod van zorg, de combinatie van arbeid en zorg kunnen vergemakkelijken, zo vinden zij. Algemeen emancipatiebeleid Met name in de groepsgesprekken kwam naar voren dat de taakverdeling binnenshuis nog steeds op sekse gebaseerd is. Mannen nemen nog onvoldoende verantwoordelijkheden op het gebied van onbetaalde zorg op zich. De overheid zou meer kunnen doen om mannen tot zorg te stimuleren. Hoe een en ander door de overheid bewerkstelligd moet worden, konden de geïnterviewde zelfstandigen niet aangeven. Ziekenhuizen en de thuiszorg gaan er nog steeds als vanzelfsprekend vanuit dat een zieke vader of moeder wordt opgevangen door de dochter. Een mentaliteitsverandering binnen deze instellingen en een voldoende aanbod van professionele zorg zouden hier verandering in kunnen brengen. Met name een voldoende aanbod van professionele zorg kan vrouwen ontlasten van hun ‘zorgplicht’. Het al dan niet zorgen kan daarmee een eigen keuzemogelijkheid in plaats van een verplichting worden.
Oplossingen
4.3
59
Specifieke oplossingen voor zelfstandigen
In deze paragraaf wordt in gegaan op de behoeften die vrouwelijke zelfstandigen hebben om een combinatie tussen zorg en onderneming te vergemakkelijken. Faciliteren van kinderopvang Voor zelfstandigen vormen met name de hoge kosten van kinderopvang een probleem. Bij zelfstandigen worden immers niet, zoals bij veel werknemers, de kosten verdeeld over de werkgever, de werknemer en de overheid. In de regel zijn zelfstandigen aangewezen op zogenaamde 'particuliere plaatsen' in de kinderopvang, waarvoor door de zelfstandige de kostprijs betaald moet worden. Overigens zal in 2003 de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK) in werking treden. Het onderscheid tussen subsidieplaatsen, bedrijfsplaatsen en particuliere plaatsen zal dan komen te vervallen1. Voor zelfstandigen wordt de ontbrekende werkgeversbijdrage dan met een inkomensafhankelijke regeling aangevuld. Net als werknemers zullen zelfstandigen dan in aanmerking komen voor een inkomensafhankelijke overheidssubsidie voor kinderopvang. Zij zullen worden behandeld als een werknemer zonder werkgeversbijdrage. In vergelijking met de huidige situatie zullen vooral zelfstandigen met lagere gezinsinkomens er behoorlijk op vooruit gaan. Dit sluit aan bij de wens van vrouwelijke zelfstandigen om op het gebied van kinderopvang meer financiële steun te krijgen. Naast een compensatie van de kosten van professionele kinderopvang, willen vrouwelijke zelfstandigen graag financiële tegemoetkomingen voor informele en niet-professionele kinderopvang. Dit zou kunnen in de vorm van een ‘persoonsgebonden kinderopvang budget’, waarbij de zelfstandigen kinderopvang naar eigen behoefte kunnen inkopen. Dit zou hen in staat stellen om niet professionele opvang, zoals een oppas thuis, of informele opvang zoals familie, een financiële compensatie te geven waardoor het gebruikmaken van deze vorm van opvang meer structureel kan worden ingezet. Een dergelijke regeling is niet voorzien in de WBK. De overheid wenst alleen formele kinderopvang te subsidiëren Dat kan overigens ook formele gastouderopvang zijn. Uit zowel de groepsgesprekken als de interviews kwam naar voren dat er veel behoefte bestaat aan maatregelen op fiscaal gebied. Hierbij valt te denken aan het bestempelen van kinderopvang als bedrijfskosten waardoor deze kosten belastingaftrekbaar worden. Ook zou de overheid soepeler om kunnen gaan met regels over wat wel en wat niet belastingaftrekbaar is. Zo speelt bij gastouders bijvoorbeeld het probleem dat de kosten daarvoor alleen voor de belasting aftrekbaar zijn als de gastouders erkend zijn. Tegelijkertijd bestaat er een gebrek aan erkende gastouders, waardoor de zelfstandige die van niet erkende gastouders gebruik maakt vaak hoge kosten heeft. Regelingen in de fiscale sfeer die niet ‘betuttelen’ maar naar eigen inzicht gebruikt mogen worden, spreken de respondenten het meeste aan. Hier hoort ook bij, dat er niet moeilijk gedaan moet worden over een oppas die af en toe een huishoudelijke taak verricht.
