Requiem Bart Oenema Uitgevoerd door Koninklijke Zangvereniging Sappho op Zondag 8 november 2015 in Cultureel Centrum Pancratius te Oosterblokker. Begeleid door Sappho’s Begeleidings Orkest en met solisten Marjo van Someren, Sopraan en Bart Oenema, Bariton.
De componist Bart Oenema heeft in 2008 een requiem geschreven. Een requiem is een mis voor de doden maar Oenema heeft voor het concert van Sappho hier een nieuw perspectief aan toegevoegd. In zijn persoonlijke leven werd hij geconfronteerd met de ziekte van Alzheimer. Door de ziekte van Alzheimer worden de getroffenen bij leven gedwongen om afscheid te nemen van een dierbare. Tegelijkertijd gaat de zorg voor de steeds verder in een mist verdwijnende Alzheimerpatiënt door en is er eigenlijk geen sprake van afscheid nemen. Deze worsteling wordt in korte sobere spreekteksten tussen de muziekdelen door vertelt. Deze vertelteksten sluiten aan op de gezongen teksten van de requiemmis in het latijn. Hierdoor worden de eeuwenoude teksten van de requiemmis verbonden met de problematiek van omgaan met ziekte en lijden in onze tijd. Tijdens het concert van Sappho spreekt Bart Oenema zelf de teksten uit.
Proloog Het ouderlijk huis moet leeg. De kinderen, zelf al middelbaar, laten het leven van de overleden ouders door hun handen gaan. Een kapot speeldoosje met sieraden en brieven, verwassen handdoeken, vergeten speelgoed, kasten vol boeken, maar vooral; chaos. De chaos die Alzheimer in een huis achterlaat. Nadat de moeder met Alzheimer in een verpleeghuis terecht was gekomen had de vader geen zin meer om het huis weer op orde te brengen. Het huishouden liet hem sowieso koud en daarom is het nu aan de kinderen om puin te ruimen. Spullen zijn op de meest wonderlijke plekken beland. De mixer ligt in de linnenkast tussen wat vuile was en een stapel kranten. De paspoorten zijn in de vrieskist terecht gekomen en overal vinden ze briefjes in het handschrift van de moeder. Briefjes om vat te houden op haar leven: Mark is mijn man, Mieke is mijn dochter, Robert is mijn zoon. Dan wat telefoonnummers met daarachter; bellen in geval nood. Op een ander briefje staat: Papa en mama zijn dood, al jaren wordt mij verteld. Geloof ik niet. Onderaan staat: Eenzaam!!! Gevolgd door drie uitroeptekens. Introïtus Requiem aeternam dona eis Domine, et lux perpetua luceat eis. Kyrie eleison. Christe eleison. Kyrie eleison.
Heer, geef hun eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen. Heer, ontferm u over ons. Christus, ontferm u over ons. Heer, ontferm u over ons.
Dag des oordeels “Dus jullie gaan me gek laten verklaren.” Ze zitten in de auto, op weg naar de dokter die een geheugentest bij de moeder zal afnemen. “Dat zou ik jou nooit aandoen, lafaard.” De vader krimpt ineen, de zoon houdt zijn blik strak op de weg. De dokter stelt vragen. De moeder is uitzonderlijk helder. Als een gewond dier vecht ze voor haar leven. De adrenaline lijkt de mist in haar hoofd even te doen optrekken. “Weet u in welke stad we zijn?” De moeder antwoord triomfantelijk dat ze geen vertrouwen heeft in een arts die zelf niet eens weet waar hij is. De zoon is stiekem trots, zo herkent hij haar weer. “Met wat voor auto bent u gekomen?” De moeder ontploft. Autoʼs interesseren haar niet, nooit gedaan. “Is geen interesse in autoʼs tegenwoordig al reden om iemand gek te verklaren. Schande!” “Kunt u een klok voor me tekenen?” De dokter schuift de moeder een leeg vel papier en een pen toe. Ze aarzelt. De strijdvaardigheid in haar ogen maakt plaats voor angst. Ze pakt de pen en de hand die decennia lang gewend was om te schrijven begint onwennig aan een cirkel. Het lukt niet. De wijzers komen ergens rechts onderaan terecht, de cijfers links, en zijn onherkenbaar. Verbijsterd staart de moeder naar het papier. Dan legt ze boos de pen neer: “Ik heb nooit een horloge gedragen, tijd interesseert me niet.”