1
Meerjarenbeleidplan Emancipatie, SZW/DCE, Den Haag november 2000. Pp. 32
60
Oplossingen
Daarnaast zijn er veel maatregelen genoemd die zijn samen te vatten als het ‘flexibiliseren van diverse opvangmogelijkheden’. Een aantal concrete voorbeelden zijn: • Het flexibeler en toegankelijker maken van kinderopvang voor ondernemers. Bijvoorbeeld door een strippenkaart in de kinderopvang. Men koopt bijvoorbeeld 10 strippen en kan wanneer nodig gebruikmaken van kinderopvang. • Flexplekken in bedrijfsverzamelgebouwen: bedrijfsverzamelgebouw met kinderopvang en koffiecenter. Het voordeel hiervan is dat men niet alleen op een kantoor zit, maar kan netwerken met andere ondernemers. • Het creëren van noodopvang voor kinderen. • Flexibeler openingstijden van kinderopvang. • Brede school concept: dit zou voornamelijk de problemen op het gebied van naschoolse opvang kunnen oplossen. • ‘Witte oppas’ in navolging van het witte werksters-concept. Faciliteren van mantelzorg Ook als het gaat om mantelzorg wordt een fiscale compensatie als de meest wenselijke oplossing gezien door de vrouwelijke zelfstandigen: inkomstenderving als gevolg van mantelzorgtaken, zou belastingaftrekbaar moeten worden, net als beroepskosten. Daarnaast zouden de kosten die gepaard gaan met het uitbesteden van opdrachten aan collega’s vanwege het voor een bepaalde periode verlenen van mantelzorg, belastingaftrekbaar moeten worden. De vrouwelijke zelfstandigen suggereren dat bijvoorbeeld in een artsenverklaring bevestigd kan worden dat men over een bepaalde periode inderdaad mantelzorg heeft verricht. Regelgeving zwangerschapsverlof Zoals genoemd is de regelgeving omtrent zwangerschap en bevalling zoals vastgelegd in de WAZ (Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen) weinig aan de orde gekomen in de groepsgesprekken. In de literatuur wordt op dit punt genoemd dat een knelpunt van deze wet is dat fiscale regelingen voor zelfstandigen, bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek, en de starteraftrek een urencriterium kennen. Zelfstandigen moeten kunnen aantonen dat zij minstens 1225 uur per jaar in hun eigen bedrijf werken voordat zij van deze regelingen gebruik kunnen maken1. Probleem hierbij is dat de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof als niet gewerkte periode wordt beschouwd, met als gevolg dat sommige vrouwelijke ondernemers niet aan de 1225 gewerkte uren komen. Vrouwelijke zelfstandigen worden in dit opzicht benadeeld ten opzichte van hun mannelijke collega’s. Dit is op te vangen door zwangerschaps- en bevallingsverlof mee te mogen optellen bij het aantal gewerkte uren. Daarnaast, en dat werd wel in de interviews en groepsgesprekken genoemd, is de hoogte van de zwangerschaps- en bevallingsuitkering een probleem. De hoogte van deze uitkering bedraagt maximaal het minimumloon en is afhankelijk van het inkomen uit zelfstandige arbeid of winst van de onderneming2. Uit de gesprekken kwam naar voren dat men de hoogte van de uitkering miniem vond en er in principe niet van rond kon komen. Bovendien gaven een aantal vrouwen aan dat naast de hoogte van de uitkering, ook de papiermolen erom heen hen ervan weerhield om de uitkering aan te vragen. Deze problemen kunnen worden opgevangen door
1 2
Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000 27 411, nr. 1, pp. 12 Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000 27 411, nr. 1, pp. 12
Oplossingen
61
te zorgen voor een hogere uitkering – desnoods inkomensafhankelijk - tijdens het zwangerschapsverlof en bevallingsverlof, zodat de financiële positie van zelfstandige vrouwen over deze periode wordt veilig gesteld. Rolpatroon Over de relatie vrouwelijkheid en zorgtaken is aangegeven dat de op sekse gebaseerde taakverdeling (de man werkt voltijd, de vrouw combineert zorg en arbeid) de uitbreiding van de onderneming belemmert. Vrouwelijke zelfstandigen vinden dat mannen meer zorg- en huishoudelijke taken op zich zouden moeten nemen. Een aantal zelfstandigen pleit zelfs voor ‘kinderaftrek’ voor vrouwelijke zelfstandigen: naast hun onderneming zijn zij immers ook hoofdverantwoordelijk voor de zorgtaken. Deze ongelijke behandeling moet de ongelijke concurrentie met mannelijke ondernemers compenseren, zo geven zij aan.
4.4
Verwachtingen ten aanzien van oplossingen
Wat verwachten vrouwelijke zelfstandigen van de rol van de overheid als het gaat om knelpunten op het gebied van zorg en arbeid? Onder de zelfstandigen is in de telefonische enquête gevraagd of zij vinden dat de overheid voldoende doet om zelfstandigen te ondersteunen bij het combineren van werk en privé. Figuur 4.1 Stelling: De overheid doet voldoende om zelfstandigen te ondersteunen bij het combineren van arbeid en zorg (n=999)
w eet niet 27%
mee eens 12% neutraal 9%
mee oneens 52%
Iets meer dan de helft is het oneens met de stelling dat de overheid voldoende doet om zelfstandigen te ondersteunen bij het combineren van arbeid en zorg. Een groot deel (27%) heeft hier echter geen mening over. In de onderstaande tabel (tabel 4.1) volgt een overzicht van de manieren waarop de overheid de vrouwelijke zelfstandigen zou kunnen ondersteunen.