Op de terugweg kijkt de moeder met een lege blik uit het autoraam. “Wat een aardige mensen waren dat en wat wonen ze daar alleraardigst. Het was echt een hele genoeglijke avond.” Verbijsterd kijken de zoon en de vader elkaar aan. " Dies Irae Dies irae, dies illa solvet seaeclum in favilla, Teste David cum Sybilla Quantus tremor est futurus Quando Judex est venturus Cuncta stricte discussurus
Dag van de gramschap, die dag der dagen welke de wereld in as zal leggen zoals David en Sybilla getuigen Welk een angst zal er zijn Als de Rechter zal komen om alles rechtvaardig te oordelen.
De moeder moet na een staar-operatie terug naar de dokter voor controle. Ze is erg alert want doktoren vertrouwt ze voor geen cent. “En mevrouw, merkt u al verschil.” De moeder kijkt de spreekkamer rond op zoek naar een aanwijzing wat de dokter zou kunnen bedoelen. Haar blik valt op de plastic dwarsdoorsnede van een oor en zegt: “Het gaat prima dokter, ik hoor weer een stuk beter.” Zo is de moeder de godganse dag bezig grip te houden op wat er om haar heen gebeurt. Ze is slim en ontwikkelt trucjes om antwoorden te ontwijken. Maar steeds vaker valt ze door de mand. Wanhopig zoekt ze naar houvast. Kruiswoordpuzzelen schijnt goed te zijn voor de hersenen. Als een bezetene maakt ze kruiswoordpuzzels. Lichaamsbeweging schijnt goed te zijn. Dus wandelt ze urenlang en de vader loopt braaf mee. Groene thee, misschien goed voor de hersenen? Liters drinkt ze ervan. Als een Baron van Münchhausen probeert ze zich aan haar eigen haren uit het moeras van Alzheimer te trekken. Maar het moeras is onverbiddelijk, het kent geen medelijden. Ingemisco Ingemisco tanquam reus, Culpa rubet vultus meus, Supplicanti parce Deus. Preces meae non sunt dignae, Sed tu bonus fac benigne, Ne perenni cremer igne. Inter over locum praesta, Et ab haedis me sequestra, Statuens in parte dextra.
Ik zucht als een beklaagde Schuld kleurt mijn wangen. Ik smeek U, God, spaar mij. Mijn gebeden hebben geen waarde, maar Gij, goede God, spaar welwillend mij van het eeuwig vuur. Wil mij een plaats tussen de schapen, afgescheiden van de bokken, aan de rechterkant bereiden. !
Middernacht, de telefoon gaat bij de zoon. Het is de vader: “Je moeder wil niet naar bed, ze wil naar huis, praat jij alsjeblieft met haar.” Op de achtergrond hoort hij de moeder huilen en schreeuwen tegen de vader. “U moet me naar huis brengen mijnheer, mijn ouders weten niet waar ik ben!” De vader geeft de telefoon aan de moeder. De zoon denkt snel na. Wanneer hij nu “hallo mam” zegt dan snapt ze het niet en dus kiest hij voor: “met mij.” Goed gegokt, want ze antwoordt: ”Pap, je moet me komen halen. Er is hier een man en die wil me niet laten gaan, ik ben bang.” “Rustig maar, je hoeft niet bang te zijn. Die man ken ik heel goed, dat is mijn vader. “Dat is je vader niet, dit is een oude man. Je moet nu komen! Ik wil hier weg.” “Het is echt te laat om nu nog de weg op te gaan. Eén nachtje is toch geen ramp.” “Ik heb geen pyjama.” “Loop maar naar boven, naar de slaapkamer en dan zul je zien dat je pyjama daar al op bed ligt.” Hij hoort de moeder de trap oplopen. Dan klinkt haar verbaasde stem: “Je zult het niet geloven pap maar mijn bed staat hier en mijn kledingkast. Al mijn spulletjes zijn hier. Heb jij dat gedaan?” Een half uur lang praat de zoon op zijn moeder in en uiteindelijk gaat ze naar bed. Dona Nobis Pacem Het speeldoosje (cello solo)
Geef vrede, geef rust
De vader is moe. Moe van het zorgen, moe van steeds dezelfde vragen: “Mogen we hier wel wonen? Van wie is dit huis? Hebben we wel eten? Waar moet ik slapen? Wanneer komen mijn ouders?” Hij is moe van haar argwanende blik, haar woede uitbarstingen. Het doet hem twijfelen. Is het de Alzheimer, of had ze al langer een hekel aan hem en komt dat nu naar boven omdat ze geen remmingen meer heeft. Steeds meer moeite moet hij doen om zich de vrouw te herinneren die ze ooit was. Zijn sprankelende, vrolijke, slimme, lieve vrouw. Vol humor en levenslust. Hij haat het bange, gemene en neurotische hoopje mens dat ze geworden is. En hij haat zichzelf omdat hij steeds vaker een hekel aan haar heeft en de zorg eigenlijk niet meer aankan. In voor en tegenspoed, dat heeft hij haar beloofd. Nu komt het erop aan en kan hij dat niet waarmaken. Steeds vaker staat hij op het punt om haar op te laten nemen. De kinderen zullen hem steunen. Dat weet hij. “Je mag aan jezelf denken pap, je stopt mama niet weg, je laat haar niet in de steek.” Hoe vaak zeggen ze dat niet tegen hem. Maar voor hem voelt het als verraad. Het houdt hem uit de slaap die hij zo hard nodig heeft. Zijn leven smaakt bitter. Leeftijdgenoten zorgen voor hun kleinkinderen en gaan op vakantie. Hij zorgt voor de idioot die ooit zijn vrouw was en zit gevangen in zijn eigen huis. Twijfel, verdriet en boosheid smeulen in zijn hart. Er is alleen geen tijd voor twijfel, verdriet of boosheid. Hij moet door met voor haar zorgen, hij moet simpelweg door. Alleen is hij zo hondsmoe.