62 Tabel 4.1
Oplossingen Maatregelen waarmee de overheid zelfstandigen zou kunnen ondersteunen bij het combineren van arbeid en zorg. %
Betere kinderopvang Meer formele kinderopvang Versoepeling regels zelfstandigenaftrek Zorgvergoeding bij mantelzorg Kosten voor oppas thuis aftrekbaar maken Meer buitenschoolse opvang Standaard aftrekbedrag bij kinderen Betere openingstijden winkels en instellingen Geen idee, kan niets bedenken, weet niet Overig Totaal (n=999)
12% 7% 6% 6% 5% 4% 3% 1% 47% 29% 100%
Meerdere antwoorden mogelijk, percentering op aantal cases
Opvallend is dat de helft van de geïnterviewden een antwoord schuldig blijft op de vraag wat de overheid voor zelfstandigen kan betekenen in relatie tot zorg en arbeid. Vrouwen die wel met een concrete oplossing komen noemen vaak betere kinderopvang en uitbreiding van de kinderopvang. Een deel van de suggesties die in eerste instantie niet in te delen was in een van de voorgecodeerde categorieën blijkt ook met kinderopvang te maken te hebben. Met name ‘het zorgen voor betaalbare kinderopvang’ wordt vaak genoemd. Een enkele keer wordt genoemd dat er meer kinderopvang op het platteland moet komen. Ook vinden veel vrouwen dat het aanbod van de thuiszorg vergroot moet worden. Naast meer algemene maatregelen noemt een aantal vrouwen maatregelen in de belastingtechnische sfeer, zoals een lagere belasting voor vrouwelijke zelfstandigen en meer in het bijzonder het aftrekbaar maken van kinderopvang en huishoudelijke hulp. Ook pleiten enkele vrouwen voor een verlaging van de kosten voor de ziektekostenverzekering. De vraag is echter of dergelijke maatregelen daadwerkelijk de combinatie van arbeid en zorg voor vrouwelijke zelfstandigen vergemakkelijken. Figuur 4.2 maakt duidelijk in welke mate de vrouwelijke zelfstandigen denken zelf baat te hebben bij de door hen voorgestelde maatregelen. Figuur 4.2 Mate waarin zelfstandigen zelf baat denken te hebben bij de gesuggereerde maatregelen w eet niet 14%
Ja, veel 30%
Nee, niet 30%
Nee, w einig 7% Ja, enigszins 19%
Oplossingen
63
Hierbij valt op dat 30% zegt dat zij zelf veel baat zouden hebben bij de door hen voorgestelde maatregelen. Voor de overige 70% geldt dit dus niet of veel minder. Waarschijnlijk heeft men niet alleen gekeken naar de eigen situatie, maar ook maatregels gesuggereerd waarvan zij denken dat anderen er baat bij hebben. In het hierop volgende hoofdstuk volgt een samenvatting. Daarnaast worden de belangrijkste conclusies van het rapport weergegeven.
64
Oplossingen
65
5
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Omvang van de problematiek Een klein deel (7%) van de vrouwelijke zelfstandigen ervaart in het dagelijks leven vaak problemen bij het combineren van zorg voor familieleden of kinderen en het runnen van hun eigen bedrijf. Iets minder dan een kwart (22%) zegt ‘soms’ problemen te ervaren en bijna driekwart van de vrouwen ervaart zelden of nooit problemen op dit terrein (71%). Wordt echter gekeken naar het aantal vrouwelijke zelfstandigen met kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar, dan wordt de groep vrouwen die knelpunten ervaart groter: 10% van deze groep ervaart vaak knelpunten op arbeid en zorgterrein en 28% soms. Dat de groep vrouwelijke zelfstandigen die spanningen ervaart op het gebied van arbeid en zorg beperkt is, wil niet zeggen dat het combineren van arbeid en zorg deze vrouwen allemaal gemakkelijk afgaat. Driekwart van de vrouwen zegt altijd veel te moeten plannen en organiseren om de verschillende bezigheden op elkaar af te stemmen. Ook uit de open vragen van het onderzoek valt af te leiden dat vrouwelijke zelfstandigen ‘ervaringsdeskundigen’ zijn op het gebied van plannen en organiseren op arbeid- en zorgterrein. Daarnaast is het beeld ontstaan dat vrouwelijke zelfstandigen over het algemeen niet snel klagen en zelf actief zoeken naar oplossingen voor problemen op het gebied van arbeid en zorg. Factoren die van invloed zijn op het ervaren van knelpunten Er zijn een aantal factoren te onderscheiden die van invloed zijn op de mate waarin groepen zelfstandigen knelpunten of problemen ervaren rond het combineren van arbeid en zorg. • Freelancers blijken in minder sterke mate problemen te ervaren in vergelijking met meewerkend partners en vrouwen met een eigen bedrijf als het gaat om de combinatie van arbeid en zorg in het algemeen. Vier op de vijf freelancers (79%) ervaart zelden of nooit problemen rond de combinatie van arbeid en zorg. Bij meewerkend partners en vrouwen met een eigen bedrijf is dit respectievelijk 72% en 69%. • Ook de omvang van het bedrijf speelt een rol: van de vrouwen met personeel ervaart 10% vaak problemen op het gebied van arbeid en zorg. Voor vrouwelijke zelfstandigen zonder personeel is dit 6%. Waarschijnlijk voelen vrouwelijke zelfstandigen met personeel meer verantwoordelijkheden voor de voortgang van hun bedrijf, deze taak dragen ze dan ook liever niet over. Dat blijkt ook uit het feit dat een aantal zelfstandigen in de open antwoorden van de enquête hebben aangegeven ‘onvervangbaar’ te zijn. Ook is hun bedrijf wellicht groter, waardoor de taken die overgedragen moeten worden misschien ingewikkelder en lastiger overdraagbaar zijn. • Het aantal uren dat men werkzaam is speelt ook een rol bij het ervaren van knelpunten op het gebied van arbeid en zorg. Zo ervaart van de vrouwelijke zelfstandigen die 11 uur of minder werken in 3% van de gevallen in het dagelijks leven vaak problemen rond arbeid en zorg. Meer dan de helft van deze groep (61%) ervaart nooit problemen bij de combinatie eigen bedrijf en zorg. Bij vrouwen die meer dan 50 uur in hun onderneming steken ervaart 14% vaak problemen. • Vrouwelijke zelfstandigen die altijd of vaak in het weekend werken ervaren in de combinatie van arbeid en zorg ervaren in iets sterkere mate knelpunten dan vrouwen die soms of in het geheel niet in het weekend werken.
66 •
•
•
Samenvatting en conclusies Vrouwelijke zelfstandigen, die hun tijd zeer flexibel kunnen indelen, geven vaker aan dat zij over het algemeen geen problemen ervaren met de combinatie arbeid en zorg dan zelfstandigen die hun tijd niet flexibel in kunnen delen. Hoger opgeleiden ervaren meer spanningen op het gebied van arbeid en zorg dan lager en middelbaar opgeleiden. Van de middelbaar opgeleiden antwoordt 5% ‘ja vaak’ op de stelling of men over het algemeen problemen ervaart op het gebied van arbeid en zorg, dit geldt voor 11% van de hoger opgeleiden (HBO/WO). Vrouwelijke zelfstandigen met een partner zeggen minder vaak problemen te hebben met de combinatie arbeid en zorg dan vrouwen zonder partner. Van de vrouwen zonder partner gaf 13% aan vaak problemen te ervaren op arbeid en zorg terrein, dit geldt voor 6% van de vrouwelijke zelfstandigen met partner.
Specifieke knelpunten rond de zorg voor kinderen Ook op het gebied van arbeid en zorg voor kinderen, lijken de meeste vrouwelijke zelfstandigen goed in staat om de verschillende taken en rollen (van moeder en zelfstandige) te kunnen combineren. Van de vrouwelijke zelfstandigen met thuiswonende kinderen, vindt 86% dat ze voldoende tijd aan de kinderen kan besteden. Ook hier is de groep die arbeid en tijd voor zorg voor de kinderen minder goed kan combineren beperkt (12% zegt te weinig tijd aan hun kinderen te kunnen besteden). Kinderopvang Van de vrouwelijke zelfstandigen met kinderen die gebruik maken van kinderopvang is maar liefst 95% tevreden over de wijze waarop deze geregeld is. Vrouwelijke zelfstandigen hebben overigens de voorkeur voor informele opvang. Waarschijnlijk zowel vanwege opvattingen (bijvoorbeeld ‘mijn kind moet in een veilige omgeving opgroeien’) als vanwege het feit dat informele kinderopvang in zowel materieel als financieel opzicht toegankelijker is. Ook is informele opvang minder aan vaste openingstijden gebonden. Overigens is het gebruik van structurele opvang redelijk beperkt: 53% van de vrouwen met kinderen tot 4 jaar en 15% van de vrouwen met kinderen tot en met 12 jaar maakt structureel gebruik van kinderopvang. Over het algemeen (83%) gaat het dan om informele vormen van opvang. Een derde van de vrouwelijke zelfstandigen die gebruik maken van formele opvang, ervaart de kosten in verhouding tot hun inkomen als te hoog (35%). Voor vrouwen die gebruik maken van informele opvang, geldt dit slechts voor 6%. Bij zowel de formele als de informele kinderopvang, sluiten de werktijden aan bij de openingstijden van de kinderopvang. Factoren die van invloed zijn op het ervaren van knelpunten rond de zorg voor kinderen De factoren die van invloed zijn op het ervaren van meer of minder knelpunten van arbeid en zijn de volgende: • Bij vrouwelijke zelfstandigen met thuiswonende kinderen zien we dat het aantal uren dat men werkzaam is in het bedrijf van invloed is op spanningen op het terrein van zorg en arbeid. Vrijwel alle (91%) vrouwen die 11 uur of minder werken en thuiswonende kinderen hebben, zijn van mening dat ze voldoende tijd kunnen besteden aan de kinderen. Onder de groep die 50 uren of meer in hun eigen bedrijf werkt daalt dit percentage naar 69%. Bijna een kwart van deze vrouwen kan naar eigen zeggen onvoldoende tijd aan hun kinderen besteden.
Samenvatting en conclusies •
•
•
•
67
Vrouwelijke zelfstandigen die hun bedrijf combineren met de zorg voor kinderen en op vaste tijden werken, denken er vaker (13%) aan om te stoppen met het bedrijf omdat de combinatie van zorg voor de kinderen en de zorg voor het bedrijf hen teveel is geworden dan vrouwen met enigszins wisselende werktijden (9%) en vrouwen met sterk wisselende werktijden (8%). Dit is opvallend daar juist voor vrouwen met wisselende werktijden het vinden van kinderopvang lastig kan zijn. Van de vrouwen die hun tijd zeer flexibel kunnen indelen, geeft 90% aan voldoende tijd te kunnen besteden aan hun kinderen, tegenover 76% van de vrouwen die hun tijd niet flexibel in kunnen delen. Als het gaat om kinderopvang, dan komt naar voren dat hoe hoger het inkomen, hoe vaker men het eens is met de stelling ‘als er voldoende, betaalbare en goede kinderopvang zou zijn zou ik meer tijd aan mijn bedrijf besteden’. Voor de categorie onder modaal tot modaal geldt dat men het in 18% van de gevallen eens is met deze stelling, van de categorie boven modaal/2x modaal is dit 23%. Ook geven de vrouwelijke zelfstandigen uit de hogere inkomensgroep vaker aan er wel eens aan gedacht te hebben om te stoppen met het bedrijf vanwege de drukte die de combinatie arbeid en zorg met zich meebrengt dan de vrouwelijke zelfstandigen uit de lagere inkomensgroepen. Vrouwen in leeftijdscategorie 25-34 geven vaker aan dan vrouwen in hogere leeftijdscategorieën dat ze er wel eens aan gedacht hebben om te stoppen met hun bedrijf, vanwege de drukte die de zorg voor kinderen met zich meebrengt. Dit geldt voor 20% van de vrouwen in de leeftijdscategorie van 25-34 en voor 8% voor de vrouwen in de leeftijdscategorie 45-54 jaar. Dit heeft te maken met het feit dat deze vrouwen jong kinderen hebben, deze hebben logischerwijs meer aandacht en zorg nodig dan oudere kinderen. Dit komt overeen met het feit dat zelfstandigen met jonge kinderen (0 tot 12 jaar) in het dagelijks leven in sterkere mate problemen ervaren met het combineren van zorg en arbeid.