Confutatis Confutatis maledictis, Flammis acribus addictis, Voca me cum benedictis. Oro supplex et acclinis, Cor contritum quasi cinis, Gere curam mei finis.
Als de vervloekten uitgestoten zijn, en prijsgegeven aan de felle vlammen, roep mij dan tot de gezegenden. Met mijn hart, als tot stof vergaan, bid ik U, deemoedig en geborgen: draag zorg voor mijn einde.
Agnus Dei Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona eis requiem. Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, dona eis requiem sempiternam. Lux aeterna luceat eis Domine, cum sanctis tuis in aeternum, quia pius es. Requiem aeternam dona eis, Domine Lux aeterna luceat eis Domine Requiem aeternam dona eis, Domine Lux aeterna luceat eis Domine, cum sanctis tuis aeternum, quia pius es.
Lam Gods, dat de zonden van de wereld draagt, Geef hun rust. Lam Gods, dat de zonden van de wereld draagt, Geef hun eeuwige rust. Het eeuwige licht verlichte hen, o Heer, Bij Uw heiligen in eeuwigheid, omdat Gij goedertieren zijt. Geef hun eeuwige rust, o Heer, Het eeuwige licht verlichte hen, o Heer Geef hun eeuwige rust, o Heer, het eeuwige licht verlichte hen, o Heer, Bij Uw heiligen in eeuwigheid, omdat Gij goedertieren zijt.
Prestissimo uit: Wenn ich einmal soll scheiden - instrumentaal
De zoon De vergadering sleept zich voort. De zoon had gedacht vroeg klaar te zijn en nog even langs het verzorgingstehuis te kunnen gaan. Zijn telefoon gaat, het is het tehuis. Hij maakt een verexcuserend gebaar en loopt het zaaltje uit. “Sorry voor het storen, maar we krijgen uw vader niet te pakken en de dokter is zojuist bij uw moeder geweest. Ze heeft longontsteking. Nu willen we graag uw akkoord om met een kuurtje te beginnen.” “Maar we hebben een niet behandelen beleid.” hoort hij zichzelf zeggen. Het voelt of hij de strop om de nek van zijn moeder doet. “Dat staat inderdaad in het zorgplan van uw moeder, maar we wilden dat toch nog even checken. Met een kuurtje is ze op zich zo weer boven-Jan.” “Hoezo boven-Jan?” denkt hij. Zijn moeder zit apathisch in een rolstoel. Ze eet nog, haar hart klopt nog en heel soms brabbelt ze wat. Als dat boven-Jan is, dan liever niet. Maar lijdt ze? Heeft ze pijn? Wat wil ze zelf? Hij heeft geen idee wat er nog in haar hoofd omgaat. Is ze bang? Wil ze dood? Het is surrealistisch. Hij staat op de gang van een kantoor en moet even vlug beslissen of zijn moeder wel of niet dood kan. De moeder heeft, zodra ze de diagnose Alzheimer
kreeg, gezegd dat ze de rit wel uit zou zitten maar dat er geen ommetjes gemaakt hoefden te worden. Dat is toch duidelijk, waarom dan toch dat gepieker. “We staan nog steeds achter het besluit om niet te behandelen. We willen geen kuurtje voor mijn moeder.”