Specifieke knelpunten rond verlenen van mantelzorg Bijna een derde van de vrouwelijke zelfstandigen heeft de afgelopen twee jaar mantelzorg verricht. Vaak verlenen zij zorg aan een hulpbehoevend, ernstig of langdurig ziek familielid. De helft (49%) van de vrouwen verricht deze zorg 1 tot 8 uur per week. Een vijfde van de vrouwen (21%) verricht ruim een dag tot ruim twee dagen mantelzorg per week. Van de vrouwen geeft 13% aan dat mantelzorg veel invloed heeft gehad op hun bedrijf. Met name achterstand in werk en niet aan dingen toekomen wordt als gevolg genoemd. Op de tweede plaats staat ‘toenemende drukte’. Een kwart van de vrouwen is tijdelijk (14%) of langdurig (10%) minder gaan werken als gevolg van mantelzorgtaken. Van de vrouwen heeft 9% overwogen te stoppen met het bedrijf vanwege de mantelzorg. Ook hier is de groep zelfstandigen die problemen ervaart op dit terrein beperkt. Factoren die van invloed zijn op het ervaren van knelpunten bij het verlenen mantelzorg De factoren die van invloed zijn op het ervaren van meer of minder knelpunten van arbeid en mantelzorg zijn de volgende: • Vrouwelijke zelfstandigen met sterk wisselende werktijden ervaren minder vaak problemen bij het combineren van mantelzorg en werk (70% heeft geen problemen) dan de groep vrouwen met vaste (57%) of enigszins wisselende werktijden (53%). Ook bij het verlenen van mantelzorg geldt kennelijk dat sterk wisselende werktijden als voordeel hebben dat zorgtaken tussen de bedrijven door verricht kunnen worden.
68 •
Samenvatting en conclusies De mate van flexibiliteit bij het indelen van de tijd blijkt ook van invloed op de ervaren knelpunten rond het verlenen van mantelzorg. Vrouwen die hun tijd niet flexibel kunnen indelen, overwegen iets vaker om te stoppen met hun bedrijf dan vrouwen die hun tijd zeer of enigszins flexibel kunnen indelen.
Specifieke knelpunten rond zwangerschap en kraamtijd Ruim een kwart van de vrouwelijke zelfstandigen (28%) ervaart knelpunten op het gebied van zwangerschap en arbeid: zij vinden zwangerschap en het runnen van een onderneming lastig te combineren. Na de geboorte van hun kind is 46% van de zelfstandigen structureel minder in het bedrijf gaan werken. Het gebruiken van vervanging tijdens de zwangerschap en de kraamperiode is niet echt populair onder de vrouwelijke zelfstandigen. De meeste vrouwen vinden het regelen van vervanging ‘niet nodig’. Waarschijnlijk mede hierdoor, blijven veel vrouwelijke zelfstandigen nog lang doorwerken tijdens hun zwangerschap. Maar liefst een 22% van de vrouwen is niet gestopt met werken voorafgaande aan de bevalling. Ruim de helft van de vrouwelijke zelfstandigen (55%) houdt zich niet wettelijke norm zoals vastgelegd in het zwangerschapsverlof (voor werkneemsters), waarin wordt aangegeven dat een zwangere vrouw niet mag werken vanaf vier weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum. Dit geldt ook voor de periode na de bevalling: twee derde van de vrouwelijke zelfstandigen (67%) neemt minder dan 10 weken verlof of rust na de bevalling. Dit terwijl het zwangerschapsverlof zoals door de overheid wettelijk vastgelegd aangeeft dat werkneemsters altijd recht hebben op minstens tien weken verlof na de bevalling. Relatief veel vrouwen zijn niet op de hoogte van het bestaan van de zwangerschapsregeling in de WAZ. Factoren die van invloed zijn op het ervaren van knelpunten rond zwangerschap en kraamtijd De factoren die van invloed zijn op het ervaren van meer of minder knelpunten van arbeid en zijn de volgende: • Met name vrouwelijke zelfstandigen zonder personeel ervaren knelpunten in de combinatie bedrijf en zwangerschap. 43% van de zelfstandigen zonder personeel heeft in de periode van zwangerschap knelpunten ervaren met het runnen van het eigen bedrijf. Van de vrouwen die wel personeel hebben heeft slechts 9% problemen ervaren. Uit deze uitkomsten is af te leiden dat in periode van zwangerschap, wanneer de zelfstandige zelf tijdelijk geheel uit het arbeidsproces is, personeelsleden de onderneming draaiende kunnen houden. Zelfstandigen zonder personeel zijn in veel gevallen genoodzaakt in de bevallings- en kraamtijd het bedrijf tijdelijk stil te leggen of om door te werken. • Ook de factor werkplek is van invloed op de vrouwelijke zelfstandigen die in de twee jaar voorafgaande aan het onderzoek een kind hebben gekregen. Op de stelling “Ik heb zelf niet echt problemen ervaren in het combineren van mijn zwangerschap en mijn bedrijf’’, reageert 38% van de ‘thuiswerkers’’ ontkennend tegenover slechts 14% van de zelfstandigen die vooral buitenshuis werken. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat het vrouwen die hun bedrijf aan huis hebben, meer moeite hebben werk en privé te scheiden. Doordat werk en privé met elkaar vervlochten zijn, is het lastiger om afstand te kunnen nemen van het werk.
Samenvatting en conclusies •
69
Wanneer er gekeken wordt naar zwangerschap en leeftijd dan valt op dat vrouwen in de leeftijdscategorie 25-34 vaker aangeven problemen te ervaren met de combinatie zwangerschap en bedrijf (35%), dan vrouwen in de leeftijdscategorie 35-44 (16%). Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat vrouwen in de leeftijdscategorie van 35 tot 44 jaar gemiddeld al wat langer ondernemer zijn en daardoor bijvoorbeeld beter in staat zijn werkzaamheden over te dragen.
Oplossingen Om de verwachtingen rond de rol van de overheid bij het oplossen van knelpunten rond zorg en arbeid bij zelfstandigen te toetsen is in de telefonische enquête gevraagd in hoeverre de overheid voldoende doet om zelfstandigen te ondersteunen bij het combineren van werk en privé. Iets meer dan de helft is het oneens met de stelling dat de overheid voldoende doet om zelfstandigen te ondersteunen bij het combineren van arbeid en zorg. Gewenste maatregelen Als het gaat om maatregelen doet de helft van de respondenten in de enquête een suggestie. Vrouwen die met een concrete oplossing komen noemen vaak zaken die betrekking hebben op de beschikbaarheid, kwaliteit en kosten van kinderopvang. De vraag is echter of de genoemde maatregelen daadwerkelijk de combinatie van arbeid en zorg voor vrouwelijke zelfstandigen vergemakkelijken. Bijna een derde van de vrouwelijke zelfstandigen gaat ervan uit dat zij zelf veel baat zullen hebben bij de door henzelf voorgestelde maatregelen. Bij de overige 70% geldt dit dus niet of in mindere mate. Behoefte aan ondersteuning vanuit de overheid Bovenstaande kan er voor pleiten vanuit de overheid extra ondersteuning te bieden aan zelfstandigen. Niet alle zelfstandigen hebben overigens behoefte aan extra ondersteuning. Meer algemeen hebben veel zelfstandigen een mentaliteit van niet klagen en zelf dingen oplossen. De door zelfstandigen voorgestelde inspanningen van de overheid worden daarom ook vooral vertaald in maatregelen die oplossingen ondersteunen die door zelfstandigen zélf gekozen zijn. Concreet denkt men vooral aan maatregelen op fiscaal en dus financieel gebied. Naast deze oplossingen, die gestalte kunnen krijgen in specifieke maatregelen voor zelfstandigen (c.q. het aanpassen van bestaande regelingen), is er ook enige behoefte aan meer algemene inspanning van de overheid gericht op ondersteuning van een maatschappelijke cultuur waarin zorg en arbeid gecombineerd kunnen worden. Heel concreet gaat het dan bijvoorbeeld om het uitbreiden van professionele zorgvoorzieningen, maar ook om een meer algemene stimulans van het emancipatieproces van mannen, vrouwen en de maatschappij als geheel. Overigens zijn ook niet alle bestaande maatregelen bekend. Zo is het aantal vrouwen dat onbekend is met de zelfstandigenaftrek (25% van de vrouwen met thuiswonende kinderen en 17% van de mantelzorgers) relatief hoog. Dit geldt ook voor de zwangerschapsuitkering in de WAZ. Bovendien komen niet alle vrouwen voor de zelfstandigenaftrek in aanmerking doordat zij te weinig betaalde arbeid verrichten vanwege zorgtaken.
70
Samenvatting en conclusies
Slotwoord De meeste vrouwelijke zelfstandigen ervaren geen problemen met de combinatie van arbeid en zorg. Wel hebben bepaalde factoren invloed op de mate waarin vrouwen belemmeringen ervaren op het gebied van arbeid en zorg. Het is echter lastig om typologieën af te leiden uit de kwantitatieve gegevens: de groep vrouwelijke zelfstandigen lijkt te divers om per groep specifieke maatregelen te formuleren. Duidelijk is wel dat zelfstandigen met jonge kinderen meer problemen ervaren dan zelfstandigen met oudere kinderen of zonder thuiswonenende kinderen. Tenslotte moet opgemerkt worden dat het onderhavige onderzoek betrekking heeft op zelfvrouwen die op dit moment als zelfstandige werkzaam zijn. Vrouwen die (wellicht vanwege de combinatie van arbeid en zorg) zijn gestopt maken dus geen deel uit van het onderzoek.