Wenn ich einmal soll scheiden - instrumentaal
Wonder boven wonder overleeft de moeder de longontsteking. Of ze blij moeten zijn met dit wonder is de vraag. Ze is erg verzwakt. Steeds vaker verslikt ze zich en kan het vocht uit haar longen niet meer ophoesten. Een cyclus van longontstekingen die zich maanden voortsleept is het gevolg. Met een niet begrijpende blik kijkt de moeder vanuit haar bed naar haar man en de kinderen. Haar ademhaling gaat steeds moeizamer en ze krabt wanhopig aan haar keel. Dag in dag uit zit de vader machteloos aan haar bed en houdt zijn vrouw vast. Hij ziet haar ten onder gaan in een te lange, ongelijke strijd. De dokter heeft verzekerd dat alles gedaan wordt om haar comfortabel te houden en de vader kan alleen maar hopen dat dit lukt. Hij voelt hoe het leven uit haar wegebt en hoe ze ten slotte overlijdt.
Wenn ich einmal soll scheiden. Wenn ich einmal soll scheiden So scheide nicht von mir. Wenn ich den Tod soll leiden So tritt du denn her für Wenn mir am aller Bängsten Wird um das herze sein So reis mich aus den Ängsten Kraft deiner Angst und Pein
Lacrimosa/Piu Jesu Lacrimosa Lacrymosa dies illa, Qua resurget ex favillaa Pie Jesu, Domine, Dona eis requiem. Amen!
Op die dag van tranen, waarop de schuldige mens uit de as zal verrijzen. Lieve Jezus, Heer, Geef hun rust. Amen! !
Libera me/Hosanna Hosanna Libera me, de morte aeterna Sanctus, Sanctus, Domine Deus Pleni sunt coeli et terra gloria tua. Hosanna in excelsis!
Bevrijd mij, van de eeuwige dood Heilig, Heilig is de Heer God Hemel en aarde zijn vol van Uw glorie. Hosanna in de hoge!
Ik heb je lief - instrumentaal
De Vader De vader blijft alleen achter. Langzaam voelt hij iets van lente in zijn oude botten terugkeren. Geleidelijk aan vindt hij de rust om weer eens een boek te lezen, gaat op pad met zijn kleinkinderen en schrikt hoe oud zijn vrienden geworden zijn. Aan het huishouden doet hij niks meer. Hij heeft genoeg gezorgd. Langzaam kruipt de vader onder de schaduw vandaan die over zijn leven hing. Stapje voor stapje keert in zijn hoofd het beeld terug van zijn vrouw zoals ze was. Hij durft weer fotoʼs van vroeger uit de kast te halen. Herinneren doet minder pijn. ʻs Avonds in bed pakt hij het oude speeldoosje met daarin de brieven die hij en zijn vrouw elkaar hebben geschreven. Hij leest dan vooral de laatste brief, die ze hem schreef voordat ze definitief zou verdwalen in haar eigen hoofd. Nog één keer wilde ze hem vertellen hoeveel ze van hem hield, hoe mooi haar leven met hem is geweest en hoe moeilijk het is om dat los te laten. Iedere avond leest de vader die brief tot ook hij op een morgen niet meer wakker wordt.
Ik heb je lief Ik heb je lief Ik hou je vast, zet de tijd even stil En vergeet zo de pijn, die van nu, die van straks. Ik denk enkel aan jou. Aan hoe jij van me houdt, aan hoe jij naar me lacht, aan een liefde zo groot, dat ze hier niet meer pas. Aan een dag in de zon, aan een plek ver van hier, aan een plek zonder pijn waar de tijd niet bestaat. Ik zie mij daar met jou, je straalt van geluk, dan pak je mijn hand, streelt mijn huid met een kus. Nooit geweten, nooit beseft Hoeveel ik van je hou, meer dan ik je kon zeggen. Nooit geweten, nooit gedacht Dat ik mij zo vertrouwd bij jou zou kunnen voelen. Nooit geweten, nooit vermoed Dat liefde zo zou voelen als het nu doet. Ik heb je lief Ik hou je vast, maar de tijd gaat weer door. En ik ga van je weg Je kan niet met me mee, O, ik hou zo van jou, maar ik laat je nu vrij
Communio Requiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis. Pie Jesu, Qui tollis Peccata Mundi Dona eis requiem, Requiem aeternam Dona Nobis Pacem Kyrie eleison. Christe eleison.
Heer, geef hun eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen. Lieve Jezus, Gij die de zonden van de wereld wegneemt Geef hun rust, eeuwige rust Geef ons de vrede Heer, ontferm u over ons. Christus, ontferm u over ons