71
BIJLAGE 1 ENKELE GEGEVENS OVER ZELFSTANDIGEN IN 19991 Aantal en soort zelfstandigen In 1999 waren er in Nederland circa 733.000 mensen als zelfstandige werkzaam. Een derde hiervan is vrouw (ca. 235.000). Van alle werkzame vrouwen is 9% werkzaam als zelfstandige en 91% als werknemer. Bij drie kwart van de vrouwelijke zelfstandigen (76%) gaat het om iemand met een eigen bedrijf. Bij 17% om een vrouw die meewerkt in het bedrijf van haar partner. De overige 7% zijn vrouwen die bijvoorbeeld als freelancer werkzaam zijn. Gegevens over 1998 laten zien dat het voor het merendeel (zowel bij vrouwen als bij mannen circa 85%) gaat om zelfstandigen zonder personeel (ZZP) of met maximaal 9 personeelsleden (ZMP). In onderstaande tabellen zijn een aantal landelijke gegevens over 1999 weergegeven. Dit is overigens inclusief zelfstandigen met 10 of meer personeelsleden. Tabel B.1
Vrouwelijke zelfstandigen en werknemers in 1999, naar sector
Handel Cultuur en overige dienstverlening Gezondheids- en welzijnszorg Landbouw en visserij Zakelijke dienstverlening Horeca Industrie Bouwnijverheid Vervoer en communicatie Onderwijs Financiële instellingen Openbaar bestuur Totaal
Tabel B.2 12- 19 uur 20-34 uur ≥ 35 uur Totaal
1
Zelfstandigen
Werknemers
20% 17% 16% 14% 14% 7% 6% 3% 3% 3% -
16% 4% 28% 1% 11% 4% 9% 1% 4% 10% 5% 7%
100%
100%
Vrouwelijke zelfstandigen en werknemers in 1999, naar arbeidsduur2 Zelfstandigen
Werknemers
13% 40% 48%
18% 44% 39%
100%
100%
CBS EBB 1999 Personen die minder dan 12 uur per week werken worden niet tot de werkzame beroepsbevolking gerekend en zijn daarom niet opgenomen in de gegevens van het CBS. 2
72 Tabel B.3
Bijlage 1 Enkele gegevens over zelfstandigen in 1999 Vrouwelijke zelfstandigen en werknemers in 1999, naar beroepsniveau
Elementair/lager Middelbaar Hoger/wetenschappelijk Totaal
Tabel B.4
Werknemers
21% 45% 34% 100%
34% 39% 27% 100%
Vrouwelijke zelfstandigen en werknemers in 1999, naar leeftijd
15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar Totaal
Tabel B.5
Zelfstandigen
Zelfstandigen
Werknemers
2% 21% 33% 31% 13% 100%
16% 34% 27% 20% 4% 100%
Vrouwelijke zelfstandigen en werknemers in 1999, naar positie in het huishouden
Partner en kind(eren) Partner, geen kinderen Geen partner, geen kinderen Geen partner, wel kind(eren) Overige (o.a. minderjarigen) Totaal
Zelfstandigen
Werknemers
54% 31% 10% 3% 2% 100%
36% 35% 15% 5% 10% 100%
In 1999 was minder dan 1 op de 10 vrouwelijke zelfstandigen (8%) allochtoon.
73
BIJLAGE 2 INTERVIEWS SLEUTELINFORMANTEN Instelling
Plaats
Zelfstandigen algemeen MKB-Nederland
Delft
FNV Zelfstandige Bondgenoten
Bunnik
Netwerk vrouwelijke zelfstandigen BPW Bussiness and Proffesional Women The Netherlands SVE Stichting vrouwelijke entrepeneurs UVON Unie van vrouwelijke ondernemers Equivalent Sectorale organisaties KNOV Kon. Ned. Organisatie van Verloskundigen VNVA Ver. van Nederlanse Vrouwelijke Artsen SLBB Steunpunt Landelijke Boerinnen Belangen WLTO Westelijke Land en Tuinbouw Organisatie NVP Ned. Vereniging voor personeelsbeleid Recron
Naarden Den Haag Zaltbommel Hengelo(Ov)
Bilthoven Oosterbeek Lochem Haarlem Tiel Arnhem
Overig Mama Cash
Amsterdam
Stew
Amsterdam
J en C
Den Haag
74
Bijlage 2 Interviews sleutelinformanten
Checklist interviews Research voor Beleid en het onderzoek Wie/wat is RvB, achtergrond en doel onderzoek, beschikbare tijd
Achtergrond respondent Missie/doel organisatie, achterban, functie gesprekspartner
Welke belemmeringen ondervinden vrouwelijke zelfstandigen? Welke zorgtaken zijn moeilijk te combineren met een eigen bedrijf Andersom: welke ‘werktaken’ zijn moeilijk te combineren met ‘zorgtaken’ Waaruit bestaat de belemmering? Waarom is het een belemmering? Wat zijn de gevolgen van deze belemmeringen? Is het incidenteel of structureel?
In hoeverre gerelateerd aan de positie als zelfstandige? Speelt probleem ook bij werknemers? Waarom is de situatie van zelfstandigen anders dan die van werknemers (zowel positief als negatief)
Zijn er groepen naar aard en/of de mate van belemmeringen? Verschil tussen sectoren/beroepen (en waarom) Is verschil naar aard of naar mate van belemmeringen? Verschil door locatie/beschikbaarheid van voorzieningen Verschil in achtergrondkenmerken (waarom) Verschil in ‘persoonskenmerken’ (waarom)
Hoe groot is het probleem/zijn deze groepen die problemen hebben? Hoe groot is het probleem, bijv in vergelijking met andere ‘problemen’? Hoeveel prioriteit heeft het? (en waarom) Is het vooral incidenteel of structureel? (en waarom) Voor wie is het probleem groter/minder groot en waarom
Welke oplossingen worden gehanteerd Welke regelingen/voorzieningen zijn er/komen er? Zijn deze afdoende? (en waarom) Welke oplossingen hanteert men zelf en is dit afdoende (en waarom) Waaraan is behoefte (waarom? structureel? Voor wie? hoeveel mensen?)
75
BIJLAGE 3 GROEPSGESPREKKEN Respondenten en hun kenmerken Kenmerken
Locatie Leiden
-
detailhandel: winkel (en catering)
-
eigen bedrijf
-
personeel (2)
-
starter (sept. 2000)
-
kinderen: 2 (3 en 6 jr.)
-
landbouw: veehouderij/kaasmakerij meewerkend partner geen personeel geen starter kinderen: 5 (5 t/m 14 jr.)
Leiden
-
cultuur: textielvormgever (beeldend kunstenaar) eigen bedrijf en freelancer geen personeel geen starter kinderen: 2 (7 en 9 jr.)
Leiden
-
zakelijke dienstverlening: advocaat eigen bedrijf personeel (1) starter kinderen: 2 (3 en 5 jr.)
Leiden
-
gezondheidszorg, sociaal geneeskundige/epidemologe
Leiden
-
eigen bedrijf
-
geen personeel
-
starter
-
kinderen: geen
-
zakelijke dienstverlening: bouwkundige eigen bedrijf geen personeel geen starter kinderen: 2 (6 en 8 j.)
Leiden
-
zakelijke dienstverlening: PR-adviesbureau eigen bedrijf geen personeel geen starter kinderen: 2 (7 en 12 j.)
Leiden
76
Bijlage 3 Groepsgesprekken
Kenmerken
Locatie
-
horeca, cateringbedrijf eigen bedrijf personeel (15) geen starter geen kinderen
Groningen
-
zakelijke dienstverlening, loopbaanbegeleiding eigen bedrijf personeel: ja (1) geen starter geen kinderen
Groningen
-
zakelijke dienstverlening, trendstudio eigen bedrijf en parttime in loondienst geen personeel starter kinderen: 2 (7 en 9 jaar)
Groningen
-
zakelijke dienstverlening, grafische vormgeving freelancer geen personeel geen starter geen kinderen
Groningen
-
zakelijke dienstverlening, conflictbemiddeling eigen bedrijf geen personeel starter kinderen: 2 (13 en 15 jaar)
Groningen
-
zakelijke dienstverlening, organisatie advies eigen bedrijf geen personeel starter kinderen: 1 (22 jaar)
Groningen
-
zakelijke dienstverlening, tekstschrijver eigen bedrijf geen personeel geen starter kinderen: 2 (2 en 6 jaar) nb: kostwinner (partner verricht geen betaalde arbeid)
Groningen
Vrijwel alle deelnemers hebben een partner en zijn hoger opgeleid (HBO/WO)
Bijlage 3 Groepsgesprekken
77
Checklist groepsgesprekken A. Introductie (15 min) • • •
Wat is RvB Waarom dit onderzoek Voorstelrondje: naam, beroep, duur, gezinssamenstelling, inkomen, opleidingsniveau
1. Hoe groot is het probleem (20 min) •
•
• •
Lijst maken voor jezelf: problemen die je de afgelopen 6 maanden bent tegengekomen in het werk, waardoor je je werk niet optimaal kunt doen (5x) (bijvoorbeeld: personeel, regelingen/vergunningen) Lijst maken voor jezelf: problemen die je de afgelopen 6 maanden bent tegengekomen in je ‘privé-situatie’, waardoor je je werk niet optimaal kunt doen (5x) (bijv. ziekte oppas, ziekte kind) Lijst maken voor jezelf: problemen die je de afgelopen 6 maanden bent tegengekomen in je werk, waardoor je privé-situatie niet optimaal is (5x) (bijv. ‘overwerk’) Volgorde prioriteit maken
2. Welke belemmeringen ondervinden vrouwelijke zelfstandigen? (15 min) • • • • •
Als je denkt aan zorgtaken: wat zijn dat dan voor taken/bezigheden? (lijst maken) Welke daarvan leiden wel eens tot problemen (in de combinatie met werk): concrete voorbeelden Waarom? Wat zijn/waren de gevolgen? (Hoe los je dit op)
3. In hoeverre gerelateerd aan de positie als zelfstandige? (15 min) • • •
Zouden werknemers die problemen ook hebben? Wat is dan het verschil tussen WN en ZS? Welke problemen hebben WN wel die ZS juist niet hebben?
4. Zijn er groepen naar aard en/of de mate van belemmeringen? (15 min) •
Waarom is iets voor de ene ZS wel een probleem en voor de ander niet?
5. Welke oplossingen worden gehanteerd/is behoefte aan (15 min) • •
Hoe los je nu moeilijke situaties op? Waaraan is behoefte?
78
Bijlage 3 Groepsgesprekken
BIJLAGE 4 DE VRAGENLIJST